Ga direct naar de content

Klimaatverandering: verzekeren van buitenproportionele risico’s

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 17 2005

Klimaatverandering: verzekeren van buitenproportionele risico’s
Aute ur(s ):
D.A. Bloemendaal en M.P. Vogelsang (auteur)
De auteurs zijn respectievelijk als secretaris en (auteur)
senior b eleidsmedewerker Schadeverzekering werkzaam bij het Verb ond van Verzekeraars. p.vogelsang@verzekeraars.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4463, pagina 276, 17 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):

De Rooij en Van den Bergh wijzen in hun artikel op pagina 274-276 van dit nummer op sociaal-economische en natuurlijke factoren die
zorgen voor stijgende schadekosten. De sociaal-economische factoren zijn volgens de auteurs de economische groei, de
bevolkingstoename en de bewoning van kwetsbare gebieden. Op de sociaal-economische factoren kunnen verzekeraars geen invloed
uitoefenen. Wel kunnen zij zorgen dat door een adequaat bedrijfsbeleid de aangeboden risico’s worden verzekerd.
Vervolgens stellen de auteurs dat schade ook wordt veroorzaakt door een veranderend klimaat. De Nederlandse schadeverzekeraars
opereren echter bijna alleen maar in Nederland. Vanuit dit perspectief is het goed alleen naar de Nederlandse markt te kijken. De
bedrijfsresulaten van verzekeraars laten in 2004 zien dat het resultaat van brandverzekeringen (met name opstal) goed is geweest, onder
andere door het ontbreken van stormen en ander verzekerd natuurgeweld als forse hagel en hevige regenval.
De voorspellingen voor het weer en het klimaat in Nederland voor de komende honderd tot tweehonderd jaar laten zeer verschillende
uitkomsten zien. Dit varieert van steeds warmer wordende seizoenen waarbij de winters natter worden en de zomers droger, tot een veel
stormachtiger klimaat als de zeestroom die nu nog boven IJsland draait eerder gaat afbuigen. De horizon van schadeverzekeraars is
echter beperkt, omdat schadeverzekeringen ieder jaar kunnen worden aangepast.
Acceptatie en herverzekering
Wijzigingen in het Nederlandse klimaat kunnen gevolgen hebben voor het acceptatiebeleid van verzekeraars en de wijze waarop risico’s
worden beoordeeld. Via de prijssetting en de capaciteitsaanbieding van herverzekeraars merken ook Nederlandse verzekeraars de
gevolgen van klimaatveranderingen in de rest van de wereld.
Uitschieters in het schadebeeld, vooral bij natuurrampen, worden opgevangen door middel van co-assurantie, waarbij meerdere
verzekeraars één object dekken, dan wel door een deel van het risico onder te brengen bij één of meer herverzekeraars. Herverzekeraars
zijn over de hele wereld werkzaam en zijn daardoor veel meer alert op klimaatveranderingen of uitschieters.
De gevolgen die herverzekeraars ondervinden van een grotere schadelast, onder andere als gevolg van natuurrampen, komen op de
Nederlandse markt op twee manieren tot uiting. Omdat de herverzekeraar in een bepaald jaar verlies lijdt, stijgt meestal de premie en wordt
dus ook de Nederlandse verzekeraar geconfronteerd met hogere kosten. Een ander effect is dat een herverzekeraar door slechte
resultaten een slechtere vermogenspositie heeft en een andere inschatting gaat maken van de te accepteren risico’s, waardoor de
capaciteit die voor de Nederlandse markt beschikbaar komt, kan afnemen. Hierdoor wordt het voor een Nederlandse verzekeraar
moeilijker risico’s onder te brengen en kan ook de prijs stijgen.
Preventie en verzekerbaarheid
In Nederland hechten verzekeraars van oudsher veel belang aan preventie. Hierbij gaat het evenzeer om de brandveiligheid van
gebouwen, inventaris en goederen als om een goede bouwkundige constructie, bijvoorbeeld het zoveel mogelijk voorkomen van het
afwaaien van daken. Dit is een normaal onderdeel van de bedrijfsbeleid van verzekeraars.
In dit beleid wordt op dit moment nog geen rekening gehouden met klimaatveranderingen over honderd of tweehonderd jaar. Het is niet
duidelijk wat het uiteindelijke klimaat zal zijn. Het is moeilijk reserveringen te treffen voor een schadelast die nu nog onbekend en onzeker
is. Bovendien zouden die reserveringen ten laste komen van de huidige groep verzekerden.
Nederland neemt wat het overstromingsrisico betreft in Europa een bijzondere positie in. Het grootste deel van Nederland, in ieder geval
de gehele randstad, ligt onder de zeespiegel. Sinds de watersnoodramp van 1953 hebben verzekeraars het standpunt ingenomen dat het
risico van overstroming door zout- en zoetwater niet is te verzekeren.
Om de gevolgen van een overstroming verzekerbaar te maken en om voldoende reserves te vormen voor een overstroming, zal de
verzekeringspremie sterk verhoogd moeten worden. Bijna alle objecten in Nederland die daarvoor in aanmerking komen, zijn verzekerd.
Deze verhoging komt daarom neer op een algemene heffing. Het is maar de vraag of het verstandiger is een weinig voorkomend extreem

risico te financieren uit de algemene middelen (belastingheffing) zoals is gebeurd met de overstroming van 1953, of dat een bedrijfstak
een dergelijk onzeker voorval afdekt, al dan niet met behulp van herverzekeraars en de overheid, waarbij een groot vermogen, denk aan
zo’n driehonderd miljard euro, opzij wordt gezet.
Het verzekeren van overstroming is bij een normale (traditionele) verzekeringsdekking niet mogelijk zonder de continuïteit van de
bedrijfstak in gevaar te brengen. Binnen de Nederlandse markt hebben verzekeraars onvoldoende capaciteit om buitenproportionele
risico’s, zoals overstroming en aardbeving te verzekeren bij een realistische (acceptabele) premiestelling.
Conclusie
Verzekeraars verzekeren bestaande risico’s terwijl klimaatveranderingen zich geleidelijk in de toekomst voltrekken. Zij volgen de
klimaatontwikkelingen op de voet om hierop adequaat te kunnen reageren. Als bij de risicobeoordeling rekening zou worden gehouden
met toekomstige niet te kwantificeren risico’s, leidt dat tot grote kostenstijgingen voor de consument zonder dat duidelijk is waarom deze
nu al moeten worden opgebracht.
Dicky Bloemendaal en Peter Vogelsang

Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs