Ga direct naar de content

Jrg. 6, editie 296

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 31 1921

81
AUGUSTUS
1921

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

Bencht’en

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID.
FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

6E JAARGANG

WOENSDAG 31 AUGUSTUS 1921

No. 296

INHOUD
BIz.
DE
VIJFDE
JAARBEURS
door
Prof. Mr. G. W. J. Bruins
..
735
Dollar-
en
Pondenkoers door
Prof. Mr.
H. W. 0.
Bordewijk
met naschrift dooi
Prof. Mr. G.
W.
J. Bruins
……..
736
De
Internationale Arbeidsorganisatie door
Mr. Dr.
A. M.
Joekes
……………………………………
740
De
Rijksconferentie
III door
Prof.
Dr.
P.
Geyl

……..
742
De heffing ten bate van Winstaandeelkassen
op Java en
eventueel
in de
Buitenbezittingen door
II. Oh.
G. J. van
der Mandere

………………………………
743
Londensche

Correspondentie
……………………..
746
AANTBEENING:
Het Muntverslag over het jaar 1920
…………….
748
INGEZONDEN STUKKEN:
De verzwakking
der Arbeidswet door
Mr.
Zit. P. L.
$teenberghe
…………………………….
749
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFI

EN

………………….
749
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……………..
.750-756
Geldkoersen.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen. Goederenhandel.
1
Bankstaten. Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE
GESCHRIFTEIij.

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
..488i816n4-Redacteur voor het weekblad:
D. J.
Wansink.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telef. Nr. 8000. Tele gr.adres: Economisch instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam. No.
8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland
f
20,—. Buitenland en
Koloniën
f
25,-.-.
per jaar. Losse wummers 50 cents.

Leden en donateurs van het Instituut ontvangen
het weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt besjist.
Advertentiün f 0.50 per regel. Plaat8ing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s
Uitgevers-
Maatschappij,
Rotterdam, Amsterdam, ‘s- Gravenhage.

29 AUGUSTUS.

Over de afgeloopen berichtsweek valt betreffende

de geidmarkt weinig op te merken. In het midden

der week was geld wat ruimer, doch tegen het einde

begon er weer meer Y1-aag te komen. In privaat-dis-

conto geringe omzetten; een enkele rwissel werd

4% pOt. verhandeld. Prolongatie 3% pCt.

*

*
*

De onzekerheid op de wisselmarkt bleef ook deze

week aanhouden en hoewel dit het zaken doen be-

invioedde, waren de omzetten naar verhouding niet

onbelangrijk.

LONDEN, 27 AUGUSTUS 1921.

De Lctadensche geidmarkt was gedurende de afge-

loopen week zeer levendig en volgens de meening der

geldschieters was er niet te veel geld aan de markt.

Over het algemeen was hernieuwing van daggeld

4% pOt., hoewel meer dan eens
4%
pOt. betaald werd.

Nieuw geld was 4 pOt. en zevendaags-geld kon ook

voor 4 püt. hernieuwd worden.
De cliscontomarkt was rustig, en voor het grootste

gedeelte bleven de koersen dezelfde.

2-maandspapier k
4u1/16_%
pOt.

3-

4%-
1
1i6
4
13
116 pOt.

6-

5%

DE VIJFDE JAARBEURS.

(iver enkele dagen zal de vijfde Jaarbeurs te
Utrecht een aanvang nemen. In dubbelen zin van haar
voorgangsters onderscheiden: niet meer als voorheen
tot de Nederlandsche nijverheid ‘beperkt, doch inter-nationaal en tevens, voorzoover zulks mogelijk was,
ondergebracht in het eerste vaste jaarbeursgebouw.
Is het bezit van een eigen gebouw ongetwijfeld voor
de beurs van groote beteekenis, van veel ingrijpen.
der gevolgen is de andere wijziging: de internationa
lisatie. Van. de vorige jaarbeurzen kon gesproken
worden als een wapenschouw der nationale nijverheid.

Van heden af zal ook op de Jaarbeurs zelf het Neder-
landsche fabrikaat de vreemde producten naast zich
vinden, zal de na den vrede opnieuw ontbrande in-
ternationale wedijver zich ook hier doen gevoelen. Beiden, handelsman en deelnemend industrieel zul-
len deze beuri met een ander oog aanzien. Wat de
Nederlandsche nijverheid hem vermag te leveren, weet
cle koopman doorgaans ook v66r de Jaarbeurs wel zoo ongeveer en insgelijks zullen de producten der binnen-
landsehe concurrenten den Nederlandschen indus-
trieel op de vorige jaarbeurzen vermoedelijk weinig
hebben geleerd, wat hem niet reeds in groote trekken
bekend was. Thans wordt- dit anders. De handeisman
ziet zich een wijder terrein geopend, terwijl daar,
waar de buiteniandsche mededinging met inzendin-
gen van beteekenis voor den dag komt, de Nader-
landsche industrieel – gelijk omgekeerd de vreem-
deling – gelegenheid krijgt tot vergelijking en learing.
Intusschen verandert dit niet aan het feit, dat de
jaarbeurs met het wegvallen van haar beperkt-nati-
onaal karakter tegelijk datgene verliest, wat haar in beginsel onderscheidde van de. vele andere wijzen,
waarop in den modernen tijd koopman en industrieel
elikander kunnen vinden. Zij zal iden steun van de
strooiningen, waaruit o.•a. de vereeniging ,,Nederlan,rj’s
Faheikaat” is vooiigekouian grootenideels moeten mis-

sen en zal !lJich in de toekomst sledhts kunnen hand-
haven, wanneer zij de nuttigheid vaa ‘het speciale in-
termedinir, dat rzij bi.dt, metterdaad weet te bewijzen.
Het heeft allen schijn, dat men, voorzoover zulks
reeds thans te beoordeelen is, in dit opzicht gerust
mag wezen. Niettegenstaande de weinig gunstige

tijden is de deelneming, blijkens de gepubliceerde

736

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

cijfers, zeer bevredigend, terwijl de leiding der beurs
in •de afgeloopen jaren haar sporen reeds ten volle
heeft verdiend.
Vooral dân echter zal de Jaarbeurs haar nieuwe
positie weten te bevestigen, wanneer het haar gelukt
om, met behoud van haar algemeen karakter, zich
voor enkele groepen van producten in het bijzonder
te spec’iaibineeren, zoo,dat Utredh.t ‘vioor deze pod.ucten
wordt wat – om een voorbeeld te noemen – Leipzig
is voor peiswaren en ceramich.
Naar (het sdhijnt wijzen noch ide ophouw onzer

nijverheid, noch ‘eigen afzetmogeiujkhefen, noch ook
iato:rsche factoren in dit opzicht met duidelijkheid
dan weg. De eerstkomende jaa’rberuirzen zelf zullen hier
in de eeriste plaats de nooidige aanwijzingen hebben te
gaven IntusscJzen maig
men
oo’k dit ‘vraagstuk met
gerustheid aan de leiders der beurs toevertrouwen.
B.

DOLLAR- EN PONDENKOERS.

Met veel belangstelling heb ik
destijds
kennis ge-
nomen van het artikel van prof. Bruins over ,,Dis-
contopolitiek. Een terugblik” en thans weer over het
verloop der wisselkoersen. Kern van
zijn
betoog is wel
de meening, dat aan de schommelingen in den dollar-
koers de toestanden in de Amerikaansche Unie het
leeuwendeel der schuld dragen en niet de inflationis-
tische gel•dpolitiek in verschillende staten van West-
en Midden-Europa. Waar ik het met de beschouwin-
gen van den heer Bruins niet in allen deele eens kan
zijn, stel ik er prijs op, vooral naar aanleiding van
zijn laatste artikel in No. 293 van dit tijdschrift, van
mijn
zienswijze
te doen blijken. Ik meen daarmede ook
in den geest van den geachten schrijver zelf te han-
delen, die, ondanks de overwegingen, waartoe zijn
terugblik hem bewoog,
zijn
handteekening onder de
bekende verklaring der veertien (sedert met één ver-
nainderd) niet heeft verloochend.
De heer Bruin’s beziet in
zijn
zeer duidelijk diagram
het verloop der wisselkoersen te Londen op New
York, Zwitserland, Nederland, Spanje, Zweden, De-
nemarken en Frankrijk.
Waarom worden niet de no-
teeringen te New York tot punt van uitgang geko-
zen, waar het gaat om de vraag, of de beweging in
den dollarkoers aan Aimerikaansche dan wel Europee-
sche veroorzaking, resp. aan een mixtum van beide,
moet worden toegeschreven? De heer Bruins zegt in
dit verband: ,,Onge’twijfeld heeft van alle in aanmer-king komende muintsoorten alleen de dollar zijn volle
goudwaarde weten te handhaven, heeft daar de af-
gifte en uitvoer van dit metaal steeds onbelemmerd,
althans vrijwel onbelenimerd, plaats gevonden. Is
daarom evenwel de dollar zonder meer te beschouwen
als het •vaste punt, uit welke koers de andere hun
feilen en tekortkomingen tot in fracties nauwkeurig
kunnen aflezen?” Het ‘komt mij voor, dat niemand
ooit in den dollar een vast punt heeft gezien. De
sterke vermindering in koopkracht van den dollar is dr, om aan te toonen, dat wij bij den dollar evenmin als bij welke gouden geidsoort ook, kunnen spreken

van een
vasi
punt, doch alleen, wanneer men wil, van
een goudpunt,, in dien zin, dat de koers van pond
sterling en gulden tegenover den dollar aangeeft de
waarde’verhouding van die geldsoorten tegenover het goud. De dollarkoers licht ons ondubbelzinnig in om-
trent het feit en de mate van het goudagio, d.i. in
casu van de, de depreciatie van den dollar en van het
goud overtreffende, depreciatie der papieren valuta’s.
Wanneer nu allerwegen de noteering van den dollar
rijst of daalt, dan is men’geneigd de oorzaken bij den
dollar te zoeken. En ziet men, dat b.v. in Londen
allé.€a de dollarkoers die beweging vertoont, terwijl
de andere valuta’s een tegengesteld of indifferent
verloop doen zien, dan wordt de indruk, dat het pond

vrij uitgaat, versterkt.
Doch een strikte re’deneerivag is dit niet. Wat vast-
staat is dit: had Engeland, had Nederland dan gou-
den standaard: de geweldige dollarschommelingen
waren aan den handel en aan de verbruikers van

Amerikaansche artikelen bespaard gebleven. Dat de
redeneering niet strikt, d.i. niet bewijskrachtig is,
blijkt hieruit, dat niet uitgesloten is de mogelijkheid,
dat, gelijk het los-laten van het goud den weg tot
inflatie heeft ontsloten, deze inflatie ook de koersstij-
ging van den dollar en dus de toeneming van het
goudagio geheel of ten deele voor haar rekening
krijgt. Alleen wanneer wij index-numbers hadden, die,
anders dan de 22 van den Engelschen ,,Economist”,
ons volledig
inlichtten omtrent het algemeene prij-
zenpeil in Engeland, en wanneer dan bleek, dat het
£ in algemeene koopkracht was gestegen, terwijl noch-
tans de dollarkoers te Londen een verscherpt goud-
agio aanwees, alleen dân zou men met precisie mogen
concludeeren, dat het goud gestegen was en wel in
nog meerder mate dan het
£,
en dat dit laatste, be-
houdens de feil dat het geen goud £ is, aan dien on-
gunstigen koers geen schuld had, wijl’ daaraan niet
depreciatie van het papieren
£,
doch appreciatie van
den gouden $ ten grondslag zou liggen.

Wij hebben, meen ik, dezen toestand: er is é.n
goudland, de U. S. A. De overige wereld heeft papie-
ren geld. Blijkens den prjzenstand is het goud gade.
precieerd. Blijkens het goudagio is het papieren geld
over de gansche overige wereld nog meer gedepre-
cieerd. Dat dit papieren geld nôg meer daalde, daar-
aan ‘draagt de inflatiepolitiek der papier-landen
schuld. Wanneer men nu ziet, dat, met schommelin-
gen, het goudagio, dat uit de dollarkoersen spreekt,
toeneemt, kan dan met eenigen grond van waarschijn-
lijkheid worden gezegd, dat, anders dan bij het
oiat-
staa’,v
van het agio, de toeneming daarvan niet
bij
de
inflatie doch bij den dollar is te zoeken? De inflatie
als algemeen verschijnsel, dat het agio schiep, heeft
mi. een vermoeden in haar nadeel, dat zij ook, zacht
uitgedrukt, tot de veranderingen in den stand van
dat ‘agio haar competente pQrtie heeft ‘bijgedragen.

Ten aanzien van de strekking vau zijn jongste arti-
kel zegt de geachte schrijver, ,,’dat wie op de vragen,
of en in hoeverre in de laatste anderhalf jaar onze
Nederlandsche gulden is afgezakt en in hoeverre deze
afzakking aan onze eigen munteenheid en de te haren
opzichte gevoerde politiek mag ‘worden geweten, een
antwoord tracht te vinden, beter doet niet in de eerste
plaats te
kijken
naar den stand van den Amerikaan-
schen dollar – van hoe ernstige gevolgen deze stand
op zichzelf ook is – doch mede en zelfs veeleer naar
dien van het pond sterling en in het algemeen van
de valuta’s van die Europeesche landen, die zich in
den laatsten tijd niet of niet meer aan muntverslech-
tering in den vorm van toenemende uitgifte van
papiergeld haibben schuldig gemaakt.”

Hiertegen moet ik wel eenig bezwaar doen gelden.
Want de maatstaf ter beoordeeling van onze eigen
geldpolitiek wordt aldus wel wat al te onzeker. Het
komt n.l. niet zoozeer aan op’ de vraag, of ‘de landen,
waarmede wij vergelijken, hun geld niet verder door
uitgifte van papiergeld hebien bedorven, doch of zij
ook de elasticiteit van hun geld, zooals deze onder
den gouden standaard bestond, hebben hersteld in het
belang der waardevastheid, m.a.w. of zij de voort-

gaande depreciatie hebben tegengewerkt, niet alleen
door niet-uitgifte, maar ook door aanpassing van den
geldvoorraad aan de verminderde behoefte aan ruil.
mi4delen wegens afgenomen verkeer (malaise, uit-
voerverbeden, nieuwe douaneli.niën, enz. enz.). Wat
Engeland aangaat, zien wij, dat het bedrag aan cur-
rency notes
vrijwel
constant is gebleven en dat de dr-
culatie
bijna
4Y2 maal zoo groot is als vlak v66r den
oorlog. Wat zegt ons, onder die oimstan’digheden, waar
het
bij
de geidswaarde niet alleen op het aanbod doch
ook op de maatschappelijke verkeersbehoefte aankomt,
het feit, dat 1 Aug. van dit jaar papier op Londen

f
11,66 noteerde en onze gulden,
beoordeeld naar v66r-
oorlogsverhoudirgen,
een goe’d figuur maakt? Wan-neer onze gulden stijgt tegenovér het pond, kan dat
dan niet, waar beide papier zijn, beduiden, dat de
koopkracht onzer geldeenheid minder gedaald, schoon
gedaald, is, dan die van het pond? En wanneer onze

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

737

gulden lager gaat noteeren, kan dat niet een teeken
zijn, dat hij wèl in koopkracht steeg, doch minder dan
het pond? Wij missen alle houvast en volgen m.i. hier
de tactiek van hen, die in het land der blinden met
Koning Een-oog tevreden zijn. Het eenige, waaraan
wij iets hebben voor de diagnose en de prognose van
ons eigen geld, is de vergelijking met den dollar. Wanneer het pond sterling in Amsterdam
f
12,10
staat, is dan de ptriteit met Engeland hersteld? Maar
wat is die pariteit? Kennelijk heel iets anders dan
vô6r den oorlog! Toen wist iedereen: een £ en
f
12,10
bevatten evenveel goud. Dat was vastheid, ondanks de
schommelingen in de goudwaarde, die immers deze
pariteit niet konden aantasten. Maar wat zegt
nu.
een
koers van f12,10? ‘Er zijn hier twee mogelijkheden:
bf de gulden is in koopkracht gedaald tot het peil
van
f
12,10 werd bereikt, èf het pond is gestegen in
koopvermogen met hetzelfde resultaat voor den koers.
Wie zal uitmaken – waar bruikbare index-cijfers ont-
breken – welk van beide gevallen in concreto zich
voordoet? Noteert het pond niet alleen in Amsterdam,
maar overal hooger – vâa
New
York zie ik af, want
dan lasschen wij het goud weer in -, zegt dan het
groots getal, dat het pond gestegen is en niet al het
overige gedaald?.Maar er is juist in den toestand van
den papieren ,,standard” ‘zooveal’ onzekers, de elasti-
citeit is ‘dermate in alle papier-landen zoek, dat zulk
een conclusie werkelijk niet gefundeerd kan heeten.
Londen kan door krachtige deflatie op
f
12,10 komen,
maar het kan ook zijn kracht putten uit de toege-
nomen verzwakking van alle anderen.
Om deze redenen zegt het diagram mij dan ook niet
veel. Er worden ongelijksoortige grootheden vergele-
ken. De pariteit van £ en $ heeft in het diagram een
anderen zin dan d’ie tot de vorige lahden. Want be-reikt de Londensche noteering van papier op New-
York den pan-stand, dan wil dat heel iets anders en heel wat meer zeggen, dan wanneer de pariteit ‘met
Nederland of Zwitserland of Frankrijk wordt bereikt.
Immers in het eerste geval wijst die pan-koers, on-
verschillig of oorzaken aan dollar- dan wel aan pond-
zijde of in samenwerking dit resultaat hebben ver-
wekt, op het herstel van de goudwaarde van het pond,
terwijl in het andere geval, b.v. bij een bereikten
pan-koers met den gulden, alleen een reminiscentie aan den vé6roorlogstij’d, toen die koers aan den in-
houd-fijn bean’twoord’de, wordt gewekt in dezen zin:
toevallig staan deze geldsoorten in dezelfde ruilver-
houding, als vroeger met hun goudbasis strookte, maar
bedenkt wel: met het wegvallen van die basis zijn de
geidsoorten zelf veranderd, zoodat de vergelijking

£ 1 = f
12,10 nu heel iets anders zegt dan destijds.

Terwijl het voor den dollarkoers zin heeft te ver-
geljken met .de pariteit, zooals die was toen beide lan-
den dén gouden standaard hadden, omdat men nu
daaruit zien kan hoe de stand ‘van het agio is in het
ééne land, dat goud als standaard opofferde, heeft het
voor de andere koersen geen zin om hun verloop met
de pariteit uit vroeger dagen te vergelijken. Want
hier gaat alle contact met de werkelijkheid verloren. De afstand van de dollar-curve tot de lijn van de pa-
riteit uit het diagram doet met een oogopslag de
depreciatie van het Engelsche papieren geld tegen-
over het Amerikansche goudgeld kennen. Maar wat
zegt mij de afstand van de Zwitsersche franc-curve
ten opzichte van dezelfde lijn der pariteit? Pond en
franc zijn
beide
papier geworden, de pariteit stamt
uit den tijd toen zij beide een zeker quantum goud
vertegenwoordigden. Hier wordt ‘inderdaad alles f ie-
tie. Een daling van ‘de franc-curve ibeteekent nu niet,
als bij den dollar, een nader komen van den franken-
koers tot de metaal-pariteit, een minderend goud-
agio, doch zij •zegt alleen, dat het ‘papier-gebleven
pond wat meer papieren franken kan koopen, straks
misschien in dezelfde verhouding als waarin vroegere
goud-ponden vroegere goud-franken kochten. Maar voor de ‘beoordeeling, of dit ‘komt door verbetering
van het pond of door verslechtering van den franc
heb ik hieraan niets. En in eik geval is ‘duidelijk, dat

de beteekenis van hêt verloop ‘der dollarkoersen in het
diagram een heel andere ‘en ongelijk grootere is dan
die van het verloop van alle andere koersen op lan-
den met papier-geld’. Daarom heb ik bezwa’ar, derge-
lijke ongeljksoortigheden in één diagram samen te
brengen en onderling ite vergelijken.
Wanneer men de werkelijkheid van de papieren-
geld,,stelsels” in het oog houdt, dan ‘kan men moeilijk
meer spreken van ,,de” paniteit. Elken dag verandert
zij, en welk nut het kan hebben, een andere, wèl vaste
pariteit ten grondslag te leggen aan percentsgewijze
berekening,’ waar die vaste pariteit met het goud
sedert jaren is verlaten en ‘de werkelijkheid, ‘afgezien
van ‘den ‘dollarkoers,
1)
slechts onvastheid te zien
geeft, ontgaat mij vooralsnog.
De ‘verwarring, waarop ik meen te moeten wijzen,
schuilt dus ‘hi’erin, dat een sinds lang ieitelijk verla-
ten metaalpariteit ‘basis voor depreciatie- en appre
ciatieberekeizing wordt tusschen landen met papieren
,,sta’ndaard”. De dollar-curve brengt zeer duidelijk het
goudagio van het £ in ‘beeld. Maar wat beduidt b.v.
de curve van den Zwitserschen franc, van ‘den Neder-
lan’dschen gulden? Naarmate ‘de dollar-curve daalt, nadert het £ tot zijn oude goudwaarde. Naarmate de
franc-curve daalt, nadert ‘het £ tot . . . . niet ,,de”
pariteit m’et den Zw. goud-franc, maar tot één ‘der
vele pariteiten,
2.)
waarvan onze herinnering het
curieus vindt, dat zij juist, d.w.z. formeel, samenvalt
met de pariteit van een an’der soort £ en een ander
soort fr., uit den metaaltijd.
Al lijkt mij de gebezigde statistiek voor het doel
niet wel ‘bruikbaar, zoo ‘kom ik, wanneer ik, mij op
het istandpunt van den geachten schrijver plaatsend,
haar aan een nadere beschouwing onderwerp, tot
eenigszins afldere conciusiën dan ‘hij. Wanneer ‘de
heer Bruins meent, ‘dat uit die statistiek blijkt ,,dat
feitelijk alleen New York in ‘de periode van Juni ’20
tot Februari ’21 een gulfbeweging vertoont, ‘die ‘zich
in geen der andere weerspiegelt”, dan zou ik dat niet
geheel kunnen ‘onderschrijven. Wel zijn ‘de schomme-
lingen in ‘den dollarkoers heviger, maar ook in ide
andere valuta’s ontbreken zij niet, en, wat sileer zegt, veelal ‘gelijktijdig in dezelfde opwaartsche en neder.
gaande richting. Ik acht dan ook des schrijvers con-
clusie, luidende: ,,Reeds de wet ‘van het groote getal
doet hier vermoeden, dat, n’en déplaise ‘de goudwaarde
van ‘den ‘dollar, de oorzaak
bij
deze muntsoort ‘gelegen
heeft en niet bij alle andere”, wel wat houd. Wanneer
men ‘b.v. let op de eerste week van ‘Seprtemlber ’20, ‘dan
stijgt niet alleen de dollarkoers, doch ook ‘de Zweed-
sche kroon in Londen met 4 pOt., terwijl ook Zwitser-
land ‘een kleine rij zing te zien geeft. Daarna ‘gaat èn
de ‘dollar èn de Zw. kroon èn de Zwits. franc naar
omlaag, terwijl de gulden zijn dalende beweging voort-
zet. In October d.a.v. zien wij in de week van 12 op
19 ‘den dollarkoers
stijgen
met ‘bijna 3 pOt., den gulden
met 2 pOt., de :Zw. ‘kroon met 3 pOt., ‘de Deensche met
1 pOt., ‘den Zwits. franc met 1 pOt. Dan treedt weer
in al deze noteeringen
mci.
de ‘peseta een ‘daling in.
Met de ‘daling van den dollar, ‘die 9 Nov. begint en
tot den lGen 2 pOt. bedraagt, om dan tot den 23en
m’et 5 pOt. een scherp verloop te nemen, ‘gaat van den
lOen af een daling van den Zwitserschen franc ‘met
334 pOt., van dan gulden met’pl.m. 134 pOt., van de
Z
w
. kroon met 1 pOt., van de Deensche met 1 ‘pOt.
parallel, terwijl de peseta 234 ‘pOt. en de Fr. franc
2 pOt. gestegen zijn. In de ‘verschilleitde curven valt
voor zekere tijdperken eenig parallelisme met den
dollarkoers xiiet te ontkennen, terwijl ‘dat parallelisme
in andere tij’dvakken ontbreekt. Wanneer nu ‘vrijwel
doorloopend de andere koersen èf tegengesteld ôf al-
thans indifferent waren geweest metopzicht tot de
Londensc,he dollarno’teering, dan zou het door den schrijver uitgesproken vermoeden, dat ‘de dollar en
zijn waardefactoren hoofdzakelijk dien afwijkenden

Natuurlijk is ook de par’iteit met opzicht tot den dol-
lar onvast, doch deze geeft niettemin een ge.makkelijken
toetssteen voor ‘het goudagio aan ,de ‘hand.
Elke koers is hier pan-koers.

738

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

dollarkoers hebben gedicteerd, aannemelijk woi’den.
Doch waar nu eens niet en dan weer wel parallelisme
optreedt, mist zulk een vermoeden een feitelijken
grondslag, omdat er nu ongeveer evenveel tegen als
voor te zeggen is, dat alleen de dollar in het spel is
geweest. De genoemde parallelismen vallen in de
andere schaal en zouden het vermoeden, dat het £
mede debet is aan de dollargolvingen, steun verlee-nen. Zoodat ik moet conciudeeren, dat het diagram,
afgezien van mijn principieel bezwaar wegens onge-
lijksoortigheid der dollar- en andere koersen, geen
enkel vermoeden in de richting van dollar- of pond-
causaliteit kan schragen.

Dat het vermoeden, hetwelk de schrijver uit het verloop der wisselkoersen put met opzicht tot den
dollar, tot zekerheid zou worden, ,,waiineer men zich
het verdere economische gebeuren van dit tijdvak te
binnen brengt”, is ook moeilijk toe te geven. Uit de Amerikaansche crisis is toch, meen ik, de stijgende
waarde van den dollar tegenover de andere (papieren)
valuta’s niet zonder meer en restloos te verklaren.
Europa, dat ook door een afzet- en credieterisis werd getroffen, vervulde volgens den schrijver een ‘geheel
passieve rol. is dit inderdaad het geval? Ik rwensch
allerminst den groeten invloed der Unie op het Euro-
peesch economisch bestel te laag aan te slaan, maar was onze crisis een geheel passieve, afgeleid uit. de
Amerikaansche? Was er dan niet een zelfstandige
export van beter en kaas, tuinbouwproducten, mar-
garine, vee- en vleesch, cacao —.om maar enkele voor-
name artikelen te noemen, die hun markt in midden-
Europa plotseling verloren zagen gaan? De’ heele we-
reld nagenoeg gaat gebukt onder de verarming van
de landen, die vroeger gezochte ‘afnemers w.aren. Hoe-

veel contracten zelfs met
Fravisch.e
gegadigden zijn

geannuleerd of niet tot stand gekomen om valuta-
redenen, wijl onze artikelen, ploegen b.v. voor ‘de ver-
woeste departementen, te duur werden rwegens den dalenden franc? Zoo is niet onze crisis een voor 100
pOt. of nagenoeg 100 pOt. uit de Amerikaansche af-
geleide, en waren naast dezen zeer sterken invloed ook
in verschillende Europeesche landen min of meer
zelfstandige invloeden in gelijke crisisrichting werk-
zaam. – Hoe staat hèt nu met bovenvermelde zeker-
heid? Zeker is het feit der Amerikaansche crisis. Vele artikelen, met name de voor den export geprod’uceer-
de, daalden sterk in prijs. Ging daarmede de dollar

in
algemeen
koopvermogen vooruit? Dit is reeds niet
volkomen ‘zeker meer, ‘al is het waarschijnlijk. Om te
dezen zekerheid te hebben, dat en zoo ja, hoeveel de
dollar in koopkracht rees, zou men wederom over vrij-
wel volledige mndexcijfers moeten ‘beschildsen. Het
,,geld” werd ‘duur, d.w.z. het cr’ed’ie’t trok zich terug.
Maar duur ,,geld” wil nog niet zeggen gestegen koop-
kracht van het ruilmiddel 1 Geidrente is maar één
soort van prijs, n.l. die voor het verschaffen der be-
schikkingsmacht over kapi’taalgoederen, maar hoe
staat het nu met alle andere prijzen? Bovendien wil
ik er op wijzen, dat, wanneer de schrijver’ in dit ver-
band zegt ‘dat ,,de oorzaak bij deze muntsoort gelegen
heeft”, daarmede niet bedoeld kan zijn, dat oorzaken
aan den kant van ‘den dollar zijn wisselkoers deter-

mineerden en opdraven, doch alleen, dat cle oorzaak
in Amerika lag, bij den aldaar intredenden conjunc-
tuuromsiag, ‘das aan den kant ‘van de
goederen.
Er

zou appreciatie van den dollar ontstaan ‘zijn door de
inzinking van het verkeer, maar waarom dan te spre-
ken van een ,,00rzaak bij deze muntsoort”?
Maar nu verder. Zij toegegeven, dat in Amerika de

iendenz
werkte, die den dollar en zijn koers omhoog

dreef. Is er dan
zelcevheid,
dat de stijgende noteering

geheel of nagenoeg geheel op Amerikaansche rekening
moet geboekt? Of kan ook Europa in die stijging

aendeel
hebben gehad? Mij dunkt: ‘déér gaat het om
bij de beo’ordeeling van de geld- en bankpolitiek in de
diverse landen van Europa.
Wanneer nu de rijzing van den dollar uit den Ame-
rikaanschen conjunctuuromsiag ,,met zekerheid” zou
kunnen worden verklaard, dan hebben wij toch aan

den anderen kant te rekenen met den conjunctuurom-
slag in
Europa,
afgeleid of niet-afgeleid, en dan zal,
consequent geredeneerd,
deze
omslag’ op de E’uropee-
che valuta’s geljksoortigen invloed moeten uitoefe-
nen als ‘de Amerikaansche omslag op den dollar. Mij
dunkt: tegen deze logica kan niemand bezwaar heb-
ben. Doch dan zien wij, dat eenerzijds de dollar zal
stijgen, anderzijds die Europeesche valuta’s meer
waard worden en er bij de vorming van den dollar-
koers een spel van strj’dige krachten aan den .gang
is, waarvan moeilijk is te zeggen, welke tendenz het
zal winnen.’ Nu ken men wel ind’uctief gaan redenee-
ren, wijzen op den gestegen dollarkoers en zeggen,
dat,
dus
d’e d’ollar het in duurte heeft gewonnen, maar
zulk een betoog is nimmer exact. Want het ‘blijft bij
gissen,
dat inderdaad de
stijging
geheel moet worden
toegeschreven aan het ‘surplus in intensiteit der
Amerikaansche depressie boven de Europeesche en
aan de daaruit dan wellicht resulteerende grootere
koopkracht van den dollar boven het pon’d, den franc,
den gulden enz. De tegenopmerking, dat zeer wel de
crisis aan gene en deze zijde van den Oceaan onge-
veer in gelijke verhouding de koopkracht ‘kan hebben
beïnvloed, zoodat daaruit niet de dollarstijging is te verklaren, of ook, dat de dollarstijging niet noodza-
kelijk volledig beantwoordt aan het intensiteitsver-
schil tusschen de eene crisis en de andere, zoodat er
een ,,onverkla’arde rest” in dien koers
isan
zijn, wijst
op mogelijkheden, die door het betoog, dat alles in
dezen op de dollarrekening moe,t worden geboekt, niet zijn buitengesloten of ‘krachteloos gemaakt.

Wanneer ik mij dus houd aan hetgeen de geachte
schrijver omtrent de omstandigheden zegt, die zijn
vermoeden tot zekerheid zouden maken, dan zou ik
meenen, dat, hoe verzekerd hij zichzelf in .dezen
moge houden, nochtans in zijn redeneeri’ng schakels
ontbreken, zonder welke
zijn
verzekerdheid zich moei-
lijk aan den onbevangen, cr’itischen lezer kan mede-
doelen.

Dat iii de monetaire positie der overige landen in
deze periode geenerlei wijziging kwam, kan de heer
Bruins alleen zeggen voor de
aanbodzijde
van het geld.
Doch er i’s inflatie
mogelijk
en toeneming van in-
flatie zonder dat de circulatie met één ‘biljet wordt
vergroot, om de eenvoudige reden, dat er ook een
maatschappelijke behoefte aan geld als ruilmi’ddel be’-
staat en dat, wanneer die behoefte ‘afneemt, terwijl
de geidvoorraad zich niet aanpast doch ongeveer ge-lijk blijft, het geld gedeprecieerd raakt door oorzaken
aan geldzijde (gemis aan elast,ieiteit). Het is dus al-
weer niet klemmend’, in den zin van zekerheid geveud,
wanneer de schrijver meent, dat de ontatentenis van wijziging in de monetaire positie der overige landen
en cle verli oogin’g van het disconto in sommige dier landen, welke van het standpunt der Vissering-groep
bovendien van nagenoeg geen invloed is op de cir-
culatie in ‘deze abnormale tijden, ‘zou
noodzalcen
,,het

verloop van den dollar in de bedoelde periode in de
eerste plaats toe te ‘schrijven aan de interne toestan-
den in ‘da V. S.” De malaise in Europa doet de be-
hoefte aan ruilmiddel afnemen. Blijft de circulatie in
de meeste landen nagenoeg gelijk, dan deprecieert
daar het geld en is de .doflarstijging ten deele althans
de uitdrukking van d’e Europeesche geldtoestanden.

Trouwens, de schrijver schijnt zelf toch niet geheel
zeker van zijn zaak, in zoover hij een achterdeurtje
openhoudt in de geciteerde woorden ,,in .d’e eerste
plaats”. Er is dus ook een tweede plaats, en wanneer
dit inderdaad is bedoeld, dat n.l. ook de toestand d.er
Europeesche valuta’s
deel
heeft in de koersschomme-

hagen, vooral in stijgende
lijn
van het papier op
New York, dan staan ten slotte de schrijver en’ ik niet
zoo ver van elkander af. Dat ‘de koersstijging b.v. hier
te lande geheel op rekening van onzen gulden zou komen, zoolang deze niet van de dwahin,gen zijns
weegs teruggekeerd is tot het goud, is nooit beweerd.
Evenmin als ooit gezegd’ is, dat de duurte geheel
op rekening zou komen, van het geld. Maar hetgeen
betoogd wordt is niets anders, dan een aandeel van

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

739

den Nederlandschen gulden èn in de duurte èn in den
dollarkoers. Wordt de koopkracht van den gulden op-
gevoerd, natuurlijk in bedachtzaam tempo; dan zal
het aandeel, dat onze gulden nam in het ongunstig
verloop van den dollarkoers, verminderen. En keert
ten slotte onze gulden tot zijn goudswaarde terug,
dan zijn wij van deze ellende, van dit verkapte invoer-
recht op levensbenoodigdheden van den eersten rang,
verlost, laat ons loopen voor goed. Hierover bestaat
tusschen prof. Bruins en mij geen verschil. Doch dat
hij overtuigend zou hebben aangetoond,. hoe de dollar-
koers goeddeels, zooal niet geheel, het werk van den dollar of van den Ameri’kaanschen conjunctuur-om-
omslag zou zijn:, waaruit zou volgen, dat althans in
dit opzicht de Europeesche Regeeringen en Cir-
culatiebanken geenerlei verantwoordelijkheid zou
drukken, kan ik niet toegeven. Het gaat, wanneer
men van ,,zekerheid” spreekt, om exactheid. En deze
heb ik in het stuk, hoe lezenswaardig ook, tot mijn
leedwezen gemist. Het gaat niet uit boven vermoe-
dens en waarschijnlijkhede. De
practijk
is daarmede

doorgaans eerder tevreden dan de wetenschap. Doch
ten slotte is toch de practijk zelve het meest gebaat

door een conciudenteri gedachtengang ‘bij vraagstuk-
ken, die haar zoo •sterk interésseeren als wisselkoer-

seri en geldpolitiek.
Het is mij alleen om weergeving van mijn weten-
schappelijke overtuiging, niet om polemie’k of Recht-
haberei te doen.
Natuurlijk zou een eventueele nadere toelichting ‘door den heer Bruins van
zijn
standpunt mij sterk
interesseeren, gelijk ook zijn vorige stukken dat dedei.
Of ik mij daarna nog in discussie zal begeven, moge
ik van omstandigheden laten afhangen. Het komt
mij voor, dat ik in het voorgaande mijn meening om-
trent dit moeilijk vraagstuk z66 uitvoerig heb uit-
eengezet, dat ik alleen in geval van noodzaa’k of
urgente wenscheljkheid nog meer ruimte zou mogen,

in beslag nemen. H.
w. c.
BORDEWIJK.
Bussiim, Augustus 1921.

Professor Bordewi,jk zal het
mij
niet euvel duiden,

wanneer ik na de beide door hem besproken artikelen
ditmaal met enkele aanteekeningen volsta, die, naar
ik hoop, mijn bedoeling nog eenigszins zullen ver-
duidelijken.
In de eerste plaats ga ik geheel accoord met wat de
schrijver zegt over het bestaan van een disagio van
het goud e,n de onmogelijkheid in ‘dit opzicht in den
dollar een ,,vast punt” te zie?. Wanneer ik e’venwêl
in mijn artikelen ertegen waarschuw in den dollar te
zien een ,,vast punt, uit weiks koers de andere hun
feilen en tekortkomingen tot in fracties nauwkeurig kunnen aflezen”, dan is het woord ,,vast” hier aller-
minst in den bedoel’den zin gebruikt. Op den .’bijzin
komt het aan. Het disagio ten opzichte van den dol-
lar – en dit is inderdaad de voornaamste stelling van
mijn betoog – is
niet
zonder meer te aanvaarden als
de cijfermatige uitdrukking van mogelijke in de be-
trokken landen begane fouten in de gevolgde geld- en
credietpolitiek. In dien zin is, naar ik poögde aan te
toonen, de dollar geen vast punt gebleken en kan hij
ook thans vooralsnog niet als zoodanig gelden.
Wanneer prof. Bordewijk het ter adstructie van
deze stelling dienende diagram van •het verloop der
wisselkoersen bespreekt, wijst
hij er o.a. op, dat ook
tusschen Juni ’20 en Januari ’21 ‘de voortdurende
schommelingen, die in de valuta’s van de verschil-
lende Europeesche landen ‘zijn aan te wijzen, herhaal-
deljk voor korten
tijd
‘met den ‘dollar zijn parallel
gegaan. Op zichzelf is dit juist. Niettemin blijkt ech-
ter ‘mi. uit het diagram onmiskenbaar, dat alleen in
het verloop van den ‘dollar uich in genoemd tijdperk
de bewuste ‘groote golfbeweging vertoonde, parallel
aan ‘de toenemende spanningen in het credietwezen daar te lande.
Mr. Bordew’i,jk maakt in dit verband ‘de opmerking,
dat de crisis zich toch ook in de ‘andere landen even-

zeer heeft doen gevoelen en dat de rol van Europa
in dit opzicht toch niet een louter passieve’ is ge-
weest. Het kan
zijn,
dat ik mij ‘hier niet voldoende
scherp heb uitgedrukt. Wat de schrijver in dit ver-
band opmerkt,’ onderschrjf i’k gr’ootendeels. Wat ik
echter meen, en wat in deren dan ook alleen van be-teekenis is, is, dat de voortdurend toenemende acute
spanning in het credietwezen, die ‘aan de eigenlijke
crisis is voorafgegaan en ten slotte tot den omslag
heeft geleid, ‘zich hoofdzakelijk, zoo niet ‘geheel, in de
Vereenigde Staten voltrokken heeft. Daar, en ‘daar
alleen, steeg de .daggeldrente ‘weder tot 30 en 50 pOt.,
daar werd’ men weder ‘door de, omstandigheden op
groote ‘schaal geforceerd tot de bekende ‘middelen om
zich op korten
termijn
liquide gelden te verschaffen.

Néemt men daarbij tevens in aanmerking, dat van
alle betrokken landen de ‘V. S. alleen en uitsluitend
credi’teur waren, terwijl Europa voor ontzaglijke be-
dragen op allerlei termijn debiteur was en is en –
nog erger – allerlei onmisbare goederen voorshands
slechts betrekken kan ‘tegen verder cTediet
j
dan is
naar het
schijnt
de passiviteit van Eur’opa gedurende
deze crisisperiode voldoende verklaard. Ook op de
aan Europa vérleende credieten ‘richtte de geforceer-
de liquidatie zich. ,Europa miste ‘de noodige ‘betaal-
middelen. Vandaar de toenemende spanningen, zich
uitend in een abnormale stijging van .den dollarkoers.

Dat ook in Europa d’e acute prijsval zich :manifes
teerde en ‘dat dit onder allerlei eigen omstandigheden
geschiedde, verandert hierin niets.

Wanneer het gaat om verklaring en ‘beoor’d’eelirig
van ‘het feitelijk wisselk’oersve’rloop, kan in het alge-meen slechts met vermoedens worden gewerkt en dan’
nog maar met de uiterste voorzichtigheid’. Een van de eerste plichten, die de wetenschap in •dezen tijd
heeft, is m.i.. juist deze, dat zij gedurig wijst op de
ontzagljke ingewikkeldheid en. ‘de talrijk’heid’ der fac-
toren, die in dit dagelijksch verloop tot uiting komen,
en waarschuwt tegen overijide en ‘te «absolute con-
clusies. Wanneer ik niettemin meende, wat betreft de
hoofdzakelijke verklaring van het dollarverloop in het
bedoelde
tijdvak
te mogen spreken van een vermoe-
den, dat tot nekerh’eid werd, dan is het wgens het
genoemde complex van gebeurtenissen, dat in ‘zijn in-vloed’ op de wisselkoersen geheel parallel’ verliep met
de ontwikkeling van de daggeidrente in Walistreet en
eveneens met het niveau der groothandeisprijzen zelf.

Wanneer prof. Bor’dewijk ‘dan ook ‘wederom ‘de stel-
ling uitspreekt, da’t het de inflatiepolitiek der papier-
landen is, die schuldig staat aan de daling van de ver-
schillende papiergeldsoorten tegenover ‘den gouden
dollar. ‘dan kan ik, al wil ik allerminst de rol, die
in vele lan’den infiationistische maatregelen hierbij
mede gespeeld hebben, wegi,jferen, ‘niettemin deze
stelling ‘allerminst in hare volheid aanvaarden.

In mijne beide artikelen beriep ik “mij niet alleen
op d’e gebeurtenissen ten opzichte van den dollar, doch
ook op het onderling verloop der koersen van d’e ver-
schillende landen van Eu’ropa.

Laat ik ‘ditmaal de overige Europeesche landen bui-
ten beschouwing la’ten en tegenover de V. S. alleen
Zweden stellen.

Omtrent den aard van de tot voor enkele weken in
Zweden gevolgde politiek ‘kan geen verschil van mee-
ning bestaan. Deze is steeds de meest stringente ge-
weest, die zich liet denken. Zooals wij thans weten
is de abdicatie ‘van de politiek die ‘in den oorlog ‘de Zweedsche kroon korten tijd zelfs belangrijk boven
het goud uit voerde, niet een vrijwillige geweest,
doch gevolg van een zwichten voor bedreigingen met
economische ‘tegenmaatregelen van Engelsche ‘zijde.
Ook daarna ‘is Zweden echter bij voortduring uiterst
geserreerd geweest in
zijn
geld- en cradietpolitiek,
veel geserreerder ‘dan de ‘Pederal Reserve ‘Board in
de Vereen. Staten tot midden 1920 ooit geweest is.
Desniettemjn staat na den oorlog Zweden ‘bij voort-
during voor een zeer ernstig disagio tegenover den
dplla’r, een ‘disagio, dat aanvankelijk het disagio van

740

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

onzen gulden zelfs belangrijk overtrof en ook thans
nog nauwelijks geringer is.
Een dergelijk koersverloop wijkt dermate af van
wat naar het inflatiecriterium te verwachten ware
geweest en is er zelfs dermate mede in strijd, dat, wil
men toch den infiatiefactor als voornaamste of zelfs
eenige wetenschappelijke verklaring handhaven, men
het bestaan daarnaast zal moeten erkennen van ,,bij-
zondere omstandigheden” van zoodanigen ornvang dat
het ook uit wetenschappelijk oogpunt wel van belang
is, zoo mogelijk deze bijzondere omstandigheden nader
te onderzoeken. Mijn beide door prof. Bordewijk aan-gehaalde artikelen zijn niët anders dan een bescheiden
pogiiig op enkele dier omstandigheden het licht te
doen vallen.
1
V66r den oorlog whs dit alles nders. Stond men
toenmaals voor afwijkingen in de wisselkoersen, dan
waren deze in den regel van uiterst geringe betee.
kenis en reageerden zij op de normale in verband er-
mede getroffen maatregelen steeds op zoodanige wijs,
dat do wetenschap in haar recht was, wanneer zij
meende de verschijnselen op dit gebied afdoende en
als ik prof. Bordewijk in dit germanisme volgen mag,
,,restloos” te kunnen verklaren uit een zij het gemo-derniseerde quantiteitstheorie, deze theorie opgevat
niet alleen in dien zin, dat tusschen ‘de hoeveelheid
geld en de hoeveelheid goederen een statisch verband
aanwezig is, maar ook in dien anderen veel ruinaeren
zin, dat de verhouding tusschen geld en goederen en
in ieder geval die tusschen de geld’soorten der ver-
schillende landen onderling dan ook dynamisch steeds
door maatregelen ten opzichte van het gald reguleer-
baarwas. ‘

Dikwijls vraag ik mij af, of dit ook ‘thans nog ten
volle houdbaar is en of niet telkens blijkt, dat ook de
meest rigoureuze ,,maatregelen ten opzichte van het
geld” – waaronder natuurlijk de credietpolitiek be-
grepen is – hunne natuurlijke en misschien zelfs be-
trekkelijk enge grenzen hebben.
Is er mitsdien naast het gebied, waarop het weten-
schappelijk’denken zich hier tot dusver concentreerde,
nog een onontgonnen terrein? Kan er gesproken wor-
den van een weerstandsvermogen der valuta, gelegen
buiten het gebied, waar Regeering en Oentrale Bank
almachtig zijn, beheerscht door factoren op andere
wijze en vellicht dieper, verankerd in het economisch
leven van een volk? Factoren, die in gewone tijden
beneden de oppervlakte blijven, doch thans wellicht
een verheersdbienldie aol spelen? Of is alles reeds ver-
ilaaad met een beroep op 1spaniiiiugsverschijnjselen. van
de besprohen soort en maalitsfactoren als tde betalin-
gen op ide Duiitsdlliland opgelegde sdhaJd.evergoading?
Het zijn slechts vragen. Vragen echter, die, naar
het schijnt, allengs met zoodanigen nadruk naar vo-
ren komen, dat zij bezwaarlijk zonder meer ‘ter zijde
kunnen worden gesteld. B.

DE INTERNATIONALE A1?BEIDS-

ORGANISATIE.

Toen de Vredesconferentie had besloten in dc
vredesvepdr:agen de organisatie op te nemen van den
Vlkenbond, heeft zij begrepen, dat ter verkrijging
van internationale samenwerking op sociaal gehied
naast

de politieke organisatie, noodig was eene inter-
nationale sociale organisatie. Het statuut van den
Volkenbond, voortspruitende uit d’en weusch der ‘ver-
dragsluitende partijen ,,om de samenwerking tus-
schen de volken te bevorderen en dezen vrede en vei-
ligheid te waarborgen” vormt als eerste deel een gul-
den inleiding op de eigenlijke vredesvoorwaarden in
de verdragen van Versailles en St. Germain. Als ware
het om de vred’esvoorwaarden ook aan het slot een
schoon aanzien te geven, werd als laatste deel in dc
vredesverdragen opgenomen de Internationale Orga.
nisatie van den Arbeid.
1)
Zij berust, naar do aanhef

1)
Zoowel het eerste als het laatste deel van het vredes-
verdrag van Versailles in de authentieke Fransahe en

van dit deel van het Vredesverdrag vermeldt, op de
overweging, dat de algemeeiie vrede ,,slechts gevestigd
kan. worden op den grondslag van sociale rechtvaar-
digheid”, ,,dat er ‘arbeidsvoorwaarden bestaan, welke
voor velen onrecht, ellende en ontberingen mede-
brengen”, en dat ,,het niet-aannemen door eenig volk
van een werkelijk menschwaardige arbeidsregeling het
streven in dan weg staat van andere volken, die het
lot der arbeiders in hun eigen land’ wen’schen te ver-
beteren”.

De vredesvoorwaarden in engeren ûn scheiden in
de vredesverdragen de twee organisaties, die nochtans
in nauw verband tot elkaar staan. Niet alleen omvat
het lidmaatschap van den Volkenbond tevens dat van
de Internationale Organisatie van den Arbeid, idoch
het Internationale Arbeidsbureau, dat de vaste kern is der Arbeidsorganisatie, maakt deel uit van de in-
stellingen van den Volkenbond; de kosten van het
bureau worden ook door den Volkenbond gedragen. Het bureau is belast met de verzameling en publica-
,tie van gegevens op sociaal gebied en ‘met de voorbe-
reiding van de Internationale Arbeidsconferenties, de
algemeene leden-vergaderingen der Oi-ganisatie. De
samenstelling zoo’wel van deze Conferenties ‘als van
den Raad van Beheer onder wiens toezicht het In-
ternationaal Arbeidsbureau is gesteld, berust op het
beginsel van samenwerking van vertegenwoordigers’
der regeeringen, van die der werkgevers en der arbei-
ders en rel in de verhouding van 2 regeeringsverte-
geuwoordigers met 1 vertegenwoordiger van ieder der
groepen van werkgevers en arbeiders.
De Raad van ‘Beheer van het Internationaal Ar-
beidsbureau bestaat uit 12 regeeringsvertegenwoordi gers (acht aangewezen door de acht voornaamste lan-
den op ‘het gebied van de nijverheid, en vier door de
regeerin,gsve’rtegenwoordigers der andere landen op
do Internationale Arbeidsconferentie), 6 vertegèn-
woordigers van de werkgevers en even zooveel van de
arbeiders, telkéns voor den tijd van drie jaar te ver-
kiezen ‘dooi- de vertegenwoordigers vad de werkgevers
en van de arbeiders op de Internationale Arbeids-
conferentie.
2)

Naar de Internationale Arbei’d’sconferentie kan
ieder Lid der Organisatie afvaardigen twee vertegen-
woordigers van de Regeering, één van de werkgevers
en één van de arbeiders. Aan ieder dezer vertegen-
woordigers kunnen technische raadslieden worden
toegevoegd en wel ten hoogste twee voor elk op de
‘agenda eene’r Conferentie voorkomend punt. In dien op eene Conferentie onderwerpen behandeld
worden, die in het bijzonder vrouwen betreffen, moet
ten minste één der technische raadslieden een vrouw
zijn. De vertegenwoordigers en technische raadslieden
van do werkgevers en van de arbeiders worden d’oor
de Regeering benoemd in overeenstemming met de
voornaamste vakorganisaties van werkgevers en arbei-
‘iers. Slechts de vertegenwoordigers hebben recht te
stemmen en wel hoofdelijk, zoodat ieder land 4 stem-
men kan uitbrengen. Indien echter een land één der
vertegenwoordigers van de arbeiders of van de werk-
gevers niet heeft aangewezen, of indien deze niet tot
de Conferentie ‘wordt toegelaten op grond dat de ge-
loofdbrieven niet in orde zijn bevonden, heeft de
ver:tegenwoordiger van de andere sociale ‘groep van
dat land ‘wel het ,recht om aan de betaads]agingen
deel te nemen, doch niet om te stemmen.
De Conferenties kunnen met % meerderheid der
stemmen ,,ontwerp-verdragen” of ,,aanbevelingen” op-
stellen. Rechtstreeks ‘bindend voor de Leden der In-

Engelsche teksten en de officieele Nederlandsche vertaling
zijn opgenomen in Staatsblad
1920,
No.
127.
2)
Als de acht voornaamste landen op het gebied van de
nijverheid werden ‘aangewezen: Duitschiand, België, Frank-
rijk, Engeland, Italië, Japan, Zwitserland en de Vereenigde
Staten, voor welk laatste land, zoolang ‘het niet aan de
Arbeidsorganisatie , deelneemt, in de plaats treedt Dene-
marken. Daarnevens hebben thans in den Raad zitting
regeeringsvertegenwoordigers van Argentinië, Canada,
Spanje en Polen. Onder de
zes
arbeiders-vertegenwoordii-
gers bevindt ,zih een Nederlander, de beer M. S. Oudegeest.

W4k

4
q

31 Augustus
1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

741

ternationale Arbeidsorganisatie zijn noch de ontwerp-
verdragen, noch de aanbevelingen. Het statuut vn
e Internationale Arbeidsorganisatie legt den leden
ten aanzien van de aldus ontworpen regelingen slechts
‘één verplichting gebiedend op: de Leden moeten deze
ontwerp-verdragen en aanbevelingn binnen den tijd
van één jaar, – in bijzondere omstandigheden uiter-
lijk binnen den termijn van anderhalf jaar – na de
sluiting van eene Conferentie in hun land voorleg-
gen aan de bevoegde autoriteit of autoriteiten.
Deze kunnen de ohtwerp-verdragen goedkeuren of
niet. In het eerste geval geeft, zegt de betreffende
bepaling van het vredesverdrag, het Lid kennis van
de bekrachtiging van het verdrag aan den Secretaris-
Generaal van dan. Volkenbond, die deze hekrachtiging
inschrijft. De bekrachtiging is derhalve niet gedacht
als eene zelfstandige handeling, doch de goedkeuring
• door de bevoegde macht wordt als de bekrachtiging
beschouwd. De verdragen treden in werking op den
daarvoor in ieder ontwerp-verdrag bepaalden detum,
nadat ton minste twee Leden, – in een enkel ont-
werp-verdrag (dat betreffende de werkloosheid), is
dit aantal gesteld op drie -, de bekrachtiging hebben doen inschrijven en de Secretaris-Generaal van. den
Volkenbond van deze inschrijving kennis heeft ge-
geven aan alle Leden. De Leden zijn wel vbrplicht de
goedgekeurde verdragen ook toe te passen op de kolo-
niën, die geen zelfbestuur hebben, doch slechts voor
zoover de plaatselijke toestanden het mogelijk, maken,
en met de wijzigingen door de plaatselijke omstandig-
heden geboden. Wordt een ontwerp-verdrag door de
bevoegde macht niet goedgekeurd, clan is het Lid aan
geen verdere verplichting gehouden.
Eene dergelijke procedure is voor de aanbevelingen
niet voorgeschreven. Eenmaal aan de bevoegde macht
voor
gel
e
gdt, kunnen zij wordèn nagekomen of niet.
De Leden zijn slechts gehouden dé naar aanleiding
van de aanbevelingen genomen maatregelen aan den
Secretaris-Generaal van den Volken’bond mede te
deelen.
Wie is of zijn ,,de •bevoegde autoriteit of anton-
‘teiten?”
Het vredesverdrag werkt dit niet nader uit, en
men zal de vraag in ieder land hebben te beantwoor-
den naar de regelen van de nationale constituties.
Voor Nederland dat door zijn toetreding tot den
‘Tolkeubond tevens lid is der Internationale Arbeids-
organisatie -, is het antwoord niet twijfelachtig,
zoo min als voor andere parlementair geregeerde lan-
den. Uit de omstandigheid, dat de ontwerp-verdragen
– althans die der eerste Internationale Arbeidscon-
ferentie van Washington -, regelingen ‘bevatten, die
onderwerpen van vetgeving betreffen, vloeit reeds
voort, dat de goedkeuring moet geschieden door de
wetgevende macht, Kroon en Staten-Generaal. .Oôk
indien echter het. in een ontwerp-verdrag geregeld
onderwerp zou behooren tot de bevoegdheid van de
uitvoerende macht, zou goedkeuring hij de wet niet-
temin noodzakelijk zijn, omdat de ontwerp-verdragen
de landen, die tot een ontwerp-verdrag zijn toegetre-
den, voor een aantal jaren binden en daardoor in
ieder geval,
zij
het middellijk, in de bevoegdheid van
de wetgevende macht ingrijpen. Deze goedkeuring
door de wetgevende macht ligt in de lijn van het voorschrift van het tweede lid van artikel 59 der
Grondwet, d’at bekrachtiging van verdragen, wette-
lijke rechten betreffende, slechts toelaat na goedkeu-
ring •door de StatenGeneraal. Het gronciwetsartikel
zelf is overigens niet toepasselijk, daar de bevoegdheid
tot het sluiten van verdragen, bij artikel 59 aan de
Kroon verleend, krachtens de bepalingen van het
vredesverdrag in dezen is overgegaan op de Interna-
tionale Arbeidsconferentie; de ,,ontwe’rp-verdragen”
toch, vastgesteld door eene Internationale Anbeids-
conferentie, zijn volkomen gelijk te stellen met ver-
dragen, langs diplomatieken weg ‘tdt stand gekomen,
naar het woordgebruik van de Grondwet ,,door den
Koning gesloten”.’)
1)
In verband hiermede verdient het wéllicht aanbeve-

De Regeering heeft derhalve ter uitvoering van de
in het vredesverdrag opgenomen internationale ver-
plichting binnen den aangegeven termijn de ontwerp-
verdragen voor te leggen aan de Kroon en de Staten-
Generaal.

Voorlegging aan de Kroon alleen en niet aan de
Staten-Generaal, ook indien de Kroon op het advies
van hare verantwoordelijke bewindslieden van oor-
deel zou zijn, dat toetreding tot het ontwerp-verdrag
niet wenschelijk is, zou volgens de betreffende bepa-
ling van het Vredesverdrag niet toelaatbaar zijn te
achten. In de eerste plaats toch zegt ‘het artikel uit-
drukkelijk, dat de voorlegging moet geschieden aan
de ,,bevoegde autoriteit of autoriteiten” en zijn de
Staten-Generaal ongetwijfeld tot die autoriteiten te
rekenen.

Daarenboven zou bij de opvatting, dat voonlegging
aan de Staten-Generaal in het veronderstelde geval
niet noodig zou ziju, in eene parlementaire monarchie
de beslissing omtrent de vraag of het ontwerp-verdrag
aan het parlement ,ter ibeoordeeling zal worden voor-
gelegd, feitelijk bij de regeerin.gen berusten. De be-
doeling van het vredesverdrag is echter kennelijk –
door den Britschen oud-minister Barnes, een der me-
dewerkers iaan de samenstelling van de ‘betreffende
bepalingen, werd dit bij het Engelsche Lagerhuis
uit den tekst van een officieel stû’k der Engelsche
Regeeringsvertegenwoordiging ter Vredesconferentie
ten overvloede aangetoond -, ‘dat over de ontwerp-
verdragen niet door de regeeringen in besloten kring,
maar in volle openbaarheid door of althans met mede-
werking van de volksvertegenwoordigingen zou wor-
den, beslist.
De bevoegdheid tot ‘het maken van rechtstreeks
bindende regelingen kon aan het nieuwe internatio-
nale ,,arbeidsparlement” niet worden gegeven, maar
de organisatie werd opgetrokken op deze twee pijlers;’
deelneming in ‘de leiding van het Arbeidsbureau en

aan de beraadslagingen en besluiten der Conferenties
door vertegenwoordigers van de meest belanghebben-
de maatschappelijke groepen, en, beslissing over de
aanvaarding van de door d’e Conferenties opgestelde
verdragen door de nationale voiksvertegenwoordigin
gen. In de medewerking vaii (Te nationale deinocra-
tiën is de waarborg gezocht voor de aanvaarding en
toepassing van de ‘door internationale samenwerking
ontworpen regelingen. Wie aan dit beginsel tornt,
tast (Ie grondslag aan der nieuwe sociale volkeren-
organisatie.

Tot waarborg van ‘de naleving van de bepalingen
der van kracht geworden ontwerp-verdragen is aan
de vakvereenigingen van werkgevers en werknemers
– nieuwe vordering der democratie – en aan ieder
Lid der Internationale Arbeidsorganisatie, het recht
gegeven zich, ingeval van overtreding der verdrags-
bepalingen, met een klacht te wenden tot den Raad
van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau.
Indien. de Raad van Beheer, – die daartoe ook
ambtshalve of op klacht van een ‘afgevaardigde ter
Conferentie kan overgaan -, daartoe het verzoek
doet, benoemt de ‘Secretaris-Generaal van den Volken-
bond’ eene Commissie van Onderzoek van drie leden,
te kiezen uit een lijst, waarvoor door elk van de
Leden der Arbeidsorganisatie drie personen zijn op-
gegeven, deskundig op industrieel gebied, waarvan
één vertegenwoordiger van de werkgevers, één van de
arbeiders, en één tegenover ‘beide categorieën onaf-
hankelijk staande.’) Uit elk dezer ‘drie categorieën

ling bij de ‘aanhangige grondwetsherziening artikel 59
lid 1 der Grondwet zoodanig te wijzigen, dat daarin ‘be-
paald ‘worde, dat de Koning alle verdragen sluit ,,behou-dens de uitzonderingen, voortvloeiende uit internationale
rech tsregels”.
i) Voor Nederland werden, bij Kon. Besluit van 5 Juli
1920
No.
97
(Staatscourant van
21
Juli
1920),
als zoo.
danig aangewezen: als vertegenwoordigers van de werk-
gevers en van de arbeiders onderscheiden.lijk J. A. E. Ver-
kade en E. Fi,mmen en als tegonorver werkgevers.en arbei-
ders onafhankelijk staande deskundige op industrieel ge-
bied Mr. M. W. F. Treub.

742

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

wordt één Lid in de Commissie van Onderzoek be-
noemd.
De betrokken Regeeringen ‘kunnen van de beslis-
sing der Commissie van Onderzoek in beroep komen
bij het Internationale Hof van Justitie.
Elk Lid der Internationale Arbeidsorgani.satie kan
zich voorts rechtstreeks tot het Internationale Hof
v’an Justitie wenden, wanneer een Lid de verplichtin-
gen niet nakomt, in het vredesverdrag voorgeschre-
ven met betrekking tot de voorlegging van de ont-
werp-verdragen en aanbevelingen aan de bevoegde
macht.
Het Hof van Justitie beslist in hoogste instantie
en kan, indien een Lid nalatig blijft aan de genomen beslissing gevolg te geven, maatregelen van econo-
mischen aard voorschrijven.
Aldus is het Internationale Hof van Justitie op
sociaal gebied reeds bij voorbaat als opperste rechter
met bindende bevoegdheid aangewezen en kunnen de
Leden der Arbeidsorganisatie – in afwijking van de
definitieve regeling van de bevoegdheid van het Hof
in andere internationaal-rechtelijke geschillen – de
rechtsmacht van het Hof inroepen tegen ieder Lid,
.dat zijne verplichtingen niet nakomt, ook tegen zijn
wil.
,A. M.
JOEKES.

DE RIJKSCONFERENTIE.

III.
*)

Er is dezer dagen na het definitief uiteengaan
van de Conferentie een officieel rapport verschenen,
dat op zichzelf niet zoo heel veel nieuws bracht,
maar dat veel commentaar heeft uitgelokt, zoodat
het misschien de moeite loont nog eens, voor de laat-
ste maal, op de zaak terug te komen. Dat de Confe-
rentie in de geschiedenis van het Britsche Rijk een
belangrijke plaats zal
blijven
innemen, staat vast.
Toch heeft zij weinig groo’te beslissingen genomen.
Verreweg haar belangrijkste positieve. resultaaat is
de Conferentie van Washington, eigenlijk ook maar
een uitstel van beslissing, maar in den grond toch,
zooals ik in mijn vorig artikel uiteenzette, een zwen-
king. van heel de Britsche politiek van Japan tot
Amerika onder inwerking van de houding door
Canada ingenomen. Voor de rest zijn de resoluties
betreffende inwendige verbindingen en inwendige
lan’dverhuizing slechts zoovele venschen, waaraan
pas de verschillende parlementen effect kunnen
geven. En terwijl er in 1917 een besluit was genomen
om een opzettelijke constitutioneele vergadering te
houden, waar plannen voor geregelder en doeltref-
fender onderling overleg bès’proken hadden moeten
worden, kan men aannemen, dat deze Conferentie.
zich voorgoed van ‘dat besluit heeft afgemaakt met
een vage uitspraak over de wenscheljkheid van jaar-
lij.ksche conferenties.
• Dit is overigens van het grootste belang. Ik sprak
in mijn eerste ertikel “) van de ambities ‘van som-migen (reeds vaak verijdeld, maar nimmer opge-
geven) om de Rijk’sconstitutie op een grondslag van
centralisatie te reorganiseeren. Zoo groot is de arg-
waan van de dominions daartegenover, dat zij zelfs
van het plan van 1917, dat hen nochtans nergens
toe bond, zijn teruggekomen. De wensch naar jaar-
lijksche conferenties, die zij thans hebben uitgespro-
ken, heteekent slechts, dat zij alles bij het oude
fwil-
Ten laten. Geen andere me’bhode van Rijksbestuu dan
die door middel van overleg op voet van gelijkheid
als tusschen bondgenooten vindt genade in – hun
oogen. Daarin is. niets verrassends. ‘Men kan zich
alleen afvragen, of deze laatste conferentie .dan heeft
aangetoond, ‘dat die methode ideaal is. Maar ‘daaiop
moet het antwoord zeer beslist ontkennend luiden.
Een bezwaar heeft zich pijnlijk doen gevoelen, en
zal jaarljksche conferenties nog wel voor langen tijd
eed ‘vro’me wensch doen ‘blijven, en ‘dat is dat het politieke leven der dorninions door de lange afwe-

• *) [Zie
‘voor II het nummer ‘van 22 Juni .1921 –
Rsd.J’
1)
[In het nummer van 27 Juli 1921. – ‘
Ited.]

zigheid hunner eerste-minsters ontwricht wordt. Toch
ligt in de persoonlijke deelneming ‘der eerste-minis-ters ‘heel het geheim van het belang ‘en van het suc-
ces der conferenties. Het is het onmiddellijk in con-
tact treden”van de verschillende regeeringen van het
Rijk, waar het op aankomt. Het
i’s
de vraag, of con-
sultatie door gezanten ooit bevredigend ‘zal kunnen
werken. Het gaat tusschen de deelen van ‘het Brit-
sche Rijk, moet ‘men bedenken, niet om het uit den
weg ruimen van het een of ander geschil, niet om
het ontwerpen van een vergelijk ‘in de ‘een of andere
kwestie, maar om ‘het vaststellen van ‘heel een ge-
meenschappelijke politiek. Dat kan ‘alleen geschieden
door mannen van ‘hoog gezag in ‘hun verschillende
landen, ja eigenlijk alleen door hen, die de ‘macht
hebben om hun toezeggingen ‘gestand te ‘doen. Men
heeft gezien h’oe de bondgenooten van den oorlog,
die ook in veel nauwer verband met ‘elkaar gebracht
zijn dan Staten plachten te wezen, nauwelijks meer
op andere wijze met elkaar kunnen onderhandelen.
De ‘eeiie conferentie ‘van eerste-ministers ‘volgt op ‘de
andere. Men kan ook ‘zien, hoe ‘de Volkenbond, die
immers in het Britsche Rijk
zijn
waarachtig pro-
totype heeft, kwijat, mee door de afwezigheid op zijn
vergaderingen van de eigenlijke machthebbers. En
het •Britsche Rijk leert, hoe bezwaarlijk het zijn ‘zal
ooit voor die moeilijkheid een oplossing te vinden.
Het is al goed en wel, wanneer een reisje van een paar uur om het Kanaal over te steken voldoende
is om ‘de regeeringen bij elkaar te brengen. ‘Maar de
eerste-ministers van Australië en ‘Zuid-Afrika zijn
maanden uit hun landen ‘afwezig geweest en dat ‘kan
niet dikwijls herhaald worden. Men dringt er in En-
geland nu weer :op aan, dat de Hooge Commissaris-
sen ‘der dominions in Londen mannen ‘van een andere
s’tatuur dan tot nog toe ‘zullen ‘zijn, ‘staatslieden, die
de betrekkingen ‘met de Rijksregeering geregeld zul-
len ‘kunnen ‘onderhouden. Maar de dominions hebben

daar nooit veel voor gevoeld. Zij hebben altijd ge-
yreesd, dat die vertegenwoordigers, als ‘men hun te
veel de vrije hand ‘liet, ver van de atmosfeer ‘van ‘hun
eigen land onder ‘den invloed van Londen zouden
raken en onder ‘den. Engelschen eerste-minister een
soort Rijksra’zd zouden gaan vormen, ‘die aan ‘de con-
trôle der d’ominions zöu ontsnappen. Liever ‘dan dat
te wa’gen blijven ‘de regeeringen ‘der dominions door den telegraafkabel met ‘den Engelschen eerste-minis-
ter in verbinding. Met den eerste-minister. De minis-
ter van Koloniën wordt zooveel mogelijk ‘uitgescha-
keld. Zijn ambt toch schijnt het moe’derland ten op-
zichte van de dominions öp een ‘honger plan te ‘hand-
haven. Onderhandelen met den eerste-minister ‘zelf
is voor ‘de ‘dominions een van de teekenen van die
gelijkheid ‘van positie, die hun zo’o lief is. ‘Dit is een’
omstandigheid, die er niet weinig toe
‘bijdraagt
om
de positie van ‘den Engelschen eerste-minister ‘ten op-
zichte van
zijn
collega’s nog meer ‘te verheffen.
Maar…. that is another story.

Ten slotte dringt zich ‘nog een overweging ‘op, als
men de resultaten van deze laatste conferentie be-
schouwt. De ‘dominions hebben een zeer actief ‘deel
genomen in ‘het bepalen van de houding ‘van het Rijk
ten opzichte van ‘de. Vereenigde Staten en Japan.
Maar daartoe “heeft ‘zich hun belangstelling voor de buitenlandsc’he peiitiek eigenlijk bepaald. Evengoed
als Amerika ,,zich desinteresseert van” d’e .Opper-
Silezische ‘kwestie, evengoed heeft het Foreign Office
het moeilijk gevbnden om de koloniale eerste-minis-.
ters in de ‘meer s’pecifiek Europeesche en zelfs ‘Euro-
peesch-Aziatische verwikkelingen stelling te doen
nemen. ‘t Is waar, dat
‘zij
ten slotte ‘zich bij Enge-
lands politiek juist in de Opper-Silezische zaak schij-
nen te hebben aangesloten. Zij
zijn
dan ook op dit
oogenblik ‘in ‘Frankrijk niet weinig impopulair en de
zes Stemmen van het Britsche Rijk in ‘den Volken-
bond doen opgeld in de Fransche.pers. Maar inder-
daad is er in ‘de dominions een sterke neiging om zich
door het moederland niet in zulke ‘verwikkelingen
te laten meesleepen. De Engelsc’he regeering, wel we-

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

743

tend, dat ‘materieeje steun ingeval rvlan nooid zou ‘af-
hangen van ide toestmming der dominions, doet reeds
van te voren haar best om hen erin te betrekken.
Juist om diezelfde Teden houden de dominions zich liefst op een afstand. Men beweert, dat het .Foreign
Office over hun houding teleurgesteld is. Die hou-
ding is niettemin volmaakt natuurlijk’ en ligt geheel
in de traditie. De oorlog is ‘een geweldige scho’k ge-
weest, maar hij ‘heeft de ‘zaken van deze wereld ‘niet
zoo grondig veranderd als sommigen zich vaak schij-
nen te verheelden. Nog steeds zien ide Britsche domi-nions op tegen de lasten, die de verdediging des Rijks
hun zou kunnen opleggen, en nog steeds laten zij ‘die
zooveel mogelijk over aan ‘het moederland, ‘weinig ge-
‘steld op de eer van een aandeel in ‘de buitenlandsche.
politiek, ‘wanneer hun, dat •op bijdragen tot leger en
vloot zôu komen te staan. Onder ‘het rgime van
vrijheid en gelijkheid, dat nu eenmaal de overhand
houdt, ‘zou er op die wijze gevaar ‘bestaan, dat de
•buitenlandsche politiek van het Rijk in brokken uit-
een viel – want o’p de gebieden die ‘hun bijzonder
aangaan, ‘zijn de .domipions ‘zoo bescheiden niet. ‘Het
is een van die gevaren, waartegen in geen regelingen
of hepalingen een afdoende waarborg te vinden is,
maar waarmee de gematigdheid, de plooibaarheid, de
staatsmanszin van ‘de istaatslieden van Engeland zoo-
wel als van de overzeesche gewesten wel weg ,zullen
weten. ‘ ‘
P.
GEYL.
Londen, Ai.iguistus 1921.

DE HEFFING TEN BATE VAN WINSTAAN-

DEELKASISEN OP JAVA EN EVENTUEEL

IN DE BUITENBRZITTINGEN.

In de uitvoerige rede, door het toenmalig Kamerlid
IVEr. D. Fook op 3 Aprdil 1919 aan de In’cli,sdhe ho-
grooting ‘gewijd, pleitte deze ervoor, ‘dat door de
suikerindustrie op Java aan haar grondverhuurd,ers een ‘aandeel in de winst zoi worden toegekend. ,De
gedachte werd daarbij uitgesproken, dat langs dezen
weg het middel kon worden gevonden om aan de
suikerindustrie, een grootér bedrjfszekerheid te ver-
schaffen, in het
‘bijzon’der
dat ‘het kon medewerken
tot het bestrijden van riet-diefstallen en riet-branden.
Mocht in het algemeen het denkbeeld niet onsym-
pathiek aandoen,
bij
de oyerweging hoe ‘het in de
practijk toe te passen, bleek als bij zoovele ‘uiterlijk goede ‘denkbeelden, ,dat deze practische toepassing
ervan ‘door tal van economische en andere overwegin-
gen werd verhinderd.
In niet mindere mate, zij. het ook door bezwaren
van geheel andren aard, was dit het geval met de veel
rvuoider.e strekking, idi,6 hij de behandeling ‘der In-
‘dische begrooting voor 1920 de heer De Muralt, in
de zitting der Tweede K’amer’van 16 December 1919,
aan het denkbeeld-Fock wilde geven door «het toeken-
nen van een winstaandeel uit te strekken tot alle
koelies e.a. bij deze industrie werkzaam.’ De Minister
van Koloniën toonde zich aange’trokkén tot zoodanig
algemeen winstaandeel, evenwel ‘niet in den indivi-dueelen vorm als het ‘door den heer De Muralt werd
voorgesteld en door de practijk van het inlandsch fa-‘
brieksleven diende verworpen, doc’h in zoodanigen
vorm, dat aan de gQmeenschap der inla’ndsche arbei-
ders ‘dit winstaandeel collectief ten goede zou komen.
Den heer De Muralt kon, geheel daargelaten de prac-
tische bezwaren van zijn denkbeeld, worden gewezen
op de gratificaties, die reeds geruimen
tijd
aan het
hoogere inlandsch personeel op het meerendeel ‘der
fabrieken worden toegekend, grootendeels in verband
met ‘de ‘gemaakte wnsteu; den Minister kon, in ji’et
bijzonder na de resultaten van het jaar 1919 en 1920,
worden opgeim’er’kt, ‘dat door vele ondernemingen.
reeds groote bedragen worden gereserveerd met de ‘be-
•doelin,g die ‘te ‘besteden viooir uitgaven van socialen
aard, die uit den aard der zaak niet uitsluitend tot de
eigenlijke arbeiders zich beperken; doch onwillekeu-
rig voor geheel de omgeving der fabriek van belang
zijn.

Of. zoowel ten opzichte van sociale zorgen als ten
aanzien van winstaandeelen de Javasuikerindustrie in goede positie staat tegenover haar beide voornaamste
concurrenten, de suikerindustrie van Hawaii en van
Ouba, is hier niet aan de orde, maar wel mag de ‘aan-
dacht erop worden gevestigd, dat een tantièmestelsel
als voor het Europeesc’he personeel op Java bestaat,
ginder onbekend is, terwijl d’e gratificatieregeling
voor het inlandsch personeel op Java ,zeker’ niet ‘be-
hoeft onder te doen voor die op Hawaii, en Cuba een
zoodanige niet kent. Ongetwijfeld; ook op Hawaii zijn
er sociale zorgen voor het personeel als ‘daar zijn
Wo-
ningbouw, hygiëne, e.d., maar men verlieze niet ‘uit
het oog, dat daar uitsluitend met geïmio.rteerde werk-
krachten dient gearbeid en dus de werkzaamheid zelf
reeds zooveel mogelijk ‘aantrekkelijk dient gemaakt om
arbeiders te verkrijgen!

Het, is te begrijpen, dat, gezien deze korte voorge-
schiedenis, welke in het artikel van den heer Stokvis
in het vorig nummer van ‘ditzelfde blad is behandeld,
bij cle plannen ‘betreffende oene heffing ten ‘bate van
,,winstaandeelkassen” onmiddellijk aan het oorspron-kelijk denkbeeld-Fock, dat zich tot de suikerindustrie
beperkte, is gedacht. In ‘de openingsrede van den
Volksraad heeft de nieuw opgetreden Gouverneur-
Generaal inderdaad gesproken van het gezond begin-
sel van winstaandeel; door den naam, aanvankelijk
aan de thans genoemde ,,belangenkringen” gégeven,
werd de gedachte van het winstaandeel levendig ge-
houden; in de toelichting zoowel tot de aanvankelijk
‘voorgenomen Koloniale ordonnantie ‘âls ‘ tot het nu
gereed gekomen ontwerp-Koninklijk Besluit is een

deel der overwegingen gewijd aan het winstaandeel in
zijn oorspronkelijken vorm. Maar niet genoeg kan er
,direct nadruk op worden gelegd, ‘dat het ten eenen-,
male onjuist is om de door de Indische Regeering
voorgenomen regeling op één
lijn
te stellen, zelfs maar
in nauw verband te brengen met het winstaandeel, gelijk dit in de Europeesche en de Amerikaansche
practijk bekend is. Een winstaandeel in den sociaal-
economischen zin van het woord moge een minder of
meer omschreven begrip worden geacht, de betee-
kenis ervan is binnen bepaalde grenzen voldoende
duidelijk. Ongetwijfeld behoort aan het winstaandeel
in socialen zin geen uitsluitend’ individueel ‘karak-
ter; toepassing van het beginsel in collectieven zin
is in velerlei
VOTM
bekend, maar steeds zoodanig, d’at
de band tusschen arbeid en’ uitkeering, .tusscJaen de-
genen, die, hoe indirect ook, invloed op de uitkomsten
eener onderneming uitoefenden en de onderneming,
in eenig, opzicht gehandhaafd bleef. Nimmer heeft een collectief winstaandeel zich uitgestrekt tot die-
genen, die niet aan den arbeid der onderneming, van
welke het winstaandeel uitging, deelnamen. ,De ‘be-
zwaren, door het Suikersyndicaat kenbaar gemaakt
tegen een winstaandeel, toe te kennen aan de grond-
verhuurders, grondden zich voor een deel op de over-
weging, ‘dat deze ver’huurder, die voor zijn ‘grond in
den vorm van de huursom heeft ontvangen wat hem
voor den afstand daarvan toekomt, op verdere ‘voor-
deelen geen aanspraak ‘kan maken, omdat hij na dien
afstand geen invloed heeft of kan hebben op het ge-
was, dat die grond voortbrengt; hij heeft geen aan-
deel in het bereiken van een zekere winst, veel min-
der in ‘de hoegrootheid van die winst!’

En, in hoeveel sterker mate is dit niet het geval
met d’e bevolking der omliggende dessa’s, die thans
volgens de nieuw ontworpen regeling in het toe te
kennen winstaandèel zouden deelen. Uit’ dè ervaring
van ‘een administrateur van een ‘der J’ava’sche suiker-
fabrieken werd ons medegedeeld, dat, terwijl een
‘30.900 werkbare mannen in de dessa’s in de omge-
ving zijner onderneming werden aangetroffen, er ten hoogste 7 á 8000, en dan voor eeia deel nog indirect,
bij de fabriek arbeid verrichten. Zulk een voorbeeld,
dat aantoont welk een groot deel der bevolking in
‘het winstaandeel zou •deelen zonder in den meest in-
directen zin ook maar iets voor het bereiken daarvan

744

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

te hebben gedaan, staat op Java zeker niet alleen.
De onlogische gedachte om datgene wat een winst-
aandee1 geheeten wordt, aan een omgeving toe te ken-
nen, die slechts ten
decle
voor de onderneming
arbeidt, wordt alleen overtroffen door de- mogelijkheid,
die ook op Java wordt verwezenlijkt, dat bijna uit-
sluitend of uitsluitend met geïmporteerde werkkraoh-
ten wendt geanbeid, die na afloop van den maaltijid
wegtrekken en, ads behoojreiïde niet tot een ‘der om-
liggende dessa’s, het deel, dat hen uit sociale over-
wegingen ingevo-lige de w nstaaudçel-opvattinig zou toe-
belrooren, uitgekeerd zien ten bate van een deel der

bevo]ikiinrg, dat voor die resultaten ook in den meest
indirecten zin niets heeft gedaan!

Of nu, blijkens ‘het ontworpen Ko-niinklijk Besluit
en de daaniop gegeven toelichting, bij de berekening
van ‘het ideed der winst, dart door een bepaalde onder-
neminjg aren den te vormen ,,’belanrgeiikndn,g” moet

worden agestaa,n; tin overweging wordt genomen in
welke mate met krachten der omliggende dessa’ is
gea.ilbeid, doet – nog geheel daargelaten dat -bij de
vaststelling van dergelijke factoren vicrh altij,d groote
moeilijk-heden woorrdoen – niets ter zake. Of liet zui-
ver wtinstaand-eel in den rijn, gelijk die in Westersche
arbeidskringen van •de eene zijde krachtig is gepro-
pageerd, van -de andere zijde eiven krachtig is aange-

vallen, al dan niet op ide aabeidsveuihoiirddngen invloed
heeft gehad of in de toekomst kan hebben, doet even-min terzake. Of het ‘winstaandeel naar de Westersahe
begrip-pen, door ide Suslcerenquêto-commissie in haar
betreffenrd afzonderlijk rapport -een pliase genoemd,

die -men in de Europeesche sociale ontwiirkkeling reeds
te ibowen is, in Indië een gelijke ljj denswieg zou -door-
maken, is -al eivenimrin van •beteeken,is voor -de beoorr-
deelinig van het -door
de
Indische- Regeering ontrwor

pen Koninklijk Besluit. Hoofdzaak is, dat ‘de heffing,
in dit Kon. Besluit geregeld en voorgenomen, met
winstaandeel in de sociale -beteekenis – en een andere
is er niet – niets te maken heeft.

Op gronid van de everweging, dat de omliggende
bevoiilcin,g ter ivoor-ziening in haar levensonderhoud in
belangrijke mate op de onderneming is -aangewezen,
een uitgangspunt dus, dat met het op de onder-
nemin,g werkzame personeel niets meer te maken heeft,

wordt nu -in dit Kon. Besluit, gelijk P-rf. Treub
heeft aangetoond, getir;acht een geheel -vreemde rechts-
plicht onder liet goed bedoelde mom der ‘wtinstdeel’ing
binnen te smokkelen. Met het ingebrachte element
komt men op een geheel ander terr-eln, tot de vraag
of er een zedelijke on-derho-udsplicht bestaat voor elke
ontderning, ‘die op een ‘bepaalde plaats is gevestigd,
ten aanzien van de op die plaats wonende bevolking en zoo ja of dije plicht dan zwaarwtiahti’g genoeg is
om -lietm in een wettelijken onderhouclsplricht om te zetten? in Europa, al-dus het oordeel van Prof. Treub,
die er op wijst dat het toch ook daar niet zulk een
hooge uitzondering is, dat er op kleine plaatsen -een
fabr,ietk ijs, waarin een, belang-rijk deel der -bevolking werk ‘vindt, is zulk -een onderlioudsp-lieht- nergens or

kend. Immers, de erkenning van -‘zulk een plicht zou
gepaard -moeten gaan met een recht van de onder-
nemintg ‘de vestâginrg in ‘de gemeente van haar goed-
keuring afhankelijk te do’en zijn. En hoezeer erkend

dient, dat -er een – zeker verschil is tusschen -de toe-
standen bier en in Indië, komt men langs dezen weg
toch al spoedig tot allerlei niet te aaruvaaird-e,n con-
sequenties. Weliswaar bestaan regelingen, o.a. in
België en áa Frankrijk; -die ‘ten -aanzien van -de -arbei-
ders op de fabrieken zekere plichten voorschrijven in
bepaalde gevallen, maar niet buiten den -kring der ar-
beiders en ev. hunne gezinnen. Het door de Indische
R-ogeering voorgelegde Koninki. Besluit is een eerste stap op den weg, dien -men zelfs in de m-deist sociaal
ontwikkelde landen nog niet heeft -durven betreden!

Deze geheel -nieuw geconstrueerde onderhoudsplicht,
die als een uitvloeisel van het sociaal ‘bedoelde winst-
aandeel wordt voorgezet, acht de Indi-sche Regeering
noodig, in elk geval ten zeerste wenschelijk ter -be-vordering van den arbeidavrede. De vraag zou in de
allereerste plaats gesteld mogen worden of niet de
ervaring in elk land, waar- arbeidsmoeilijkheden zijn –
of zijn geweest, heeft geleerd, dat kunstmatig arbeids-
vrede niet te herstellen noch te vestigen is; -dat zich in do verhouding tusschen

werknemer en werkgever
een geleidelijke ontwikkeling moet voltrekken, waar-

bij wel de Regeering als- -buitenstaander een gunstigen
invloed kan uitoefenen ten einde op een gegeven
oogenblik excessen te voorkomen, maar waarin het
niet aan de Regeering is om een bepaalde verandering
te voltrekken. Blijkt niet uit een uitlating als reeds in -de ,,Oetoesan Hindia”, die d

e ,,winstaandeelkas-
sea” verwerpt, maar volledige stakingsvrijheid op-
eischt, -dat men aan extremistische zijde in Indië van
de goed -bedoelde poging der Regeering niet gediend
is? En moet, gegeven al, dat een regeling als de In-
dische Regeering zich denkt, inderdaad tot bevorde-
ring van den arbei-dsvrede zou bijdragen, nie-t worden
gevraagd waaraan zij het recht ontleent om lasten
daarvoor te leggen o-p een bepaalde categorie, die toch
in het algemeen gezegd kan worden in de belastingen
van, Indië voldoende bij te dragen om recht

te hebben
op ongestoorde bedrijfszekerheid.
Bij de beantwoording van deze laatste vraag blijkt
al spoedig, dat niet zonder opzet – -bewust of onbe-
wust – de Indische Regeering aan -den schijn van het
sociale winstaandeel in haar ontwerp -heeft vastge-
houden. Immers, in hare toelichting doet de Regee-
ring het voorkomen als geldt het hier ,,het bij wets-
bepaling scheppen van een overigens civiel-rechtelijke
verplichting van den werkgever om een uitkeering te
‘doen van een deel der winst ten behoeve van den
werkman”. En om nu vast te -houden aan de gedachte
als geldt het hier een vraagstuk van civie-lrechtelijken
aard, dus niet het scheppen van e

en publiekrechte-
lijken plicht en daarmede verbandliou-dende publiek-
rec-htelijke lichamen, wordt een constructie ontwor-
pen, die ,berust op -de voorstelling als zou de and-
bouwproductie op Java plaats vinden door ,,rechts-gemeenschappen”, die aan kapitaal, arbeid en teel-grond de gelegenheid tot samenwerking openen en
waarin dan ook ied-er dezer fact-oren in redelijkheid
aanspraak kan maken o-p een deel der exploitatie-
winst. Terwijl daarnevens de voorstelling wordt ge-
wekt alsof de voorgedragen heffing haar rechtvaar-
diging vindt in de billijkheid eener participatie van
den arbeider en grondverhuurder in de winst der
onderneming, waarin van – hun arbeid en hun grond
wordt gebruik gemaakt. –

Staatsraad Struycken heeft in het advies, door hem
over deze aangelegenheid uitgebracht, de beide, voor-
stellingen zonder meer onjuist genoemd. Daar zijn,
zoo betoogt hij, naar geldend recht -geen rechtsge-
meenschappen tusschen de bedoelde pro-ductiefacto
ren. De verhouding van de factoren arbeid en teel-
grond tot de onderneming wordt eenig en bij uitslui-
ting bepaald door de privaatrechtelijke arbeids- en
buurov-e,reenikorm’sten-, -tuasolien de on!der-ueming eener-

zijds de arbeiders en de grondeigen-aren anderzijds,
gesloten. Eene privaatrechteljke gemeenschap is er
niet, ornidatt zij idoor partijen niet wordt gevestigd;
eene publiekrechtelijke niet, o-mdat zij nergens -door
de publieke rechtsorde is in het leven geroepen. Nog
minder bestaat er eenige rechtsgemeenschap tusschen
de onderneming en de -bevolkingsgroepen, binnen
welke zij is gelegen. Hier ontbreekt zelfs iedere rechts-
band. De arbeidsovereenkomsten wor-den steeds mdi-
virdueel met ieder arbeider of met een groepje arbei.
ders gesloten; ten aanzien der huurovereenkomsten

is als regel hetzelfde het geval, en, voor zoov-er de –
dessa’s als verhuursters der gronden optreden, doen
zij dit ten behoeve der indiv-idueele gebruiksgerech-
tigden, en ontstaat tussc-hen haar en de onderneming
-geen r-ecrhtsgemeeinschap, maar alleen de gewone pri-
vaatrechtelijke contractsverhouding uit huur en ver-
-huur. –

31 Augustus
1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

745

Dat de ghcel-e .bevo)n g1roep, waarin de onidr
n.emiug is. gevestigd, indirect voordeel kan genieten
uit de, -overeenkQmsten, door arbeiders en grondbezit-
ters ieder voor zich met de onderneming gesloten,
valt niet te ontkennen. Maar die indirecte voordee-
len scheppen geen rechtsband, en al evenmin een
reohtagezeenschaïp tuisshen dc b.e’vollcing en de- on-
derneming als de omstandigheid’, dat de dessabevol-
king ter voorziening in haar levensonderhoud in be-
langrijke mate op de onderneming is aangewezen t
Nog daargelaten, dat deze ahankelij’khe-ijd in sterke
mate uiteenloopt; dat zij alleen tot eisch wcrdt ge-
steld aan de zijde der -bevolking, wordt”de reçhtsge.
meenschap tuaschen de onderneming en de omwo-
nendte bevolking ook aan

viaaTd in het geval, dat de
onderneming in het geheel niet, wat haar arbeids-
krachten, betreft, van de om]iggenid’e bevolking afhan-
kelijk
is.
Ook dan, gelijk reeds betoogd, wanneer

zij haar arbeidskrachten voor ee,n goed deel van elders
betrekt, wordt die rechtsgem’eensohap tusschen haar
en ‘de omwonende bevolking aanvaard, en op dezen
grond aan de laatste eenrsclfde wiinstaan-cieel toege-
keujd eis lever-de zij de aaibeidlskrachten ten -volle, ter-
wijl •de arbeiders die van elders komen, van die ge-
meenschap en het genot van het •winstaandeel zijn
buitengesloten. Sterker bewijs voor -het feit, da-t van
een rechtsgemeensch-ap geen sprake is, en tdat niet een
winstaandeel in •de sociale lieteekenis aan ‘de kassen
der belangenkringen ten goede komt, is moeilijk
denkbaar.
Zonder aarzelen verklaart dan ook Professor
Struycken, dat het hier geldt niet eene privaatrech-
t’ehjke regeling, maar.een zuivere -belastingplicht, in-gevolge de Oom.p-tab.iIiteietswet slechts op te leggen
bij -begrootingspost, dus -met medewerking -van den
wetgever De’ bestuurscommissiën-, die het beheer over
de bel:angenkringen zullen voeren, beschouwt hij als
openbare instellingen,- èn in haar grondslag èn in
haar wijzei van samenstelling; instellingen bovendien,
die dwingend de exploitatiewinst kunnen vaststellen,
waartegen eene onderneming dan bij den rechter – wim hier eene eigenardige taak wordt opgedragen
– -kan in !verzet komen. En Mr. Lilarburg, eveneens
betoogend, -dat’ de voorgenomen maatregel belasting-
heffing -beteekeut,. merkt, op, dat het principieel niet,
ter zake doet of de- -belastingplichtige onderneming
het bedrag moet storten in een winstaandeelkas dan
wel in ‘s Lands kas. Tot welke elgen-aardijge, iriet verwachte gevolgen
hier -evenals immer oen-e kunstmatige constructie
leiclt, iblijikt wel uit Prof ess.or Tren.b’.s o-pmerikingen. De
verandering in het wiiustdcelingsdenkbeeld – dlie f ei-
telijk tot gheel eene afwijking da-arvan leidt – wordt
aangebiradht,eldus toont bij aan, omdat de werklieden
om wie het gaat, voor eew. zuivere toepassing nog
niet -rijp zijn.. Mlaaw wat zal er dan teieoht komen -van
die venwaclhting, dat ‘de aalbeider door zijn winstaain-
deel zijn belang zal voelen bjj ide welvaart der -onder-neiming, waainin, hij werkzaam iis. Ma.w. zal dus kde
aribeider, dlie niet geacht wordt hoog genoeg te staan
om hem met kans op cene- voer ilzamrseiven -u-utoige
besteding een indlijvidueel winstaandeel toe te kort-
nazi, wel
ûzodg genoeg staan om
in
te zien, dat hij door
zich in te spannen tea ib:choeve van de wiinistaandeel-
kas van •den ,,belangenkri-ng” indirect ‘zichzelf be-
voordeelt? De vraag- stellen is -haar ‘beantsvoo-rcie.n
tevens. Het rveaband rtussclhen -den te treffen maat-

regel en ide
-aannp’orinig
vail den arbeider tot -inspan-
ning of! -van den grontdiv-erlhuuridar tot het niet toe-
geven aan een eventueelen .aandïr’ang.- tol -het veroor-
zaken van een -rietbraxiid, is
bij
deze wijae van uitvoe-
ring ten eenenmale -zo:ek.
Maar tot wel4e zon’der-lige consequenties kan bo-
ven’d!ien voor- elk ibedrijf op zichzelf uitvoering van
het voornemen der Indiisclhe Regeerinig niet leiden,
ook alweer, einiclat werkelijk wintaandeel hier niet
woedt toegepast. -Eene privaatr;echtelijke regeling, die de v,eripicihting van het winstaan.c1el -bevatte, zou er

,.ü
,
et licht toe leiden, dat deze a-uitomatisdh venciub-
belde; bij ide thans gedachte regeling is dit wel het
gevel. Nemen wij een voorbeeld. De Hantdeisverzoni–
ging ,,Anisterdaan” gaf
bij
de opiriclitinig van haar
grootste sizikerfaibriek ,,Djatiroto” aan drniigatie -en
clraiineeriinig, na eene kleine restitutie vkn de Reg’e,e-ring,
f 1.303.314,80
uit. Daarnevena
f 2.251.947,67

aan raiiiinstallatie en wegen, -die wel niet geheel kun-
nen worden aangehaald, maar wel -voor een deel,
omdat ook de railbanen -deels verkeerswegen zijn.
Tervogens
f 188.514,35
aan personeel voor opbouv;
f 69.26,30
aan electrisch licht (‘ook in de -einplace-
‘mentskampongs);
f 722.226,78
aan Europeesche wonin-

gen;
f 709.653,15
aan kaanpongwoningen;
f
241.240,02

aan waterleiding over de gehieele o-ridernemjin-g, das
ook in alle kaimpongs en zelf’s deels buiten de onder-
ni-esning. Niettegenstaaandre hier dus- een beidiraig van
enkele milltioenen -reeds is ter .bêsohikk.inig gesteld -van
de döelemudeu, diie ook dlie der helangenkrinigen zijn,
zou door aen-e regeling al-s de Indlische Reigeermng zich
denkt, juist tengevolge -van haar afwijkend karakter,
aan -den ‘ondernemer de last worden ‘opgelegd- ‘om
behalve -het offer- van kapitaal, door -hem aan de ge-
meenschaip gebracht, nu ook nog van zijne winst -een aandeel aan de omgeving, die niets daarvoor behoefde
te doen, af te staan.

Het- heeft er – gezieii de toelichting – wel den

schijn
van alsof het ontworpen Kon. Besluit dor-gelijke
en andere onlogisehe uiit–loeiselen wil trachten te
voorkom-en. Immers, voor de uiiibkeer’ing aan -de kassen
is niet ‘alleen een progressieve schaal ‘opgemaakt, maar
d-aarneven.s aan een periodieke isidii.vii’dueele vaiststel-
king ‘de voorkeur gegeven iboven een eens vooral vaste
uitikeoring. Zo:o’d’oenicle ment men, -dat zou kunnen wor’den rekening gehouden met overwegingen als be-
treffende ‘een wtinstaatnideel, dat idle :ondierne.minig aan
vaste inlandiadhe weulldkraohten in den belangénkririg
reeds -betaalt; ‘met de -meerdere of mindere intensiteit
van het belang idex onderneming bij haren kring, of
zij bij’v. voel of weinig werkvolk (Madonieenen) of
kairirevoeridars van elders ibetaekt, of zij wel of geen gronden van de bevolking huurt, vloor gehuurde gron-
den -‘veel of -weinig ibetaialt, of haar waterngebz-iiik meer
of -minder drukikend -voor den inlanidsehen landbouw
i’s; ‘met de vraag of haar product zwaar belast is m:et
uitvoerirrecht dan wel vrij en al
dergelijke.
Wees Pro-
fessor Tre-uib er reed-s op -hoe de beoord-eeling -van het
begrip explodrtatieviinst -en van ide omschrijving: ,,vol-gens gezond commercieel en adinziinistrati-ef beheer op
de exploitatier-ekenting van dat jaar te stellen uitga-
ven” die geschillen als ‘t ware uitlokt – bij.
eena
-he-
handeling iindámidueel van -alle ondernemingen na-ai
– de -bovenihedroelde opvatting en factoren, noodzaikel-ijk
gerekend om -baan-aren te trachten te ondervangen,
raakt men -elke – lijn van uirtvo-eriag kwijt en zal het
bestuur van- vele helangenikringian nog niet met de
af weniking van het é&e jaar ‘gereed zijn of de voos
bereidinig van het -andere wacht raeids. Het zal ondoe-n-
lijk worden ‘alles behoorlijk af te werken, als men even
hedenikt; .dat iclezé -regeling zich ujitstraikt over alle
groote e.ultuires, ide industrieën als mijnbouw; petro-
leuimwinnintg, -oliiefalbricage, -houtaankap, taibaikso’p-
koop ter veriwerikinig e. ci., kortom tot -alle bedrijven,
ook ‘diie van iden linlandschen groot-gron&ezitter, voor
welik een belainigenkring -te -denken is. Een groot aan-
tal geschillen zal voor den rechter worden gcbraoht,
terwijl -weer uit -de aangehaalde overwegingen -blijkt,
d-at het denkbeeld ‘van het winsitaandeel feitelijk
zoek
is.

Het onontkenbaar funeste in -de voorgenomn maat-
regelen is bovendien, dat eene
proef reniing
als met
een winstaandeeb in meer dan é6n bedrijf mogelijk
en genomen is, in dit ver-band uitgesloten is. Immers,
moge eene beperking aan de taak der belangeukrin-
-gen zijn gegeven en het -terrein voor hun bemoeiingen
– eenigszins zijn afgebakend – – niet te ontkennen valt,
dat zij, een deel van de staatstaak ovérnemen, den

1′

746

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

Staat ontlasten van geldelijke zorgen. Reeds menig-
maal is er de aandacht op gevestigd hoezeer finan-cieel Indië drijft op de cultures; hoe het kleine aan-
tal Europeanen toch reeds 98 pOt. der belastingen
opbrengt tegen de miljoenen ingeborenen slechts
2 pOt.; terwijl bovendien nog onlangs de klacht werd

vernomen, •dat
bij
de decentralisatie de Regeering te
weinig middelen verschaft aan de gewesten en gedeel-
ten, die zelfstandig worden gemaakt en die dan de be-
voegdheid belastingen te heffen, gretig aangrijpen en zich daarbij inzonderheid richten tot de cultures. Ook
hier dus: of men al dan niet niet de cultures is inge-
nomen, men weet ze te vinden voor de middelen, die
Indië’s ontwikkeling bevorderen. Voor die ontwik-
keling is het noodig, broodnoodig, dat vreemd kapi-
taal naar Indië blijft gaan; een op dit punt zeker on-
wraakbaar getuige als de afgetreden G. G. heeft er
nog tegen gewaarschuwd, dat men door het vreemde
kapitaal te weren, Indië’s ontwikkeling geen dienst

bewijst, en de heer Idenburg
bij
de behandeling der

begrooting-1921 in de Eerste Kamer wees eveneens op die kapitaalbehoefte. Door deze belangenkringen
met een deel der staatszorgen te belasten, maakt men
in nog meerdere mate Indië van de cultures afhan-
kelijk, omdat in gemoede toch wel niemand zal be-
weren, dat de staatsuitgaven belangrijk beperkt, doch
het vrijkomende op andere zaken zal worden gericht.
De Indische staatshuishouding gaat zich eventueel
op de bijdragen der belangenkringen inrichten, en

juist daarom kan van eene
proefneming
geen sprake

zijn. Hoe slecht de maatregel blijkt te werken, hij zal
gehandhaafd moeten blijven om der financiën wille.

Hoezeer reeds nu Indië van de cultures en hare
ontvangsten afhankelijk is, kan uit enkele cijfers blij-
ken. In 1920 liep de geheele Indische begrooting over

ongeveer
f
586 millioen aan uitgaven, en
f
503 mii.

lioen aan inkomsten. Blijkens verkregen inlichtingen bracht alleen de suikerindustrie, dus ééne, zij het ook
niet de minste der cultures, over dat jaar ruim
f
140

millioen aan openbare lasten op. En dat, niette-

genstaande deze industrie slechts beschikt over ruim
200.000 bouws van de totaal 9.126.502 bebouwde, die
Java (volgens de Jaarcijfers 1918) telt en Java wei-

nig meer dan
1/14
deel van geheel ons Indisch bezit
vertegenwoordigt. In 1918 bracht de landrente op
Java en Madoera op ruim
f
22 millioen. Stelt men

andcre sta atsirkorraten naast het vermelde cijfer, dan
blijkt, dat uit de gouvernementsbedrijven ruim
f
78

rnillioen, uit de inkomsten van verkoop van produc-
ten ruim
f
73 millioen, uit de monopolies ruim
f
71

millioen, uit de in- en uitvoerrechten ruim
f
424

millioen en uit de accijnzen ruim
f
13 millioen werd

geraamd. De beteekenis van het aangehaalde cijfer
zou zeker niet verminderen als men het aandeel kon
nagaan, dat in deze andere inkomsten reeds de
cci-

tures hadden!

De indirecte verplichtingen, die op de landbouw-
industrieën drukken, zijn op zichzelf van beteekenis.
Een groot suikerconcern kwam voor uitgaven aan
pacht (wat betreft erfpachtsgronden)., verponding,
irrigatie-retributie, wegenbelasting en cultuurpolitie
tot een cijfer van bijna f20,— per bouw, voor haar
alleen een bedrag van bijna vijf ton, waarvan de kos-
ten der cultuurpolitie alleen ruim
8/
omvatten.

Als men alle deze dingen bedenkt, verwondert men
zich niet erover, dat ‘de Minister van Koloniën en
de Directeur van Financiën hij de behandeling der
laatste belastingvoorstelien verzekerden, dat nu de
grens was bereikt. Wat niet heeft verhinderd om op

deze belastingen een twintig opcenten te leggen nog
voordat zij zijn ingevoerd; eëne verzwaring der las-
ten, die zonder een woord van tegenspraak is aan-
vaard. Maar deze nieuwe heffing der Indische Re-
geering is niet slechts een nieuwe last; zij -is in we-
zen – zie het artikel van den heer Stokvis – een
buiten-wettelijke belastingheffing ter bekostiging van
zaken, waarin de Overheid is tekortgeschoten! Blij-ken de verzwaarde belastingen ook nu nog niet toe-

reikend, dan zal men er toe moeten overgaan de

tering
geheel
naar de nering te zetten, en niet –
door het brengen van staatszorgen bij een afzonder-
lijk instituut, dat men onjuistelijk van zijn, openbaar
karakter tracht te ontdoen – zoogenaamd bezui-
nigen op uitgaven, die langs een achterweg toch weer
door Staatsinkomsten, maar dan niet door
allen op-

gebracht, worden bekostigd.

Professor Treub heeft naar aanleiding van de voor-genomen heffing gezegd, dat de ,,Indische Regeering
zich met dezen goedbedoelden, maar in geen enkel op-
zicht behoorlijk overdachten maatregel begeeft op een
hellend vlak, waarop men slechts weinig verder be-
hoeft af te glijden om de rechtszekerheid van den
particulieren eigendom geheel te doen teloor gaan”
en zag in ,,deze bedenkelijke nieuwigheid niets anders
dan een goed bedoelde poging met een aan alle kan-
ten ondeugdelijk middel”. Professor Struycken g&
waagde van de oorspronkelijke ordonnantie als w-
telijk ontoelaatbaar. De -heer Stokvis noemt den maat-
regel maatschappelijk onzuiver en daarom onge-

wenscht. De juistheid dezer oordeelvellingen dringt
vooral dan te beter door, wanneer men zich reken-
schap ervan geeft, dat in geheel dezen maatregel -het
winstaandeel slechts schijn en de oplegging van een
geheel nieuwen, door niets gemotiveerden openbaren

rechts-,,plicht” ‘het wezen is.
H. CH. G. J. V. D. M.

R e c t i f i c a t i e. Op pgn. 721 van het vorig
nummer staat in den negenden regel van de aanteeke-
uing over de’ Indische Winstaandeelplannen: ,,welk
adres elders. . . . “. De lezer zal begrepen hebben, dat
bedoeld is: ,,welke plannen elders. . . . “.

LONDENSCHE CORRESPONDENTIE.

De voorloopige uitkomsten van de

volkstell-ing; de Safegua.rding of in-du.stries Bill en de economische toe-
stand; de arbeidersbeweging en het com-
munisme.

Onze Londensche correspondent schrjft ons d.d.
27 Aug. 1921:
The publication this week of t h e P r e ii m i n a r y
O en $ u s F i g u r e s (Omd. 1485), enables one to
exercise one’s ingenuity in determining what the
‘precise importance is whicih should be given respec-

tively to the
war
aad to ‘voluntary restriction of the
birth rate in producing the results now chronicled.
Owing to the state of Ireland it was impossible to
obtain any figures from that unhappy country, and
the resuits therefore only apply to Great Britain,
whtilst the greater part of the information now
published refers only to England and Wa.les.
Taking first Great Britain, the census reveals the
smallest inter-censal inerease en record. The Popula-
tion has increased from 40,8 millions in 1911 to 42,76
millions in 1921. That is to say, the net increase in
the intercensal period has been only 4,7 per cent,
whilst it was 10,4 per cent in the previous intercensal
period, and 12,0 in the period before that. The popu-
lation of England and Wales has increased by 1,8 mil-
lions, representing an intercensal increase of 5,03
per cent or a decen.niiad rate of increase of 4,93
per cent.
Oertain facts of great interest stand out. In the
/irst place, as might be expected, the proportion of
females to males has in this period inereased in a
marked degree. For England and Wales as an whole,
the proportion was 1068 per 1000’males in 1911, and
is now 1095 per 1000 males. Further, whilst in 1911
the excess of females tended to be concentrated in
the urban districts, it is now a feature of urban and
rural districts alike. This can be seen from the fol-
lowin.g figures:

1911

1921

England & Wales ………..1068

1095

all Urban Districts ……….1087

1114

all Rural Districts ……….998

1025

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

747

It is now only in the mining districts and in a few
purely agricultural districts that there are fewer than
1000 females to 1000 males.
Secondly, wrhilst the distribution of the total pop u-
latjon between ui’baia and rural districts shows that
the urban areas are still gaining, yet that gain is no longer due in any marked degree to an infiux from the country into the urban or emi-urban areas. The
proportion of the population in urban and rural
districts is 79,3 and 20,7 per cent respectively, whilst the rate of increase in these districts has been 5,2 and
4,3 per cent respectively. The rate of increase in the
rural areas is somewhat below that .of the country as
en whole, but not seriously so, and justifies .the con-
tention that the last intercensal per.iod has seen the
end of the great migration from the country to the
town, a result which is largely due, one must suppose.
to the growing deurbanisation of industry.
The figures of most rapid growth are vitiated by
the f act that the census was taken at a time when
there was a large seasonal migration owing to the
hoijdays, and not too much impontance ean be assigoed
to any inferences drawn from the fiignr. Sunh
as they are, however, they seem to indicate that the
growth of Loudon is slowing down.
Whilst in the previous intercensal period, the
population of Greater London increased from 6,58 to
7,25 millions, in this period the groiwth this time
has been from 7,25 to 7,47 millions, or 10,2 and 3,1
per, cent respectively. The population •of the inner
ring fel by 0,3 per cent in the prenious period, and
by 0,9 per cent in the present one. The population of
the outer Ring increased by 33,5 per cent in the
former period, and by 9,6 per cent in the present one.
One last point is of considerabie interest, and the
Rogistrar-Generad diraws speciiail attention to it. In
the last inter-censal period, the growth in the country
as a whole, and that in different counties within the
country, showed considerable divergence In the pre-
sent inter-censal period this divergence is no longer
to be observed. In the earlier decennium, only 23 out
of 55 countiies showed vaTiations within 5 per cent
of the mean for the whole country, in the p’resent
decennium the movement in 41 counties has been
within 5 per cent of the meen for the country, whiil at
ith one exception they are all wibbin 10 per cent
of the mean for the country as a iwûiolie.
It may be the absence of other news, or the in-
trinsic fascination of the subject, but certain it is
that these figures have attracted a good deal of at-
tention in the press. Ooninient is lairgely concen-trated on the striking increase in the proportion of
females to males, and its significance is obvious.
1 harve frequentiy in these letters emphasised the growing opposition to the further entry of women
into trades and professions. Now that it is dear even’
to the prejudiced that marriage cannot be a solution
for nearly 2 millions of women, the resentmeut which
is feit at the demands of women may somewhat die

down.
In some quarter.s there is a tendency to bewaiil the
slackening doiwu in the increaae in the total popula-
tion. This would not matter were ‘the remaining popu-
lation. nightly distributed hetween sexes and ages,
which is nufortuinately not the oase. 1 aan not aimon.g
thoise who regard the right solution to be a sharp rise
in the present excess of •b’iirths over ideaths, wthich
would isámply mean addinig to the existinlg rnal-distri-
bution. The rigiht course wonild surely be to await a more natural idlistribution between the different age
groups hy the gradual idyiing of f of the older age
groups before adiding to the num.’bers at the lower ages
who are unable to fend for themselves. As a matter
of fact, the excess of births over deaths last year
was almost startiingiy large, being nearly 500.000,
but this is to be attributed to demobilisation and
resettlement of the army, and will probably not con-
tinue. On the whoie, this is not such a desirable ‘world

at present that we need worry if fewer people are
born into it just now.
Parliament has risen, leaving behind it as its only
record of successful new legislation th e S a f e-
guarding of Indiistries Bill, wbich will
enter into force on the 1 October, and will no doubt
add its due quota of confusion and irritation to the
existing discontents. Recently, the position of the
German exchange has caused a fresh stream of letters
and articles in the newspapers. The -burden of these
articles and letters is ‘divided between demands for
infiatidu and demands that the wages of British
workmen should be cut down. 1f the ,,Times” is to be
trusted, the question of the appointment of a iew
Currency Oommission is being seriously considered
bv
the Government and would be welcomed by the
City. It is difficult to see what this Committee could
do. It is certainly true that the volume of Currency
Notes has been falling fast since the trade slump
and that presumably the Treasury could, if it liked,
inaugurate a further process of infiation by simply
reducing its demands on the Money Market by paying
its way by the issue of more paper. Whether this
would have the beneficial effect on trade that certain people expect from it may be doubted, in view of the
further dislocation of the exehanges which would
result, but it is certain in any case that it would
damage the credit of the Government. Further, it is
ohviious that riisin.g prices would naake the Labour
situation again unfavourable, for the British work-
man will certainly not consent to the fali in the real
wages of labour which the German rworkman is experi-
encing. Thus even the direct benefit ‘to the employer
would be doubtful: his mouey income would rise, but
so would his expenses.
1he f act is that the ertent of the recove.ry from the
diepressiou was exaggenated by the Prees in the aarIjier
part of the sumimer, and bas lef to expectabions.
wthiiöh are not being reailised. It is tmue that in. some
respects tirnes are improving. The Ligures of un.em-
pl’oyment, for iistance, are now d.own to what they
were rougihly When the coa’l striiike broke out. But
this is to some extent idue to people losiusg the rigJat
to fuirrther henefit. Ooail prices are £a&lling, and so
the .iron aiijd steel trades are recoeering. Stoeks of
cotton goeds are reported to ‘be falling in va.rious
parts of the world, and so the cotton industry is
hoping for new orders. But the basic f acts remain:
the sluinip is the direct effect of world imporverijsh-
ment, and rimprorvement cannot be expected until there is a corralatiive in other couutries as well.
In the L ah o u r w er ad, the most i.nteresting
event of the week hee been the ideeisive defeat of
the Ooimmunistcandiiidate at the recent bye-election
in the South Wales niiniing area. As agasirast the
14.000 ‘votes east for the riwal Labonir Oanddate, the
Communist. orily oibtamned some 3000 ivotes. This result
kils both the delusion of the extreme riigfht that the
Labour Movement is seething with Bolshevism, and
the delusiion of the Left that it hee captured the
worhiin,g classes. The iimmed.iate prob:lem before the
trade-unjion moveiment is the reorganisation of its
headquarter fiorces. At the forthoorning Oongress
at Oasdtiff, the Uniionis will d.ebate the plan for a
,,General Staff for Labour”. It ijs proposed to teplace the exiatinig Parliamentary Conamtittee of the Trade
Union Cong’ress, elected hy the Congress as au whyle,
by a new Counciil in whcJi sect,ional representation
will he the governing principle. The work of the new
Couneil will be very largely cauried out by a series
of Committees dealiinig eacih of them with a defined
series of lirades, there beinig aix of these groups. At
the same time it is proposed to set up a new Nationad Joint Council, whiich will ‘represent both the Labou.r
Party end the Tra,de Union Moivement, the Chairmari
of which is to ‘be the Oha.irman of the General Coun-
all of the Trade Union Movement. The ixnportant
point is that this Joint Couinc,iii is to have under it

748

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

four dnp’artnîents, id’ealing respentiveiy wtith Research and Infonination, Internationa1 Affajirs, Pulblidity, and

Legal
Matteas.

At the moment of *riting, the situation is not
entirely reassuring. There is trouble brewing in the
Chemica1 Trades, and th,e Printing Trades also have
rejected the Employe,rs’ offer, •so that a strike is not
out of the ‘question. The forthcoming Trade Union
Oongress will also have to deal with the struggie
between the Railwaymen and the Engineers over the
right to, control the workers in the engineering shops
of the railways, one of those unedifying disputes w’hich
go jo explode the idea of the solidarity
of
the worldng

classes.

AANTEEKENING.

Het Muntver.slag over het jaar 1920.

– Aan het V’er!tiagi van
‘s Rijhs
Muntmeester o’ver

1920 is het vo1genide.ont1end:

In het vorige IM:untverslag werd uiteengezet waarom het
noodzakelijk ‘was in 1919 ‘s Rijks Munt niet op een zoo hoog
mogelijk opgevoerde capaciteit te doen werken. ‘In verband
xet de opgaven, omtrent de uit te voeren aanmuntingen
ontvangen, moest de noodige voorzichtigheid ‘betracht wor-
den, opdat die werkzaamheden ook ‘gedurende 1920, althans
voor het vaste personeel, in voldoende mate arbeid tzouden
kunnen verschaffen. VSÔr 1920 was uit Indië medegedeeld,
dat (afgezien van eventueele aanmunti’ngen van grof zil-
ver) wat de pasmunt betreft, aanvragen tot een beloop van
ver’noedeljk 80 millioen stukken zou(len afkomen. Wan-
neer echter,
na4•at
het nieu..we d.ienstj nar was aangebroken,
de aanvragen ‘mochten îitblijven, – waaromtrent geen
sekerheid bestond – zou een belangrijke ontredderi’ng van
het bedrijf
liet
‘gevolg zijn, ‘incliien niet (bij ‘de onderhanden
werkzaamheden met zulk een eventualitei’t werd rekening
gehouden. In het begin vn 1920 (werd inmiddels nader
bericht uit Indië gezonden; daarbij (bleek de omvang van
hetgeen nog
voor
het reeds aan geva’n.gen jaar
aan pasmunt
werd gevraagd, uitgebreid tot niet minder dan 245 mil-
lioen stukken. Het behoeft geen betoog, dat een redelijke
bedrijfsleiding noodzakelijk ‘gedwongen ‘is, steeds dergelijke
opdrachten als het ware uit te rekken over de eerstvolgen-
de periode en dat de volledige uitvoering steeds, en dik-
wijls in niet onbelangrijke mate, na het tijdperk poet val-
len, waarin men deze lang ‘te voren had verwacht. Reed’s
hierom is djt onvermijdelijk, omdat de inschrijvingen voor
leveringen van de grondstoffen vooraf’ moeten gaan en al
te korte levej-termijnen, in ‘verband anet den aard van de
bewerking, welke dit materiaal tevoren heeft ‘te’ondergaan,
onvoordeelige resultaten zou opleveren. Het zal derhalve
geen verwondering iwekken, dat vooral in het tweede deel
vn ‘het jaar een bijzonder ,sterke opvoering van cle munt-
werkzaamheden ‘tot stand kwam en dat in ‘de daaraan voor-afgaande maanden zooveel werd aan’gemunt als waartoe de
mogelijkheid, in verband met ‘de
aenwazi’ge
metaalvoorra-
den, :bestond. Te gereeder konden: in het tweede ‘halfjaar
1920
, met de grootste kracht de aanmuntingen worden
voortgezet, omdat liet in den loop van dan komer duidelijk
was geworden, dat voor het komende jaar’ 1921 de pas-
muntbehoef te. nog volstrekt niet zou zijn bevredigd en ‘wel-
licht in dat jaar een begin zou kunnen ‘worden gemaakt
(al’s ‘daarvoor nog tijd beschikbaar bleef) met nieuwe aan-
niuntingen van ‘grove zilvereci specie.
In den ioop van het dienstja’ar bereikten mij geleidelijk uit verschillende gemeenten aanvragen, om ‘s Rijks Munt
mede beschikbaar te stellen voor de vervaardiging van
penni’ngen voor ‘gasmeters. Het is niet aan te nemen, dat
dergelijke pen’ningen het gevaar zouden opleveren, dat zij
in normale omstandigheden een rl in ‘de geldcirculatie, waarin zij een owetti’g element ‘zouden vormen, zullen
gaan, spelen; uit dezen hoofde behoefde tegen de ‘invoering
derhalve geen bezwaar te bestaan.
Er zijn in het afgeloopen jaar ten .bthoève van 19 gas-
fabrieken een aantal van in het geheel 18.810.000 gaspen-
ningen afgeleverd.
De eerste hierna volgende tabel geeft eene opsomming
van het ‘aantal munten, in de laatste 10 jaren vervaardigd. In liet voorjaar 191

1 is het nieuwe Mu’ntgebouw betrok-
ken. In ‘het ‘afgeloopen eerste decennium zijn daarin niet
minder dan 967,2 millioen muntatukken geslagen. Van welke beteekenis dit ‘is, kan ook blijken uit een opgave
van het aantal stukken, in 5 voorafgaande periodes van 10
jaren aange]nunt. Wel :gehel anders is deze uitkomst geweest dan verwacht
werd, toen de zo,aatregelen tot voorbereiding van den

Gouden en zilveren munten
Munten van
onedel metaal,
Totaal aantal
stukken.

1911
27.374.544

27.374.544
1912
51.747.860
14.000.000
65.747.860
1913
43.805.464
108.000.000 152.445.464
1914
50.970.036
136.400.000
187.370.036
1915
53.315.000
,
52.260.000 105.575.000
1916
16.416.997
62.540.000 78.956.997
1917
32.516.892 25.000.000 57.516.892
1918
45.600.000
14.000.000
‘59.600.000
1919
45.200.000
28.000.000
73.200.000′
1920
71.493.389 87.920.000
159.413.389

bouw van een nieuwe Munt werden getroffen. Er ‘zijn toen,
met het oog op het nieuwe bedrijf en in overleg met het
Departement van Financiën, ramingen gemaakt van den
omvang van het in de naaste toekomst ‘redelijkerwijze te
verwachten muntwerk. ‘De daarbij verkregen ‘cijfers, welke
uit den aard der zaak zeer globaal moesten zijn, wijken
zeer belangrijk af van hetgeen achteraf ‘in deze jaren •noo-
dig bleek. Dit is geenszins te ver,wonderen; er ‘was geen
rekening gehouden, en dit kon ook niet geschieden, met de
groote vlucht, welke, vooral in de jaren vOOr den oorlog,
de uitbreiding van ‘het Indische cultuur- en bedrijfsleven
heeft genomen, welke, gepaard aan de ontsluiting van tal-rijke nieuwe gebieden, vooral in de buitenbezittingen van Ned.-Indië, de noodzakelijkheid medebraoht van een zeer
sterke uitbreiding der Indische anetaalcirculatie, ‘in de
eerste plaats van de meeste pasmuntsoorten.

1861-1870

84,6 millioen stukken.

1871-1880

146,3

1881-1890

111,7

1891-1900

340,7

1901-1910

405,5
Het kan zekere voldoening geven, ,dat deze buitengewone
productie, niettegenstaa’nde een zooveel kleiner opzet van
gebouw en inrichting, tot ‘stand kon komen. Hoewel de laatste eenige vergroot.ing heeft ondergaan, doordat In
1913 de Pletterij en de Muntzaal over het aangrenzende
gedeelte van de binnenplaats eenigsz:ins ‘werden uitgebreid,
terwijl door nanschaffing ‘van nog twee plefimachines en
een aantal mirntpersen de machine-installatie werd ver-
groot, is de gevolgtrekking zeker gewettigd, dat een rede-
lijk’ economisch gebruik is gemaakt van de voorhanden per-
soneele en technische hulpmiddelen.
Het jaar 1920 begon met de voltooiing van de nog van
het vorige jaar loopende muntslagen, nl. die van bronzen
t-centstukken voor Nederland en
1
1
10
-guldens N.-I. Toen reeds ‘kort d’aarop de bovenvermelde opdrachten uit Indië
voor pasmunt-aanmuntingen van zeer ‘uitgebreiden omvang
binnenkwamen, kon gelukkig toch zonder ‘uitstel met den
aanmaak dier koperen pasmunt een begin worden ‘gemaakt,
omdat juist met liet oog op dergelijke plotselinge aanvra-
gen een zekere, zij het beperkte, hoeveelheid koper in voor-raad gehouden werd, waarvan de on,middel.lijke verwerking
een aanvang kon nemen, ‘gelijktijdig met die van de zil-
veren specie. Intussohen moest het tempo zoo genomen wor-
den, dat de vermunting van het aanwezige koper ‘naast die-
van het zilver zonde ‘kunnen voortduren tot ‘het tijdstip,
waarop -voldoende nieuw materiaal was aangekomen, om
met g’rootere kracht de (bewerking daarvan voort te ‘zetten.
Voor alle zekerheid werd d’it ‘materiaal, door verdeel.ing
der opdrachten aan ‘de langste inschrijvers, uit verschillen-
de landen betrokken; zoo bestond de grootst mogelijke
k’ans, dat stagnatie in het werk, als gevolg van nog, niet’
geheel zek’ere indu’strie- en rvervoeroxnstandigheden, zou
worden voorkomen. Inderdaad ‘zijn de genomen maatre-
gelen in dit opzicht nuttig geweest en was ‘het mede hier-
aan toe.te schrijven, dat in de tweede ‘helft van het jaar,
onder aanmerkelijke personeels-u’itbreid’ing de productie
tot ongekende hoogte kon worden opgevoerd.
Het lag voor de hand de capaciteit van de M’unt, ‘die
uit ‘der ‘aard der zaak sedert de ‘invoering, van de 45-uren-
werkweek (sedert 1 April 1919) achteruit gegaan was,
tijdelijk zeer belangrijk op te voeren, door in enkele werk-
zalen de machines een duibbele ‘productie te laten leveren
door invoeritig van een twee-ploegen dienst. Slechts ‘langs
dezen weg was ‘het uitvoerbaar om het groote aantal munt-
persen (24) voortdurend gedurende een dubbele dagtaak
loopende te kunnen houden.
Het winstcijfer,
f
507.442,08, is zeer belangrijk
1);
een
gevolg van de ‘buitengewoon uitgebreide werkzaamheden.
Het spreekt wel van zelf, en de ervaring (blijft het nog
voortdurend leeren, dat een onder sterken druk van werk
arbeidend bedrijf ‘in het algemeen het meest rendabel is.
Waar men werken moet volgens tarieven, die (bezwaarlijk

1)
Bij een kapitaalschuld van
f
752.484,11.

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

749
naar gelang van omstandigheden elk oogenblik gewijzigd
kunnen worden, moet ook rekening gehouden worden met
de ‘gevallen, dat opdrachten slechts spaarzaam zullen inko-
men. Dit is te meer overwegend, nu naast het Nederland-
sche Muntwezen, met zijn beperkten omvang, in hoofdzaak
sleohts één opdrachtgever staat, n.l. Ned.-Ind’ië, die in zijn
aanvragen buitengewoon uiteenloopend kan zijn.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE VERZWAKKING DER A:RBEIDSWET.

In aansiniting op liet artikel viana den heer 0. L.
Eschauzier
1)
zou ik nog het volgende naar voren willen brengen-. In de eerste plaats zij ter gerujsts’teiliin,g van
den heer Schaper -gezegd, dat de werkgevers heiasch
nist ,,watertaniden” van -deze wij-ziigiing der Ar’beiids-
wet. Zij erkennn volgaarne, dat Minister AaIberse
met deze, wijziging aan een zéér dringende economische
behoefte voldoet, maar zij

weten, evengoed als de heer
Schaper, dat di

t ontwerp nog niet bratgt, wat voor hen
nooidizakelijk is. Het is gaaikikeIijk om te spreken van,
eene ve’nzw.aikkin.g of, zooa’ls ,,Het Volk” van eene
,,verinnoeiing” ‘van de Arbeidiswet. It4aaa wie de feiten
onbeyoo’roor,deeiid ibeschouwt,aal moeten erkennen, ‘dat

de aiibeidnns geen reden tot klagen hebben over deze
wijaiginjg. Waar toch in geen ‘enkel land tOr wereld
de 45-urige werkweek sis ingievoanid en alleen Neder-
land het ,,sc-hitterend voorbeeld” in dezen gegeven
heeft, dat nienaain,d heeft nage’volgd, is Nederland de
dupe van zijn eigen ‘sociale excessen. Moeten nu de
a.rbeiiders door ‘hu)a láderis iin het harnas gejan’gid wor-
den em te beletten, ‘dat
rnef hun eigen medewer1ing,
de 48-urige werkweek kan worden ingevoerd? De
weinige landen, die een wettelijken arbeidsduur be-
zitten (Engeland en Amerika: conferentie van

Washington: denken zelfs niet -aan cle invoering van
een Arbeidswet) hebben -alle de 48-urige week tot
grondslag; moet dan actie gevoerd worden tegen de
mogelijkheid van d.nivooning ‘van een 48-urige werk-
week, ‘waar de bnitenla.udsohe concurrentie gelijkheid
in dozen eisoht? Integendeel, de aaibeiider.s mogen het
cadeau van den Minister vel dankbaar aanvaarden;
immers sonicler toesitemminig van de -arbei,clerso,rga niisaties is deze ‘verlenging onmogelijk. Beroep bestaat
er niet en de weigering der arbeiders behoef t niet ge-
motisveerid te rzijn. De werkgeivors zijn ‘dan ook ten
volle overtuigd, dat deze concessie hen véél zal kosten
en een wapen dis, da

t aan ide organisaties in handen
wovdt gegeven-, hetwelk hen feitelijk niet ‘toekomt.
Immers nog geen vierde gedeelte der ‘arbeiders is ge-organiseerd; is in een bedrijf slechts 5 pOL dor arbei-
ders georganiseerd, dan hangt de verlenging van den
arbeidstijd van deze 5 pOt. af
en hebben ‘de 95 pOt.
ongeorganiseerden niets te beweren. Dit siujn onbil-
ljke- toesitanzien. En ‘daar bindt de ‘heer Schaper nog

den strijd aan tegen den Minister, die in bedrij,ven, waar geen arbeiders georganiseerd zijn, ide organi-
saties wijl paisseeren en met een behoorlijke vertegen-

woordiging van de ongeorganiiseevden wil onderhan-
delen. De heer Scihaper ge

voedt -zeer goed, ‘dat deze
wiijgigi,njg eigenlijk zeer geringe beteckenjis heeft; alle
hulptroepen, ‘als
10.
do iblijvende verlenging ‘van air-beidstijd’ vo’or bedrijven, waarvan die verlenging reeds
in den tijd- van ,,’de ‘angstroes van 1918″
2)
als eene
noodzakelijkheid ‘werd gevoeld en, 2°. de overwerk-
‘vergunningen bij o’peenihoopiing van werk en bijzon-
der-e omstanichighed’ern”, ook ree’ds’in ’18 in het ont-

werp Anbeidswet vermeld, ,woa-iden verzameld, om toch
utaaa aan te toonen, dat de werktijd ,soel ‘to lang
wordt. Verder wordt een beroep gedaan op de lang-
zamerhand legendarische groote winsten, ‘die, v-oorzoo-
ver het Rijk ge niet door belastingen heeft afgenomen,

verloren rijn gegaan door de onatzagirijike prijsdalingen
in het grootbedrijf, waar de arbeiders niets van ge-
voelen. En
wat
te izeggen van de ,,uritnpraak ex catihe-

[Zie -het ‘nummer van 17 Aug. j.l. – Red.]
Deze uitdrukking is ‘van den heer -Scharper.

dra”, dat ,,pr-otectie en
verlenging van iden arbeicis-duur
de -middelen zijn -van jde -onbeikwarm’e en inid’o-
lenti ondernemingen, die liefst op de gemakkelijk-
ste wijize, en wel ten koste van aabeiider -en ‘veribrnikei:,,
den strijd in de wer,eldconcurren-tie volhouden”. is
tot den heer Schaper nooit de waarheid doorgedron-
gen, dat voor we&vaart irnteit’sieve productie een
noodzakelijke vereiscihto is, en idat de p’rolductie-arme
wereld alleen gebaat, kan
zijn
door meerderen arbeid,
terwijl ‘verkorting van ar!beidsdauirr ‘de ‘intenisiiteit -var
den arbeid niet heeft gebaat, maar geschaad?’
– Ik spreek hier natuurlijk niet va-n een 12-urigen
werkdag, maar fdSt is ook nog iets anders -dan een
werkweek van 45 ‘uur. Bovendien moet bier het a’rgu-
mont, dat ‘geen enkel ander land zoo weinig werkt
en zoo’n str

o-ove, de industrie ‘belemmerende aribeijda-
wet bezit, veel gewidht in ‘de schaal ‘legigen. Neen,
de ‘heer Sdha’per en zijn vrienden zullen –langzamer-
hand, hoe ong-aarne ook, zich moeten verzoenen met
de ‘haaide waairiheid, dat ‘ook de -arbeider -eens- iets zal
moeten toegeven in dozen trij4 van ‘malaise -en d-at be-
halve alle sociale lasten, d-ie de werkgever reeds ten
belhoove ‘van ‘den aribeideir op ziek ‘heeft genomen, hij-
niet ok nog met voortdurend verlies kan blijven ‘wer-
ken. Invaliditeitswet,, Ongevallenwet, binnenkort Ziek-
tewet -en Werkl’ooshaidsveraek-eri.nig wonden kalm aan-
vaamd, maar om eenrijge uren langer te werken en
zooidoende deze malaise ‘zo-o apoedig un-o,gelijk te lie-
eindigen en den werkgever zijn-sociale lasten te hel-
pen dragen, past den- arbeider ‘niet! Alles wijst erop,
dat wij. ons naar de groo’tre productie-gebieden zullen
hebben te regelen en een 48-urige werkweek ‘tot grond-
slag van een Arbeidswet dienen in te voeren, met mo-
‘gelijkheid om in een collectief o’verleg, na geiondi’g-e
beschouwing van de economische noodza’kelj-khe-dein,
tot ‘verdere arbdidstij.d’verlenlglingen over to kunnen
gaan.

Mr. M. P. L.
STE5NBERÇIE.
Goirle.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

Arcih.i’v für Sozialw’i’ssenschaft und
Sozialpolitik. – Tübingen, April 1921.
Dr. Paul Siebeck
t;
J. S,chum,peter, Sozialisitische
Möglichkeiten von ‘heute;
P. Olberg,
‘Bauelrnr’evelu-
tion und Bolschewismus. (Die Agrarfrage in Russ-
1-and);
Prof. E. H. Vogel,
Die Gesetzgebun.g auf -dem
Gebierte der Innenkolonisiation in ‘den österreich’iaahon
Naohiolgestaaten;
Dr. W. Senator,, Diê Boden’besitz-
ordnun,g Pal

istinas und seiner jüdischen Siedlung;
Prof. R. Michels,
Ueber -die Versuche einer Besetzung
der Betiri-ebe ‘durch ‘drie Aribeiter in Italien (Sejitom.
ber 1920);
‘Prof. J. Jastrow,
Textbücher -als Hilfs.
mittel; Prof. E. Lederer,
Sonialis,ier-ung und :Gesell-
schaftsverfass’ung. –

Zeitsc{hrjft f ü r Se-zia-lwiss»enschaft.
– Leipzig, 18 Mei 19-21.
H. Dietzel, Vom
Lehrwert der Wertlehre und vom
Grun’dfehler der Marx’schen Verteilungslere;
A.
Vbigt,
Die Okonomik ‘des Geldverkehrs. (Schlu-sz);
B. S’immersbach,
Die Entiwickiung der Bergarbeiter.
löhn-e im cieutsehen E’rzbergbau. –

Revue d’Economie Po-litique. —Parijs,
Jan.—Febr. 1921. – –
E. Rignirno,
Un program’me socialiste li’biral;
E: Sirnorris,
Le régime monétair’e du Grand-Duché
de Luxembourg;
P.- Rossy,
La Banque nationale Su’issc
pendant la guerre;
M. Halbwachs,
Revenus et dépen..
ses -de ménages de travailleurs. Une enquête -officielle
d’avant-guerre. – –

Id e m. – Parijs, Maart—April 121


S.
Bauer,
La si’tuation monétaire en Tchécoslova.
quie. Une expérience de théorie quantitat-ive;
M. For.
te,
L’-industrie ‘hydro-électrique en France;
R. Claeys,
L’indice du c-oût de la vie
du
bureau de -statis-tique de
la vuile d’Am-ster,d’a’m;-
Ch. Eist. Les
banqnes d-‘énii’s-
s-ion et’l’ap’rès-guerre.

750

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICÊITEN

31 Augustus 1921

T
d e m. – Parijs, Mei-Juni
1921.

S.
Zagorsky,
L’évolution actuelle du boichvisme;

P.
cS’lruwe,
L’idée de
bi natutelle dans la science

économique;
P.
Arm,injors,
Le change égyptien depuis
la guerre. Une expérience de stabilisation des chan-

ges;
R. Cla.eys,
L’indice du coût de la vie du bureau
cle statistique de la vuile d’Amsterdam.

D e G i d s. – Amsterdam, Juli 1921.
bevat o.a.:
P. E. Van Renesse,
Visscherijbeheer en visscherij-
statistiek.

De Socialistische Gids. – Amsterdam,
Juli
1921.

0
bevat o.a.:
K. Kautsky,
Klassen-
en
p’rtijdictatuur;
J. v.
d.
• Wijk,
Wetmatigheid in natuur en maatschappij,
II;

J.
Rensen.,.
De aanhangige Grondwetsherziening;
J.
H. Schaper,
Repliek.

Koloniale Stucliën. – Weltevrédèn, April
1921.
J. Tideman,
Landlooperij ter Oostkust van Sumatra
en de middelen ter bestrijding daarvan;
Dr. A. J.
Kluyver,
Bevordering der •inheemsdhe nijverheido van
regeeringswege;
G. H. van der, Kolff,
Overheidsbe-
moeienis met de bij de klappercultuu’r der inlandsche
bevolking betrokken belangen;
W. C.
Schaikwijk,
De
kolonisatie met van Java afkomstige gezinnen in de
residentie Lampongsche Districten over het jaar
1920;
P. J. Bliek,
Verdeeling van rnacht in Indië.

Vragen
d
e s Tijds. – Haarlem, Juni
1921.
bevat o.a.:
H. Tiesi’ng,
Het veenbedrijf en 4e werkloosheid in
Drenthe.

De Indische Gids. – Amsterdam, Juni
1921.
Mr. G. D. Willinck,
Moet ‘het koloniale staatsbank-
roet dan steeds meer naderbij komen?
W. Ruin.en,
S’agopaimen en hunne beteekenis voor de Molukken;
De Hollandsch-Inlandsche
School.
(Een tegenspraak);
Ir. Han Tia’uw Tjorig,
Het tien-jarig bestaan van ‘de
Ohineezen-vereenig’ing. ,,Ohun.g. ilwa Hui” in Ne-
derland.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

N d (Disc. Wissels. ij 1Juli ’15
Zweeds.R.ksbk
6 6Juli ’21
Bk ,Bel.Binn.Eff. 5j
19Oct. ’20
Bk.v.Noorw.. 6+
6Juli ’21
IVrsch.inR.C.
6+
1
9 Oct. ’20
Zwits. NatBk. 4
13Aug.’21
Bk. vaI Engeland 5i
22Juli ’21
Belg.Nat.Bk.5-54
19Mei ’21
Duitsche Rijksbk.. 5
23Dec.
1
14
Bank v. Spanje 8
4Nov.’20
Bk. van Frankrijk 5
28Juli ’21
Bank v. Italië. 6
20Mei ’20
Oostenr. Hong. Bk.
S
25Juli ’21
F.Res.Bk.N.’Y. 5
20Juli ’21
Nat. Bk. v. Denem. 6
5Mei ’21
Javasche Bank
3+
1Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Lonaen
Part.
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Call.
Part.
Prolon-
disconto
gatic
disconto disconto
disc.
monet,

27 Aug. ’21

3
1)
4/
4_51

4112_5
1)
22-27,,

’21

3-12
4
0
1
5
/
4-/s

41/,_5112

15-20,,

’21

91/4_48/4
4’/4

18
4-
1
1s

5-6 8-13
,,

’21

34’1
4
8
1
7
/e
41

5t1
2
_6

23-28 A. ’20
3’1’/2
4l/_5/g

6/g
4-118

6-10
25-29 A. ’19
3214_4
45
3/i
4

‘/s

5
1
I-6

20-24Juli’14
31/_5/j

2
2
1
1
214
2
1
19_
1
1,
231t
511..7112
1)
Noteenog vsn
26 Aug. 1921.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Op de ‘wisselmarkt heerschte trots de groote onzeker-
heid, toch nog een zekere bedrijvigheid. Ponden sterling en
dollars handhaafdea zich aanvankelijk op het hoogere peil,
doch isloten .iets flau.wer: 111,79%, 3,19
3
1.
Een cmeer beclui-
dend aanbod was er van Fransche en Belgische francs, die
van 24,97% en 24,42% op
24,771%
en 24,- kwamen.
Een wiisselende stemming was er voor Marken, nu eens
vast, clan weder aangeboden (3,63-3,85-3,75-3,83-3,65-
3,70). Zwitserland eerder brief 54,30 na 54,65. Zeer gezocht
was Kopenhagen, waarvoor Vrijdag I.I. zelfs 55,- werd
genoteerd; slot iets flauwer 54,85. Stockholm en Kris-
tiania bleven met eenige kleine schommelingen ongeveer
öp hetzelfde peil.
Flink aanbod was er van Roemeensche Lei, die
á
3,80
verhandeld werden.
Italië en Madrid station.nair, pl.m. 13,70 en 41,65. Oos
tenrjksche kronen sloten vast: ‘0,38% geld. Budapest
pLm. 0,08%.

KOERSEN IN NEDERLA2D

Data
Londen
S)
Parijs
Berlijn
S)
Weenen
5)
Brussel
5*)
Neus
York’5)

22Aug. 1921..
11.82+
25.-
3.63 0.35
24.42
3.22
1
/t
23

,,

1921..
11.83+
24.87+
3.67+
0.35
24.36
3.2381
4

24

,,

1921..
11.84
24.874
k

3.80
0.36
24 27+
3.22
1
/2
25

,

1921..
11.83+
24.90
3.85
0.38+
24.15
3.20
1
14

26

1921..
11.83
24.86
3.74
0.37+
24.03
3.21
27

1921..

– –



Laagsted.w.
t)

11.81
24.72+
1

3.62 0.34
23.97+
3.19
2
12
Hoogste
,,

‘)
11.84
24.97+
3.85
0.39
24.42+
3.23
19Aug. 1921..
11.79+
24.95
3.82 0.38
24.41+
3.22
1
12
12

,,

1921..
11.75+
25.1,2+
3.92 0.39
24.422

3.21/4
Muntpariteit..
12.10+
48.-
59.26
50.41
.48.-
5)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Noteering te Rotterdam.
t)
Particuliere opgave.
5)
Noteering van 11Augustus.

Data
Slock-
holm
5
)
Kopen. hagen°)
Cl,,!s.
tionia
5
)
‘Zwitzer-
land”)
Spanje
1′
Balavia 1
1
telegrafisch

22Aug. 1921
69.12+

42.72+
54.65
41.70
97
23

1921
69.26 53.50
42.90
54.62+
41.72+
97
24

,,

1921
69.40
53.75
42.80
54.55
41.65
97
25

,,

1921
69.65 54.80 42.85 64.65
41.65
97
26

,,

1921
69.40
55.-
43.10 54.30
41.70
97
27

,,

1921


– –
41.60
97
L’ste d.
jy1)

69.-
53.10
42.50
54.20
41.60
97
H’ste
,,

,,

)
69.60
54.96
42.95
64.65
41.75
97
19Aug. 1921
68.65
5260
41.90
64.50
41.762

97
12

,,

1921
87.45
51.10
41.50
64.30
41.65e
97
Muutpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
97
5)
Noreering te Amsterdam.
2)
Particuliere opvave.
2)
Noteering van 20 Augustus.
8)
Idem van’ 13 Augustus.

Termijnnoteeringen der Valuta-Kas.

Ecarts tussehen termijnnoteering en contanten koers.

(week van 22-26 Augustus 1921.)

Londen.
Medio Sept.
Medio Oct.
Medio Nov.

Hoogste B Koers
Pari
agio

• 1

ct.
agio

1
1
14 ct.
Laagste B
agio

214 ct.

18

,,
,,

Hoogste
L

,,
814
,,

1
1
1
4

,, ,,
1
,
14
Laagste L

,,
:1

112
,,

81

New-York.

Hoogste B Koers
disagio

1
12 ct.
disagio

71
ct.
disagio 1
1
/
4
ct.
Laagste B

,,
.
,

21

,
,,

11

,,
,814
Hoogste L
1/

Laagste L

,,
5


,,

11

,,
,,
112

Parijs.

Hoogste
13
Koers
Pari
disagio 5

ct.
disagio
10

ct.
Laagste B
J
,,

2’1

,,
,,

2

::
}agio 2
1
/s
ct.
}

Pan
di5agio2
Bef gië.


,

0

Hoogste B Koers
agio

2’12 ct.
agio

2
1
12 ct.
agio

.5

ct.
Laagste B

,,
disagio 2
2
12
,,
Pari
Hoogste L

,,
agio

6

,,
agio

5

,,
,,
Laagste L

,,
‘2’I

2

12

,,
,,

5

B er
1
ij n.
Hoogste B Koers
agio

1

ct.
agio

2

ct.
agio

3

ct.
Laagste B
Pan
,’

1

,,
,,

2
Hoogste L

agio

3
4

,,
,,

5
Laagste L

,, ,,

2

,, ,,

3

,,’
,,

4

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

:

751

KOERSEN TE NEW YORK.

NED. BANK 29 Augustus 1921
(vervolg).

Beschikbaar metaalsaldo
.

f

404.814.086,87
Dala
Ca6leLond.
1
Zk

1j
hPa,,
Zicht Bc71(jn
IZlchlAm3fe,d.
(n
.’
pc,)
I(”
ch. p.fr3.)j(In
cl.
P. Mrk)I(In
di.
Ø.
gid.)
Op de ba8i8 van
2
15
metaaldekking

193.814.295,24
Mi nder bedragaan bankbiljetten in omloop
27 Aug.
. .
1921

3.68.75

7.74

1

1.14

31.20
dan waartoe de Bank gerechtigd is.
.

2.024.070.430,-
Laagste d. week

3.65.75

7.70

1.12

30.90

,,

Hoogste
,,

,,

3.69.62

7.80

1

1.20

31.25

Verschillen met den vorigen weekstaat:
20 Aug.
. .
1921

3.66.50

1

7.74

1

1.18

30.99
Meer

Mmdc,
13

.,

..
1921

3.66.50

1

7.80

1

1.16

31.17
Disconto’s

…………553.067,12
1
/,
Muntpariteit.
.

4.86.67

1

5.18h/

1

95
1
1

40$/
Buitenlandsche wissels.
.

403.453,-
Beleeningen

……….5.922.l49,4l/a
KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN
Goud

…………….


Zilver

114.624,30
1
12
Plaatsen en
Noleerings.
1
12Aug.
19Aug.
1

20126 Aug. 2I
26Aug.
Landen

1
eenheden
1921
1921
Laagste IHoogsle
1921
Bankbiljetten……….10.982.320,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s..

3.642.900,239,
Alexandrië.
.
IPiast.
p. £1
97121

97I5′

97111j

97″1,2

9715135
Voornaamste posten in duizenden guldens.
•B. Aires’).
.1

d. p.
$

1

44

44

4318

44
2
18

442116
1
Andere
Calcutta . . . .
Str.p.rup. 1/3211,
2
1f412/, 1/4
ll/

115
2
1,6

1/5
Data
Goud

1
Zilver
ope(sclibare
Hongkong

..

id. p.
$

218
7
18

219

218
1
1

29
1
12

218
1
18
t
schulden

bn

Lissabon …. d. per Mii.

6
1
12

6

5’12

6’11

6’18
Madrid

.. ..
Peset. p.

28.28

28.26

28 25

28.50

28.43
29 Aug. 1921 ……
605.969
10.566

1.004.129 50 770

•Montevideo
1

d. per
$

42″/,,

4314

43e18

45112

452)
605.969
10.681
993.f46
53.758

Montreal….

$
per
£

4.06’I4

4.06

4.05

4.1012

4.09
605.969
11.007

1.004.597
58.938

R.d.Janeiro. d. per Mii.

8
1
1,6

8’/,,

723133

8’/io

723132
605.989
10.792

1.018.178
60.967

22

,,

1921
………
1921
………

605.969
10.997

1.038.588
65.621

Shanghai
….
Str. p.tael

818

319
1
18

318

3110114

3/8’I

8

,,

191
………
1

,,

1921
………

30 Aug.
1920
……
636.339
16.530

1.026.03.3
83.137
Rome

…….Lires
p. £

83.50

84.75

84.75

88.00

86.50

Singapore

..

id.
p. $.

21318

2318

21314

214

213
7
/8
.30

Aug.

1919
………
635.593
5.823

1.002.879

72.730
Valparaiso..

peso p. £

35.80

36.20

36.70

38.80

38.80.
25

Juli

1914……..
..162.114
8.228
310.437
6.198
Yokohama
..
Str. p.yen 217
19
1,2

2I7
1
1

1
217
1
/8

217
7
18

217518
Hiervan

Koersen drr voorafgaande dagen.
t)
Telegrafisch transfert.
Data
Totaal
bedrag
Schatkist.
Belee.
1

baar
ktngs.
5) Noteering van
25
Augustus
discontos
promessen ningen
1

Metaal.
percen.
rechtstreeks
1

saldo
lage

29 Aug. 192-1 223.675

69.700

158.778

404.814

59
NOTEERING VAN ZILVER
Noteering te Londen

te New York
22

.,,

1921 223.122

70.700

152.855

406.528

59
27 Aug. 1921 ……38

62
15

,,

1921

221.916

68.700

168.308

403.528

58
20

,,

1921

……38
1
1,

61
7
/8
8

,,

1921 275.816

138.700

130.229

400.191

57 13

1921

……37
5
/s

61.-
1

1921 269.256

118.700

158.310

395.383

56
6

.

1821

……38
8
/

618/
30 Aug.
1920

95.258

11.000

312.002

430 240

59
28 Aug.

1920

……60/8

9711s
30 Aug. 1919 111.619

47.000

236.647

425.494

60

29 Aug.

1919

……58

108’12
20 Juli

1914

……
24″/,

54’18
25 Juli

1914

67.947

14.300

81.686

43.521
1
)

75
‘) Op de basis van
1/s
metaaldekking.

NEDERLANDSCHE BANK
Uit de bekendmaking van den Mini ster van
F i
na n-

Verkorte Balans
op
29 Augustus 1921
cië n hlijkt, dat uittonden
op:

Activa.
22 Augustus 1921
29 Augusius 1921

Aan schatkistpromessen..
f
411.350.000,-
f
409.650.000,-
Binnenl.wis.{H..bk.

f135.514.293,04
sels, Prom.,

B.-bk.,,

26.563.412,57’12
enz. in disc.

Ag.sch.,,61.597.010,96
f

223.674.716,57′!,
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst

70.700.000,-

89.700.000,-
,,

,,
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
Aan schatkistbiljetten

216.896.000,-


221.991.000,–.
,,
,,
Idem eigen portef..
f
47.894.822,-
Aan zilverbons

……..
…38.966741,25

3.302.314,75
,,

Af :Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel.

,,


47.894.822,-.
JAVASCHE BANK.
Beleeningea.

H.-bk.

f
63.606.359,53’1,
Voornaamste posten in duizenden guldensDe samengetrokken
mcl.
vrsch.

B.-bk.

14.902.878,89
cijfers der laatste weken zijn telegrap-hisch ontvangen.
in rek.-crt.
Ag.sch.

80.268.320,52
op

onderp.1.

,,
Data
Goud

1
Ztloer

1
Bank.
bilieften
Andere
opetschb.
f158.777.558,74
1
12

schulden

20 Aug.
1921
2i.2S0


304.000
1
147.000
Op
Effecten

……

f
162.540.358.7411,


OpGoederenenSpec.,,

6.237.200,-

158.777.558,74-
1
12
13

,,

1921
228.000
306.500 1144.500
Voorschotten a.h.Rijk
……………

,,

14.957.231,51
6

,,

£921
227.750

305.500 1140.500
Munt en Muntmateriaal
213.158

18.028
308.581
117.123
Munt, Goud ……
f
56.237.620,—
Muntmat., Goud
..
,,549.730.929,59

16 Juli

1921
………
215.792

17.533
311.552
117.341
221.362

16.935
307.461 118.466
f805.968.549,59
226.457

16.340
310.892
121.852
Munt, Zilver, enz..

,
10.565.955,00
1
1,

9

,,

1921
………
2

,,

1921
……..

210.038

6.439 345.291
211.702
Muntmat., Zilver
616 534.504,591/2

25 Juni

1921
……..

21
Aug.

1920
……..
156.404.

3.102 274.727
.99.276
Effecten
Bel.v.h.Res.fonds..
f

5.256.094,75
23
Aug.

1919
…….

26
Juli
1914

…..
_22.057

31.907
110.172 12.634

Data Dis.

1
Wissels.
buiten


1 1
B dec-
Dioers

1
Beschik.
1

baar


Dek.
kings.
id. van ‘!,v.h.kapit.,

3.964.306,8711,

9.220.401,62
1
12
Geb.enMeub. der Bank
…………….,,

.3.747.500,-
contd.,
1
betaalbaar
N..Ind.
1
ningen
reke-
ninger,
metaal.
1)1

saldo
percen.
tage
Diverse rekeningen
……………….

,,lG.O46.O94,64
1
/s

f1.090.852.829,69’1,
20Aug.1921
207.000
*5*
137.050

50


13

,,

1921
212.000
137.800

61
Passiva.
6

,,

1921

201.000
*5*
138.550

51
Kapitaal

…………………….
.

f

.20.000.000,-
.
35.5901 21.557

101.726
Reservefonds

………………….

,,

5.386.728,6211,
16Juli1921
22.744
146.483

54
Bankbiljetten in omloop ………….1.004.128 670,-
9

,,

1921
36.3141 20.416

103.162
26.198 148.007

52
Bankassignatiën in omloop ……….

..1.843.459,63′!,
2

.

1921
34.934

21.222 101.877
24.901
153.562

56
Rek.-Cour.

Het Rijk
f


25Juni1921
33.4131

19.895 105.990
23.507
156.678

56
saldo’s:

JAnderen
,,

48.926.828,54
21Aug.1920
28.2211

27.872

168.6311
19.297
105.216

39
48.926.828,54
23Aug.1919
11.3951

18.029 177.4141
16.001
84.979

43
Diverse rekeningen

10.567.142,89′,
25Juli 19141
7.2591

6.3951

47.9341
2.228
4.842
2
1

44
7t
090.852.829,69
1
1,
‘) Sluitpost
der activa.

1) Op de basis
van lig
metaaldekking.

752

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921
DE SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulatle
Andere

1
ope(schb.
1
Disconto’s
1

Dlv. reke.
n
l
nge
nl)

25 Juni 1921 ..
1.113
1.889
1.430
2.074
237
18

,,

1921

..
1.112
1.990
872
2.076
299
11

,,

1921

..
1.112
2.057
872
2.069
291
4

1921

..
1.125
2.159
927
2.074
262
23 April 1921

..
1.129
2.126
928
2.081
392
16

,,

1921

..
1.127
2.235
885
2.059
399

26 Juni 1920 ..
1.072
1.900
1.111 1.666
356
S
Juli

1919 ..
933 1.565
953
1.516
405

25 Juli

1914

..
645
1.100
560 735 396
1)
Sluitpoet der activa.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Curreucy Notes,
in duizenden pond sterling.

Data
Metaal
Circulatle
Currency Notes.
Bedrag
1

Goudd.
1
Gov. Sec.

24
Aug. 1921
128.403 125.965 320.362 28.500
283.888
17

1921
128.407 126.235
323.241
28.500
287.071
10

1921
128.381
127 564
327.133
28.500
290.827
3

1921
128.382
128.699 329.220
28.500 293.038
27 Juli

1921
128.370
128.283
325.214
.28.500
288.736
20

,,

1921
128.367 127.718
323.966′
28.500
287635

25 Aug. 1920
123.029
124.894
356.012
28.500
325.67
27 Aug. 1919
88.244
79.800
330.952
28.500 315.080

22 Juli

1914
40.164 29.317

Data
G.V.
Sec.
Other
Sec.
1

Public
Depos.
Other
Depos.
Re.
serve
Dek.

24Aug.’21
52.415
78.659
17.706
116.186
20.888
15,55
17

’21 57.740
79.525
17.285
122.547
20.622 14,75
10

’21
50.115 81.107
18.259
114.197
19.266 14,55
3

’21 47.597
77.281 16.318
108.710
18.133
14,50
27 Julf’21
43.188
78.001
15.374
106.436
18.557
15,20
20

,,

’21
82.718 82.275
16.936
149.286
19.100
11,49

25Aug.’20
41.555 75.883
15.364 100.591
16.585
14,30
27 Aug.’19
29.785
79.569 23.261
94.918
26.894
22,76

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
8
/8

1)
Verhouding tusechen Keaerve en L)cpoeita.

DUITSCHE RIJKSUANK.

Voornsamste posten, onder bijvoeging der Darlehens- kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.
schelne
Clrcu.
latle
Dek.
klng8-
perc.
)

23 Aug. ’21
1.108.107 1.091.543
3.644.332
77.190.575
6
15

’21 1.108.173
1.091.551
3.452.186 77.396.140
6 4

’21
1.106.010
1.091.554
3.900.631
77.654.680
7
28 Juli

’21
1.105.815
1.091.557
5.397.594
77.890.858
9
21

,,

’21
1.105.645
1.091.556
6.344.943
74.997.125
10
14

,,

’21
1.102.994
1.091.544
5.511.748
75.352.635
11′

23 Aug. ’20
1.099.314 1.091.674
18.074.736 56.270.495
34
23 Aug. ’19
1.124.888 1.095.137
8.463.003
28.141.793
84

23 Juli

’14
1.691.398
1.356.857
65.479
1.890.895
93
5)
Dekking der circulatie door metaal en Kessenacheine.

Data
Wissels
Rek. Ctt.
Dar!ehenskassenschetne
Totaal
in kas hij de
uitgegeven
Relchs bonk

23 Aug. 1921
1.031.609 9.639.476
11.536.400
3.558.930
15

1921
1.003.939 12.884.299
11.613.300 3.373.800
4

1921
1.096.443 9.311.940
12.223.000 3.825.400
28 Juli

1921
1.135.529 15.824.156
13.802.200
5.323.700
21

,,

1921
1.470.787 9.928.184 14.673.700
6.273.000
14

,,

1921
1.516.264
14.584.808 14.045.000
5.441.900

23 Aug. 1920
41.381.199
12.050.195 31.232.100 18.030.300
23 Aug. 1919
27.962.434
7.541.489 20.167.300
8.461.400

23 Juli

1914
750.892
943.964

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden 1 rancs.

Data
Goud
Waarvan
tn het Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Butt.gew.
000rsch.
old. Staat

25Aug.’21
5.522.132
1.948.367
276.752 626.563
24.900.000
18

’21
5.521.869
1.948.367
276.193 624.082
24.900.000
11

’21
5.521.597
1.948.367
275.948 623.876
25.000.000
4

,,

’21
5.521.286
1.948.367
275.535 626.325
25200.000

26 Aug.’20
5.590.239
1.978.278
254.703
617.874
25.800.000
28Aug.’19
5.572.424
1.978.278
296.746
897.664
23.600.000

23 Juli
’14
4.104.390

639.620

Uitge.

Belee.

Bankbil-

Rek. Cr1.

Rek.
Wissels

stelde
Pont.

Cr1.
Wissels

ning

jelten

cu!leren

Staat

2.458.114

71.602 2.153.752 36.783.000
1
2.687.141 61.822

2.442.623

71.798 2.169.065 36.983.253 2.661.754 44.329

‘ 2.513.100

72.725 2.180.895 37.225.800 2.641.845 39.415

2.989.636

73.507 2.158.062 37.364.596 2.788.876 36.285

1.909.921 493.340 1.950.133 37.904.507 3.202813 64.229
888.470 714.208 1.249.499 35.090.3992.976.552 81.512

1.541.080

769.400 5.911.9101 942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornaamste posten in duizenden francs.

Metaal
Beleen.
1

in
Blnn.
1
Rek.
Data
mcl.
van
1

van
wissels
1

Clrcu.
Cr1.
bultenl.
bulten!.
1
prom. d.
en
latle
portic.
saldI
vorder.
1
provtnc.
bdeen.
L

25Aug.’21
322.823
84.653
480.000
771.012
6.152.046
578.982
18

’21
324.505
84.653
480.000
770.991
6.173.134
374.349
11

’21
321.509
84.653
480.000
760.666
6.190.687
341.944
4

,,

’21 325.178
84.653
480.000
768.724
6.170.097
340.860
26Aug.’20
358.069 84.653
480.000
70.635
5.530.332
1.575.204
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Coudvoorraad
_______________

Zilver
dc.
1

F.R.
Notes in
circu-
Totaal
Dekking
in het
bedrag
1
F. R. Notes
1

buiten!.
hitte

3 Aug. ’21
2.552.813
1.714.211

151.030
1
2.536.673
27 Juli

’21
2.531.231
1.721.825

154.065 2.537.517
20

,,

’21
2.508.298
1.735.845

151.068
2.564.613
13

,

’21
2.492.544
1.737.965

155.050
2.603.833

6 Aug. ’20
1.980.605
1.302.650
111.531
151.139
3.141.861
8 Aug. ’19
1

2.084.756
.1.203.375

67.632
2.532.051

Data
Wissels
Totaal
Deposilo’s
Gestort
Kapitaal

Algem.
Dek-
kings-
Derc.
1)

Percent. Goud-
dekking
circul.
2)

3 Aug. ’21
1.647.579 1.705.066
102.372
63,7
83,1
27 Juli

’21 1.669.920
1.695.274 102.263
83,4 82,4
20

,,

’21
1.710.056 1.693.019
102.222
62,5
80,6
13

,,

’21
1.729.115 1.693.991 102.090 61,6 78,9

6 Aug. ’20
2.889.223 2.431.650
95.341 44,0
48,9
8 Aug.
1
19
2.215.359 2.528.860
83.807
47,5
69,8
1)
Verhouding tusochen: den totalen goudvoorraad, zilver etc.,
en
de
opeischbare schulden: F. R. Notes en netto deposito’e.
2)
Na aftrek
van 35 pCt, der totale dekkingomiddelea als dekking voor de netto
dopo2ito.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ EET

FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
1

Totaal
t

uitgezette
Reserve
hij de
1

Totaal
1

Waarvan
time
banken
1

gelden en
F. R. bank
.,
1

deposito’s
1

deposlts
beleggingen
1

27 Juli ’21
814
11.661.814
1.237.555
13.002.814
2.905.293
20

’21
814
11.677.590 1.227.247
13.059.045
2.905.378
13

’21
816
11.737.598
1.247.211
13.266.870
2.903.087
6

’21
816
11.809.327
1.251.237 13.275.884
2.920.580

30
Juli ’20
814
16.883.715 1.368.659
14.209.175
2.705.852
1 Aug.’19i
768 14.682.0761

1.348.684113.060.8251
1.799.037

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

753

EFFECTENBEURZEN.

Amstedam, 29 Augustus f921.
Ook deze week is wederom te constateeren geweest, dat
de hausse aan de Duitsche beurzen nog geenszins een einde
heeft genomen. In de eerste plaats staat dit natuurlijk
wel weder in verband met den nog steeds dalenden Mar-
kenkoers, doch afgescheiden hiervan is de stemming’ toch
bij uitstek ‘vast te noemen. Want er zijn in de achter ons
liggende dagen eenige momenten geweest, waarop de
rkenkoersin het buitenland plotseling Vrij ‘sterk ‘mon-
teerde, zonder dat dit een evenredigen dalenden invloed
op het koerspeil der fondsen heeft gehad. In Duitsohiand
beschouwt men het in ernstige kringen dan ook niet meer
als een ,,Markenvlucht”, ‘dat het publiek in steeds grooter
kringen interesse voor fondsen gaat hetoonen, doch legt men er den nadruk op, dat, onafhankelijk van een even-
tueele verbetering van de Marken.waardeer.ing, verschil-
lende fondsen nog onder •de intrinsieke waarde noteeren.
Als voorbeeld haalt men dan veelal aan de ondernemin-
gen, die vÔSr den oor.log in Australië of Duitsch-Afrika
hun arbeidsveld hebben gehad en die door de onteigening
groote vorderingen op het Duitsche ‘Rijk hebben verkre-
gn, vorderingen, die nog slechts ten deele zijn ‘geïncas-
seerd. De nog te ontvaiigen bedragen zouden dan nog niet
in het koers-niveau ‘zijn verdisconteerd. Hoe het zij, te ont-
kennen ‘valt niet, dat een voortdurend stijgende tendens
aan alle ‘beurzen in het Duitsche Rijk te constateeren valt. De ,,Fran’kfurter Zeitung” geeft wekelijks een index-cijfer
voor een aantal fondsen; dit cijfer heeft thans opnieuw
eén record, behaald. De stroom van binnenkomende orders
bij banken en bankiers is zoodanig, dat te Berlijn eenerzijds
velen er toe zijn overgegaan een deel der opdrachten aan
andere beurzen, b.v. Frankfurt, te plaatsen, anderzijds,
zocals bij de Berliner Handels G-esellschaft, maatregelen
zijn genomen, om ‘zeer kleine orders te elimineeren. Der-
gelijke kleine opdrachten zullen in het vervolg slechts op
een bepaalden dag in de week, des Vrijdags, eventueel tot uitvoering worden gebracht. Betwijfeld wordt, of dit wer-
kelijk veel er toe ‘zal kunnen bijdragen om ‘den steeds was-
senden toevloed te remmen; eerder gelooft men, dat ‘het
gevolg za.l zijn een vermeerdering der grootere orders. Wel-
licht is dit tot op ‘zekere hoogte ook wel de bedoeling ge-weest, ‘omdat op de weinig omvangrijke orders de onkos-
ten relatief het meest drukken.
Vanuit P .a r ij s is ook deze week niets vermeldenswaard
mede te d’eelen. Anders is het gesteld met de, markt te
L o n d en, die ieenigszi.ns nerveus is geworden, mede in
verband met de hernieuwde daling van de Reichsmark. In het Britsche Rijk ‘heeft men ‘weliswaar niet een zoo groot
direct ‘belang bij het Duitsche betaalmiddel, zeer stellig niet
zoo omvangrijk ten minste als te onzent, doch de gang
san zaken ‘in Duitschland, ‘zoowel in politiek als in econo-misch opzicht wordt toch zeer nauwkeurig gevolgd, omdat
Duitschland eenerzijds’ een groot afzetgebied vormt, ander-
zijds een niet te onderschatten concurrent blijft, als de
Markenkoers niet op een •hooger niveau kan worden ge-
bracht. Volgens een opstelling van de ,,Times” kost een
bepaald artikel, dat in Duitschiand in 1913 voor Mk. 20,-
of £ 1,— kon worden vervaardigd, daar te lande thans
Mk. 320, hetgeen ook overeenkomt met ‘. 1.—. In Enge-
land kost ditzelfde artikel thans echter £ 1,16,— tegen een
kostprijs van £ 1,— in 1913. De Duitsche fabrikant heeft
derhalve een voorsprong van 80 pOt. ‘boven de Engelsche.
Men dringt er dan ook op aan, middelen toe te passen, die
een stabi.l.iseeri’ng van de Mark tot gevolg kunnen hebben,
waarbij dan tegelijkertijd ‘de waarde op een hooger niveau
vastgesteld zou moeten worden. De vele mislukte pogingen
echter, die tot nu toe reeds in die richting zijn ondernomen,
hebben ‘het publiek zeer sceptisch gestemd ten opziohte van
een mogelijk succes en dit ‘heeft denzelfden invloed op de beurs uitgeoefend, waar de tendens dan, ook meestentijcls
afwachtend is geweest.
Te N e w Y o r k daarenteen heeft zich een stemming
van grooter optimisme verspreid. De leider van het Federal-
Reserve-systeem, Gouverneur Harding, heeft een of ficieele
tint aan dit optimisme gegeven, doordat hij in een zitting
van de Congres-Commissie openlijk verklaarde, dat de
economische toestand een lichte verbetering te aanschou-
wen geeft. Ten bewijze, dat men zijn woorden niet moet
opvatten als te zijn ingegeven door de stemming van een
oogenblik, heeft de heer Harding nog eens zijn advies uit
den zomer van 1920 in herinnering gebracht. Toen heeft hij namelijk den katoenplanters aangeraden, althans hun
betere soorten te verkoopen, ozo op deze wijze geld te ver-
krj.gen, ten einde hun voorraad aan mindere kwaliteit rus-
tig te kunnen aanhouden. Dezen raad ‘hebben slechts enke-
len opgevolgd, •met het resultaat, dat, toen de banken de
credieten aanzegden, vele planters genoodzaakt werden

hun geheele partijen te realiseeren tegen prijzen, die zeer
veel grooter verlies gaven, dan hij opvolging van het advies
des heeren Harding het geval zou zijn geweest. Behalve deze uitlatingen hebben ook bepaalde mijfers een
gunstige uitwerking gehad. Allereerst die omtrent de defla-
tie in de Vereenigde Staten. Amerika is feitelijk het eenige
land, dat in staat is geweest zijn circulatie aan fiduciair
geld in eenigszins beteekenende mate te verminderen.. De banlobiljettenomloop toch bedraagt thans $ 2.634.000.000
tegen . 3.116.000.000 een jaar geleden. Ook Engeland kan
een vermindering aantoonen, doch lang ‘niet in gelijke
mate; hier bedraagt de deflatie slechts $ 10.000.000.
Ook de staal-industrie schijnt er iets beter voor te staaû.
De meeste fabrieken arheiden thans op circa 20 pCt. hun-
ner capaciteit; dit percentage is reeds veel lager geweest.
Toch is me4 er zich in de Unie volkomen ‘van bewust, ‘dat
een herstel naar eeni’gszins pormale toestanden slechts
uiterst langzaam zal kunnen geschieden en dat men i’n
geen •geval een plotselinge conjunctuur-wisseling mag ver-
wachten. Dientengevolge is de beurs dan ook kalm geble-ven, doch met een ondertoon van vertrouwen.
Te o n ‘i en t is de beurs weder buitengewoon stil .ge.
bleven, behoudens enkele uitzohderingen. Voor
staatsfond-
sen
bestond goede belangstelling, hoewel de meeste onzer
inheemsohe ataatspapieren fractioneel afbrokkelden. Ver-
moedelijk moet de verklaring van dit verschijnsel, bij een
dalnden rentevoet in de opn markt, worden gezocht in
het feit, .dat vele beleggers’ overgaan tot ruil van obligaties
ederlandsche Staatsleening in hoogere-rente gevende pa-
pieren, als Indische Gouvernements-leening, Indische ge-
meentelijke obligaties, e.d.

22 Aug. 25 Aug. 29

5

%
Ned. W. Sch.

1918
9Ï’n110
’18/
4

9l°/

– 518
4
11

0
/0

,,

,,

,,

1916
91
10
/10
90
0
18
91
1
1
4

.__l
1
/16
4

O/

,,

,,

,,

1916
83’1
83e/8
83
11
116
+
‘In
3
0
12
0/0

,,,,
,,

…….
731
74e/s
73/8
5
18
3
.

O
/,
63’/
82
7
1
62112

0
/la
2
1
1

0
/0
Cert.
N.
W. S…….
52’/s
52
1
/8 52114

0
18
5

O
lo
Oost-Indië 1915

..
.
910/
s

9014′
91114
+
118
6

0/
o

‘ .

,,

1919

….
96
96
961j8
+
‘ho
4

0/,
Oostenr Kronenrente
2
0
12
2
11
110
2/4
+
014
5,

0/

Rusland 1906

……
8/8
8/is;
9
+
4

0/
Rusl. bij Hope
&
Co.
911
s

91/t
8e116

4
1
12
%
China Goud 1898

..
65
65
69
+
4
4

0/t,
Japan 1899 ……..
58’/s
58I8
58
1
1s
4

0/t,
Argentinië Buitenl..
571/
57
1
/to
5814
+
lith
o

5

°/o Brazilië

1895

……
57l/
58
56
,
14
7

0/

Saatsspoor ……..
104 104
104 0/4
+
014
7

%
Amst,p-,1nm
10021.
IAQ
i,o
,L
t,.
£W(J

•L•U

-r -,
– Oib met de hierboven gereleveerde uitzondering te be-
ginnen, zij hier geconstateerd, dat in de aandeelen van
sommige Handels-ondernemingen een zeer le’vendige han-
del is ontstaan. Speciaal zijn aandeelen van Niei-op & Cô’s’
Handel-Maatschappij en Conspania Mercantil Argentina
naar voren getreden. Een zeer heftige daling ‘heeft zich
voor deze fondsen ‘ingezet, voor eerstgenoemde ‘in verband
met geruchten (later door de directie der maatschappij
bevestigd), dat omvangrijke verliezen zijn geleden, voor
laatstgenoemde als gevolg van de omstandigheid, dat ‘geen
slot-dividend zal worden uitgekeerd. Voor aandeelen Van
.Nierop ontstond nog eenige verbetering, in vergelijk met
den laagsten koers, op speculatieve baisse-posities, die af-
gewikkeld werden; aandeelen Co’mpania echter verlieten de
berichtsweek op h.et laagste punt. De overige aandeelen in
handelsondernemingen ondervbnden ook den invloed van
deze fluctuaties, met uitzondering van aandeelen Hol-
landch-Tra’nsatlantische Handeisvereeniging.
In vrijwelgeen,, enkele der overige afdeelingen echter
heeft eenige handel van beteekenis plaats gevonden. Tee-
kenend is wel, dat de koers van aandeelen Koninklijke Pe-
,troleum Maatschappij absoluut onveranderd de berichtsweek
verlaten heeft: Waar het hoof.dfonds van de Amsterdainsche
beurs per saldo zulke geringe of’ in het geheel geene
variatie te aanchou’wen heeft gegeven, kan ‘de omvang van
de omzetten, ook der overige markt-afdeelingen, gemak-
kelijk hieraan worden afgemeten.
Alleen voor
tabakicen bestond nog eeni.ge belangstelling;
de, meeste waarden bleven hier op hoogere koersen ‘ge-
vraagd. Toch was er op geen enkelen dag een zg.,,open
hoek” te constateeren; de affaires werden alle in elkan-
der gesloten.
Rubber
bleef eerder aangeboden.
Bui kerwma’a-den.
met
uitermate geringe variaties en zeer kleinen handel.
,

22 Aug. 25 Aug. 29

Amsterdamsche Bank …. 163

164

166

+ 3

Koloniale Bank ………. 136
1
/á 133
1
14 134/

– l/g

754

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31 Augustus 1921

22 Aug. 25 Aug. 29 Aug.
Rii
g.

Ned.Handel-Mij.cert.v.aand.
160 160
158’1

1’14
Rotterd. Bankvereeniging..
110
1
12
110
1
12
110
1
12
Amst. Superfosfaatfabriek
.
108
10711
4

107

1
Van Berkel’s Patent ……
82
90’14
91

1
Insulinde Oliefabriek …… 33[,
32
3
1
29114

31/,

Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand.
92
1
14
93
h
2 93
+
Hollandia Melkproducten ..
209
200
195

14
Philips’ Gloeilampenfabriek
272
81
270
264114

8
R. S. Stokvis
&
Zonen


578 578
578
Vereenigde Blikfabrieken..
90
89
89

1
CompaniaMercantil Argent.
115
114′!,
100′!,

14211
Cultuur-Mij. d. Vorstenland
156
7
I8
157112

156
1
1

‘1,
Handeisver. Amsterdam
.
..
400
1
12
398/4
396
1
14
421
4

Hol!, Transati. Handeisver.
33
1
14
36
36
+
2214
Linde Teves
&
Stokvis ….
96
1
1
96
93′!,

221
4

VanNierop&Co’sHandel-Mij.
36’1
25
2518

10518
Tele
&
Co.’s Handel-Mij..
. .
50
49
45’12
-. 4’/,
Gecons. Hou. Petroleum-Mij.
156
1
1
148
8
14
149′!,

6′!,
Kon. Petroleum-Mij. ……
441’/z
443
1
12
44111
2

Orion Petroleum-Mij.
Afgest. Aand.
43
42
42

1
Steaua Romana Petroleum
Mij. .. Afgest. Aand.
52
51’18
5218
+
?/

Amsterdam-Rubber-Mij.

..
95
94
1
i2
918/

3’1
Nederl..Rubber-Mij ……..
47

.
47
48
+
1
Oost-Java-Rubber.Mij…..
141 140
1
/4
1383/a

211
Deli-Batavia…………..
350
364
360
+
10
Deli-Maatschappij

……..
328
336
1
/,
332
+
4
Medan-Tabak-Maatschappij
.
315
319 320
+
6
Senembah-Maatschappij….
419
42811
2

425
+
6

De
scheepvaartmarkt
bleef ongeanimeerd.

22 Aug.
25 Aug.
29 Aug.Rg0f
dalin

Holland-Amerika-Lijn

..
. .
215
8
1
2151/,

212
– 3,14
,,

,,

,,gem.eig.
200
1
/
203
203
+
2
1
1
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij
95
95 95
Hollandsche Stoomboot-Mij
86
1
1,
86
1
12
88
1
!1
Java-China-Japan-Lijn
139 139
138113

112
Kon. Hollandsehe Lloyd.
68
68
1
1
66
-2
Kon. Ned. .Stoomb.-Mij…..
117 115
1
15
115

2
Koninkl.-Paketvaart Mij.
118’12
117
116
1
1,

2
Maatschappij Zeevaart
97
94
94

3
Nederi. Scheepvaart-Unie
123
1
18
123
1
1,
122
1
1,

18
Nievelt Goudriaan ……..
213
210 216
+
3
Rotterdamsche Lloyd ……
1571/
4

154
151114
_. 511t
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg”
91
91 91
,,Nederland”
.
182
5
14
181
5
18
180

214
,,Noordzee”
.
40
41
41
+
1
,,Oostzee”…..
95
95
96

De
Amerikaansohe afdeeling
iets lager
in verband met
den dollarkoers.
22Aug.
25Aug. 29 Aug.
01

Arnerican Car & Foundry.. 155
1
11,
155’11, 155
1
11,
Anaconda Copper

……..
90′!,
82’/
84
1
!1,

8’1,6
Un. States Steel Corp…..
94
92
1
1
93!
Atchison Topeka……….
110
107
1
1s
107
1
/s

218
Southern Pacific ……….
98/4
9714
96
1
1,

1
8
1
Union Pacific
…………
150’/4
150
1
14
150
1
1,

118
Int. Merc. Marine orig. Corn
13
7
18
11
1
!1,
1121,

21/,
prefs
52
49I/
491/t

218

Geld
Vrij ruim verkrijgbaar
op
ruim 3 pCt.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

De oogsten van het Noordelijk halfrond zijn bijna alle
binnen. Alleen restanten hebben hier en daar onder de ver-
anderde weersomstandigheden te lijden. Eigenlijke klachten
bereikten ons evenwel slechts van Noord-Engeland en on-
getwijfeld is de kwaliteit van de daar geoogste tarwe daar-
door achteruit gegaan. De dorschresultaten van de zomer-
tarwe in de Vereenigde Staten zijn niet gunstig, en ook de
berichten uit Canada zijn niet zoo optimistisch als eenigen
tijd geleden. Argentinië heeft behoefte aan regen; uit an-
dere landen zijn de berichten in hoofdzaak gunstig. Een
Engelsch vakblad geeft als ruwe schatting voor het oogst-
jaar 1921/22 een productie van 84.000.000 qrs., waartegen
een consumptie zou staan van 74.000.000. Mogelijk komt hier nog bij 5.000.000 qrs. voor Rusland; Zijn deze cijfers
juist, dan zou dus de geproduceerde hoeveelheid ruim vol-
doende zijn, maar men begrijpt, dat zoowel in de cijfers
van de productie als van de consumptie zeer onzekere fac-

toren zijn. Zoowel de Argentijnsche als de Australisch
oogsten, clie in het einde van dit jaar binnengehaald wor-
den, zijn er in opgenomen, en er kan nog veel gebeuren, waardoor de thans gunstige vooruitzichten verminderen.
Aan den anderen kant is men eerder geneigd de behoefte
van Europa op een minder cijfer te schatten, daar de op-
brengst van den eigen oogst, vooral in Frankrijk meevalt.
De aanvankelijk flauwe stemming in tarwe verbeterde
geleidelijk. De noteeringen van Chicago gingen regelmatig
iets op. De versehepingen waren tamelijk ruim, vraag en
aanbod waren ongeveer in evenwicht.
In mais kwamen in de afgeloopen week groote zaken tot
stand, vooral naar het Continent. Op den tegenwoor.digen prijs is de vraag voor mais groot. De zeer groote versehe-
pingen van eenige weken geleden hebben groeten druk op de markten uitgeoefend. Tot de lagere prijzen zijn de aan-
gekomen partijen evenwel vlot in consumptie gegaan.
Dientengevolge was er algemeen meer kooplust. Kleine
versehepingen van Argentinië werkten de verbeterde stem-
ming in de hand. Bovendien gingen de prijzen in Chicago
ook regelmatig wat omhoog; doch een bepaald willige stem-
ming scheen zich aldaar niet te kunnen ontwikkelen.
Merkwaardig is de groote premie, die de meeste markten
voor spoedige levering betalen. Ongetwijfeld is de con-
sumptie van mais in Europa aanmerkelijk meer dan ver-
leden jaar en ook dan in normale jaren, hetgeen te ver-
klaren valt uit de droogte gedurende den zomer en de in
verhouding tot andere artikelen lagen prijs.
De vraag voor gerst bleef in de meeste landen goed in
verhouding tot ‘het aanbod en de prijzen hadden bijna
overal een neiging tot stijgen.
Haver lijdt onder gebrek aan aanbod van goede kwali.
teiten.

Over het algemeen was de markt van lijazaad zeer vast,
de verschepingen van Argentinië zijn wederom afgenomen;
zij zijn bijna geheel ten koste van den voorraad te Buenos-
Aires. De aanvoer van het binnenland naar de La Plata-
havens was dus wel zeer gering. Indië is iets meer aan de
markt, doch groote versehepingen zijn vandaar toch niet
te verwachten. De vrij groote hoeveelheden lijnzaad, onder-
weg naar Europa. clie nog onverkocht waren, zijn nu groo-
tendeels geruimd, zoodat, wil men nog meer koopen, men
de vraagprijzen van Argentinië zal moeten betalen. Daar
de prijs van olie regelmatig is opgeloopen, en de voorraden
gering zijn, kan men wel verwachten, dat de markten voor-
loopig vastgestemd zullen blijven.

N e d e r 1 a n d. Voor tarwe was in de afgeloopen week
weinig belangstelling, slechts enkele partijen werden ver-
handeld. Er bleef eenige vraag voor rogge bestaan, regel-
matig kwamen daarin zaken tot stand. In mais bereikte
men een grooten omzet; de voorraden van Noord-Amerik.
Mixed maIs waren bijna geruimd, waardoor de prijzen voor
spoedige levering scherp opliepen, wat een prikkel was voor
nieuwen aankoop, zoowel voor spoedige levering als ook
op lateren termijn. Ook in La Plata-mais kwamen veel af-
doeningen tot stand, ofschoon de omzet aanmerkelijk ge-ringer was dan in Mixed mais, en bovendien beperkt was
tot zeer spoedig leverbare partijen. De vraagprijzen van
rgenitinië worden hier nog steeds niet ingewilligd, zoodat
op aflading zoo goed als geen zaken tot stand komen.
Voor gerst bestond goede vraag tot volle prijzen. Ook in
haver kwamen regelmatig zaken tot stand. Er bestond
goede vraag voor lijnzaad, dat in stoomende positie tot
aanmerkelijk lager prijzen werd aangeboden dan op afla-
ding. Aangezien de producten voor spoedige levering hoo-
gere prijzen bedingen dan voor latere, is het niet te ver-
wonderen, dat er veel stoomend en aangekomen zaad ge-
kocht werd.

Zie voor den staat volgende pagina.

KATOEN.

Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands).

29
Aug.
‘2122
Aug.
‘21115
Aug. ‘21130 Aug. ‘20129
Aug.’19

New York voor
Middling .. 16,05 c 13,60e 13,05e 32,25e 32,05 c
New Orleans
voor Middling 15,25e 12,50e 12,01e 30,50e 31,25e
Liverpool voor
Fy Middling 10,Oldl)i 8,90d

8,90d 24,67d 1 19,70
cl

‘) 28 Aug. ’21.

31 Augustus 1921

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

755

Noteeringen.

.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten

29 Aug.
1
22 Aug.
1
.30 Aug.
1921

1921

1

1920
Tarwe
1
MaTs
1
Haver
j
To nov
1
Mars
1
Lijnzaad

Sept.

Sept.

Sept.

Sept.

Sept.

Sept.

.

– —

– –
1
1
.Larwe•

…………..
‘j
11,15
1′(,’il
50,-
Rogge (No. 2 Western)
1)
17,50 17,75
30,-
27Aug.’21
121
1143/ 8)
54 /8
3471
8

1 7,50′)
9,25
4
)
22,55

)
MaIs (La Plata)

……’)
2:18,-
219,-
350,-
20

,,

’21
51718

33
3
/s
18,60
9,05
1.22,80
8)
Gerst (48 lb. malting) ..’)
293,-
293,-
445,-
27Aug.’20
226,-
143°1
67
1
Ig
19,50
1
)
9,45 25,55
Haver (38′ Ib. white cl.)
.
.’)
14,-
14,-
24,-
27Aug.’19
226,-
17881
4

71
8
[9
16,20)
9
,
55
)I
35,40)
1
Lijnkoeken (Noord-Amen-
27Aug.’18
226,-
15618
70I8
11,10
5,95.
26,50
1

ka van La Plata-zaad)$)
188,50

1

185,-
230,-
20Juli’14
82 ‘)
56
3
)8
1
)
3’6’1

‘)
9,40
2
)
5,38
‘)i

13,70′)
Lijnzaad (La ‘Plata)..
.
.4)
468,-
485,-
770,-

1
1
per Dec.’) per Sept.’) per Aug.
4)
per
1
Oct.’) per 1 Febr.

1)
p. 100 K.G. ‘) p. 2000’K.G. ‘) p. 1000 K.G. ‘) per
1960 K.G. ‘) n.o. ) NE 2 Hard/Red Winter Wheat.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.

Rotterdam

Amsterdam

Totaal

A,likden.

1

II

II
1 22-27 Aug.
1

Sedert

1
Ooereenk
II
22-27
Aug.
1

Sedert

Ooereenk.

1921

1920
1

1921

1 1Jan. 1921

tijdvak 1920
II

1921

1 1
Jan.’
1921 1
tijdvak 1920
II

Tarwe ……………….45.221

891.315

.

316.786

12.845

. 100.421

904.160

417.207

Male

…………….

25

Rogge ………………

786

…6.690

97.

73.400

325

515

98.111

73.915
Boekweit

…………
….-

3.603

2.825

500

4.103

2.825
…782

600.605

.

247.084

2.573

65.503

45.181

656.108

292.245
Gérst

………………4.078

161.862

23.414

.

6.974

918

168.836

24.332
Haver ………………3.132

55.483

20.408

713

3.026

58.509

20.408
Lijnzaad ……………6.384

88.524

27.356

5.456

72.406

10.434

160.930

37.790
Lijnkoek ……………1.275

76.989

29.771

1.800

19.120

1.406

98.109

31.177
Tarwemeel ………….3 025

34.199

22.966

1.070′

-1

35.269

22.986
Andere meelsoorten

206

26.226

18.199

1.263

100

.

27.489

18.299

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.

waarloosd. Voor de markten van het vasteland gaat bijna
niets om.
(In duizendtallen halen).

.

De toestand van de doekmarkt is ook zeer teleurstellend,

1 Aug. 21

Overeenkomstige perioden

daar er bijna geen zaken aan de markt komen en het wel
t,,t

.

schijnt.alsof de vacan’bie nog steeds voovtduurt. Wel luiden
26Aug. 21

1919-1920

1918-1919

de berichten van de oiverzeesche markten gunstig en is het mogelijk, dat de vastere zilverkoers en de daaruit gevolgde

Ontvangsten Gulf-Haven,..

234

96

132

veibetering van den Indischen wisselkoers een gunstigen in-

,,

Atlant.Havens

91

24

146

vloed op de markt zullen hebben. Hoe*e1 er deze week dan

Uitvoer naar Gr. Brittannië

58

53

225

.

ook bijna niets is -gedaan, komen er toch meer aanvragen

.

‘t Vasteland. } 258

76

258
aan de markt, welke echter in cle meeste gevallen te laag

Japan eto…

zijn, zoodat men weer om hoogere limites moet seinen. Men
verwacht dan ook over het algemeen wel spoedig een ver-

17Aug. 24Aug.

Oost. koersen.

17Aug. 24 Aug.

Voo,raden in duizendtallen

126 A,ig. 21

27Aug. 20

29 Aug. I9

betering in de markt.

New York

…………..

.
Amenik. havens ……….
.1308

701

.

894

Liverpoolnoteeringen.

T.T. op Indië …. 11314 113118
Binnenland …………..
.1021

750

627′

F.G.F. Sakellaridis 16,00 15,50

TT. op Hongkong 218′,, 2/8114

Chicago

1

Buenos A5res

Data

.

152

’30

86

U.F. No. 1 Oomra 5,25 5,50 T.T. op Shanghai. 318 1/4 318 1/4

New Orleans ………….435

201

1

270
.

Liverpool …………….014

1

957

.811

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrena & Sons,

Manchester, d.d 24 Augustus 1021.
De berichten over den Amerikaanschen katoenoogst zijn
deze week niet erg’ gunstig geweest en prjaen zijn hooger.
Speciaal in Texas schijnt de oogst sedert het vorig bericht
veel geleden te hebben, terwijl ook de ‘berichten van andere
belangrijke districten zeer ungunstig zijn. ‘Men moet dan
ook verwachten, dat het volgend bureaurapport, dat op
1 September aanstaande zal worden gepubliceerd, wel een
lager cijfer zal aanwijzen. In Egyptiische katoen zijn’ er
nog al zaken gedaan tegen onveranderde prijzen.
De vraag naar garens is nog ni’et verbeterd en binnen-
landsche koopers tonnen weinig belangstelling en koopen hoofdzakelijk kleine partijtjes insiaggarens. Naar ketting-
garens bestaat veel minder vraag en het ‘schijnt niet mo-
gelijk ‘te zijn de tegenwoordige productie te verkoopen,
zoodat vele fabrieken in Oldiiam voor de vacantie in plaats
van een week twee weken stilstaan. Deze vacantieweken in
het Old.hazndistrict zullen de markt wel eenigszins ont-
lasten, doch indien de vraag naar garens niet spoedig ver-
betert, zal men wel weer ,,korten
tijd”
gaan ‘werken. Een
goede monsoon en een verbetering in den rupeekoers heb-
ben tot nu toe nog niet’ veel invloed’ op de’ vraag vandaar
gehad. Wel komen er enkele orders binnen, doch slechts
voor kleine partijen en waar vele fa)brika’nten van bundel-
garens’ nog tot October bezet zijn, hebben deze nog niet
veel haast, hoewel ook koopers weinig neiging vertoo.nen
om zelfs thans bij de tegenwoordige verliesgevende prij-
zen’ bij te koopen. China- toont eenige belangstelling voor
42/2′ en enkele partijen zijn tot lage’ prijzen afgeslotem
In Egyptisclie garens gaat weinig om en het aanbod blijft
dringend. Er is voor China wel ‘wat gedaan in de goed-
koopere qualiteiten, doch de betere merken blijven ver-

SUIKER.
Volgens F. 0. Licht was in -het grootste gedeelte van
D u i te ch 1 a n d, de in de laatste weken gevallen regen
nog niet voldoenide om den uitgedroogden grond geheel
te doordringen ‘en wordt een ‘krachtige vooruitgang van
dep groei der bieten slechts’ uit die districten gemeld, waar
de neerslag .toereikend was, zooaLs in’ het Zuiden’ en Wes-
ten des lands.
In T s j e oh o-S lo w a- k y e’ heeft de regen aan het te
velde staande gewas goed gedaan, terwijl ook in West-
Europa de vooruitzichten van den oogst verbeterd zijn.
Het best staan B e 1 g i ë en N e d e r 1 a n d er,
voor, al-
waar’ ten gevolge van den grooteren aanplant op eene iets
grootere opbrengst dan verleden jaar gerekend mag worden.
De zichtbare voorraden bedroegen:
1921

1920

1919

Duitschland 1 Juli …. ‘ 298.519

182.380′ 529.739 ton,
TsjechoSlowakye 1Juli 206.805

130.949

260.000*
Frankrijk 1 Juni ..

110.471

92.702

10.352
‘Nederland 1 Aug…..26025

27.673

33.840
België 1 Aug……….39.780

33.732

35.229-
Engeland 1Aug……..’363.681′

457.886

412.471

Totaal in Europa 1.015.281

925.322 1.281.631 ton,
V. S. v. N. A…….119.070

82.279

58.903

,,
Cuba,. alle havens … . 1.340.000

363.115

974.625

Totaal ……2:474.351 1.370.716′ 2.315.159 ton,
*)
Ramieg.

Van de suikermarkten valt geen nieuws te berichten. Te
N e w Y o r k bleef de stemming’ bom en liepen de notee.
ringen op de termijnmarkt nog iets terug tot 2,92 voor
September, 2,72 voor October, 2,58 voor December en 2,50
voor Januari, terwijl’ Spot Centrifugals onveranderd met
4,86 cents g’enoteerd werden.

756

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

l Augustus 1921

Op J a v a was de steiniming weifelend. Toen zich aan
het einde der week eenige kooplust van Brsitsch-Indië voor-
deed, konden prijzen ietwat veilbeteren en werd Sept.fOct.
Superieur in de tweede hand tot
f
1434 f.o.b. afgedaan. In
de maand Juni werden 196.000 tons verscheept tegen
181.000 in Juni 1920. Met het malen schiet men thans flink op en overtrof op 15 Augustus het doorsnee rendement van
65 fabrieken, dat van verleden jaar met
1034
pCt.
Op de markt h i er te 1 a n d e was de belangstelling
voor Aug.fSept. levering gering, terwijl het een en ander
omging 4n suiker uit den nieu.wen oogst. De noteeringen
op termijn luiden:
f
2534 voor Oct.,
f2434
Nov.- en Dec..
levering.
De laatste C u b a-statistiek luidt:
1921

1920

1919

Weekontvangst t. 20Aug. 30.000 12.272 18.350 tons
Tot.ontv. 1 Dec.’20-20Aug. 3.095.000 3.438.287 3.617.406
,,
Werkende fabrieken 4 5 4
Weekexport tot 20Aug..

62.000

40.494

94.549
Tot. exp. 1 Jan.-20 Aug.. 1.786 000 3.389.372 2.662.744
Totale voorraad 20Aug… 1.310.000 334.893 898.426

NOTEERINGEN.

Data

Amster.
dam per
‘oopende

Londen

New Yorh
96pCt.
Centri.
Taim
Cubm

White Java
f.o.6. per Amer. Gra-
nulated c.IJ.
maand
No. 1
Sept./Oct.
Aug/Sept.
jafirals

8h.
8h.
Sh.
$
cts.
24Aug.’21
f
3612
621- 201-
2816
4186
1)
17

,,

’21
35
6316
201-
3016
4,86
24 Aug.’20

1161-
771-.

12,04
24 Aug.’19,,

6419
511-

7,28
11 Juli ’14
,,11′,
181-


3,26

‘)

laten.

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolff
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).

Noteeringen en voorraden.

Rio

1

Santoa
Data

Wiudkoera
Voorraad
1
rnja
1
Voorraad
1

1
No.7
1

1
No.4

27 Aug. 1921 1.461.000 12.250 3.070.000 15.200 72/4
20
,,
1921 1.454.000 12.325 3.031.000 15.000 7181
13

1921 1.367.000 12.250 2.996.000 14.800 811
1
,

27 Aug. 1920 384.000

7.125 1.908.000 10.300 18/1,

Ontvangsten.

Rio

Santo,

Data

Afgdoopen

Sedert

Afgeloo pen

Sedert
week

1
Juli

week

1 Juli

27 Aug. 1921….

92.000

786.000

182.000 1.440.000
27 Aug. 1920….

57.000
1
461.000
1
270.000
1
1.627.000

RUBBER.

Ôok in de afgeloopen week zijn de noteeringen vrijwel
nominaal gebleven. Er is zoo goed als geen kooplust; aan den anderen kant zijn zeer veel eigenaars afwezig, zoodat
de zaken tot een minimum beperkt blijven.
De noteeringen zijn:

eindé voorafgaande week:
Prima Cr6pe loco ……….45

c.

……….
44′!,
C.

,,

,,

Aug./Sept. …. 45

,………..
45

,,
Oct./Dec. …… 462/
2
,.
……….
45
1
/t

Smoked Sheets loco ……..
44

,………..
41

Aug./Sept. ….
441/t
,………..
42
1
/8
»

,,

,,

Oct./Dec. …… 451/2
,.

……….
45
1
/2
»
29 Augustus 1921.

COPRA.

De markt was deze week aanvankelijk flauw gestemd, doch
kwam er op de lagere prijzen weer wat meer kooplust.
Stoomend wordt weinig aangeboden, en is hiervoor juist
zeer veel vraag.
De noteeringen zijn:
Java f.m.s. stoomend ………………
f
41,50
September-aflading ……….
,,
41,-
Augustus/October-aflading .
,,
40,-
September/November
,, : ,,
39,50
29 Augustus 1921.

HUIDEN.

Bericht van de firma Griaar & Co.
E x o t i s c h e h u i de n: Voortdurend, zoowel voor ge-
zouten als voor droge huiden, worden hoogere prijzen ge-
vraagd. Markt vast. Transacties zijn echter nog niet aan-
zienlijk. Men koopt slechts voor directe behoefte.
Engeland koopt vooral goede huiden, terwijl Duitsch-
land zich thans meer voor minder soort, doch voor zeer
lagen prijs, interesseert.
Inlandsche huiden: De Rotterdamsche veiling
bracht bevredigende prijzen voor huiden en de stenuning
is prijshoudend.
Kalfsvellen: Kalm.
Looistoffçn: Als vorige week.

Rotterdam, 27 Augustus 1921.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

“‘

Koper

Tin

Laad

Zink
Data

Clev. 1

1
Standard
1
No.3

29 Aug. 1921..
nom.
67.17/6
153.7/6
23.7/6
24.15/-
22

,,

1921..
now. 66.5/-
152.1216
23.2/6
24.1216
30 Aug. 1920…
now.
94.15/-
273.51-
36.10/.-
4
0.

J

1 Sept. 1919..
now.
100.15/-
275.101-
24.1716
39.151-
20 Juli 1914..
5114
61.-1-
145.151-
19.-!-
21.101-

VERKEERSWEZ EN.

SCHEEPVAART.

GRAAN.

All.
Kuat

San Lo
Petra- Ode,aa

Ver. Staten

renzo

g
rad
Rotter-
Data

Londen/ dam

Rotter-
1
Bruto! Rotter-
1
Enge.
R’dam

dom 1 Kanaal dam
1
land

22-27 Aug. 1921



516


38/9
15-20

,,

1921



519 519

38/9
23-28 Aug. 1920





85/-
85/-
25-30 Aug. 1919


f90,-‘)
8162)

2101-
1901-
Juli

1914
lid.
713
1/11
1
/t
i/11’/o
121- 121-

KOLEN.

Cardiff
Oo,tk.
Engeland
Data
Bar- deaux
Genua
Port
Sold
La
dam
Rotter-lGothen-
kurt

22-27Aug.1921

15
141-
141-
617
1416
15-20

,,

1921

1616
141-
151-
619
1016
23-28 Aug.1920

251-
2716


Kr.30-
25-30 Aug.1919
541
2
)
4716
4619
481-
f10,-
Kr.30-
Juli

1914
Ir. 7,-
71-
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

Data

1

ra
1

ra
1

22-27 Aug. 1921….

30/-


15-20

,,

1921….

30/-


23-28 Aug. 1920….

601-


25-30 Aug.
1919…. 1401-

215/-


Juli

1914….

1416

1613

251-

2213

2)
Per ton stukgoed.
2)
Voor Britsche schepen.
Graan Petrograd per guarter van 496 163. zwaar, Odeasa per untt. Ver. Staten
per quarter van 480 ll,a. zwaar.
Overige
noteertngen
per ton van 1015 K.G.

RIJN VAART.

Week van 22 tot 29 Augustus 1921.
In de afgeloopen week werd cle ertsvracht van Rotterdam
naar de Ruhrhavens onveranderd met 40 cents per laat bij
34
lostijcl genoteerd. De daghuur bedroeg in het begin der week 2 cents, einde der week 234 cents per ton. Het sleep-
loon varieerde tuaschen 60 en 75 cents per last.
Door de geringe verladingen daalde de vracht van
exportkolen van de Ruhrhavens naar Rotterdam tot 40
cents per ton met vrij sleepen.
Ook in de afgeloopen week ging de scheepsruimte voor
de verladingen naar den Bovenrijn slechts tegen vaste vracht en wel tegen Mk. 17,- tot Mk. 18,- naar Mann-
heim. ,
De waterstand was gunstig; Cauber Pegel wees einde der
week Mtr. 1,38 aan.

Auteur