Ga direct naar de content

Jrg. 5, editie 234

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 23 1920

7
1
1

3 JUNI 190

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch~Stati
*stische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

5E JAARGANG

WOENSDAG 23 JUNI 1920.

No. 234

INHOUD

Blz.

DE NEDERLANDSCHE LANDBOUW- HANDELSKAMER
door
Dr.
H.
Afolhuysen ………………………………
537
Japan, China en Nederland 1 door
0.
van Gelder ……
539
Onze Handelspolitiek door
L. J.
van der Waals ……..
541
De Wereldmarkt van de Staalindustrie na den Oorlog II
door
J.
Singer ……………………………
543
De Rijksmiddelen
…………………………….
545
Londensche Correspondentie
……………………..
546

AANTEEENINGEN:
Goudafgifte door circulatiebanken
………………
547
Wijziging in de organisatie der Londensche Effectenbeurs
548
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFFEN
………………….
548

MAANDCIJFERS:
Handelsbeweging over de maand April
1920
……..
549
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam …………
550
Overzicht der Rijksmiddelen
………………….
550

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
550-556

Geldkoersen.

Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.

Goederenhandel.

Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
Algemeen. Secretaris: Mr. G. W. J. Bruin.s.

Assistent-Redacteur voor het weekblad:
D. J.
Wansink.

Secretariaat Pieter de Hooghweg 1, Rotterdam.
Aangeteekende stuicken: Bijkantoor Ruige Plaatweg 37.
Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en giroreke’niing Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 250
per 2aar. Losse nummers 50 cents.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abon,né’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

22 JUNI 1920.

De geidmarkt bleef ook deze berichtsweek weder

ruim. De prlongatierente schommelde tusschen 4 en

4Y2 pOt.; de rente voor particulier idisconto liep nog

iets terug en verschillende posten prima bankaccepten
konden voor 3Y4 pOt. plaatsing vinden. De regeering

had door dit sterke aanbod van ‘geld voor wissels de

gelegenheid, het geheele benoodigde bedrag aan schat-

kistpapier zeer voordeelig te plaatsen. Ingeschreven

werd in ‘het geheel
f
136.040.000,—. Toegewezen wer-

den
f
46.290.000,— 3-maandspromessen tot
f
991,93;

f
11.320.000,— 6-maandspromessen tot
f
984,01 en

f
2.381.000,— jaarsbiljetten tot
f
1.014,—; zijnde het

netto rendement voor alle soorten slechts 3,4 pOt.

S

S
3

Ook volgens dan weekstaat van de Nederlandsche
Bank was de geldruimte nog iets grooter. Zoowel de
binnenlandsche wissels als de beleeningen liepen te-

rug; de eersten. met ruim 4, de laatsten met ongeveer
2 millioen. Verder verminderde de bankbiljetten-om-

ioop met 13 millioen, terwijl de rekening-courant-

saldo’s van anderen 6 millioen grooter werden. Overi-

gens vermeerderde het voorschot aan de regeering

met 1Y2 miljoen en verminderde de buitenlandsche
portefeuille met 5 millioen, tegenover een vermeer-

dering van de diverse rekeningen, welke hiermede

nauw verband houden, van 4 millioen.

De stemming op de wisselmarkt was gedurende de

geheele week vast. Alle wissels konden, meer of min-

der in koers verbeteren, of zich op het bestaande

niveau handhaven. Het waren vooral de koersen

voor de Europeesche voormalige oorlogvoerenden, die

belangrijk konden stijgen; terwijl de vroegere neu-

tralen en Amerika wel is waar ongeveer op de zelfde

hoogte bleven, maar toch dooreen.geiiomen de geheele

week sterk gezocht waren.

DE NEDERLANDSCHE LANDBOUW

HANDELSKAMER.

l)e crisisjaren heibben eèn helder licht doen vallen
op de tekortkomingen in den opzet van de landbouw-

organisatie.

Niet ontkend kan worden, dat er •steeds een leemte
is geweest in de kennis van wat er op economisch
gebied voorvalt, ‘doordat er geen centrale organisatie
bestond, die de economische verhoudingen in binnen-
‘en buitenland bestudeerde.

Toen wij op het Nederlandsch Landhuishoudkundig
Congres in September 1915 te Amersfoort onze ge-
dachten ontvouwden over ,,Nederlandsche Landbouw-
consulenten in den vreemde”, hadden wij de gelegen-
heid er op te wijzen, dat, hoe de werkkring der con-
sulenten ook wordt, het van groot belang zal zijn, dat
van den beginne af wordt gezorgd voor een Centraal
Bureau in Nederland, waarmede allen in nauwe
relatie staan en waaruit tevens ‘de draden loopen naar

de
praktijk
van den Nederlan’dschen Landbouw.

Of dit Centraal Bureau eene instelling van de Re-
geering of van de landbouwvereenigingen of van
beide moet zijn, lieten wij toen in het midden, maar
in allen geval, zoo betoogden wij, moet het contact tus-
schen de consumenten en de leiders van ‘de productie
hier te lande zoo nauw mogelijk zijn.

Door Prof. Dr. H. Blink, den bekenden aardrijks-
kundige, is steeds gepleit voor de oprichting van een
economischgeografisqh bureau; dat allesoet ver-
‘zamelen, ‘bewerken en gereed hebben, wat voor de ken-
Dis van den buiten]andschen handel en ‘de handels-
politiek, in één woord voor de kennis van den gehee-

538

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

len loop van het economisch leven in het buitenland,
kan dienen. Het Nederlan’dsch Landbouw-Comité onder leiding
van Mr. J. T. Linthorst Homan en daarna het Konink-
lijk Nederlandsch Landbouw-Comité onder het voor-zitterschap van Mr. 0. P. Zaayer, hield zich eveneens

met deze zaak ernstig bezig.

Men gevoelde, •dat de Nederlandsche Landbouw in
de concurrentie met andere landen alleen dan zal
kunnen mededingen, wanneer hij zich tijdig heeft
toegerust en volkomen op de hogte is van de econo-
mische verhoudingen, en dat hij voortdurend moet
kunnen beschikken over gegevens omtrent productie
en verbruik, ook omtrent de handelspolitiel< van ieder
land, teneinde hiervan op ieder oogeublik gebruik te

kunnen maken.

Bovendien was men er van overtuigd, dat gege-
vens te zijner beschikking moeten zijn omtrent de
stroomingen op handeisgebied, opdat ‘hij op de hoogte
komt van hetgeen van een bepaald land, ja zelfs van
een bepaalde streek te verwachten is, terwijl voorts
de bestudeering van belangrijke onderwerpen op land-
bouwgebied in het binnen- en buitenland onmis-

baar is.

Het is noodzakelijk, dat aan den land’bouwer over
al hetgeen, dat op economisch gebied in den ruim-
sten zin van het woord in ‘het binnen- en buitenland
voorvalt, practische voorlichting gegeven kan worden.
Zooals gezegd, werd in landbouwkringen meer en

meer ‘de ‘behoefte gevoeld om een nationaal en inter-
nationaal werkend instituut ‘in het leven te roepen
en men kwam tot de overtuiging, dat de Nederland-

sche Landbouw zelfstandig een centraal economisch-‘geografisch instituut moest stichten om daarvan goed

en practisch werk te kunnen verwachten. Het resultaat van de bemoeiingen van het Konink-
lijk Nederlandsch Landbouw-Comité is geweest, dat kortelings op eene vergadering van vertegenwoordi-

gers van landbouworganisaties onder leiding van Mr.
A. G. A. Ridder van Rappard de statuten zijn vast-
gesteld en besloten is tot de oprichting van de ,,Ne-
derlandsche Land’bouw-U’andelskamer” (N.L.H.K.)
Hoe de N.L.H.K. in de praktijk zal werken ie voor-

uit niet in bijzonderheden te zeggen.
Zij zal doen wat haar hand te doen vindt. De tijds-
omstandigheden zullen daarop grooten invloed heb-
ben. Ook zijn in niet ‘geringe mate de omvang en de
beteekenis, die hare werkzaamheden zullen krijgen,
afhankelijk van de. geldmiddelen, waarover zij zal
kunnen beschikken. Om te beginnen zijn deze midde-
len niet ruim. Maar bij de oprichting is overwogen,
dat, wanneer eenmaal de N.L.H.K., met beschei’den
middelen werkende, haar recht van bestaan onom-
stootelijk bewezen zal hebben, het aan materieelen en
financieelen steun niet zal ontbreken.
Er is zooveel te doen! In het onderstaande zal ik
alleen eenige hoofdlijnen trachten uit te stippelen. Aangezien de naam ,,Handelskamer” ook gebruikt wordt voor instellingen, die zelf hande1 drijven (wij
denken bijv. aan de Coöperatieve Groothan’delskamer
te Rotterdam en aan de Handeiskamer van den
A.B.T.B.) is het misschien niet overbodig vooraf op
te merken, dat ‘de N.L.H.K. zelf geen handel zal

drijven.
Zij zal niet anders zijn dan een lichaam dat inlich-
tingen verstrekt en kennis verbreidt in het algemeen
landbouwbelang en meer in ‘het bijzonder ten dienste

van de bij haar aangesloten leden.
De taak van de N.L.H.K. vervalt in twee afdee-

lingen:
het verzamelen en in Nederland bekend maken
van economische ‘berichten uit het buitenland;
het verspreiden van kennis omtrent den Neder-
landschen landbouw in den vreemde.
De eerstgenoemde taak is zeer veelzijdig. Een
bureau, zoo volledig geïnstrumenteerd, dat het door-
loopend op de hoogte is met in- en uitvoer van land-

bouwproducten, mitsgaders van prijzen, markten, spe-
ciale eischen van consumenten en wetten in alle lan-den der wereld, ‘bestaat voorzoover ik weet nergens; ook voor ons zal het zeker een verre toekomstdroom
blijven. De N.L.H.K( zal haar krachten in den be-
ginne moeten concentreeren op enkele gebieden, die voor onzen aanvoer of afzet zeer belangrijk zijn. Zij
zal •hierbij practisch werk moeten leveren, d.w.z. zij
moet trachten den handel véér te zijn. Het komt er op
aan
vooruzichten
te openen, liefst verre perspectie-
ven, ‘maar in ieder geval vooruitzichten iets verder
dan de allernaaste toekomst.

De boer moet weten, welke gewassen hij met de
meeste kans op succes kan verbouwen. En wanneer ze
geoogst zijn, moet ‘hij geholpen worden om ‘het juiste
oogeublik te kiezen voor den verkoop.

Men moet over zooveel mogelijk gegevens kunnen
beschikken om niet geheel in den blinde te tasten,
wanneer het er om gaat de varkenshouderj al of niet
uit te breiden, ‘de koud- of warmbloed paardenfok-
kerij al of niet aan te moedigen, vette kaas te maken
of magere en ‘meer boter, enz.

Wanneer een sceptisch lezer mocht opmerken, dat
dergelijke quaesties toch nooit uit te maken zijn, dan
antwoord ik, ‘dat hij misschien in zoover gelijk heeft,
•dat vooral in ‘deze onrustige tijden, een vlmaakt over-
zien van de goede en kwade kansen wel niet mogelijk
zal blijken. Maar evenzeer is het waar, dat belang-
rijke beslissingen als de ‘bovengenoemde iederen dag
moeten worden genomen, en dat ze van overwegenden
invloed zijn op de resultaten van ‘het bedrijf.

Onze wijdvertakte kleinhandel heeft er toe geleid,

dat velen, zeer velen niet verder zien dan tot den
eerstvolgenden marktdag. Veelal wordt de boer, die

zijn product tegen de hoogste marktnoteering of zelfs
iets daarboven weet te plaatsen voor, een ,,goed koop-
man” aangezien. Maar wanneer hij wist of althans

met eenige
waarschijnlijkheid
kon verwachten, dat

over twee of drie weken zijn ‘koren of
zijn
jonge paar-
den 10 pOt. meer zouden opbrengen, had hij met
heel wat minder moeite een werkelijk goed koopman
kunnen zijn.

Bij onze gebrekkige handelskennis zijn wij inder-
daad in hooge mate van het toeval afhankelijk. Maar
wij moeten afleeren in de locale markt het orakel te
zien en in d’en ‘koopman of handelsagent, dien wij

toevallig ontmoeten, een ,,man, ‘die er meer van weet”.
Integendeel, de kleinhandel weet er minder van, be-
hoeft er althans minder van te weten ‘dan de produ-
cent. Voor hem is het de groote vraag •wat het vee

of ‘het koren of de kaas, die heden gekocht wordt,
morgen waard zal zijn, voor den boer komt het er op
aan te weten hoe ‘de stand van zaken zich zal ont-
wikkelen in de volgende campagne, ja
‘dikwijls
moest

hij jaren vooruit in dc toekomst kunnen zien. Wij
moeten leeren, onze ‘blikken af te wenden van ‘den
kleinhandel en trachten daarheen te zien, waar de
kaarten gelegd worden.

Wel’beschouw’d is er geen toeval in de ontwikkeling
der
prijzen,
deze komen logisch voort uit voorraa’d en
behoefte, waarbij gerekend moet worden met kosten
van ‘bewerking en transport.

Op welke wijze zal nu de N.L.H.K. de kennis ver-
zamelen, ‘die een dieperen blik in de toekomst kan
geven?

Het antwoord is: op velerlei manier. Wanneer wij
goed rondzien valt niet te ontkennen, dat omtrent
haizdelsartikelen heel wat kennis en bronnenstudie

bestaat. Er zijn tal van vakbladen in het buitenland,
die allerlei interessante beschouwingen bevatten, veel
regeerings- en andere publicaties omtrent in- en uit-
voer, oogstvooruitzichten, zichtbare voorra’den ‘e.d.,

maar ‘afgezien van ‘de omstandigheid dat een gewone
boer eenvoudig geen tijd en geen handeiskennis ge-

noeg heeft om al deze ‘berichten te lezen, te schiften
en te combineeren, zou het eene reusachtige arbeids-

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

539

verspilling zijn, wanneer ieder voor zich deze inge-
wikkelde vraagstukken moest bestudeeren.
De studie van de handeisproblemen is specialisten-
werk en tot dusverre is het de groothandelaar, die

zich daaraan wijdt.
Verschillende personen, die in dienst van den land-
bouw staan, moeten zich uit hoofde van hun taak,
ieder op eigen gebied met handeisstudie bezighou-
den. Wij denken hier aan besturen en directeuren
van coöperatieve e.a. handelsvereenigingen en fabrie-

ken. Een van de redenen van bestaan voor de coöpe-
raties is immers, dat de boer in nauw contact zal
komen met den wereldhandel, om zoodoende beter
idee te krijgen van de behoefte aan zijn product, van
de qualiteitseischen der wereldmarkt -en van den aard

der werel-dconcurrentie.
Het is gemakkelijk in te zien, dat de positie en de

taak der N.L.H.K. geheel zal doordrongen zijn van
dit coöperatieve idee. Wel te verstaan: niet de coöpe-
ratieve vorm. Want die is ten slotte bijzaak. Ik kan
mij zelfs zeer goed voorstellen, dat de N.L.H.K. even-
goed met groothandelaren, banken, tr-ansportonderne-
mingen in wisselwerking zal treden.

Loopen niet welbeschoUwd de -belangen voor groot-
handel en producenten parallel? De boer is gewend
den kleinhandelaar, ook al ibewijst die hem indirect
diensten, als partij tegenover zich te vinden. Maar
het zou mi. van kortzichtighei-d getuigen, wanneer
producenten en groothan-delaar (inclusief scheep-

vaart- en
s
poo
r
wegmaatschappijen en bankiers) elkaar

als antagonisten beschouwen. Beide groepen hebben
het grootste belang bij een grooten veelzijdigen omzet,
hij middelen, die tot verbetering van het product
kunnen leiden en…. bij vrijheid van bedrijf.

Doch laten wij niet van ons onderwerp afdwalen!
Wij constateerden boven, dat veel feitenmateriaal
en kennis aanwezig is. Het komt er echter op aan
er de quintessence uit te halen, het verspreide mate-
riaal te vrzamelen en te verwerken en daarna ter
kennis te -brengen van het algemeen, in den vorm

van gecondenseer-de berichten.
Wij meenen, dat de aangewezen weg deze is, dat de
N.L.H.K. een aantal onderaf-deelingen vormt, buy.
voor granen, groenten, fruit, vee en vleesch, zui-

vel enz.
Iedere onderafdeeling moet voelin.g houden met
coöperatieve besturen en andere pr-actici, hetzij door

te vergaderen, door commissies te vormen of op
andere wijze en dan bijv. iedere maand een rapport
omtrent •den toestand opmaken, waarin zoowel de

meening der, meerderheid als die der minderheid
tot haar recht moet komen. Deze rapporten worden
tot een centraal .rapport vereeni-gd, da-t gepubliceerd
kan worden.
Ik stel mij voor, dat de mannen der practijk gaarne
medewerking aan een ‘dergelijk overleg zullen verlee-
nen. Dit toch moet ok voor hen uitermate leerrijk
en -belangwekkend zijn en hen allerlei gezichtspunten
openen, •die voor hen van groote waarde kunnen zijn.
Tot dusverre bestaat er van huis uit een onver-
brekelijke band tusschen landbouwcoöperaties en aan-
verwante instellingen. Zij verzorgen immers ieder een
deel van het belang van den boer. Maar organisato-risch is dit verband nog niet gelegd.
De suikerfabriek, de zuivelfa’briek, het zaaizaad-
bureau, de exportslachterij, e.d., ze zijn allen meer of
minder coöperatief en elkaar goed gezind, maar zij

werken
ieder voor zich, naast elkander, nog weinig
met elkaar. Dc N.L.H.K. kan in de toekomst worden een intellectucele centrale van alles wat den land- en
tuinbouw in economisch opzicht dient.
Het bovenontwikkelde is mi. de groote hoofdzaak.
waaromheen zich als vanzelf het andere zal gaan

groepeeren.
Wanneer men tracht op bovenaangedui-d wijze te
gaan werken, zal men op tal van practische leemten
en moeilijkheden stuiten. Men zal behoefte gevoelen,

dringende behoefte aan samenwerking met buiten-
landsche consuls, Kamers van Koophandel en parti-
culieren. Men zal eigen vertegenwoordigers willen heb-
ben en personen, die bepaalde dingen gaan onder-

zoeken..
Men zal ook contact willen hebben met handels-
attaché’s en handelshuizen, die -de -buitenlandsche be-
langen hier te lande vertegenwoordigen. Welnu, de ‘behoefte, de wensch is het uitgangspunt
van iedere nuttige instelling. Een met beleid be-
stuurde N.L.H.K. kan zich zond-er al te groote directe
onkosten een grooten kring van relaties vormen.
Es •dit eenmaal bereikt, dan zal vanzelf blijken, dat
ook op allerlei andere manieren van -deze relaties ge-
bruik kan worden gemaakt om kleinere meer con-
crete belangen te dienen, als b.v. het verstrekken van
inlichtingen inzake wettelijke bepalingen in andere
landen, scheepsgelegenheid, adressen en informaties
omtrent firma’s, gegevens inzake organisatie en werk-
wijze in afgelegen gebieden, het ongevraagd zenden
van opmerkingen aan -diegenen, die te goeder trouw,
maar naar de meening van de N.L.H.K. op een on-
juiste wijze, hunne zaken in het buitenland -doen, enz.
Ook het punt B., hierboven genoemd, kan onder de
,,vanzelf” komén-de werkzaamheden worden gerang-
schikt. Bekendheid geven aan -den Nedcrland-scheu
landbouw in den vreemde is een mooi ding, maar men
hechte geen overdreven waarde aan de gebruikelijke propaganda: tentoonstellingen, geschriften en adver-

tenties.
Aan dergelijke dingeil wordt soms veel geld be-

steed. Maar zij hebben alleen dan een behoorlijk nuttig
effect, wanneer zij op de juiste plaats, -den juisten
tijd en de juiste wijze worden aangewend. Vermoede-
lijk zal de N.L.H.K. wel zooveel kijk op de wereld

krijgen, -dat zij ten opzichte van zulk soort propagan-
da -de noodige ,,hints” kan geven.
Onze ware propagandami-d-delen zijn echter in dc
eerste plaats onze producten -zelf. Wanneer -die supe-
rieur zijn, is dat -gauw genoeg bekend. En daarnaast:
onze methode, -de organisatie van onzen landbouw c.a.
Tot nog toe weet de buitenlander zoo goed als niets

van ons land.
Wat moet hij van Nederland weten? Dat het een

J an-d’bouwstaat is.
Maar daartoe moeten wij -den buitenlander iets te

zien en vat te denken geven.
Ontwikkeling van onze landbouwwetenschap en or-
ganisatie, ziedaar het tweede groote middel van pro-

paganda.
Dat -de N.L.H.K. er in moge slagen dooi’ voorbeeldig
werk in zichzelf een middel te vinden om de ‘bekend-
lieid van Nederland in •den vreemde te vergrooten.

‘s-Gravenhage.

Dr. H.
MOLHUYSEN.

JAPAN, CHINA EN NEDERLAND

De opwekking tot staa

tshulp inzake de Japansche
invitatie, die de heer Geudeker in nummer 225 der ,,Ec.-Stat. Ber.” in zijn lezenswaardig artikel neer-
schrijft, zou ongetwijfel-d zonder meer door iedereen
onderstreept kunnen worden, als enkele regels daarvan
niet sterk de aan-dacht ‘had-den getrokken. De heer
Geudeker schrijft (pag. 337):

,,De uitkomst van -de Russisch-Japansche oorlog was der
wereld een openbaring. Engeland, zijn invloed in het
Oosten vreezende, wist te bewerken, dat Japan niet die
vruchten plukte, welke naar het gewone recht aan den
overwinnaar ten deel -moesten vallen. Men vreesde een
imperialistische -politiek van Japan. Die vrees -heeft
ook
nederlandsche hoofden en harten bevangen. Helaas moet worden toegegeven dat voor die vrees eenigen grond be-
stond. Toch heeft iemand, die Y
4
eeuw in -alle streken van
on,zen Archipel gewoond heeft, en er nog leeft, mij verzekerd
dat het een dwaling was, gevaar voor onze bezittingen
van Japan te duchten. Het gevaar zou – als -het kwam —
van geheel anderen, namelijk -van chineeschen kant komen.”

Vooral de -laatste zin moet zeer sterk den indruk
teweegbrengen, -dat het -gevaar, onze koloniën den één

540

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23
Juni 1920

of anderen keer te zullen verliezen, niet zoo zeer van
J apansche dan iwel van chineesehe zijde dreigt. Wat
die vrees grondig doet zijn, wordt niet aangetoond,
maar het is intusschen van belang, eens na te gaan
inwelke verhouding Nederland staat tot Japan en
China.

Eerst mag echter de onderlinge verhouding tus-
sdhen de twee oost-aaiatisdhe reuzen wel eens onder de oogen worden gezien Volgt men de berichten, die
nu en dan in de leidende hollandscihe dagbladen
‘tussc’heu allerlei Putsch- en Valutatelegrammen om-p
trent het Verre Oosten in een bescheiden hoekje wor-
den doodgedrukt, dan krijgt men den indruk, dat het
in China nog altijd revolutie is en .Japan zijn best
‘doet van de ,,Break up of Europe” gebruik te maken,
door met echt ,,westersche” methoden zijn invloed-
sfeer in de Repu’bliek van Het Midden uit te breiden.
Voor het bloote oog van den Europeaan slaagt Japan
daarin maar al te goed, en de meening in Europa
verkondigd, dat China op weg is een Japansche ko-
lonie te worden, wint meer en meer veld.

Van naiderbij beschouwd blijkt echter, dat het cdii-
neesche volk volstrekt niet van plan is zich dien op-
gedrongen invloed van Japan te laten welgevallen.
Toonde de houding der cihineesche gedelegeenden ter
conferentie van Versailles reeds, dat zij zich vol-
strekt niet wenschten neer te leggen bij de beslissing
inzake de jajiansche bezetting van Kia.o Ohow en
Shan Tung, nog sterker en duidelijker komt deze
houding tot uiting in een studie van één dier gede-
legeerden, in ‘boekvorm verschenen onder den titel:
Modern China, a political study, by Sih-Gung Cheng.
M. A. B. Sc. (Econ.) Fellow of the Royal Economic
Society. Oxford. Clarendon Press. 1919. In zijn voor-
rede is de schrijver zeer erkentelijk voor hulp, die hij
bij •het samenstellen van zijn werk mocht ondervinden
en het is van belang eenige der namen van die hel-
pers te memoreeren, o.a. Viscoujat Bryce, Prof. Gil-

bert, Prof. Graliam, Dr. Weilington Koo (hiueesch
gezant te Washington).

Sprekende over de japansche politiek tegenover
China beschrijft hij den ‘storm van verontwaardiging,
die in 1915 in China opging toen Japan de op 15
Januari van dat jaar gestelde
vragen
aan de regeering
te
Peking overhandigde. Hij vraagt ‘de bijzondere ean-
dacht voor het feit, dat in de nota die Japan omtrent
deze vragen aan de westersche mogendheden deed
toekomen, de vijfde groep dier vragen (welker inwil.
liging een alles overheerschenden invloed van Japan
in de chineesdhe administratie tengevolge zou heb-
ben, die eerstgenoemd land de ‘volstrekte contrôle
over het dhineesche leger zou hebben gegeven en bo-
‘vendien van de provincie Fu Kien een, ,sphere of interest” ten voordeele van Japan zou hebben ge.

maakt) opzettelijk was weggelaten. ,,and that it was
even den’ied by her when the powers were fur’niishgd
by China with a copy of the Japartese note as pre-
sented to her president.”

Waren Engeland en de Vereenigde Staten toen
niet voor China in de bres gesprongen, ‘clan zou de

onafhankelijkheid van de Republiek van het Midden
tot liet verleden hebben behoord.

Het brandpunt der buitenlandsche relaties van
China ligt dan ook in de verhouding tot Japan. Vol-
gcins Cheng, en hij ‘staat in deze meening niet alleen,
is het Japan er om te ‘doen alle voorrechten door de
westersehe mogendheden in China genoten uit te
schakelen en de ohineesche staa’tslieden verre te hou-
den ‘van alle europeescjaen: of aimerikaansehen in-
vloed. ,,Azië ‘voor de Aziaten” is het motto ‘geworden
(Ier japarisciie diplomaten en sonimi!gen gaan zelfs
zoo ver een Monroeleer voor het Verre Oosten te be-

pleiten. Verschillende veroverings- en annexatieplan-
flen sijn reeds door japansche politini en journalisten
op papier gezet en om te ‘blijven bij aan’halingen uit geschriften van twee auteurs, wier ideeën zeer nauw
verwant zijn met de politiek, die Japan de laatstè

vier jaren in China voert, volge hier een citaat uit
een geschrift van Uhijda, lid van het japansehe Hbo-
gerhuis. Oorspronkelijk verscheen het in pamfletvorm
en was niet voor publicatie ‘bestemd, maar door de
Chineezen is het op ruime schaal verspreid. Uchida
speelde een groote rol in het ten val ‘brengen der on-
afhankelijkheid van Korea.
,,Two points are most important in conneon with the
solution of the Ohinesequestion:
a.
To
cause the sovereig-
nity of South Manehuria and Tastern Mongolia to .be
entire]y transferred to Japan.
b. To
hold the power of
supervision and ‘direetion over China’s fivance, ete. etc…..
To take all these matters into our hands a’t once would
cause anxiety to clie world, but the acquisition of the sovoreignity over the two regions would enable us to
exteud our infinence by making a good use of them and
linally atta’in our goal.”

Een andere Japanner Suniyama betoogt in zijn
brochure ‘getiteld: ,,Policy for swallowing up China”,

dat het geheime militaire ,,verbond” tussehen China
en Japan in drie stadia tot de japansche triomf in
het Verre Oosten zal voeren. De twee laatste punten,
die het belangrijkst zijn, luiden:

n the second periocl Japan and China should
couclude a defensive and offensive alliance. The Chinese
army and navy should be trained and .reformecl by Japanese
officers, and all plans relating to defense ‘and military
operations should lie placed in the hands of the ehief
commander of the Allied armies, who will be Japanese.
,,In ‘the third period, an Eastern
Asiatic
Federal Empire
should be established with Japan as its leader. The control
of foreigu politics and military affairs shoukl be in the
hands of the Federal Government and internal affairs
jointly administered by Japan and Chi na.
,Sib erin will be
inciuded in the Federation if it becomes indepencient of
Russia.”

Het laatste zinnetje vooral wint aan ‘beteekenis, nu
de Japanners volgens de krantenberichten Wiadi-
wostok bezet hebben en v66r of in Irkoetsk zijn. In een dagbladartikel zouden al deze uitingen mis-
schien twijfelachtig aandoen; worden ze echter be-
vestigd ‘door een vooraanstaand man als Cheng in
zijn doorwrocht werk, dan werpen ze een eigenaar’dig
licht op de methode die Japan in China meent te
moeten toepassen. De Shan Tung quaestie hier ge-
heel te berde te brengen is niet noodig, maar om nog
eens een beeld te geven van de stemming, die de hou-
ding van Japan in China heeft teweeggebrae’ht, diene
een wedergave van een interview, dat een correspon-
dent van ,,The North China Daily Herald” heeft ge-
voerd met. T. F. Hsu, secretaris voor buitenlandsche
zaken van den cijvielen gouverneur rvan Shantung.
Het interview is verschenen in het nummer van 14
Febr. 1920 en liet artikel getiteld: ,,Ch’ina, Shan Tung
and the League of Nations”.

Daarin wordt in on’bedekte termen gezegd, dat alle

verdragen die Japan gedurende den Europeeschen
oorlog met China gesloten heeft, bf het gevolg varen
van bedreiging, ôf van omkooperij (were the result
of eith’er treat and force or ‘bri’bes). Daarom beschouwt
hij ze als onwettig en ongeldig. Vanzelfsprekend
vindt hij het dat de Volkerenbdnd Kiao Ohow en alle
rechten en privilegiën voorheen ‘door Duitschland in –
Shan Tung genoten, aan China zal teruggeven. Hij is
van meening dat de gedelegeerden op de zittingen van
den Volkerenbond in een geheel andere positie ver-
keerden dan de afgevaardigden te Versailles. Immers
vertegenwoordigen zij hier niet slechts ‘hun eigen
regeeringen en zijn daarom niet gebonden aan de vei-
dragen door hunne’ regeeringen gesloten. Zoo zou
bij voorbeeld een Engelsch afgevaardigde tijdens de
zi ttingen der Volkerenhond geen rekening behoeven
‘to houdeu met het engelsciui-japanscdio verdrag of met
dc een of andere geheime engclse.h-japansc.he over-
eenkomst. Neen, hij kan op die zittingen vrij zijn
eigen gewetensmeening uiten.

Of Hsu hier den spijker op den kop slaat, ‘dan wel
er naast, zal de toekomst moeten leeren. Volgens deren
staatsman zal Japan alle zeilen ‘bijzetten om nog

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

541

v66rdat de Volkerenbond haar oordeel over de Shan

Turug-questie zal uitspreken, met de ctbineesche regee-
ring tot een vergelijk te komen. Japan zal China
allerlei schoone beloften voorspiegelen om het laatste
te verleiden directe onderhandelingen buiten den
Volkerenbond om te openen, maar heet het verder:
as the Japernese never keeps pron’tise, we must n’oi be

deceived.
Bovendien heerscht in Japan de militairistische
partij en sinds het begin der militaire camarilla heeft
Japan steeds een zeer agressieve politiek jegens China
gevoerd. Er kan geen sprake zijn van een goede ver-
standhouding tu.sschen beide rijken, zoolang die partij
in Japan de overhand heeft, zelfs al zou China dit
w’illen. Maar ilsu vindt dat de Chineezen hierom niet
rouwig behoeven te zijn, want met een buurman die
er op uit is zijn naasten dagelijks te bestelen, kan

toch geen vriendschap gesloten worden. Hij rekent
sterk op den steun van Amerika, waar de senaat het
Shan Tung probleem ten voordeele van China. be-
handelde, en verheugt zich over de opwinding die
zich in de Vereenigde Staten omtrent het Chia aan-
gedane onrecht van het groote publiek heeft meester

gemaakt.

Zeer vriendschappelijk zijn deze uitingen nu juist
niet. En daarbij komen ze nog wel uit den mond van
een hooggeplaatst ambtenaar, werkzaam in de pro-
vincie Shan Tung. Latere berichten melden dat de
gouverneur van die provincie is afgetreden, omdat
hij zich niet kon vereenigen met de politiek der zich
in die provincle bevindende japansohe bestuurders.
Van koersverandering aan den kant van Japan is
dus niet veel te bespeuren, ondanks de in dat land
hcerschcnde onrust, of liever het begin daarvan.

Een andere Chipees van naam Min-ch’ien T. Z.
Tyau, LL.I., uitgever van dé Peking Leader, eenige
malen lector in Internationaal recht, Tsing Hua
College, Peking, schrijft in zijn werk
China’s new

con.sitution and international Problems,
Shang Rai

1918, Commercial Press Ltd., op pag. 202:

BuL, fortunately, Japan’s veil is too thin to deceivc
anybody, and we may be cnfidcut, therefore that the
world’s remakers
will
not fail to maintain the sanctit.y of
international law.”

Met opzet zijn uitlatingen van europeesche en
nineri.kaausdhe kenners ‘van het Verre Oosten hier
vermeden, omdat met cle opsomming van hunne
meestal zeer grondige grieven tegen de japansche
politiek in China, boekdeelen gevuld zouden kunnen
worden. Twee zeer bekende schrijvers, Lancelot Law-
ton en B. L. Putman Weale vooral, zijn niet erg
malsch in liunuc critiek daaromtrent. De aangehaalde
auteurs Cheng en Tyau zijn echter zoowel in- als
buiten China hkend, en waar vroeger steeds vester-
lingen werden geciteerd, wier uitlatingen in de oogen

van vole Europeanen beschouwd w’erden met een soort
van twijfel, omdat men niet gelooft, dat een wester-
ling voldoende op de hoogte kan zijn, van toestan-
den in China en Japan, meen ik hier met de he-
schottw’ing omtrent de verhouding tusschen China en
,Japan te kunnen eindigen. De vraag of de beide aan-gehaalde auteurs in hun vertrouwen in den Volkeren-
.bond teleur zullen worden gesteld of niet, kan aan
de toekomst ter beantwoording worden overgelaten.
Genoeg zij het te constateoren, dat de tegenwoordige

verhouding tusschen beide landen zeer spannend is,
en. dat ‘van gevaar van ebineesohe zijde voor de rust
in het, Verre Oosten, en speciaal in onze koloniën
eigenlijk nog maar niet gesproken moet worden. Dc
toesi auuden aan den a’ziatiscilien kant van den Sitilien
Oceaan zullen echter nog wel verrassingen brengen,
en zonder profetische uitspraken omtrent die toe-
standen te willen ten beste geven, moge hieronder een
staatje volgen van de sterkte der oorlogsvloten der

groote machten, zoodat ieder voor zich de kansen berekenen kan, die bij een eventueel conflict zich
zullen voordoen.

De oorlogschepen der voornaamste zeernachten opi ,Juli 1919.

Aantal schepen gereed of in aanbouw van
1,500
tons en
meer, en torpedobooten van meer dan
50
tons.

L

Engeland

enst aanb.

U. S. A.

dienst aanb.

Frankrijk

dienst aanb.

Japan

i.
dienst aanb.

Slagschepen:
Superdreadn.
24
II
12
7
9
4
4
flreadnoughts
.
9
6
Predreadnougbts
17
14
10
6
Kustverded.vaari
27
16
5
7
Slagkruisers


9
1
6
4
2
Gepants. Kruiser,
22
8
1

14
9
367
35
162 163
64
l
61
16
Torpedobooten
31
70
9
Mijnenleggers
6 4
1 1
Onderzeeërs

….
147
80
88
73
56
11
27

Destroyers

……..

Luchtschepen ver-
voerders
10
2
1
2
9

1

309 234
11
229
19
114
49
669
68

Tosvnenmaat.
Met de in aanbouw
Op
1
Juli
1919
zijnde schepen

Engeland……….
2.652.130
2.898.780
U.
S.
A………..
1.160.355
2.155.668
Frankrijk

623.580
870.990
Japan

…………
530.716 847.966

Snelheid van in aanbouw zijgide of kortelings
voltooide
sla gkruisers.
Aantal knoo- Water verplaatsing
Schip

Land

pen per uur
Tons

lood ………. Engeland.

15
40.000
Constellation .. U.S.A. ..

35
35.000
Tiger

……..Engeland.

30
28.500

Renown
.

…… Engeland.

31,5
26.500
Kongo*) ……Japan …

27,5
27.500

Overgenomen uit de ,,North China Paily
lierald”.

(TVordt vervolgd).
G.
VAN GELDER.

ONZE HANDELSPOLITIEK.

Wij staan aan den vooravond van de reconstructie
van de internationale handelspolitieke verhoudingen.
We maken een herhaling mede van het ,,kometenjaar” 1892: evenals toen is ook thans weder een lange reeks
handeisverdragen opgezegd en evenals toen geeft ook
nu Frankrijk weder den stoot tot de reconstructie.
Voor Nederland is evenwel dit verschil te constatee-
ren, dat, terwijl wij in 1892 bijna gekeel buiten de

algemeene hamdelspolitieke roering bleven, ons land
ditmaal van alle kanten in de zaak betrokken wordt.
Reeds werden ons de bestaande handelsovereenkomsten
opgezegd door Frankrijk, Spanje, Noord-Amerika en
Griekenland, terwijl Engeland aanzegde de vrijheid te
znilen ‘nemen om tijdens de reconstructie van het
beginsel der meestbegunstiging af te wijken. De ver
schillen de overeenkomsten worden
0])
het oogen.blik

wel van termijn tot termijn verlengd, doch de handels-
politieke ‘verhoudingen met ‘die landen staan nu ge-heel op losse schroeven en zullen zonder twijfel ver-

anderingen ondergaan.
Welke zullen deze veranderingen zijn? In elk geval zullen zij verhooging ‘an de bestaande invoerrechten
voor de Nederlandsche en de Nederlandsch-koloniale
producten n9edebrengeu, want aan den eenen kant wen-
schen alle landen ilnin inkomsten uit de tolrechten te vermeerderen, terwijl aan dan anderen kant een pro-tectionistisch streven aan de opzegging det overeen-komsten zeker niet vreemd zal zijn. Bovendien is het
allerminst uitgesloten, dat zich, evenals na 1892,
economisch samenwerkende statengroepen zullen gaan
vormen en dat deze groepen zich ditmaal in sterker
inato zullen doen gelden. Het streven van Spanje en
België naar nauwere aaneensluiting
bij
Frankrijk en
het streven van de Scandinavische landen naar econo-
mische samensmelting is in dit opzicht een vinger-
wijzing, wil men het gevaar van de vorming van een ,,entewte-blok” voorshands nog denkbeeldig achten.
Onmogelijk is het zeker niet, dat Nederland zijn

1)
De naam Kongo beteekent: ,,Toekomst”.

542

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

positie als meestbegunstigde natie in de internationale
verhoudingen aanmerkelijk zal inboeten. Wil Neder-
land dan ook niet ernstig in het gedrang geraken, dan
zal onze regeering uiterst waakzaam moeten zijn en
terstond met groote jbeslistheid moeten oplreden tegen
elke poging om ons land, dat als vvijha,nde]sstaat recht
heeft op volledige begunstiging in alle landen, bij
andere staten ten achter te stellen.

Tot nog toe draagt onze haudelspoitiek, voorzoover
zij tot uitdrukking komt in de gesloten haiadelsver-
dragen, het karakter van onzekerheid. Van een doel-
bewust optreden volgens een te ‘voren vastgestelde
algemeene gedragslijn is althans weinig te bespeuren;
men krijgt den indruk, dat de handeistractaten inci-
denteel behandeld werden en dat onze positie als Vrij-
handelsstaat daarbij niet als een
belangrijke
factor te
onzen gunste naar ‘voren geschoven werd. In het bui-
tenlaxid ziet men het steeds gebeuren, dat na een
ommekeer in de handelspolitiek van een bepaald rijk,
dat rijk zich haast om door wijziging of vervanging
van de ‘vroeger gesloten rtractaten de handelspolitieke verhoudingen met andere landen met de nieuwe rich-
ting in overeenstemming te brengen. Niet aldus in
Nederland: na den overgang van ons land tot het
vrijhandels’telsel in 1862 en na de afschaffing van de indische differexitieele rechten in 1873, heeft men er
blijkbaar niet ovei gedacht om de handelsverdragen te
herzien. Het oude koloniale tractaat met Engeland
van 1824 is nog ongewijfz’igd; wij bleven er in berus-

ten, dat bij het verdrag met Rusland van 1846 door
dat rijk bedongen werd, dat Zweden en Noorwegen
boven ons land bevoorrecht kon worden; wij, bleven
goedvinden, dat het tractaat met het Duitsche Tol-
verbond van 1851 alleen voor de voortbrengselen van
de Nederlanidsche vischvangst en van de koloniën meestbegunstiging toekende en dat voor een reeks
Duitsche artikelen de in Indië bestaande invoerrech-
ten werden vastgelegd. Zelfs sloten wij als vrijhan-
delsstaat nog een tractaat met Portugal in 1894 en

met Noorwegen in 1912, waarbij wij instemden met
het verleenen van zekere voorrechten boven ons land
respectievelijk aan Spanje en Brazilië en aan Zweden. Voor het overige is het bevreemdend, dat wij als vrij-
bandelsstaat ,,tariefverdragen” in stand hielden met
Duitsohiand, België, Siam, Portugal en Spanje en dat

wij in 1910 de Indische fiscale invoerrechten op

wijnen door Frankrijk lieten vastleggen om het
Fransche minimum-tarief te kunnen verkrijgen voor
Indische petroleum en bijproducten, terwijl Frankrijk
zijn maximum-tarief, dat eigenlijk een strjdtarief is
voor protectionistische landen, kaimweg op onze kolo-

niale producten toepast en daarop slechts voor éenige
producten welwillend een uitzondering maakt, hoewel
wij toch recht hebben op toepassing van het volledige
minimum-tarief.

Gebrek aan zelfvertrouwen is waarschijnlijk de
voornaamste oorzaak, dat wij tot dusver een min of
meer passieve verdragen-politiek voerden. Het is zon-
der twijfel van grooten invloed geweest op de nienta-

liteit van ons ‘volk, dat wij ons steeds omringd zagen
door groote, sterke naties en dat wij ons moesten
tevreden stellen met het zingen van ,,Piet Hnin” en
met het bewonderen in ‘het Rijksmuseum te Amster-
dam van het oude wapenschild van het Engelsche admiraalschip door de Ruyter veroverd. Met zorg

werd ons ingeprent, ‘dat de eens wo machtige Neder-landen tot diep verival waren geraakt en ieder Neder-
lander was er ten slotte ‘van overtuigd deel uit te
maken ‘van een kleine, onbeduidende natie.

Wij moeten dan ook leeren beseffen, dat we wel een
kleine, maar geenszins een onbeduidende natie vor-
men en dat wij als handeisnatie van den eersten rang
en als voorname koloniale mogendheid onze rechten
hebben, bij de verdediging waarvan wij al dadelijk op
verschillende andere kleine naties v66r hebben, dat
ons volkskarakter voor Nederland een volkomen zelf-
standig bestaan eischt en dat wij geen ‘behoefte gewoe-

Ten aan steun van een grooten nabuur. Gedurende den
oorlog hebben wij door de toenemende subjectiviteit
van de oor.logvoerenden veel moeten verduren, doch
bij het terugkeereude rechtsbewustzijn is het ‘zaak, dat
wij onze rechtmatige plaats in de Europeesche samen-
leving met gezond zelfvertrouwen krachtig verdedigen
gaan, waarvoor allereerst noodig is de algemeene ge-
dragslijn vast te stellen, die Nederland bij de recon-
structie ‘van de internationale handelspolitieke ver-
houdingen zal hbben te volgen.

De pers heeft ons de mededeeling gebracht, dat in
verschillende landen commissies benoemd werden om
de hier bedoelde reconstructie-politiek in studie te
nemen. Waarom blijft Nederland hier achter? Moeten
we maar weer afwachten tot de landen, die ons de
handelsverdragen opzegden, ons ontwerpen voor nieu-
we tractaten voorleggen, wellicht nadat zij onderling
tot overeenstemming gekomen zijn over zekere groeps-

bevoorrechtingen? Waarom niet een actieve verdra-
gen-politiek aangedurfd (na behoorlijke voorstudie
door competente personen) en aan de landen onze
rechten als vrijhandeisstaat kenbaar gemaakt? Ook
voor Nederland is er bovendien alle aanleiding om
[os te komen van oude bezwarende overeenkomsten.
En dan dringt zich nog de
‘belangrijke
vraag op of
het niet op den weg van Nederland zou liggen om
aan den Volkenbond voorstellen te doen ten einde te
geraken tot een vereenvoudiging van de handeisver-
dragen door de leden van den Volkenbond een over-eenkomst te laten sluiten, waarin algemeen gebruike-lijke voorschriften worden verzameld betreffende cle
gelijke behandeling voor de onderdanen ‘van verschil-
lende landen, de gelijkstelling der vlaggen, de toe-
lating van consuls, enz.

Van Nederlandsche zijde is er inderdaad heel wat
op het gebied van de verdragen-politiek te overwegen.
rvten denke bijv. san de wenseheljkheid om grondig
te doen onderzoeken in hoeverre het misschien thans
reeds aangewezen is om voor de Nederlandsche kolo-

niën voortaan afzonderlijke handelsverdragen te slui-
ten, zulks vooral in verband met de economische ont-
plooiing van Nederlandsch-Indië, welke rechtsper-
soonlijkheid een eigen economische politiek eischt, die
niet langer ondergeschikt mag zijn aan zuiver moeder-
landsche belangen. Dit uiterst belangrijke vraagpunt

is tot dusver nog niet ernstig onder de oogen gezien
en het is wel opmerkelijk, dat de grootste koloniale mogendheden, Engeland en Frankrijk, wel degelijk
afzonderlijke koloniale handelsovereenkomsten met
Nederland sloten.

Voorts is het zeker van niet minder belang, dat
eens nagegaan worde op welke wijze Nederland zich
als vrijhandeisstaat een wapen ‘zal kunnen verschaffen
tegen de landen, die ons de meestbegunstiging zouden

willen onthouden. In dit verband zal het goed zijn in
herinnering te houden, dat de Kroon zich
bij
art. 8
van de bekende Scheepvaartwet ‘van 1850 (Staatsblad
No. 47) het recht voorbehield om ten aanzien van
schepen van natiën, die Nederlandsche schepen of
goederen met die schepen vervoerd op de een of andere

wijze achterstellen bij nationale schepen of de goede-
ren daarmede vervoerd, maatregelen van wedervergel-
ding te nemen, bijv. door het heffen van hoogere in-
voerrechten. Een dergelijke maatregel ten aanzien
van producten van naties, ‘die onzen invoer ‘bij dcii

invoer van andere volken door hoogere tarieven ach-
terstellen, ‘zou voor het voeren van een vruchtbare
handelspolitiek ongetwijfeld van groot nut kunnen
zijn. Wij zijn het aan onze internationale positie ver-
plicht om ons een retorsie-middel te verschaffen. Er

moet een einde komen eau onze handelspolitieke on-
macht, die er toe leidt, dat wij er mede moeten instem-
men, dat voor het verkrijgen vn billijke voorrechten
als vrijhandeisstaat onze zuiver fiscale toltarieven

voor een deel op bestaande hoogte wordeu vastgelegd.
Het Nederland van heden en niet minder de Neder-
landsche koloniën – de eenige koloniën ter wereld,

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

543

waar liet vrijhandelsstelsel gehuldigd wordt – vragen
een actieve haiidelspolitiek, die krachtig opkomt voor
het recht van volledige meestbegunstigiizg in alle

staten.
Wij hopen, dat de regeering niet langer talmen
zal met de instelling van een speciale commissie voor
het ontwerpen van de gedragslijn te volgen bij de ver-
nieuwing der handeisverdragen, een commissie be-
staande uit enkele practici en theoretici, in elk geval
uit wezenlijk deskundige leden, die zich bewust zijn
waar het om gaat, die de materie volkomen ‘beheer-
schen en die in staat zijn ‘zich gedurende eenigen tijd
met ernst aan de goede zaak te wijden.
L. J. VAN DER WAALS.

DE WERELDMARKT VAN DE

STAALINDUSTRIE NA DEN OORLOG.

II.

De ruwijzerproductie van het
Duifsche tolgebied

bedroeg in 1913 19,3 millioen ton, de staalproductie
was bijna zoo groot. De uitvoer van ijzer- en staal-
waren uit het Duitsche tolgebied bedroeg in 1913
6,5 millioen ton, het uitvoersurplus 5,88 millioen
ton. (Zou men den uitvoer in vorm van machines,
werktuigen en andere fabrikaten in rekening bren-
gen, dan zoude men tot het resultaat komen, dat
v66r den oorlog ongeveer de helft van de Duitsche
staalproductie in het buitenland geplaatst werd.
Het gaat hier echf,er slechts om den uitvoer van
staal en ijzer zelf). Duitschiand, Engeland en de Vereenigde Staten
hadden dus, zooals uit de tot dusver vermelde getal-
len blijkt, in 1913 een uitvoer va’n ijzer- en staal-waren ter hoogte van ongeveer. 14,2 miljoen ton,
waartegenover een invoer van deze landen ter hoogte van ongeveer 3,1 niillioen ton, meestal van producten
van geringe waarde in het aanvangsstadium der

fabrikatie stond.
Over Duitschland’s ijzer- en staalproductie en zijn
uitvoer in 1919 zijn de cijfers niet ter beschikking.
De staalproductie zal ongeveer 8 ‘millioen ton bedra-
gen hebben, ‘de uitvoer betrekkelijk weinig belang-

rijk geweest zijn. De Vereenigde Staten en Engeland
exporteerden in 1919 te zamen ongeveer 6,6 •millioen
ton tegen 7,7 millioen ton in 1913, ‘hun uitvoersur-
plus bedroeg ongeveer 5,7 millioen ton tegen 5,1
millioen ton in 1913. Het enorme aandeel in de
vraag op de wereldmarkt, dat v66r den oorlog door
Duitschiand gedekt werd, werd niet gedekt. Waarom
niet? Omdat de productie te gerin’g was. Hetgeen
den productielanden ter beschikking stond, hielden
zij in de eerste plaats ter voldoening van hun eigen
behoeften. Onder zulke omstandigheden moesten de van invoer afhankelijke landen hun ‘behoeften
nog meer beperken dan de productielanden. •(Wat de prijzen betreft, zoo zou het te ver voeren
op de noteeringen in de internationale staalindu-
strie sedert den oorlog nader in te gaan. Wij wijzen
er slechts op, dat de prijs van staafijzer in Duitsch-
land v66r den oorlog ongeveer 100 Mark per ton en
in Februari 1920 2600 Mark was. De prijs voor het
buitenland was nog veel hoogpr. De gemiddelde prijs
van cbmmon bar iron in Chicago was in 1907 (hoog-conjunctuur) per lb. in centen 1,78 en in de volgende
jaren tot en met 1918 1,56, 1,43, 1,45, 1,22, 1,32,
1,43, 1,06, 1,24, 2,31, 3,77, 3,50. In het jaar 1919
was de höogste maandelijksche gemiddelde prijs in Januari 3,13. Deze viel tot 2,50 cent in de maanden
April, Mei en Juni en’ steeg tot 2,83 cent in Decem-
ber. In Engeland zijn de prijzen buitengewoon hoog.
De tegenwoordige noteering van common bar iron is
26 £ per ton en de winsten van de Engelsche ijzer-
industrie zijn thans enorm.)
Hoe is het nu ‘met de voornitzichten voor de toe-

komst
gesteld? Dit vraagstuk mag met behulp van
het volgend overzicht der ontwikkeling van productie en buitenlandsohen handel van de Vereenigde Staten,

Engeland en Duitschland sedert het ‘begin van deze
eeuw in liet kort nader onder de oogen gezien worden.
Vereenigde Staten

1903

1913

1919
(Miii.
grosi ton)

Ruwijzerproductie ……..
18.09

30.97

30.58

Uitvoer

van ijzer

0.33

2.75

4.39

Invoer

en staal-

1.18

0.32

0.32

Uitvoersurplus J waren I

0.85*)

2.43

4.07

‘l
7
ereenigd Koninkrijk
(Miii.
njetr. ton)

Ruwijzerproductie ……..
8.95

10.26

. 7.37

Uitvoer
van ijzer

3.56

4.93

2.22

Invoer

en staai-

1.30

2.22

0.51

Uitvoersurpius
J
waren

.—.
j


i

:
i

Duitsch tolgebied
(Miii. metr. ton)

Ruwijzerproduetie ……..
10.09

19.31

Uitvoer

van ijzer j’

3.48

6.50
Invoer

en staal-

0.32

0.62

Uitvoersurplus J waren

3.16

588

Reeds op het einde van de laatste eeuw werden

van eene overstroomiug van Europa door Amen.
kaansch staal fabels verteld. De Amerikanen zouden,
zoo werd beweerd, de goedkoopste ertsen, de meest
productieve fabrieken, de bekwaamste arbei’ders, de
geduchtste commercieele organisatie, enz. hebben, en
zij zouden de wereldmarkt gemakkelijk kunnen ver-
overén. De Amerikaansche staalindustrie breidde zich

onophoudelijk en• vlug uit, zoo snel en de behoeften
in zulk een mate vooruitloopend, dat daardoor eene chronische en bijna permanente bovenmatige pro-S
ductie veroorzaakt werd, die het absorbeerend ver-
mogen van de markt ‘dikwijls te boven ging, haar
periodiek schokte en vaak plotselinge prijsdalingen te
weeg ‘bracht. Eerst de in 1901 opgerichte U. S. Steel
Corporation slaagde erin, nadat zij op het einde van
1903 eene .dochter.maatschappij voor den uitvoer ge-
sticht had, langzamerhand een deel harer producten
in het buitenland af te zetten. Ook zij echter was
niet in staat, hoewel inmiddels ‘de productie-capaci-
teit van de Amerikaansche staalindustrie die van En-geland en Duitschiand gezamenlijk ‘bijna bereikte, te
verhinderen, .dat een groot gedeelte van ‘hare fabrieken
bijna voortdurend stil lag, terwijl ‘de zich snel uit-
breidende wereldmarkt hoofdzakelijk door Engeland
en Duitschland ‘bediend werd. De Steel Corporation heeft zelfs vanaf 1909, van welk jaar af zij dienaan-
gaande cijfers publiceert, ‘tot 1915, hare productie-
capaciteit gemiddeld per jaar slechts tusschen 67 (in

1911)
. en 90 pOt. (in 1912) kunnen gebruiken. In 1916
konden al hare fabrieken voor den eersten keer ‘gedu-
rende het geheele jaar op volle kracht werken. Tijdens

den oorlog ging het
namelijk
‘slechts om de productie.

De ibetaling geschiedde door de regeeringen, die met
prijzen weinig of geen rekening hielden. Dat het
slechts bij wijze van uitzondering mogelijk was,. de
Amerikaansche staalindustrie tijdens den oorlog op voile capaciteit gaande te houden, ‘heeft echter ook
aangetoond dat haar productievermogen de afzetmoge-
lijkheid voor werkelijk productieve doeleinden bijna
altijd overtreft; Nu is tijdens den oorlog en ‘sindsdien
de productiekracht van de Amerikaansche ijzer-in-
dustrie verder en wel ‘buitengewoon gestegen. Het
tegenwoordig productievermogen van ruwijzer wordt
op ongeveer 45 millioen, dat van ruwstaal zelfs op
49 millioen ton geschat bij een ruwstaalproductie van
ongeveer 34 miflioen ton in 1919 en 43,05 en 43,62
millioen ton in 1918 en 1917. De productie-capaciteit
van de Vereenigde Staten voor ruwstaal wordt thans
geschat bijna dubbel zoo groot te zijn als die van al
de andere landen gezamenlijk en wat ‘de z.g. wereld-markt absorbeeren kan, resp. de omvang van den ge-
zamenlijken staalinvoer van alle andere landen, is in
vergelijking met deze enorme hoeveelheid van betrek-
kelijk weinig beteekenis. Terwijl ‘dus Amerika voor

*) Invoersurplus.

544

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

den oorlog ondanks zijn ook toen reeds enorme pro-
ductie met uitzondering van enkele ‘bepaalde fabri-
katen en behalve in gunstig gelegen landen tegen de Engelsehe en vooral tegen de Duitsche concurrentie
niet opgewassen was, heeft de Amerikaa’nsche staal-
industrie thans op de wereldmarkt zonder twijfel een
veel gunstiger positie. Of zij echter in staat zal zijn, een percentsgewijze grooter aandeel van hare pro-
ductie dan voor den oorlog en in 1919 uit te voeren,
dit zal eenerzijds afhangen van de kracht der Euro-
peesche concurrentie, en anderzijds en vooral van de
koopkracht der buitenlandsche afnemers. Er werd
reeds op gewezen dat de stijging van de vroeger al zeer
hooge productiekosten in Amerika nog voortduurt.
Die, landen, ‘voor welke Amen kaansche staalwaren
de goedkoopste zijn zullen derhalve een sterken prik-
kel hebben, een eigen staalindustrie in ‘t leven te
roepen of zij zullen, indien zij hiertoe niet in staat
zijn, het vcrj)nuik van staal aoo’veel mogelijk moeten
beperken.

In de ijzerindustrie van het Europeesche continent
heeft de afloop van den oorlog verschuivingen van ‘de
grootste economisohe en ook politieke beteekenis ten
gevolge gehad. Volgens de tabel aan het begin van dit
artikel stond Frankrijk met betrekking tot zijn erts-productie reeds voor den oorlog op de derde plaats
na de Vereenigde Staten en het Duitsche tolgebied
voor Groot-Brittannië. Nu neemt Prankr:ijk ver voor
Engeland de tweede plaats in, terwijl Duittohland zijn
vroegere sterke positie heeft verloren. En daarbij was
Duitschland reeds voor den oorlog in veel grootere
mate dan ieder ander land van den invoer van ijzer-
erts afhankelijk. Deze bedroeg in 1913 14,02 millioen
ton (en wel hoofdzakelijk uit Zweden, Frankrijk en
Spanje),’ dat is ongeveer 8 pOt. van de toenmalige
wereldpnoductie. (De invoer van ijzererts in Groot-Brittannië bedroeg in 1913 7,44; 1918 6,58 en 1919
5,20 millioen ton.) Met het ertsinvoersurplus vanr
Duitschland stond dit land te aamen met de eigen pro-
ductie in 1913 47,35 millioen ton, d.i. meer dan 27 pOt.
van de ‘gezamenlijke wereldproductie ter beschikking.
Daarvan waren echter slechts 7,48 millioen ton, dus
nog niet zesde deel Duitsche ertsen, nesp. uit het
tha’ns verkleind rijksgebied afkomstig. Want van de
ertsproductie van 35,94 mill. ton in 1913 kwam 21,13
uit Lothaningen en 7,33 uit Luxemburg. Deze erts-
gebieden liggen thans buiten het Duitsche rijk. Tot
‘de ruw-ijzerproductie van het Duitsche tolgebied in
1913 droeg Lotharingen-Luxemburg 33,24 pOt., het
Saar.,district 7,1 pOt. en Opper-Silezië ongeveer 5 pOt.
bij. De verliezen aan k’oienbezit zijn in ‘het Westen ge-
ringer. Uiterst gevoelig zouden deze echter zijn, indien
Opper-Si’lezië aan Polen zou ‘verloren gaan. Daai’bij
komen de bekende zware ‘kolenleveringsverplichtingen
aan de Entente-S’taten.

Of, in hoeverre en in binnen welken tijd de in
Frankrijk gekoesterde plannen omtrent den opbouw
van een reusachtige staalindustrie zich sullen laten
verwezenlijken, dat zal voor de toekomst van de we-
reldmarkt der staalindustrie van uiterst groote, bijna
‘beslissende beteekenis zijn.

Voor den oorlog ‘betrokken Lotharingen en Luxem-
burg cokes uit het Saar- en vooral ui’t het Ruhr-
district en de cokes-‘kwestie blijft voor Frankrijk nog
op te lossen. In ieder geval heeft echter Frankrjks
positie, wat de ijzer-industrie betreft, in vergelijking
met den tijd van voor ‘den oorlog een buitengewone
verbetering ondergaan, in de eerste plaats door de

zeer aanzienlijke uitbreiding van deze industrie, die
tijdens den oorlog in het onbezet geblèven deel van
het land heeft plaats gehad, en in ‘de tweede plaats
door die, welke een gevolg is van de toevoeging van

het Saar-gebied en van Lothaningen aan Frankrijk.

De ruw-ijzerproductie van Frankrijk ‘bedroeg voor
den oorlog ongeveer 5,3, de s’taalproductie 4,7 millioen
ton. Lotharingen had in 1913 een ruwijzer-productie
van 3,86 en een staalproductie van 2,29 mill. ton.

Deze getallen zijn ‘voor ‘het Saar-d’istrict 1,37 en 2,08
miii. ton. Met Lothaningen zijn een aantel van de
grootste fabrieken der Duitsche ijzer-industrie i’n het
bezit van Frankrijk gekomen, zoo de Rombacher-
Hütten, de hoogovens in Uckingen van ‘de firma
Stumm, de Kneuttingen-Hütto van Aumetz-Friede,
de Karls-Hütte bij Diedenhofen van de firma Röck-ling, de faibrieken ‘van Wendel in Hayingen, welke
wel is waar reeds zeer lang onder Fransche contrôle
hebben gestaan en ook na 1871 Fransoh gebleven zijn.
Voorts de reusac’htige fabrieken van Thijssen in Ha-
gendingen, dat thans Hagendange heet, welke als een
wonder van ingenieurskunst werden geroemd. Verder
heeft Frankrijk in het Saar-distnict ter beschikking
de groote fabrieksinistallaties van Stûmm, Röchling
en in Burbach
bij
Saarbrücken en ten slotte de ge-
heele industrie van Luxemburg, onder deze de groote
werken van Duitsch-Luxernburg, Düdelingen, Gelsen-
kirchen enz. De ‘ondervindingen en de resultaten van
den arbeid van tientallen jaren nijn daardoor Frank-
rijk in den schoot gevallen.

Duitschland geraakt echter door de noodzakelijk-

1ieid van vermeerderden ertsinvoor voor de in zijn
bezit gebleven ijzerwerken met betrekking tot deze
voor het land belangrijkste industrie in verhoogde

mate afhankelijk van het ibuitenland en liet aantal
van de onmisbare grondstoffen voor welker invoer
Duitschland met den invoer ‘an afgewerkte producten
moet betalen, wordt vermeerder’d.door een zeer ‘belang-
rijke post. Men zal misschien hiertegen aanvoeren dat
de zaak niet zoo tragisch is. De ertsen zijn, zal men
zeggen, voorhanden, zooals vroeger en men zal
Duitschland met valuta-leeningen helpen, om voor
zich de noodige ertsen, alsook andere grondstoffen tij-
dens ‘den zwanen overgangstijd te verschaffen. Deze
en dergelijke tegenwerpingen zijn echter slechts ge-

deeltelijk juist. In de eerste plaats geeft liet bezit van ertsen den bezitters meestal aanleiding, erop
bedacht te zijn, deze zelf te verwerken. Voorts groeit
het aantal ‘van de mededingers naar ertsen onophou-

delijk.
En ‘de valuta-leeniu,gen! Hoezeer wordt haar betee-kenis overschat! Maar daarvan afgezien, mag een land
met een zoo groote industnieele ‘bevolking, zooals
Duitschlan’d, bij dekking van zijn meest uiteenloopende
behoeften niet van ‘va’iuta-leeningen, dus van de
gunst van anderen afhankelijk zijn.

Daar men nu echter eenmaal ‘met de gegeven we-
reldconstellatie moet rekening hou’den, zoo zijn
natuurlijk valuta-leeningen voor Duitschiand bitter
noodzakelijk. Wie zijn been verloren ‘heeft, moet zich
met een kunstbeen behelpen en het is altijd nog beter
gebrek te lijden, dan te verhongeren. Gebrek en on-
dervoeding zal echter het lot zijn van een groot ge-
deelte van het Duitsohe volk in ‘de volgende tientallen
van jaren, indien het niet binnen korten tijd erin
slaagt, de productie van den ei’gen grond aanmerkelijk
te verhoogen. Daarin moet het voornamelijk zijn heil
zoeken, ‘daardoor in de eerste plaats zijn lijdensweg
bekorten. Toch moet men zijn verwachtingen vooral
niet te hoog spannen. De volkeren en zeker niet het
grootkapitaal van Amerika en Engeland, welke voor-
nemens zijn ‘grondstoffen, nl. de door hen in beslag
genomen rijkdommen, in Duitschland te laten ‘afwer-
ken, zullen den Duitschen loonarbei’d niet juist den
afzet van ‘bijaon’der winstbrengende producten van
groote waarde toestaan. Reeds voor den oorlog werd
over de Duitsche concurrentie in de geheele wereld
veel geklaagd en dikwijls terecht. Waar zullen nu de
markten vandaan komen, wanneer Duitschland nog
een groeten deel van zijn industrieele productie, van
de voortbrengselen van zijn noodzakelijk slecht be-
bonden arbeid in ‘het buitenland moet ter markt
brengen. Men ‘kan het levenspeil van een groot indu-
strievolk niet degradeeren, zonder dat de arbeid van
de andere volkeren daardooi mede neergetrokken
wordt en het zoogenaam’de veredelingsverkeêr, waar-

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

545

mee Duitschiand bezig gehouden zal worden, heeft

veel nauwere grenzen dan vele van hen thans erken-
nen, die -daarvoor propaganda maken.

En juist door -den afzet van de voortbrengselen van
zijn ijzerindustrie, die de werel.dmarktsedert het be-
gin van onze eeuw in snel toenemende mate begon te
beheerschen, werd Duitschiand in staat gesteld zijn
vlug groeienden invoer te vereffenen. Door vermin-
derde mogelijkheid te produceeren, belemmerde en
duurdere productie aan -den eenen kant, door ver-
scherpte concurrentie van het buitenland (Engeland,
België en Amerika) aan den anderen kant zal Duitsch-
land in de toekomst op de wereldmarkt van de staal-.

industrie slechts een veel minder aanzienlijke plaats
innemen, dan voor den oorlog. Slechts door verre-
gaande verfijning zal Duitschland in staat zijn te con-
curreeren. Concurrentie is echter uitgesloten met be-
trekking tot de ,,zware” producten, ten aanzien waar-
van i)uitsohlan-d voor den oorlog een overheerschen-de

positie heef t gehad.

Tengevolge van de noodzakelijkheid met het mate-
riaal uiterst spaarzaam te zijn, zal Duitschiand in de
toekomst op het gebied van de ,,zware” ijzer-industrie
in ‘t geheel niet kunnen uitvoeren of slechts zeer
weinig. Het tijdperk van het goedkoope Duitsche
staal is nu heelemaal afgeloopen. De concurrentie er-
van was weliswaar voor de andere productie-landen
zeer ouaangdnaam, doch ze ‘heeft tot de uitbreiding
von het verbruik van zoovele andere industrieën, tot
ve -gemakkelijking van den spoorweg-, soheepbouw
enz. en daar-door tot verhooging van de cultuur in
alle landen zeer veel bijgedragen. Van de vele belang-
rijke omwentelingen van economischen aard, tenge-
volge van den wereldoorlog is dit feit een der aller-
belangrijkste. T.
SINGER.

DE EIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijk over-zicht met bijlagen van de opbrengst der Rijksmidde-
len over -de maand Mei 1920, vergeleken met de over-
cenkomstige cijfers van Mei 1919.
De oorlogswinst- en verdedigingsbelastin-gen brach-
ten tot dusver in totaal op
f
733.116.605, waarvan

f
541.776.643 op rekening komt van eerstgenoemde
heffing.

Met inbegrip van de opcenten -ten behoeve van het
Lceningfon-ds – behalve die op den suikeraccijns,
welke -geene verzwaring van belastingdruk medebrach-
ten – is dus in totaal
f
889.176.570 ontvangen uit
belastingheffing, die haren grond vindt in de buiten-.
gewone omstandigheden.

De gewone middelen -brachten in -de afgeloopen
maand
f
41.140.323 op, tegen
f
28.857.970 in Mei 1919
en vertoonen mitsdien een vooruitgang van

f
12.282.353. De opbrengst in de eerste vier maanden
van 1920 overtrof de raming met
f
21.674.838, terwijl
-de opbrengst in Mei 1920 -de raming met
f
15.337.281
overtrof. Tot dusver overtrof de -opbrengst van 1920
de raming derhalve met
f
37.012.119.

In-dien de middelen ook in -de volgende maanden
van 1920 zoo ruim vloeien zou de oorspronkelijke
raming met 90 â 100 millioen worden overschreden.
Weliswaar komt zij niet geheel aan het dienstjaar
1919 ten goede, -doch er is geen reden om aan -te ne-
men, dat het bedra-g, hetwelk van die overschrijding
aan vroegere dienstjaren moet ten goede komen, niet
in het jaar 1921 ev. ten v-oordeele van het dienstjaar
1920 zal worden ontvangen.
Tegenover -dit gunstig verschijnsel moet echter met
nadruk worden gewezen op de zware eischen, die in
-de naaste toekomst aan de schatkist zullen worden
gesteld en -die voornoemd bedrag van
f 100.000.000
zeer verre overtreffen.

In de Memorie van Antwoord naar aanleiding van
het Voorloopi-g Verslag der Commissie van Rappor-
teurs over de Staatsbegrooting van het -dienstjaar 1920

(Handelingen Eerste Kamer 1919, 1920, blz. 334 vlg.)
werd het tekort op -den gewonen dienst van het dienst-
jaar 1920 op
f
30.000.000 geraamd, terwijl voorts werd
becijferd, -dat dit tekort door de aldaar genoemde in
de naaste toekomst te verwachten uitgaven tot
f 143

millioen zou stijgen. –
In -dit totaal waren niet begrepen -de belangrijke
kosten, welke de regeling v-an de vrijwillige ouder-
domsver-zekering gedurende den overgangstij-d voor
het Rijk zal ‘medebrengen. Deze kosten, welke in het voor de schatkist ongunstigste geval tot
f
31.000.000

zouden stijgen, zijn voor een juiste raming niet vat-
baar, evenmin als de nog te verwachten uitgaven
voor de volksgezondheid, de onderwijzerssalarissen,
voor tijdelijke -bij-dragen ingevolge de woningwet, voor
den aanleg van tramlijnen e.d.

Voormeld -bedrag van
f
143.000.000 moet voorts
worden vermeerderd met de volgen-de -bedragen:
wegens het verhoogen met 40 -inplaats van met 20 pOt.

van reeds toegekende pensioenen
f 4.000.000;
wegens
het bedr-a-g, dat van de aanhangige -suppietoire verhoo-
gingen ten laste van -den gewonen dienst komt ruim

f
13.500.000; geraamd tekort
f
160.000.000, afgezien
van voornoemde niet voor raming v-atbare uitgaven.
Uit het vorenstaande volgt, dat, ondanks de zoo
sterke stijging van de opbrengst -der -belastingen, aan
een verdere versterking der middelen niet zal
zijn
te

ontkomen en tevens dat die stijging geene aanleiding
zal mogen opleveren voor het ‘brengen van wijziging
in de overtuiging, welke de Regeering in Troonrede en Millioenennota reeds tot uiting bracht, dat, van-
neer aan de eischen, -die een onafwi.jsbaar en urgent
karakter dragen zal zijn voldaan, niet mag worden
voortgegaan met het leggen van steeds nieuwe lasten –
op ‘s Rijks schatkist.

Tot -de gunstige resultaten van Mei 1920, in ver-
gelijking met Mei 1919 -droegen alle middelen bij, –
behalve -de -grondbela-sting, de personeele belasting,
de -belasting op gouden en zilver-en werken, het sta-
tistiekrecht, -de Staatsloterj, en -de akten voor -de jacht
en visscherij. –

De lagere opbren-gst van de grondbel-asting is toe
te schrijven aan vertraging bij de aanslagregeling, -die
gewoonlijk op 25 Januari gereed is, doch in -dit jaar
eerst in de maand Maart kon worden vastgesteld.
De lagere opbrengst van de personeele belasting is
een gevolg van de vertraging, welke de aanslagrego-
ling ondervindt door de herschatting van meubilair

en huurwaarden. –
De meerdere baten uit inkomsten- en vermogens-
belastingen zijn in hoofdzaak -toe te schrijven aan de,
met ingang van 1 Mei 1919 in werking getreden
-tariefsverhooging in-gevolge -de wetten van 11 April
1919, (Staatsbia-den Nos. 169 en 170); deze wetten
-deden in Mei 1919 hunnen invloed nog niet gevoelen.
De meerdere opbrengst van de -dividend- en tan-
tième-belasting -is hieraan toe te schrijven, dat de
wet op -die belasting, alhoewel zij met in-ga-ng van 1 Mei 1918 in werking trad, eerst in 1919 haren invloed
begon te doen gevoelen en in Mei 1919 in vergelijking
me-t. Mei 1920 -nog slechts weinige aanslagen werden
ingevorderd.
De hoogere opbrengst van -den suikeraccijns is voor-
namelijk te danken aan het meerder verbruik tenge-
volge van -den gerezen loonstandaard.
De meerdere opbrengst van -den wijnaccijns hangt vermoedelijk samen met den ruimeren invoer ten ge-
volge van den lageren frankenkoer-s.

De stijging van -den gedistilleerdaccijns is een ge-
volg van het -ophou-den der rantsoeneerin-g van grond-
stoffen, terwijl voorts valt te wijzen op de met 7 April
1919 ingegane tariefsverhooging. In Mei 1919 is
weinig veraccijnsd, omdat in April 1919 tegen het
lagere accijnabedrag zeer veel was uitgesl-agen.
De stijging in -de op-brengst van den ‘zoutaccijns
hangt samen met een toenemende productie, die van
den geslachtsaccijns met de hoogere veeprijzen, – die

545

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

van den bieraccijns met den groDteren voorraad grond-
stoffen.

Het ruime vloeien van de zegelrechten zal wel zijn
te danken aan de met ingang van 1 Augustus 1919 in werking getreden wet van 27 Juni 1919 (Staats-
blad No. 432) tot wijziging der Zegelwet 1917 en aan
de verscherping van het toezicht.

De zeer belangrijke toeneming van het Registratie-
recht houdt verband met meerdere overgangen van
vast goed, met het grooter aantal uitgiften van nieuwe
aandeelen in Naamlooze Vennootschappen e.d.

De
stijging
in •de opbrengst der invoerrechten is
een gevolg van prijsstijging, van toenemenden invoer
en van het inhalen van den achterstand na het einde
van de transportstaking.

Het statistiekrecht ‘bracht minder op tengevolge
van afneming van den uitvoer door den hoogen stand
van den gulden.
De belasting op gouden en zilveren werken vloeide
trager waarschijnlijk door de vermindering •der oor-
logswinsten. –

LONDENSCHE CORRESPONDENTIE.
1)

De voorgestelde
heffing
ineens van

oorlogsvermogerts; de onderhandelingen

met Krassin; de zilverpositie.

Onze Londensche correspondent schrijft ons d.d.
19 Juni 1920:

Te
have not yet finished with the agitation con-
nectecl with the proposed
Levy and. Capital
acquired

duting the War. Officially killed a fortnight ago, its
ghost oontinues to walk and the vehemence of the
opposition to the whole financial policy of the
Government shows no sigu of abatement. This week
a new and formidable critic has emerged in the
person of Mr. Reginald McKenna, himself au ex-
Ohancellor of the Exchequer, and now Chairman of
the largest English Joint-Steek Bank, the Loudon
Joint City aiid Midiand Bank, and, bitterest stroke
of all, the author of the Excess Profits Duty. His
argument that the limits of taxation have been
reached has attracted much attention, although it is
made the subject of some eriticism in to-days ,,Eco-
nomist”, and bas furnished the occasion of some fi
nancial sermons both by the Liberal Opposition Press
and by the business community, which desires to kili
the Excess Profits Duty. Briefly put, Mr. MeKenna
estimates the pre-war excess of production over con-
sumption at 600 millions sterling. Of this amount,
400 millions represented capital savings reinvested,
200 millions were appropriated by the Government.
As the pre-war pound was worth in purchasing po-
ver two and one third times the present pound, it
follows that, assuming no change in the national
produetivity, the 600 millions would represent about
1400 millions to-day. But present productivity is
only about 80 pOt. of the pre-war figure. Conse-
quently, considering the necessity of coutinued
saving, the limit to the taxable capacity of the na-
tion was about 1000 millions sterling, and the net
couclusion to wh-ich, Mr. McKenna came, was that
as this anzount was actually exceeded in the current
tax proposals there was actually heavy over-taxation
of the nation. The result was a stripping of industry
of its indispensable capital funds, with a consequent
•dependence of industry en the banker. His speecli
conciuded with an attack en the Excess Profits Duty. This speech was delivered at the dinner of the Natie-
nal Union of Manufacturers last Monday. At the
meeting which preceded it, some violent speeches
had been delivered, directed both against the tax and
against the Chancellor himself, It must be recogni-

1)
Wij meenen in den geest van onze lezers te handelen
door deze brieven in hun oorspronkelijken vorm weer te
geven. – Bed.

sed that Mr. Chamberlain’s position is an exceed-
ingly diffieult one. Quite apart from the urgent need
for as much money as he eau lay his bands on, his
speech en the War Levy in the Heuse of Commons,
though a very able speech, was based on a line of
argument which practically forces him, faute de
mieux, to retain existing taxes. The Select Committee
of the House of Commons had proposed a scheme
which was estimated to bring in about M. £ 550, col-
lected from 75000 persons. Their scale b6gan only with
fortunes which were over £ 25000 before the War:
there being a graduated scale whioh exempted the
whole of the increase if the pre war fortune was
below this amount, and which ended ‘by taking 30
pCt. of the increase when the pre war wealth was
over half a million pounds. This scale was chosen in
preference to two scales proposed by the Board of
Inland Revnue, which would have brought in £ 900
and £ 1000 millions respectively Mr. Ohamherlain had
littie difficulty in showing that of this £ 500 millions,
only £ 350 millions could be collected within 3 years,
the remainder would have to be spread over as long
a period as, ten years if injustice was to be avoided
to individual cases, and based the case for rejection
in part en the ground that ,,As a fiscal expodient the
levy is a failure….the Excess Profits Duty in the
same period will produce nearly twice as much if
profits continue at anything like the piesent rate.”
Hence if he is to meet the supporters of the Levy on
his chosen ground, he cannot reject the duty vithout
deepening the suspicion already widespread in eer-
tain circies that the Government is the tool of finan-

cial and business interests.
The controversy has yielded certain infoiimation
of general as well as fiscal interest. It appears that
the estinate of the well-known economist and statis-
tician, Dr. J. C. Stamp, published in the ,,Economic
Journal” in Sept. 1918, that the aggregate net in-crease in the value of all property during the War
was about £ 5300 millions, (6300 millions increase as
against 1000 millions decrease in the separate items),
was an over estimate. The question was gone into
by the Board of Inland Revenue, their estimate of net
increase being £ 4000 millions (f 5065 inerease against
£ 1075 millions decrease in the separate items). The
question as to how much wealth is available for a levy
of course depends on the distribution of these losses
amongst individuals whose aggregate wealth has
increased or decreased, for the rise in the value of
one item of property held by an individual whose net
wealth has fallen will not expose him to the levy. The
net effect seems to be that the increase of wealth in the
hands of individuals whose total wealth has also in-
creased is some £ 4200 millions of which £ 1334 mil-
lions are held by persons whose total wealth is under
£ 5000 per head (and who would therefore be exempt
from the levy, even en the Inland Revenue basis),
whilst the remainder is held by 300.000 persons in
the following categories. Tncrease of
lotal wealth.

Nuniber

of

ealtl,

between

Individuals.

millions.
Between
£

5.000 – £

10.000

106.500

£ 288
£

10.000 – £ 75.000

120.000

£ 549

£ 25.000— £ 60.000

42.300

£ 432

£ 50.000— £ 100.000

17.870

£407

£ 100.000 – £ 250.000

9.700

Ç 469

£
250.000—
£ 500.000

2.575

£ 314

£ 500.000 – £ 750.000

565

£ 129

£ 750.000 – £1.000.000

200

£ 64
£1.000.000
and over.

280

£ 200

This mornings press announces some concessions
with regard to the Excess Profits Duty. These con-
cern the statutory percentage – the rate of interest
allowable – and the relief to be given to small busi-
nesses. New capital employed by pre-war firms and
companies will have their statutory percentage increa-
sed to 12 pCt. and 10 pCt., as against existing rates
of 11 pOt. and 9 pOt.: new firms started during the

=_7=119
23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

547

war will of course enjoy these ‘new rates on the whole
of their capital. Small businesses making not more than £ 2000 profit will also obtain further benefits
3

for the tax free amount has been raised: the addition to the tax free amount is no longer to be one fifth of
the amount by which the profits fali ghort of £ 2000,
but one fifth of the amount by which profits fail short
of £ 4000,
plus
£ 200 in each case. Finally, in the
case of small businesses managed by the proprietors,
the pre war profits ,,may bo taken to be a sum equi-
valent to £ 500 for each working partner, working
full time in the management, plus the statutory pet
centago of the pro-war capital,” (official explanation published this morning), bijt this concession is made
subject to the condition that pre war profit worked
put in this way shali not exceed £ 750 for eacli wor-
king partner. It remains to be seen whether these
concessions will diminish the undoubted feeling

aginst the Act.

We hear little of the
rt.egotia.tions with M. Krassin,
and that littie is not very encouraging. The demands
now being pressed by the British Government for
recognition of pre war debts and compensation are
not in themselves unreasonable, ‘but they are capable
of heing used in such a way as to make the position of the Sovjet delegates impossible vis-k-vis of their

own supporters. M. Krassin is stated to be retorting
by a demand for the carrying out of the treaty obli-
gations assumed by the Entente towards the old
régime, and for compensation for the losses caused
by the emigré wars. The agitation against any deal-
ings with Sovjet authorities continues unabated.
The Minister for War (Mr. Churchill) contributed
a sensational article to a Northcliffe paper last Mon-
day, charging the Sovjet régime with the whole of
the distress to which Russia is now su’bject. This was
followed by the same paper obtaining M. Millerand’s
approval of the thesis. Clearly, the Government of
Mr. Lloyd George is a house divided against itself.
Mr. Lloyd George bas committed himself to the view
that there are materials available for export in Rus-
sia, and we now learn from Paris that M. Krassin
bas given some statistics bearing on the subject. It
appears that negotiations with English boot-centres
have not been successful, owing to the financial pio-
posals being unsatisfactory. Altogether, it is not
possible to be very optimistic on the subject.

The City seems, apart from the permanent pro-
occupation with Government extravagance, of which
we have had fresh examples this week, to be mainly
concerned with
the silver sifuatio’rt
and the India.n
Excbange. An altogether anomalous position is deve-
loping. The rupee is worth about 1/10-11 d. in paper
sterling, whereas it is the object of the Indian G’overn-
mont to maintain panty vith gold at the rate of
2 shillings to the rupee. Since the paper sterling is
wo.rth only sh. 3,96 gold, the present sterling rupee exchango is altogether unexpected, and is of course
due to the fail in silver. At the same time, the inter-
nal Indian rupee rate against gold is very confusing,
being both 15 rupees to £ 1 and 10 rupees to £ 1, ac-
cording as to whether the Indian Government is sel-
ling gold for rupees, or rupees for gold. There i
much adverse comment on the policy of selling draf ts
at limited amounts on England at about 2/4 the rupee,
to exchange dealers, who are netting large profits by
resefling at 1/10 per rupee. The trade situation is
suffering by the fali in silver, since this reacts on the
textile trades, but it should help to reduce prices for
Indian produce. The difficulties are well illustrated
by the almost complete failure of a new Housing
issue, for £ 43′ millions, borrowed by Bradford, Car-
diff and Croydon. The two first named cities must
have been greatly enriched by the war, yet the under-
writers have had to take up 84 pOt. of the Cardiff
issue, and 60 pOt. of the Bradford issuo: whilst
77
pOt. of the Croydon issue is left on their hands.

The housing problem is one of the most serious causes
of Labour unrest at the present time, and this week
we have had what is probably the most extravagant
expenditure on display during the Ascot race week
within experience- one paper estimating the expen-
cliture at £ 2 millions.
This weeks
bank return
and currency note return
are both more satisfactory: the stock of gold in the
bank has risen by £ 983.424, whilst the active circu-
lation is down by £ 201.495, thus the banking reserve
is increased by £ 1.184.919. Other deposits are decrea-
sed by no less than £ 4.320.309: Public Deposits have
increased by £ 817.694. The reserve ratio bas impro-
ved to 14Y4 pCt. Currency notes show an increase of
£ 599.393 against an increased holding of Bank of England notes of £ 350.000, so that the uncovered
issue bas expended by £ 249.393: the ratio to cover
(gold and Banknotes) now beipg 10.985 püt. as
compared to 10.905 pOt. a week ago. A small impro-
vement is also to be noted in the floating debt, which
was £ 1301,020,000 on June 12, 1920 as compared
with £ 1305,854,000
0fl
June 5; Treasury Bills out-
standing increasing by £ 6,216,000 whilst advances by
the Bank of England and Government Departments
(Ways and Means Advances) falling by £ 11,050,000.

The May Foreigu Trade Returos are as foliows:
Raw materials

Articles
and articles

wholiy or
Total, inciucling
Fond, Drink mainly ulima-

mainly nianu
miscellanerus
May 1920 and Tobacco

nufactured

factured
and unclassi
fied
(In
£
1000 Stg.)

Imports:

64,993

60,509

40,580 166,334
Exports :-
British

4,020

13,211

100,727
119,319
Foreign
&
Colonial

3,376

11,975

4,897
20,260

The
weight
of the Imports as estimated is:
(1000 Loos)

May,
1920

1,296

1,986

594
3,896
May,
1913


1,534

2,302

659
4,496
A
fuller examination of the significance of
these figures
vill

be

made

in

a

future

article, when the returns for
the whole six months
will
be available.

AANTEEKENINGEN.

Goudafgifte door circulaiiebari1cen.
– In het 22 dezer uitgebrachte Verslag van den Pre-
sident der Nederlandsche Bank treffen wij de vol-
gende beschouwingen inzake goudafgifte door circula-
tiebanken, inzonderheid door de Nederlandsche Bank,
aan:

De verwachting, dat met het eindigen van het wapen-
geweld ook de rust in het internationale geld- en handels-
verkeer zou terugkeeren, en daardoor weder meer normale
omstandigheden verkregen zouden worden, is in het afge-
loopon jaar nog niet verwezenlijkt. Integendeel zijn in
verschillende landen de moeilijkheden nog steeds toene
mond geweest, zoowel wegens den vrij plotselingen over-
gang van
eenen
oorlogs- in eenen vredes-toestand,waaraan het ontwrichte maatschappelijk leven zich wederom moest
aanpassen, als wegens de politieke en revolutionnaire ivoe-
liegen in een aantal landen, waarvan de gevolgen zich in
nog veel ernstiger ina-te deden gevoelen dan cle stoornissen
tijdens den oorlog. J)e wisselkoersen gaven dan ook cijfers te aanschouwen aan welker mogelijkheid vroeger niemand
had durven denken.
Natuurlijk was er in die omstandigheden voor versohil-
lende landen geen sprake meer van goud-afgifte om hunne
wissel-pariteiten te handhaven; hieronder vallen in de
eesste plaats de midden-Europeesche rijken, ook de nieuw
gevormde Staten, omdat hun goadvoorraad 6f geheel, 61
in verhouding tot hunne circulatie te veel was uitgeput.
Doch ook andere landen, wier goudvoorraad in verhouding
niet zoo sterk verminderd was, zijn in het afgeloopen jaar
niet tot goud-afgifte overgegaan, of hebben die goud-afgifte
tot enkele gevallen beperkt.
Zoo
o.a. de Scandinavische
landen, Zwitserland en Spanje van de neutrale, Engeland,
Frankrijk en Italië van de oorlogvoerende landen; Enge-
laad zond slechts een zeker bedrag aan goud naar de Ver-
eenigde Staten voor aankoop van zijne eigene schuldbi-ieven

548

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23
Juni 1920

in de markt, dus voor een doel, niet te brengen ouder hand-
having van wisselpariteiten, als vdÔr den oorlog.
Slechts cle Vereenigde Staten van Amerika gaven vrije-lijk goud af; reeds is het vermoeden uitgesproken, dat ook
dit financieel krachtige land niet lang daarmee zal voert-
gaan.
Wij
hebben in het afgeloopen boekjaar nog goud afge-
geven voor zuiver Nederlandsche belangen, voornamelijk
aan Zwitserland en aan onze koloniën, ten bedrage van

f
37.813.000,—. De vermindering van onzen voorraad goud
bedraagt iets minder, doordat wij in staat zijn geweest
enkele paTtijen goud in het buitenland en hier te lande
over te nemen.
Terwijl wij in het vorig boekjaar ook goud hebben afge-
geven aan Scandinavië en Spanje, hielden goud-afgiften
van zelf op ten opzichte van die landen, •welker valuta
beneden de onze terugliep. Tot goudafgiften aan Amerika.
toen de Ameritcaanscbe koers boven onze pariteit noteerde,
werd niet overgegaan, omdat Ihet duidelijk werd, dat door
goud-afgifte onze pariteit tegenover dat land op den duur tuet te handhaven izou zijn, en bovendien het af te geven
goud vermoedelijk ook voor andere doeleinden zou worden
gebezigd. De goud-afgiften aan ons Indië werden in den loop van het thans beëindigde boekjaar gestaakt en onze
verwachting, •dat de Indische koers niet ernstig zou schom-
meleut na staking dier goud-afgiften voor Indische reke-
ning, is uitgekomen; na enkele dagen in October 1919 tot
tea hoogste
104
te zijn opgeloopen, is de koers door-
loopend 1O1Y
2
h 1013/
4
genoteerd geweest.

Wijziging in cle organisatie der Lon-.
densche Effectenbeurs.
– Bij eene stem-

ming waaraan meer dan de helft der leden van de
Stock Exohange te Londen deelnamen – welke deel-
neming bij de onverschilligheid die de leden de laatste
jaren toonden ten aanzien der zaken van de Steek
Exchange, gunstig wordt geacht – zijn de in ons
nummer van 9 dezer vermelde voorstellen in zake
wijziging van de organisatie der Stook Exehange te
Londen aangenomen, soodait op de basis van die voor-
stellen de onderhandelingen tussehen de eigenaren en
de leden dier Beurs om aan ide ,,Dual Control” een
einde te maken, zullen worden voortgezet. Het is nog
niet zeker of zij tot een bevredigend einde zillen
voeren, daar sonimige aandeelhouders den geboden
prijS van £ 3.000.000 over 30 jaar voor de bezittingen
der Stock Exuhange Company niet hoog genoeg
achten. De shares, clie voor de bekeridwording -der
voorstellen
122
noteerden, doen na de aanneming 119.

ONTVANGEN:

.4 nsucaire international de Statistique,
publié par
l’office permanente de l’institut international de
statistique. IV. Mouvement cle la population
(A.niérique). La Haye 1920.

iT
a
t
nr
unci Lebensbeclingungen in tropischen und
trope’nnahen Gebieten.,
von Dr. Karl Sapper.
Au.sl anciwegweiser, herausgegeben von dem Ham-
burgisehen Welt-W irtsohafts-Arohiv und dem
Ihero-amerikani schen Institut: 3. Band. Ham-
burg 1920.

Brccsiliën, von
Adolf Bieler. Auslandwegweiser, hei-
ausgegeben von dam Hamburgisehen Welt-Wirt-
sehafts-Archiv und •dem Ibero-arnerikanischen
Institut: 4. Band. Hamburg 1920.

Nützliche Win,lce für Auswa.nderer n,a,ch Brasiliën;
herausgegeben auf Veraulassing und unter Mit-

wirkung der Einwanderer-Beratungsstelle der
I)eutsehen Kolonie in Rio de Janeiro von Dr. H.
linden. Hanlbur.g 1920.

Gedenlcboelc 200-jarig bestaan der Maatschappij van
Assurccntie, Discontering en Beleening der stad
Rotterdam, anno 1720. Rotterdam 192Q.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

D e E c o n o mi al. – ‘s-Gravenhage, 15 April
1920.

H. P. Ciamer, Het websontwerp op de grondbelas-

ting;
R. A. Gorter,
De eerste stap op het terrein der
arbeidswetgeving in Nederland (1835-1840);
Mr.

E. C. van Dorp,
De loonactie op den verkeerden weg.

1 d e m. – ‘s-Gravenhage, 15 Mei 1920.
Prof. Mr. Dr. I. B. Cohen., Agrarische vraagstuk-
ken;
Prof. Mr. D. van, Blom,
Huurbijslagen en huur-
verhoogingen;
L. J. v. d. Waals,
De scheepvaartwet 1850, S. no. 47;
Dr. E. M. A. Timmer,
Grepen uit de
gesohi cd enis der D.elftseh e brouwnerinig.

Journal des Economistes. – Parijs,
Mei 1920.
Yves-Guyot,
Les nonveaux impôts;
W. M. J. Wil-
liams.
Le budget hritannique;
A. Raffalovich,
Un
chapibre d”his.toire nioqutaire en Angleterre;
G. de
Ncuvion,
Les grandes compgnies de chemins de fer
en 1919;
E. B.,
La journé de iuiit heures. – Les
salaires et Ja produetion;
A. Massip,
Pétition des
chauffeurs de taxis h messieurs les députés; G.
de
Nouvio’n,,
La situation éeonomique et financière dii
Japon en 1.918-1919;
B. L. L. E.,
La ligue da libre-
échaoge (mai 1920); A.
Ra.ffalovich
,
.
Les voeux de la
conférence parlementaire internationale du corn-
mccce.

Weltwirtschaft. – Berlijn, Mei 1920.
Prof. Dr. R. Sieger,
Zur Geographie der Spurwei-
ten;
C. v. Kiigelgeiv,
Das Deutschtum in den Balten-
landen;
Wernekke,
Die geplante Fhhrverbindung
zwischen England und Schweden;
Dr. Pfitzner,
Die
Indische Grosseisenindustrie;
v. Zastrow,
Die Wahien
in Südafrika und ihre Bedeutung für das Deutscld-
turn in Südwestafrika.

Journal de Ja Société de Statistique
d e P er is. – Parijs, April 1920.
G. Cadoux,
Nos riohesses nationales latentes en
carburants;
M. Dewavrin,
L’industrie minière et
rnétallurgique nu Canada;
M. Dewavrmn,
Quelques
ehiffres propos des éleetions sénatoriales.

The Bankers’ Magazine. – Londen, lilei
1920.
F. Morris,
The fallacy of high wages;
B. lVhite,
Allied war emergency money.

Tijdschrift voor Economische Geo
g r a p h ie. – ‘s-Gravenhage, 15 April 1920.
Prof. Dr. H. Bli’r&k,
Hongarije naar zijn staatkun-
dige en economische ontwikkeling, 1; Ontstaan van
het land en van den staat (met kaartje); De ontwik-
keling en beteekenis van het spoorwegnet in Argen-
tinië (met kaartje);
J. C. Baars,
Apeldoorn als op-
komend Centrum; Prof. Mr. J. C. Kielstra,
Surina-
me’s economische opkomst.

1 de m. – ‘s-Gravenhage, 15 Mei 1920.
Prof. Dr. H. Blinic,
Hongarije naar zijn staatkun-
dige en economische ontwikkeling (vervolg en slot);
R. Gelpice,
Het behoud van de bij tractaat geregelde
Rijnvaart tusschen Basel en Rotterdam als hoofdver-
keersweg te water;
Prof. Dr. H. Blik,
De oliepalm,
zijn verbreiding en economische beteekenis, en als
nieuwe cultuur in Nederlandsch Oost-Indië; Eetbare
vogelnestjes op Java en eetbare aarde;
Ir. J. Koo-
mans,
IJzer- en staalindustrie in Nëderlandsch Oost-
Indië.

The geographical Journal. – Londen,
April 1920.
F. H. Sijkes,
Imperial air routes;
E. H. Keeling,
In northern Anatolia, 1917;
A. Sharpe,
The hinter-
land of Liberia;
G. G. Chisholm,
The free city of Dan-
zig; Geography at the cougress of Paris, 1919;
E. Hee-
wood,
A masterpiece of Joan Blaeu. –

De 1 n d i s c h e G i d s. – Amsterdam, Mei 1920.
J. F. H. A. Later, De volkslectuur in Neder-
landsch-Indië;
H. ten Kate, Op
het Janggebergte;
A. K. Gijsberti Hodenpijl,
De inkomsten van een
rechtschapen Gouverneur van Ceylon in den Corn-
pagniestijd.

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISIISCHE BERICHTEN

..

549

MAÂNDCIJFERS.

HANDELSBEWEGING OVER DE
MAAND
APRIL
1920
(volgens

de’ groepen der naamlijst van goederen, opgesteld door het Oentraal Bureau voor de Statistiek.)

Invoer Uitvoer
Saldo Invoer
Saldo Uitvoer
Groepen
Gewicht
Waarde
.
Gewicht
.
Waarde
Gewicht Waarde Gewicht
Waarde

K.G.
Gulden
K.G.
GuIcIen
K.G.
Gulden
K.G.
Gulden
1 Dieren en dierlijIe
producten
5.968.389
5.673.710
25.026.897
21.469.107


19.058.508
35.795.397
II Plantaard.

voort
40.787.739
117.437.282
19.430.598

21.357.141
10.993.865
III Minei

aleu,metaleu
en

niet in andere
groepen

opgeno’
uien fabrik. daarv.
659.519.401
58.577.739
54.491.409
111085.291
605.027.092
47.492.448

brengselen

……….106.443.417

IV Meel en nicelfabri.
1.505:029
8.679.175
2.764 670


6.113.366
1.259.641
V Chemische produc-
ten,

geneesniidde’
jeu, verfwaren

en
.

katen

………….2.565.800

kleurstoffen

.
. . .
9.989.663 4.918.885 3.408.180
2.826132
6.561.483 2.092.753


VI Olie,hars,was, pek,
S

teer en distillatie-
producten van teer; fabrikaten van deze
stoffen,

ii. a. g.

.
81.650.970 21.575.849
10.455.878
11.318.224
71.195.092
10.257.625
– –
VII Hout en fabrikaten
van hout en derge. lijke stoffen; men-
belen, v.a.s …….
67.131.393
9.898.301
2.867.927
756.951
64.263.466
9.141.350

VIII Huiden, vellen, le-
der

en lederwerk
773.043

..

3.862.462
1.697.517
4A05.264


924.474 542.802
IX Garens,

touw

en
touwwerk, weefsels
en stoffen, kleede-

ren en modewaren
2.982.495
20.729.199 2.542.438
13.435.103
440.057
7.294.096

X Aardewerk, porse-
lein,

pottenbak-
.

.
kerswerk,

gebak-
ken steen en andere
17.325.103
L567.945
5.375.528
542.305
11.949.575
1.025.640


2.508.874
1.020.763
‘2.77.594
1.002.194

18.569
263.720

4.767.770
3.036.515
5.535.470
1..996.967

1.039.548
767.700

XIII Voedings- en ge-
notmiddelen,

niet
genoemd indegroe-
pen .E, II, IV en VI
14.276.072
10.674.536
14.989.357
10.868.316


712.385
193.780

XI Glas …………..

XIV Rijtuigen, voertui-

kunststeen

……..

XII Papier …………

gen, vaartuigen en
vliegniachines..
.
7.051.866
5.418.107 484.220 380.339
6.567.646
5.03.7.768


XV Andere

goederen
.
dan gebracht onder
de

groepen

T. tot
en met XIV

. .
16.029.142 16.984.506
5.202.790
4.871.612 10.826.352 12.112.894

998.964.307
2i16.231.285
260.966.662
107.153.073
737.997.645
99.078.212

WuarvanGouden Zilver,

Totaal …….

al of niet gemunt (op-
genomen, in groep III)
30.122

2.638.473
31.685
7.704.736


1.543
5.666.263

OVERZIOHT
van
de waarde
van den
In- en Uitvoer
voor
elke maand
van het
loopende jaai
en de
drie daaraan
voorafgaande
jaren,’ met
uitzondering
van
Munt en Muntmateriaal,
in guldens.

Invoer
Uitvoer
‘Iaanden
1917 1918


1919
1920 1917 1918 1919
1920

115.159.177
68.009.520 75.073.388
256.207.615
74.619.462 51.437.578 41.321.453
135.932.785 71.927.189 45.903.517 106.229.028 233.591.043
61.728.903
54.372.261
44.543.205
.113.340.509

Januai-i ……………
Februari

………….
75.943.200
48.897.456
148.758.852 187.918.138
68.751.001
47.372.422
52.660.723 68.210.466
Maart

……………
April ……………..
60.390.470
35.302.63
189.565.086
203.592.812
71.320.538 .30.702.241
50.827.142 99.448.337
Mei

…………….’
86.189.135 35.055.767 257.009.336
.


61.926.103
35.843.354
.

96.168.708

Juni

………
.

……
133.786.855
30.330.163
258.183.821

84.585.917 23.040.469
126.270.353

Juli

…………….
96.712.651
47.764.858
274.264.390


98.699.121
35.046.826
133.623.129

Augustus

…………
67.716.675
40.567,746
313.403.619

76.058.261
25.501.391 163.771.619

September

……….
80.496.497
67.610.188 298.107.886

.
67.335.222 27.641.796
162.131.110

October
………. ….
63.996,898 67.702.922 319.833.079

46.730.074
12.704.155
214.577.467

November
…………

..
..
.. ..

84.322.295
57.929.799 296.351.809

63.531.083
15.278.909
171.171.804

December
…………
..
..

48.090.197
63.282.114
288.958.920

43.959.519
22.268.327 154.241.692

Totaal
…….

..

964.731.239 608.356.613
2.825.739.214
81.307.608
819,245.204
381.209.729 1.411.308.405 416.932.097

April 1919

Posten
1

Bedrag

Ontvangen en
betaald:
in contanten. 129636
f

15.211.397
door over- schrijving

‘).
40432
,, 67.513.791
Particuliere
rekeninghoud.
4367
2
)
,, 24.034.806
Saldo te goed
part. rek. u°.

3.756.793
t)

Inclusieve

verrelceningen
tusschen
f
13.098.840.09 per maand.
2)
Aantal.

April 1920

Posten

Bedrag

107021
f

9.593.869

54080 ,, 68.003.637

77672) ,, 18.475.605

,,

7.298.315
gemeentediensten, zijnde

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEIt
(In Guldens).

1
Januari
1

kom,ilge
1920

periods
1919

2.271.264
480.180
8.059.191

761.859 1.273.196

5.346.247

5.789.863

2.265.845

2.022.968
36.129.845 21.305.917

5.336.795

977.913

5.895.465

3.546.172
3.968.003
70.163
4.250.389
126.980 245.474
1.272.789
1.818

16.398.672
486.787
19.129.387 885.198 718.106
5.823.356
1.818

1
2.409.697 ‘10.269.80
6.521.365 21.807.19
2.825.304 14.114.38

5.476.3931 17.168.18

63.579

388.342

150

436

548.019

1.924.752

117.587

325.981

282.144

801.953

17.057

236.760

150

1.419

97.6721

570.595

do

550

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AIUSTERDAM.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers noè niet ontvangen

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

(DisC. Wissels. 44
1Juli ’15
Zweeds.R.ksbk 7
19Mrt. ’20
Bel.Biun.Eff. 4
1Juli ’15
Bk.v.Noorw.6-64
18Dec. ’19

lVrseh.inR.C.
5419Aug.’14 Zwits.
Nat. Bk. 5
21Aug.’19
Bk. van Engeland 7
16Apr.’20
Belg. Nat. Bk. 54
28Apr.’20
Duitsche Bijksbk. .5
23Dec.
’14
Bank v. Spanje 5
12Nov.’19
Bk. van Frankrijk 6
8Apr.’20
Bank v. Italië.6
2031ei ’20
Oosteur. Hong. Bk. 5
12Apr.’15 F.Res.Bk.N.Y. 44-54 –
Nat. Bk. v. Denem. 7
19Apr.’20
Javasche Bank 34
1 Aug.’09

Directe
belastingen.
Grondbelasting ……
PeÈsoneele belasting
Inkomstenbelasting Dividend- en tantiënje-
belasting ……….
Vermogensbelasting

Accijnzen.
Suiker …………..
Wijn …………….
Gedistilleerd ……..
Zout…………….
Bier ……………..
Geslacht …………
Belast, op spee1kaarteu

indirecte belastingen.
Zegelrechten ……..
Registratierechten
Successierechten ……

Invoerrechten ……….

Gouden en
zilveren werken
Belasting …………
Essaailoon ……….

Statistiekrecht
……..

Mij
nen …………….
Donseinen
…………
2taat8loterij
Jacht
en
vïsscherj
Loodsgelden

OPEN MARKT.

Dato
Amsterdam
Londen
Port
Berlijn
Pan.
Parijs
Port.
1
N. York
Coil

Part.
1

Prolon-
disconto
gaite
disconto
disconto
disc.1

monee

19 Juni’20 3
1
14-
8
/8
4
621
4

4-4/i

17-.8
1)

14-19 J. ‘203’/18
4-‘!,
61Is-‘/
4….81

1
6..8

7-12 J.
’20I3I8-‘i3
3’14-4
’18
6
4’18

7-12
31 11′.-5J.’20l318-‘/,
4’1-691
6/g 4-‘/o

6-8

16-21 J.
‘191311,
2112-311
35/je
4

/8

44-] 24
17-22 J.
’18 I2h14_h!s
38/4
4
11

17
4..t1

2’1

6

20-24Juli’1 4j3′!s-°/is
2t/.tI
4

2
1
1-‘/
2’4-‘/,
2’/
1
‘!-2’Ii
1)
Notecring ven 18 Juni 1920.

WISSELKOERSEN.


WISSELMARKT.

8 6.961.099
De stijging van Londen maakte deze week verderen voort-

12.540.117
gang,

zoodat Vrijdag tot

11.09

werd

afgedaan.

Daarna

11.176.028
trad een kleine reactie in, de stemming bleef echter vast.
In overeenstemming daarmede waren ook Parijs en België
9.616.231
zeer gezocht en konden beiden ca.
f
1.- verbeteren. Mar-
ken waren regelmatig gezocht en iederen dag ongeveer
340.725
10 á 15 cents hooger als den vorigen. Dollars meestal flink
349
gezocht

tegen

onverandercie

koersen.

Skandinavië

voor

1.706.359
Stockholm na een aanvankelijke daling zeer vast. Chris-

24
tiania en Kopenhagen onzeker, over het algemeen even-
679.218
eens vast. Zwitserland vast zonder verandering in koers,

235.658
daarentegen

Spanje

niet

onbelangrijk

‘hooger.

Alleen

1.782
Weenen

iets

flauwer.

Het

tamelijk

groote

aanbod

kon

337.550
echter

tegen

weinig

verlaagde


koersen

grif

plaatsing
vincieti.

15.469.656 332.006 10.556.767 572.991 247.532
4.985.538

Totaal ………. 141.140.3231 166.027.3281 109.438.463

OPOENTEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.

1

Mei
1920

1920

1
periode
1919

Directe
belastingen.
Grondbelasting
454.483
1.071.051
1.160.155
Personeele belasting
88.762
447.955
385.530
Inkomstenbelasting
2.312.431
10.687.932
9.238.107
Vermogensbelasting
318.757
1.481.170
1.416.541
Dividend- en tantième
belasting ………..
251.413
1.761.143

Accijnzen.
3.279.734
3.093.931
.
25.039
97.357
66.401
Suiker

……………793.601

Gedist. (binn.- en buitl.)
1.912.939 1.055.677
Wijn ……………..14.033

indirecte belastingen.
Zegelrecht van buitl. eff
51.294
231.785 347.248
Registratierechten
..
4)

4)

160

4.709.813 20.971.066
16.763.750
Totaal

BELASTINGEN IN
VERBAND
MET DE
BUITEN-
GEWONE OMSTANDIGHEDEN.

Mei
1920
Sedert
1
Januari
1920

Oorlogswinstbelasting
12.560.516

45.944.817
Verdedigingsbelasting la
….

383.769

1.773.083
Verdedigingsbelasting Ib
….

1.536.987

6.744.409
Verdedigingsbelasting II
….

3.153.304

13.220.222

17.634.576

67.682.531
1)
Hieronder begrepen
f
1.086.521 wegens zegelrecht van
nota’s

van

makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).

21

idem f3.070.002.

8)
idem
f
1.721.973.
4)
In de maand -Mei
1920

is
f
0,70 meer terugbetaald
dan over de eerste vijf maanden van 1920 werd ontvangen.

KOERSEN IN NEDERLAND.

D ato
Londen
Parijs
Berlijn
Weenen

Brussel
**)
New
York**)

14, Juni 1920..
10.95
21.10
6.95
1.924
22.20
2.78’/
15

1920..
10.94
21.15 6.80
1.75
22.25
2.78
1
/8

16

,,

1920.
.
10.974
21.60 7.10
1.75
22.60
2.771
17

1920..
11.024 21.75
7.224
1.974
22.674
2.77
1
1,
18

1920..
11.024 22.15 7.20
1.95
23.15
2.7718
19

1920..
11.634
22.20
7.224 1.95


Laagste d.w.’)
10.924
21.-
6.80 1.80 22.05
2.77
Eloogsté
,,

,,
0
11.09
22.20
7.30
2.-
23.25
2.79
12 Juni 1920..
10.97
21.15
7.024
2.-
222.20
2.764′
5

,,

1920..
10.70
21.30
7.-
2.25
2.734
Muntpariteit.
.
12.104
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48
3
14

0)
Noteering te Amsterdam.
0*)
Noteering te Rotterdam.
1)
Pnrt,culiere
opoee.
2)
Noteering van
11Juni
1920.
8)
Noteering van 4 Juni 1920.

Data
Stock-
h
o
l
m
*)
Kopen-
b
ogen
t)
Chnis-

IZwitsrn
tlania°)
land)

Spanje

Batovla
8)

t)

ielegrafisc/i

14 Juni 1920
60.60
46.80
49.30
50.35
45.75
102’/2
15

,,

1920
60.15
46.80
49.-
50.30
45.75
102′!,
16

,,

1920
60.30
46.75
48.55 50.35
46.-
102
1
1,
17

,,

1920
60.50 46.75
48.50 50.40 46.25
102′!,
18

,,

1920
60.85
46.75
48.85
50.55
46.25
102
1
1,
19

,,

1920
60.70
46.75
48.85
50.45
46.25
102′!,
L’ste d.
w.’)
6015
46.40
48.30
50.20 45.50
102’12
Fî’ste

..

,,

2)
61.10 47.75
50.-
50.60
46.50
102’12
12 Juni 1920
60.60
46.75
49.15
50.25
45.-
102’1,
5

,,

1920
59.10
46.75
48.75
49.75
44.50
102
1
1,
Muutpariteit
66.67 66.67
68.67
48.-

48.-
100

) Noteering te Amsterdam.
t)
Particuliere opgave.

r

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

551

KOERSEN TE NEW YORK.

D
00

J
Cable Lond.
(in
9
per€)
Zicht Parijs
(in cl,. per,f)
Zicht Berlijn (in cLp.4Rm.)
Zicht Amlerd.
(in
ds.
p. gid.)

19Juni .. 1920
3.97.30
7.95
nom.
Laagste d. week
393.95
7.61
nom.
Hoogste,,

,,
3.98.25
7.95
nom.
12 Juni

1920
3.94.12
7.52
non,.
5

,,

..

1920
3.90.25
12.97
nom.
Muntpariteit.
.
4.86.67
5.18
1
1
9511
4

40′!,.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN

Plaatsen en
Landen
Nolecrings.
eenheden
5 Juni
1920
12Juni
1920
14-19Juni
Laagste
1
Hoogste
19Juni
1920

AIexandri..
Piast. p.
977/,

977!,,

977/is
07’lie

977/,

B. Aires’)..
d. p.
£
598/,
58’/4
57
588/
4

57
1
1
Calcutta
. . . .
£
p. rup.
211
5
/,,
210
1
/,
119
1
1,
210114

111118
Hongkong ..
id. p.
$
410’1,
39
316
3/8
318
Lissabon ….
d. per Mii.
11
12
8
14
10 13
11
1
1
4

Madrid

….
Peset. p..0
23.92
23.93
23.60 24.10
23.94
•Montevideo’
d. per
$
59
1
12
59
57814
60 58
2
18
Montreal….
$
per
£
4.38
1
12
4.51
4.50
4.60
4.52
5
R.d.Janeiro.
d. per 1Iil.
15
21
1l2
1581,2
4
81
15
12
1
1418
p.
£
66.25 71.75
65.00
72.50
65.91
Shanghai

. .
£
p. tael
519
510
416
5/2
s/o
Rome

…….Lires

Singaporè
. .
id. p.
$
213
7
18
213
1
11
21381
4

214
213
7
18
•Valparaiso..
d. p. peso
112/,,
ll/,,
11’132
11116
11
‘/3
Yokohama
..
£
per yen
216
3
14
217
216
8
/4
217
7
/s
216
7
18

NED. BANK 21 Juni 1920
(vervolg).

Beschikbaar. metaalsaldo …………..
f
417.958.778,81
1
12
Op de ba8i8 van ‘/, metaaldekking ……
186.912.567,91
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is .. ,, 2.089.793.890,-
Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer

Minder
Disconto’s …………….

4.337.648,12
1
!,
Buitenlandsche wissels

5.265.703,-
Beleeningen

1.809.699,72
1
!,
Goud ………………..3.516,04
Zilver ………………..218.252,99
Bankbiljetten

12.890.045,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s …. 6.459.673,80
1
12

Voornaamste posten in duizenden guldens.

B 4-

Andere
Data

G,0d

Zilver

blij tien

opelschbare
schulden

21 Juni. 1920 …. 636.027

13.493

995.152 160.079
14

1920 …. 636.023

13.245 1.008.042 153.053
7

1920 …. 635.806

12.888 1.024.701 147.574
29 Mei

1920 .. .. 635.805

12.646 1.020.829 155.530
22

,,

1920 …. 635.796

12.327 1.018.833 157.736
21 Juni 1919 . … 662.602

8.702 1.001.959

83.591
22 Juni 1918 …. 717.645

7.368

902.474

69.158
25 Juli

1914 .. . . 162.114

8.228

310.437

6.198


Koersen der vooralgaande dagen.

.)
TelegraSach tianefert.

NOTEERING VAN ZILVER.
Noteering te Londen
te New York
19 Juni

1920 ……..

50
1
1
8

91’12
12

1920 ……..50′!,
90
5

,,

1920 ……..568/4
99718

29 Mei

1920 ………57
8
/4
99
5
18

21

Juni

1919 ……..

54’14
111’14
22 Juni

1918 ……..48/,
99’12
20

Juli

1914 ……..24
18
/,,
54′!,

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 21 Juni
1920
Activa.
.Binneul.Wis-( H.-bk.

f
41.601.871,84
sels, Prom.,

B.-bk.

,,

3.887.761,45
enz.in
disc.I Ag.sch. ,, 79.441.912,11
f
124.931.545,40
Papier o. h. Buiteni. in disconto

Idem eigen portef..
(
58.974.650,-
Af: Verkocht maar voor de bk. nog niet afgel.

Beeeningen
t

58974.650.-

mcl. vrsch.
H.-bk.

f
82.902.643,96’1
B.-bk.

33 886.650,50
in rek..crt.[
op onderp.
Ag.sch.

179.505.833,66

f296.295.128,12′!,

Op Effecten

……f282.349.828,12
1
1,
Op Goederen en Spec. ,, 13.945.300,-
296.295.128 12’/,
Voorschotten a. h. Rijk ……………..
l3.337.572,06’/z
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud …….
f
56.419.835,-
Muntmat., Goud ..

.579.607.175,14
1
1,

1636.027.010,14
1
1,
Munt, Zilver, eng..,, 13.493.444,84’13
Muntmat., Zilver

Effecten

,,
649.520.45499

Bel.v.h.Res.fönds..

f

4.500.147,88
Id. van
1
/sv.
h. kapit. ,,

3.893.044,74112
8.393.192,62′!2
Geb.enMeub. der Bank …………….

..
3.312.000,-
Diverse

rekeningen

………………..
39.889 360,82

f1.194.653
904.02V2

Passiva.
Kapitaal

……………………..
f
20.000.000,-
Reservefonds

……
…………….
5.000.000,-
Bankbiljetten

in omloop

………

.,
995.152.425,-
Bankassignatiën in omloop.. ……..

..
2.601.412,15′!,
Rek.-Cour.
1
Het Rijk
t


saldo’s:

J
Anderen
,,
157.477.217,37′!,
19
157.477.217,37
1
1,
Diverse rekeningen

……………….,
14.422.849,49’12

f1.194.653.904,02′!,

Data

________________

Totaal
bedrag
di,conto,

rs,eraon
Schatkist-
prom ellen
rechl,treek,

Belee.
ningen

1

C$CflIL-
1

Ø
baar
Metaal-
1

saldo

Liet-
king,-
percen-
lage

21 Juni 1920
124.932 24.000
296.295
417.959
56
14

,,

1920
129.269
30.000
298.105
416.533
56
7

,,

1920 150.361
50.000
299.94.7
413.722
55
29 Mei 1920
150.441
55.000
307.162
412.291
55
22

,,

1920
156.388
55.000
325.336
402.299
54
21Juni1919
109.648 64.000
202.859
453.176
62
22Juni 1918
43.960
18.000
119.558
530.001
75
25 Juli 1914
67.947
14.300

1
61.686
43.521′)
75
1)
Op
de haai,
Ven
I/5

rneiaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Min is ter van F ina n-
ciën blijkt, dat uitstonden op:

1

14 Juni
1920

1

21
Juni
1920

Aan schatkistpromessen.. 1f257.840 .000,- f 258.340.000,-
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst

30.000.000,- ,, 24.000.000,–

Aan schatkistbiljetten ..

48.000,- ,,

13,000,-
Aan zilverbons ………., 48.302.791,75 ,, 47.608.287,25

JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrokken
cijfers der laatste weken zijn telegraphisch ontvangen.

1 Andere
Data

Goud

Zilver

Bank-

opelschb.
biljetten t

12Juni
1920 ……
*8* *8*
475.000
5
,,
1920 ……
*88 *88
463.000
29Mei
1920
453.000

1
Mei
1920…. ..
182.476
4.927 316.257
104.827
24
April
1920 ……
183.105
4.785 317.078
103.439
17
183.089

… …

4.420
320.347
91.504
10
,,
1920 ……
183.627
4411
320.916
96.328
14
Juni

1920
…….

1919 ……
129.536

.

7.292
232.597
101.605
15
Juni
1918 ……
102.310 13.939
189.748
67.541
25
Juli
1914
……

..22.057
1

31.907
1

110.172
1

12.634

Data
Di,-
conto’,

7,V133e1s,
bulten
N.-!nd.
ibetaalbaar


.
Belee.
1
‘ningen
1

D8fle


ningen
i)

1
Beschie.
1

baar
1

metaal-
saldo

t

Dek..
1

hing,-
1
percen.
lage

12Juni1920
255.000
*8*
106.500
*0*
5

,,

1920
246.500
109.000
*88
29Mei1920
246.500


106.50Ö
*8*

148I

24.999)
150.56
1
Mei 1920
33.706
103.381
45
244pr.1920
15.394j
24,3501
139.958 35.394 103.995 45
17

1920
15.2831

24.3471
139.210 29.384 105.338
45
10

,

1920
16.8601

24.0201
143.553
28.083 104.805 43
14Juni1919
8.5221
18.7421
73.795
12.796 70.169
41
15Juni1918
8.260J
23.159J
73.271
24.391 64.911
45
25 Juli 1914
7.2591 6.3951
47.934 2.228
4.842′
44
1)
Sluitpost
dec activa.
1)
Op
de basis
van
‘/,
metaaldekking.

4.

552

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

DE SLJRINAAMSCHE BANK.

‘t

Voornaamste nosten in duizenden guldens.

Dato
Metaal
Ctrculalk
Andere
opci,chb.
Disconios
Div. rek’

15 Mei

1920 ..
1.067
1.761
1.030
1.736
118′
8

1920

..
1.064
1.764 1.075 1.745
199
1

1920 …
1.062 1.759
932 1.747 225
24 April 1920 ..
1.061 1.708 944 1.740 655

1.7 Mei

1919

. .
991
1.370
773
1.361
100
18 Mei

1918

..
689
1.365
722
1.100
707

25 Juli

1914

..
645
1.100
560 735 396
t) Sluitpost der activa.

2)
Hiervan zilverbons
165 dz.
gid.

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden pond sterling.

Currcncy Notes.

Bedrag Goudd.
1
Gov. Sec.
354.096
28.5Ô0
331.426
353.496
28.500
331.235 351.051
28.500 331.186
348.316
28.500 327.952

344.779
28.500
329.345
250.067 28.500
227.251

Data
Gov.
Sec.
1

Other
Sec.
1

Pub!tc
Depos.
Other
Depos.
1

Re.
seroe
Dek.
kings-
[Perc.

16Juni’20
70.802
78.813
21.259
132.554
2L975
1430
9

’20
74.499
‘78.790
19.441
136.874
20.790 13,30
2

’20
66.618 80.587 21.242
127.322 19.102 12,90
26 I’,lei

’20
34.356
81.716 16.603 101.180
19.441
16,50

18Juni19
53.203
80.421
20.017
124.298
28.457
19,11
19Juni’18
53.750 95.050
36.122 125.187
30.272
18,77

22Juli ’14
11.005
33.633 13.735
42.185
29.297
52
2
/8
t)
Verhouding tueschen.
Reserve
en Deposita.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens’
kassenscheine, in duizenden Mark.

Data
Metaal
Daarvan Goud Kas,en.
schetne
Ctrcu.
.

latte
Dek.
ktrgs.

15 ‘Juni ’20
1.094.896
1.091.737
16.188.525 50.808.598
34
7

,,

’20
1.093.851
1.077.676
16.114.656
50.648.561
34
31 Mei

’20
1.093.933
1.077.663
15.906.889 50.016.732
34
23

,,

’20
1.094.01.4
1.077.631
15.606.265 49.127.477
34

15 Juni ’19
1.171.531 1.151.509
8.442.407
28.274.868
34
15 Juni ’18
2.466.387
2.345.959
1.631.021 12.042.060
34

23 Juli

’14 1.691.398
1.356.857
65.4791
1.890.895
95
t)
Dekking
der circulatie door metaal en Kascenscheine.

Data
Wissels
Rek, Cr1.
Dadchenskassenschetne
Totaal
in kas Isij de
uitgegeven

1

Reichs bonk

15 Juni 1920 40.638.681
15.312.599

7

,,

1920

39.199.833 10.200.870
29.755.300 16.074.300
31 Mei

1920 42.496.914
13.4731807
29.553.100 15.865.800
23

,,

1920 41.432.522
12.842.502
29.254.200 15.565.900

15 Juni 1919 29.058.438
10.484.520
19.815.000

8.420.800
15 Juni 1918 14.936.677
7.904.740
8.931.500

1.615.200

23 Juli

1914

750.892
943.964

OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.
1 Metaal en

1 Bljz. schuld 1

Bank.

1
Rck. Cr1.
Data

1

kuilen!.

1

Disc, en

Oostenrijk

1

biljetten

saldi
1 voudwisads t he/eeningen .1 en Hongarije 1

7Feb.’20 ‘tr290.4 28 19.251.400 32.954.000156.994.022 6.057.646
31Jan.’20

291.083 19.162.543 32.954.000156.772.802 6.220.536
31Dec.’19

287.640 19.196.063 32.954.000154.481.264 7.906.378
23

,,

’19

297.363 17.856.786 32.951.000t53.109.418 7.641.77.8

23Juli’14 1.589.267

954.356

2.159.7591

291.270
t) waarvan 222.662 goud, 10.818
buitenlandsche
goudwisoels
en
56.948′
munt en muntnsatcriaal zilver.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voorna&mste posten in duizenden Iranca.

Data

Goud

tn het

Zilver

in het

voorsch.
Waarvan

Te goed

Buit .grw.

Buitenland

Buitenland
1

old. Staat

17Juni’20 5.587.549 1.978.278

240.576 1

662.209 26.000:000
10

’20 5.587.401

1.978.278

240.417

680.345

26.300.000
3

,,

’20 5.587.778 1.978.278

240.374

692.888 26.500.000
27 Mei

20 5.587.053 1.978.278

240.835

630.375 26.050.000

19Juni’19 5.050.629 1.978.278

304.715

867.606 23.250.000
20Juni’18 5.422.966 2.062.108

256.064 1.408.097

18.200.000

23 Juli
1
141 4.104.390

639.620

1

Ultge.
Wissels

stelde

Belee.

Bank!,tl-

Rek. Cr1.
1

Rek.

Wissels

ning

jetlen

culleren

Staal
Parti.

Cr1.

1.726.902
1

527.196 1.838.084 37.842.513 3.456.897

50.205
,

1.779.03

532.345 1.860.1361 38.156.915 3.487.184

58.830 2.092.636

535.794 1.804.507138.172.922 3.729.020

49.363
cr

1.902.765

539.265 1.777.635 37.914.835 3.638.987 112.186

858.290

821.088 1.260.039 34.449.557 3.301.514

61.133
1.334.892 1.078.679

960.059 28.414.297 3.928.095

67.882
1.541.080

169.4001

5.911.910

942.5701400.590

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.

Voornaamste posten in duizenden francs.

Metaal

Belcen.

ï.

Binn..
Rek.
tncl.

vat,

van

wissels

1

Circu.

Crt.
Data

buiten!.

btsltenl.

prom. d.

en

t

lot je
saldi

vorder. – proolnc.

beleen.

17Juni20 356.587

84.653 480.000 727.709 5.143.138 1.671.000
10

,,

’20 357.285

84.653 480.000 745.916 5.150.094 1.479.538
3

’20 358.349

84.653 480.000 775.143 5.105.552 1.456.941
27 Mei ’20 357.527

84.653 480.000 893.021 5.068.978 1.499.818

VEREENIGDE STATEN, VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Goudvoorraad

FR.
______________

Zilver

Notes tn
Data

Totaal

Dekkingin het

dc.

circu.
bedrag

F. R. Notes

buiten!.

.

laile

21: Mei

’20

1.939.717

1.257.312

112.781 139.821 3.085.202
14

,,

’20

1.939.141

1.266.003, 112.781

139.252 3.083.234
7

,,

’20

1.941.580

1.263.365

112.781

134.507 3.092.344
30 Apr. ’20

1.936.720

1.273.375

112.781

134.045 3.074.555

23 Mei

’19

2.178.739

1.259.741

69.1.94 2.504.253
24 Mei

’18

1.898.023

959.296

52.500

58.03311.578.621

Data

Wissels

Deposito’s

Kapitaal

kings..

dekking
Totaal

Gestart

Dek.

Goud. Algem.

Percent.

perc.
t)

circu!.
5)

21 Mei

’20 2.917.754

2.539.855

93.786

42,7

47,1
14

,,

’20 2.964.582

2.646.800

93.107

42,2

46,6
7

,,

’20 2.914.456

2.479.900

92.556

42,7

47,1
30 Apr. ’20 2.942.318

2.526.085

91.639

42,4

46,7

23 Mei

’19 2.132.053

2.477.303

82.553

50,3

64,6
24 Mei

’18 1.201.520

1.909.025

75.465

61,2

t) Verhouding tueschen: den totalen goudvoorraad, zilver etc., en de
opeischbare
schulden: F R. Notes en netto de0ooito,.
2)
Na aftrek
van 35 pCt. der totale
dekkingsmidde!en
als dekking voor de netto
d
epos
i
o

s
.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ MET

FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

t

Totaal
Aantal

uitgezette

tij de

Totaal
Reserve

t

Waarvan

deposito’s

t/me
Data

banken 1

gelden en

F. R. banks’

depo,its
beleggingen

14 Mei ’20

811

17.086.959

1.422.907 14.262.302

2.649.005
7

,,

’20

809

17.075.616

1.373.730 14.171.546

2.637.736
30 Apr. ’20

812

17.091.860

1415.145 14.230.487

2619.027
23

,,

’20

. 811

15.398.851

1.413.648 14.215.232

2.621.640

16Mei

’19

773

14.681.508

1.317.760 12.725.289

1.718.894
17 Mei

181

688

12.608.7281 1.848.111 11.563.390

1.386.698

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

Data

1
Metaal
1
Circulalie

16 Juni 1920 117.690 114.166
9 ,,

1920 116.707 114.367
2 ,,

1920 114.459 113.807
26 Mei 1920 112.455 111.464

18 Juni 1919 87.730

77.723
19 Juni 1918 64.206

52.384

22 Juli 1914

40.164

29.317

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÈN

553

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 21 Juni 1920.

De handel op de internationale effectenbeurzen is gedu-
rende de achter ons liggende berichtsperiode van uiterst
kalmen aard geweest. Bijna in geen enkel Centrum hebben
zich bijzondere gebeurtenissen voorgedaan, die het koers-peil op de een of andere wijze hebben beïnvloed. Meereu-
deels waren het de factoren, die hier ter plaatse reeds vaker
zijn gememoreerd, welke tot het vormen eener tendens of
tot de ontstentenis daarvan hebben bijgedragen.
Te B er 1
ij
ii is de politieke crisis nog steeds van in-
vloed geweest. Langzamerhand begint er eenige teekening
in het politieke perspectief te komen, doch waar dit slechts
in de allerlaatste dagen het geval is geweest, behoeft het
geen verwondering te wekken, dat de beurs gedurende de
achter ons liggende week niet den allermiasten invloed
hiervan heeft ondervonden. De stemming is dan ook door-
gaans mat gebleven bij een minimum van omzetten. Tot dit
laatste draagt ook bij liet feit, dat fabrikanten en expor-
teurs thans met geweldige voorraden zitten, die geen af-
zetgebied in het buitenland kunnen vinden, als gevolg van
de dalende buitenland.sche wisselkoersen, terwijl de eigen
kosten zeer stellig niet geringer zijn geworden. Men dient
er dan ook op bedacht te zijn, het bedrijf gaande te hou-
den en nu het in de ondernemingen belegde kapitaal niet meer zoo vaak rouleert als voor enkele maanden nog het
geval is geweest, is er veel en veel minder voor beurs-
transacties beschikbaar.
Men beredeneert’ in de betrekken tijdschriften dan ook
recls de vraag, of de snelle valuta-verheffing voor Duitsch-
land een zegen of een straf moet worden genoemd. Aller-
wegen is men echter vau meening, dat ten slotte de verbe-
tering in appreciatie van het eigen betaalmiddel tot voor-
edtgang van het geheele land zal moeten leiden, al moet liet op het oogeublik nog krachtige schokken doorstaan.
Men heeft zich te lang aangepast aan den zeer lagen stand
van de Duitsche Mark en heeft geen rekening gehouden met
de omstandigheid, dat, mocht de verbetering eenmaal in-
treden, deze ook zeer snel voortgang zou kunnen hebben.
liet is •dan ook hoofdzakelijk laatstgenoemde omstandig-
heid, die den bomen toestand ter beurze heeft veroorzaakt;
de politieke toestanden hebben slechts een bijkomstigen fac-
tor gevormd.

Te L o iid en is de stemming zeer gelijkmatig gebleven. Vsn ecnige tendens is hier eigenlijk geen sprake geweest.
Afgescheiden van de verwachtingen, die men omtrent de
verhooging van het disconto van de Bank of England koes-
tert cii die alle gaan in de richting eener venhooging van
den rcntevoet, is het overigens ter beurze toch zeer stil
geworden. Ook de emissiemarkt heeft hiervan iden terug-
slag ondervonden. De maand Mei b.v. heeft het laagste
(ijfer van nieuwe uitgiften aangetoond sinds een jaar. De
volgende totaal-bedragen van nieuwe uitgiften vonden plaats
gedurende het loopende jaar (in millioenen Pouden Sterling)

Januari Februari Maart April Mei

42,45

35,21

69,36

45,79

20,86

Inmiddels is men toch hoopvoller ten opzichte van cle toe-
komst gestemd. De Regeering heeft het voorbeeld gegeven
van ecn goede financieele politiek door langzamerhand over
te gaan tot terugkoop van exotische, met name van Amen-kaansebe waarden, die in de eerste plaats hun dienst zullen
kunnen doen bij de terugbetaling, in October aanstaande,
van dc Anglo-French Loan, voor zooverre de reeds plaats
gehad hebbende goud-exporten niet voldoende zijn geweest
en die sec-undo het Britsche Rijk weer het aanzien van vroe-
ger kunnen hergeven. Ook
01)
belastinggebied wordt krach-
tig ingegrepen, zoodat het geen verwondering behoeft te
wekken, dat de Engelsehe valuta een zeer vaste tendens aan-
toont en gestadig neiging tot verbetering te aanschouwen
geeft. Ondanks dit alles echter heeft men aan de Theems
de voorkeur aan een afwachtende houding gegeven.
Te P a r ij s bewegen de discussies zich voornamelijk om
de ten opzichte van Duitschiand te volgen politiek. Her-
haaldelijk vinden thaus conferenties tusschea Engelsehe
en Fransche autoj-iteiten plaats, die alle als voorbereidende
maatregelen voor de definitieve conferentie te Spa te be-
schouwen zijn. Hiervan zal het dan ook afhangen, welke
lijn nenlau dsehe financiecle politiek de Fransche Regeering
zal moeten toepassen. De Parijsche beurs met name is voor
dergelijke maatregelen van fiscale politiek uiterst gevoelig
en een groote opleving zal derhalve vermoedelijk eerst te
wachten zijn, hetzij in de dene of in de andere richting, in-
dien vaststaat welke lijnen gedurende de eerstkomende
periode gevolgd zullen worden.
Te N e w Y o rk zijn slechts geringe variaties te regis-

treeren geweest. Weliswaar vormen de naar het continent
geseinde slotikoersen slechts een klein gedeelte van het
totaal der in Wallstreet verhandelde fondsen, doch aan dit
kleine aantal is de stemming toch zeer goed af te meten.
Ook de omzetten zijn in vergelijking met eenige maanden
geleden sterk afgenomen, hoewel deze toen reeds op een
laagterecord waren aangekomen.
T e o in z e n t heeft de markt voor
staatsfondsen
slechts
onbeteekenende verschillen te aanschouwen gegeven. Vooral
voor binnenlandsche staatspapieren was de belangstelling
uitermate gering; bij den gelijkblijvenden stand der geld-
markt bestond ook geen enkele aanleiding tot ruil-politiek in de édne of andere richting over te gaan. Alleen ontwik-kelde zich nog wel eénige interesse voor sommige buiten-landsehe staatsfondsen, die in het buitenland gereeden af-ti-ek vinden, met name voor Argentijnsche soorten.

15 Juni 18 Juni
21

Rijzing

5

Ned.
W. Sch. . . –

86
11

87

87

+ ‘/
4%10,,,,

1916

8461
4

84

83
13
!iø – /
ie
4

1
10

1916

75
11
/16 75′ ‘/16 75’
‘ho
3% 01

60

595/s

60
3

0
/0
,

– .

5216 51 ’12

51/


2%
0
10 Cert. N. W.
8
…..45’18

44’110 44
1
I, –
5
0
1
Oost-Indië 1915 ….

90’i,

9018

90V8 –

4
010
Hongarije Goud . . –

8/4

80/
t

861
4

4
0/
Oostenr.Kronenrente

511

5°116

5116
5

0
1
Rusland 1906 ——14’/i

13’/2

14’14 –
4%
0
10 Iwangorod Doonbr..
.

1I’/I6
126/t

1218

hio
4
0
1
Rusland Cons. 1880 1261
8

13’/4

13/s + 1
4
0
10 BusI. bij Hope & Co. 14’llo 14

13111
– 118
4

0
1
0
Servië1895 ……..16

16

16
4%
0/
China Goud 1898 -. 54

54

54
4

0
1
Japan 1899 ——–49i/

4912

49’1I
4
O/
Argentinië Buitenl.. 47

50

50′). + 3
1
13
5

0
1
Brazilië 1895 ——51

51

52

4-
1
5
1
01

,,

1913 ……496/
4

f018

50114

+ 1

Ook de locale markten hebben voor het grootste gedeelte
een sleepend aanzien gehad. Bijna geen enkele aMeeling
hef t zich aan deze loome tendens, gepaard gaande met
kleine omzetten, kunnen onttrekken. De tendens was voor
de meeste afdeelingen bovendien naar beneden gericht.
Slechts twee rubrieken hebben hierop een uitzondering
gemaakt. In de eerste plaats dient hier te worden gerele-
veerd de
suikerafdeeling,
tegelijk met de aldeeling voor ko-
loniale banken. Hier is de stemming zeer ongelijkmatig
geweest. Gedurende de geheele week heeft men gewacht
op de berichten omtrent atooeningen uit oogst 1920 en toen
definitief bekend werd, dat nog geen enkele afdoening had
plaatsgevonden, omdat de VJ.S.P. biedingen onder def 50
niet wenschte te accepteeren, werd de tendens onmiddelijk
bom. Men vreesde, dat de boog te strak werd gespannen.
Spoedig echter bracht men een andere redeneering naar
voren, nl. deze, dat de leiders der verkoop-organisatie op
Java de toekomst toch wel buitengewoon hoopvol moesten
inzien en zich daarenboven uitermate sterk moesten ge-
voelen, out de toch op zichzelve hooge biedingen te kunnen
weigeren. Het gevolg hiervan is geweest, dat op den laatsten
beuieda.g der berichtsperiode een vrij krachtige hausse zich
inzette, die èet koerspeil omhoog voerde en het slot voor
cle toonaangevende soorten met voordeelige prijsverschillen
naar voren deed treden.
l’abakken
en
o-ubbers
varen zeer mat en voor de eerste
aan den flauwen kant. Dit moet worden beschouwd als een
reactie op de optimistische stemming valt eenige weken ge-
leden, toen de taxaties voor en de berichten omtrent den
definitieven opbrengst van de eerste veilingen de gansche
markt hebben gestimuleerd. Thans zijn er slechts weinig
koopers, terwijl de Vrij vele verkoopers een zwakke markt
tegenover zich vinden.
Rubberwaarden
zijn wel stil, doch veel vaster van tendens.
Jiiei- is een geringe vraag voldoende, om de gansche afdee-
biug op te voeren. In dan loop der week t,aden enkele soor-
ten speciaal naar voren, met name aandeelen Ambaloetoe
Rubber.
De
petroleunlafdeeling
heeft niet kunnen profiteeren van
de emissie der Koninklijke Petroleum Maatschappij. Na ecn
zeer groote belangstelling in den aanvang is de interesse
vrij spoedig geluwd, terwijl de koersen een dalende richting
hebben aangenomen. Opvallend is het ook, dat de handel
in claims zoo gering is; vermoedelijk moet dit worden toe-geschreven aan de omstandigheid, dat de Dordtsche Petro-
leum Industrie Maatschappij zelf met een uitgifte op de
markt is gekomen, waardoor het aanbod van claims zeei
sterk is verminderd.

554

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

15 Juni 18 Juni 21 Juni
Rij

Amsterdamsche Bank
180
180
180
Ned.Handei-Mij.cert.v.aand
253 ‘[
244
237
16’/
Rotterd. Baokvereeniging
135
1
12

135
135
1
12
Amst. Superfosfaatfabriek
141
141
140114

51
4

Van Berkel’s Patent ……
J29I8
130
13214
+
351

Insulinde Oliefabriek

. . . .
225 223 218

7
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand.
99’1
99’12
99’18
+
‘IS
Ned. Scheepsbouw-Mij ……
l31’/z
129
11
12914

lfg
Philips’ Gloeilampenfabriek
720
1
12
730 733
±
12
1
12
R. S. Stokvis
&
Zonen ….
650
– –
Vereenigde Blikfabrieken.
.
140 143
1
12
140
Compania MercantilArgent.
324
320 320

4
Cultuur-Mij. d. Vorsteoland.
40.5
424’/
411
+
6
ITlandelsver. Amsterdam

. .
946
986
1
1,
971’/,
+
25′!,
Hou. Transati. Handeisver.
107 107 107
Linde Teves
&
Stokvis

. . .
203
208
203
VanNierop&Co’s Handel-Mij
191
1901,
191
Tels
&
Co’s Handel-Mij
.
..
.
159
159
158’12

‘is
Gecons. Roll. Petroleum-Mij.
330
331′!,
319

11
Kon. Petroleum-Mij. ……
713’/s
696
1
12
68111,

32
Orion Petroleum-Mij …….
90 92
90
8
1
+
514

Steaua Romana Petr.-Mij..
.
150
149v/s
147
7
18

Amsterdam-Tiubber-Mij…..
254
258
256
1
14
+
2
1
/
Nederl.-Ilubber-Mij. …….
135’/,
‘132
134

1’12
Oost-Java-Rubber-Mij.

….
424
418
41951s

418
Deli-Maatschappij

……..
522′!,
526’/s
503

19’12
Medan-Tabak-Maatschappij.
330
330
324

6
Senembali-Maatschappij
565
583′;,
565

*
ex div.

Een tweede aîd•eeliiig, waar tegen het einde der berichts-
week een optimistische stemmiiig zich baan brak, was de
scheepvaartniarkt.
Zeer langen tijd heeft deze rubriek een
geheel vcronaohtzaamcl bestaan gevoerd, eensdeels door het
ontbreken van stimuleerende berichten, anderdeels door de
vrees, dat cle vrachtenmarkt in den loop der tijden nood-
zakelijk een reactie zou moeten aantoonen. Plotseling echter
heeft zich het besef baan gebroken, dat de scheepvaart-
waarden in het algemeen op een bizonder laag peil waren
aangekomen, hetgeen vrij omvangrijke kooporders in het
leven heeft geroepen. De week sluit dan ook voor ‘deze
af-
deeling in zeer vaste houding en met voor sommige fondsen,
met name voor H.A.L. vrij groote voordeelige koersver

schillen.

15Juni 18 Juni21 JUni

01

Holland-Amerika-Lijn

402

398

419

+ 17

gem.eig. 387
1
14 388

410V8 + 23’14
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij. . 256

265

265

+ 9
Roll. Alg. Atl. Stoornv.-Mij. 151
1
1,
151114
151
,
14
Hollandsche Stoomboot-Mij. 192

188

187′!, – 4
1
12
Java-China-Japan-Lijn …. 328

.328

336

+ 8

Noteeringen.

Chicago
Buenos A,jrea

Data
Torwe
May,
Haver
Torwe
Mars
LlJnzaad
New York
Juli
Juli
Juli Juli
Juli

19Juni20
315
181
1
/8
10418
24,-
10,40
27,50′)
12

,,

’20
312
17118

.
101’/g
24,50
10,60
27,80
19 Juni19
226
181
70/8
11,50 5,70
29,258)

19Juni18
220
1451
735/4
12,50
5,35
24,30
19 Juni’17
205
15418
63
18,15
12,30
23,20
20Juli ‘141 82

‘)I
56′!8 ‘)i 36’!,
1)

9,40
‘)I
5,38
2
) 13,70
1
)

‘) per Dec. ‘) per Sept.
8)
Noteering van 18 Juni 1920.

Rijzing al
15 Juni 18 Juni 21 Juni

doling.

Kon. Hollandsche Lloyd
. .
165
1
12
165’14
168
+
2’1z
Kon. Ned. Stoomb.-Mij.

. .
210
1
1
209 215
+
411
Kon.

Paketvaart-Mij…..
225V,
22512
228′!,
+
3
Maatschappij Zeevaart
. . . .
285
21
271

14
Nederi. Scheepvaart-Unie.
275
1
1
272
1
14
277’/
+
2
Nievelt

Goudriaan

……
511
500 510

1
Rotterdamsche Lloyd……
255 256 258
1
/s
+
31/3

Stoomv..Mij.,,Hillegersberg”
2841/,

284’/,
281
‘/,

3
,,Nederland”
. .
3(6′!,
300
306’12
,,Noordzee”

. .
128
1
1,
120 120
1
14

8’/g
,,Oostzee”

….
272′!g
272
1
1
272V,
+
114

De
.A.merikaansche
markt was zoo mogelijk nog stiller,
clan in de laatste weken het geval is geweest. De verschillen
zijn hier slechts fractio.neel en de omzetten zijn een scha-
duw van hetgeen zij vôor den oorlog zijn geweest. Deze ge-
heele, vroeger zoo uitermate belangrijke af deeling, lijdt
thans een kwijnend bestaan.

15Juni 18 Juni 21 JuniR
nsot

American Car & Foundry.

1501/
2
153
3
14 153
1
14 + 3
1
14
Anaconda Copper ……..127

126’1

126′!1o –
Un. States Steel Corp …… 105’/

106
1
1, 106’18 + 1’/4
Atchison Topeka ……..88’/,o

88

88’115
Southern Pacific ….. …lO’/g

101 /,s 103
1
12 + l)/g
Union Pacific …………127

127

128

+ 1
Int. Merc. Marine orig…..35’/4

36
1
11

3618 + 1 /8

,,

,,

,,

,,

prets

98

98

98

De
geidmarkt is
kalm en vrij ruim gebleven; geld op pro-longatie varieerde van
4
tot 4’/2 pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

22 Juni 1920.

Ook in cle afgeloopen week luidden de veerberichten
over bijna de .gcheele wereld gunstig. Alleen wordt in Ar-gentinië over droogte geklaagd, wat de uitzaai belemmert.
Dit zou eventueel van het grootste belang kunnen worden, aangezien voor het geval de droogte aanhoudt, de vooruit-
zichten van den nieuven oogst aanmerkelijk zouden ver-
minderen. Dit zou ongetwijfeld reeds onmiddellijk zijn
schaduw vooruitwerpen, daar •de toestand er dan het vol-
gende jaar allesbehalve gunstig zou uitzien.
Ook in Europa is het weer droog geweest, doch op ver-
schillende plaatsen zijn regenbuien gevallen, waardoor de
klachten over droogte tot nu toe onbeteekenend zijn. Over
het algemeen staan cle oogsten er goed voor doch de uitzaai
is in vele streken betrekkelijk gering geweest.
De verschillende Europeesche regeeringen hebben druk

Locoprijzen te RotterdamlAsneterdam.

t

21 Juni

1

14 Juni

1

21 Juni
Soorten.

t

ino

1

1920

t

1919

Tarwe

(Plata 78 K.G.)
‘)
41,-
41,-

Rogge (No. 2 Western)
1)
33.-
33,

Mais (La Plata)

……’)
390,-
391,-
485,-
Gerst (48
1h.
feeding)
..’)
500,- 520,-
453,

Haver(38 Ib. white
cl.)..’)
22,-
21,- 24,-
Lijnkoekeo (Noord-Ameri-
ka van La Plata-zaad)
5
)
216,-
217,50 292,50
Lijozaad (La Plata) ….
4
)
820,-
825,-
1016,-

‘) p. 100
K.G.

‘) p.
2000
K.G.
5)

p. 1000
K.G.

4)

per

1960 K.G.

AANVOEREN in tous van
1000
K.G.

Rotterdam
.,4mslerdam
Totaal

Artikelen.
14-19
Juni
Sedert
Overeenk.
14-19
Juni
Sedert
Overeenk.
1920 1919
1920
1
Jan.
1920
tijdvak
1919 1920
t
Jan.
1920
tijdvak
1919

6.930
223.170
216.187

81.168
34.359 304.338
250.546
Tarwe
……………..
6.935 13.867
44.725


11.010
13.867
55.735
2.721 2.362



2.721
2.362

MaIs

…………….
2.647 132.801
23.641

22.859
1.968
155.160 25.609

Rogge

……………..

10.119
83.959

320 32-259
10.439
116.218

Boekweit

………….221

.
18.129
124.625
– –
3.768
18.129
128.393

Lijnzaad
…………..
2.799
20.193 5.956

2.624
5.484
22.817 11.440

Gerst

……………..885
Haver

……………..810


21.358 19.989

1.406
100
22.764
20.089
Lijnkoek
……………

.

9.384
180.585


37.435 9.384
218.020
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
317
3.945
136.165

100
10.573
4.045
146.738

23 Juni 1920

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

555

uitgeoefend op de Argentijnsclie regeering naar aanleiding
van het plotseling geheven extra uitvoerrecht van 4 pesos
per 100 K.G. Naar verluidt zouden de geallieerde regee-
ringen succes gehad hebben in zooverre, dat ‘de Argen.
tijnsohe regeering bereid was het recht te laten vallen,
indien de Europeesche regeeringen een derde van de door
hen gekochte tarwe ter beschikking zouden stellen van
Argentinië voor 20 papieren pesos. Dit voorstel zou zijn
aangenomen, doch wij zullen eerst de volgende week def i-
nitief kunnen berichten of deze berichten geheel juist
zijn.
Argentinië is wederom begonnen tarwe te verschepen,
zij het dan ook, dat de hoeveelheid is afgevallen tot onge-
veer de helft van ‘wat er verscheept werd voor het uitvoer-verbod werd uitgevaardigd. Noord-Amerika verscheept nu
op ruime schaal, vooral naar Engeland. De prijzen zijn in
Buenos Aires aanvankelijk scherp gestegen, doch later weer
belangrijk teruggeloopen. In de Vereenigde Staten is er
niet veel verandering in de prijsnoteering geweest.
Ook de prijs voor rogge is weinig veranderd, terwijl gerst
en haver in de niet-Europeesche markten vast gestemd blij-
ven zonder evenwel voldoende weerklank •te vinden in
Europa. Lijuzaad is nog geheel buiten pariteit. In Argen-
tinië handhaven zich de prijzen terwijl vooral in Engeland
de prijs van olie scherp gedaald is, zoodat nieuwe zaken
met Argentinië in lijnzaad geheel uitgesloten zijn. Indisch ljnzaad is in verhouding veel goedkooper, doch de prijzen
van de eerste hand zijn de laatste ‘dagen toch ‘niet onbe-
langrijk boven de pariteit van de olie. Intusschen is ook
de stemming voor dit laatste artikel iets beter.
N e d e r 1 a n d. Onze Regeèring is sedert eenigen tijd
wederom besig tarwe in Noord-Amerika in te koopen,
terwijl in het ei’nde van deze maand waarschijnlijk ook
tarwemeel in de Vereenigde Staten gekocht zal worden.
De stemming voor maïs was over het algemeen traag en
onder meer aandrang van verschepers om te verkoopen,
brokkelden de prijzen regelmatig• af. Tenslotte verbeterde
de vraa wederom iets voor direct ‘leverbare mais, zonder
dat evenwel de prijs verhoogd kon worden. Ook in ons land
waren uit den aard der zaak in lijnzaad weinig zaken te
doen, alleen werd een enkele tweedehands partij op Ant-werpen tot zeer lage prijzen verhandeld. Direct leverbare
olie blijft zeer schaarsch, doch onder den invloed van de
lagere Engelsche markt zijn ook hier de noteeringen voor
alle posities zeer aanzienlijk gedaald.

SUIKER.

NOTEERINGEN

Data
Am,ter-
dom per
loopende

Londen
New York
96pC1.
Cra-
iatC3
Cube,

Whlte Joca
1

Job. per
1

Amer. Cia-
nulaled
C. maand
No.
/
J
i4

T
Juni/full

Sept.
Mei
nulated
______
Sh.
Sh.
Sh.
$
ets.
16Juni’20f

1161-
1101-
1091-

20,06
9

,,

’20

1161-
1051-
1001-

20,06
16 Juni’19

6419
371’6
3616

7,28
16Juni’18

6419


5,92
21 Juli ’14
,,11
1
/2
181-

– –
3,26

Gedurende de afgeloopen week was het weer gunstig voor
de bearbeiding der bietvelden. In N e d e r 1 and en
D u i t s cli 1 a n d echter hebben de felle zon en ‘de Oosten
wind ‘de akkers dusdanig uitgedroogd, dat t’hans naar neer-
slag verlangd wordt. In Tsj echo Slow aikye was de
weersgesteldheid geheel naar wensch der landbouwers. De
bebouwde oppervlakte is 6Y
4
pCt. grooter dan verleden jaar.
De op 50.000 tons ‘geraamde opbrengst van It al i ë zal ‘vol-
gens ‘de laatste berichten 70.000 tons bedragen.
De Royal Commission in E n ge 1 a n d kocht den Mau-
ritius-oogst van ongeveer 200.000 tons tot Sh. 89/-, 901- en
91/- f.o.b.

In J a v a waren de’ prijzen voor suiker uit den ditjarigen
oogst de afgeloopen week vrijwel onveranderd. De versche-
pingen gedurende Mei bedroegen 22.000 tons tegen 77.000
tons verleden jaar. Bij de V.J.P. werden biedingen uitge-bracht op belangrijke •]rwantiteiten uit oogst 1921, welke
echter
f
5,— per picol onder de verkooplimite van
f 50,-
basis Superieur bleven, zoodat nog geen verkoopen tot
stand kwamen.

De noteering voor Spot Centrifugals in A m e r ik a viel
in thet midden der week tot 19.56 c. Voor een partij Juni/
Juli Cubasuiker werd 19 c. c.&fr. betaald en voor stoomende
Porto Rico 20.06 c. c.i.f., terwijl de noteering ‘voor termijn
is Juli 19 c., September 19 c., December 17.30 c.

Cuba-statistiek:

1920

1919

1918
Weekontvangsttot12Juni
58.000

69.848

51.154

tons
Totaal sedert 1 Dec. 1919.
3.093.000 3.120.481 2.791.075
Werkende fabrieken

. – – .
34

78

58
Weekexporten tot 12 Juni
57.000

75.013

95.160
Totaal sedert 1 Jan. 1920
2.409.110 1.981.456 1.725.219
Voorraad op 12 Juni

– – . –
649.000 1.195.513 1.012.084

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

21Junl’201 14Juni’20’ 7Juni20 21Juni’19 2IJunl’18

New York voor
Middling .. 38,75e 39,50 c 40,— c 33,25 c 30,50 c
New Orleans
voor Middling 40,50e 40,— e 41,— c 32,75e

1,— c
Liverpool voor
Middling …. 27,94d 28,86d 29,13d 20,42
di)
22,82d
1)
Noteering van 20 Juni 1919.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendt&tlen balen.)

1
Aug.
’19

Overeenkomallgc
perioden
tot
18Jun120

1918-1919
1
1917-1918

Ontvangsten Gulf-Havens..
4166
3625 3888
Atlavens
pp

nt.Ha
2982


2341
2714
Uitvoer naar Gr. Brittanniël
2960
2179
2035
‘t Vasteland.
Japan ets…

3141 2507 1743

Voorraden in duizendtallen
18Juni’20

1
201un1’19

1
21Juni’18

Amerik. havens ……….
1342
1176
Binnenland ……………
1101
852
.958
.960
y
99
149
New York

……………..
7
.

426
382
New Orleans ……………
Liverpool

…………….
.11 4
510
274

Marktbericlit van de Heeren Sir Jacob Behrens &
Soni,

Manchester, d.d. 2 Juni 1920.
Tengevolge van de Pinkstervaoantie is de markt, zoowel
te Liverpool als te Manchester, ongeveer een week gesloten
geweest, terwijl ook de Amerikaansche markten verschil-
lende dagen gesloten zijn geweest, zoodat er niet veel gele-
genheid was om de laatste veertien dagen zaken te doen.
Hoewel Amerikaansche katoen eerst 1 d. per ib. gedaald is,
is de prijs thans weer wat vaster, doch de verhooging ge-
durende Mei is bepaald minder dan verleden jaar, zoodat
men zou moeten aannemen, dat de oogstvooruitzichten thans
iets beter zijn, hoewel men ook rekening moet houden met
het thans veel hoogere prijsniveau. Egyptisobe katoen is
ook sterk gedaald en de markt is zeer flauw, doordat de
vraag vrijwel geheel is opgehouden. De berichten omtrent
den nieuwen oogst zijn zeer gunstig, zoodat er niet veel
kans is, dat prijzen weer op het vroegere zeer hooge niveau
zullen komen.

Over Amerikaansche garens valt nog weinig te zeggen.
De vraag is weliswaar zeer gering, doch dit komt vooral na feestdagen wel meer voor. Het schijnt echter wel, dat
de noteeringen van spinners geleidelijk verlaagd worden en
dat dit ,verder door zal gaan als de vraag niet spoedig
verbeterd. Er zijn nog veel oude contracten speciaal in ket-
tinggarens en boomen, terwijl inslaggarens tot No. 44
sterker worden aangeboden en blijft de prijs voor 54er en
fijnere inslaggarens nog zeer vast. Voor het binnenland gaat
slechts zeer weinig om, terwijl ook bundelgarens voor export
zeer kalm blijven en de vraag van de Oostersche markten
vrijwel heeft opgehouden. Van het Continent komen er meer
aanvragen binnen, doch tot nu toe hebben deze nog niet
tot veel zaken geleid. Egyptische garens zijn zeer onregel-
matig in prijs en in de meeste gevallen wordt slechts het
hoogst noodige gekocht.:
De doekmarkt blijft zeer verwaarloosd. Men hoort van
weinig zaken die tot stand komen, hoewel er nog wel aan-
vragen aan de markt zijn. De voorraden zijn in vele ge-
vallen niet groot, in Calcutta wat dhooties betreft, doch
zijn de limites, die vandaar ontvangen worden in de meeste
gevallen nog veel lager dan de vraagprijzen hier te lande.
Over het algemeen is de stemming iets gunstiger dan voor
de vacantie, doch het is moeilijk te zeggen of de overzee-

556

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Juni 1920

sche vraag voldoende zal blijken te zijn om de stemming
in de markt wat vaster te maken.
19Mei 2Juni

19Mei 2Juni

Liverpoolnoteeringen.

T.T.opindië ….
211
8
18
21111
4

F.G.F.Sakellaridis 81,50 74,00 T.T.opHongkong 412

41111
t

G.F. No. 1 Oomra 16,00 15,00 T.T. op Shanghai 5110 518

KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolf 1
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).

Noteeringen en voorraden.

Dato
Rio Santos
Wiudkoers
Voorraad
Voorraad
W.

19 Juni 1920
286.000
10.100
1.692.000
12.950
14
‘/1

12

1920
311.000
10.025
1.757.000
1) 15
11
131

5

,,

1920
340.000
10.300
1.887.000
1)
15’13

19 Juni 1919
520.000
2)
2.365.000
1)
-.

2)

Ontvangsten.

Rio
Sanios
Dato
Afgdoo pen
Sedert
Afgdoopen
Sedert
week
1 Juli
week
1
Juli

19. Juni 1920….
49.000
1
2.473.000 11.684.000
.
1196.000
60.000
6.067.000

1
19 Juni 1919….
38.000
7.274.000
1)
Nominaal 15.000 tot 14.000. ‘) Feestdag.

HUIDEN.

Bericht van de firma Grisar & Co.
Het blijft in den huidenhaudel stil en de toestand is nog
steeds onzeker. Het algemeen gevoelen is echter, dat de prij-
zen van -het -artikel huiden liet laagste punt bereikt hebben.
Er is -een verkoop bekend geworden van 8000 -Swif t M.
Video F-rig. op basis van 20 d. en van 8000 Swift Rio
Grande op basis van circa 17 .-d. Van andere huiden wer-
den geen verkoopen van beteekenis bekend.
De veronderstelling is niet gewaagd, .dat in de Zde helft
van Juli de zaken zullen lierleven en daardoor de prijzen
weer eenigszins vaster zullen worden.
Hieronder laten wij de Frigorifioos-slachtin-gen aan de
Rio de la Pl-ata volgen:

April. Jan./Apr.

Cia Sans-inena de Carnes Congel-a-das

18.731

76.618
Las Palmas Produce Co. Ltd. . ……. 26.186 108.910
Sociedad Anonima ,,La Blanca” ………16.610

79.731
Cia .Swif t de la Plata S.A . ………… 15.932

60.369′ The Smithfield & Argentine Meat Co. Ltd

3.315 21.125
Frigorifico Wilson de la Ar.gentin-a S.A.10.495

47.907
Frigorifico Anmour -de la Plata S.A…..15.967

64.839
The Aug10 South-American Meat Co

54.318
La Frigrifica T.Jruguaya S..A. …….. 11.528

32.764
Cia Swift -de Montevideo S.A. …….. 21.462

75.018
Frigorif-ico Artigas S.A . …………..

13.922

38.985
– .

154.148 660.584

Het vorig jaar April werden 280.557 stuks geslacht en
van Januari/April 1.120.118 stuks, zoodat er 459.534 stuks
min-der geslacht ‘ijn.
De vracht Buenos-Aires/Liverpool bedraagt voor gezouten
huiden tegenwoordig 1601- per ton, inplaats van 2001-, het-
geen -de prijzen met circa 7/32 pence per -lb. terugbrengt.
Inlandschehuiden: zijn in Duitschland vast. Hier
te lande bestaat nog rveinig animo, doch men dient er reke-
ning mede te houden, dat de voorraad huiden op het oogen-
blik bestaat uit die van het wormseizoen, welke huiden
circa 20/25 pCt. worm bevatten.
Kalf s v e 11e n: Door een verminki-ng van het telegram
werd door ons vorige week gemeld, ‘dat kalfsvellen eene
– verhooging van 40 pOt. hadden ondergaan, hetgeen moet
zijn een

baisse van 40 pCt.
Men interesseert zich absoluut niet voor het artikel en
de markt blijft flauw. Chicago Packer vellen hebben 25 c.
gedaan, hetgeen een -pariteit van onze vellen maakt met
75 cent per half kilo, c.i.f. New York. Te Brussel zijn alle
aangeboden partijen van -den verkoop teruggetrokken.
Pa a -r d e h u ide n: met een-i-gszins meer vraag, doch
biedingen zijn te laag om -tot zaken te komen.
Rotterdam, tO Juni 1920.

COPRA.

De markt blijft flauwgestemd en de prijzen zijn als volgt
Java f.m.s. loco
f
50,-150
1/

Mixed

,,49,-
22 Juni 1920.

RUBBER.

De markt voor plantagerubber was iets vaster gestemd
in de afgeloopen week, hoewel de stijging nog niet belang-
rijk is te noemen.
De noteerin gen zijn:

.
einde vorige week

Prima Crpe loco

……….2f-/v
………….

2/-
Smoked sheets …………..2/_h/4
…………11

1]
1
12
Prima Crêpe Juli/September

21181
4

…………2/1
Oct./December

213
1
1,
.2/2
‘/
Hard cure fine Para

……..2/1
…………

2/1
I
f

22 Juni 1920.

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

GRAAN,

Data.
Petra grad
Londen!
R’dam

Odessa
Rotte,.
dam

All. Kust
Ve,. Staten San Lorenzo

Rotte,-
B,istol
Rotte,.
Enge.
dam
Kanaal
dam
land

14119 Juni 1920



0)1018

1051-
7112

,,

1920



2)1016

1101-

16121 Juni

1919


f
90
816
275
1
‘-
2501-

17122 Juni

1918



501-

2251-
Juli

1914
11 d.
713
1!11’/g
-1/11
1
/t
121- 121-

– KOLEN.

Cardif

t
Oostk. Engeland

Dato
Bor-
dcaux
Genua Port
Said
La
Plato
Rivier
Rotte,.
dam
1
Gothen.
hurg

14119 Juni 1920


so/-


f 12,-.

7112

,,

1920


551- 601-

12,-
Kr. 55
16121 Juni 1919
8)
541-
4716 4716
51/3
,,I0,-
Kr.32
17/22 Juni 1918

691-
10113
2001′-
1201-

Kr.205
Juli

1914 fr. 7,-
71-
713
1416
312
41-

DIVERSEN.

Bombaj,
Birmo
Vladieo.
Chilt

Dato
West
Europa

1

West Europa stock West

1

West
Europa

(d. w)
(rijst)
Europa (salpeter)

14/19 Juni

1920 …….
1251-


7112

,,

1920 ……
1351-


16121 Juni

1919……
.100/-

150/-‘)



.)liS/_
.107/6

275/-
5001-

1861-

17122 Juni

1918 …….

Juli

1914 …….
14/6
1613
251-.
2213

1)
Per ton stukgoed. ‘) Voor Britsche schepen.
0)
Vrij.
eraan Petrograti per quarier
van 496
16v. z,vaar, Odeeva per unil, Ver. Staten
per quarf er van
480
iS,. zwaar.
Overige noteeringen per to,, van
1015
K.G.

RIJN VAART.

Week van 14 tot 21 Juni 1920.
De aanvoeren waren in de atgeloopen week ongeveer
even groot als -de voorafgaande week; de -transportmaat.-
schappijen beschikten echter over voldoende eigen soheeps-
ruimte, waardoor weinig schepen uit de mark-t werden ge-
-nomen. Voor ‘de weinige schepen, welke werden aangeüo-
men, werd een -huur van ongeveer 4Y
2
tot 5 cents -per ton

per

dag genoteerd. In Antwerpen waren de aanvoeren ge-ring en bedroeg de ‘huur aldaar 25 tot 29 centimes per ton
per dag. –
Het sleeploon van Rotterdam/Dordrecht naar de Ru-hr-
havens werd, genoteerd met 190 tot 200.cents-tarief.
De verlading van expor-tkolen ‘naar de Rulirhavens ging regelmatig voor-t (ongeveer 6/7000 – tons per dag), terwijl
weinig particuliere scheepsruimte gecharterd werd.
De verladingen naar den Bovenrjn gingen eveneens
iets beter en werden de seheeps-huren -genoteerd met 80 tot
85 pf. per ton per dag. –
Het sleeploon van de Ruhr-havens naar Manirheini werd lager genoteerd en wel met Mk. 33.- -tot Mik. 36.- per ton,
terwijl liet sleeploon Mannheim/Straatsburg met Mk. 38.-
tot Mk. 40.- per ton genoteerd werd.
– De waterstand bleef gunstig; Cauber Pegel wees einde der
week Meter 2.66 aan, terwijl -de water-stand Mann-heim/ Straatsburg eveneens -gunstig bleef en wel -bedroeg deze
Meter 2.70.

Auteur