Ga direct naar de content

Jrg. 8, editie 378

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 28 1923

28 MAART 1923

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

Beri
*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

8E JAARCANG

WOENSDAG 28 MAART 1923

No. 378

INHOUD

BIz.

OORZAKEN VAN WERKLOOSHKID
door
G. H. llintzen …….274
De Hooge Raad en de ,,Koninklijke” door
Prof Mr. .4. S.
Oppenheim ……………………………….276
De Steenindustrie II door
A. F. Muller …………..278
Het Verslag van de Engelsche Staatscommissie in zake het
Mond- en Klauwzeer
door
Mr. Dr. R. E. Baron de Vos
van Steenwijk …………………………….280
De Nivelleering van Loonen en Salarissen in Duitschland
door
Dr. Kurt Singer ……………………….
281
AANTEEKENINGEN:
Prijzen en bonen in Duitschland ………………
283
Prijsvraag van de American Institute of Accountants
Foundation

………………………….
285
De Hooge Raad en de ,,Koninklijke”
..
…………..
285
INGEZONDEN STUKKEN:
Het Indische Belastingvraagstuk door
J. J. Korndorffer
met naschrift door
Mr. J. Oerritzen ………….. 287
OVERZICHT VAN
TIJDSCHRIFTEN
………………….
288
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

…………
289— 296
Geidkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel. Bankstaten.

Verkeerswezen.
INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRiFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
Rcdacteur-Secretaris van het weekblad: D. J. Wan8ink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aartgeteelcende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telefoon Nr. 3000. Postchèque. en girorekening
Rotterdam No. 8408.

Abownementsprijs voor het weekblad franco p. p. n Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 25,-
per jaar. Losse nummers 50 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daarorn.trent niet anders wordt beslist.

BERICHT.

Met het oog op de a.s. feestdagen zal het volgend

nummer Donderdag 5 April verschijnen.

27
MAART
1923.

De geldruimte bleef ook deze berichtsweek weder

aanhouden, zoodat de rente voor particulier disconto

verder terugliep en men gedurende het grootste

gedeelte der week bijna alle wissels voor 2’s pOt.

plaatsen kon. Daarentegen was de vraag naar pro-

longatiegeld belangrijk grooter en daar de meeste

geidgevers weinig meer voor geld op prolongatie

voelen steeg de rente en kwam op ca. 33j pOt. Het

aanbod van ,,call” was echter zeer groot en meestal

kon men niet meer dan 2 pOt. bedingen.
*

*
S

De weekstaat van De Nederlandsche Bank toont

ook ditmaal slechts
wijzigingen
van ondergeschikte

beteekenis. De post hinnenlandsche wissels steeg met

ruim
f
250.000. De beleeningen
blijken
met
f
5.3

millioen te zijn opgeloopen. Laatstbedoelde stijging

betrof de Hoofdbank en de Agentschappen (bij de

Bijbank liepen de beleeningen eenigszins terug) en

wel
bijna
uitsluitend de effectenbeleeningen.

Het renteloos voorschot aan het
Rijk
daalde met

f 10,9
millioen, de zilvervoorraad met ruim
f
25.000.

De post papier op het buitenland is f
70.000 hooger

dan verleden week, daarentegen
blijken
de diverse

rekeningen onder het actief met
f
8,9 millioen te

zijn teruggeloopen. Ook in de afgeloopen week schijnt

de bank dus weder voor vrij aanzienlijke bedragen

aan Ponden en Dollars te hebben gerealiseerd.

De bi]jettenciculatie daalde met
f
3 millioen; de

rekening-courant saldi liepen
f
2,3 millioen terug; het

beschikbaar metaalsaldo noteert ruim
f 1
millioen

hooger dan verleden week.
*

S S

Ook deze week was de belangstelling op (le wissel-

markt alleen voor francs. Regelmatig liep de koers

: zelfs zeer sterk op Woensdag en Donderdag-

ochtend, toen tot 17,60 voor
Parijs
betaald werd,

waarna een scherpe reactie den koers gisteren weder

op 16,15 bracht. Berichten over het al of niet ver-

leenen van steun door de Fransche regeering blijven

verdeeld. Er wordt aangenomen dat weliswaar niet

van een directen steun door de Banque de France

kan gesproken worden, maar dat onder medewerking

en op verlangen van de regeering door verschillende

banken van een gunstige marktpositie gebruik ge-

maakt wordt om den koers op te drijven.

LONDEN,
24
MAART
1922.

De geldmarkt is gedurende de afgeloopen week

wederom ietwat vaster geweest; daggeld zette in op

2 pOt. en bereikte 3 pOt. op Woensdag, toen twee

Olearing Banks als geldnemers in de markt kwamen,

hetgeen een vergrooting van de schuld aan de Bank

of England ten gevolge had. Op Donderdag deed dag-

geld niet meer dan 2Y2 pOt.,
terwijl
zevendaagsch

geld voor 2 pOt. verkrijgbaar was en voor 14 pOt.

vernieuwd werd.

In de discontomarkt waren de koersen onveranderd;

prima 3 maands wissels deden 23—/16 pOt.

Daggeld 2–3 pOt.

Zevendaagsch geld 154-2 pOt.

Treasury Bills 3 maands 2_2
1
1
16
pOt.

2, 3 maands prima bankaccept 2Y8_
3
/
16
pOt.

4 maands

idem

21_3′ pOt.

6 maands

idem

294-
7
1
pOt.

274.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

OORZAKEN VAN WERKLOOSHEID.

Aan het verzoek, om in dit tijdschrift de oorzaken

van de heerschende werkloosheid te beschrijven, als
samenvatting van hetgeen door mij onlangs meer uit-

voerig is besproken, wil ik gaarne voldoen.

Onder de groote sociale problemen staat thans het
werkloosheidvraagstuk op de eerste
lijn.
Het heeft

voornamelijk een
sociaal
karakter, waar men zijn ge-

volgen heeft te overzien en de zoo moeilijke vraag van

hulpverleening aan de buiten werk geraakten tot
op-

lossing wil brengen. Meer een
economisch
karakter

bij het opsporen van de oorzaken, die zeer begrijpelijk

minder de belangstelling opwekken dan de nood, die

er het gevolg van is.

Het gaat hier niet om een tijdelijke, locale depres-

sie, niet om de naweeën van staking of uitsluiting,
wij staan hier voor een veel ernstiger verschijnsel van

wijde strekking en waarneembaar in bijna alle landen

van Europa. De Vereenigde Staten met hun rijke

hulpbronnen, hun geordend financiewezen, vertoonen

een ander beeld, en eigenaardig genoeg dat Duitsch-

land, dat de groote meerderheid van
zijn
bewoners
een ellendig bestaan ziet voortsleepen, van werkloos-

heid haast
bevrijd
bleef. Daar bleef de voortbrenging

in vollen gang. Een bewijs, dat een zeer gunstige

werkloozenstatistiek nog geen aanwijzing is van heer-
schende welvaart.

Het geheele vraagstuk betreft niet de arbeiders
alleen. Nauw
zijn
daarbij het kapitaal, de onderne-
mers, de neringdoenden, de belastingplichtigen be-

trokken. De werkloosheid is een symptoom van de
malaise, waaronder nu reeds twee jaren de wereld
gebukt gaat.

Beide vinden hun oorsprong in de geweldige ge-
beurtenissen, die zich sinds 1914 hebben afgespeeld.
De oorzaken zijn in hoofdzaak internationaal, van
politieken en van economischen aard. Men zou er over

kunnen twisten, welke oorzaak den voorrang verdient.

Met het politieke element is echter het economische zoo nauw verbonden, dat dit laatste in elke fase van
de ontwikkeling mede op den voorgrond treedt.
Toen de wereldoorlog uitbrak, was niemand voor-
bereid op
zijn
langen duur. Integendeel, men was
sterk in het geloof, dat de beslissing niet lang op
zich zou laten wachten, of dat de voorbeeldelooze in-
spanning van krachten de financiën der strijdende

partijen weldra zou hebben uitgeput. Een naïeve op-
vatting, die door de feiten is gelogenstraft. Want ie
den oorlogsroes werden economische bedenkingen op
zijde geschoven. Slechts één doel stond elk der par-
tijen voor oogen. De oorlog moest gewonnen worden.
En iutusschen werd staat na staat in de draaikolk
meegesleept. De verwoesting van schepen, de vernie-
tiging van goederen nam schrikbarende afmetingen
aan, particulier eigendom werd niet meer ontzien,
den neutralen werd de vrije beweging ontnomen.
Een oorlog, die gelocaliseerd blijft, en de volks-
kracht niet uitput, behoeft ondanks de onvermijdelijke
kapitaalsvernietiging nog niet tot een ernstige crisis
te leiden en werkloosheid na zich te sleepen. De econo-
mische orde kan worden hersteld, dank zij den steun
van eigen of vreemd kapitaal, dat voor het herstel
de werkkrachten tot zich trekt. Maar de wereldoorlog bood geen kans tot een zoo gunstige oplossing. Naast
de materieele verliezen kwam de ontreddering van het
bedrijfsleven. Fabrieken werden voor militaire doel-
einden ingericht en de arbeid daarheen verplaatst.
Het internationale verkeer verloor zijn beteekenis.
En é.n van de ernstigste zonden, die zich nog lang
na den oorlog zou wreken, was de kunstmatige ver-
meerdering van de credietmiddelen. Met financieele
draagkracht werd geen rekening gehouden. Of door
leening òf door steeds nieuwen toevoer van bankbil-
jetten moest in de aangroeiende behoeften worden
voorzien, het was niet mogelijk, de inflatie te keeren
en uit den doolhof van milliarden den uitweg te
vinden.

Was op den oorlog een economische vrede gevolgd,

te verhoeden zou niet zijn geweest, dat de wereld on-

danks noeste vljt en groote bezuiniging jaren onder

de gevolgen zou hebben geleden.. De economische vrede
is niet gevolgd. Verre van dien. Instede van de econo-

mische wereldbelangen op den voorgrond te plaatsen,

lieten zich de machthebbende overwinnaars bijna uit-

sluitend leiden door politieke overwegingen ter onder-

drukking van de overwonnenen. Ook op de finan-

cieele eischen werd de inflatie in toepassing gebracht,

en de grondslag gelegd voor de noodlottige verwar-

ring, waarvan ook thans nog niet de oplossing is te

voorzien. Daarbij kwam een eigenaardig gebrek aan

economische kennis van de gesteldheid der landen,

die op de kaart van Europa een wijziging zouden on-

dergaan. Bij de politieke verdeeling der staatsgemeen-

schapen werden economische verbanden uit elkaar
gerukt, aan sommige is de bestaansmogelijkheid ont-

nomen, nieuwe werden op zwakke grondslagen geves-

tigd. Vroeger belangrijke afzetgebieden gingen ver-

loren, want hoe kon vertrouwen worden gesteld in
het aanknoopen van verbindingen, waar alle zeker-

heid door vreemde politieke inmenging, verschuiving

van productie, verandering van valuta, werd onder-

mijnd?
Ongetwijfeld is de toch reeds ongunstige toestand

verscherpt door het
ingrijpen
der overwinnaars, en

de geringe koopkracht nog verzwakt door maatrege-

len, die den opbouw van een groot deel van Europa

tegenwerkten. Duitschland en Oostenrijk niet alleen
zijn de slachtoffers van het tractaat van Versailles.

Daarop is een tweede periode gevolgd, die hoofd-

oorzaak werd van malaise en werkloosheid. Vrij alge-

meen was de meening, dat het tijdperk van herstel
was aangebroken, en een voorspoedige toekomst voor

werkgevers en arbeiders was weggelegd. Zij is van
korten duur geweest, en de opleving na 1918 heeft
wrange vruchten gedragen. Daaraan draagt de bevol-
king in al hare geledingen de schuld, – overheid en

particulieren, werkgevers en werknemers, credietge-
vers en credietnemers. De geschiedenis van die jaren
ligt nog versch in het geheugen. Vele voorraden wa-ren uitgeput, voor de scheepvaart was er gebrek aan

bodens om het internationale verkeer te bedienen, de
woongelegenheid was onvoldoende. Om in al die noo-
.den te voorzien, ontwikkelde zich een koortsachtige
bedrijvigheid in den handel, in de fabrieken, op de
werven. Van werkloosheid was toen geen sprake meer.
Ook in ons land, waar ze gedurende den oorlog em-
stige zorg had gebaard, kwamen de gedemobiliseerden
spoedig aan den arbeid. De groote oorlogswinsten von-
den gereede belegging in allerlei bedrijf, hooge be-
lastingen werden geheven, en de regeeringen deinsden
niet terug voor aanzienlijke uitgaven, die soms ten
behoeve van groote volksgroepen een duurzamen last
zouden leggen op de schouders der geheele bevolking.
Veler overtuiging was, dat de wereld van v66r 1914
voor een betere de plaats zou ruimen. Inzonderheid de
arbeiders, die door steeds
stijgende
bonen hun leef-
wijze op hooger peil brachten, meenden op den duur
betere bedrjfsvoorwaarden te kunnen bedingen, en,
ten deele beheerscht door de revolutionnaire beweging
in andere landen, een omwenteling te zullen brengen.
in hun verhouding tot kapitalisten en ondernemers.

Overigens zijn twee factoren van groote beteekenis
voor de verdere ontwikkeling geweest, de overkapita-lisatie en de onzekerheid der wisselkoersen.
De overkapitalisatie was een rechtstreeksch gevolg
van de buitensporige verwachtingen van de toekomst.
Onder den indruk van de ruime bestellingen en de
stijgende prijzen gaven tal van ondernemingen groo-

tere uitbreiding aan haar
bedrijf:
nieuwe scheepswer-

ven en fabrieken verrezen om de
belangrijke
voordee-
len te behalen, die reeds anderen toevielen. Daarvoor

moest een krachtig beroep worden gedaan op de geld-
gevers, de bankinstellingen, en ook deze, medegesleept
door de buitengewone conjunctuur, lieten niet na aan
de reeds gedurende den oQrlog door emissies verhoog-

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

275

de kapitalen nieuwe toe te voegen om de industrieele
eischen te bevredigen. De levensvatbaarhêid van vele

ondernemingen werd maar al te zeer overschat.
Ongetwijfeld had de conjunctuur een reëelen onder-

grond, en ofschoon speculafieve neigingen soms zeer
sterk tot uiting kwamen, werd het publiek niet, zoo-

als b.v. na den oorlog van 1870, verleid tot deelne-
ming in fantastische ,,Gründungen”. Maar van bij

vroegere crisis opgedane ervaringen werd geen partij

getrokken, en de reactie was dubbel noodlottig, om-
dat het zoo noodzakelijke herstel na den oorlog door

de overdrijving nog werd vertraagd.
De tweede factor, de onzekerheid in het interna-

tionale verkeer door de min of meer heftige schom-

melingen der wisselkoersen, bleef niet tot die periode
beperkt; de onzekerheid duurt voort. Zij verhindert
de normale ontwikkeling van in- en uitvoer;
zij
be-

lemmert de vrijheid van beweging van de industrie. De

met geringe tusschenpoozen voortgezette afbrokke-
Jing van de Duitsche wisselkoersen vooral heeft aan de transacties met het buitenland een speculatief ka-

rakter gegeven, een rustig verkeer onmogelijk ge-
maakt. Teleurstellingen hebben soms geleid tot in-krimping of sluiting van het bedrijf, met werkloos-

heid mede als uitkomst.
Op de overprikkeling is de onafwendbare reactie

gevolgd, en het vertrouwen is niet hersteld. Vertrou-
wen is de voorwaarde bij uitnemendheid voor herstel.
Maar het vertrouwen keert niet terug, zoolang een
nationalistische politiek middelen bezigt, die onver-
eenigbaar zijn met economischen vrede, zoolang onze-
kerheid bestaat omtrent de levensvatbaarheid van

vele door de malaise bedreigde ondernemingen; zoo-
lang het credietwezen niet op steviger grondslag rust.
In groote
lijnen
zijn hiermede de hoofdoorzaken
aangegeven, die ons in den tegenwoordigen toestand

hebben gebracht.
Andere oorzaken zijn van minder verre strekking
dan oorlog en schijnvoorspoed, meer intern van aard,
meer sociaal van karakter.
De mate van werkloosheid loopt in de verschillende
landen zeer uiteen. Ons land is door zijn ligging, door
de onmacht van zijn vroeger zoo machtigen nabuur
en door de zouden in het korte verleden wel zeer

zwaar getroffen. Er zijn nog bedrijven, die in buiten-
gewoon gunstige omstandigheden verkeeren en den

nood der
tijden
niet voelen. De werkloozenstatistiek

geeft een aanwijzing waar de zwaarste slagen vallen.
De naaste oorzaak van werkloosheid in eenig vak ligt
gewoonlijk v’or de hand, hetzij dat uitvoer van goe-
deren afstuit op de aan het valutarisico verbonden ge-

varen of op onbetrouwbaarheid en geringe koopkracht
van buitenlandsche koopers, hetzij dat een grootsch
opgezet
bedrijf
moet worden ingekrompen of overpro-
ductie de zaken tot stilstand doemt. Ieder kent de
voorbeelden uit de practijk. Een sprekend voorbeeld

zijn scheepsbouw en scheepvaart, die jaren van noode
zullen hebben om uit hun verval te geraken.
Om de depressie te boven te komen en de productie zooveel mogelijk weer in meer geregelde banen te lei-den, zouden overleg en samenwerking tusschen werk-
gevers en arbeiders als eerste eisch mogen worden
gesteld. Door het nemen van geringe winst en het
berusten in matig loon, bezuiniging dus in de pro-
ductiekosten, kon het herstel worden verhaast. Van
de overheid mocht worden verwacht, •dat zij door
een rustig beleid
bij
dit sociaal economisch vraagstuk
een krachtigen steun in die richting zou verleenen.
Aan die eischen werd allerminst voldaan. Geen
samenwerking maar
strijd.
Geen gemeenschappelijk
overleg om in het belang der gemeenschap het pro-
ductief vermogen te ontwikkelen, maar stakingen aan
de orde van den dag, wantrouwen en
naijver,
hoogstens
een moeizaam overleg om de loonactie haar scherpte
te ontnemen.
Ligt de schuld bij de ondernemers of bij de arbei-ders? Een vraag, waarop elke partij haar eigen ant-
woord geeft. Maar moeieljk is, dunkt mij, voor tegen-

spraak vatbaar, dat, wat ook ondernemers – en

terecht – in de jaren van voorspoed ten laste moge
zijn te leggen, zij in dit tijdperk van depressie ge-

dwongen
zijn
net bescheiden winst genoegen te nemen

of zonder winst, zelfs met verlies te werken, om het
bedrijf althans in stand te houden. Gebrek aan initi-
atief wordt hun van sommige zijden verweten, zelfs
de Minister heeft daarop gezinspeeld. Is men nu reeds

de
;
harde lessen vergeten, die voorzichtigheid vooral

tot eisch stellen?
Eenigszins anders staat het met de arbeiders. Nog

kort geleden werden alle eischen van loonsverhooging

en. lotsverbetering ingewilligd, bijna afgedwongen.

De werknemers verkeerden in een bevoorrechte posi-
tie, die zij daarna niet dan na veel strijd wilden prijs-

geven. Een begrijpelijk verzet na de met een luchtig

optimisme opgewekte verwachtingen van een betere
toekomst, na de aanvuring en voorspiegelingen van
hun leiders, bij het meer en meer postvatten van de

meening, dat
zij
in het productieproces door kapitaal

en ondernemers worden benadeeld. Ook hier worden
economische belangen ondergeschikt gemaakt aan de

politiek. Deze beperkt de individueele
vrijheid.
De

arbeider is niet
vrij
in het aanvaarden van een be-

looning die hem goeddunkt,
hij
is gebonden aan de

voorschriften van zijn vakorganisatie. De organisaties
zijn een macht in den Staat, en het heeft soms den

schijn, alsof aan niet-georganiseerden een smet zal

gaan kleven.
Werkgevers en arbeiders beiden zijn de producen-
ten. De regeling der voortbrenging is voor een goed deel in hunne handen. Onder de storende invloeden
van buiten is het uiterst moeielijk de productie op te

voeren, maar in meer dan een
bedrijf
is dit soms mo-

gelijk bij billijke verlaging van loon. In de export-
industrie vooral, die zich met de huitenlandsche
mededinging moet meten, en waarvan de bloei voor
ons land onontbeerlijk is, komt het er op aan.
Stonden wij voor een depressie van niet langen

duur, het verzet zou minder kritiek uitlokken. Nu is

het
vrij
zeker, dat het einde nog verre ligt, want ook
al wordt de buitenlandsche politiek minder gevaar-
lijk voor het algemeen welzijn, dan nog is het twijfel-
achtig of de maatschappij zich buiten de geheel of
ten deele geruïneerde rijken, tot het peil van v66r

den oorlog zal opwerken. Overigens levensvatbare
ondernemingen zullen moeite hebben de daarin vast-gelegde en op hoogen bloei berekende kapitalen bin-
nen afzienbaren tijd inderdaad vruchtdragend te ma-
ken. De gedachten mogen wel eens teruggaan naar
vroegere tijdperken van langdurige malaise, waarin

het leven op bescheiden voet moest worden ingericht.
Onder die omstandigheden handhaving van hooge
bonen voor te staan is niet verdedigbaar. Het is een
anomalie dat
bij
een niet onbeteekenend percentage

van werkboozen in de
bouwbedrijven
en den voortdu-
renden woningnood, de bonen, met in achtneming

der
prijsstijging,
de vroegere zoo aanzienlijk overtref-
fen. Het moge een triomf zijn voor de voormannen der loonpolitiek; van economisch standpunt bezien
is er geen reden zich daarover te verheugen.

Overigens zal toch reeds de productie niet zoo snel
gebaat
zijn,
omdat een groote loonsverlaging niet plot-
seling kan intreden.
De jaren na den oorlog
zijn
jaren van geestesver
warring geweest. In breede kringen der bevolking is
de mentaliteit een geheel andere geworden. In binnen-
en buitenland zijn regeeringslichamen aan de door
den schijnvoorspoed gewekte indrukken niet ontko-
men. Te weinig acht is geslagen op de demoralisatie,
die er mede gepaard ging. De funeste invloed van bui-
tensporige winsten, bonen en verteringen is niet on-
opgemerkt gebleven, maar bij de regeling van sommige
arbeidsverhoudingen is die eer versterkt dan ver-
zwakt. De plicht van een ieder om door zijn arbeid
tot herstel der zieke gemeenschap bij te dragen, is niet
genoegzaam erkend.
Bij het bepalen van den
werktijd
was niet de eerste

276

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

eisch vooral arbeid, maar vooral vrijheid en ontspan-

ning. De wensch der Ohartisten uit het midden der
vorige eeuw werd vervuld. De achturige arbeidsdag

behaalde de overwinning. Hiermede voor ons land,

dat aan de spits zou staan, niet tevreden, schonk
ons de wetgever een 45-urige werkweek, zonder zich

veel te bekommeren om de zoozeer uiteenloopende be-
drijfseischen, en met het natuurlijke gevolg van mid-

dellijke of onmiddellijke bedreiging van straf tegen

dengene,die de hem door de natuur verleende krach-

ten zonder schade voor zijn welzijn, boven de grens kon
en wilde benutten. Een ieder heeft in eigen omgeving
de
talrijke
teekenen van arbeidsschuwheid kunnen
waarnemen; de erustige aard van dit symptoom schijnt
aan de overheidsorganen te zijn ontgaan.

Voor voorkoming van werkloosheid, voor de arbeids-

bemiddeling is van overheidswege door de uitbreiding

der arbeidsbeurzen een goed werk gedaan. Maar waar-

om die weer dienstbaar gemaakt aan een bedenkelijke

loonpolitiek! Standaardloonen moesten ten behoeve

der werkloozen worden gehandhaafd. Wie bij de
arbeidsbeurs is ingeschreven, mag door den werkgever

niet in dienst worden genomen beneden het standaard-
loon, dat voor het
bedrijf is vastgesteld. Den wèrklooze
dus, die een uitkeering geniet verre beneden het loon,
is het niet veroorloofd zijne positie door aanvaarding

van een betrekking aanzienlijk te verbeteren, wanneer
de werkgever voor de uitvoering van het werk het

voile standaardloon niet kan betalen. Slechts noode

heeft de overheid er onlangs in berust een uitzonde-

ring te maken, toen een zeer groote bestelling de
nijverheid dreigde te ontgaan, waarbij honderden
werkloozen waren betrokken.

Enkele voorbeelden slechts, waarin de mentaliteit
der officieele organen tot uitdrukking komt.

Het is hoog tijd, dat zulke opvattingen worden
herzien. De aandacht wordt reeds te zeer afge-
leid naar ver reikende plannen, waarvan de verwe-
zenlijking zelfs in gewone
tijden
met buitengewone
moeielijkheden zou hebben te kampen, en waarvoorde
tijd nog niet
rijp
is. De nood zal tot verstandiger
inzicht dwingen, gelijk Jiij soms al gedaan heeft, even-

als naar ik vrees eerst de nood de gemeenschap het

volle besef zal bijbrengen, dat arbeid en bezuiniging
hoofdvoorwaarden zijn voor het economisch herstel.
De
tijden
zijn somber en nog vergeefs ziet men uit
naar vriendelijke lichtpunten, die de hoop doen her-
leven. Maar zulke
tijden
zijn er meer geweest. De
energie is niet uitgedoofd, de productiemiddelen zijn een machtige steun voor den opbloei. Met rijke oog-
sten, technische kennis en voortvarendheid kan de
maatschappij spoediger in evenwicht komen dan wij
thans durven verwachten.
G. H. HINTZEN.

DE H000E RAAD EN DE ,,KONINKLIJKE”.

Het is al weer eenige jaren geleden dat ik voor
de leidsche fabrikanten eene lezing zou houden, die
ik aangekondigd had onder den naam: ,,Deugden en
gebreken van naamlooze vennootschappen”. Een van
mijne toenmalige collega’s in de leidsche juridische
faculteit gaf mij den welgemeenden raad, alleen over
de gebreken te spreken, want, zoo zeide hij, de men-
schen luisteren veel eerder naar en gelooven veel lie-

ver in kwade dan geoorloofde praktijken. De raad was
even menschkundig als goed gemeend en ik dacht er
aan terug, toen ik in het dagblad, dat in ons land wel-
licht het grootste aanzien geniet, naar aanleiding van

een door den hoogen raad ten nadeele der Koninklijke, in een moeilijke, ingewikkelde belastingkwestie gewe-
zen arrest,
1)
las, dat het zoo was toe te juichen dat ons
hoogste rechtscollege die
Koninklijke,
die door schijn-
overeenkomsten den fiscus trachtte te onthouden
waarop deze rechtmatig aanspraak heeft, met de kous
op den kop naar huis had gestuurd. Ik was en ben
vast overtuigd, dat deze voorstelling van zaken met

1)
[Zie voor den tekst van dit arrest pgn.
285 van dit
nummer. – Red.]

graagte zal worden gelezen, geloofd en rondverteld en

dat wie twijfel zal opperen of een bedeesd ,,audite et

alteram partem” zal stamelen, hoorders noch lezers

zal vinden. Ik zou er dan ook niet aan gedacht hebben

deze ondankbare rol te spelen, ware het niet, dat de
redactie van dit weekblad mij had verzocht, wat

licht te outsteken over ‘s hoogen raad’s uitspraak, die
om met argumenten te kunnen worden gelaakt of toe-

gejuicht, eene andere behandeling behoeft, dan een

dagblad kan bieden. Deze uitnoodiging was – ik

erken het volmondig – tè verleidelijk en ik heb haar
geen weerstand kunnen bieden.

Het jaar 1907 was voor de petroleumwereld een
van blijvende historische beteekenis. De engelsche

,,Shell” en de nederlandsche ,,Koninkljke” besloten

toen, na lange en moeizame onderhandelingen, dat

ieder harer wèl zelfstandig zou blijven be-
staan, maar dat zij in eene verhouding van

60 (de Koninklijke)-40 (de Shell) de verkre-

gen resultaten zouden verdeelen. De eenvoudig-
ste vorm om aan dit besluit uitvoering te geven

zou ongetwijfeld een zijn geweest als, bijvoorbeeld, in

ons land is gekozen door de Hollandsche en de Staats-

spoor: ieder blijft gewoon doorwerken, concurreert
zoo weinig mogelijk met den ander, en aan het einde

van ieder jaar telt men de winsten bij elkaar en ver-
deelt ze overeenkomstig de vooraf vastgestelde ver-

houding. Als deze vorm door Koninklijke en Shell

was gekozen, zou nimmer eenige belastingmoeiljkheid

zijn ontstaan: de winst- en verliesrekening der Ko-

ninklijke zou nimmer een hooger winstcijfer hebben

hunnen aangeven dan 6110 van de geheele winst,, om-
dat, zoo zij op zichzelf al meer winst had gemaakt,
zij dit meerdere aan de Shell had moeten afdragen.

Er waren echter destijds redenen, die op het oogen-
blik van geenerici belang meer zijn, om een gecom-

pliceerder vorm te kiezen; Koninklijke en Shell richt-
ten te zamen twee nieuwe maatschappijen op: in
Nederland ,,De Bataafsche”, in Engeland ,,de Anglo-

Saxon”. Deze maatschappijen zouden, om het nu maar
zoo eenvoudig mogelijk voor te stellen, ,,het werk
doen”; Koninklijke en Shell zouden op hare lauwe-
ren rusten en
jaarlijks
respectievelijk 60 en 40 pro-
cent van de winsten der werkers opstrjken. Zij wer-
den dus zoogenaamde ,,holding companies” ten aan-

zien van Bataafsche en Anglo-Saxon, wier aandeelen,
altijd weer in de verhouding van 60 en 40, geheel in
hare handen waren.
Deze, ietwat ingewikkelde, opzet voldeed aanvan-
kelijk goed, maar bleek zeer groote bezwaren te heb-
ben, zoowel voor de nederlandsche als voor de engel-
sche fractie, toen de belastingen steeds meer en meer,
zoowel hier als daar, de factor werden waarop de
naamlooze vennnootschap bij de uitoefening van haar
bedrijf v66r alles heeft te letten. Een ieder die van
belastingmoeiljkheden ook maar eenigszins op de hoogte is – en wie is dit tegenwoordig niet – weet,
hoe vooral bij internationale verhoudingen, het spook

der dubbele belasting tot dusver wel met talent en
ijver op internationale
bijeenkomsten
is besproken,
maar tot heden toe niet is verdreven. Op de dertigste vergadering van de International Law Association in
1921 hier
in
den Haag gehouden, bracht prof. Suyling
er een rapport over uit en zeide, sprekende over
Engeland en Nederland:
,,that the harm caused by double taxation is strongly
feit in both countries” en dat ,,the tax rates nowadays
eharged are so high that double taxation tends to approach
the line which separates taxation from confiscation”
(Re-
port of the thirtieth conference 1 bi. 430 en 431).

Het onderwerp heeft verder de volle aandacht der
,,International Ohamber of Commerce” (Zie Digest
No. 25 ,,The problem of double taxation”) en zelfs
van den Volkenbond. ,Iuist dezer dagen bevatten de
couranten het bericht dat de cemmissie, door den bond
benoemd ter bestudeering van dit vraagstuk, waarvan
o.a. de algemeene secretaris van het instituut dat
dit weekblad uitgeeft lid is, te Genève
bijeen
is geko-

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BÉRICHTEN

277

men en reeds in 1921 bracht Sir Basil P. Blackett

aan de ,,section financière” van den bond een uit-

voerig rapport over dit vraagstuk uit.
Ook de nederlandsche wetgever beseft, dat dub-
bele belasting, om met Suyling te spreken, meer op
,,confiscation” dan op ,,taxation” gelijkt en doet,

binnen zekere grenzen, het zijne ter bestrijding van

dit euvel. Ik herinner aan bepalingen als artikel 99
van de wet op de inkomstenbelasting; aan de, na veel

wederwaardigheden tot stand gekomen, artikelen 100,

lOObis en ter dier wet, die inmiddels al weer naar
de wet op de dividend- en tantièmebelasting zijn ver-
huisd; aan de voorschriften die de minister van finan-
ciën, daartoe gemachtigd door de Wet van 16 April
1920 (Stb. no. 192), heeft uitgevaardigd. Al deze

voorschriften bewijzen, dat ook de fiscus
begrijpt
dat

het zelfs met belastingen ,,te gek” kan worden, maar

zij
bewijzen
dit, gelijk ik opmerkte ,,binnen zekere

grenzen”. De minister Koikman wees er indertijd
reeds in de memorie van toelichting tot de inkom-

stenbelasting op, dat de nationale wetgever hier nu
eenmaal niet zoo ver gaan kan en mag als hij eigen-
lijk wel zou willen; dat hij er voor moet waken vreem-

delingen, die in hun eigen land reeds belasting moe-
ten betalen, niet te veel ter wille te zijn, omdat er
anders voor het buitenland geen prikkel meer bestaat

het vraagstuk met Nederland
bij
tractaat te regelen.

En alleen langs dien weg zou eene behoorlijke opios-
sing zijn te vinden. Artikel 101 van de wet op de in-
komstenbelasting maakt voor zulke tractaten wel vrij
baan door de kroon te machtigen ze, buiten de staten-
generaal om, te sluiten, maar het staat tot heden toe

voor parade in het staatsblad.
Bekeken onder dit licht wordt duidelijk het wets-
voorschrift dat in het arrest van den hoogen raad,
den 31sten Januari van dit jaar ten nadeele der Ko-ninklijke gewezen, de voorname rol heeft gespeeld: artikel 3 van de wet op de dividend- en tantièmebe-
lasting. Tn eenvoudige taal weergegeven, bepaalt het
artikel, dat eene hier gevestigde holdirigeompany eerst

be]astingplichtig wordt als zij meer uitkeert dan zij
van eene hier gevestigde werkmaatschappij heeft ge-
noten. immers, de werkmaatschappij heeft, toen zij
aan de holding uitkeerde, den nederlandschen fiscus
reeds betaald vat des fiscus was en het zou al te heb-
berig zjjn als die zelfde fiscus, wanneer de holding

company onder
hare
aandeelhouders den buit gaat
verdeelen, ten tweeden male van het zelfde bedrag
belasting ging heffen.
Buitenlandsche wetgevers, met name Engeland,

volgen eene
vrijwel
gelijke politiek. Ook daar een

prjzenswaardig streven nationalen op het punt van
dubbele belastingen tegemoet te komen maar een
zekere sehuwheid vreemdelingen te helpen om de
zeer begrijpelijke reden, dat men anders straks, hij de zoo lang verheide internationale regeling, zal trekken
aan het kortste eind. Nu behoeft men waarlijk geen uitgeslapen belastingontdniker te zijn om te begrij-
pen, dat een concern, opgezet als de Koninklijke-Shell,
(lat over en weer aan elkaar afstaat een gedeelte der
winsten der werkmaatschappijen waarvan het de aan-
deelen in handen heeft, om vervolgens die winsten
aan de aandeelhouders uit te keeren, van dit altijd
maar wachten op internationaal overleg en dat inmid-
dels laten bloeden van vreemdelingen, het kind van
de rekening zou worden als het passief bleef toe-
kijken en zich geduldig liet afslachten De wetgevers
zelve waren het die drongen in
dèze
richting: de

hollandsche
holding company keere zooveel mogelijk

uit wat de
hollandsche
werkmaatschappij verdient, de
engelsche holding doe het zelfde voor de engelsche
werkmaatschappij. Want zoodra gaat niet de holland-
sche holding uitkeeren wat in Engeland is verdiend,
en de engelsehe vennootschap wat de Hollander ver-
gaarde, of
beide
landen gaan over het zelfde bedrag
belasting heffen. De cijfers spreken. Gesteld de Ba-
taafsche keert 100 winst uit. De hoilandsche fiscus
beurt natuurlijk belasting over het volle bedrag. De

Koninklijke ontvangt hiervan 60, die
vrij
is van be-

lasting omdat de Bataafsche hierover reeds betaalde.
De overige 40 vloeien naar Engeland en…. worden
andermaal daar belast. Nu
krijgt
de Koninklijke nog

60 procent van de engelsche winst, die daar reeds
belast is en. . . . het hier nog eens wordt. Wie zou,

als hij in Nederland voorwerpen noodig heeft die in
Engeland te krijgen
zijn,
er de onkosten voor over

hebben die uit Engeland te laten komen, als hij ze

zonder onkosten ook in Nederland
bij
de hand heeft?
Welke naamlooze vennootschap zou een dergelijke politiek tegenover hare aandeelhouders durven ver-

dedigen? Derhalve, wat gebeuren moest en gebeurde,

was dit: afspreken dat wat de Bataafsche verdient
zooveel mogelijk door de Koninklijke wordt uitge-

keerd, dat wat de Anglo Saxon verdient zooveel mb-

gelijk door de Shell wordt verdeeld, om daarna te
verrekenen, over en weer, datgene wat partijen boven

de 60 of 40 pOt. der
totale
winst hebben genoten, of

korter gezegd: alsnog zooveel mogelijk teruggrjpen
naar den eenvoudigen, simpelen vorm, die in 1907 was

versmaad.
Hoe is dit nu geschied? Wat Nederlaid betreft,
allereerst, door in de statuten der Bataafsche te be-
palen, dat 95 pOt. van haar winsten aan de Konink-

lijke zal komen; in Engeland door
vrijwel
het zelfde

te doen, en door daarnaast af te spreken, dat als mocht
blijken dat men op die manier meer heeft genoten

dan Nederland of Engeland van de totale winst toe-
kwam, dit meerdere zal worden verrekend. Hinc

lacrimae.
Kijk, zoo wordt thans de Koninklijke voor de voe-
ten geworpen, gij zijt eigenlijk gelijk aan den knoeier,

die, om overschrijvingskosten te ontloopen, in eene
authentieke acte eene andere koopsom opgeeft dan in
eene onderhandsche. En den hoogen raad, die zeiden

bij een belastingarrest zooveel bijval mocht oogsten,
werden pluimen op den hoed gezet, omdat hij zich
nu eens niet van de wijs had laten brengen door listige

kunstgrepen, maar
,
het wezen der zaak had doorgrond.

Niemand minder dan de heer Idenburg constateerde
in de vergadering van de eerste kamer van den 1 4den
j.1., dat het voldoening had gegeven, dat dc hooge
raad zich niet aan ,,constructies” had gestoord maar slechts aan ,,de zaak zooals zij werkelijk is”. Ik laat
nu daar of, gesteld dat de hooge raad dit inderdaad
had gedaan, dit zooveel lof zou verdienen. Ik meen,
dat evengoed als op het gebied van het strafrecht, de
rechter zich
bij
fiscaalrecht heeft te stellen op het
strenge, formeele standpunt. Een strafrechter, die
iemand die weigert een geleend boek terug te geven
wegens diefstal zou veroordeelen omdat dit
vrijwel
op

diefstal neerkomt, zou even afkeuringswaard hande-
len als een gemeente, die iemand die er 89 dagen in
1922 en den nieuwjaarsdag van 1923 had doorge-
bracht, zou willen aanslaan, omdat hij toch eigenlijk
90 dagen van het jaar 1922 er verblijf heeft gehou-
den. Kijken naar het wezen der zaak, naar de bedoe-

ling van
partijen
en wat dies meer zij, is heel mooi
bij het uitleggen van overeenkomsten, bij burgerlijk-
of handelsrecht, maar is in straf- en fiscale zaken

uiterst gevaarlijk en leidt even gemakkelijk als on-
gemerkt tot willekeur en onbillijkheid. Maar, ik her-
haal, ik laat dit alles daar. Ik wil er slechts op wij-
zen, dat de hooge raad in zijn veel besproken arrest

van 31 Januari
niet
heeft gekeken naar ,,de zaak zoo-
als zij werkelijk is”, integendeel, deze zaak niet vol-
komen heeft doorzien. Ik hen cle eerste om dit te
begrijpen en te billijken: ik heb al te zeer aan den

lijve ondervonden, hoe
moeilijk
het is om, zoo uit de
studeerkamer gehaald, zich in te leven in de verhou-
dingen van eene wereldmaatschappij en zich van hare
inrichting een zuiver beeld te vormen. Maar men
stelle het dan ook niet voor alsof die wereidmaat-
schappij een knoeister en de hooge raad de straffende
Nemesis is. Immers, wat deed de hooge raad? Hij
overwoog:

,,dat immers de verhouding tusschen de betrokken ven-

278

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923
iiootschappen deze is, dat belanghebbende (Koninklijke) en de Shell de eenige aandeelhouders zijn in de Bataafsche, en
voorts clie maatschappijen de statuten der Bataafsche heb-
ben gewijzigd in verband met een gelijksoortige wijziging
der statuten der Anglo-Saxon, maar met de tusschen de
beide aandeelhoudende maatschappijen vaststaancle bedoe-
lig, dat de wijzigingen der statuten in de financieele ver-
houding geen verandering zouden brengen, terwijl dan ein-
delijk de tusscheii belanghebbende en de Shell getroffen
regeling de strekking heeft om clie bedoeling te verwezen-
lijken, maar dan ook een onverbrekelijk geheel vormt met
bedoelde statutenwijzigingen;
dat de uitkeering der 35 pCt. aan belanghebbende boven
de haar volgens de oude statuten toekomende 60 pCt. dan ook zuiver het karakter draagt van een ontvangen tea bate
vnu
de Shell, en belanghebbende die dan ook niet in den
zin van artikel 3 der wet geniet.”

‘s Raads trouvaille bestaat dus in de volgende rede-

neering: de holding company mag alleen aftrekken

wat zij
„geniet”
van de werkende maatschappij. Nu

onuïvang’
gij, Koninklijke, weliswaar 95 pOt. van de

Bataafsche, maar door uwe overeenkomst met de

Shell moet gij haar weer 35 pOt. afdragen, dus

geniet
gij slechts 60 pOt. Deze redeneering pakt door
haar eenvoud, maar zoo eenvoudig is de zaak nu een-

maal niet, integendeel, de redeneering is onjuist. Zij
zou juist zijn als inderdaad de Koninklijke van de

95′ pOt. die zij van de Bataafsche genoot, automatisch,

per se, wederom 35 pOt. aan de Shell moest afstaan.

Maar niet alleen is dit niet waar, het kan zelfs heel

goed voorkomen, dat zij niets behoeft af te staan of

• zelfs nog te vorderen heeft. Als, bijvoorbeeld, 95 pOt.
van de winst der Bataafsche gelijk is aan 60 püt. van

de winst van Bataafsche en Anglo Saxon te zamen,

behoudt de Koninklijke haar volle 95 pOt. En als

95 püt. van de winst der Bataafsche minder is dan

60 pOt. der totale winst, behoudt niet alleen de Ko-
ninklijke haar volle 95 pOt., maar heeft zij zelfs
bovendien nog aanspraak op eene uitkeering van de
Shell. Wie durft dan volhouden, dat de Koninklijke

haar 95 pOt. niët’
geniet
in, den vollen zin van het

woord; dat de statutenwijziging
eigenlijk
maar een

schijnmanoeuvre en de overeenkomst met de Shell een

contre-lettre was; hoe kan dan ooit waar zijn ‘shoo-

gen raads uitspraak:

,,dat de uitkeering dcÈ 35 pCt. aan de belanghebbende (de
Koninklijke) boven de haar volgens de oude statuten toe-komende 60 pOt. zuiver het karakter draagt van een ont.-vangen ten bate van de Shell”?

De winst- en verliesrekeningen der Koninklijke van

de laatste jaren
wijzen
trouwens duidelijk aan, dat

• mijne onderstellingen geen phantasieën zijn en dat
aan dèze geheele zaak niets geheimzinnigs, noch
heimelijks is. Ik neem, op goed geluk, het jaarverslag

over 1919. In de winst- en verliesrekening ziet men onder verlies een post, die voortspruit uit ,,contrac-
tueele verplichtingen aan derden” en in de toelich-ting wordt verteld, dat dit de uitkeering aan Enge-
land is die van de wijziging der nederlandsche en

engelsche statuten, die de eindafrekening niet mag

beïnvloeden, het gevolg is. Maar in de winst- en ver-

liesrekening die
bij
het jaarverslag 1921 is afgedrukt,

vindt men een dergelijken post onder….de ‘winst.
Hoe zal de hooge zaad dit ooit kunnen begrijpen?
Voor iemand die echter werkelijk ,,het wezen” van

deze zaak
begrijpt,
is de verklaring zoo eenvoudig als
tweemaal twee vier. In 1919 bleek achteraf dat de

Koninklijke te
veel,
in 1921 dat zij te
weinig
had

genoten.
Maar gaat het dan aan de voorstelling te

lanceeren, alsof die geheele statutenwijziging in ver-
band met de overeenkomst eene vertooning is, die
iets stiekums, iets eener groote maatschappij onwaar-
digs heeft? Wat men door de
statutenwijziging
en de
overeenkomst wilde bereiken, wat ook nooit, noch
bij de totstandkoming, noch in de jaarverslagen,
onder stoelen of banken is gestoken, was niets meer

maar ook
niets minder
dan dit: dat de bron, waaruit
cle Koninklijke hare uitkeeringen zou putten eene
nederlandsche, die waaruit de Shell hare winsten zou

halen eene engelsche zou zijn, zoolang als de verhou-

ding 60-40 dit maar eenigszins zou toelaten en dat
niet langer beiden, gelijk tot 1917 geschiedde, over

en weer, 60 en 40 procent zoowel uit eene nederland-

sche als uit eene engelsche maatschappij zouden ont-

vangen’ met als gevolg, dat in beide landen over de
zelfde uitkeering moest worden betaald. Volgens de be-

slissing van den raad van beroep voor de directe belas-
tingen te ‘s-Gravenhage van 14 November 1921 is dit
doel ook inderdaad bereikt, de procureur-generaal bij

den hoogen raad was van dezelfde meening. De hooge
raad besliste anders, naar
mijne
stellige overtuiging,

omdat hij de, waarlijk niet eenvoudige, figuur niet

volkomen helder voor oogen had.

Nu Rome eenmaal heeft” gesproken, zal moeten
worden berust en de ,,vingt-quatre heures pour maudir

ses juges” zijn reeds lang verstreken. Onverklaarbaar

blijft echter waarom het verliezen van een proces, dat
als het ware reeds tweemaal was gewonnen, nu ook

nog wordt voorgesteld als eene welverdiende straf

voor het euvel, dat dan hierin moet bestaan, dat men
niet geneigd was altijd maar door het
bedrijf
te voe-
ren in den vorm die het meeste geld kost. Het zou

mij dan ook niet verwonderen en ik help het de aan-

deelhouders wenschen, als de Koninklijke, n’en
déplaise heel wat ,,men”s en andere anonymi, op mid-

delen zon, om langs anderen weg te ontkomen aan

don dubbelen greep waarin zij, na het arrest van dien
on gelukkigen 31sten Januari, ‘is vastgeraakt.

‘s-Gravenhage, Maart 1923.

A.
S. OPPZNHEIM.

DE STEENIND U1STEIE.

II. (Slot.)

Aan het slot van het eerste deel dezer beschou-
.vingen bezagen wij de bonen in de steenindustrie
van het standpunt der arbeiders in verband met het
streven der werkgevers, hen te verlagen. Men kan

de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders in deze

industrie echter ook uit een maatschappelijk oog-

punt
bekijken
en het standpunt innemen, dat woning-
bouw en ‘industrie behoefte hebben aan goedkoope

‘steen. Ook dan kan worden vastgesteld, dat de ar-
beidsvoorwaarden allerminst een beletsel vormen voor
de levering van goedkoope steen, doch dat juist de

hoog opgevoerde intensiviteit van den arbeid tot

lage steenprijzen bijdraagt.
Wie de 16 be- en verwerkingen nagaat, die de
klei ondergaat, alvorens tot steen te zijn omgezet,
,zal er zich ternauwernood een voorstelling van kunnen
vormen, dat in totaal slechts gemiddeld
f
7,50 worden
betaald voor het bakken van 1000 steenen, temeer
als men weet dat deze
f
7,50 over pl.m. 45 personen
moeten worden verdeeld.
De fabrikanten deden dit jaar aanbiedingen tegen
naar omstandigheden vrij schappelijke prijzen. Het
verkoopbureau te
Nijmegen
noteerde als volgt:
Steenprjzen Mei 1922′
Miskieurige klinkers ……….
f
29,-
hardgrauw …….. ,, 27,-
boerengrauw ……,, 13,50
waalrood ……….,, 11,50
Kleurige gevelsteen (grauw) …. ,, 31,-
klinkers

………… ,, 33,—
22
25

boerengrauw ……..,, 15,-
le soort straatklinkers ……..,, 42,-
2e

,,

,,

,, 39,-
Later adverteerden de fabrikanten rood â
f 10,-
per duizend. Dit wilde niet zeggen, dat men ook
voor
f 10,—
alleen rood kan koopen. Nadat deze

prijs geannonceerd was, werden
partijen
rood ver-
kocht voor meer dan den dubbelen
prijs..
Het be-
teekende echter wel, dat degene, die andere’ steen-
soorten kocht, het rood voor
f 10,—
kreeg.
Houden we nu de – door’ het verkoopbureau ge-
noteerde
prijzen
vast. Welk bedrag wordt met die
prijzen vereischt voor den aankoop van voor een arbei-derswoning benoodigde steen?

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

279

Vier en twintig duizend steenen zijn noodig.

We kunnen gevoeglijk aannemen 12.000 stuks rood

en de andere helft verschillende der betere soorten.

12 maal
f 11,50 …………..f
138,-

en 12 maal gemidd.
f
24,— .. ,, 288,-

Samen
f
426,-

Gemiddeld rond
f
17,50 per duizend. Vrij boord.

Kapitaliseert men dat bedrag op 8 pOt. dan is

het deel van den huurprijs hetwelk voor den aankoop

van steen is ten koste gelegd 66 ct. per week.
Zien we voorts dat het arbeidsloon 42,9 pOt. van

den metselsteenprijs uitmaakt, dan zou eene verlaging
van die bonen met b. v. 20 pOt. eene vermindering

van den
huurprijs
met 6 ct. per week ten gevolge

kunnen hebben.
Men kan tegenwoordig zelfs metselsteen koopen
tegen belangrijk lagere prijzen. Zoo deelden ons on-

langs een tweetal serieuze fabrikanten mede, dat

een partij van 5 millioen steen naar Limburg ver-

kocht was â
f
13.75 per duizend. Men mag echter

veilig aannemen dat er thans menige partij met

verlies verkocht wordt.
Een verder aantasten van de arbeidsvoorwaarden

der werklieden zal geen wezenlijke of ook maar

beteekenende verbetering ten gevolge hebben.
Toch kan er nog wel een en ander gedaan worden,

waardoor eenige verlichting wordt verkregen en dat
ook van min of meer duurzaam belang geacht kan
worden.
Het einde van de crisis zou uiteraard den toestand

vanzelf weer gezond maken. De woningbouw zou op grootere schaal kunnen bevorderd worden en tegelijk
betonbouw tegengaan. Betonbouw zal op den duur
niet goedkooper blijken, wel minder geschikte wonin-

gen opleveren. Eene bewering, die ik meen te kunnen
staven.
Tot heden heeft de betonbouw in ons land nog

niet zoo heel veel te beteekenen. Als de van beton

vervaardigde woningen in baksteen waren opgetrok-
ken, zouden de fabrikanten een dikke honderd millioen
steenen meer hebben kunnen leveren.
Voor Amsterdam ligt nu echter het plan-v. d. Schaar

ter uitvoering gereed. Zou dit plan in baksteen
worden uitgevoerd, dan zouden daarmede plm. 140
millioen steenen gemoeid zijn. Krachtens de resulta-
ten van de gevoerde onderhandelingen zou reeds een
begin van uitvoering aan dit plan moeten zijn

gegeven. Te noodzakelijker aangezien nog in 1923
een derde of een vierde deel dier woningen gereed

zoude komen. Men bespeurt echter zelfs van eenige
voorbereiding nog niets. Ten aanzien van dit plan
is ook aan de steeufabrikanten een concessie gedaan;
deze nI. dat het buitenwerk in baksteen zal worden
opgetrokken.
Uit een aesthetisch oogpunt en ook om andere

redenen juich ik deze beslissing toe. Maar met be-
zuinigingsoverweging is ze toch niet in overeenstem-
ming te brengen. Juist de steenen voor het buiten-
werk brengen de duurte aan, zoowel door den prijs
dier steen zelf, als door het loonbedrag voor de ver-

werking henoodigd.
Beter zou het geweest zijn, als men den baksteen-
fabrikanten geen enkele concessie had gedaan, maar
hun wel de mogelijkheid geboden had het plan geheel
en al in baksteen uit te voeren, zoodat zij dus voor
de keus gestaan hadden het geheele plan in beton
te zien uitvoeren, of wel de uitvoering in baksteen
voor hunne rekening te nemen. Ze zouden in hunne
concurrentie tegen den betonbouw het laatste wel
gekozen hebben. Nu kunnen ze juist die soorten
steen leveren, waaraan wat te verdienen is.
Toch zou het goed zijn als de Nederlandsche

steenfabrikanten alsnog, zoo
mogelijk,
het plan-Van
der Schaar voor hunne rekening namen en onver-
wijld uitvoerden.
Zij
zouden daarmede stellig den
woningbouw een krachtigen stoot vooruit geven en
den betonbouw een doodelijken concurrentiesteek

toebrengen. Ofschoon deze beschouwing reeds in De-

cember geschreven werd is met het plan-Van der
Schaar’nog geen aanvang gemaakt.
De buitenlartdsche concurrentie heeft in ons land

vasten voet kunnen
krijgen,
mede ook doordat de

fabrikanten zich
beijverden
de dure steensoorten te

stoken en zich om de goedkoopere soorten niet be-

kommerden.

Eerst in 1922 is op dat gebied iets gedaan.

Onder leiding van het Verkoopbureau heeft een

aantal fabrikanten speciaal ,,rood” gestookt, hetgeen

bleek te kunnen met aanmerkelijk minder kosten

aan arbeidsloon en brandstoffen. Gaan de fabrikanten

op dien weg voort, dan
krijgen
ze stellig de buiten-

landsche concurrentie geheel onder de knie. Samen-
werking is hier geboden.

Ook is er wel reden om meer dan tot dusverre
voorkeur te geven aan het inheemsch product. Stellig
kan dit geschieden aan rijkswerken en wningbouw

met overheidssteun. Niet alleen omdat het Neder-

landsch fabrikaat is, maar ook en vooral omdat het
inheemsche productk van zooveel betere kwaliteit is.

Dit verschil in kwaliteit wettigt zelfs wel eenig
prijsverschil. Een sterke voorkeur van onzen uitnemen..

den straatklinker boven den lompen buitenlandschen
kei
lijkt
ons geboden. Het is bedroevend te zien hoe
zelfs in onze steden de grove hobbelkei onzen klinker
verdringt.

De fabrikanten hebben getracht steen uit te voeren.
Er zijn dan ook enkele
partijen
naar Noord-Frankrijk
en Amerika verscheept. Hier is meer te doen.

Regeeringshulp is echter noodig in tweeërlei opzicht.

Ten eerste op wat ruimer schaal exportcredieten en zoo noodig premies. Voorts wat invloed uitoefenen

op de reeders, om als toch de schepen in ballast uit-
varen, tegen een geringe vergoeding steenen als
ballast in te nemen.

In Amerika wil men onze fraaie, kleurige gevel-
steen wel, maar er zitten aan afzet daar te lande
allerlei bezwaren vast, die wellicht door ruime export-
credieten te overwinnen
zijn,
welke van duurzame
beteekenis kunnen worden. De voornaamste moeilijk-
heid is wel het transport vanuit de zeehaven in
Amerika naar de plaats van bestemming.
Het moet stellig hij de fabrikanten een zeer onpret-
tigen indruk maken, als
zij
den toenemenden invoer
van steen uit Duitschiand bezien en daarbij aan het
crediet van 140 millioen gulden van Nederland aan
dat land denken. Als zij zulke overwegingen leggen

naast de
moeilijkheden
om exportcredieten los te
krijgen zal die stemming er stellig niet beter op worden.
Bij de hier genoemde
mogelijk
te nemen maat-
regelen mogen we bedenken, dat de duizenden werk-
loozen in deze industrie nu eenmaal niet aan hun
lot kunnen worden overgelaten. De werkloozen kosten
aan
Rijk
en Gemeente ook geld, dat beter zou zijn
besteed als de menschen er door aan den arbeid
konden blijven.
Dat de toestand ernstig is moge
blijken
uit het
feit dat de Bond van R.-K. arbeiders in steen- en
pannenfabrieken op pim. 5000 leden 2200 werkloozen
heeft, (toestand midden November 1922). Wij merk-
ten reeds terloops op van meaning te zijn, dat de
fabrikanten zelf ook niet geheel vrijuit gingen.
Vierhonderd
vijf
en zeventig millioen steenen zijn
in 1921 ingevoerd. Door samenwerking zouden de
fabrikanten dozen invoer stellig wel met zoo ongeveer
% dezer gansche massa hebben kunnen inkrimpen.
Ze hadden direct moeten beginnen met speciaal rood
te stoken. Zij zijn er eerst vorig jaar mee begonnen.
En als de Overheid ten onzent den eigen uitstekenden
straatklinker niet door den lompen kei uit den vreemde
laat verdringen, en door middel van exportcredieten
den uitvoer van steen bevordert, dan zal het den
fabrikanten mogelijk worden gemaakt den woning-
bouw e.d. van goedkoope steen te voorzien en zelfs
de buitenlandsche concurrentie uit te schakelen.

280

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

Op de fabrieken zelf is ook nog wel iets te doen.

Er zijn nog tal van fabrieken, waar het er technisch

gesproken nog slecht uitziet. De meeste fabrieken

transporteeren de steen in en uit den oven b.v. nog

per kruiwagen. Per lorrie en op rails kan het vlugger
en goedkooper. De verkorting van den werkdag heeft

in deze industrie ten aanzien der technische ver-

beteringen zegenrijk gewerkt.

Maar toch is er nog meer te doen. Drooginrich-

tingen met daarvoor geschikte transport-etalage-

wagens hebben de meeste fabrieken nog niet. Dit
laatste nu schept de
mogelijkheid
van meer regel-
matig te kunnen werken, minder loonkosten en vrij-

wel algeheele uitschakeling van vernietiging van

steen, welker vernietiging bij de oude methode op

pl.rn. 5 pOt. is te stellen.
Ook zijn er nog maar weinig fabrikanten, die een
wetenschappelijke stookmethode toepassen. Het fraaie

fabrikanteorgaan ,,Klei” heeft de regelen daartoe

duidelijk genoeg aangegeven. Moeilijk is het niet.

Maar van toepassing merkt men weinig. Wel ziet
men, dat de bazen den stokers ooJ nog anderen arbeid

opdragen, waardoor eerst recht brandstoffen ver-

loren gaan en schade aan het product wordt toege-
bracht.

Ten aanzien van het transport van de fabriek

naar de plaats van bestemming is stellig ook nog

iets te bereiken. De steenen worden veelal verplaatst

door middel van schepen, die zich slecht daarvoor

leenen. In Amsterdam kan men zien dat steenen

verscheept kunnen worden op groote, doelmatig in-

gerichte schuiten, waardoor het laden en lossen

vlugger, gemakkelijker, met minder personen en dus
goedkooper kan geschieden. Men verlieze niet uit

het oog, dat het hier transport geldt van honderden

millioenen stuks per jaar. En ieder exemplaar weegt
meer dan 2 KO. Hier ligt een taak voor het Verkoop-
bureau.

Zoo is ten aanzien van betere werkmethoden en

arbeidsmiddelen e.d. voor de fabrikanten ook nog
wel iets te doen.

Mijne conclusie ligt voor de hand. Het kleiveld,

dat den werktijd en de arbeidsvoorwaarden voorstelt
is afgeticheld. Gaat men er toch op, dan komi men

in het water te staan en wordt meer zand dan klei
gegraven.

Steun en medewerking van de Overheid in dezen
moeilijken tijd zijn zeer gewenscht. Meer ondernemers-
durf van de zijde van de fabrikanten zelf is van
groot gewicht. Boven alles is geboden samenwerking.
En daartoe is de
mogelijkheid
aanwezig, gezien het
feit dat de overgroote meerderheid der steenfabri-
kanten deel eene.r organisatie uitmaakt.

Amsterdam.

A. F. MULLER.

HET VERSLAG VAN DE ENGELSCHE STAATS-

COMMISSIE IN ZAKE HET MOND- EN

KLA UWZEER.

Niet alleen ten onzent, ‘) ook in Engeland is de

bestrijding van het mond- en klauwzeer een onder-
werp van voortdurende zorg der Regeering. De
laatste aanval van de ziekte in Januari 1922 heeft
den Minister van Landbouw Boscawen aanleiding
gegeven een Commissie te benoemen, ten einde een
onderzoek in te stellen naar de oorzaken en de om-

standigheden van dien aanval en naar de wijze,
waarop de bestrijding was gevoerd. Den 7deu December
j.l. heeft deze Commissie verslag uitgebracht.

De reden, dat juist thans tot de instelling van
die Commissie werd overgegaan, zal wel gelegen zijn
in het feit, dat deze aanval van het mond- en
klauwzeer de heftigste en meest verbreide is geweest,
die in Engeland en Schotland heeft plaats gehad,
sinds de invoering van het afmaakstelsel in 1892.

‘) [Verg. pgus. 796 cii 816
van
den vorigen jaargaug.
– Eed.]

V56r dat jaar had dit stelsel reeds eenige jaren

bestaan als facultatieve bevoegdheid voor de plaatse-

lijke besturen met schadeloosstelling uit de plaatselijke

kas. In laatstgenoemd jaar werd het als algemeen

stelsel over het geheele land met schadeloosstelling

van Rijkswege aanvaard. Ofschoon het land in het

sedert verloopen tijdperk slechts enkele jaren geheel
vrij van mond- en klauwzeer was, ul. van 1895 tot

en met 1899, van 1903 tot en met 1907, in 1909 en

in 1917, heeft men de ziekte in die periode toch
binnen
vrij
enge grenzen kunnen beperken. Het

aantal aangetaste bedrijven was meestal zeer gering.
De ergste jaren, waarin het aantal ziektegevallen

ver boven de andere uitsteekt, zijn 1912 met 83

aangetaste bedrijven en 645 ziektegevallen en 1920
met 93 aangetaste bedrijven en 3113 ziektegevallen.
Het aantal afgemaakte dieren bedroeg in 1912: 3094

runderen, 6395 schapen, 891 varkens en 5 geiten en

en in 1920: 2376 runderen, 8283 schapen, 1000 varkens
en 6 geiten. Hoezeer deze aanvallen werden over-

troffen door dien van 1922 blijkt wel hieruit, dat in

het tijdvak van 24 Januari tot 1 October van dat
jaar het aantal afgemaakte dieren bedroeg: 23606

runderen, 21710 schapen, 9540 varkens en 48 geiten.

De Commissie, die tot het onderzoek van dezen
ziekteaanval werd benoemd, had tevens tot taak na

te gaan, of wellicht verandering van wettelijke voor-

schriften en administratieve maatregelen ter voor-

koming en bestrijding van het mond- en klauwzeer
gewenscht was.

Inderdaad geeft de Commissie een aantal verbe-

teringen in overweging, die in de wijze van bestrij-

ding zouden kunnen worden aangebracht. Sommige
dezer verbeteringen hebben meer bepaaldelijk betrek-

king op de administratieve indeeling daar te lande
en zijn dus voor ons land van geen belang. Andere
voorstellen hebben betrekking op wijziging en aan-

vulling van de bestaande bepalingen omtrent isolatie,
vervoerverboden, vasthouden van honden, ontsmetting

van markten en middelen van vervoer, wijze van af-

maken, vervoer van vleesch en slachtafvallen, straffen
bij verzuim van aangifte, afweer van besmetting uit

den vreemde enz. enz. Verscheidene dezer voorstellen
zouden ook voor ons land de overweging waard zijn.
De omvang dezer bespreking laat echter niet toe
daarop dieper in te gaan. Waar echter in het bij-

zonder de aandacht op moet worden gevestigd is het gedeelte van het rapport, waarin de Commissie haar
oordeel weergeef t over het afmaaksysteem op zich
zelve.

In overeenstemming met de meerderheid van de

door haar gehoorde personen, is de Commissie van

oordeel, dat het afmaaksysteem het aangewezen
middel tot bestrijding is en als zoodanig moet worden
bestendigd. Deze uitspraak heeft te meer waarde,
omdat het afmaaksysteem, dat sinds 1892, behalve

voor stallen met fokvee van hooge waarde, algemeen
was toegepast, bij
de
bestrijding
in 1922 ook in
enkele andere gevallen voor isolatie heeft plaats
gemaakt.

Toen nl. het aantal aangetaste bedrijven zeer snel
toenam en een hoogte bereikte als nooit tevoren, rees

de vraag of het uit een financieel oogpunt wel verant-
woord was met het afmaakstelsel door te gaan. Het
daarvoor beschikbare bedrag van £ 100.000 was zeer
spoedig uitgeput; ook de nader toegestane bedragen
waren weldra niet meer toereikend. Van 24 Januari
tot 1 October 1922 werd alleen aan schadeloosstelling
voor afgemaakte dieren £ 790.244, 5 sh. 1 d. uit-

betaald. Met het oog op de reusachtige kosten werd
daarom besloten tot isolatie zonder afmaken in die
gevallen, waarin plaats en omstandigheden een bij-
zouderen waarborg boden tegen verspreiding van de besmetting. Op 67 van de 1125 aangetaste bedrijven

werd het vee gespaard en geïsoleerd. Het is intus-
schen merkwaardig op te merken, dat, naar de
Commissie mededeelt, de isolatie zonder afmaken

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

281

bij belanghebbenden tot veel klachten aanleiding

heeft gegeven.

Bij de vroeger toegepaste isolatie op fokvee van

hooge waarde, was van de zijde der eigenaars,

die behoud van hun fokvee
01)
hoogen prijs stelden,

alle mogelijke medewerking ondervonden. Nu echter

in sommige gevallen de isolatie ook werd toegepast

op gewoon fokvee of gebruiksvee, sprong het verschil

in behandeling tusschen de eigenaars daarvan en de
eigenaars van afgemaakt vee, wat de financieele ge-

volgen betreft, wel zeer in het oog. Immers bij het

afmaken
krijgt
de eigenaar de volle waarde van het

vee in gezonden toestand vergoed,
zijn
erf wordt

ontsmet door en op kostea van de overheid en on-

geveer 6 weken later kan hij weer ander vee koopen

en zijn bedrijf hervatten. Bij isolatie ondervindt de
eigenaar gedurende langen tijd zoowel de directe
gevolgen van de ziekte door de verminderde melkop-
hrengst en den verminderden gezondheidstoestand

van zijn vee, als de gevolgen van de strenge isola-
tiemaatregelen door de belemmering van
zijn
be-

drijf. :Bovendien loopt
hij
het risico van de geval-
len met doodelijken afloop, die h.v. in het Graaf-

schap Westmorland. op de vier aldaar geïsoleerde

bedrijven .10.6 pOt. van het aantal aangetaste dieren
bedroegen. De beperkingen in de
vrijheid
van
bedrijf
worden, ingeval van enkele isolatie, opgeheven twee

maanden na het herstel van het laatst aangetaste
dier. Neemt men nu in aanmerking, dat op de
geïsoleerde bedrijven
het tijdvak tusschen het uit-
breken van, het eerste ziektegeval en het herstel van
het laatst aangetaste dier gemiddeld 2
t
3 maanden
bedroeg, dan volgt daaruit, dat de geïsoleerde be-
drijven gedurende 4 â 5 maanden in hun vrijheid
van beweging werden beperkt, zonder schadevergoe-

ding en met de risico van sterfgevallen onder de
aangetaste dieren. De vraag om ook
bij
isolatie
eenige schadevergoeding toe te kennen, is dan ook
door de Engelsche Commissie in overweging genomen.
Zij is echter – evenals trouwens door onze Staats-
commissie – ontkennend beantwoord met het oog
op de financieele gevolgen en de consequenties waar-
toe het geven van vergoeding wegens schade, door
veeziekte ontstaan, zou leiden. De Commissie ver-trouwt overigens, dat tot het toepassen vân isolatie
voortaan slechts weer zal worden overgegaan bij stallen met fokvee van hooge waarde, evenals tot
1922 geschiedde. Het vertrouwen in de goede resul-

taten van het afmaaksysteem heeft in Engeland
inderdaad vast wortel geschoten.

Dat in dit systeem zooveel vertrouwen wordt ge-
steld, vindt vermoedelijk ook
zijn
grond hierin, dat
de toepassing nog nimmer tot teleurstellingen heeft
geleid. Tot 1922 heeft men hiermede de ziekte steeds
binnen enge grenzen beperkt gehouden. Doch ook
•den aanval van de ziekte in het vorige jaar, hoe
dreigend deze zich aanvankelijk ook liet aanzien,
heeft men er mede weten te bedwingen. De omstandig-
heden, waaronder toen het mond- en klauwzeer uit-
brak, waren overigens zeer ongunstig. Deze worden
in het rapport uitvoerig beschreven; zij komen in
het kort op het volgende neer.

De eerste gevallen kwamen voor in Huli en New-
castle en ofschoon de Commissie den oorsprong van
die besmetting niet met zekerheid heeft kunnen
ontdekken, meent zij deze in verband te moeten
brengen met den levendigen uitvoerhandel naar het
vasteland van paarden en vee, die omstreeks dien
tijd te Ruil bestond en die een druk verkeer van
handelaars en andere personen medebracht. De markt
te Ruil van 16 Januari is vermoedelijk besmet ge-
weest; vandaar is de besmetting denkelijk overgegaan
naar de markt te Neweastie op 17 Januari door

een spoorzending van 145 varkens, die de besmetting
behalve op die markt tevens overbrachten op de
spoorwegveelading ter plaatse van den North Eastern
Railway. De eerste ziektegevallen braken pas

uit op 23 Januari, toen de volgende weekmarkt te

Huli reeds had plaats gehad. De besmetting bleef

echter niet tot deze beide markt-centra beperkt. Op
24 Januari zou een markt van slachtvee gehouden

worden te Newcastle en tevens de gebruikelijke
wekeljksche verkooping van Iersch vee door de firma

Maughan te Gateshead. De markt te Gateshead en
die te Newcastie
zijn
beide aan weerszijden van de rivier de Tyne gelegen en door een brug verbonden.

Voor beidA wordt gebruik gemaakt van dezelfde

spoorwegveelading, die op dat tijdstip reeds besmet

was door de zending varkens uit Ruil. Toen de be-

smetting van de markt te Newcastie bekend werd
— van den vermoedelijken oorsprong der besmetting

wist men toen echter nog niets af – werd de ver-

kooping te Gateshead uitgesteld. De firma Maughan liet daarop haar geheele zending Iersch vee van 543
stuks naar andere markten zenden. Van deze zending

waren 309 stuks reeds te voren aangekomen en op

de besmette spoorwegveelading uit- en weer ingeladen.:

de overige waren op dezelfde veelading uit den

trein gehaald om te eten en te drinken. Het is

duidelijk, dat hierdoor de besmetting een reusachtige
verspreiding zou
krijgen.
Dit werd nog bevorderd
door de groote bewegelijkheid, die den handel in

Iersch vee kenmerkt. Dit vee, dat met groote hoeveel-

heden door handelaars uit Ierland wordt aangevoerd,
moet door hen weer binnen korten
tijd
van de hand worden gedaan, aangezien zij er zelf geen berging voor hebben. Zij trekken er dus
vrij
snel mede van
markt’tot markt, totdat alles verkocht is. Het boven-
bedoelde lersche vee heeft dan ook de besmetting

naar tal van markten overgedragen, hetgeen aan-
vankelijk aanleiding gaf tot de onderstelling, dat debe-
smetting uit Ierland was aangebracht. Binnen weinige
dagen werden de markten te York, Northallerton,
Leeds, Wakefield, Doncaster, Pannal, Maiton, Otley,
Crewe, Salford, Kendal, Chester, Preston, Ipswich,
Norwich, Bradford, Berwick, Glasgow, Stirling,
Edinburgh, Perth, Dundee, Paisley en Greenock be-
smet, hetgeen dan meestal na eenige dagen aan het
licht kwam door het optreden van
talrijke
ziekte-
gevallen onder vee, dat de markt had bezocht. Hier-
door was de besmetting over het grootste deel van
Engeland, Schotlaud en Wales verspreid. Vanuit
ieder marktcentrum breidde de besmetting zich waaier-

vormig in de omgeving uit; het aantal aangetaste
bedrijven steeg in enkele weken tot een reusachtig

aantal. Ofschoon de overstelpende drukte, die hier-door voor het personeel van den veterinairen dienst

ontstond, aanvankelijk niet bevorderlijk was aan de
bestrijding, werd aan het afmaaksysteem vastge-

houden. Slechts in enkele gevallen werd, zooals hier-boven vermeld, isolatie toegepast. Dank
zij
het vast-
houden aan het afmaakstelsel is ten slotte de ziekte
onderdrukt. Het resultaat, daarmede onder zoo on-

gunstige omstandigheden bereikt, zal wel ten gevolge
hebben, dat het in Engeland in de toekomst niet
meer zal worden verlaten.
R. H. DE
Vos
VAN STEENWIJK.
‘s-Graveuhage, 1923.

DE NIVELLEERING VAN LOONEN EN

SALARISSEN IN DUITSCHLAND.
1)

Een van de meest ,,unheimliche” eigenschappen van sociale omwentelin gen is wel, dat zij dikwijls
jaren, zelfs tientallen jaren lang voor den toeschou-
wer verborgen kunnen blijven. De daling van het ge-
hoortecijfer, die het noodzakelijk gevolg vac Duitsch-
lands economischen achteruitgang onder den druk
van het tractaat van Versailles zijn moet, zal v66r het
einde der jaren dertig geen invloed hebben op de
arbeidsmarkt en de universiteiten en de gevolgen zullen zich waarschijnlijk eerst in het midden der
eeuw ten volle doen gevoelen.
1)
[Verg. de aanteekening op pgn. 283 van dit nummer
– ]Red.]

282

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

Eveneens zal eerst later met duidelijkheid blijken,
wat de vernietiging van den renteuiersstand door de

inflatie wil zeggen, evenals de nivelleering der bonen,
welke het verschil in de belooning van geschoolde en

ongeschoolde arbeiders dermate verminderd heeft, als

vôôr den oorlog in een land van Duitschlands geeste-
lijken en economischen opbouw voor onmogelijk zou
zijn gehouden.
1)

De kracht der nivelleeringstendens blijkt uit de

volgende gegevens, welke, geput uit de angstwekken-
de hoeveelheid loonstatistieken, slechts enkele ken-

merkende voorbeelden zijn. V66r den oorlog ontving

een lagere beambte (uit salariskiasse III), b.v. een
treinconducteur, een aanvangssalaris van Mrk.

2680,—; een uit klasse VII (b.v. Postsekretiir), het
dubbele; een Regierungsrat twee en een half maal zoo-

veel en een Ministerialrat zes maal zooveel. Begin

Januari was het salaris van den conducteur gestegen

tot Mrk. 1.360.000,—; het salaris van de beambten
der tweede categorie was 33 pOt. hooger, dat van

den Regierungsrat 64 pOt. en van den Ministerialrat
150 pOt. De marge tusschen het inkomen van den

conducteur en den Regierungsrat was dus nog slechts
gelijk aan die tusschen de eerste en de tweede groep

in 1914 en het verschil tusschen salarisklasse III
(conducteur) en de hoogste klasse nI. XIII (Minis-

terialrat) bedroeg niet meer dan dat tusschen de

salarisklassen III en X (Regierungsrat) v66r den
oorlog. Deze
cijfers
hebben betrekking op gehuwde
lieden met 2 kinderen in standplaatsklasse A (Berlijn).

Begin Januari ontving de conducteur 800 maal

zooveel als vôôr den oorlog en de Ministerialrat 350
maal zooveel. De duurteindex van het Rijk wees vooi’

1
)
[
In verband met’s schrijvers beschouwingen vindt hierbij
een aan ,,Wirtschaft imd Statistik” ontieende grafische
voorstelling een plaats, welke de verschuiving in de sala-
rissen der Duitsche Rijksbeambten sinds
1875
in beeld
brengt. Men ziet er uit, dat de nivelleeringstendens reeds
1aug vddr
1913
werkte.
Als op zoo
velerlei gebied heeft de
oorlog ook hier slechts verscherping gebracht. – Red.1

VEELVOUD
VAN
HEl’ SALARIS
VAN
GROEPM
GROEPflI=1

xi
(RECIERUNGSRATE)

4
——

– –

VEELVOUD VAN
HET SALARIS VAN
GROEPIII
3
——

(O8EPPO5T5EKPET7PE)

VU(POSTSEKRE1RE
)
‘.

2

.

1.
6

.

….
3
…….

1.2

II
_
875

82
1
91

90001
09
’13

1921
22 23
1920

Januari het duizcndvoud van den vredesstand aan,

terwijl particuliere statistieken voor de minimum kos-

ten van levensonderhoud op het 2000- tot 2900-voud
kwamen. De salarissen der lagere ambtenaren over

Januari kwamen tamelijk wel overeen met de duurte-
index voor December; voor de hoogere ambtenaren
evenwel bleef het salaris met de helft hierbij ten
achter.

Al stelt men nu over Januari de duurte gemid-
deld slechts op het 1600-voud van het vredespeil, dan

nog bedraagt het werkelijk inkomen der lagere amb-

tenaren maai’ de helft en van de hoogere één vijfde

van het vredesinkomen. Het inkomen van den Mi-
nisterialrat ligt dus tusschen het loon van een con-
ducteur en dat van een machinist vé6r den oorlog.

Van dit inkomen moet men echter nog de 10 pOt. be-

lasting aftrekken, welke onmiddellijk bij de uitbeta-
ling van het loon wordt geheven en welke de rugge-
graat van de Rijksinkomstenbelasting vormt.
i)

Het is thans reeds de vraag of het salaris van een
hooger ambtenaar, gehuwd en met kinderen, voldoen-
de is ter dekking van de minimum kosten van levens-
onderhoud. Het is misschien mogelijk er de kosten
voor voeding, verwarming en schoolgeld zonder na-

deel voor de gezondheid uit te bestrijden, maar huis-

zaad en kleeding, in overeenstemming met den stand
van het gezin, kunnen niet uit het salaris worden be-

kostigd. De prijs van een eenvoudig zomerpak, naar

maat gemaakt,, gaat het maandsalaris van een Regie-
rungsrat aanzienlijk te boven. Overigens is ook deze

zeer eenvoudige
levenswijze
slechts mogelijk dooi’ de
kunstmatig laag gehouden huren, die met den stil-

stand in de bouwbedrijven duur genoeg betaald worden.

Voor de loonarbeiders is het moeilijker
cijfers
te
geven. De meeste statistieken vermelden alleen de
tariefloonen en niet het werkelijk inkomen. Volgens
een statistiek uit de ,,Wirtschaftskurve” verdienden

in Januari geschoolde arbeiders Mrk. 102.000; ge-
oefende arbeiders Mrk. 99.400 en ongeschoolde Mrk.
97.500, dus resp. 755 en 865 maal zooveel als voor

den oorlog. De toestand hier is dus een dergelijke als bij de lagere ambtenaren. Ook hier zijn de werkelijke
bonen, al naar gelang der gebruikte duurtestatistiek,

25 tot 75 pOt. lager dan voor den oorlog.
Onder de arbeiders werken, zooals men ook ziet uit
bovenstaand voorbeeld, dat betrekking heeft op

Frankfort a.M., dezelfde nivelleerende krachten als
bij de ambtenaren; boonverschillen voor geschoolde en
ongeschoolde arbeiders zijn bijna geheel verdwenen.
Wichard von Moellendorff, de vroegere Staatssecre-
taris van het ministerie van nijverheid, heeft in den

,,Wirtschaftsdienst” van 15 December, op grond van
uitgebreide onderzoekingen betreffende de bonen in
den laatsten herfst, aangetoond, dat in boekdrukke-
rijen het weekloon van geschoolde en ongeschoolde arbeiders gemiddeld slechts 6 pOt verschilde, tegen
25 pOt. v66r den oorlog; in .de chemische en. de

metaalindustrie, zoowel als in rjksbedrijven, 7 pOt.
tegen resp. 54, 39 en 46 pOt. véôr den oorlog.
Ook ht verschil tusschen stukloon en uurloon
schijnt geheel te verdwijnen: de Wirtschaftskurve
(Frankfurt) geeft hierover een statistiek, waaruit
blijkt, dat de in stukwerk arbeidende draaiers en
slotenmakers van boven de 20 jaar slechts 2,12 tot
4,36 pOt. meer verdienden. In andere industrieën
vindt men wat grooter verschillen, welke evenwel
voor geschoolde arbeiders niet boven de 16 pOt. gaan.
Overigens vertoonen de bonen in de verschillende
industrieën geheel onafhankelijke bewegingen.

Volgens een Prankforter statistiek bedroeg het
uurloon van:
1914
Jan.
1913 1914 = 1
(in Pfg.) (Mrk.)
Metaalbewerkers ……..
72

620

861
Bouwvakarbeiders ……
65

610

938
1)
[De lezer herinnert zich de mededeeling van Dr. Hertz
op 15
Maart j.l. in den Rijksda, dat over 1922 146
mil-
hard inkomstenbelasting was betaald, waarvan
82
inilliard
van bonen ea salarissen werden afgehouden. – Red.]

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

283

ileerenkleermakers

65

435

669
Houthewerkers ……….
63

415

659
Ververs, Lakwerkers. ….

61

605

992
Spoor’vegarbeiders

56

379

677 Brouwerijarbeiders

53

574,47

1084
Schoenmakers ……….
50

390

780
Chem. Industrie ……..
40

610

1525
Wevers (Augsburg)

38

353

929
Rubber-industrie ……..
37

610,30

1649
Transportarbeiders

33

595,80

1805
Vleeschhouwers ……….
25

483,30

1933

Bovenstaande tabel, welke met alle reserves, waar-
mede de econoom een dergelijke particuliere sta-

tistiek beschouwt, weergegeven wordt, toont toch wel

aan, in welke mate de machtsverhoudingen tusschen

de jndustrieele arbeiders verschoven zijn. De metaal-
bewerkers staan nog steeds aan de spits, de bouwvak-
arbeiders hebben de tweede plaats aan de rubber-
industrie moeten afstaan. De hoerenkleermakers gin-
gen van de derde naar de negende plaats, de houtbe-

werkers van de vierde naar de tiende, de spoorweg-

arbeiders van de zesde naar de twaalfde, terwijl de
transportarbeiders van de twaalfde naar do zesde
plaats klommen, de chemische industrie van de ne-

gende naar de vierde en de vleeschhouwers van de
dertiende naar de achtste plaats.

Gemiddeld zijn volgens deze statistiek de bonen
1140 maal zoo hoog als v66r den oorlog. Een redac-
teur (gehuwd met 2 kinderen, salaris vôôr den oor-
log na 6 dienstjaren Mrk. 350—Mrk. 400) heeft thans
over Januari in Frankfurt een salaris van Mrk.
220.000 genoten, dus 586 maal zooveel als v66r den
oorlog, een kantoorbediende (gehuwd, hoogste klasse)

Mrk. 149.000, d.i. 1355 maal zooveel als vroeger.
Houdt men hierbij voor oogen, dat de kleinhandels-
prijzen voor Januari, bij een dollarindex van gemid-
deld 4300 en een indexcijfer der groothandelsprijzen
van 2185, zeker 1500 maal zoo hoog waren als v66r
den oorlog (de officieele duurte-index is in maanden
met groote prijsschommelingen binnen een week on-
zuiver, daar zij slechts berust op de
cijfers
van vier
uit de maand gekozen dagen) dan blijkt, dat de alge-
meene nivelleering der bonen niets meer of minder
beteekent dan dat de levensstandaard van den Duit-
schen ambtenaar en arbeider tot op het bestaansmini-
mum is neergedrukt en dat, waar de toestand zoo is,
de sterke vakorganisatie van het proletariaat en de
ambtenaar een groote differentiatie niet toestaat. Men
maakt ernst ihet de gedachte, dat arbeid geen waar
is, die verkocht, doch een dienst, die bezoldigd wordt.
De schrijver der sociale geschiedenis staat evenwel
voor het feit, dat een volk met den aard en het ver-
leden van het Duitsche zijn levensstandaard der-
mate ziet neergehaald, dat zijn hoogere ambtenaren
zich tevreden moeten stellen met het vredesinkomen
van den geschoolden arbeider en deze is aangewezen
op het vroeger loon van losse werklieden en naaisters.
De politieke uitwerking van een dergelijken toestand
]igt voor de hand: zulk een volk heeft niet veel te
verliezen en
7al
dienovereenkomstig handelen.

Hamburg.

KURT SINGER.

AANTEEKENINGEN.

Prijzen en bonen in Duitschi and.
—Wie
de statistiek der Duitsche prijzen en bonen bestu-
deert wordt vanzelf getroffen door het verschillend verloop, dat de voor diverse groepen hiervan opge-
stelde indexcijfers vertoonen.
Dat van de groothandelsprijzen in het algemeen
volgt een
stijging
van den dollarkoers meer en meer
op den voet. Beziet men daarentegen de
cijfers
voor een tiental buiten- en evenveel binnenlandsche goede-
rensoorten afzonderlijk, gelijk de Frkf. Zt
g
. doet,
waaraan onderstaande gegevens zijn ontleend, dan
blijkt, hoe de prijzen
der eerste meestal zelfs iets sneller
stijgen dan de dollarkoers, terwijl die van de tweede
er steeds aanzienlijk bij achterblijven.
intusschen blijkt uit het volgend staatje tevens, hoe
bij daling, gevolgd door stabilisatie van den markkoers,

Groothandeisprijzen
Dollar- —__________________________
Datum,

koers

Algemeen
1
lobuitenl.
1
10 binn.l.
4.20 = 1
index- goederen- goederen-

cijfer

soorten

soorten

1 Januari
1920

12

20

25

13
1 Januari
1921

18

21

22

16
1 Januari
1922

45

42

41

32
1 April

71

67

63

52
1 Juli

95

91

86

77 1 October

513

432

481

304
6
Januari
1923

2045

2054

2221

1507
3
Februari

9524

7159

9663

4666
3 Maart

5381

6770

6767

6084

gelijk Februari te zien gaf, het verschil zeer snel

verdwijnt, doordat eerstgenoemde prijzen snel dalen,

hoewel minder snel dan de dollarkoers en de tweede
hun stijging voortzetten, zoodat het verschil in één
maand van 4997 tot 683 gereduceerd werd. De daling
van het algemeen
indexcijfer
is veel geringer dan
die der tien buitenlandsche goederen.

Indexcijfer van groothandeisprijzen voor
98
goederensoorten.

.?

1

O1’V
20
5

.

‘-8

1•bO1?

,

fl.0

‘.


o’

1

(10

1

v0

‘-‘•-
e

o-‘VO

Midd.
1914
1
1
1
1
1 1 1
Begin:
Jan.

1920
12
20
26 27
11
15
20
Jan,

1921
18
20
23
28
18
17
21
Jan.

1922
45
38 58
52
31
33
42
Febr.
48
43
63
55 35
36
46
Maart
60
52 68 68
42
41
54
April
71
63 86 86 53 50 67
Mei
69
66 92
93
60
60
74
Juni
65
70 96
101
64
63 79
Juli
95
83
110
122
69 73
91
Aug.

,,
188
137 197
184 110
100
140
Sept.
321
292
322 426 216 227 291
Oct.
513
386 662 549
321
350
432
Nov.
1488
890
1539
1290 720
577
945
Dec.
1777
1448
2898
2212
1342
1191
1674
Jan.

19232045
1758
3206 2622
1778 1518
2054
Febr.
9524 5550
14137
9312 5347
4766
7159
Maart
5381
5361
9450
8298 6949 5514
6770

Buitenlandsche goederen (Vredesstand
= 1).

14

14

14

-o
1)
0
Q
4)

Cl
14

.

C’

14

10

53
24
44
100
538
1231
2115
2308
10385 6827
31
32
47
75436
791
1364
1727
3636
4909
Koffie ………
29
33 53
122
624
1344
2473
3011
12366 10753
51
22
64
162 849
2727
3690
4127
20005
12633
20
16
29
95
558
1343
2015 2463
11000
5091

Rijst

………..

11
5
14
20
76
189
556 648
6250
3704

Cacao ………..

Koper ………
18

..

16
39
75433
1231
1535
1884
10075
5522

Katoen

……..
Jute

………..

21
20
45
82
515 1683
2013
2376
11419
7591

Rubber

……..

12

..

22
38
84
523
1440
1877
2129
7569
5538

Tin …………..
Maïs ………..
Petroleum
13 30
36
53269
692 1346 1538
5923
5192

Alg. Indexe.
25
22
41
86
481
1
1267
1
1899
1
2221
1
98631
6767

Binnenlandsche gçederen (Vredesstand = 1).
o
1414

14 14

.

.

10
14

Cl

10
14

10

10 04

10

Rogge ………
5 8
33
74
440
1143
1445
1681
6099
4643
Aardappelen 4
11
32
54
95
138
.155
147
393
1190
32
40
60
94
341
444
1000
1439 4091
4015
Hooi

………..
17

..

23
31
103211
50012342188
5844
6563
28
17
26
96
435
1217
2087 2087
12174
6957
Gaskolen
9
17
40
118
497
7112239
2239
6730
12137

Eieren

……..

Baksteenen
15
12
19
80
320
400
88
1440
2800
6773

Huiden

……..

Cement
5
9
23
65
293
551
1055 1529
3520 6748
Kalizout
6
6
24
47
164 528 652 1030
2576
4380
Spiritus ……
5
20
29
35243
514
1286
1286
2429 7429

Alg. Indexc. 131

..

161321
77
1
304
1
623
1
1203
1
1501
1
4666
1
6084

1922
t-


co
11


0

0

Absoluut
(in
Mk.)

122
2.80 5.10
60.-
122
4.60
9.50
68.-
140
650
12.80
75.-
).30
4.50
1280
72.-
175
26.— 58.—
380.-
155
16.—
27,—
120.-
1.40
40

108.—
580.-
190
26.— 40.—
248.-
107

6.30
25.50
104
1.25
2.60
4.80
124

16.75
00..’
135
6.25
13.—
37.50
158
24.—
44–
92.-
190
36.—
72.—
410.-
110
0.55
1.30
4.-
170
22,50 42.—
255.-
120
10.—
12.80
64.-
1,45
46.—
80—
430.-

5.—
800.—
3500..
13500
1.—
150.—
380.—
1700,.
1,50
160.—
380.—
2000..

— 156.— 750.— 3300..
.50 32.— 90.— 450.-
75 18.50 50.– 150.-
.75 18.50 65.— 175.-
.50 55.— 125.— 600.-
— 60.— 225.— 875.-
22.50 26.50 65.-
— 21.— 45.— 130.-
.10 1.25 1.50 IS.—
.501 27.50 40,— 180.—

0.35 12.— 19.50 45.—
0.30 8.— 12.75 40.—
0.10 1.50 9.— 18.—
1.25 32.— 90.— 600.—
0.15 2.75 7.-
30.–
3.10 1.75 5.-
20.—

0.30 12.— 21.-

0.05 0.95

3.•-
0.10 2.50 3.50 15.—
0.25 7.50 9.-
25.—
1.50 20.— 35.-
70.—
0.30 5.— 9.50 55.— 0.25 6.50 9.50 50.—
0.10 1.45 3.50 15.—
0.30 3.50 8.-
30.—
0.25 3.80 9.50 50.—
0.50 15.— 21.— 45.—

1922
2′)

cd
0

0 0

Relatief Juli
1914 =

235 13 24
350 21 43
300 16 32 188 1 750
360 15 43
1600 35 77
700 29 49
3000 29 77
1200 29 44
105 57 90
11

31 65 120 275
385
2
21 70 250 1604
250 18 37 107 714
1100
41 76 159 1S97
1900 40 80 456 2111
37 6 13 40 370
1000
32 60 364 1429
285 50 64 320 1425
1900 32 55 297 1310

23
100
386 1400
38 95 425 1500 36 84 444 1778 23 65 350 1700 15500 20 52 320 1240
12600
11
54 736 900
1200 21 60 300 800
850 24 67 700 867 650 24 87 733 867
2800 22 50 240 1120
4000 20 75
600 23 27
1200

7

5 43 400
95 3 15 150 950
180 18 27 120 120
300 34 56 129 857
200 27 43 133 667
95 15 90 180 950
2300 26 72 480 1840
350 18 47
135 18 50 200 11350

700 40 70 200 2333
65 19 60 140 1300
250 25 35 150 2500
250 30 36
100 1000
700 13 24 47 467
350 17 32 183 1167
150 26 38 200 600
220 15 35 150 2200
250 12 27 100 833
350 15 38 200 1400
300 30
42
90 600

en in- en buiten andsci e suik Sr.

284

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

Hiervoor vindt men dan in de eerste plaats – ont-

leend aan ,,Die Wirtschaftskurve mit Indexzahlen

der Fraukfurter Zeitung” – een gedetailleerd over-
zicht van het verloop van bovengenoemde drie cate-
gorieën van prijzen.

Van enkele artikelen wordt vervolgens het absolute
verloop der groothandeisprijzen sinds begin 1920
weergegeven.

Goederen-
soorten
‘t

°
0
0

2
OM

GROEP.
100 KG.
21,50 64,—
758,—
8750
29800
126000 100
18.20
91,50
603,— 8000
26300
111000
100
18,80
72,50
570,—
8650
27800
100000
100
16,10
91,50
726,—
8200
25000
107000

Tarwe
………

100
16,25
190,—
620,— 8500 30500
123000
Aardappelen ..
50
4,20
18,—
135,—
400 650
1650
Boonen
1
0,24
7,20 5,25
100
460 2000
Reuzel
… ……
1
/,
0,57
14,75
24,50
310
1300
6300
Margarine
•…
1
12
0,52
17,25
21,50
210
1000
4400

Rogge

………
Haver
………

Geconden-
kist van
seerdernelk..
48 dooi.
19,70
395,— 850,—
5200
25000
75000
Suiker
………
100 KG.
43,—
178,85
880,—
120002
240002
11000

GROEP 11
1
1,34
68.75 85,20
1137,70
4975
26807
Zuidd.

scha

Gerst
………..
Mais
………..

penwol A-B
gewasschen..
1


1,72
64,—
225,—
2350
8200
64000
Huiden (Rund.)
1
1,15
32,60
30,—
500
2400
14000
Leder (ZooI)..
1
2,80 82,50
120,—
1800
8000
30000

GROEP 111

Katoen
………..

Gaskolen

j’
13,75
117,70
545,50
6831
30789 92537
Vette kolenf
)
>1 ton
11,65 106,90
405,10
5055
22760
68411
Gietcokes
2)
•.
)1,
17,50 155,60
614,40
7702
34630
104044
Gietijzer,ruw,I
1

»
75,50
1324,50
3326,—
29320
156650 706300
V’or gewalste
blokken

.
..
.
1
87,50
1465,—
4130,—
37940
196800
693000
la Staat
en
Kernschrott..
1

»
46,—
1300,—
2100,—
27000
125000
540000
1


98,—
1745,—
5030.—
46930 243300
860000
Aluminium….
1 KG.
1,70
32,—
81,—
844
3061
16430
Stafijzer
………

GROEP IV
Diversen
Petroleum
….
100


26,—
343,—
940,—
7000 35000
154000
100

»
35,—
542,—
2200,—
21000 90000
400000
Courantenpap.
100

»
21,50
195,50
700,—
8300
40500
108000
Benzine

…….
Baksteenen….
1000 st.
25,— 365,— 475,—
8000
22000
70000

0p wagon aan de mijn,
mcl.
kolen- en omzetbelasting.
Franco Frankfurt a/M.

De kleinhandeisprijzen komen gelijk bekend bij een
algemeene
prijsstijging
achteraan. Evenzeer
bij
een
daling,
gelijk
ook hier te lande wordt ervaren. Wat

Duitschiand betreft is het verloop voor tien levens-
middelen het volgende:

0-0-1
zo
t.,
t.,
0′)


O).-,.-,.-t
C)C)
cd
C)t.,

Q
.0
.0
.0


cd
cd
4)
0
0
z
4)

Groothandel
1
28 24 42
49
56
63
86
433 774
1671.
1895
6548
Kleinhandel
1
16
19
28
34 36
42
56
276 602 1000
1142
2875

Het
prijsverloop
der
afzonderlijke
goederen is zeer
verschillend in den kleinhandel, aangezien de snelheid,
waarmede de dollarkoers gevolgd wordt, zeer uiteen-
loopt en de concurrentie tusschen verkoopers ten
deele uitgeschakeld wordt. ,,Iedere huisvrouw weet”,
zoo wordt in de toelichting opgemerkt, ,,hoeveel
voor het doen van een voordeeligen koop ervan af-
hangt, dat
zij
in tiën verschillende winkels eens

gaat kijken”.
Enkele meer gedetailleerde opgaven omtrent klein-
handeisprijzen vindt men in de volgende kolom.

De tegenhanger tot de kleinhandeisprjzen vormen
de bonen. Van de verhouding dezer twee hangt de
levensstandaard voor een groot deel af. Daarom
worden op de volgende pagina nog eenige opgaven
gedaan omtrent de ontwikkeling der bonen voor
eénige groepen van arbeiders, waarbij in ‘t bijzonder
met den toestand te Frankfort a/M. is rekening
gehouden. De cijfers hebben betrekking op. het grond-
loon, niet op het
werkelijk
inkomen.

Boonen

(Pd.)….
Erwten

Rijst

Havermout ( ,,
l7euzel

Gec. volle melk (bus)
Robusta koffie – (Pd.)
Cacaopot-der
Eieren (stuk)
…… Aardappelen (Pd.)..
Suiker ( ,, )..
Brood (1500 Gr.)…
Cocosvet (Pd.)
Slaolie (L.) ……..
Zout

(Pd.)
Margarine ( ,,
Tarwemeel ( ,, )
.Boter

(,,)….

Confectie-pakken
Monteurs.
Magazijnjassen……
Werkschoenen ……..1
Heeren.Eijglaarzen.. 1
Dames-

,,

..
1 t. woIl. Heerensokk, 1 p. kat.

11
1 P. ,, Dameakousen
1 dam. shirtinghemd
1 heeren-tricothemd
1 wit linnen zakdoek
1 paar bretels ……
1 ,, schoenveters.
Wittelinn.hemdenkn.

1 bord …………..
1 kopje …………
..
1 drinkglas……….
1
pan …………..
1 keukenmes ……..
1
vork …………..

Zeep
…………….
Soda …………….
Waschpoeder……..
Borstel
…………..
B
ezem …………..
Poetsdoek ……….
Schoenborstel ……
Stearinekaarsen
Lucifers …………
Gloeikousje……….
Stijfsel ……..
……

Gemiddelde tussci Distributfesujker.

Zooals men ziet blijft de loonstijging in ‘t alge-

meen aanzienlijk bij die der kleinhandeisprjzen ach-
ter, hetgeen dus neerkomt op een verlaging van het
levenspeil. Relatief is deze
bij
de arbeiders, gelijk
bekend, echter nog het minst ernstig.

Van hetgeen de ontwrichting van het ruilmiddel
aan improductieven arbeid beteekent kan men zich
moeilijk een voorstelling maken. In de eerste plaats
is daar de ontzaglijke hoeveelheid rekenarbeid, die
iedere transactie thans meer belast dan vroeger, en die
vooral de financieele instellingen bespeuren. Typisch
is het volgende staatje van het aantal beursbezoekers
te Berlijn en te Frankfort a/M. einde 1913 en 1922.

Berlijn

Frankfort a/M.

einde

einde
1913

1922

1913

1922

Totaal ……….3457

6082

712

1361
waarvan:

Ohefs van huizen.. J= 1900

A= 2400 460

571
Beambten ……..
A=
1500

=I= 3700

252

790

Verder
zij
gewezen op den arbeid, noodig om in
concurreerende aanbiedingen de verschillende leve –
ringsclausules, vroeger voor een groot deel dezelfde, te vergelijken. En dan worde ten slotte, zonder daar-
mede op eenige volledigheid in de opsomming aan-
spraak te maken, de hierboven vermelde huisvrouw
nog eens ten tooneele gevoerd als vertegenwoordig-
ster der consumenten, die thans een aantal winkels
moeten afboopen, om datgene zoo goedkoop mogelijk
machtig te worden, wat
zij
vroeger zonder navraag
elders
bij
hun vasten leverancier direct gekocht zou-
den hebben.

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
285

a) absolute getallen.
b) relatieve getallen.

(In Mark en
Pfennig) .!.-.

1

1
._
.o
S
I.I2
.
IoI’O
ol

rIs

I
.

1

1
I
Jo
o
,
I.r
IsoI
ii

Spoorwegarbeiders

56 4.30 5.20 9.65 23.85 44.15 82.45 82.45 179.- 223.- 379.-

8

9 17 43 79 147 147 320 398 677
Slagers …………..
…25 3.75 5.20

9.58 25.21 38.54 73.10 ‘93.75 135.40

188.75

488.30

15 21 38 101 154
292
375 542 755 11933
Kleermakers ………..65 3.70 5.75 12.0 23.- 53.- 73.- 98.70
236.-
250- 435.-

6

9 19 35 82 112 152 363 385 669
Tegelwerkers………..33 3.50 5.- 11.43 33.10 43.- 73.10 102.40 161.- 315.- 590.-

Ii 15 35 100 130 221 310 488 924 1788
Handels-transp.arb

33 3.50 5.73 10.20 26.67 45.33 73.91 101.50 153.- 213.65 595.80

11 17 31 81 137 224 308 464 647 1805
Briketarbeiders ……
…45 3.33 6.46 12.23 23.65 43.25 75.- 104.15 161.46 291.67

583.33

7 14 27 53 96 167 231 359 648 1296
Wevers (Augsb.)

38 3.26 5.14 8.50 21.– 36.20 58.05 68.10 .95.- 185.40 353.-

9 14 22 55 95 153 179 250 488 929
Zwaar-transp.arbeid

33 3.23 5.38 10.42 29.29 49.79 70.83 101.35 150.- 322.92 581.25

10 16 32 89 151 215 307 455 979 1761
Boekdrukkers ………
62
3.26 5.27 10.73 28.23 29.59 46.25 93.13 155.47

243.85 437.50

5

9 17 46 48 75 150 251 393 706
Bouwvakarbeiders

65 3- 6.80 13.- 35.- 39.- 73.- 120.- 160.- 355.- 610.-

5 10 20 54 60 112 85 246 546 938
Metaalarbejders

72 287 6.60 12.30 32.50 43.- 78.- 105.30 158.

335.- 620.-

1

4

9 17 45 60 108 146 219 465 861
Zeepindustrie ……..
..45 2.84 5.90 11.60 31.60 44.60 78.10 107.- 176.-

315.-

615.- 1

6 13 26 70 90 74
260
391 700 1367
‘oedingsm.-industrie 44 2.75 .5.80 1L88 28.35 43.50 75.- 100.- 170.85 302.10 583.35

6 13 .27 64 99 70 227 388 687 1326
Schoenmakers (fabr.) 75 2.70 5.20 11.75 3040 68.- 68.- 110.- 152.- 252.- 432.– 1

4

7 16 41 91 91 147 203 336 576
Schoenm. (handw.) 50 2.70 4.70 9.38 25.- 65.- 65.- 87.75 .120.- 210.- 390.-

5

9 19 50 130 130 176 240 420 780
Houthakkers ……….63 2.65 6.75 13.25 31.50 38.50 74.50 112.- 168.- 380.- 415.- 1

4 II 21 50 61 118 178 267 524 659
Schilders, Lakkers

61 2.60 6.30 13.- 29.- 46.- 72.- 107.- 155.- 293.- 605.-

4 10 21 48 75 118 175 254 480 992
Sorteerinrichtingen

35
2.60
550 11.80 31.85 42.- 74.- 1O&- 168- 822.- 610.- 1

7 16 34 91 120 211 300 463 920 1743
Rubbernijverheid

37 2.35 6.- 12.10 32.50 42.80 74.30 107.30 160.30 310.30 610.30 1

6 16 33 88 115 201 290 433 839 1649
Chem. Grootindustrie 48 2.20 6.- 11.80 30.50 42.80 74.30 107.30 160.30 310.30 610.30 1

5 13 25 64 89 155 224 334 646 1271
11

Kleinindustrie 40 2.- 5.70 11.50 30.20 39.70 60,- 107.- 160.- 310.- 610.- 1

5 14 29 76 99 173 268 400 775 1525
Kapper (Dames) . .. 32 1.156 3.33 6.25 18.63 24.84 38.51 35.51

9245

141.45 219.35
2
1

5 10 20 58 78 120 120 289 442 685
11

(Heeren)

25 1.35
2.92
5.73 18.14 24.18 37.47 37.47 .89.95

138.- 210.40 1

5 12 23 73 97 150 150 360 552 842
Brouwers ………… ..53 1.25 2.75

5.50 13.50 40.40 72.35 95.75 154.25

255.30

574.47

1

2

5

10 25 77 137 181 234 482 1084
Mijnh. (bonen p.taak) 449 27.
-1
48.60 105.35 224.- 302.- 684.25 728-1 1092.- 2394.- 4046.- 1

6 11 23 50 67 152
162
243 533 901

Index ………………………………………………………………………………1

6

12

24
1
61
1
93 1154 1213 1333 1587 11140
1)
Scheidsrechtelijke uitspraak van 241, die nog niet is aangenomen.
2)
Gemiddelde tusschen het loon in zaken met leen 2e bedieningstarief.

Prijsvraag van de America’n, insti-
tute of Accountants Foundation.
Gaar-
iie voldoen wij aan hot verzoek onderstaande mede-
(leeling te plaatsen:

Bovengenoemd instituut heeft een prijsvraag uitgeschre-
ven voor de beste verhandeling over het volgend onder-
werp:

The principlcs whjch shoulci govern the delernvination
of capiial and the ctmounts available for distribution of
dividends in ihe casa of corporations, with special reference
to the sy8tem of capital stooks soithout a par value.
De volgende heereti hebben toegestemd als lid der jury
zitting te nemen: Julius II. Barnes, Wesley C. Mitchell’
Albert Rathbonc, ]?rederick Strauss, George 0. May, Voor-
zitter, Committee na Administration of Endowment, Ame-
rican Institute of Accountants.
Het bedrag der toe te kennen prijzen wordt ter beoordee-
ling der jury gelaten, onder voorwaarde evenwel, dat de
eerste prijs niet minder zal bedragen dan $ 1.000 en niet
meer dan $ 2.500 en dat andere prijzen niet lager dan
$ 250 en niet hooger dan $ 750 zullen zijn.
Terwijl de bekroonde verhandeling diepgaande beschou-
wingen moet bevatten over de verschillende zijden van het
probleem – wettelijk, administratief, economisch en finan-
cieel – is de jury gemachtigd om prijzen toe te kennen
aan opstellen, waarin een der zijden van het vraagstuk,
volgens haar oordeel, buitengewoon goed behandeld is.
Ook zal een prijs worden ‘toegekend aan de beste ver-
handeling ingeleverd door een lid van het American In-
ititute of Accountants. Het Instituut zal de bekroonde verhandeling publiceeren
cn behoudt zich het recht voor van eerste publicatie van
dle andere stukken.
Verhandelingen, welke in deze prijsvraag willen mede-
diugen, moeten in inachineschrif t geschreven zijn en voor-
zien van een motto, terwijl bij de inzending een afzonder-
lijke gezegelde enveloppe moet worden gevoegd, het motto dragende en inhoudende den naam van den schrijver.
De antwoorden moeten voor 1 October 1923 ivorde in-gezonden bij A. P. Richardson, Secretaris van de Amen-
can Institute of Accountants Foundation, 135 Cedar
Street, New York.
14
De deelneming aan de prijsvraag is aan een ieder, zon-
der onderscheid, toegestaan.

De Hooge Raad en de ,,Koninlclijlce”. –
In verband met het artikel op pgn. 216 van dit num-
mer volgt hieronder de tekst van het daarin bespro-
ken arrest:

DE 11000E RAAD DER NEDERLANDEN, Gezien het beroepschrift in cassatie, ingediend door
dan
Minister van Financiën,
tegen de uitspraak van den Raad
van Beroep voor de directe belastingen te
‘s-Gra.venhage
van 14 November 1921 in zake een aan de
Koninklijke
Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleum.-
bronnan in Nederlandsch-Indië, gevestigd te
‘s-Gravenha.g,

opgelegden aanslag in de Dividend- en Tantiëmebelasting
over haar boekjaar 1918;
Gehoord de raadslieden van partijen;
Gezien de stukkën;

Gelet op de schriftelijke conclusie van den
Procarcu,

Generaal,
strekkende tot verwerping van het beroep;
Overwegende dat in deze feitelijk vaststaat: dat in de Naamlooze Venneotschap de Bataafselie Petro-
leum Maatschappij, wier maatschappelijk kapitaal bedraagt
210 millioen gulden, verdeeld in 3 aandeelen A en 2 aan-
deelen B, elk groot 42 milioen gulden, is deelgenomen door cle belanghebbende voor de 3 aandeelenA, en door de Shell
Transport & rI.ading Cy. Ltd., gevestigd te Londen, voor
de 2 aandeelen B;
dat alle aandeelen zijn op naam gesteld en volgestort;
dat aanvankelijk de winst aan de beide aandeelhouders
van de Bataafsche Petroleum Maatschappij werd uitgekeerd
naar verhouding van het aantal aandeelen, waarvoor ieder
harer in die Naamlooze Vennootschap had deelgenomen,
doch dat nader, met wijziging van het eerste lid van arti-
kel 27 van de statuten dier Naamlooze Vennootschap, is be-paald, dat over 1917.en volgende jaren, van de winst, die na
eventueele storting in het reservefonds en na aftrek van
hetgeen aan de leden van den Raad van Beheer mocht zijn
toegelegd, overschiet, 95 pCt. aan de houdster van de aan-
deelen A en 5 pCt. aan de houdster van de aandeelen B zal
worden uitgekeerd;
dat de Bataafsche Petroleum Maatschappij over haar
boekjaar 1918 heeft gemaakt eene winst, die, na storting
in het reservefonds, en na aftrek van het aan de leden van
den Raad van Beheer toegelegd bedrag, bedroeg 90 millioen
gulden, en dat ingevolge voormelde

statutaire bepalingen
van die winst een bedrag van f85.500.000,- aan de be-
langhebbende is uitgekeerd;
Overwegende dat de belanghebbende zelve over haar boek-
jaar 1918 in de Dividend- en Tantièmebelasting is aange-
slagen over een belastbare uitdeeling aan hare aandeelhou-
ders van
f
69.764.260,- en over een belastbaar bedrag aan
tantihmes en salarissen van
f
2.037.536,-, en dat ingevolge
artikel 3 der wet op de Dividend- en Tantièmebelasting
1917 van de belastbare uitdeeling aan aandeelhouders een-
bedrag van
f
52.628.884,- en van het belastbaar bedrag
aan tantièmes en salarissen
f
1.371.116,-, te zamen dus
f
54.000.000,- is afgetrokken, overeenkomende met het be-
drag, dat bij gelijke winstgerechtigdheicl van alle aandeelen
aan de belanghebbende in verband met het aantal der door
haar bezeten aandeelen in de Bataafsche Petroleum Maat-
schappij uit de winst dier Maatschappij over 1918 zou toe-
komen;
Overwegende dat de belanghebbende tegen dien aanslag is
in beroep gekomen, en heeft beweerd, dat haar ter zake van
het bezit van de 3 te haren name staande aandeelen in de
Bataafsche Petroleum Maatschappij eene winstuitdeeling niet
van 54 doch van 85Y
2
mill. gulden was gedaan, en derhalve
dit laatste bedrag voor de heffing der Dividend- en Tnn-tièmebelasting over haar boekjaar 1918 had moeten zijn
afgetrokken, zoodat, waar dit af te trekkèn bedrag overtrof

286

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

-28 Maart 1923

hetgeen door haar aan hare aandeelhouders en aan tan-
times en salarissen over haar boekjaar 1918 was uitge-
keerd, zij ter zake van die uitdeelingen geene belasting was
verschuldigd;
Overwegende dat de Raad van Beroep, – nadat de Hooge
Raad bij arrest van 27 April 1921 de zaak naar den Raad
van Beroep had verwezen – bij de thans bestreden uit-
spraak den aanslag heeft vernietigd;
dat de Raad, na nog onder meer te hebben vermeld, dat
mede vaststaat dat tusschen belanghebbende en de Bataaf-
sche Petroleum Maatschappij geen andere rechtsband be-
staat, krachtens welken haar een deel der winst der Bataaf-
sche toekwam, dan de band gelegd door de statuten van deze
Maatschappij, verder overweegt:
,,dat hieruit volgt, dat genoemde 95 pCt. der winst of

f
85.500.000,— door reelamante zijn genoten ter zake van
haar bezit der 3 aandeelen A;
,,dat tea processe wei is komen vast te staan dat de sta-
tutenvijzigiiig der Bataafsche, betreffende artikel 27, waar-
bij gewijzigd werd de vroegere winstverdeeling, volgens
welke ieder der aandeelen in genoemde Maatschappij tot
een gelijk deel der winst was gerechtigd, gepaard ging en
verband hield met eene gelijksoortige wijziging der in En-
geldnd gevestigde Anglo-Saxon Maatschappij, tot gevolg
hebbende, dat ook bij die Maatschappij ieder aandeel niet
langer een gelijk deel der winst zou genieten, maar de Shell
op haar 40 pOt. aandeelenbezit in die Maatschappij 95 pOt.
der winst en de Koninklijke op haar 60 pOt. aandeeleu-
bezit in die Maatschappij slechts 5 pCt. en 2o. eene over-
eenkomst tusschen de Koninklijke en de Shell, ten doel heb-
bende er voor te waken dat geen der 2 contracteerende par-tijen financieel nadeel zou ondervinden van genoemde sta-
tutenwijzigingen, waartoe zij zich verbonden zoo noodig
door onderlinge verrekening en uitkèering elkander in ge-
lijke financieele positie te brengen als hadden die statuten-
wijzigingen niet plaats gehad en daartoe in genoemde over-
eenkomst was op genomen artikel 4, luiden de:
,,In consideration of the premises the Royal Dutch
Company and the Shell Company do hereby mutually
c-ovenant and agree, that, if by reason of the aforesaid
variations of the rights, at present attached to the respec
tive classes of shares in the Bataafsche and the Anglo-
Saxön, respectively, the Royal Dutch Company or the Shell
Company, as the case may be, shall in respect of the year
1917 or any subsequent year receive in the aggregate by
way of dividends on its holding of shares in the Bataafsche
and the Anglo-Saxon more than a sum equal to 60 pOt.
or 40 pCt. respectively of the aggregate of such dividends,
thea the party receiving such excess shali forthwith on
demanci pay over such excess to the other party for the
absolute use and benefit of such other party;”
,,dat deze statnteuwijziging der Anlo-axou en het con-
tract tusschen de Koninklijke en de Shell i’el tot gevolg
hebben, dat nnar aanleiding vau het dcor de Koninklijke
ontvangen 05 pOt. der wiust van de Bataafsche op hare
:inndeelen de verplichting kan ontstaan aan de Shell gelden
uit te keeren, – het ontstaan van welke verplichting en
de hoegrooLheid waervan afhankelijk zijn van de genoemde
iiitdeeling der Bataafsche en de winstuitdeeling door de
Aiiglo-Saxon -, doch de mogelijkheid van het ontstaan dier
verplichting niet ongedaan maakt het feit, dat die 95 pot.
van de winst der Bataafsche door de Koninklijke wordt ge-
noten i;leehta ter zake van haar aandeelenhezit in de Ba-
taafsehe;
,,Dat door den Rijksacivocaat is gewezen op de verande-
ring van terminologie ten aanzien der onderwerpelijke
materie, waar artikel 5 § le der wet tot heffing eener be-lasting op Ledrijfs- en andere inkomsten (wet van 2 Oc-
tober 18(13, Staatsblad No. 149) in het onderwerp, waarvan
ook artikel 3 der wet op de Dividend- en Tantièmebelasting
handelt, spreekt van,, ontvangen”, terwijl artikel 3 spreekt
van .,genoten”, maar dat, waar niet gebleken is, dat de w’et-
gever ir het wezen dier regeling van toen, voorzoover tlian
van belang, een wijziging hëeft willen brengen,, hij met de verandering van terminologie moet geacht worden te heb-
ben bedoeld eene zijns inziens meer passende uitdrukking
voor hetzefde begrip te bezigen;
,,dat deze opvatting steun vindt onder meer in den tekst
van artikel 11 der wet op de I)ividend- en Tantièmebelas-
ting alinea 3, waar het woord ,,genoten” niets anders kan
beteekenen clan ,,ontvangen”;
,,dat de geschiedenis van de totstandkoming der wet op
de bedrjfsbelasting ook leert, dat de wetgever in deze het
oog had op datgene wat werd ontvangen van eene maat-•
schappij, welke over het ontvangene reeds bedrijfsbelasting betaald had, maar zich niet inliet wat degene, die ontvangen had, niet het ontvangene zou doen;

,,dat al ware zulks niet zoo, niettemin de 95 pOt. van de
winst der Bataafsche door de Koninklijke ontvangen door
haar werden genotew, zooals uit bovenstaande overweging
volgt;”
op alle welke gronden de Raad dan den aanslag vernietigt;

Overwegende dat de Minister als middel van Cassatie
aanvoert;
Schending of verkeerde toepassing van artikel 3 der wet
op de Dividend- en Tantièmebelasting 1917;

Overwegende hieromtrent:
dat blijkens het uit de uitspraak overgenomene het stand-
punt van den Raad van Beroep hierop neerkomt, dat het
voor den in artikel 3 der wet op de Dividend- en Tantième-
belasting 1917 bedoelden aftrek voldoende is, dat het aldaar nader omschreven bedrag ontvangen wordt, ook ai ontvangt
de vennootschap dat bedrag niet voor zich zelf, maar voor
een ander, doch dat, zoo deze opvatting van artikel 3 on-
juist mocht zijn, befanghebbende toch het bedrag mag af-
trekken, omdat, wâar er tusschen haar en de Bataafsche
buiten de statuten geen andere rechtsband bestaat die haar aanspraken op de winst der Bataafsche regelt, zij het divi-
dend voor zich zelf ontvangt;

Overwegende dat nu inderdaad ‘s Raads uitlegging van
artikel 3 is minaer juist;
dat dit artikel spreekt van een bedrag, dat ,,genoten”
wordt, en deze uitdrukking zeker niet toelaat daaronder ook
te begrijpen een bedrag dat enkel ontvangen wordt ten bate
van een ander;
,,dat niet duidelijk is, hoe artikel 11 tot een andere op-vatting zou dwingen, daar toch wat als onrechtmatig ge-
noten kan worden teruggevorderd, niettemin genoten is,
indien de ontvanger kht voor zichzelf ontving;
dat ook het beroep op de woorden van artikel 5 § le
(eigenlijk laatste lid) der wet op de bedrijf
S-
en andere in-
komsten niet opgaat, ‘ömdat, wanneer de wetgever het noo-
dig vond ,,ontvangen” in ,,genieten” te veranderen, en
hij tegelijk de bedoeling had op dit punt geen ingrijpende
wijziging aan te brengen, dit er veeleer op wijst, dat in
evenbedoehie bepaling ,,ontvangen” in de ooge’n des wet-
gever reeds de beteekenis had van ,,genieten”, en dat de
wijziging enkel beoogde die beteekenis duidelijker te doen
uitkomen;
dat eindelijk, wat sRaads beroep op de geschiedenis der Wet op dé Bedrijfsbelasting betreft, clie geschiedenis dui-
delijk doet uitkomen, dat de strekking van artikel 5 § 1
laatste zinsnede geen andere was dan om te voorkomen, dat
reeds belaste uitdeelingen opnieuw hier te lande zouden
worden getroffen, wanneer zij andermaal tot uitdeeliug
werden gebracht door aldaar gevestigde Naamlooze Ven-
nootschappen, enz., en dit doel, – hetvelk ook nog ten
grondslag ligt aan het tegenwoordig artikel 3 der wet op
de Dividend- en Tantimebelasting 1917 – zeker verre zou zijn voorbijgestreefd, indien toegestaan w’are geweest op
latere uitdeelingen in mindering te brengen zoodanige uit-
deelingen, welke noch direct noch indirect tot die latere
uitdeelingen hebben kunnen bijdragen, doordat zij ten bate
van een ander zijn ontvangen;
Overwegende dat het nu voorts de vraag is, of de Raad
op grond van de vaststaande feiten terecht heeft aangeno-
men, dat belanghebbende liet boven de 60 pCt. uitgekeerde
dividend iticlerdaail heeft ,,genoten”;
dat de Raad die vi-aag bevestigend beantwoord, en daar-
voor steun zoekt in het ontbreken van een verderen rechts-
hand met de Bataafsche, doch ten onrechte;
dat immers de verhouding tusschen de betrokken ven-
nootschappen deze is, dat belanghebbende en de Shell de
eenige aandeelhouders zijn in de Bataaîsche, en voorts die
maafschappijen de statuten der Bataafsche hebben gewijzigd
in verband met een gelijksoortige wijziging der statuten der
Anglo-Saxon, maar met de tusschen de beide aandeelhou-
dende maatschappijen viuststaande bedoeling, dat. de wijzi-
gingen der statuten in de financieele verhouding geen ver-
andering zouden brengen, terwijl dan eindelijk de tusschen
belanghebbende en de Shell getroffen regeling de strekking
heeft om die bedoeling te verwezenlijken, maar dan ook een
onverbrekelijk geheel vormt met bedoelde statutenwijzi-
gingen;
dat de uitkeering der 35 pOt. aan belanghebbende, boven
de haar volgens de oude statuten toekomende 60 pOt. dan ook zuiver het karakter draagt van een ontvangen ten bate
van de Shell, en belanghebbende die dan ook niet in deii zin
van artikel 3 der wet geniet;
Overwegende dat het middel mitsdien is gegrond en de
aanslag terecht is opgelegd; Vernietigt de in deze zaak gegeven uitspraak;
Handhaaft den opgelegden aanslag.
Gedaan bij de heeren Jhr. de Savornin Lohman, Presi-

…1

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

287

dent, Segers, Savelberg, van den Dries en Schepel, Raden,
in bijzijn van den Griffier Jhr. van Panhuys, en door den
President uitgesproken ter Raadkamer van den een en der-
tigsten Januari
1900
drie en twintig.

(get.)
DE SAVORNIN LOHMAN.
F. VAN PANHIJYS.

Voor afschrift,
De Griffier, van den Hoogen Raad
der Nederlanden,
(get.)
KIST.

Ruimtegebrek verhindert ons ook deze week het

tweede gedeelte van het Chronologisch overzicht van

de verlagingen, welke de tarieven voor het vervoer van

goederen over de Nederlandsche Spoorwegen sinds

Juni 1921 ondergaan hebben,
te plaatsen. – Red.

ONTVANGEN:

Der neue Kurs in Ruszla’rtd.
Wirtschaftsgesetze
der
Sowjetregierung.
Herausgegeben vom Institut

für Weltwirtschaft und Seeverkehr an der Uni-

versitat Kiel. Bearbeitet von Dr. W. Hahu und

A. v. Lilienfeld-Toal, Referenten am Institut
für Weltwirtschaftund Seeverkehr. Kommissions-
verlag von Gustav Fisher, Jena 1923. 108 hldz.

Nu de Nieuwe Economische Politiek de handelsbetrekkin-
gen met Rusland steeds talrijker doet worden dient een
verzameling als bovengenoemde niet alleen ter bevrediging
van wetenschappelijke belangstelling, doch zal zij
ook
aan
allen, die met Rusland zaken doen of willen gaan doen
goede diensten kunnen bewijzen.
De voornaamste decreten, verordeningen en reglementen,
voor den ,,nieuwen koers” van belang, vindt men er in
vereenigcl. De verzameling loopt tot November
1922.
De stof is onder de volgende hoofden gerangschikt:
Juridische grondslagen en algemeene organisatie van het
economisch leven, Productie (landbouw., industrieele- en
arbeidswetgeving), Binnen- en buitenlandsche handel, Geld-
en Bankwezen, Financiewezen (belastingen etc.), Verzeke-
rings- en Verkeerswezen.
Het valt uiteraard bezwaarlijk na te gaan, of werkelijk
alles van essentieele beteekenis vermelding vond. Bovendien
blijft omtrent wat essentieel is en wat niet verschil van
opinie mogelijk. Toch schijnt het moeilijk te verdedigen,
dat het decreet van 13 Maart
1922,
hetwelk voor den
buiteulandschen handel een nieuwe periode inluidde, niet
werd opgenomen, terwijl dit met de decreten van 17 Maart
en 16 October
1922,
die resp. een aanvulling en verruiming
van zijn bepalingen bevatten, wel het geval is.
Verder had aan de inhoudsopgave eenige meerdere zorg
besteed kunnen worden. Zoo staat decreet no. 53 niet op
pag. 88, als daarin vermeld, doch op pag.
90.
Verder wordt
er als datum van decreet no. 63 opgegeven 17 Maart
1921,
térwiji het in den tekst 17 Maart
1922
gedateerd is.
In een tractatenverzameling van den omvang der onder-
havige mag zoo iets niet voorkomen. W.

Financieel jaa?-boek voor 1923.
Uitgave van De
Nederlandsche Financier, Dagelijksehe Beurs-
courant, Amsterdam.
Van deze bekende uitgave behoeft weinig gezegd te
worden. Zij bevat als iteeds tal van belangrijke gegevens
en kan voor velerlei doel worden nageslagen.

Twee verbeteringen in het wetboek van koophandel
(koopmansboeken en Makelaardij) door H. J. W.
van der Poel; Dissei-tatie Leiden 1923.

De Rechtsieer der Levensverzekerings-overeenkonist
door Jhr. Mr. A. W. Wichers, Aflevering 7;
‘s- Gravenhage, Martinus Nijhoif, 1921.

Werkgever en Werknemer (1918-1922)
door 0. Gun-
ning; onder verantwoordelijkheid van den schrij-
ver voor het Genootschap voor zedelijke volks-
politiek uitgegeven door A. W. Sijthoff’s Uit-
geversmaatschappij. – Leiden 1923.

Société des Nations, Conféreuce financiëre de Bruxelles
1920, Les Recommanciations et leur Application,,
Examen après deux ans, volume 1, Edition nou-
velle et augmentée, volume II, Italie; volume III;
Section économique et flnancière, décembre 1922.

Das iilteste Bucli über die Börse: Don Joseph de la
Vega, Die Verwirrung der Verwiri-ungen,
vier
l)ialoge über die Börse in Amsterdam, nach dem

spanischen Original übersetzt und eingeleitet von

Dr. Otto Pringsheim; Druck und TVerlag H.

Fleischman, Breslau 1919; verkrijgbaar bij Mar-
tinus Nijhoif, ‘s-Gravenhage â
f
2,—.

Deutschiands icranke Wirtschaf t und ihre Wiederher-
stellung
von Dr. Gustav Seibt, Geh. Reg.-Rat,

Professor der Statistik an der Universitt ‘Bonn;

Bonn 1923, A. Marcus & E. Weber’s Verlag

(Dr. jur. Albert Ahn). Preis f1. 1,—.

INGEZONDEN STUKKEN.

HET INDISCHE BELASTING VRAAGSTUK.

Naar aanleiding van de beschouwingen in dit tijd-
schrif t van den Heer J. Gerritzen, in zake ,,Hèt
Indische belastingvraagstuk”,
1)
komt het
mij
niet ott-

noodig voor op te merken, dat men bij dè bestrijdin
van de Indische opvattingen op belastinggebied, ook

de speciale omstandigheden in Indië tot haar recht
moet laten komen.

Progressie in belasting op de winsten van N.V.

wordt door den Heer Gerritzen op voetspoor 1/au
den Heer Treub verworpen. Dat moge juist
zijn
voor
de toestanden in Nederland; voor Indië staat m. i.
de kwestie echter eenigszins anders.
Men kan gereedeljk aannemen, dat de theorie
der meerdere draagkra’cht, waarmede progressie in

de inkomstenbelasting voor particuliere personen ge-

motiveerd wordt, in ‘t algemeen niet opgaat voor
naamlooze vennootschappen. Men kan echter gereede-
lijk ook aannemen, dat vrijstelling der winsten van
naamlooze vennootschappen van een
redelijke
pro-
gressie, in Indië vrij algemeen als een onbilljkheid
en zelfs als een bevoorrechtiog zou beschouwd worden.

Een dergelijke vrijstelling zal onbilijk geacht
worden, niet alleen, omdat natuurlijke personen aldaar
ook naar een progressief tarief betalen, maar omdat
men oordeelt, dat, bij een afzien van progressie, van
de gemaakte winsten te weinig ten goede zou komen
aan het land zelf, waar die winsten gemaakt. worden.

De winsten van de belangrijkste in Indië werkzame
naamlooze vennootschappen komen ni. voor eeta zeer
groot deel in het buitenland (inclusief Nederland)
tot uitkeering en daaraan ten goede. Indië ‘mist
daardoor vele directe en indirecte voordeelen, welke
uit de uitkeering van die winsten voortvloeien. Het
is dus verklaarbaar, dat men, om nog een deel van
die winsten voor Indië te redden, niet de uitkeeringen,

doch de winsten belast en daarbij bovendien een
zekere progressie toepast. Of men daarbij te ver
gaat, is een andere kwestie.

Afgezien van het bovenstaande komt ‘het
‘mij
biet
menschkundig voor succés te verwachten van een be-
strijding van die progressie, – overwegende zoowel
de mentaliteit in ambtenaars- en inlandsche kringen
als het nijpende geldgebrek. Men beperke zih daar-
om tot de
bestrijding
van die excessen ‘in ‘de Indische
belastingpolitiek, waarvan het karakter als zoodanig

vrijwel onbetwistbaar vaststaat en die zijn talrijk
genoeg; doet ‘men dat niet, dan schiet men ver-
moedelijk het doel voorbij. J. J.
KORNDORPFER.
*

*

N a s c h r i f t. – ,,Men beperke zich tot de be-
strijding van die excessen in de Indische belasting-
politiek, waarvan het karakter als zoodanig vrjwél
onbetwistbaar vaststaat” – zegt de heer Korndorffer.
Ik meen, dat Prof. Treub bij zijne bespreking van
het Indische belastingwezen deze gedragslijn vrijwel
gevolgd heeft, en waar hij tot bestrijding moest
overgaan, zich beperkt heeft tot de excessen in de
Indische belastingpolitiek; maar ik meen tevens, dat

1)
[‘Zie de nos van, van
21
en
28
Febr. en 7 Maart
1923.
– Red.]

288

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

het invoeren van eene progressie, waar het betreft

belasting op de winst van naamlooze vennootschappen,

een ezces
is,
omdat voor die progressie geen rechts-

grond bestaat en het heffen van belastingen, die een
rechtsgrond missen, in mijne oogen uit den booze is

en niet thuis behoort in een Staat, die aanspraak

wil maken op den naam van rechtsstaat.

Het verdient opmerking, dat ook de heer Kom-
dorifer geen rechtsgrond voor progressie bij belasting

van de winst van naamlooze vennootschappen weet

op te geven. Toch verdedigt
hij
die progressie. De

gronden, waarop
hij
die verdediging doet steunen,

zijn wel merkwaardig. Hij voert daarvoor aan:

10.
dat de winst van de
belangrijkste
in Indië werk-

zame vennootschappen voor een zeer groot deel in

het buitenland (inclusief Nederland) tot uitkeering

en daaraan ten goede komen, zoodat
bij
een afzien.

van progressie, van de gemaakte winsten te weinig

ten goede zou komen aan het land zelf, waar die

winsten gemaakt woiden; 2o. de mentaliteit in
ambtenaars- en inlandsche kringen; 3o. het nijpend

geldgebrek.

Inderdaad is het geldgebrek van de Indische

Regeering
nijpend
en het funeste van dat nijpende

geldgebrek is, dat de Regeering daardoor gedreven

wordt tot handelingen, die
eigenlijk
niet door den

beugel kunnei, tot welke handelingen m.i. behoort

het heffen van belastingen zonder voldoende rechts-

grond. De eenige manier om aan het bestaande

nijpende geldgebrek een einde te maken, is terug te
keeren tot de in vroeger jaren in Indië toegepaste

en beproefde methode om de tering naar de nering

te zetten, eene methode, die het land tot zegen is

geweest. Men kan echter aan het nijpende geldgebrek

op afdoende wijze zeker geen einde maken door het
invoeren van belastingen, die een rechtsgrond missen;

want door eene
dergelijke
gestie stoot men de werk-

krachten en het kapitaal, die men noodig heeft om

het land verder te ontwikkelen, af, instede van die

naar zich toe te trekken.

De door den heer Korndorffer gemaakte opmerking,

dat de winsten van de
belangrijkste
in Indië werk-

zame vennootschappen voor een zeer groot deel in het buitenland tot uitkeering en .daaraan ten goede
komen, is juist. Welke is echter de oorzaak van dit
verschijnsel? Zij is deze, dat, zooals Prof. Treub in
zijne Nota op pag. 27 terecht zegt, de inlandsche
bevolking nôch over het noodige kapitaal, nôch over
den noodigen ondernemingsgeest, nôch over de noo-
dige kennis en ontwikkeling beschikt om de hulp-
bronnen van haar land met eigen kracht te kunnen
exploiteeren. Daartoe heeft de inlandsche bevolking
èn het kapitaal èn de leiding van elders noodig; en
daarom mocht dan ook de Gouverneur van de

Philippijnen in
zijne
inleiding van het ,,Yearbook of
the Philippine Islands” over 1920 met recht schrijven:
,,I can not emphasize too strongly the necessity of
outside capital for our development.”

Het is dus een zegen voor de inlandsche bevolking,

dat de uitheemsche ondernemer
zijn
energie,
zijne
werkkracht en zijn kapitaal ter beschikking stelt van
Indië om de hulpbronnen van het land te ontginnen,
die de eigen bevolking niet ontgiifnen kan. Door
die medewerking toch van den buitenlandschen onder-
nemer wordt het inkomen van het land grooter, veel
grooter dan het zonder die medewerking zou zijn.
En gaat het nu aan om, waar de hierboven genoemde
medewerking van den buitenlandschen ondernemer

zeer zeker een zegen is voor het land, van dien
ondernemer belastingen te gaan heffen, waaraan een
behoorlijke rechtsgrond ontbreekt? De vraag stellen
is haar beantwoorden.
In de derde plaats beroept de heer Korndorffer
zich op de mentaliteit in ambtenaars- en inlandsche
kringen. Waarom alleen op de mentaliteit in die
kringen gelet moet worden, is niet recht duidelijk.
Het wil mij voorkomen, dat, waar Indië voor zijne

dringende behoefte aan kapitaal en intellectueele
arbeidskrachten nog
bijna
geheel op het buitenland

(inclusief Nederland) is aangewezen, de Regeering goed

zal doen,
bij
de inrichting van een belastingstelsel

vooral rekening te houden met de mentaliteit in de

kringen, die het noodige kapitaal en de noodige

intellectueele arbeidskrachten moeten leveren. En

dat het oordeel van die kringen over het Indische

belastingstelsel geenszins gunstig is, is vrij algemeen

bekend. Typeerend is in dit opzicht een uitvoerig

artikel in de Financial Times van 15 Februari ji.,

over de Indische financieele politiek, dat als volgt

eindigt:

,,British investors are not wanting in sympathy with
the development of the Nethedands East Indies. In fact,
the two nations have for econoiic reasons, 1f for nothing
else, been forced into closer association than the actual
political ties suggest. But ii we are called upon to pay
the piper by providing the necessary capital for develop-
ment work, it is only fair that we should have some voice
in calling the tune.” J.
GERRTZEN.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

De Economist. – ‘s-Gravenhagc, 15 Januari

1923.
Prof. Mr. Dr. H. W. C. Bordewij
1
,
In niemoriam

Salomon Koeneti;
W. C. Posthum,us Meyjes,
Bank-

politieke studiën. Crediet en Liuiditeit.

The Economie Journal. – Londen, De-

cembe.i 1922.

Prof. F. Y. Edgeworth,
Ecival
pay to men and

women for equal work;
Prof. A. C. Pigou,
Empty

economie boxes: a reply; J. A. Bowie,
Profit-Sharing
and co-partnership;
F. Morley,
The ineidence of
unemployment by age and sex;
1. F. Gra.nt,
The

survival of the small unit in industry;
Prof.
E. Cannan,
Prof. Cassel on rnoney and foreign

exchange.

Journal des Ëconomistes. —Parijs, 15

Januari 1923.

Yves-Guyot,
Réparations et conférences;
J. Rein,

Discours de M. Jules Rein á l’inauguration du monu-
ment aux morts de Mesnil-le-Roi;
N. Mondel,
Prévi-

sions pour 1923;
A. Fock,
La question du Franssa-
harien;
J. B. Legros,
Chronique de l’inflation;
J. B. L.
L’endosmose socialiste;
P. Descombes,

L’importance économique du reboisement;
B. L. L. E.,

La Lique da libre-échange (janvier 1923).

Revue d’1conomie Politique. – Parijs,

November-December 1922.

W. Oualid,
Les finances locales en Alsace et en

Lorraine;
G. Arias,
Les précurseurs de l’économie

monétaire en Italie. D avanzati et Montanari; A. Phitip,

Le Guild socialisme dans l’industrie anglaise du

bâtiment;
Toiomiantz,
Les théoriciens de langue

allemande de la coopération.

Bank-Archiv. – Berlijn, 20 December 1922.

Dr. Springer,
Vorkriegshypotheken und Geldent-

wertung;
Dr. A. Koch,
Unwiderrufliche Akkreditive

und Akkreditivbestatigung;
B. Huizen,
Zur Frage

der ,,historischen Tatsachen” in den Statuten der
Aktiengesellschaften und G-esellschaften mit be-

schrhnkter Haftung.

The Geographical Journal. – Londen,

Januari 1923.
C. Giiiinan,
An ascent of Kilimanjaro;
R. E.

Cheeseman,
A history of steamboat navigation on

the Upper Tigris;
H. C. Maydon,
North Kordofan

to South Dongala;
E. A. Reeves,
A combined theo-

dolite and prismatic astrolabe;
T. R. Hoinses,
The

topography of Caesar’s campaign against te Bello-vaci (51 B. 0.); The Mount Everest kinematogrdph

film.

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

289

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d (Disc. Wissel.. 4
18Juli ’22
Zweed..R.ksbk 5
10Mrt.’22

Bk
{Bel.Binn.Eff. 4
18Juli ’22
Bk. v.Noorw.. 5
17Aug.’22
IVrsch.inR.C. 5
18Juli ’22
Zwita. Nat. Bk. 31 2Mrt. ’22
Bk. van Engeland3
13Juli
’22 Belg. Nat. Bk.
522Jan.’23
Duitscha Rijksbk. 12 18Jan. ’23 Bank v. Spanje
518Mei ’22
Bk. van Frankrijk
522Feb.
’23 Bank v. Italië 6
20Mei ’20
Nat.Bk.v. Oostenr. 9
1Jan. ’23
F.Res.Bk.N.Y.
423Feb. ’23
Nat. Bk. v. Denem.
S
25Apr.’21
Javasche
Bank 3
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Pa,I.
Berlijn
Part. Parijs
Part.
N. York
Cail.
Port.
Prolon-
disconto
Vatte
disconto
disconto
disc. moneti

24
Maart’23
2
51
3K
2/
4-‘/

6-6K
1)

19-24M.
’23
2’18-K
3-K
2
1
1e-K
4
1
1s

12-17

’23
2
1
131
29-3K
2K-9
4_
1
19

4K-6
5-10
,, ’23
3-3d
29-3K
2
1
18-34
4-118

4K-5%
20-25 M. ’22
4
8
1s
4-%
3K –
4
1
18

3-5K
21-26M.’21
4K-K

4-5
6K
4-‘/

6-7

20-24Ju1i’143
1
1,-‘/j
s

2K-%

2K-%
2
1
4._34
2K
5K-7K
1)
Noteering
van 23
Maart.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Londen was ook
deze
week weder zeer stabiel. De stem- –
ming was iets flauwer zoodat de koers iets terugliep. De
schommeling bedroeg echter hoogstens 1 cent. Dat zelfde geld voor New-York, dat echter eerder iets hooger kwam.
Ook Marken waren zonder merkbare beweging. Daaren-
tegen sv-aren Parijs en Brussel weder zeer bewogen. Na de kleine inzinking van den voligen Zaterdag opende de koers
Maandag direct zeer vast en bleef vrij ononderbroken op-
loopen tot Donderdagochtend. Daarna trad een sterke
reactie in, die een snelle daling tot ongeveer het openings-
peil van het begin der week teweegbracbt. Skandinavië iets
vaster. Daarentegen Zwitserland overwegend aangeboden.
Spanje, :l3uenos Aires en Indië onveranderd.
27 Maart 1923.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
4)
Parijs
4)
1
Berlijn
4)

1
Weenen
)
Brussel
)
New
York*)

19Mrt.

1923..
11.89
16.l240.0l210.0035-13.85 2.53h
20

,,

1923..
11.89*

16.50

0.0Ï211
0.0035k
14.18
2.53′
TW
21

,,

1923..
11.891

17.02k
0.O12l
0.0035k
14.97k
2.53’1,
22

,,

1923

.
11.89
16.90
0.01211
0.0035k
15.-
2.53k
23

,,

1923..
11.89
16.6210.0
1211
0.0035t
14.46
2.53k
24

,,

1923
11.89
16.42*0.01120.00351


Laag8te d. w.
1)
11.881 15.90
0.0120
0.0034
13.70
2.52K
Hoogste .,

,, ‘)
11.90 17.60
0.0122
0.0038
15.75
2.53K
17Mrt.

1923..
11.891
15.85
0.0122
0.003513.84
‘2.53+*
10

,,

1923..
11.891

15.270.01210.0036

13.172.52+*
kfuntpariteit..
12.10
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48

) Noteering te Amsterdam. ‘) Noteering te Rotterdam.
1)
Particuliere opgave.
5)
Noteering van 16 Maart
3)
Idem van
9
Maart.

Data
Stock-
holm)
Kopen.
hagen’)
1

Chris-

1
tlanla)
Zwitser-
1
land)
Spanje
1
t)
Botavta
t)
telegrafisch

19 Mrt.
1923
67.45
48.80 45.95 47.071 39.05
98-98K
20

1923
67.50 48.75
46.10
46.95
39.15
98-98K
21

1923
67.45
48.50
46.10 46.85
39.10
98-98K
22

1923
67.45
48.60
45.90 46.821 39.15
98-98K
23

,,

1923
67.45
48.95
45.90
46.87k
39.05
98-989
24

,,

1923
67.50
48.90 45.90 46.871 39.05
98-98K L’ste d. w.
1)

67.35
48.40
45.75 46.75
39.-
98
H’ste,,

,,

‘)
67.55
49.05
46.20 47.20
39.20
98K
17 Mrt. 1923
67.55
49.90 46.10
47.20
39.15
98-98K
10

,,

1923
67.30
48.20
45.80
47.221 39.25
97/4
Muntpariteit
66.67 46.67
66.67
48.-
48.-
100

‘)Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Dat.
Cable Lond.
(In
$
per)
1
Zicht Parijs (in cts.p.frs.)
1
Zicht Berlijn
(In
cl.
P.
Mrk.)
1Zicht Amsterd.
(In
cl,. p.
gid.)

24 Maart

1923
4.69.12
6.49
0.0048
39.45
Laagste d. week
4.69.12
6.46
0.0048
39.44
Hoogste ,,

,,
4.69.87
6.84
0.0048 39.52
17
Maart

1923
4.69.62
6.31
0.0048 39.46
10

,,

1923
4.71.-
6.04
0.0048
39.62
Muntpariteit .
4.86.67
19.30
23.81K
40/

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noleerings-
eenheden
10
Maart
1923
17
Maart
1923
19124
Maart
Laagste
’23

1
Hoogste
24
Maart
1

1923

Alexandrië..
Piast. p.0
97I51
9711

97381
97151

97181

‘Bangkok

..
Sh. P. tical
119
5
1,
119
5
/,,
119
,
116
1J9
5
i,
119
1
11
‘B. Aires’)..
d. p. $
43
1
1.
43
43
43/4
43
1
/,,
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
114
5
1,
114
3
1
114
1
1,,
114
1
1
8

114
1
1
8

Hongkong ..
id. p. $
213
9
1
6

2141
213K
214
1
1
2141/
is

Lissabon . . . .
d. per Mil.
2
1
1
8

2
1
1
8

2
111
,
2
7
1
3

2
1
/,
Madrid

….
Peset.p.0
30.31
30.38
30.34 30.50
30.471
‘Montevideo
1

d. per $
43
43
8
18
43 44
43’18
Montreal.. .. $ per £
4.79/4
4.80K
4.77%
4.82’/,
4.78
‘R.d.Janeiro.
d. per Mil.
591,
5251,,
5
5
18
525182
5281

Lires p. £
98K
97
7
hs
939
97/4
96
Shanghai….
Sh. p. tael
3/21/,,

3/2/4 3/1/4
313
8
1
8

3/2/4

Rome

…..

Singapore

..
Id. p. $.
214
5
1,
6

2/4
8
/
1
,
214
1
18
214
9
11,
314*/
t
,
4
Valparaiso..
pesop.£
36.70
36.50 35.80 36.40
35.90
Yokohama ..
Sh. p. yen
210
1
I
32

2/0%

1210
21
1
8
,1
210718
2/018/1a
* Koersen der voorafgaande
dagen.’)
Telegrafisch
transfert.

NOTEERING
VAN
ZILVER.
Noteering te

Noteering
te
Londen N. York

Londen N.York
24 Maart 1923 – 32
5
18

68

25Maart1922.. 33/4

64%
17- ,,

1923

32
5
!,, 67K 24Maart1921.. 32

57/4
10 ,,

1923

32
3
1
16
67K 20 Juli
1914.. 24″!,,
549

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 26 Maart 1923.
Activa. Binnenl.Wis-f’H.-bk.
f
43.958.099,53
sels,

B.-bk.,, 34.657.245,06
ene. indisc..A.g.sch.

57.957.928,59

f
136 573.273,18
Papier o. h. Buiteni. in
disconto

Idem eigen portef..
f114.016.041.-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.


114.016.041

Beleeningen
H.-bk.
f
2 1.407.464.98
mci. vrseh.
B.-bk.

{

6.672.833,49
,,
in rek.-crt.
Ag.sch.
,, 84869.257,76
op onderp.
fl12.949 556,23

Op Effecten

…. ..
f111.961.762,17
Op Goederen en Spec.

987.7
94.06
112.949 556,23
Voorschotten ah. Rijk
…………….

..
10.275.643.92
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud ……
f56.239.410,-
Muntmat., Goud – ….
525.550.137,91

f581.789.547,91
Munt, Zilver, enz..
7.109.776,67
Muntmat., Zilver

Effecten
588.899 324,58

Bel.v.h. Res. fonds..
f

5.659.646,93
id. van
‘1.
v. h. kanit.
..

3.983.513.50
– –

——————
,,

9.643.160,43
Geb. en Meub. der Bank …………….
,,

4.52 2.000,-
Diverse rekeningen

………………
..

35.595.483,75

f1 .Ô1 2.474.483,09

Pas.iva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………
..

5.660.599,75
Bijzondere reserve ………. . ………
..1.675.581,33
Bankbiljetten in omloop …………..
…932.432.860,-
Bankassignatiën in omloop

………..
,

1.399.736,43
Rek.-Cour.

Het Rijk
f


,
saldo’s:

J
Anderen ,, 33.906.566,35 11 33.906.566,35
Diverse rekeningen ………………..17.399.13923

f1.012.474.483,09

Beschikbaar metaalsaldo…………..f 394.655.904,73
Op de ba8i8 van
‘/,
metaaldekking…. 201.108.072,18
Minder bedragaan bankbiljettenin omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is.. ,, 1.97 3.299.523. 65

290

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 Maart 1923

Î’ED. BANK 26 Maart 1923
(vervolg).

Voornaamsteposten in duizenden guldens.

Andere
Data

Goud

Zilver

ope!schbare

1

26

Itirt.

1923 ……
581.790
7.110
932.433
35.306
19

1923 ……
581.790
7.135
935.481
37.633
12

1923
……
581.790
6.016
944.420
37.355
5

,.

1923…..581.790
6.394
958.108
34.961
26 Febr. 1923 …..581.790
7.448
939.834 30.994

27

Mrt,

1922
……
605.953 5.885
959.631
28.419
29

Mrt.

1921 ……621.434
16.687
1.036.816
44.069

25 Juli

1914
162.114
8.228
310.437
6.198

Totaal
Hi.n
t

Beschik-
Dek.
Data
bedrag
Schatkist-
1

Belee.

1
baar
1

kings-
disconto’
1

promessen
1

ningen

J
Metaal-
percen-
1 rechtstreeks
1
saldo
1

taae

26 Mrt. 1923 136.573

112.950
394.656

61
19

,,

1923 136.315

107.631
393.606

60
12

1923
136.838

105.297
390.755

60
5

1923 185.833

48.000

108.650
388.874

60
26 Febr.
1923
160.118

22.000

105.339
394.376

60

27 Mrt. 1922 199.079

36.000

131.960
413.488

62
29 Mrt. 1921

192.699

53.000

215.637
420.779

59

25 Juli

19141

67.947

14.300

61.686
43.521
1
)

54
‘) Op de basis van 21

metaatdekking.

Uit de bekendmakingvanden Minister
van Finan-
c
i
ë
ii

blijkt, idat uitstonden op:

1

19 Mrt, 1923
26 Mr!. 1923

Aan schatkistpromessen

f385.310.000.-
f385.310.000,-
waarv. direct bij Ned. Bk



Aan schatkistbiljetten

,,200.357.000,-
1
,200.106.000,-
Aan zilverbons

…….. .,, 28.519.959,-
,, 28.191.865,-

Onder de vlottende schuld is begrepen:
Voorsch. aan de Koloniën

,,280.933.000,-
,,282.728.000,-
Voorschot aan Gemeenten)

31 Jan. 1923
28 Febr. 1923
voor door Rijk voor hen
,

97.836.024,80
,,

97.311.255,60
te heffen Ink. belasting)
19 Mrt. 1923
26 M,t. 1923
Tegoed v.d.Postch.
&
G.dstl98.117.217,60
,,97.366 668,773

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
De samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn_telegrafisch_ontvangen.

Data
Goud
Zilver
Bank.

olijetten
Andere
opeischb.
Beschtkb.
metaal- schulden
saldo

17Mrt.
1923
Ïi.500
264.500
100.500
146.500
10

1923
219.000
266.500
100.500
145.600
3

1923
218.500
264.500
104.000
144.800

10Feb.1923
158.585

58
263.818
104.542
144.254
3

,,

1923
158.985

58.366
259.261
108.310
144.543
27Jan. 1923
156.131

58.057
259.718
102.498
142.433
18Mrt.1922,
146.063

37.991
266 263
80.958
115.245
19Mrt.1921
225.081

11.761
329.435
138861

25Juli 1914
22.057

31.907
1

110.172
12.634
4.8421

ata
Dis-
Wissels.
buiten
Belee-
Voor-
schotten
iverse
Dek.
kings-
conto’s
N..Ind.
betaalbaar
ningen
aan het
Gouo.nen,.
re
ningen
percen-
lage

17Mrt. 1923

152.140

8.500
*

60
10

1923

154.710

9.300
60
3

1923

154.720

9.400
59

lOFeb 1923 35.725

32.613

73.396

12127
24.151

59
3

,,

1923 35.012

32.209

71.764

14.195
23.362

59
27
Jan. 1923 35.914

30.869

73.482

11.973
22.741

59
18Mrt 1922 37.324

20.221

88.313

7.668 27.259

53
19Mrt.1921 35.630

25.656 106.669

49.815
29.387

50
25Juli1914

7.259

6.395

47.934

6.446
1

2.228
1

44
‘)
Sluitpost activa.

2)
Basis
21

metaaldekking.

5)
Creditsaldo.

DE SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden
Zuldens.

Data
Metaal
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden
Disconto’s
Div. reke.

1
ningen’)

24 Feb. 1923….
1.190 1.616
925
1.202
454
17

1923….
1.184
1.656
933
1.201
480
10

1923


1.184
1.696
940
1.212
479

25 Feb.1922. …
1.474
2.123
763
1.092 1.112

25Juli

1914…
645
1.100
560
735 396
2)
Sluitpost der activa.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.
Toornaamste posten, en-der bijvoegin,g der Curreucy Notes,

in tduizenclen pond sterling.

Data
Metaal
Circulatie
Currencip Notes.

Bedrag
1

Goudd.
1
Gov. Sec.

21
Mrt.
1923
127.512
123.199
280.955
27.000 236.246
14

1923
127.509 122.996
281.039
27.000 236.373
7

1923
127.508
.123.468 281.156
27.000
236.451
28 Febr. 1923
127.504
123.940
297.101
27.000
234.696

22 Mrt. 1922
128.780 121.704
299.798 28.500 260.254

22 Juli

1914
40.164
1

29.317
– –

Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
1

Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
Dek-
kings
t”)

21
IVirt. ’23-
48.529 72.436 24.129
102.644
24.063
18,98
14

,,

’23 48.452
70.650
15.623
109.495
24.263
19,39
7

,,

’23
47.412
70.394
15.868
107.491
23.790
19,28
28 Febr.’23
47.283 79.107 20.907
110.548
23.319
17,73
22 Mrt,’22
48.465
86.397
21.860
120.330
25.525
17,95
22Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
521
‘) Vernouding tusschen Reserve en Deposits.

DÜITSCHE RIJKSBANK.

‘ oom a-a.mste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in millioenen Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
t
Kassen-
scheine
Circulatie
D
k
kings
lperc
.
1

15 Mrt. ’23
1.474 1.005
787.781
4.272.511
18
7

,,

’23
1.074
1.005
733.246
3.871.256
19
28 Febr.’23
1.074 1.005
708.305 3.512.788
20
23

,,

’23
1.074
1.005
668.683
3.123.540
21

15 Mrt. ’22
1.014
996
4.879 122.120
5
23 Juli

’14
1.691
1

1.357
65
1.891
93
1)
Dekking der circulatie door metaal en Kassenschetne.

Wissels

Rek. Crt

Darlehens-
kassenschetne

T

1
0
aa Handels.
Schatkist-
Totaal
In kas bij de
wissels
papier
uitgegeven
Rijks bank

.
5.856.358
2100.621
3.755.737
1971.413
***
5*5

5.550.800
2034.469
3.516.331 1972.198
746.300 733.200
g’ 4.776.705
1829.341
2.947.364
1582.981
721.000
708.300
4.096.196
1651.883
2.444.303
1289.485
681.600 668.700

140.867
2.125
138.742
30.666
12.866
4.759

7511
751

944
1


BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in duizenden fr&ncs.

Waarvan
Te goed
Butt.gew.
Data
Gouo
in het
Zilver
In het
voorsch.
Buitenland
Buitenland
ald. Staat

22Mrt.’23
5.536 101
1.864.345
291.277 *5* 23.300.000
15

’23
5.535.962
1.864.345
290.948 598.150 23.400.000
8

’23
5.535.868
1.864.345
290.828
598.970
23.500.000

23Mrt.’22
5.525.850
1.948.367
281.749
632.619 21.500.000

23
Juli’14!

4.104.390

639.620

Wissels
Uitge.
stelde
Belee-
Bankbtl-
Rek. Cr1.
Parti
Rek.
Cr1.
Wissels
ning
jetten
culieren
Staat

.
2.469.593 24.630 2.088.304
37.221.438
2.080.6331
19.000
°’
2.067.041
24.712
2.099.201
37.554.740
2.067.0411
38.247

2.683.977 24.865
2.124.944
37.822.818
2.140.612 32.249
2.815.403
48.082
2.334.120
35.281.790
2.310.5141
56.168

1.541.980

769.400
5.911.910 942.570
400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden francs.

7î1
Beleen. Beleen.
1

Blnn.
1
Rek.
Data
mcl.
buiten!.
van
buitenl.
van
prom. d.
1

wissels
1

en
Ctrcu-
t

latie
1 1

Cri.
saldi
vorder.
provinc.
1

beleen.

1
1

partic.

’23
22 Mrt.
344.738
84653
480.000
828.236 6.825.206
185.825
15

’23
344.851184.653
480.000
862.951
6.890.617
148.911
8

’23
346.287
184.653
480.000
890.348
6.890.877
148.705

23Mrt.’221326.02684.653
480.000
656.089
6.243.764 337.692

28
Maart
1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

291

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Vooi,naamste posten in duizenden dollars.

Goud000rraad
F.R.
Zilve,

1
Notes In Dato
eic.

1
ci,cu-
____
Totaal
Dekking
iTiî
bedrag
F. R. Notes
builenl.
latie

7
Mrt. ’23
3.083.641
2.126,806

117.633 2.256.302

28 Febr.’23
3.072.813 2.166.194

128.787 2.246.943
21 Jan. ’23
3.075.242
2.197.717

128.367 2.260
497

8 Mrt. ’22
3.965.873
2.093.756

128.087 2.197.434

1
Goud-
Algem.

Data
Wissel,
Totaal
Gestort

1
Dek-
Dek- Deposito’s
Kapitaal

1
ktngs
kings-
__________

t perc.

1,

perc.

‘7
Mrt.’23
790.373
1.942.862 108.852
1

73
>
4
76,2

28 Febr. ’23
803.438
1.952.317
108.867
1

73,2
76,2

21 Jan.

’23
810276
1965.914
108.874
72,7
75,8

8 Mrt.
’22
732.972
1.780.055
103.802
74,6
77,8
1)
Verhouding tatalen goudvoorraad tegenover opeischbaro
schulden:
F. R.
Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntinateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AA.NGESLOTEN BIJ HET

FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Totaal
1
Reserve
1
Totaal

Waarvan
1
Aantal

uitgezette
1

hij de

•1 deposito’,

ti e
m
depo,iI
Data

banken gelden en F. R. bank
bdeggin gen

28Feb.’23 777 11.639.373 1.408.310 15.400.548 3.775.827
21

’23

778 11.531.743 1.425.098 15.317.273 3.772.556
14

1
23

778 11.508.696 1.483.766 15.454.326 3.727.654
1 Mrt.’221 807 10.917.5351 1.314.440 13.712.394 3.084.152

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 26 Maart 1923.

De bezetting van liet Ruhrgebïed, aangevangen en voort-
gezet zgn. op economische motieven, heeft niet nagelaten op
economisch gebied grooten invloed uit te oefenen in Vrij-
wel alle landen, die direct of indirect bij de militaire bezet-
ting zijn betrokken. Alleen cle Vereenigde Staten van Noord-
Amerika hebben zich tot nu toe vrijwel buiten het geding
kunnen houden en zoo is het ook te verklaren, dat alleen
binnenlandsche factoren hun invloed op het koerspeil van
Wallstreet uitoefenen. Gedurende de achter ons liggende
berichtsperiode is de houding van de New Yorksche fond-
senmarkt doorgaans weder vast geweest, hoewel niet te
ontkennen valt, dat tegen het slot de stemming weifelend
en ietwat gedrukt is geworden. Het is niet geheel onmoge-lijk, dat de keerzijde van de medaille hier een rol heeft ge.
speeld. Want hand in hand met de grooter levendigheid in
vrijwel alle takken van industrie is een stijging van de prij-
zen van artikelen voor noodzakelijk levensonderhoud ge-
gaan, welke aanzienlijke afmetingen begint aan te nemen. Het mag overbodig worden geacht te dezer plaatse te wij-
zen op de gevolgen, welke een dergelijke beweging van het
prijsniveau voor het geheele samenstel van het economisch
leven kan hebben, vooral waar in de Unie de arbeiders-organisaties een uitermate krachtige positie innemen en
niet zullen nalaten hun eischen omtrent bonen, enz. in
overeenstemming te brengen met de veranderde tijdsomstan-
digheden. Gedurende de laatste weken zijn er reeds geval-
len voorgekomen van vrijwillige loonsverhoogingen door
ondernemers in diverse industriebranches; overigens is het
effect der prijsstijging nog niet zoo sterk in den cletailhan-
del doorgedrongen, dat directe conflicten onvermijdelijk ge-
acht moeten worden. Doch de beurs pleegt in dit verband
scherpe voelhorens te hebben en indien in een periode van
buitengewone levendigheid plotseling de fondsenmarkt een
verslapping aantoont als in de degen, die juist achter ons liggen, dan is dit meestal wel een bewijs, dat ernstige en
•i’ijr vooruitziende kringen donkere wolken aan den horizon
oudersckeiden. Dit is natuurlijk te eerder het geval, waar
de geldmarkt, zooal niet stroef, dan toch iets vaster van
toon is geworden. Het is cle vraag, of deze houding in ver-band staat met de jongste disconto-verhooging; vermoede-lijk moet hier eerder worden gedacht aan de geweldige be-dragen, die de hoogere goeclerenprijzen vereischen en aan
liet vooruitzicht op de groote sommen, die de uitvoering
van de nieuwe landbouwwetgeving zal gaan verlangen. In-
middels is de tendens niet bepaald flauw geworden; hier-

voor zijn de mogelijke gevaren niet dreigend genoeg en zijn
de kansen te groot, dat een wending in cle algemeene
vereldconjunctuur of in de pobitieke verhoudingen op het
Europeesche continent alle berekeningen in de war zal
sturen.
Te P a r ij s is de stemming ter beurze door twee facto-
ren beïnvloed geworden : ten eerste door de houding van de
valutamarkt, ten tweede door de debatten ten aanzien van
de dekking der vlottende schuld. Met betrekking tot den
koers van het eigen betaalmiddel heeft cle effeetenmarkt
cle eenig mogelijke houding aangenomen : de tendens was
ongeanimeercl voor valutawaarden in verband met het be-
trekkelijk hooge niveau, dat de Fransche franc gedurende
de afgeboopen week heeft kunnen bereiken. Waarschijnlijk
is deze vaste houding veroorzaakt door een steunactie en de
geruchten, ,dat tusschen Duitschland en Frankrijk voeling
werd gezocht omtrent de opheffing van de Ruhr-bezet-
ting, geruchten, die weliswaar reeds gedurende lan-
‘gen tijd circuleerden, doch die thans vasteren vorm
hebben aangenomen door het bezoek aan Londen van
den Engelschen gezant te Berlijn. Inmiddels heeft de
franc zich
01)
het hooger niveau niet geheel kunnen hand-
haveti, toen niets positiefs bekend werd gemaakt. In nauwe
aaneensluiting aan deze schommelingen bewoog zich ook
de markt voor valuta-fondsen te Parijs. Voor inheemsche
‘waarden was doorgaans een vaste stemming overheerschend,
nu vermoedelijk geen drastische maatregelen ten aanzien
van de dekking van het budgetair tekort genomen zullen
worden. Weliswaar ontmoet de regeering scherpen tegen-
stand bij haar plannen tot het uitgeven van een leening,
doch waar hier geen precedent wordt geschapen (de ge-
schiedenis vermeldt bij herhaling Fransche leeningen voor
dit doel) is het meer dan waarschijnlijk, dat men ook thans
weder tot het oide middel zijn toevlucht zal nemen. De
beurs is hierdoor ten deele gerustgesteld; het vooruitzicht
op verhooging van belastingen is minder dreigend gewor
den. Hierbij Icomt het feit, dat de inkomsten van de schat-
kist niet onbevredigend zijn. In Januari bedroegen de ont-
vangsten 243 millioen francs meer dan de ramin; in
‘Februari beliep dit overschot bijna 106 millioen francs. Bo-
veaclien schijnt het, dat Frankrijk zal kunnen volstaan met
een veel geringer invoer van graan, dan oorspronkelijk was
aangenomen; in plaats van 24 millioen quintals zal het
totaal vermoedelijk niet meer dan 2.000.000 quintals beloo-
pen. Tegenover deze gunstige, factoren staat het feit, dat
de buitenlandsche handel inkrimpt en dat de ,,zware” indus-
• trie uiterst moeilijke tijden medemaakt. Waar beide facto-
ren echter in direct verband staan met de Ruhr-bezetting
t en men te dezen aanzien over het algemeen optimistisch blijft denken, is de beurs vrijwel ongevoelig hiervoor ge-
bleven.
Te L o n de n is het verloop der beurs zeer mat geweest;
behalve gibt-edged waarden bleven de meeste fondsen
1 eerder iets aangeboden. De oorzaak is niet moeilijk aan te
geven; de factor, die te Parijs stimuleerend werkte had
hier het tegenovergestelde gevolg. Want het Engel-
sche zakenleven heeft wel in zeer sterke mate de voor

deden van de Ruhr.bezetting ondervonden en een plotse-
• ling eindigen van dezen toestand zoii ontegenzeggelijk een
storenden invloed uitoefenen. Vrijwel alle takken van in-
dustrie profiteeren thans van de situatie in Duitschland.
Aan steenkool is b.v. in de eerste week van Maart 5.565.000
ton geproduceerd tegen 5.519.000 in de daaraan voorafgaan-
de week en 5.038.000 in de overeenkomstige periode van
het vorig jaar. Aan ruw-ijzer werd over Februari gepro-
duceerd 543.400 ton tegen een maandelijksch gemiddelde
van 408.300 ton over 1922 en van 218.000 ton over 1921.
• liet behoeft geen nader betoog, welk een scherpe ommekeer
er zou plaats vinden, indien de Duitsche industrie plot-
seling weder in de gelegenheid zou worden gesteld op de
wereldmarkt mede te dingen. De afwachtende houding van
de beurs is dan ook uit dezen hoofde zeer goed te ver-
klaren.
Te B e r 1 ij n is de omvang van zaken ter beurze sterk
.afgenomen, doch de tendens is iets beter geworden, nu de groote verkoopen van het publiek min of meer achter den rug schijnen te zijn. Zoo kon het bekende indexcijfer van
de ,,Frkf. Ztg.” een vermeerdering van 5474 tot 5755 aan-
toonen en ondanks de zeer stabiele houding van buitenland-
sche betaalmiddelen ontstond er tegen het einde der be-
richtsperiode op het ietwat verhoogde peil nieuwe vraag,
waaraan echter voorloopig grif kon worden voldaan. Te n o n z e ii t heeft de afdeeling voor staats- en beleg.
gingswaarcien een zeer vast aanzien behouden; de verhoogde
koersen bleven meerendeels gehandhaafd en zelfs konden
sommige soorten nog fractioneele verbeteringen behalen.
Van de overige afdeelingen heeft vooral die der binnen-
landsche industrieele aandeelen de aandacht getrokken. Hoe-

292

ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN

28 Maart 1923

19 Mrt
23
Mrt. 26 Mrt.
R8gof
dalin
6

0
/0
Nederland 1922 ……
101
1
/s
101%
100%
_6/s
5

0
/0

,,

1918

……
90%
9
0
15
116
91116
+
715
4l1

0
10

,,

1916

……
89%
891
890/8
+
51

4

010

,,

1916
……
82e/t
83%
83
8
18
+ %
3
,
1
2
0
10

,,
73
73e1is
73
9
1is
+
s
/is
3

0
/0

,,
64
8
18
65 65
+
8/
2j1
2
0/

Cert. N. W. S.

………
53’i
54
54%
+
8
18
7

oj

Oost-Indië 1921
……
1028/
16

1021
102
18
1
+
818
6

0
/0

13

1919

……
97%
9711e
97111
+
ÜIi&
5

0f

,,

1915
……
93%
943f
9418
+
71

4

0/
Oostenr. Kronenrente
1%
1


5

ol. Rusland 1906

………
4%

+
‘/ie

4

0/
Rusi. bij Hope
&
Co
4
1
1
4
1
1
4
8
18
+ % 4

ol
o
Japan

1899 …………
68% 69%

+
1% 5

O/

Brazilië

1895

………
53%
53
52%

1%
8

o/
San Paulo

1921
……
97%
96
7
18
97%
—%
6

0
/0
Amsterdam .1920 ……
l01’/,


7

°Io
Rotterdam

1920 ……
102%
1029
102%

wel in mindere mate dan in het buitenland, ondervindt
men ook ten onzent de gevolgen van de geringer productie-
capaciteit der Duitsche industrie. Die gevolgen zijn voor
ons land niet zoo sterk positief (in zooverre het plaatsen
van orders ten behoeve van Duitschianci direct niet vaak
voorkomt), dan wel negatief in den zin van het uitblij-
ven der Duitsche concurrentie. Bovendien heeft de stabili-
satie van de mark in Duitschland werkende Hollandsche
ondernemingen weder in staat gesteld nauwkeurige bere-
keningen te maken en de zaken van deze concerns hebben
in verband hiermede het element van specultïe verloren.
En en ander is sterk tea goede gekomen aan aandeelen
Jurgens, du Croo & Brauns, Hollandsche Draad, Gouda
Kaarsen, enz.
Daarnaast waren
suikcranndeelcn
gevraagd, doch niet in
die mate, als men in verband met cle nog steeds uiterst gun-
stige suikerberichten in sommige kringen wel had ver-
wacht. Niet alleen hebben de verkoopen uit oogst 1924 voort-
gang, doch ook de schattingen van den aanstaanden Cuba-
oogst worden voortdurend lager. Het schijnt echter, dat men
tea onzent de voorzichtigheid niet uit het oog
wil
verlie-
zen, hetgeen uit den aard der zaak verklaarbaar is, na
alles, wat men op het gebied van producenten-statistieken
heeft medegemaakt.
In aansluiting aan de optimistische suikerberichten waren
thee-aandeeien
sterk gevraagd, in verband met den opnieuw verhoogden prijs voor dit product.
Tnbjkken
hebben enkele wisselingen in cle koersen mede-
gemaakt, doch verlaten de week toch vrijwel onveranderd.
Hetzelfde was het geval voor
rnbberwaarcler&;
liet bericht
van de overname der Nederlandsche Rubber Maatschappij

19 Mrt. 23 Mrt. 26 Mrt.
Riizingof

Amsterdamsche Bank ……124% 122% 122% — 1%
Incasso Bank ………………95%

96% + %
Koloniale Bank ……………177/
s
179
1
1s 178%

+ /
o
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand. 143% 144
7
1 142% —
Rotterd. Bankvereeniging… 948/s

94

— 118
Amst. Superfosfaatfabriek.. 35

43

44% + 9%
Van Berkel’s Patent ………34%

38%

42% + 8
Gouda Kaarsen ……………103

113%

+ 10%
Holl.Draad-enKabelfabriek 80

89

87

+ 7
Jurgens’Ver.Fabr.gew.aand. 57

63%

64818 + 701g
pr. aand. 70%

7I1g 71% + 1
Leerdam Glasfabrieken ……
44% –


Philips’ Gloeilampenfabriek 236

246

2499 -4– 13%
Vereenigde Blikfabrieken. -. 979 969 96% – 1%
Vereen.Chemische Fabrieken 3734 —

4414 + 7
CompaniaMercantilArgent. 12/

129

14

+ l’/
Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 180% 185% 184

+ 3%
Handelsver. Amsterdam …… 483% 4929 481

— 2%
Handelsverg. Reis & Co ……. .28%

289

30

+ 134 Int. Crediet- en Handelsverg.
Rotterdam ………………177
Linde Teves & Stokvis ……78%
Tels & Co’s Handel-Mij ……. 7
Redjang Lebong Mijnb-Mij. 102
71
Gecons. Roll. Petroleum-Mij.
1
208/
Kon. Petroleum-Mij. ……… 399% Orion Petroleum-Mij……….
Afgest. Aand. 29%
Amsterdam-Rubber-Mij ……
147%
Nederl.-Rubber.Mij. ……… 71%
Oost-Java-Rubber-Mij. …… 215V4
Deli-Batavia Tabak Mij. … 321%
Deli-Maatschappij …………298%
Senembab-Maatschappij …
341%

185 185
+8
80
79
+%

118
18
/
32

1 l7
7
/

2
0
/IS
396%
384%
—15

29
7
/
t

29/
+
1
/s
147
146

1%
68%
67%
—4
222
,

218

1

2%
318%
316
—5%
395
291
—7%
340
337%

4%

door de Amstei

dam Rubber heeft slechts voorbijgaand een
stimuleerencien invloed op de betrokken aandeelen uitge-
oefend. Toch heeft men het project over het algemeen ter
beurze gunstig beoordeeld.
De
petrolewavniarlct
was ongeanimeerci in verband met
de houding van het hoofdionds aan de buitenlandsche beur-
zen. Oudauks de zeer goede berichten uit Venezuela, waar
de Koninklijke Petroleum Maatschappij groote belangen
heeft verkregen, is de aandacht van het publiek op andere
objecten gevestigd gebleven.
Ook de
sriheepvaertmarkt
was flauw; nieuwe berichten,
waardoor de kooplust van het publiek aangewakkerd zou
kunnen w’orden, waren er niet.

19 Mrt. 23 Mrt. 26 Mrt.
Rij:ingof

Holland-Amerika-Lijn ……114

109% 104

– 10
,,gem.eig 102% 97% 921
4
— 9%
Hollandsche Stoomboot-Mij 23% 21% 21

— 2%
Java-China-Japan-Lijn ……88%

88

88


Kon. Hollandsche Lloyd

4111s 491j5

4% –
Kon. Ned. Stoomb.-Mij ……. 69%

69%

68% –
Konink.Paketvaart.Mij. … 104

104
1
/B
107% + 3%
Maatschappij Zeevaart ……57


Nederl Scheepvaart-Unie 108w 106% 106% — 2%
Nievelt Goudriaan …………109

106

105

—4 Rotterdamsche Llo7d ……… 125

127

+ 2
Stoomv..Mij ,,Nederland”

13734 131% 130

— 7%
,,

,, ,,Noordzee”

40118

— De
Amerikaansche afdeeling is
stil gebleven; enkele
variaties traden slechts voor cle meer courante soorten in.

19 Mrt. 23 Mrt. 26 Mrt.
Rij:ingof

Americ. Smelting & Refining 67

68

67% + %
Anaconda Copper …………lO7f

107

106% —
Studebaker Corp . ………… 128

126

125

—3
Un. States Steel Corp. …… 109

109% + %
Atchison Topeka……………107

106% —
Ene ………………………….

12
5
1ie

1271

121

+ %
Southern Pacific …………… 98%

961

9691, —
1%
Union Pacific ………………148’/


Int. Merc. Marine orig. gew.
11
25
1
32
Il/,

11
“/ +
1132
,,

,,

,,

,, preI

44
8
116

43

4281
t

– 11 ‘/16
De
geidmarkt
bleef ruim; prolongatie tea slotte 3% pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
27 Maart 1923.
Reeds in ons vorig weekoverzicht berichtten wij, dat dc kort te voren zoo levendige vraag voor broodgraan weder
was verminderd. In de afgeloopen w’eek is een herstel van
eenige beteekenis niet ingefredeis, en ofschoon de markt te
Chicago nog eenigen tijd vast bleef en zelfs eenige prijs-
verhooging te constateeren viel, is daar dan ook de week in
flanivere stemming geëindigd. Op 26Maart sloot Mei-tarwe
te Chicago op 118% dollaj

cents pr 60 lbs. tegenover 121
cents op den iden. Voor Juhi-tarwc waren deze prijzen
114% en 116′,. Ook in Argentinië brokkelden de prijzen
langzamerhand af, zoodat van 20 Maart (de 19e was een
feestdag) lot den 26en een prijsverlaging van ca. 15 centa-
vos per 100 KG. plaats vond. De teleurstellende vraag naar
broodgiaan in Europa was gedeeltelijk het gevolg van de
sterke fluctuaties in den frankenkoors, zoowcl in Frankrijk
als in België, waardoor in die ]aiiden ne hrndel zeer be-
zwaarliik was. Vooral ho het laatste gedeePe der week ging
dan ook in België zeer weinig om, terwijl Frankrijk, dat
aanvankelijk nog inkoopen had gedaan van La Plata, zoo-
wel als Britsch-Ind.ische tarwe, reeds weder neiging schijnt
te hebben zich von een gedeelte der recente inkoopen te
ontdoen. Ook Italië toonde weinig kooplust, hoewel tea
slotte weder enkele zaken in La Plata-tarwe naar dat land
tot stand kwamen. Ook in Engeland ging aan de lading-
markt veel minder om dan kort tevoren en hoewel aan-
vaiikelijk in parcels door goede vraag van molenaars zoo-
wei als handelaars een flinke omzet tot stand kwam, wa-
ren de laatste dagen der week ook daar stil. Ruime inkoo-
pen van de Duitsche regeering van La Plata-tarwe naar
Rotterdam en de Duitsehe havens, welke in het laatst der
week plaats vonden, konden de stemming niet verlevendi-
gen, evenmin als de vrij beperkte wereldverschepingen van tarwe en meel in de op 22 Maart geëindigde week. Het was
vooral Noord-Amerika, dat weinig aflaadde, zoodat, of-
schoon Argentinië weder meer tarwe ter verscheping bracht
dan de vorige week, het totaal kleiner was dan eenigen tijd
het geval is geweest. Indien de vraag in Europa niet flink
verbetert en de wekelijksche verschepingen spoedig grootere
cijfers aantoonen, zal het voor Noord-Amerika bezwaarlijk

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

293

No’teeringen.

Chicago
Buenos Ayres

Data
Torwe
Mars
Haver
Tarwe
Mars
Lijnzoad
Mei
Mei Mei
April
Mei
1

April

24Mrt.’23
120

733
445/8
11,75
8,55
20,20
17

,,-

’23
122
1
/

75
1
18
45
8
1s
11,701)

8,60

19,702)
24Mrt.’22
1321

59/8
37
13,25
8,20 20,40
24Mrt. 21
130K

613f
39’/o
16,20
2
)
8,35
14,55e)
24Mrt.’20
275

156
86
5
/
18,20
9,20 27,35
20 Juli’14
82

56/5
36X
9,40 5,38
13,70

1)
per
Maart.

2)
per Mei.

Locoprjzente Rotter.dnm/mer1ani.

Soorien
26Maart
19Maart 27Maart
1923 1923
1920

Tarwe.

…………..
1)
13,- 13,-
15,50
‘Rogge (No. 2 Western) ‘)
10,80 10.60 13,25
Mais (La Plata)

……
2
)
214,-
214,-
242,-
Gerst
(48
ib. malting)
.
.)
182,-
180,-
215,-
Haver (38 ib. whitecl.)..’)
10,15
10,20
10,80
Lijnkoeken (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad’
1
)
11,85
12,40
17.75
Lijnzaad (La Plata) ….
)
425,-
425,-
448,-
1)
p. 100 K.G.

2)
p. 2000
K.G.

l
per
1960 K.G.
)
Nr. 2 Hard/Red Winter
Wheat.

AANVOEREN in ton.s van 1000 KG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen:
18124 Maart
Sedert
Overeenk.
18124 Mao,1
Sedert
Overeenk.
1923
1 Jan. 1923
tijdvak 1922
1923
1 Jan. 1923 tijdvak 1922
1923
1922

Tarwe ……………..
15.686
196.694
134.974

14.030
6.732
210.724
141.706
1.188
135.759
5.608

– –
35,759
5.608
Rogge

………………
Boekweit …………..
336
3530
5.973
– –

3.530 5.973

7.194
176.438
236.958

24.901
47.016 201.339 283.974
2.521
37.812
23.747

4.127
2.059 41.939
25.806
845
20.906
14.804
70
533 50 21.439
14.854

Maïs

……………..
Gerst

……………..

9.516
35.126
37.577
3.680
33.941
25.526
69.067
63.103

Haver

……………….
Lijazaad ……………
5.995 52.265
41.960


757
52.265 42.717
Lijnkoek ……………
Tarwemeel ………….
174
15.929
9.310
53
2.879
2.897
18.808 12.207
Andere meelsoorten.,..
75
458
2.872


1.060 458
3.932

zijn, zijn overschot van tarwe tijdig aan den man te bren-
gen. Wel mag worden aangenomen, dat naarmate het
seizoen voortschrijdt en de voorraad uit den eigen oogst
opgebruikt geraakt, nog veel tarwe in Europa zal moeten
worden gekocht, doch de financieele kwestie wordt daarbij
van steeds grooter beteekenis. Het zou geen verwondering
behoeven te wekken, indien de statistische positie van
tarwe haar invloed op de markten der uitvoerlanden steeds
meer zou doen gevoelen naarmate het einde van het seizoen
nadert en de houders van tarwe in Noord-Amerika bemer-
ken, dat daarvoor in Europa tot de tegenwoordige prijzen
geen koopers te vinden zijn. Tegenvallers bij de ontwik-
keling van den nieuwen Noord-Amerikaanschen tarweoogst
kunnen daarin verandering brengen, doch de berichten om-
trent de wintertarwe zijn nog steeds geruststellend. De aan-
voeren van tarwe aan de Argentijnsche havens blijven in
overeenstemming met de verschepingen, zoodat de voor-raden deze week onveranderd bleven. Voor rogge bestond
weder eenige belangstelling, zoowel naar Duitschiand als
naar Nederland, zoodat daarin nu en dan zaken van Noord-
Amerika konden tot stand komen. De verschepingen van
dit artikel waren echter deze week niet groot en te Chicago
daalde de prijs 2 tot 23 cent per 56 lbs. Vedergranen
waren in het begin der vorige week algemeen zeer vast en
zoowel naar Engeland als naar het vasteland werd een
flinke omzet in mais bereikt. Engeland deed geregelde
zaken in mais van Noord-Amerika. In Nederland bestond
voor dit artikel iets betere vraag wegens kleine aanvoe-
ren, zoodat ook van den te Rotterdam liggenden, voorraad
geregeld kon worden verkocht. In La Plata mais vonden de
enkele nog aangeboden stoomende ladingen plaatsing naar
Engeland en Nederland, terwijl ook nieuwe La Plata mais
op aflading geregelde belangstelling vond en in Zuid-Afri-
kaansche en andere soorten vrij veel zaken tot stand kwa-
men. In de laatste dagen der week trad echter aan de markt
eene verandering in en de omzet is weder sterk vermin-
derd. Behalve in het warme weder in West-Europa moet de
aanleiding daarvan worden gezocht in grootere verschepin-
gen van Argentinië, die ditmaal omstreeks 20.000 tons be-
droegen tegen nauwelijks 2000 de vorige week, sterker aan-
bod van nieuwe La Plata maIs, die dit jaar zeer vroeg be-
schikbaar is en reeds op April-aflading ruim wordt aan-geboden, en dringend aanbod uit Zuid-Afrika, waar een
groote oogst wordt verwacht Daarbij kwam, dat Duitsch-
land nog steeds niet betrekt, omdat daar uit de tweede hand
mais nu reeds geruimen tijd ver onder de pariteit der uit-
voerlanden verhandeld wordt en dat de fluctuaties in den
frankenkoers de zaken in België bemoeilijken en ‘tevens
Rusland weder aan de markt gekomen is met gerst ter
verscheping van de Zwarte Zee. Het aanbod van gerst was
juist klein en de stemming voor dit artikel was bezig zich
in Engeland, Nederland en België te verbeteren, doch de
verkoop van twee ladingen naar Nederland en verder aan-
bod van Russische gerst voor ongeveer 10 gulden per 2000
KO-. beneden de voor gewone Donau- en Noord-Amerikaan-

sche soorten geldende prijzen, hebben ertoe medegewerkt,
dat de ondernemingslust is verflauwd. Evenals mais wordt
gerst in Duitschiand tot lage prijzen verkocht en het Rus-
sische aanbod vernieerdert bovendien in Noord-Amerika den
drang tot verkoopen van disponibele voorraden. Dit alles neemt niet weg, dat de maisprijs in de Vereenigde Staten
zich vooral aanvankelijk vrij goed handhaafde. Wel daalde
te Chicago de maisprijs van 19 tot 26 Maart van 74
5
/8
tot
73 dollarcents per 56 lbs. voor den Mei-termijn en
7/8
cent
voor den Juni-termijn, gedeeltelijk onder den invloed der
flauwere tarwemarkt, doch de aanvoeren zijn klein, de bin-
nerilandsche vraag goed en de premie boven Chicago voor
levering aan de kust was vast. Argentinië was na prijs.
daling in de eerste dagen der week later wedér iets vaster,
doch sluit op 26 Maart te Rosario toch nog 10 centavos, te
Buenos Aires 5 centavos lager dan een week tevoren. In
Europa vindt, ondanks de zeer kleine verschepingen uit
Noord-Amerika, de nog vrij goede stemming in de uitvoer-landen echter weinig weerklank, zooals blijkt uit onze zoo-
even gegeven beschrijving der markten in de Europeesche
landen. Niet slechts was de kooplust daar gering, doch de
zaken, die in de laatste dagen der week werden gedaan,
konden slechts tot dalende prijzen tot stand komen. Voor haver schijnt de Europeesche belangstelling bij het
voortschrijden van het seizoen iets te verbeteren. In Enge-
land blijft een weliswaar niet groote, doch geregelde vraag
bestaan en ook op het vasteland kwamen wat meer zaken tot stand, zoodat de lage prijzen voor La Plata haver naar
Antwerpen en Rotterdam iets konden verbeteren. Zwitser-
sche vraag heeft daartoe medegewerkt. De verschepingen
van haver waren deze week zeer klein, daar Argentinië
slechts zeer weinig haver ter verlading bracht.

N e d e r 1 a n d. De Nederlandsche maalindustrie hield
haar inkoopen van tarwe deze week weder binnen beperkte
grenzen. Haar inkoopen betroffen vooral spoedige La Plta
tarwe. Mais was aanvankelijk vast en de kleine aankomsten
van Noord-Amerikaansche mais vonden gemakkelijk koo-
pers, terwijl ook van den te Rotterdam liggenden voorraad
flink werd verkocht. Ook loco La Plata mais vond geregel.
den afzet, doch voor een hier gekochte, stoomende lading
bestaat bij de verbruikers nog weinig belangstelling, even-
min als voor verder verwijderde posities. De laatste dagen
is de vraag afgenomen, vooral in verband met het zachte weder, terwijl ook het goedkoope aanbod van lijnkoeken
zijn invloed doet gelden. Overigens ondervond de markt den
invlâed van het groote aanbod van Russische gerst, dat niet
slechts den gerstverkoop, doch ook dien van mais bemoei-
lijkt. Ongeveer twee ladingen gerst van de Zwarte Zee wer-
den hier gekôcht op Maart en April-aflading. Ook van
Noord-Amerika wordt weder meer gerst aangeboden en de prijzen konden zich ook voor spoedig beschikbare partijen
nauwelijks staande houden.

294

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28
Maart
1923

SUIKER.

De noteeringen in Amerika fluctueerden deze week
nogal doch de ondertoon bleef niet onvast. De openings-
en slotnoteeriDgeu waren voor Spot Centrifugals $c 7,40/7,28
en resp. voor de termijnmarkt:

Mei …………………$c

5,7315,44
Juli …………………

,,

5,9015,66
September …………,,

6,0415,80
December

…………,,

5,80/5,62

De laatste 0 u b a statistiek luidt als volgt:

1923

1922
1921
Tons

Tons
Tons
Weekontvangsten 17 Mrt. ’23

214.418

220.458
157.174
Tot. sedert 1Dec. ’22-17 Mrt. ’23 1.756.938 1.246.739 1.273.659
Aantal werkende fabrieken

179

178
191
Weekexport 17 Mrt. ’23

174.639

149.383′
91.169
Totale export 1 Jan.-17 Mrt. ’23 1.219.221

579.499
607.830
Totale voorraad 17 Mrt. ’23

537.723

882.509
749.005
]) Export Oude Oogst

80.406

De zichtbare voorraden worden met de volgende cijfers
opgegeven:

1923

1922

1921

Tous

Tons

Tons
Engeland 1 Maart

255.750 149.600 354.000
Duitscblaud 1 Februari

903.951 684.480 760.496
Tsjecho.Slowakije 1 Februari

384.135 411.884 558.316
Frankrijk 1 Maart

140.000

90.000 140.000
Holland 1 Maart

46.424 128.348 148.094
België 1 Maart

95.000

97.289 151.016
Ver. Staten v. N.-Amerika 1 Mrt. 88.113 132.000 126.500
Cuba 17 Maart

537.723 882.509 749.005
Schatting stoomend

287.000 250.000 140.000

Totaal 2.738.096 2.826.110 3.127.427

Op de Europeesche markten kwamen geen groote af-
doeningen tot stand in verband met de eenigszins weifelende Amerikaansche noteeringen.

Op Ja v a kwamen in suiker uit oogst 1924 na de
laatstgenoemde transacties verdere belangrijke afdoeningen
tot stand tot de door de Trust met X. gulden verhoogde
limites, t.w.
f
15,50 voor Superieur,
f
14,50 voor No. 16
&/hooger en
f
14,25 voor Muscovados. Tot nu toe moeten
ongeveer 4% millioen picols zijn afgedaan. Voor Ouden
Oogst suiker was de tweede hand iets gemakkelijker.

Bij eene vaste opening der markt h i e r te 1 a ii d e liepen prijzen op tot
f
37% voor Maart,
f
38,- voor
Mei/Juni en
f
36% voor Augustus. Hierop volgde in over-
eenstemming met New York eene scherpe reactie en over de
geheele linie konden prijzen zich niet handhaven en notee-
ringen voor alle termijnen liepen geleidelijk terug. De markt
sloot in eene vaste stemming en de slotkoersen waren
voor Maart/Mei
f
37%, en voor Augustus f 36,-. De
omzet bedroeg circa 5700 tons.

N OTEERINGEN

Amster- Londen
New York
96pCt.
1

Whiie Java
Amer. Gra- Data
d

per
Wrt
Tates
1

f.o.6. per
nulated
Ceniri

Cubes
No.
/
1
JMit./Apr.J
Juni/Juli
Maart/April
fuga/s

Sh.
5h. Sh.
5h.
$
ets.
22 Mrt. ’23
f36
7
!8
6519
331-
261-
3213
7,28
’23
,,37.-
6519
31/9
2613
3219
7,4C
22 Mrt. ’22
,,24 53/6

1913
2019
4,04
22 Itt. ’21
,,

72/6
3616
3116
4016
6,27
4 Juli

’14
181-



3,26

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,
Manchester, d.d. 21 Maart 1923.

Gisteren werd het laatste Ginners bericht gepubliceerd,
dat als totaal 9.729.000 balen aangaf, tegen 7.928.000 balen
verleden jaar, hetwelk als bullish beschouwd werd, doch
slechts van weinig invloed was op de Amerikaansche ka-
toenmarkten, daar houders meer geneigd waren hunne win-
sten te realiseeren, dan op een verdere verhooging te spe-
culeeren. Spotmarkten zijn kalm, terwijl de belangstelling voor den ouden oogst begint te verminderen. De berichten over den nieuwen oogst zijn over het algemeen gunstig en
hoewel men uit futures geen garen of doek kan fabriceeren,
houden de verlaagde noteeringen voor nieuwen oogst een
verdere stijging van ouden oogst katoen tegen. Prijzen voor
ouden oogst katoen zijn ongeveer 30 punten gedaald, terwijl
nieuwe oogstposities vast blijven bij en verschil van on-

geveer
134
d. per Ib. Naar Egyptische katoen bestaat een
betere vraag tegen hoogere prijzen.
Garenprijzen zijn hooger en hoewel spinners nog niet
veel verkoopen, maken zij toch betere prijzen en is de vaste
markt in aanmerking genomen de algemeene malaise w’el
merkwaardig. Men schijnt veel van de inkrimping der pro-
rl.uctie en de voorgestelde actie inzake verkoopsprijzen te
verwachten, doch het staat nog te bezien hoe lang 1 abri-
kanten de tegenwoordige positie kunnen volhouden. Terwijl
katoen iets goedkooper is, noteeren garens ongeveer
34
d.
per lb. hooger. Voor cops en boomen voor binnenlandsch
gebruik bestaat slechts weinig belangstelling, terwijl de
Oostersch’e markten zeer huiverig zijn eenige verhooging in
bundelgarens te betalen, zoodat er ook nog niet veel zaken
tot stand komen. Naar Egyptische garens bestaat weinig
belangstelling, maar prijzen worden hooger.
De voorgestelde actie van Amerikaansche katoenspinners
heeft ten gevolge gehad, dat fabrikanten hun prijzen voor
manufacturen hebben moeten verhoogen, zoodat er slechts
uitsluitend zaken zijn gedaan op basis van goedkoopere
garens: Over het algemeen gaat er weinig om, speciaal in
stapals; in fancies en diverse goederen van Egyptische ga-
rens gemaakt zijn nog wel zaken tot stand gekomen. In de
afgeloopen week is er niet veel gedaan; hoewel enkele
fabrikanten, die door oude garencontracten in een gunstige
positie verkeeren, nog wel enkele orders geboekt hebben,
blijft de algemeene positie der markt hetzelfde en is er
over de vooruitzichten nog niet veel gunstigs te melden.

14Maart21 Maart
OooL.
koersen. 13 Maart20 Maart
Liverpoolnoteeringen. T.T.op Indië 114
w
1
,1/4
Tw

F.G.F.Sakellarides 17,95 18,- T.T. op Hongkong 2;3% 213k
G.F. No. 1 Oomra 10,- 9,75 T..T.op Shanghai 312k 313

Noteering voor Loco-Katoen.

(Middlin.g Uplancis).

24M,t.’23
I7Mrl.’23
1
lOMrl.’23
24Mrt.’22;’
24i14’rt’21

New York voor Middling

..
29,55c
31,30e 30,75c
17,85c 12,35c
New Orleans
voor Middlivg
29.75c
31,- c
30,75e
16,50e
II,50c
Liverpool voor
Fy Middling
16,18 d’
16,65 d
2

16,70 d 10,89 d
8,80 d
1)
23 Maart
8)
16 Maart
8)
9 Maart.

Out

vangsten ‘in- en uitvoeren van Amerikaa.nsohe havens.

(In dulzendtallen balen)

1 Aug.
’22
1
Ooereenkom,iige perioden
tot
24Maa,i’23

1921-22

1
1920-21

Ontvangsten Gulf-Havens..
4230 3365
3755
,,

Atlant.Havens
1008
1297
1103
Uitvoer uaarGr. Brittannië
1216
1075 1229
‘t Vasteland.
2748
3031
2454
Japan ete…

– –

Voorraden in duizendtallen
24
Maart’23
1
24Maart’22
1
25Maart’21

Amerik. havens ……….
663
1035
1371
Binnenland..

……….
766
1211
1574
63
1
1

.

95
128
New York

…………….
New Orleans …………
.
601)

.

234
407
Liverpool

…. ……….
.-
.
941
1027
1)

16 Maart ’23.

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duurin.g & Zoon, Kolff & Witkamp, Leonard Jacobson & Zonen en G. Bij dendijk).
Noteeringen en voorraden.

Data
Rio
Sanios
Wisselkoers
Voorraad
.
1Çrti;

Voorraad

it/s

24 Mrt. 1923
1.103.000
22.675
1.866.000
23.700
5%
17

1923
1.118.000 23.150
2.001.000
23.700
5
25
/
82

10

,,

1923
1.175.000 23.275 1.921.000
23.800
24 Mrt. 1922
1.840.000
14.575
2.771.000
18.200
78/
8

Ontvangsten.

Rio

Santos
Data

Afgeloo pen

Sedert

Afgeloopen

Sedert
week

1 Juli

1

we.

1

1 Juli

24 Mrt. 1923. . –

17.000 2,296.000152.000 5.943.000
24 Mrt. 1922…

48.000 3.195.000

185000 6.432.000

28 Maart 1923

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

295

THEE.

(Opgave van den makelaar J. van Eck.)

Bericht van den afloop Theeveiling op 15 Maart 1923.

Aanbod in veiling bestond uit:

Heden:

8902, 37812, 2014 kn. Java thee
3658,

4812,

,, Sumatra thee
24,

,, voor Hand, rekening.
330,

,, ex voorgaande veilingen.

174912,

,, China thee.

Totaal.. 12914, 217512, 2014 kn. thee.

16 Maart 1922:

6611, 2014 ko. Java thee
2925,

,, Sumatra thee
328,

,, voor Hand, rekening.
127,

,, ex voorgaande veilingen.
Totaal..

9991,
2014
kn. thee

Aanbod 1 Jan. .jl. tot heden:

1922

1921

Java thee

37578 kn. 39493 kn. 73312 kn.
Sumatrathee 12648

9427 ,,

1944
voorHand.rek. 340 ,,

616 ,,

. 1161

Totaal ……….50566 kn. 49536 ku. 76417 kn.

Gem. per veiling.. 12642 kn. 12384 kn. 19104 kn.

China thee 817512 kn. 10012 kn.

De veiling had een iets onregelmatig verloop. De stemming
voor bladthee was zeer goed, voor de middenkwaliteiten
levèndig, doch voor prima Gebroken Oranje Pecco’s eenigs-
zins terughoudend.
Oranje Pecco’s liepen van 3 tot 6 ets, boven de prijzen
van vorige veiling.
Souchon’s, Pecco Souchons en Pecco’s hadden een avance
van 4 tot 7 ets., enkele haalden 8 á 9 ets meer.
De Gebroken Pecco’s en Gebroken Oranje Peeco’s brachten
bij kalme stemming nog een enkele %
ets.
meer op.
Voor Dust Fannings en Gebroken thee was goede vraag
en vrijwel alle werden met 3 It 4 ets. meer betaald.
Voor Witpunt was de vraag matig, deze werd gedeeltelijk
iets onder taxatie afgedaan, gedeeltelijk opgehouden.
Java en Sumatra theeën vertoonden weinig verschil in
waardeering.
De aangeboden China thee werd bijna geheel verkocht,
vele theeën maakten vergeleken met de thee uit vorige
veiling een avance van 2
It
4 ets.
De Saryune braçht 8
It
10 ets. meer op, doch daar was
de kwaliteit iets beter van.
Voor de volgende veiling zijn slechts aanwezig circa 7000
kn., doch er is kans dat het kwantum 10.000 kn. wordt,

RUBBER.

De znarktstemming bleef deze week zeer ongeanimeerd,
prijzen zijn echter niet verder gedaald. Noteeringen zijn
vrijwel nominaal, aangezien de kooplust zeer gering is en
omzetten tot een minimum beperkt blijven.
De slotnoteeringen zijn:
einde voorafgaande week:
Prima Cr6pe Maart . . .. 91X et

91 ct.
April/Juni

923′

….

….
92
Juli/Sept.. . 94

93
Smoked Sheets Maart .. 93

,,

91
April/Juni 93

,,

92
Juli/Sept. 95

,,

94
26 Maart 1923.

COPRA.

De markt was aanvankelijk vast gestemd, doch de prijzen
liepen later sterk terug bij gebrek aan belangstelling van
consumenten.
Het aanbod van stoomend is zeer klein, doch Mei/Jui en Juli afladiug wordt ruim geoffreerd.
De noteeringen zijn:
Java. f.m.s. stooniend …………..
f
35,75
Java f,m,s. Februari/April………. ,, 35,37k
Java f.m.s. Maart/Mei ………….. ..35,-
Java f.m.s. Mei/Juli …………….,, 34,75
26 Maart 1923.

VETTEN EN OL1N.
(Ontleend aan ,,Cerealia”).

C o c o s o Ii e. De importqualiteiten, Cochin- en Ceylon-olie, bleven in de afgeloopen week prijahoudend, doch veel
belangstelling toonden koopers voor deze qualiteiten niet..

In inlandsche ruwe ging eveneens weinig om, en hoofdza-kelijk werd door de tweede hand, die belangrijk lager aan-
bood, afgedaan.
S o y a o lie met weinig zaken. De stemming hiervoor
bleef echter vast en de vraag beperkte zich tot spoedig
leverbare olie.
K a to e n olie. Op prompte aflading van Engeland
werd een en ander in eetbare Engelsche olie afgedaan tot
onveranderde prijzen. In zeepolie ging echter niets om.
In Amerikaanache katoenolie bleef de belangstelling nog
steeds achterwege, niettegenstaande Amerika iets makke-
lijker was.
P al m o 1 i e. In palmolie bestond in de a.fgeloopen
week een levendige handel, veroorzaakt door vraag van
Amerikaansche zijde, welke voor alle soorten aan de markt was. Prijzen konden als gevolg daarvan £
11-1-
per ton ver-
beteren. Lagos-qualiteit was eveneens goed gevraagd. Van
de harde qualiteiten bleef het aanbod echter beperkt.
P al m p i t t en
01 i
e. Ondanks de vaste stemming voor
paimpitten, bleef palmpittenolie in de afgeloopen week
kalm.
Vet
z
u r en. De prijzen van vetzuren ondergingen wei-
nig verandering en de afzet was, zoowel van harde als
zachte vetzuren in de afgeloopen week niet van belang. Na
de groote vraag schenen de koopers voldoende gedekt te
zijn, en namen daarop een afwachtende houding aan.
O 1 e o o i 1 stil. Voor Extra’s op prompte aflading wordt

f
81/83, twede soorten
f
76 genoteerd. Stoomende Extra’s

f
82. Loco Extra’s
f
82, tweede soorten
f
74, derde soorten

f
66.
P r e mi e r J u s stil. Op prompte aflading van Zuid-
Amerika Extra’s
f
57/59, tweede soorten
f
57. Loco Noord-
Amerikaansche Extia’s afwijkend
f
60; loco Zuid-Amen-
kaansche Extra’s
f
57; tweede soorten
f
56; loco kratten

f
59, loco Mutton Jus
f
53; stoomende Zuid-Amerikaan-
sche Extra’s f57, in kratten
f
59, tweede soorten
f
56.
O 1 e o S te a r i n e. Loco Eerste soort tot
f
65 gedaan.
Voor prompte aflading wordt
f
66 gevraagd.
E e t b a r e t al k. Voor loco noteert men
f
52.
T e c h n i s c Ii e t al k. Stoomende Zuid-Amenikaansche
No 1 f48; loco Zuid-Amenikaansche No. 2
f
46.
C o o k i ii g 1 a t. Stoomend f 54.
N e ii t r all a r d stil. Choice op aflading f80; loco
Choice f 82.
P u r e L a r d lager. Op prompte af lading in kisten

f
76, loco en stoomend
f
77, alles tweede hand. De eerste-
handsoli offertes zijn hooger.
S p e k. Prompte aflading D.S. fat backe 10112 E 27, 12114
$274,
14116
$283,
16118
$28%,
18120 $29, 20/25
$ 30.
Kat o e n o ii e. Loco Engelsche 44 f 62, goede qualiteit
Engelsche
f
57.
Ge r a f f. C o c
o
s v e t. Noteering voor Aprillevering

f
60; tweedehand heeft tot f 59 afgedaan.
Ge r af f. S o y aol i e. Aprillevering f 55 Lo.b. bin-
nenland.
P al m pit ten vet. Maant-aflading £ 48/17/- af Rot-
terdam.
A r ach i de
01
e. Apnil-aflading £ 52/17/- af Rotter-
dam,
Ruwe Cocosolie. Loco f56. Ruwe Paimpittenolie. Maart-aflading £45112/.
c.i.f. Rotterdam.
Ge h a r d Vet. Noteering voor gehard vet 501520 f 57,
40/42° f55.
Rotterdam, 24 Maart 1923.

METALEN.
Loco-Noteeriligen te Lm4en:

Data
Ijzer
Clü.
Koper
Standard
Tin
Lood
Zink

26 Mrt, 1923
oom.
73.716
216.151-
27.151-
35.1716
19

,,

1923.,
nom.
76.51-
225.151-
28.151- 37.51-
12

,,

1923,.
nom.
72.12(6
224.1216
29216
36.716
5 Febr, 1923,,
nom,
73.51-
209._/_
29.716
36.1716
27 Mrt, 1922..
oom.
58.216
143.151-
21.1216
25.51-
20
Juli
1914.,
5114
16._/_
145.151-
19.-/-
21.101-

VERKEERS WEZEN.

VRACHTENMARKT.
Alom is wat meer vraag naar ruimte. Bevrachtingen
van La Plata zijn verder langzaam opgeloopea en 23/. no
reduction is betaald voor prompte handige booten, terwijl
voo,

een boot Mei/Juni aflading 2416 is gedaan.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28
Maart
1923

Van Noord Amerika vinden uitsluitend bevrachtingen
met steenkolen plaats tegen cijfers als $ 3,65 naar een
Fransch Atlantische haven en $ 4,50 naar West Italië,
terwijl voor cokes $ 5,25 is te krijgen naar Duinkerken/
Hamburg range.

De bevrachtingen van suiker van Cuba zijn opgeloopen
tot 2216 naar de gewone havens in Engeland.

In het Oosten zijn de vrachten vast en van Bombay
wordt 281- on deadweight naar Vereenigd Koninkrijk/
Continent betaald.

De uitgaande vrachten van Wales zijn lager en vooral
geldt dit voor vrachten naar La Plata. Naar deze laatste
bestemming is thans niet meer dan 1416 te krijgen.
27 Maart 1923.

GRAAN.

Data
Petro-
graa’
Lona’en/
R’dam

Ode, ja
Rotte,.
dam

All. Kust
Ver, Staten
San Lorenzo
Rotte,-
Bristol Rotte,.
Enge.
dom
Kanaal
dam
land

19-24Maart1923

17132
11

c’

2/41
231-
231-
12-17

,,

1923

1713
2

11c
1

2/41
2013
2013
20-25 Maart1922


16 c

1

413
241

241-
21-26Maart1921


1

51I0
3613
3613
Juli

1914

11 d.

713
1111
‘/

1111
11,
121-
121-
1)
Amer. cents p. 100 lbs.

2)
per ton d.w.

Graan Petrograd per quarter van 496 ib,. zwaar, Odessa
per
unit, Ver. Staten per quarter van
490 Ibs. zwaar.
Overige noteerin gen per ton van 1015 KG.

KOLEN.

Cardi.9
Oostk. Engeland

Data
Bordeaux
Genua
Port
Plato
Rotter-
Said

1 Golhen-

19-24 Maart’23
813
1213
131-
1419
616
7/6
12-17

,,

’23
819
1319
1413
1716
6110
716
20-25Maart’22
619 1316 1419
1613
516
9/-
21-26
Maart’21
9/-
1816
1713
211- 71-
619.
Juli

1914
fr.
7,—
71-
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

Da
0

Bombay
West
Europa
(d.
c».)

Birma
West
Europa
(rijst)

Vladtvo.
stock
We.it
Europa

Chili
West
Europa
(salpeter)

19-24 Maart

1923..
2713 3213
3319 3516
12-17

,,

1923..
26/11
321-
3319
3516
20-25 Maart

1922..
2116 2819
351- 251-
1-26 Maart

1921..
2216


351-
Juli

.

1914..
1416
1613
251-
2213

RIJN
VAART.
Week van 19-24 Maart 1923.
De aanvoeren van zeezijde werden schaarseher. De be-
schikbare scheepsruimte eveneens, vooral Hollandsche sche-
pen en schepen van grooter kaliber.
Waterstand sterk vallend.
Ertsvrachten naar de Ruhrhavens voor groote schepen
bedroegen gemiddeld
f
0.65 met
y
4
en
f
0.75 met h lostijd.
Daghuur naar de Rijnstations varieerde tusschen 1 –
23 cts. per ton. Het sleeploon liep successievelijk van het
75 cts. tarief tot het 65 cts. tarief terug.

GEMEENTEBESTUUR VAN BRUSSEL

Van
9-25
APRIL 1923

in de Hallen en Tuinen van het JUBELPARK

.1 . 1

Yïerde Internatffinale . Jaarbeurs

De .BRUSSELSCHE JAARBEURS is de meest bedrijvige

GOEDEREN BEURS voor den Internationalen Handel

De 3de Jaarbeurs heeft
2.214 deelnemers
vereenigd, waaronder

709
vreemdelingen, verdeeld over
24
naties en bestaande een

oppervlakte van 32.000
M
2
. – Zij
is bezocht geworden door meer
dan
1 millioen
Belgische zoowel als buitenlandsche handelaren

en industrieelen. – Het bedrag der ter beurze afgesloten zaken

heeft
800.000.000 franken
overschreden.

Voor inlichtingen wende men
zich
tot:
De Handelsaldeeling van

het Belgische Gezantschap, Hooge Nieuwstraat 19, ‘s-Gravenhage

en tot alle Belgische Consulaire Ambtenaren in Nederland

Administratie:
Groote Markt 19, Brussel.

Kostelooze huisvestingsdienst

NIJGH & VAN DITMAR’S UITGEVERS-MAATSCHAPPIJ

•WIJNHAVEN 111-113 – ROTTERDAM

TELEFOON 7841- 7842 – 7843 -7861
BIJKANTOREN te AMSTERDAM, s-GRAVENHAGE en HAARLEM

Belast zich met het verzorgen van uitgaven en tijdschriften op elk gebied

Auteur