Ga direct naar de content

Jrg. 4, editie 173

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 23 1919

23 APRIL
1919

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Econom1schP,Stat1
‘Ost1*sC

he

Beylechten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

4E JAARGANG

WOENSDAG 23 APRIL
1919

No. 173

INHOUD

BIz.

HET
WETSONTWERP-A4LBERSE
INZAKE DEN ACHT-TJRIGEN
WERKDAC door
Mr. Q. J. Terpstra ………………
401
Resultaten van de Vrijwillige Levensverzekering van het
Amerikaansche Leger door
Dr. A. 0. Holwerda ……
404
Dividend-Uitkeering op Preferente Aandeelen
……….
405
De Uitkomsten van de Engelsche Staatsmolestverzekering
door
Mr.
R.
Mees …………………………..
406
Index-cijfers

………………………………..407
Maatregelen ten opzichte van de Surinaamsche Koffie..
. . 408
De Rijksmiddelen
…………………………….
408
AANTEEKENINGEN:
Dumping einst und jetzt
……………………..
408
De Britsche exporthandel in de periode
1913-1918 .. 409
REGEERINGSMAATREGELEN
OP
HANDELSGEBIED
…………
410

MAANDCIJFERS:
Overzicht der Rijksmiddelen
………………….
411
Ontvangsten van Spoor- en Tramwegmaatschappijen..
411
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
………………
412-419
Geldkoersen.

Effectenbeurzen. Wisselkoersen.

Goederenhandel. Bankstaten.

Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD
ECONOMISCH-STATI$TIBCRE
BERICHTEN

Secretari8-Redaoteur: G. E. Huffnagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 122, Rotterdam.
Aangetee7cende stukken: Bijkantoor Ruig Plaatweg $7.
Telef. Nr. 3000. Tele gr.adres: Economisch Instituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abortnenzentsprijs voor het weekblo4 franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 17,-
per jaar. Losse nummers 30 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
.0e verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f 0,35 per regl. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en
advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uit gevers-
Maatdhappij, Rotterdan, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

22 APRIL 1919.

De geldmarkt is de afgeloopen week beduidend

ruimer geworden. Vooral op de prolongatiemarkt was

het aanbod aanmerkelijk grooter, zoodat de noteering

tot 4 pOt. terugliep. Donderdag was met het oog op

de vacantiedagen, waardoor geldnemers vier dagen

rente verloren, de vraag zeer gering, zoodat een notee-
ring van 314 pOt. tot stand kwam, welke oogenschijn-

lijk te laag was in verhouding tot den toestand van

de markt. Echter bleef ook na de feestdagen het aan-

bod zeer ruim en werd heden wederom 314 pOt. ge-

noteerd.

Ook in particulier disconto waren afsluitingen ge-

makkelijker. De rente veranderde echter slechts wei-

nig. Prima papier werd voor 4
â 4
pOt. verhan-

deld. In gemeentewissels waren de omzetten weder

gering; de rente was 4%
?t
4/8 pOt.

*

$ *

Ondanks de ruimere geld-markt zijn de uitzettin-

gen bij de Nederlandsche Bank toch weder niet onbe-

duidend grooter geworden en is de bankpapieromloop

weder met ruim
f
5 millioen toegenomen. De uitzet-

ting vond plaats zoowel in den vorm van discontee-

ring als van beleening. De binnenlandsche wissels

vermeerderden n.1. met 3 miflioen, de beleeningen

met 5
Y2
millioen. Dat dus de toename van de bank-

biljettenomloop nog niet grooter was, kwam, doordat

anderzijds weder in rekening-courant teruggestort

werd. Deze saldi vermeerderden met ruim 214 miljoen.

Ook aan de
inschrijving
op het schatkistpapier is

de ruimere geldmarkt nog niet ten goede gekomen.

De afloop is geen groot succes geweest. Ingeschreven

werd voor slechts ca. 79 millioen, bovendien werd van

deze inschrijvingen slechts 60 miflioen toegewezen

tot een Vrij hooge rente, resp. ca
. 4, ca. 446 en ca.

414 pOt. Bij een grootere toewijzing zou deze rente

blijkbaar nog beduidend ongunstiger gewijzigd zijn

geworden. Gegund werden nu
f
29.700.000 3-maande

promessen t
f
989,22;
f
24.600.000 6-maands pro-

messen k. / 977,50 en / 7.133.000 jaarbiljetten

f
1003,60.
HET WETSONTWERP-AALBERSE INZAKE

DEN ACHT-URIGEN WERKDAG.

Dit ontwerp, waarnaar in werkgevers- en arbeiders-
kringen gedurende de laatste maanden met gespannen
verwachting werd uitgezien, is thans eindelijk voor
het publiek verkrijgbaar gesteld.
Het werd op den itden April j.l. door Minister P.
J. M. Aalberse bij de Tweede Kamer der Staten-Gene-
raal ingediend en ofschoon de lezers rvan dit tijd-schrift dus reeds in de gelegenheid zullen zijn ge-
weest zich van den hoofdinhoud van dit- eerste be-
langrijke stuk werk, door ons nieuwe Ministerie van
Arbeid tot stand gebracht, op de- hoogte te stellen,
zoo is het toch wel de moeite waard hier ter plaatse
dien inhoud nog eens – zij het in hoofdtrekken –
nader te bezien.
Er is dan tevens gelegenheid om na te gaan, in
hoeverre door het Ontwerp wordt tegemoet gekomen
aan de behartigenswaardige wenken, welke achtereen-

volgens de heeren 0. F. Stork, G. de Olercq en Joan
Gelderman in resp. de Nos. 159, 160, 170 en 171 van
den loopenden jaargang van dit
tijdschrift
ten aan-

402

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

zien van deze materie met betrekking tot resp. de

machine-, de chemische en de textielindustrie hebben

gegeven.

Zooals bekend verondersteld mag worden, beschermt
de op dit oogenblik nog geldende Arbeidswet 1911

z.
alleen de g. ,,jeugdige personen” (‘dat zijn de kinde-

ren beneden 17 jaar) en de vrouwen en dan nog voor-

namelijk maar alleen voor zoover zij in fabrieken of
werkplaatsen arbeid verrichten. Voor dezen geldt tot

dusver de 10-urige arheidsdag en de 58-urige ar,beids-
week.

Wanneer men v66r ‘den oorlog en zelfs nog een jaar

geleden zou hebben voorspeld, dat eene uitbreiding

van deze wet tot de volwassen mannen en bovendien tot de talrijke ondernemingen, welke niet tot ,,fabrie-

ken of werkplaatsen” kunnen worden gerekend, reeds

aanstaande was, dan zou men
ongetwijfeld
niet heel
veel geloof hebben gevonden.

Weliswaar bestond er een Wetsvoorstel-Schaper
0.5.,

waarin de desiderata op dit gebied van socialistische
zijde waren beliohaamd, maar dit voorstel, hetwelk

reeds in 1911 was ingediend, ondervond jarenlang
niet de minste belangstelling en eerst in 1916 werd
het in de Afdeelingen der Tweede Kamer onderzocht.

En ook overigens was er weinig reden om te ver-
wachten, dat eene ingrijpende wijziging van onze
Arbeidswetgevin.g reeds spoedig aan de orde zou wor-den gesteld. Immers de jaarlijksche bijeenkomsten van

de Internationale Vereenig’ing voor de wettelijke be-
scherming der Arbeiders, van .welker initiatief de

laatste uitbreidingen der Aribeids- en Veiligheidswet-

geving in de voornaamste landen van Europa het ge-

volg waren, werden sedert hét uitbreken van den
oorlog begrijpelijkerwijze gestaakt, zoodat de opwek-

king tot het geven van verdere sociale voorschriiten,

welke de verschillende Regeeringen en dus ook de
onze, van die
zijde
gedurende de laatste jaren gere-
geld kregen, daarmede tevens was opgehouden.

Ongetwijfeld zal dus de geschiedschrijver, die zich

in later jaren in den loop der Arbeidswetgeving van
ons land mocht gaan verdiepen, wel eenigermate ver-

baasd staan, wanneer tot hem doordringt, dat na een
betrekkelijk zoo kort tijdsverloop als ons thans van
de inwerkingtreding der Arbeidswet 1911 (1 Jauuari

1912) scheidt, een nieuw Ontwerp-Arbeidswet
door cle

Regeering
werd ingediend, waarbij niet alleen eene
uitbreiding der geldende regeling, ook tot de volwas-
sen mannen en tot tal van ondernemingen, welke daar buiten vielen, wordt voorgesteld, maar waarbij teveiis
en bovenal eene verscherping van die regeling wordt
aanbevolen door – althans voor fabrieken of werk-

plaatsen en kantoren – den acht-urigen werkdag
verplichtend voor te schrijven in de plaats van den
tot dusver alleen voor vrouwen en jeugdige personen
geldenden tien-urigen.

Intusschen
wij,
die de oorlogsjaren hebben meege-
maakt en het zeer versnelde tempo, waarin de ideeën
sedert dien marcheeren, ook ,,in eigen hoofde” be-
speurd’ hebben, verwonderen ons over het feit, dat
Minister Aalberse thans
zijn
Ontwerp-Arbeidswet.
heeft ingediend, in het geheel niet meer, zelfs al
schakelen we met hem den invloed der gebeurtenissen,

die zich in November j.’l. hebben afgespeeld, hier
heelemaal
bij
uit.

De eenige twijfel aan ‘s Ministers wijs beleid ten
deze wordt dan eigenlijk ook alleen nog maar verno-
men van dengene, die zich op de hoogte van den stand
van deze zelfde aangelegenheid in de ons omrin-
gende landen heeft gesteld ets die – kennis genomen

hebbende van de angumertiten, welke daar togen de
invoering van ‘den wetteljken 8-urendag blijkbaar
met meer succes worden volgehouden dan hier te lande – zich bezorgd afvraagt of oue industrie, na
wat zij vooral in het laatste oorlogsjaar heeft door-
staan, de concurrentie met die landen wel zal kunnen
blijven volhouden.
Inderdaad, wanneer wij nagaan, ‘dat in Engeland

door de z.j. Inidustrial Joint Oo’mmittee
i)
met alge-

meene stemmen (dus ook met die der 30 Trade-unio-

nisten, die in de Oommissie zitting hadden!) pas

wordt aangedrongen op een 48-urige verkweek en dan

nog met de noodzakelijke uitzonderingen; wanneer wij
weten, dat in
Frankrijk weliswaar kort geleden door

den Minister van Arbeid een ontwerp ‘betreffende

den 8-urendag is ingediend *), maar dat eene invloed-

rijke vergadering als die van ‘de Voorzitters der
Fransohe Kamers van Koophandel tegen deze uni-

forme regeling zeer beslist stelling heeft genomen
2).

wanneer wij verder lezen, dat door de Commissie,
welke annex aan de Vredesconferentie eene even-

tueele ,,internat’ionale aribeidswetgevinig” heeft ont-
worpen, wei de 8-urendag, maar de 48-urige week

wordt voorgesteld, behoudens weer de noodige uitzon-deringen
3)
en’ men ziet ten slotte op grond van welke

argumenten men zich van verder strekkende voorstel-
len heeft gemeend te moeten onthou’den, dan vraagt

men zich onwillekeurig af of het wel in alle opzichten

verstandig is te noemen, dat ons kleine land, welks
in zoovele opzichten van het buitenland afhankelijke

en daarmede niettemin concurreerende industrie toch
reeds een zeer moeilijken tijd tegemoet gaat, met deze

nieuwe en ingrijpende regeling voorgaat!

Intussehen: het Ontwerp is nu eenmaal bij de

Tweede Kamer •ingediend en men kan er wel zeker

van zijn, dat althans het voornaamste artikel (art. 24),
hetwelk den 8-urigen werkdag en de 45-urige werk-

week voor fabrieken of werkplaatsen brengt, zal wor-
den aangenomen ook.

Gelukkig dus, dat de Minister in art. 25 een aantal
uitzonderingen
bij
Algemeenen Maatregel van Be-

stuur en in art. 26 en 27 de aanpassing van de prac-

tijk gedurende een overgangstijd van resp. twee en
vier jaar bij Ministerieel :besluit, resp. Algemeenen
Maatregel van Bestuur, mogelijk heeft gemaakt.

Voor eene industrie als b.v. die, waarover ‘de heer
Geiderman schreef (de textielindustrie) is liet dus•

nu maar te hopen, dat de eene of de andere der ‘be-
doelde overgangsbepalingen op haar van toepdssing
wordt verklaard. In hoeverre echter de kans daarop
groot mag worden geacht, staat – afgaandé althans

op ‘hetgeen in de Memorie van Toelichting op het
Ontwerp hierover wordt gezegd – nog te bezien.

Immers de Minister teekent bij de bovengenoemde arti-

kelen 26 en 27 in zijne Memorie van Toelichting aan:

,,dat het in de bedoeling van de Regeering ligt van de
hier gegeven bevoegdheden 9 slechts gebruik te maken,
voorzoover ‘dit dringend noodzakelijk is en niet dan nadat
de Hooge Raad van Arbeid
5)
is gehoord. Verwacht kan
dan ook niet worden – aldus gaat de Minister verder –
dat reeds aanstonds afwijkingen zullen worden toegestaan
voor het geheele tijdvak van
2
resp. 4 jaar, dat de artike-
len aangeven, tenzij onomstootelijk vaststaat, dat met een
korteren termijn niet kan worden volstaan. Ook ‘zal telkens
nauwkeurig worden nagegaan 6f niet een geringere ver-

Men zie de uitvoerie mededeel’ingen hieromtrent in
het’ artikel van den heer Joan Gelderman, op blz. 353 van
den loopenden jaargang.
Zie o.a. l’Economiste français van
12
April j.1.,
blz.
453.
De betreffende clausule luidt in den oorspronkelijken
tekst: ,,Limitation des heures de travail dans l’industrie
sur la base de 8 heures par jour
ou
de 48 theures par
semaine, sauf exception pour les pays dans iesquels les con-
ditions climatdriques, le developpement rudimentaire de
l’organisation industrielle ou d’autres circonstances
spciales déterminent une diffrence notable dans le rende-
ment du ‘travail.
Pour ôes pays, la conférence internationale du ‘travail
indiquera les bases
5.
adopter, lesquelles devront être
approximativemen’t équivalentes
5.
celles mentionnées
ci-.dessus.”
Tot ‘het toestaan van den 9-urigen dag en de 50-urige
week gedurende
2
jaar en van den lO-urigen’ dag en de
55-urige week gedurende
4
jaar na het in werking treden
der wet!
Nog in te stellen.


*) [Naar het schijnt inmiddels door de Pransche Kamer
aangenomen.]

23April 199

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

403

lenging van den. arbeidsduur dan tot het volle maximum,
hetwelk de artikelen toelaten, voldoende is.”

Men leest het: de M’inister is. uitermate bang om

zich met zijn overgangsbepalingen te branden en die
takken van bedrijf, die meenen, dat zij voor toepas-

sing van een der artikelen 26 of 27 in aanmerking

komen, zullen dus wel doen de verwc.htingen in dit
opzicht niet te hoog te spannen!

Intusschen geeft een passage uit de Algemeene

Beschouwingen der Memorie van Toelichting ten deze
wat meër moed! Ten aanzien der bedoelde Overgangs-

bepalingen kan men op ‘blz. 10 der Memorie van Toe-
lichting -ten deze het volgende lezen:

,,Nadere’ bestudeering van de vraag, of overgangsbepa-lingèn ten anzien van den maximum-duur voor den arbeid
in fabrieken of werkplaatsen noodig zijn, heeft den onder-geteekende tot een bevestigende beantwoording dier vraag
geleid. Volslagen zekerheid, dat in alle on.der deze groep
vallende bedrijven de invoering van dec 8-uren dag zeer
snel zal ku.nnen geschieden, bestaat niet. Het is denkbaar,
dat een bedrijf om staande te kunnen blijven, moet kunnen
c6ncurreeren met een buitenlandsche industrie en de om-
standigheden van dien aard zijn, dat het die concurrentie
bij plotselinge belangrijke inkrimping van dan werktijd
niet kan volhouden. Een tweede mogelijkheid, waarmede
gerekend moet worden, is dat de capaciteit der fabrieks-
inrichtingen niet voldoende.is
om met een arbeidsdag van
8 uren in de behoefte van het land, van een landstreek, van een gemeente of van- een andere industrie te kunnen voor-zien, terwijl die behoefte niet groet genoeg is om invoering
van een ploegenstelsel loonend te maken. Verder kan uit-
breiding van de fabrieksinrichting of aanschaffing van
meer moderne machines noodig zijn om de productie van een onderneming bij een verkorten arbeidsduur op peil te
hou.den;’ ook daarvoor, moet eenige tijd worden gelaten.
Eindelijk zullen zich gevallen kunnen voordoen, dat nog
niet over voldoende geschoold personeel beschikt kan wor-
den om zonder overgangstijd den werktijd in te korten of
een twee-, drie- of vier-ploegenstelsel in te voeren.
,,Daarom wenscht de ondergeteekende de mogelijkheid te
laten, om zoowel voor geheele bedrijfstakken als voor be-
paalde ondernemingen enkele jaren. van overgang toe te
staan. In de artikelen 26 en 27 is neergelegd, hoe die af-wijkingen kunnen tot stand komen en hoever zij kunnen
gaan.”
.

-. Op’k met de uitzonderingsbepalingen van art. 25 zal
men slechts in zeer bijzondere gevallen worden gebaat!

Behalve de in de prac.tijk bepaald noodzakelijke uit-
zonderiigen voor schoonmaken, poetsen en repaieeren
van werktuigen, toestellen, enz., waarvoor 10 uur per
dag en voor vrouwen en mannen resp. 51 en 57 uur
pr week bij Algemeenen Maatregel van Bestuur kan

worden toegestaan (art. 25, tweede lid, sub
a)
en be-

halve voor bevakingsdiensten door mannen, waarvoor
bedoelde Algemeene Maatregel 13 uur per ‘dag en 70
uur per week kan toelaten (ai-t. 25, tweede lid, sub
b),
kan een 11-urige werkdag (maar 45-urige werkweek!)
worden toegestaan voor ,,mannen of vrouwen” (dus
alleen voor volwassenen!) in ,,bedrijven, waarde arbeid
niet steeds op een ‘vast uuf kan eindigen, ‘doordat een
werkproces meer dan 8 uren kan duren!” (Mem. v.
Toel. ad art. 25, tweede, lid, sub
c).

Door deze bepaling zal wellicht de door, den heer

De Clercq besproken Chemische industrie eeni.ger-
mate zijn gebaat, maar het voorschrift, dat de arbeids-
week dan ook slechts maximaal 45 uur imag bedragen,
zal vermoedelijk weer ve.el van dit voordeel te niet
doen, aangezien men voor een dagelijks terugkeerend
,,werkproces van meer dan 8 uren” (afgezien van ‘de
Overgangsbepalingen) op ‘het twee- of meer-ploegen-
stelsel aangèwezen ‘wordt. –

-Aangezien er in het algemeen slechts gewerkt zal
mogen worden tussuhen 7 uur ‘s morgens en 6 uur
‘s middags, m.a.w. over een tijdvak van 11 uur, is het wbrken met twee ploegen van 6, 7 en 8 uur elk uitge-

sloten, tenzij uitdrukkelijk toegestaan. Met het oog
hierop, is de bepaling van art. 25 eerste lid, sub
a
in
het Ontwerp opgenomen, waardoor bij Algemeenen
Maatregel van Bestuur kan worden toegestaan, dat
arbeiders (dus zoowel mannelijke als vrouwelijke) van

15 jaar
of oider tusscihen 5 uur ‘s morgens en 10 uur

‘s avonds, maw. over een tijdvak van 17 uur gedu-

rende 8 uur arbeid verrichten. Hierdoor kan dus het

inleggen ‘van twee ploegen, van b.v. 8 uur, elk mogelijk
worden gemaakt.

Blijkens de betr. passage in de Memorie ‘van. Toe-

lichting zal dit voorrecht worden toegekend aan ,,be-

drijven, waarin door verkorting van den arbeidsduur.
de kosten van interest en afschrijvin,g van werktuigen,

fabrieksgebouwen, enz. te zwaar, op den
prijs
der

voo’rtbrenigselen zouden drukken.”

Of en in hoeverre deze te ,,zware druk” door dit

privilege inderdaad zal worden opgeheven, nu daar-

tegenover de kosten van ‘de tweede ploeg toch zullen

moeten worden goedgemaaikt, zal in vele gevallen nog

wel eens nader mogen wonden uitgerekend!

Over het werken met verschillende ploegen houdt
ook art. 25, derde lid, nog enkele aanpassi±gsbepalingen.
in. Door dit voorschrift wordt nl. een Algemeene Maat-

regel van Bestuur in uitzicht gesteld, waarbij ,,om

redenen van , technischen of maatschappeljken aard”
nachtarbéid (welke overigens in het algemeen is ver-

boden!) aan ,,maunen” kan worden toegestaan, mits

deze arbeiders, hetzij in drie achtereenvolgende weken
op niet meer dan 7 dagen in de nachtploeg opkomen

en niet langer arbeiden dan 48. uur per week en 135

uur in drie achtereenvolgende weken, hetzij in vier
achtereenvolgende weken op niet meer dan 7 dagen
tussohen ‘s avonds 6 en ‘s nachts 12 uur en op niet
meer ‘dan 7 dagen tusschen ‘s nachts 12 en ‘s morgens
6 uur werken, noch langer dan 48 uur per week en
180 uur in vier achtereenvolgende weken.

Het eerste geval heeft betrekkin’S op de cont’inu.be-
drijven, welke ‘s Zondags stilstaan; het tweede op de
continuibedrijrven, welke zelfs des Zondags doorwer-
ken. Een drie-ploegenstelsel zou ‘hier ‘leiden tot een
werkweek van gemiddeld 56 uur.

– ‘,,Het spreekt’ wel vanzelf, dat ‘dit geheel strijdig
met den geest dezei wet zou zijn. In zoodanige gevallen

is het ‘vier-ploegenste’lsel dus onvermijdelijk, tenzij bij
een dria-ploegenstelsel met invallers of reserve-perso-
neel gewerkt wordt.” Aldus de Memorie van Toelich-
ting op het betr. artikel (25, ‘derde lid). Als redén
van ,,maatschappelijken aard”, waarom dit aitikel kan

worden toegepast, noemt ‘de Minister het gereedkomen
van de ochtend-éditie der dagbladen, waarom dus in
courantendrukkerjen de nachtarbeid voor volwassen
mannen toegelaten zal zijn. Daarnaast zullen wel
meestal de redenen van technischeu aard hier den

doorslag moetén geven.

In het bovenstaande zijn wel de’ voornaamste novi-
teiten, welke het ontwerp-Aalberse ibrengt, aangege-
ven. ‘Een dieper ingaande bespreking van dit ont-
werp, hetwelk niet minder dan 99 artikelen telt (de
geldende Arbeidswet 1911 heeft er slechts 32), zou
trouwens te ver voeren en ware 6ok in dit tij,dschrift wellicht minder op haar plaats.

Toch moge aan het bovenstaande nog worden toegé-
voegd, dat het Ontwerp naast de besproken
beperking

van den arbeidsduur tot 8 uur per dag en.’
45
uur per
week
en naast het eveneens aangeroerde
verbod van
nacht arbeid,
vo,or fabrieken of werkplaatsen den
vrijn Zaterdagmiddag
en de
Zondagsrust
brengt, be-
houdens in gevallen bij Algemeenen Maatregel van
Bestuur bepaald (artt. 23 en 22). Het ontwerp houdt
voorts uitzonderingsbepalingen in voor de iz.g. ,,sei-

zoen-bedrijven”, voor
,,bijzon-dere
omstandigheden” en
voor ,,spoedeischende gevallen” (artt. 28 en 29), ter-
wijl de thans in. de Arbeidswet 1911 voorgeschreven
;,’rusttijden” in art. 31 niet onlbelan,grjk worden inge-

krompen.
Gold een en ander speciaal voor den arbeid in

fabrieken of werkplaatsen in het algemeen, het ont-
wer,p regelt verder no’g afzonderlijk den arbeid in –
‘brood’ba’kkerijen, in winkel’s, in. kantoren, in apotihe-
ken, in koffiehuizen en hotels, in verplegingsinrioh-
tingen en ten slotte – in het Ontwerp in de eerste

404

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

plaats opgenomen (artt. 14 t/m. 21) – den arbeid

buiten de zooeven genoemde categorieën. Het ontwerp

is niet toepasselijk op ondernemingen van laiidbouw,
tuinbouw, boschbouw, veehouding, noch op de onder-

grondsche werken der mijnen en hetgeen daar boven-
gronds direct mee samenhangt; evenmin op commer-

cieele, technische of administratieve bedrijfsleiders, of

op personen, belast met wetenschappelijk onderzoek of

wetenschappelijke contrôle; voorts niet op arbeid, ver-

richt door steenhouwers of havenarbeiders, voor zoo-ver daarop reap. de Steenhouwers- en Stuwadoorswet

van toepassing is. (Art. 1 sub a t/m. g). Ook voor

arbeid in dienst van spoor- en tramwegondernenain-

gen geldt het
belangrijkste
gedeelte der wet (de
Hoofdstukken IV en V) niet, behalve voorzoover be-

treft den arbeid in spoor- en tramwegfabrieken of

werkplaatsen en in de stationskoffiehuizen.

Aangezien het ontwerp reeds op Vrijdag 25 April

a.s. in de Af deelingen der Tweede Kamer zal worden
onderzocht, is het waarschijnlijk, dat ook verder zeer

veel spoed met de behandeling zal worden gemaakt.

Toch zal – waar het in de bedoeling schijnt te lig-

gen de wet niet in te voeren voordat de belangrijkste
Algemeene Maatregelen van Bestuur (althans die be-

treffende den overgang en de aanpassing) zijn vast-

gesteld en de ontwerpen dezer Algemeene Maatregelen
eerst den nog in te stellen Hoogen Raad van Arbeid

zullen moeten passeeren – de inwerkingtreding der

wet wel niet voor in den loop van het volgend jaar
kunnen plaatsvinden.

Laat ons hopen, dat v66r dien tijd de economische

positie van ons land en meer speciaal van onze
industrie zich reeds zoodanig zal hebben hersteld, dat

althans het hierop berustend argument tegen het
Ontwerp aan, degenen, die zich hierdoor bedreigd
achten, zal zijn ontvallen. Q. J.
TERPSTRA.

RESULTATEN VAN DE

VRIJWILLIGE LEVENSVERZEKERING VAN

HET AMERIKAANSCHE LEGER.

Reeds in het nummer van 17 October 1917 waren
wij in de gelegenheid een en ander mede te deden

omtrent de maatregelen, die men in de United States
meende te moeten treffen voor de voorziening in de

behoeften van de nagelaten betrekkingen, indien de onder de wapenen . geroepenen voor het vaderland
mochten komen te vallen. Wij hebben toen reeds uit-
eengezet, hoe men naast de gedssongen verzekering van
de klassieke weduwe- en weezenpensioenen een
vrijwil-
lige kapitaalsverzeker.ing bij overlijden invoerde. De
bedoeling hiervan was niet alleen om de toch immer
aan den lagen kant zijnde weduwerenten aan te vullen,
maar bovendien gaf men hierdoor de gelegenheid om
in de verzorging van andere na te laten betrekkingen
te voorzien, zooals een vader of moeder, broer of
zuster en enkele andere categorieën van verwanten.
Alen heeft er nauwgezet voor gewaakt den kring van

begunstigden tot deze zeer nabij verwante relatiën
te beperken, opdat aldus de grondgedachte van de
levensverzekering, ,,de voorzorg”, zuiver tot uiting kwam. Voorzieningen te treffen in andere gevallen
dan daar, waar een gezin verlies zou lijden door het
wegvallen van dan kostwinner, lag, zoo meende men

terecht, niet op den weg van den Staat.

Deze vrijwillige kapitaalsverzekering nu is een
enorm succes geworden. In November van het vorige
jaar kon Mr. Love, een der leiders van deze Staats-
verzekering, verklaren, dat de aanvragen voor deze
kapitaalsv•erzekeringen binnenkwamen tot een gemid-
deld totaal van 92.000.000 dollar per dag, dat is

$ 64.000 per minuut of $ 1000 per seconde, dag aan dag, zon- en feestdagen daaronder begrepen. De be-
teekenis van deze, op echt Amerikaansche wijze, zoo
smakelijk geëtaleerde cijfers, komt het best tot haar recht als men bedenkt, dat men tot einde November
4Y4 millioen polissen afgaf met een totaal verzekerd

bedrag van $ 36.250.000.000. Aldus heeft dit van

• overheidswege ingestelde levensverzekeringbedrijf zich
binnen één jaar tijds opgewerkt. tot verreweg het
omvangrijkste bedrijf waar ter wereld ook.

Verklaarbaar is dit succes zeer zeker in een land
als de United States, waar de levensverzekering

toch reeds zoo uitermate populair is en waar men de

bij ons zoo overbekende pensioenverzekeringen daar-

entegen zoo’veel minder kent. Haast onverklaarbaar

wordt het als men leest, dat daarnaast de particuliere

bedrijven in het afgeloopen jaar wel zonder uitzonde-
ring ook alle een grootere nieuwe productie hadden
te boeken dan in de jaren daarvoor. Aldus heeft ook

Amerika geen uitondering gemaakt op den algemeenen
regel, dat het aantal nieuwe zaken in 1918 grooter

was dan ooit. Heeft men dit in de Centrale landen en

voor een groot deel ook in Engeland voornamelijk

kunnen bereiken door op de wijze, laatstelijk in het
nummer van 13 Maart 1918 vermeld, de levensver-

zekering in dienst te stellen van de inschrijvingen op

de oorlogsleeningen
;
in Amerika heeft men tot dezen

geforceerden maatregel geenszins zijn toevlucht be-‘
hoeven te nemen.

De productie der Amerikaansche maatschappijen

schijnt dus zeer gezond, in tegenstelling met die

der andere genoemde landen. De daar behaalde pro-ductie, waar de toekomstige uitkeeringen in oorlogs-
leening zullen geschieden, blijkt, bijvoorbe,eld bij de

Centrale machten, geen gezonde productie te zijn.
Door de katastrofale daling van de koersen dier lee-

ningen toch dreigt er een enorm royement onder deze

verzekeringen, waardoor de instellingen met een onge-

wenscht groote steek dezer leeningen zouden blijven

zitten, die voor het meerendeel niet eens contant
betaald is! Niet alleen krijgt men aldu:s een veel te
groot kwantum van een minder gewensehte belegging,

maar bovendien liggen aldus de middelen voor gerui-
men tijd vast, omdat men deze voor de verdere afbe-

talingen der voor de oorlogsleening aangegane belee-ningen moet gebruiken.

Productiecijfers alléén leeren dus omtrent de be-
drijfsresultaten nog maar heel weinig. Zoo ook ont-

staat bij de vrijwillige kapitaalsverzekering der Ver.
Staten de vraag naar de financieele uitkomsten.

Hoewel van de eindafrekening natuurlijk nog niets

bekend kan zijn, kan men niet anders dan een aan-
zienlijk tekort verwachten. Alléén de schade, aange-
dikt als deze is door de griepepidemie, schat men
thans reeds op minstens hèt dubbele van de ontvangèn
premiën, zelfs hoort men nog wel ongunstiger cijfers.

Dat er meer schade zou zijn dan men aan premie
ontvangen zou, heeft men ook te voren reeds kunnen

verwachten, toen men de uiterst matige premie van $ 8 per mille vaststelde. Men stelde zich toch reeds

vanaf dan aanvang op het standpunt, dat de extra-
oorlogsschade voor rekening van den Staat moest komen, het individu betaalde feitelijk alléén voor
het normale risico.

Evenzoo, redeneerde men, moest de Staat de acimi-
nistratiekosten betalen. Ook deze kunnen niet gering
zijn, als men bedenkt, dat het Bureau of War-Risk

Insurance niet minder dan 14.500 employé’s telt.
Alléén de salarissen kan men dus naar aanleiding van

dit getal veilig op ongeveer $ 17.000.000 schatten,

waartegenover een geschat premie-inkomen staat, dat
bruto zeker niet meer dan $ 300.000.000 bedragen

kan. De Staat werkt duur, hoort.men dan ook van ver-
schillende kan.ten in het particulier bedrijf beweren.
De afgevaardigde Graliam heeft bijvoorbeeld dit aan-

tal geëmployeerden bij den Staat vergeleken met dat

bij de particuliere instellingen. De New York, met
haar wereldbedrjf, heeft 1.000.000 verzekerden en
1683 beambten, de groote Prudential heeft 1866 a.mb-

tenaren per millioen verzekerden, de Staat echter
heeft er 14.500 op de 4 millioen, of 3600 per millioen,
dus ongever tweemaal zooïveel. En toch klaagde men

23 April 1919

ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

in het Oongres’over de gebrekkige beantwoording van

correspondentie.

Met deze crijtiek op het Staatsbedrijf zij men echter

voorzichtig, het is toch nog immer iets anders om’

een bestaande portefeuille te administreeren dan om
een geheel nieuwe te organiseeren. De verzekering in
kwestie is vervolgens een zuivere risico-verzekering,

met andere woorden, van de door de verzekerden

betaalde premiën blijft absoluut niets over, aan het

einde van het jaar behoeft men geen reserve op zijde
te leggen, de betaalde premiën, die daardoor laag zijn,

worden geheel verbruikt tot uitbetaling van de voor-

gekomen schadegevallen. De onkosten schijnen dus,’

in piocenten van zulk een lage premie uitgedrukt,.

noodwendig hoog. Stelt men echter de onkosten
tegenover het totale verzekerde bedrag en rekent men,

dat ook in het particuliere bedrijf een onkostencijfer van 1 per mille voor administratieve doeleinden niet
overmatig wordt gevonden, dan zou de Staat in totaal

ongeveer $ 35.000.000 onkosten mogen maken. Met de
1

$ 17.000.000 voor salarissen alléén, zal men daar nu•
wel niet veel onder blijven, voo,ral als men alle indirecte

onkosten, zooais de extra-belasting van de posterijen
en dergelijke er ‘bij rekent en dus werkt de Staat
1

zeker niet goedkoop. Maar om to beoordeelen of de’
Staat buitengewoon duur werkt, zou men meerdere,
gegevens tot zijn beschikking moeten hebben.

Vooral zou men dan moeten weten, hoeveel van deze
productie blijvend is. A priori mag men verwachten,
dat een enorme massa van deze Staatsverzekeriag
vervalt, als men de individuen aan de burgermaat-

schappij teruggeeft. Nu doet de Staat echter buiten-
gewoon veel moeite om deze verzekeringen in stand te
houden. Hiermede is ongetwijfeld een groot belang

gemoeid, want onder de uit militairen ‘dienst ontsla-
genen zijn zonder twijfel tallooze minderwaardige
risico’s, die bij het particuliere bedrijf 6f in het geheel’
niet 6f op bezwarende conditiei aangenomen zouden
worden. Deze zullen dus de Staatsverzekering, indien
eeni’gszins mogelijk, cdntinueeren. Daartegenover
tracht de Staat nu te bewerken, dat ook een aantal
goede risico’s zoo doet, omdat anders het Staatsbe-

drijf een weinig fraaie toekomst tegemoet zou gaan.

Nu doen zich daarbij een paar uiterst moeilijke
kwesties voor en wel ten eerste de volgende. De verze-
kering kan men natuurlijk niet als zuivere risico-
verzekering continueeren, dit heeft men moeten be-
perken tot een periode van 5 jaar na ‘het sluiten van
den vrede. Binnen dien termijfl zal men de verzekering
moeten omzetten in een der bekende vormen: een
gewone overljdensivei’zekering met constante premiën
of nog liever: een gemengde verzekering, dat is uit-
keering bij leven op een b6paalden datum of onmiddel-

lijk bij eerder overlijden. Hieraan koppelt men dafl,
zooals in Amerika veelal gebruikelijk is, fiog uitkee-
ringen bij invaliditeit vast.

Door het’ ‘scheppen van deze gelegenheid tot omzet-
ting verandert echter ‘het Staatsbedrijf geheel en al
van karakter. Men krijgt nu toch in plaats van de
reservelooze risicoverzekeringen andere vormen, die
tot het bijeenbrengen van zeer belangrijke, zoogenaam-
de wiskundige of premiereserves, noodzaken. De Staat
zal dus 6f als kooper op de vrije beleggingsmarkt moe-
ten verschijnen, 6f de Staat moet voor de reserve
in eigen boezem emplooi trachten te vinden. In het
eerste geval vragen de beroepsverz.ekeraars zich af: is
de Staat nu wel het meest aangewezen orgaan om als
grootbelegger op de Vrije markt te verschijnen, zal de
Staat niet te weinig commercieelen kijk op de dingen
hebben? In het tweede geval vreest men maar al te
zeer, dat de Staat ‘van deze zelf te vormen reserves
te goedkoop zal willen leenen.

In beide gevallen bestaat er dus groots kans, d’at de Staat duur zal werken. Ten nadeele van de ver-
zekerden zal dit echter niet direct zijn, de premie
blijft men toch uiterst billijk bepalen; alleen wordt

daardoor de in het uitzicht gestelde verdeeling van

een eventueel’ surplus ‘nog wat onzekerder. Ten na-

deele van ‘de gemeenschap in h’aar geheel genomen

behoeft dit ook niet te zijn, een eventueel tekort op

het verzekeringbedrijf kan danr toch staan tegenover

de matige rente, waartegen de Staat nu geld kan
leenen.
Voordeel
voor de gemeenschap kan er dan

echter uit dit ‘bedrijf al evenmin voortvloeien als

voor de individueele verzekerden.
Nu raakt men hiermede tevens de tweede moeilijk-

heid, die bij het continuoeren dezer oorlogsverzeke-

ringen onder de oogen te zien is en wel deze. De goede
risico’s zullen alleen dan er toe besluiten hun verze-
kering door te zetton, indien de Staat minstens even

billijke voorwaarden ‘aan kan bieden als het particu-

liere bedrj,f. Een onlangs vanwege het Bureau of

War-Risk Insurance uitgegeven aanbeveling van de

continuatie der eenmaal gesloten verzekexingen legt
sterk den nadruk op de goedkoope premiën van de

Staatsverzekering, maar.
..
. men Vergelijkt daar de

netto premie van den Staat ‘met de bruto premie van

onderlinge instellingen, zonder de winstuitkeer’inigen
in aanmerking te nemen. Zouden ‘de Staatsambtenaren
reeds voelen, dat ‘verzekering van overheidswege

moeilijk met het . particuliere bedrijf concurreeren
kan?

In elk geval echter schijnt het Staatsbedrijf een

liquideerend ‘bedrijf te worden. Het ‘nieuw afsluiten
van verzekeringen zal men voortaan weder aan het
particuliere bedrijf overlaten. Voor’ de acquisitie
deugt het Staatslichaa,m niet, dat voelt wel ieder, die
weet welke
moeilijkheden
daarbij te overwinnen zijn.
Wat in oorlogstijd door het ‘medewerken van het ge-

heele ontwikkelde deel van de natie mogelijk ‘was,
krijgt in tijden van vrede wederom een heel ander aan-
zicht. Een voorbeeld daarvan, hoe ongeschikt de Staat
als acquisiteur is, kunnen de Amerikaansche macht-
hebbers in het eigen huis zien: de Staat Wisconsin
stelt zoo juist voor, het door de overheid aldaar opge-
richte levensverzekeringsinstituut te liquideeren, om-
dat deze instelling, die naast het particuliere bedrijf
werkte, geen leven,svatbaarheid bleek te bezitten.

Dr. A. 0.
HOL.WERDA.

DIV’IDEND-UITKEERING OP PREFERENTE

AANDEELEN.

In het nummer van 2 Apiil komt eene aanteeke-
ning over dividend-uitkeering öp preferente aandee-

len voor met de conclusie, dat krachtens de ‘dividend-
en tantièmebelasting 1917 houders van 6 pOt. prefe-
rente aandeelen geen recht hebben op een div’idend
van meer dan circa’ 534 pOt.’ Opdat niet uit gemis
aan tegenspraak zal worden afgeleid, dat hiermede
het algemeene oordeel wordt weergegeven, veroorloof

ik mij te verklaren, dat mij de conclusie volkomen
onjuist voorkomt.

Het is waar, ‘dat volgens art. 1 der wet de belasting
geheven wordt van de uitdeelingen der vennoot-
schappen. Art. 11 verklaart echter de belasting ver-
sohuddigd
door de vennootschap.
In det artikel wordt
dan verder gezegd, dat de belasting van de tantièmes
in mindering wordt gebracht. Eene dergelijke bepa-ling komt in de wet ten aanzien van dividenden niet
voor. Reeds de tegenstelling, daardoor gemaakt tus-
schen tantièmes en dividenden, leert, dat de wet van
clividenden dien aftrek niet voorschrijft. Dat ze deze
voor tanhjièmes wel voorschrijft bewijst bovendien, dat
de bepaling van art. 1, volgens welke de ‘belasting
van de uitdeelingen wordt geheven, niet ‘bedoelt te
zeggen, d’at deze daarop in mindering komt.

Ten aanzien der dividenden is de belasting er dus
eenvoudig eene aan de vennootschap opgelegd naar
den grondslag harer uitkeeringen aan aandeelhouders.

Hieruit vloeit voort, ‘dat de dividendbelasting voor
de vennootschap gelijk staat met alle andere belastin-
gen haar opgelegd, alo deel uitmaakt harer onkos-
ten en hare winst vermindert. Daar de statuten der

406

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

vennootschappen, die preferente aandeelen uitgegeven

hebben, aan de houders daarvan eene preferente uit-

keeririg uit de winst toekennen tot zeker maximum,

gewoonlijk van 6 ,pCt, hebben, zoodra de winst tde-

reikend is om dat maximum en de belasting daarover

te betalen, die houders recht op uitbetaling van dat

maximum, zonder eenige korting. Strikt genomen be-

hoort de belasting, over het dividend verschuldigd,

onder de onkosten geboekt te worden van het jaar,

waarin het dividend tot uitbetaling komt, daar immers
ter zake van eene handeling in dat jaar de ‘belasting-

schuld ontstaat. Er kan echter geen materieel be-
zwaar zijn om de belasting, ter zake van het dividend
verschuldigd, te brengen ten laste vnu het jaar,

waarin het dividend is verdiend.

Bij de
schriftelijke
en
bij de mondelinge gedachten-

wisseling in de T’wede Kamer over het ontwerp der

wet, zijn zoowel van de
zijde
der Kamer als van de
zijde der Regeering voorbeelden gegeven van de wijze,
waarop bij de winstverdeeling de belasting ten laste

van de in de winst gerechtigden .zoude zijn te bren-gen. Daarbij
zijn
de preferente aandeelen niet ter

sprake gekomen; blijkbaar is aan deze niet gedacht.
In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig

Verslag heeft de Minister Van Gijn een voorbeeld

van belastingverdeeling gegeven overeenkomstig het

bovenaangegeven stelsel. Daartegen werden bij de

mondelinge behadeling bezwaren ingebracht. Mr.
Treub, inmiddels Minister geworden, heeft die be-

zwaren beaamd en toen een stelsel van berekening

aangegeven, naar hetwelk de -belasting, verschuldigd

op het aandeel in de winst van elke groep van in die

winst gerechtigden, op dat aandeel in mindering zou

worden gebracht. Daarbij hebben de leden, die het

woord hebben gevoerd, zich nedergelegd’. Ik acht het
iutusschen niet twijfélachtig, dat zulke gedachten-
wisseling in eene der Kamers gëen recht geeft de wet

in strijd met haren tekst uit te leggen. Trouwens,

ware in de Kamer aan preferente aandeelen gedacht,

dan zonde allicht niet op gelijke wijze zijn gesproken.

Natuurlijk kunnen de statuten eener naa’mlooze
vennootschap bepalen, dat do belasting, ter zake van
het dividend op preferente aandeelen geheivén, door
de vennootschap op dat dividend in minderirfg’ zal
worden gebracht; alleen echter in
dat
geval zal zulke
aftrek geoorloofd
zijn.
Mij zijn intusschen geene

statuten van naamlooze vennootschappen bekend,
weilce bepalingen van die strekking behelzen. De
eenige statuten, •die ik ken, waarin dit onderwerp
uitdrukkelijk is .geregeld, zijn ‘die ‘der naamlooze ven-
nootschap Vereenigde ,Ohemische Fabrieken.
Bij
de
oprichting dezer vennootschap, op 27 December 1915,
bestond de Wet op de Dividend- en Tantième-belas-
ting nog niet;
zij
dateert eerst van 11 Januari 1918.
Blijkbaar is bij die statuten echter al met die toen

reeds in ontwerp bekende wet rekening gehouden. Zij

bepalen, dat uit ‘de winst allereerst 6 pOt. over ht
bedrag der preferente aandeelen aan de houders daar-
Van zal worden uitgekeerd; vervolgens ontvangen
houders van gewone aandeelen 5
.
pOt. over het bedrag
daarvan; het meerdere is overwinst en wordt o,p de
gebruikelijke wijze tusschen aandeelhouders,, ‘directie
en commissarissen verdeel:d. Daarna ‘volgt deze
bepaling:

De belasting, die
op
de uitkeeringen, krachtens ‘dit
artikel over eenig boekjaar aan aandeelhouders, directeuren
en commissarissen -te doen, mooist verschuldigd zijn, zal, voorzoover ‘dat niet in strijd mocht zijn met eenige wette-
lijke bepaling, onder de onkosten van het volgende boek-‘
jaar worden gebracht. Bij de beslissing over het maken van
reierves krachtens het d.erde lid, van dit artikel, zal het
bedrag dier onkosten
in
overweging worden genomen”

Naar
mijn
oordeel geeft deze bepaling de wijze

aan, waarop bij wiustverdeeling’ de Wet op de Divi-
dend- en Tantièmebelasting behoort te worden toe-
gepast.
‘ Tz-s. A. F.

R’dam, 4219.

DE UITKOMSTEN VAN DE ENGELSCHE

STAA TSMOLESTVERZEKEBING.

Het Engelse War Riaks 0ff ice heeft in het begin

van deze maand een voorlopig overzicht gepubliceerd

van de resultaten der Engelse staatsmolestverzeke-

ring; voor hen, die in de biezonderheden van dit’

onderwerp belang stellen een kluifje; ,maar ook in het
algemeen beschouwd, de vermelding alleszins waard.’)

In vrijwel alle landen, die er voo,r in aanmerking

kwamen, is in de ioop van ‘de wereldoorlog een staats-
molestverzekering ingevoerd. Maar Engeland’s be-

moeiingeu zijn in dit opzicht belangrijker geweest,
dan die van enig ander land. De in Mei 1913 ienoem.

de subkommissie van het ,,Cdmmittee ‘of Imperial

Defence” bracht in de eerste oorlogedagen iapport uit

en dit rapport is in de praktijk wel niet in alle op-

zichten gevolgd, maar de arbeid van de Kommissie

heeft zeker -gemaakt, dat het instituut van de staats-

verzekering dadalik flink gefundeerd was en dat het

door zijn weloverwogen stelregels ook buiten Enge-land tot voorbeeld heeft kunnen strekken. Van groot

pra.kties belang was’de Engelse staatsverzekering. ook

daarom, omdat Engeland, naarmate het zelf in de
scheepvaart der Entente-mogendheden de leiding ver-

wierf en ook naarmate de Entente neutrale scheeps-

ruimte ging opeisen, verplicht wer,d in ‘bepaalde gval-
len ook buitenlandse belanghebbenden van de Engelse
staatsverzekering te laten profiteren.

Over het verloop van dit langzamerhand zo, wijd
vertakte staatsbedrijf (het aantal ,,schemes” is blijk-

baar tot niet ijainder dan 25 geklommen) ideelt de ubli-

katie van het War Risks Office ons nu het een -en
ander mede. Genoeg om ons te boeien en ook genoeg
om te laten zien, dat
er
nog heel wat meer te ‘vertellen
zou zijn. Hieronder volgt een overzicht van de kate-
gorieën, en van de resultaten, uitgedrukt in ponden
sterling.

Kategorieën
Premie.
Schade.

Saldo.
HuIls of British steamers

……
78.930.000
62.800.000
+
16.130.000
Huils of 13ritish steamers trading
to

Holland

……………..403.000
620.000

217.000
HulIs of British sailing ships.
42.000
133.000

91.00
Hulis and gear of British f,sh’ing
vessels

…………………
428.000 1.424.000

996.000
,Hulls of British coasting vessels
133.000
72.000
+

61.000
Hulls

of

Norwegian

steamers
(old

scheme)

…………….
25.000.000 23.000.000
+

2.000.000
Htills

of

Norwégian

steamers (new scheme)
…………….
4.800.000
1.300.000
+
3.500.000
8, ‘HuIls

of

Norwegian

steamers
(excess values)

………….
2.000.000
750.000
+

1.250.000
Huils and cargo of other neutral

steamers

………………..
8.500.000
7.200.000
+

1.300.000
Huils

of

British

steamers

in
French coal trsde
…………
735.000
581.000
+

154.000
Huils of I3elgisn stearners
……
1.406.000 1.196.000
+

210.000
Hulis of Belgian fishing vessels
17.100
1.600
+

15.500
Huils of Roumanian sleamers..
.

33.000
100.000.

67.000
Cargo

in

British steamers (old
scheme)
…………………..
48.500.000
59.500.000

11.000.000
Cargo

in

British

sailing

ships
(old

scheme)

……………
140.000
688.000

548.000
Cargo

in

British

and

neutral

steamers

and

British

sailing
ships (new scheme)
……….
11.500,000
8.000.000
+
3.500.000
Cargo in British coasting vessels
25.700 92.700

67.000
Cargo in Belgian steamers
……
1.070.000
170.000
+

900.000
Cargo ‘in Roumanian steamers..
61.000
425.000

364.000
Cargo

in

British

steamers

marine insurance
…………
141.000
19.500
+

121.500
Seamen’s effects.
.. .. .. .. .. .. .. .
89.000 384.000

295.000
Canteen and officers’ mess stock
in

H.M.

ships
…………….
55.80
36.000
+

19.800
Aircraft and bombardment

….
13.610.000
2.970.000
+
10.640.000
Aircraft

and,

bombardment
(Egyptian cotton)
…………
7.200

+

7.200
Miscellaneous
………………
171.000

±

171.000

Totaal… ….
………
197.797.800

171.462.800
+
26.335.000

Het ‘valt dadelik op, dat in verscheiden kategorieën
buitenlandse belangen genoemd worden. Van de meest
algemene strekking in dit opzicht is No. 9, de ‘verze-
kering van casco en lading van neutrale schepen. De
toelichting zegt, dat de verlening van deze faciliteit
nodig weid -in Decem,ber 1916, toen men in.zag, dat
zonder hulp ider Engelse staatsverzekering -de neutra-

1)
Het overzicht is in zijn geheel te lezen in The Board
of Trade Journal van
10
April. Het is ook afzonderlik
verkrijgbaar.

23 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

407

len hun sahepen niet ter beschikking van de Entente

zouden willen stellen.

Dat voor de vaart naar Holland een afzonderlike
kategorie gevormd werd, wordt hierdoor verklaard,

dat reizen naar Holland naar de regelA der Engelse

staatsverzekering ,,prothibited voyages” waren, zodat

voor de opneming daarvan een aparte regeling nodig

was. De bedoeling was het aanmoedigen van de invoer
van Nederlandse zuivelprodukten en andere goederen.

De meest durieuse k’ategorie is wel No.
24,
de be-
scherming van de katoenvoorraden in Egypte. (April
1918.)
,,’Dhe Economist” van
12
April vertelt, dat de
Staat met deze verzekering begonnen is, toen een

Duits luchtsehip, dat een lange reis niaakte langs de
Afrikaanse kust, (men herinnert zich dit geval uit

de kouranten) in Egypte grote angst verwekt ‘had en

de premie in de open markt door de onbekendheid van
het risico en door het plotselinge, ‘grote, aabod van
verzekeringen zo gestegen was, dat de staat ter nor-
mali.seiing ‘van de premie tussenbeide moest komen.

De geldelike resultaten van de verschillende kate-

gorieën lopen zeer uiteen en als men ziet in welk een
mate er hier gewonnen, daar verloren werd, dan ge-
voelt men het uiteindelik gunstig resultaat van 4e

gehele staatsverzekerin:g als een toevalligheid, niet als
de zekere resultante van goede en kwade kansen, die

het verzekeringsbedrijf stabiel en mogelik maakt. Het

was trouwens •de Engelse Staat, evenmin als enige
andere Staat, die’ zich als assuradeur heeft opgewor-
pen,’ er om te doen winst te maken. De staats-
verzekering diende ,,to keep the .trade going” en dat
belang was groot genoeg om zo .nodig geldelike
offers te rechtvaardigen. Dat men in sommige

gevallen de premie willens en wetens te laag
heeft genomen, geeft de publikatie duidelik te ver-
staan (Nos.
3, 17, 21)
en men zal mogen aannemen,
dat soms ook een tussentijdse verhoging van premie wer.d nagelaten, hoewel die kommercieel volkomen
gerechtvaardigd geweest zou zijn (vgl. No.
4).
Niet-
temin zijn, zo hier als elders, de kommerciële over-
wegingen geleidelik een grotere rol gaan spelen. Het
meest tekenend in dit opzicht is zeker ‘het opgeven
van de ,,flat rate”, de voor alle reizen gelijke premie.
Men heeft dit stelsel van premieb.epaling volgehouden
tot Maart
1918,
mair daar de Staat onder dit regime
inzondeiheid de posten kreeg, waarvoor hij te goed-
koop
was, besloot men ten slotte dit stelsel prijs te geven en de premie te bepalen naar gelang van de
verschillende risico’s, die aan verschillende reizen ver-
bonden waren: het verschil in uitkomst tussen Nos.
14
en
15
(old soheme) en No.
16
(new soheme) was
daarvan het te verwachten resultaat.

De toelichtingen bij de verschillende kategorieën
geven nog allerlei belangrijke biezonderheden. Zij
geven o.a. aan, dat de verzekeringen in verschillende
vormen door het War Risks Office geaccepteerd wer-
den: soms was het herverzekering aan ,,Olubs”, soms rechtstreekse verzekering, soms nam de Staat het ge-
heel over, soms een gedeelte; in één geval (No.
9)
.werd met een partikuliere verzekeriugmaatschappij
(de ,,Commercial Union”) een regeling getroffen.
Interessant zijn ook de premies, die bij verschillende
kategorieën genoemd worden. Zolang de vaste premie
gold (dus: tot Maart
1918)
vertoont Maart/April
1917
de sterkste stijging.

Zoals gezegd, een tweede ,,White Paper” over dit’
onderwerp zal ons nogheel wat meer nieuws kunnen

brengen, vooral juist ten aanzien van de premies en
ook van de waardebepaling. Ook omtrent ‘de algemene
regels, d’ie aan de Engelse staatsverzekering ten grond-
slag bleven rusten; welke waren b.v. de ,,prohibited
voyages?” Het zou interessant zijn, indien over deze

punten een nieuwe publikatie volgde. We moeten
hopen, dat dit Engelse staatsbedrijf niet weer als
prakties voorbeeld zal behoeven te dienen, maar om de
techniek van het assurantievak en om de techniek ‘van
een staatsbedrijf zou een nauwkeurige weergave van

dit stuk oorlogsgeschiedenis zeker belangrijk zijn. Van
de Engelse staatsverzekering allereerst, maar ten

slotte van alle andere staatsmolestverzekeringen
nâtuurlik evenzeer.
R.
MEES.

INDEX-CIJFERS.

Het index-cijfer over de maand Maart heeft een
verdere daling,van
73
punten ondergaan. Het totaal-

cijfer
,
bedraagt thans
5723
tegen
5867
een jaar geleden
en
2565
per einde
Juli 1914;
het hoogste cijfer werd
met
6267
punten bereikt in Augustus
1918.

LflUCr-
andere
3en:

iflgc-
1.,ranen

Doe-
Weef- Delf- OI,en,

meen
Data

en

chng,- stoffen stoffen

‘out, Totac index

iilcesch en ge-

rubber,

cijfer
notnL
enz.

Basis (gemidd.

1901-5) . . 500

300

500

400

500 2200 100,0

1 Januari 1914 563

355

642

491

572 2623 119,2
1 April

,,

560

3501 6264 493

567 2597 118,0
1 Juli

5654 345

616

4714 551 2549 115,9
1 October

646

405

6114 4724 645 2780 126,4

1Januari1915 714

4144 509

476

6864 2800 127,3
1 April

840

427

597

644

797 3305 150,2
t Juli

818

428

601

624

779 3250 147,7
1 October

8094 4704 667

6194 7694 3336 151,6

1 Januari 1916 897

446

731

7114 8484 3634 165,1
1 April

9494
503

7964 851

913 4013 182,4
1Juli

989

520

794

895 1015 4213 191
2
5
1 October ,,

1018

5364 937

8584 1073 4423 201,0

1Januari1917 1294

553 11244 8244 1112 4908 223,0
1 April

1346

6104 1226

8344 1283 5300 240,9
1 Juli

,,

14324 6524 1441

8414 12784 5646 256,6
1 October

12214 726 15094 8224 13544 5634 256,1
1 Januari 1918 12864 686 16844 8394 13484 5845 263,2
Einde Jan. ,,

12214 686 1719$ 829 1329 5785 262,9
Febr.,,

1235

693 1733

838 1319 5818 264,4
Mrt. ,,

1238

697 1777

836 1319 5867 266,6
April,,

1244

7444 1760

850 13424 5941 270,0
Mei

1247

7774 17734 849 1369 6016 273,4
Juni

1274

7774 18114 8614 13804 6105 277,5
Juli

1274

7774 1808

8894 1379 6128 278,5
Aug.

12874 775 1920

8894 1395 6267 284,8
Sept.

12464 7794 1929

889 1394 6238 283,5
Oct. ,,

1271

780 1889

8784 13914 6210 282,6
Nov.

1289

7824 1848

903 13894 6212 282,6
Dec.

1303

7824 18054 866 1337 6094 277,0

Jan.1919 1287

7824 16184 828 1335 5851 265,9
Febr.,,

12884 7824 15964 818 13104 5796 263,8
Mrt.

1285

782
4
1517

8444 1294 5723 260,1

Uit bovenstaande cijfers blijkt- aldus ,,The Econo-
mist” – dat gedurende het laatste kwartaal het totaal-
cijfer
371
punten moest prijsgeven. Duidelijk ziet men
uit de verschillende groepen, dat dit voor ‘het grootste
deel is toe te schrijven aan de scherpe prijsdaling in
de weefstoffen. Sedert December
1918
valt alleen voor
deze groep een daling van
288%
punten te boeken,
wat meer dan
75
pOt, van den ‘totalen hierboven aan-
gëgeven teruggang van het index-cijfer beteekent. De
oorzaak is natuurlijk de lage noteering van katoen,
garen en doek. De groothandelsprjzen van de voor-
naamste voedingsai

tikelen gaven veel verandering te
aanschouwen. De officieele havernoteering liep ge-
middeld
3
shilling in prijs terug; ook gerst en inge-
voerde tarwe waren gemakkelijker. Daarentegen wa-
ren aardappelprijzen doorloopend hooger. Gelijk in
de vorige maanden vertoonde de katoenmarkt ook
weer in Maart de belangrijkste veranderingen. Het

Amerikaansche ruwe product moet ongeveer
2
d.
laten vallen, terwijl de garen- en doekprjzen onge-
veer
3
shilling lager noteerden. De Amerikaansche
ginning-cijfers vielen boven de verwachting uit en
er was slechts weinig vraag door het nog steeds aan-
zienlijk aantal stilstaande spoelen en weefgetouwen in

Lancashire. In de groep ,,weefstoffen’ moet verder
nog melding worden gemaakt van de prijsdaling
van hennep; de noteering voor Manilla liep tot £
58
terug en sedert dien zijn er beneden dezen prijs zaken
gedaan. De metalen ‘maakten een uitzondering op de
algemeen te constateeren zwakke tendens. Lood,

408

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

koper en tin vertoonden prijsverbeteringen van £ 2

tot £ 7 per ton; ijzer was eveneens vast. In de groep

diversen vragen oliehoudende zaden de aandacht. De

markt voor olie en oliehoudende zaden is nu vrij el

ontslagen van alle contrôle, behalve voor de hand-

having van de maximumprijzen. In de afgeldopen

maand . werden zaken gedaan in oliehoudende zaden

tot £ 17 beneden de noteeringen van voor enkele
maanden.

Kleir&handelsprijzen.
De verhoudingscijfers van

verbruiksartikelen, in den handel gebracht door de

Coöperatieve Winkelvereeniging van ,,Eigen Hulp”

te Amsterdam, Haarlem, Arnhem, Utrecht, Leeuwar-

den en ‘s-Gravenhage (voorheen E. II.), welke door

het Centraal Bureau voor de Statistiek

gepubliceerd worden, zijn ‘de n’avolgede.

Arlikelen
1913 1914
1915
1916
1917
/918
(‘

Gort

………
113
116
142
165

123
123
123
Koffie
……..
88
91
100
118
174
176
176
Margarine .
127
99
102
110
122
136
138
138
100
100 125
161
179 193
196
196
Suiker(basterd)

.94

89
91
105 115 116
120
127
127
Stroop

…….

11

(melis)
85 89
98
102
103 105
‘108
108
Zout

………
80
80
90
go
110
190
190
190

De prijzen voor het jaar 1893 werden gelijk 100

gesteld.

MAATREGELEN TEN OPZICHTE VAN DE

SURINAAMSCHE KOFFIE.

Naar aanleiding van de mededeeling over het boven-

genoemde onderwerp, voorkomende in het artikel ,,De

economische toestand van Suriname” in het vorig
nummer van dit tijdschrift, schrijft de K o n. W e s t-
Indische Maildie’nst ons als ‘volgt:

,,Het zij ons vergund een minder juiste voorstelling

van zaken te rectificeeren, welke gegeven wordt ten

aanzien van het aandeel, dat onze maatschappij zou

hebben gehad in het tot stand komen en in de toepas-
sing vn den maatregel betreffende de naar Neder-
land uit te voeren Surinaamsche Liberia-koffie.
,,De opvatting, dat wij zouden hebben medegewerkt

tot het instellen eener keuring dier koffie en dat door
ons, in overleg met de Nederlandsche Overzee Trust-

maatschappij en de Nederlandsche Handel-Maatschappij
zou
zijn
besloten geen andere dan goedgekeurde koffie
ter verscheping aan te nemen, berust op een misver-
stand, dat, naar ons uit de juist ontvangen Suri-
naamsche bladen blijkt, ook bij de locale pers heeft

postgevat.
,,Deze keuringsmaatregel werd ingesteld door de
N.O.T., aangezien met het oog op het beperkte koffie-
rantsoen, dat Nederland mag invoeren, geen soorten of kwaliteiten mochten worden toegelaten, die voor de consumptie hier te lande ongeschikt zijn. Aange-

zien
7iicjh
onder de Suriname Liberia-koffie’ zulke

kwaliteiten bevinden,, heeft de N.O.T. in het belang
van de Nederlandsche consumptie een keuring der
van Suriname naar hier te verschepen koffie inge-

steld. Zonder wodanige keuring had waarschijnlijk in
het geheel geen koffie van Suriname naar Nederland
verscheept kunnen worden.
• ,,Voor de naar Nederland aan te nemen lading is
de reederij afhankelijk van dé door de N.O.T.
ingestelde bepalingen en zoo heeft zij ook betref-
fende dezen maatregel de daaruit voortvloeiende
instructies aan haren agent in Paramaribo moeten
verstrekken.”

DE RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijk over-
zicht met bijlagen van de opbrengst der Rijksmiddelen
over het eerste kwartaal van het loopende jaar, verge-
leken met de overeenkomstige cijfers van het vorig
jaar.

De oorlogswinst- en verdedigingbelastingen brach-

ten tot dusver in totaal op een bedrag van

f
491.418.085, waarvan
f
371.783.310 op rékeniug komt van eerstgenoemde heffing. Met inbegrip van

de opcenten ten ‘behoeve van het Leeningfonds –

behalve die op den suikeraccijns, welke geene ver-
zwaring van belastingdruk medebrachten – is der-

halve in totaal
f
597.148.616 ontvangen uit belasting-

heffing, die haren grond vindt in de buitengewone
‘omstandigheden.

De gewone middelen brachten in de dgeloopen

maand f21.787.726 op tegen
f
19.157.709 in Maart

1918 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van

f
2.630.017. Dé opbrengst der afgeloopen maand over-

treft de ramiiig met het aanmerkelijk bedrag van

f
3.184.351. De opbrengsten van Januari en Februari

1919 bleven’ respectievelijk
f
2.017.583 en
f
668.903
‘bij ‘de raming ten achter; de op:brengst van het kwar-

taal overtreft than’s de raming met
f
497.865.

Dit gun.stig resultaat is voornamelijk te danken aan
een ruimer vloeien der personeele belasting, der ver.-
mogensbelasting, van den accijns op de suiker, gedis-
tilleerd, van de zegel-, registratie
7
en successierech-

ten, van de rechten op den invoer, de statistiekrechten

en cle lood.s’gelden. Daarentegen vloeiden trager de
grond- en de inkomstenbelasting, benevens de accijn-

zen op wijn, zout en geslacht. De opbrengst van de

directe belastingen bleef, met uitzondering van de

inkomsten- en de vermogensbelasting, nog aanmer-

kelijk beneden de ramin, hetgeen zich in den aanvang

des jaars steeds voondoet.

De hooge opbrengst van den suikeraccijns in de

laatswerloo’pen maand zal waarschijnlijk zijn toe te

schrijven aan het feit, dat grootere hoeveelheden

suiker voor d’e industrie zijn vrijgegeven. De toene-
ming van de opbrengst van den gedistilleerd-accijns hangt samen met de op 7 April j.l. ingegane verhoo-
ging van ‘den accijns, met het oog waarop de belasting-

plichtigen groote voorraden vooruit insloegen. De
achteruitgang in opbrengst van de
accijnzen
op wijn
en geslacht hangt waarschijnlijk samen met de, door
de hoogere prijzen veroorzaakte, verbruiksinperking.
In aanmerking moet voorts worden genomen, dat
slechts weinig wijn wordt ingevoerd en dat de vrijla-
ting van het varkensvieesch op ‘het verbrüik van met

accijns belast vleesch een on’gunstigen invloed oefende.
Het trager vloeien van den
zoutaccijns
hangt samen met
het verdwijnen van den zoutnood; er wordt niet meer
op groote schaal opgeslagen en ingekocht, doch de aan-
wezige voorraad wordt allereerst aangesproken. De

stijging in de opbrengst van het statistiekrecht, de
invoerrechten en de loodsgelden wijst op een aanmer-
kelijke verlevendiging van den internationalen han-
del. Vooral de toeneming van de inkomsten uit de
invoerrechten, die in vergelijking met het vorig jaar
eene stijging vertoonen van meer dan 230′ pCt., is uit
dit oogpunt zeer bevredigend te achten.
De nieuwe belastingheffing deed zoowel in Maart
1919 als in Maart 1918 ‘haren invloed reeds gelden en
moet derhalve bij de vergelijking van de opbrengsten
dier maanden buiten beschouwing blijven.

AANTEEKENINGEN.

Du9np’ir.g einst u’ndjetzt.
—Men kan be-.
grijpen, dat er thans ook in Duitschiand pogingen
gedaan worden de maatregelen, die het land veel vijand-
schap bezorgden bij vreemde mededingers te ‘bezien en te beoordeelen van de
zijde
dergenen, die daaraan geen
voordeelen ‘ontleenen konden, om zich des te gemakkelij-
ker in het komende onvermijdelijke te kunnen schikken.
Het bekende handelspolitieke institûut, dat in Duitsch-
land een ‘buitenmatig wasdom bereikt heeft en waar-
mede veel is teweeggebracht van de vijandige stemming,
die Duitschland in de wereld tegenover zich gevonden
heeft, is wat’ gemeenlijk ‘bestempeld wordt met de
naam ,,dumping”. In een korte en heldere schets in1

23
April
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

409

het laatste nummer der ,,Jahrbüeher für National-

ökonomie und Statistik” (Februari 1919) merkt H. F.

Crohu-Woifgang een en ander ,,Zur Frage des Dum-
pings” op, waaraan het volgende ontleend moge zijn.
De schrijver acht er de tijden naar eens onder oogen

te zien wat de nict-Duitsche wereld tegen dit ,,Export-

system” had. Tijdens den oorlog was reeds gebleken, dat de geallieerde landen maatregelen beraamden om
tegen de Duitsche practijken op te treden, maar zoo-

lang men in de Oentrale Rijken nog hoopte aan het
langste einde te zullen trekken, behoefde men zich om
de
vijandelijke
uitingen niet veel te bekommeren.
Phans is het echter anders geworden. Ter beantwoor-

ding van de vraag waarom de Duitsuhe export. v66r

den oorlog in oo grooten omvang op ,,geforceerde”

handel beruatte, geeft de schrijver twee verklaringen.

In de eerste plaats voerde het algemeene streven, er
blijk van te geven, dat men er was en wenschte mede
te tellen, er toe ,,rücksichtslos” het afzetgebied uit

te breiden. Daarnaast dwong het voortdurende ge-

boorte-overschot, bij de onmogelijkheid dit uit eigen
landbouw te voeden, te kiezen: hetzij een aanzienlijk
deel der bevolking te laten emigreeren, hetzij de
industrieele productie aanzienlijk op te zetten, mede

ten einde den import der ontbrekende levensmiddelen
te kunnen betalen. Koos men het eerste dan ware, be-

haLve het verlies, dat de volkskraoht hiermede in hel algemeen leiden zou, eene verzwakking van de mili-
taire ,,Machtstellung” teweeggebracht.

Hoe nu het verlies op ,,dumping”-goederen goed ge-
maakt werd door de prijzen, die ten gevolge der hooge

invoerrechten op de ,,Heimhandelsmarkt” gevraagd
konden worden is een bekende zaak, waarbij wij niet
behoeven stil te staan.

Dat in Engeland de Duitsche handel met het woord ,,unfair” bestempeld werd – aldus de schrijver, dien
wij hier citeeren – is niet uitsluitend uit afkeer of
naijver tegen Duitschiand te verklaren, maar de

uiting van een typisch Engelsche opvatting van
zaken. De redeneering moet daar de navolgende ge-
weest
zijn:
het is allereerst van Duitschland niet fair
aan ons op een koopje te leveren en zich daarvoor
schadeloos te stellen door aan zijn eigen volk hooge
prijzen op te leggen, maar dumping is daarenboven
tegenover ons zelf niet fair, d.w.z. wij laten ons zelf
daarmede onrecht aandoen, want terwijl Duitschland
door zijne practijken onze industrie in ons eigen land
verdringt, maakt het ten koste daarvan zijn eigen
militaire macht en wereidpositie sterk, die tegen ons
(Engeland) gebruikt zullen kunnen worden en inder-
daad gebruikt
zijn,
geworden.

Voor Duitschland zal na het ongunstige einde, dat

de oorlog voor dat land genomen heeft, nog menig
moeilijk probleem op te lossen zijn, immers zegt de
heer Orohn-Wokfgang, het dumpingbeginsel is on-
deelbaar verbonden met de structuur, die aan een aan-
tal der Duitsche nijverheidstakken gegeven is. ,,Es
kann heute keinen Zweifel mehr unterliegen – leest
men – dass die Friedensbedingungen uns wenigstens
für einen langeren Zeitraum daran verhindern wer-
den, Waren unter ,,forciertem Aussenhandel” zu expor-
tieren”. Voor den schrijver moet de oplossing der moei-
lijkheden, die daardoor ontstaan zullen, te zoeken zijn
in eene vermeerderde binnenlandsche kolonisatie en in een weloverwogen leiding bij de emigratie te ver-
leenen, opdat de landverhuizer, minder dan tot dus-
ver, voor het vaderland verloren ga.

De Britsche exporthandel in, de
p e r i o d e 191 8-1 918.—
In een officieel Amen-
kaansch rapport, afgedrukt in het ,,Board of Trade

Journal”, over de ,,Expont Trade Policy of •the
United Kingdom, 1913-1918″, samengesteld door het
,,Bureau of Research of the United States War Trade
Board”, wordt een samenvattend overzicht gegeven
van den omvang en het karakter van den uitvoerhan-
del van het Vereenigd Koninkrijk in de oorlogsjaren,
wat 1918 betreft alleen voor de eerste zes maanden.

Om geen misleidenden indruk te geven wat het

quantum der waren lbetreft, werden •de oorlogsprjzen

gereduceerd tot die van 1913. Het rapport, gedateerd

28 October 1918, bevat gedetailleerde opgaven nopeus 14 groepen van haudelsartikelen, waaromtrent speciale

onderzoekingen hebben plaats gehad door het
,,Bureau of Research”.

Belangrijk zijn de vergelijkingen, welke het rapport
maakt met den Amerikaanschen exporthandel. In -het

navolgende willen wij een en ander van den inhoud
vân het rapport – dat, als van niet-Britsche zijde
gegeven, eene ibijzondere beteekenis heeft – weer-
geven.
1)

Op grond van marktprijzen was de export van het Ver-
eenigd Koninkrijk in
1917 94
pOt en in de eerste zes
maanden van
1918
proportioneel ongeveer
83
pCt. van het
totaal in
1913.
Deze cijfers echter henleid tot prijzen van
1913,
worden resp.
45
en
37
pCt. Gedurende dezelfde periode
stegen de exporten van de Vereenigde Staten met
150
pCt.,
uitgedrukt in marktprijzen en bij beziging van de prijzen
van
1913
was de stijging in
1917 75
pOt. en in 1918 30
pCt.
De eens zoo belangrijke herexporthandel van het Vereenigd
Koninkrijk heeft ten naasten bij opgehouden. In het eerste
halfjaar van
1918
bedroeg deze ongeveer
13
pCt. van de
overeenkomstige periode in
1913,
de prijsstijging buiten
beschouwing gelaten. Bij hetzelfde voorbehoud steeg de, naar
verhouding echter minder belangrijke, Amerikaansche her

exporthandel niet
17
pCt.
Zoowel de Vereenigde Staten als het Vereenigd Koninkrijk
vertoonen stijging der exporten naar hun Europeesche geal-
lieerden. De toeneming dier exporten is bij de Unie grooter
dan bij Engeland, hetgeen te verklaren is uit het feit der
latere deelneming van Amerika aan den oorlog, waardoor
dit land meer krachten voor deze exporten beschikbaar
had.
Ten naasten bij alle Engelsche exportartikelen en vooral de
belangrijke artikelen, toonen aanmerkelijke dalingen in de
hoeveelheid, •die werd uitgevoerd, terwijl de overeeukomstige
waren bij de Vereenigde Staten Ôf stijgingen Öf veel gerin-
gere dalingen te zien geven dan het Vereenigd Koninkrijk.
Beschouwen we den totalen exporthandel, behalve dien naar
de Europeesche geallieerden, dan blijkt die van Groot-
Brittannië gedaald te zijn tot op een derde van de uitge-
voerde hoeveelheid in
1913,
terwijl dit cijfer bij de Ver-
eenigde Staten ongeveer viervijfde bedraagt. In de meeste
gevallen, waar het Vereenigd Koninkrijk gestegen exporten
vertoont, is dit aan verschepingen naar de geallieerden te
danken.

Na deze meer algemeene beschouwingen worden enkele
stapelproclucten nader onderzocht.
Uit een onderzoek der uitgevoerde waren blijkt, dat er
ongeveer
20
artikelen zijn, welke in
1912
of
1913 een uit-
voerwaarde van
£ 4.000.000
bereikten. Hiervan konden
slechts twee groepen een vermeerderden export boeken, al.:
ten eerste wapens, munitie, leger- en iarinebehoef tea en
tea tweede wollen weefsels.
Wanneer we deze lijst uitstrekken tot artikelen, waarvan
meer dan
£ 1.000.000
werd uitgevoerd, dan zijn er van de
90
artikelen slechts een achttal, die een vermeerderden export
aanwijzen: 1. cokes,
2.
stalen staven, spanten, etc.,
3.
ruw
tin,
4.
werktuigmachines,
5.
wollen weefsels, 6. vlasgaren,
7
wapens, etc.,
8.
zeep.
Van geen ander Britsch exportartikel nadert de export-
waarde die van de
katoenen manufacturen.
In
1913
be-
droeg de uitvoer uit het binnenland
7
milliard yards, waar-
van de waarde ongeveer een half milliard dollars was. In
dien tijd had het Vereenigd Koninkrijk de leiding in handen
van den export van dit goed. Wat de Vereenigde Staten
betreft, was de uitvoer van katoenen manufacturen in
1913
slechts een zestiende van den Britschen. Tijdens den oorlog
kromp de Engelsche export in tot op tweederde van zijn
vroegeren omvang, terwijl die van de Vereenigde Staten
met
50
pCt. steeg. De uitvoer van .het Vereenigd Koninkrijk
naar Frankrijk onderging een sterke stijging, terwijl echter
de exporten naar andere landen zeer vermincierden.
Hierna bespreekt het rapport de plaats, die de
wollen goe-deren
in den Engelschea exporthandel innemen. De totale waarde van den uitvoer van deze goederen uit het binnen-
land had het volgende verloop: in
1913 47
millioen dollars,
in
1917 37
millioen dollars en in het eerste halfjaar van
1918 17
millioen dollars. Een sterke daling dus, niettegen-

1)
Men kan hiermede vergelijken de cijfers van den Board
ot Trade, waarvan de laatstverschenen voorkomen in het
nummer van
19
Maar4 j.l., op pag.
287.

410

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23April 1919

staande de oploopende prijzen. Er zijn belangrijke .dalingen
in den export naar Zuid-Amerika, Canada, Oost-Azië,
Australië en Nieuw-Zeeland te boeken. De herexport, welke ill 1913 $ 710.000 bedroeg, daalde in het eerste halfjaar van
1918 op $ 6.600. De Vereenigde Staten exporteerden in
1913 voor 234 millioen dollars, welk cijfer in 1917 tot
434 millioen dollars opgeloopen was, om in 1918 weer te
dalen.
Eet uitvoercijfer van de
tricotages,
eveneens een van de
belangrijke Engelsche expor-tproducten, toont een dalende
lijn, ni. in 1913 62 millioen yards, in 1917 43 millioen en
in het eerste halfjaar van 1918 slechts 16 millioen yards.
Wat den export naar de Europeesche geallieerden betreft,
was a11een een belangrijke stijging in den uitvoer naar
Frankrijk te boeken. De export naar de Vereenigde Staten,
welke in 1913 9 millioen yards bedroeg, culmineerde in
1914 met een geëxporteerde hoeveelheid van 33 millioen
yards, om. daarna in het eerste halfjaar van 1918 slechts
134 millioen yards te bedragen.
Bij

de bespreking van den export van wollen fabrikaten, die-
nen de
wollen weefsels
nog genoemd te worden. Terwijl de
geëxporteerde hoeveelheid, die in 1913 een waarde van 70
millioen dollars vertegenwoordigde, zich kon handhaven,
was cle verschuiving in de beteekenis,der afzetgebieden van
belang. Ook hier nam de export naar Frankrijk zeer toe,
terwijl de export naar Zuid-Amerika, Britsch-Indië, Canada,
Rusland en Australië zeer daalde.
De Amerikaansche statistiek verdeelt den export van wollen
fabrikaten in drie klassen kleeren, lompen en ,,all other”.
De export van de laatste categoiie, waaronder de uitvoer
van sajetten en wollen weefsels valt, was in 1913 van
weinig beteekenis, al. 1 millioen dollars, deze steeg echter
in 1916 tot 33 millioen dollars, waarna echter weer een
daling tot 12 millioen dollars in 1917 intrad. De export
steeg voornamelijk naar die landen, waar de Engelsche afzet
verminderd was.
Van den Britsehen uitvoer van lederfabrikaten is die
van
lederen laarzen – en schoenen
het belangrijks.t.
In 1913 werden 17 millioen paar geëxporteerd, vertegen-
woordigende een waarde van £ 4.000.000. De sterke daling,
welke zich voornamelijk sinds 1915 uitte, had tot resultaat,
dat in het eerste halfjaar van 1918 slechts 234 millioen paar
werden uitgevoerd. Deze daling had betrekking op den
export naar de Vereenigde Staten, Zuid-Amerika, Australië
en sinds 1917 ook op den uitvoer naar Nederland. Hier-
tegenover staan de Vereenigde Staten met een toenemenden
export, nl. in 1913 10 millioen paar, in 1916 20 millioen
paar en sindsdien bleef de export ongeveer 150 pCt. bedra-
gen van den uitvoer in 1913.
De uitvoer van
rubberbanden en -slangen
uit het binnen-
land van Groot-Brittannië bedroeg 6 millioen dollars in
1913 en 10 millioen dollars in 1916, waarop echter een da-
ling volgde, zoodat over het geheel genomen de uitgevoerde
hoeveelheid wel gedaald zal zijn. De meermalen aangewezen
verschuivingen komen bij dit artikel weer geheel tot uit-drukking: -vermeerderde uitvoer naar Frankrijk en Italië,
verminderde uitvoer voornamelijk naar Zuid-Amerika. Wat
de Unie betreft, toonen de cijfers eén stijging van 434 mil-
itoen dollars in 1913 tot 21 millioen in 1916 en 15 millioen
in 1918. De export, met uitzondering van dien naar de
uropeesche geallieerden, steeg in de periode 1913-1918
van 3 millioen dollars tt 13 millioen. Deze stijging, welke
voornamelijk- tè danken is aan -de groote exporten naar
Canada, Zuid-Amerika, Oost-Azië en Australië, moet echter
bezien worden in het licht der groote prijsstijging. –
De export van
stalen staven, enz., maakt een uitzondering
op de algemeene tendens, die zich in Engeland vertoonde
en geeft een aanmerkelijke stijging te zien. Naar Frankrijk
werd in 1916 tweemaal zooveel geëxporteerd als de ge-
heele uitvoer van dit artikel -in 1913 bedroeg, doch de
export naar de andere landen nam af. De exporten van de
Unie waren in 1917 negenmaal zoo groot als -in 1913,
waarop echter in verband met – de eigen oorlogsbehoeften
een daling volgde. Vooral naar Japan werden groote – hoe-
veelheden verscheept.
Merkwaardig is •de daling in den export van
verzinkte
platen, ii
1913 nog de belangrijkste afzonderlijke post van
cle groep . ,,iron and steel and manufactures thereof”.
De uitvoer van -dit product bedroeg in het eerste halfjaar
van 1918 slechts
34
pCt. van den expor-t in 1913. In de over-
eenkomstige periode daalde de Amerikaansche export tot
op 70 pCt., hetgeen in vergelijking met Engeland weinig
beteekent. –
Eveneens belangrijk is de daling in den expor-t van
spoor-
wegrails, al.
van 500.000 ton in 1913 op 16.000 ton in de
eerste zes maanden van 1918. De expor-ten naar Britsch-
Indië, Zuid-Amerika, A-ustralië ën Afrika zijn practisch
opgehouden. De Amerikaansche export, -welke in 1913
90 pCt. van den Engelsehen was, kon zich, niettegenstaande
groote fiuctuaties in de geëxporteerde hoeveelheid, hand-
haen.

De heeren
H. Drijf
hout &
Zoon,
handelaren in

edele metalen
te Amsterdam zijn begonnen met de

uitgave van een uitvoerig
lcwartaaloverzrc-ht,
hetwelk,

naar wij vernemen, – belangstellenden op aanvrage

kunnen verkrijgen.

REGEERINGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEBIED.

Uitvoer naar de koloniën. Voor dezen

uitvoer is nu geen N.U.M.-consent mees- noodig; wel

echter blijven vereischt certificaten, afgegeven door

de Subcommissie A der N.O.T. en ‘voor zoover noodig,

certificaten van oorsprong. Niet-N.O.T. vrije goederen

kunnen alleen op N.O.T.-co-nsenton uit Indië naar

Nederland vervoerd worden.
U i t v o e r v a n textielgoederen,
1 o m p e n, e n z. Van regeeringswege bestaat geen

bezwaar meer tegen uitvoer van alle soorten textiel-
goederen, uitgezônderd grondstoffen. Evenmin tegen

dien van eenige soorten lompen, effiloché’s, molen-

vet, ruwsel, enz. De uitvoer van deze artikelen naar
onbezet Duitschl-and eii Oostenrijk-Hongarije is voor-

loopig uitgesloten. – –
U i t v o er v a n b o t er. Pe boterproductie ver-

loopt zeer bevredigend en de vrees, dat do& het

toe-

staan van eenigen uitvoer het binnenlandsch boterver-
brujk zou oeten worden ingekrompen, is ongegrond.

Er is dan ook een hoeveelheid overgebleven boter,

waaronder koelhuisboter, ten

uitvoer bestemd; een

deel is naar Engeland geleverd, een deel gaat naar

Noord-Frankrijk en ook naar België.
K a a s. Zachte kaas is afgevoerd ‘van de lijst van

artikelen, aangewezen ingevolge art. 1 der Distribu-

tiewet
1916;
eveneens zijn ingetrokken de maximum-

prijzen en het ‘verbod tot ver-voer en aflevering van deze
kaas. De beschikbare -voorraden kaas
20 + .
maken het thans mogelijk ook dit artikel hoven het gewone kaas-
rautsoen beschikbaar te stellen.
V e e t e lii n g. In een afzonderlijk bijvoegsel tot

No.
90
der Staatscoura.nt is opgenomen de uitslag van
de veetelling, gehouden op
5
Maart
1919.
De veehou-

ders behoeven niet langei- aanteekenin.g te houden
-van de wijzigingen, die hun veestapel zal ondergaan.
S 1 a c h t v e r b o d. Op grond van de resultaten der
veetellin-g heeft de Minister van Landbouw met in-
gang van
28
April ingetrokken de beperkende bepa-
lingen ten aainzieu van het slachten van paarden, run-
deren;, schapen, geiten en varkens, vastgesteld bij
beschikking van
6
Februari- j.l. De bestaan-de vei-plich-

ting tot inlevering van het vet, van de slachti.ngen
afkomstig, blijft echter vooralsnog gehandhaafd.
– B r a n d s to f f e n. Uit een gepubliceerd overzicht
van de binnen- en -buitenlandsche brandstoffen,
welke in het
tijdvak
van 1 April
1916
tot 1 April
1919
door bemiddeling van de Rijkskolendistri’butie zijn
gedi-stribueerd, blijkt, dat de totale invoer heeft be-
dragen in de j-aren (1 April)
1916/(1
April)
1917,

1917/1918
en
1918/1919
resp.
5.292.694, 3.131.999
en

947.647.
ton. In diezelfde jaren bedroeg de verzending
door de Limhurgaahe mijnen resp.
2.553.577, 2.980.318
en
3.210.149
ton, terwijl, met bruinkool en turf mede-
gerekend, in totaal is ‘verbruikt resp.
8.246.271, 6.609.370
en
5.334.682
ton. –

• Na 1 Mei zal huiabrand-stof niet meer, als tot -dus-
ver, beneden den kostenden prijs verstrekt worden; dit was mogelijk zonder bezwaar voor de schatkist,
doordat de -industrie haar brandstoffen evenredig
hooger moest betalen. De industrieprijzen zijn nu ver-
laagd en ook voor huisbrand zal de kostende prijs be-
rekend worden. –
T e e r o ii ë n. Ingetrokken zijn de verbodsbepalin-
gen op de aflevering en het vervoer van teeroliën

23 April
1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

411

(inclusief watergasteer), steenkolenteer en carholi- OPOENTEN VOOR HET LEENINGONDS 1914.
neum.

MAANDCIJFERS.

OVERZIOHT DER RIJKSMIDDELEN.

(In Guldens).

19 9

Sea’erl
1januari
1919

Overeen.
omsilge
periodt 1918

Directe belaatin gen.
898.930
1.617.098 1.855.562
Grondbelasting
……..
Personeele belasting
..
270.815 1.535.193
999.799
Inkomstenbelasting

:.
3.672.108
9.103.250
13.688.367

185.855 203.620

belasting
…………
Vermogensbelasting
..
753.147 1.539.141 909.137

Accijnzen.
3.852.338
1.0.453.705
8.785.002
249.901
272.806
436.959
Wijn
………………
2.019.675
5.039.627
5.259.891
132282
425.226
688.019

Dividend- en tantiëme-

Gedistilleerd

……….

44.443
132.746 224.302
880.993
3.093.085
3.844.264

Suiker

…………….

Zout
………………
Bier
………………

Indirecte belastingen;
‘1.523.685
2)

4.047.928
‘)

3.441.356
Registratierechten .. ..
2.772.847 7.001.213
6.059.429
1.833.846 5.989,390
5.391.186

2.240.411
4.335.263 2.050.643

Gouden en zilveren werken

Geslacht

…………..

191.815
179.348

Zegelrechten

………..

Essaailoon
90
207
228

Successierechten
……..

Statistiekrecht
.96.223
614.719 295.982

Invoerrechten
…………

110.269 310.529 377.228

Belasting
………….64.799

9.498
194.228
193.026

Dorneinen

…………..

Jacht en vi8scherij
309
1.035 1.238
Staatsloterij

…………

Loodsgelden

…………
75.262
206.166
57.021

.21.787.726
56.307.990 54.737.987
Totaal
……….

ivi
19
aari
19
Sederi ri
1
Janua
1919

Overeen- kom,lige
perlodel9l8

Directe belagtin gen.
Grondbelasting
183.368
327.808
371.728
Personeele belasting
57.508
284.109
277.274
Inkomstenbelasting
1.646.487
4.107.069 5.161.640 Vermogensbelasting
301.052 614.909
346.470

Accijnzen.
770.468
2.090.741 1.757.000
49.980
54.561 87.392
Gedist. (binn.-enbuitl.)
201.967
503.963 525.989

Suiker

…………….

Indirecte belastingen.

Wijn
………………

Zegelrecht van buitl. eff.
67.322 205.547
153.211
Registratierechten •.

‘)

1.869

Totaal
3.278.152
8.188.707
8.682.573

BELASTINGEN IN VERBAND MET DE BUITEN-

GEWONE OMSTANDIGHEDEN.

Maar!
1919

Sederi
1
Januari
1919

Oorlogswinstbelasting
……..13.636.203

39.573.535
Verdedigingsbelasting la
….

753.155

1.538.553
Verdedigingsbelasting Ib
….

3.254.535

5.765.857
Verdedigingsbelasting II-.. . .

1.988.104

4.945.592

19.631.997

51.822.737

1)
Hieronder begrepen
f421.712
wegens zegelrecht van
nata’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2)
idem
f
882.257.
‘) idem
f
535.074.

4)
Ontvangsten sedert Januari……..
f
269,-
Terugbetaald

,,

,.

…….. ,,
374,-

Meer terugbetaald dan ontvangen ..
f
105,-

ONTVANGSTEN VAN SPOOR- EN TRAMWEGMAATSCHAPPIJEN JANUARI 1919.

(Ontleend aan ..de Ingenieur”.)

Namen der Maatschappijen.
Personenvervoer.
Goederenvervoer.
Totale ontvangsten.

Januari
1919.

1Januari
1918.

Maatsch. tot Erploitatie van Staatsspoorwegen
f2.475.069,-
f
3.526.460,-
f6.189.901,-
f
5.016.327,-
1)
,, 2.591.776,- ,, 1.495.971,-
4.251.357,-
3.516.749,-
1)
Ned. Centr.

Spoorwegmij.

………………
,,

241.234,-
240.837,-
492.468,-
394.242,-
1)
Noord-Brab. Duitsche Spoorwegmaatschappij
,,

19.362,-
31.129,- 53.768,-
111.578,-
Hollandsche Buurtspoorwegen

……. . ……
,,

9.959,84
12.286,47
23.382,56
,,

24.364,09
1
12
Dedemsvaartsche Stoomtramweg-mij.

……..
,,

14.727,69
24.798,92
40.897,13′!2
,,

36.536,43
1
/
2



.
32.378,20
27.079,-
Zuid-Nederi. Stoomtramweg-maatschappij
,,

15.837,40′!,
27.041,62
43.717,36ij,
33.482,09′!2
,,

61.985,92
66.064,78
131.707,52 115.477,05
Rotterdamsche Tramwegmaatschappij
– .

161.433,22
128.982,38
Westlandsche Stoomtramwegmaatschappij’
,,

25.248,25′!2
,,

.
9.735,00’1
,,

35.619,28
31.240,32′!,
Gemeentetram te Amsterdam

…………..

.. ..


673.508,83’13
,,

588.157,96
Haagsche Tramweg-maatschappij …………

322.730,05 282.775,02

Roll. IJzeren Spoorwegmaatschappij

……….

Rotterdamsche Electr. Tramwegmaatschappij..

..
,,

673.508,83′!,

,,

335.510,39

335510,39
,,

253.132,34
Nederlandsch-Indische Spoorwegmaatschappij

..
,,

320.943,70
1
!,

..

lijn Samarang-Vorstenlanden-Willem 1..


646.000,-
437.478,-

Tramw.mij.

,,de

Meijerij” ………………………

Oost-Java Stoomtramwegmaatsehappij

Nederlandsche Tramwegmaatschappij

……….

lijn Modjokerto-Ngoro ………………


17.700,-
15.500,-


65.400,-
59.800,-
Semarang-Cheribon Stoomtramwegmaatsch…
– –
316.800,-
,,

285.400,-
Samar.-Joana Stoomtramwegmaatschappij ..


277.100,- 242.700,-
Serajoedal Stoomtramwegmaatschappij

lijn Soerabaija-Krian…………………



58.500,- 38.600,-
lijn Bandjarnegara-Wonosobo………….


.,

9.100,-
9.000,-

lijn Maos-Bandjarnegara ……………..

Kediri Stoomtram-Maatschappij

…………


56.200,-
49.400,-
Malang Stoomtram-Maatschappij …………


49.700,- 43.100,-
Deli-Spoorweg Maatschappij …………….


494.000,-
438.014,-
Nagekomen over November
1918.
Staatsspoorwegen in Ned. Indië
1918
1917
1.
Staatsspoorwegen op Java
…………
f
1.224.973,-
f2.142.278,-
f3.590.066,-
f
3.347.248,-
II.
Spoorweg ter Sumatra’s Westkust
60.774,-
43.473,-
111.207,-
104.037,-
III.
Tramwegen in Zuid-Sumatra

……..
,,

7.714,-

.

8.208,-
17.332,-
11.565,-
Lamponglijn

………………..
Palembangljn ………………
,,

14.557,-
,,

27.869,-
43.528,- 34.173,-
IV.
Atjeh Stoomtram ………………..
. .

52.721,-
,,

35.889,-
92.177,-
,,

90.279,-
1)
Definitieve opgave.
De ontvangsten der groote maatsckappijen, die
in
,,de
Ingenieur” ontbreken,
zijn aan ket ,,Maandsckrif
t Centr. Bureau
Statistiek” ontleend.

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

19
April
1919

20
Juli
1914

isc.Wissels.
N d
4
1
/2 sedert 1Juli’15
3
1
/2sedert23 Mrt. ’14

B
el.Binn.Eff.
4rsch.in
4
1
/2

,,

1

,,

’15
4

23

’14
R.C.
51/2

,,

19Aug.’14
5

,,

23

’14
Bank van Engeland
5

. ,,

5 Apr.’17
3

,,

29Jan. ’14
Duitsche Rijksbank
S

,,

23 Dec.’14
4

,,

5 Febr.’14
Bank vanFraukrjk
5

,,

21Aug.’14
3
1
/1

,,

29 Jan. ’14
Oostenr. Hong. Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14
Nat.Bankv.Denem.
5
1
1i

,,

4 Jan.’19
5

,,

6Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
/2

,,

6

’14
Bank v. Noorwegen
6

,,

13 Dec.’17
42/
2

,,

11

,,

’14’
ZwitserscheNat.Bk.
51/3

3Oct. ’18
3
1
/2

,,

19

,,

’14
Belgische Nat. Bk.
5

,,

6 Feb.’19
4

30Jan, ’14 Bank van Spanje ..
4

,,

22Mrt.’17
4
1
/2

24 Sept.’03
Bank van Italië ..
5

,,

10 Jan.’18’
5

,,

9 Mei ’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
3.4/

– –


Javasche Bank. …
3
1
12

,,

1Aug.’09
3%

,,

1 Aug.’09

OPEN MARKT.

Data
Amsterdam Londen
Part:
Berlijn
Part.
Parijs
Part.
N. York
Cali.
Part.
1

Prolon-
disconto

gatie
disconto disconto
disc.
monet,

19_April ‘194
‘/

1)
31/
5
_1/
4
10l7/
t)
4-
1
/8

3)

14-19 A. ’19
41/
4

3)
3
1
/5..,4
1
/i
317/33
4_5/5
5l/_6

7-12 A. ’19
4’/4
1
/S
411i5
3 r2
17T9V
4.5/

5-6

31M.-5A.’19
4 /_1/
4
1/4_t/l

39/16
4_1/

33/
4
.53/
4

15-20 A. ’18
2’i2-3
3-4
.
4-/

2
3
/4-5
16-21 A. ’17
1l/sL2h/t

2-1/2
4

-Tr-Tr
0

Is
4_5/

2fa-3

20-24Juli’14
3 l/_5/ 2 i/_2/
2
i/_8/

2
1
/’/
2
8
/t
1 g/
4
_2 1/

t) Noteering van 17 April.
3)
Het particulier disconto dergemeente-
wissels was in de afgeloopen week 1/3/ pCt. hooger.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.
S

Op de wisselmarkt waren met het oog op de feestdagen
de omzetten tamelijk gering. De koersen bleven vrij sta-
tionnair. Berlijn en Weenen konden zich aanvankelijk na de
groote daling der vorige week een kleinigheid herstellen.
Later waren de koersen echter weder flauwer. Londen was
bijzonder stabiel. De koers schommelde tusschen 11.55 en
11.58. Parijs was Maandag tamelijk flauw, maar was de
volget(de dagen weder meer gezocht, zoodat de koers op
hetzelfde niveau als de vorige week sloot. In dollars waren
de omzetten deze week iets kleiner. De koers bleef even-
eens vrij stationnair. België blijft nog steed vrij onzeker
door de kleine omzetten en de beperkte markt. In neutrale
wissels was het zeer stil; Zwitserland vrijwel onveranderd,
daarentegen Sk•andinavië weder flauwer, vooral voor
Kopenhagen en Stockholm.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
Parijs
Berlijn
Weenen
B
New
York’)

14April 1919. .
11.57
41.07
18.-
9.-
39.45
2.48
1
/
15

1919..
11.59
41.25
18.70
9.40
39.40
2.48/2
16

1919..
11.56k
41.45
18.35
9.50
39.40
2.48/4
17

1919..
11.55
41.37k
18.32i

9.95
39.25
2.47’/
18

1919..






19

,,

1919..




39.30
2.48
Laagste
d.w.I)

11.53+
41.10

8.50
39.10
2.471/
Hoogste

)
11.59
41.65

10.25
39.80
2.48/4
12 Apr. 1919. .
11.56
41.55
18.85
9.-
39.75
2.48’/s
5

,,

1919..
11.52+
41.80
22.10
10.-
39.40
2.47’/4
Muntpariteit. .
12.lOf
48.-
59.26
50.41
48.-
2.48e/t
-, ioteenng te Mmsreraam. .) rarncuuere opgave.

Dcia
Stock-
holm
N
I
Kopen-
hagen
8
)
I
Chris.

I I
tianial)
I

Zwitser.
land
8
)
I
Spanje
I

1)
Batotsia
1
1
telegrafisch

14April1919
66.40 62.20 63.90
50.20 50.30
991/3_3/4

15

,,

1919
66.20 62.10 63.85 50.25
50.50
99l/_.8/

16

,,

1919
65.80
61.90
63.90-
50.20 50.50
99l/_3/

17

,,

1919
66.-
61.95 63.90 50.20 50.10
991/3_8/4

18

,,

1919



– –

19

,,

1919


63.85

50.25
991/3_3/4

L’ste d. w.
t
)
65.75
61.75 63.50
50.-
49.75
99
1
/2
H’ste
,,

,,

‘)
66.45 62.30
64.10
50.35 50.75
995/4

12 Apr. 1919
66.35
62.20
63.80 50.25
49.75
991/_8/

5

,,

‘1919
66.90
62.50
64.-
49.75
50.-
991/_5/

Muntpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
48.-
100

) INoteering te Amsterdam.
1)
rarticuliere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Cable
Zicht Zicht
Zicht
D
t °
°
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(In
$
(in frs.
(in cents
(in cent,
per £)
P.
$)
P.
4
Rm)
pet gld.)

19 April

.. 1919
4.65.75
6.01
/2
oom.
40
1
/8
Laagste d. week..
4.65.75
5.97
oom.
40
1
/s
Eloogste,,

,,

..
4.66.75
6.03
oom.
40
1
/
12 April

.. 1919
4.66
6.02
oom.
40’18
5

,,

..

1919 4.681/
4

5.90
001fl.
40/8
llluntpariteit’. . ..
4.86.67
5.18’/
952/4
40ll6

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden

5April
1919
12April
1919

Tijdperk
13-17

19

Laagste Hoogste

17April

1919

Alexandrië..
Piast. p. £
971/
97
3
/8
97
8
/8
97
7
/it
97
v
/it
*B, Aires’)..
d.p.gd.pes.
51
3
/4
51
13
h,
51
8
/-
51/
51
9
/10
Calcutta – . . . shld.p.rup.
1/61/82

116’/8
116 116
1
/13
1/62/
33

Hongkong ..-
id. p. $
3/2/4
3/33/4

3/31/
3/33/4

3/33/4
Lissabon….
d.p.escuclo
337/s

33
1
/
33
33
1
I
33
e
/s
Madrid

….
Peset. p. X
22.93
23.08 23.05
23.12
23.09
8
Montevideo’
d.p.peso
60e/4
601/2
591/8

61

597/s

Montreal ….
$ per £
4751/
4.76
3
/4
4.76
4.77
4.76/8
8
R.d.Janeiro.
d.p.milr.
13
11
fs2
13
15
/82
132/2

13
33
/33
13
2
/2
Lires p. £
34:48
34.40
34.35
34.62
34.57
Shanghai

– .
sh/d.p.tael
4/8112

4/10
41
1
9
1
12
4/10
4/91/2
Rome ……..

Singapore

. .
id. p. $
2/41/82
214,h/
2
!
4
‘/3
214
8
/i,
214
1
18
8
Valparaiso..
d.p.pap.p.
1015/33

10’f32
10
7
182
10e/8
10’/
Yokohama ..
sh/d.p.yen
2/2
2121/

2/2

2/21/3

212
1
f4
* Koersen van den dag voorafgaande aan de data in het hoofd ver.
meld..
1)
Telegralisch transfert.

GOUD EN ZILVER.
Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING V&N ZILVER

Noteering te Londen

.
te New York
19 April

1919 ………
4BiS/j

1)
101/0
12

1919 ……..
437/s
1011/8
5

,,

1919 ……..
48/e
101
1
/8
29 Maart 1919 ……..
493/4
101’/8
22

,,

1919 ……..
47’/
101
1
/8

20 April

1918……..
431/4
973/4

21

April

1917 …… ..
36°/to
731/

20

Juli

1914 ………
24
11
/it
54
1
1
1) Noteering van
17
April.

N.U.M.

Weekstaat der Nedrlandsche r.Jitvoermaatschappij. Voorhaamste ‘posten in duizenden guldens.

Buitenl.
Debet
5
pCi..
Credit
Data Bankiers
Schat.
Diverse
Schuld.
Diverse
kistbtlj.
reken.
t)
brieven reken,
t)

16 April 1919. .
3.719
58.650
70.400
17.126
104.199
1919..
6.615
58.650
70.400
17.123 104.027
31 Mrt.

1919..
6.616
56.500 70.400
17.111 103.014
27

,,

‘1919..
6.406
56.500
70.400 17.044 102.734
20

,,

1919..
6.213 56.500
70.400 16.847
102.635
1) Beide rekeningen Omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. ,chatkistbiljetten. in hoofdzaak garantiewissels
in deptt bis de Ned. Bank.

23 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

413

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 19 April
1919.

Activa.
Binneul. Wis-

IL-bk.

f119.263.069,93
sels, Prom.,’

B.-bk.

1.152.457.88
enz.in
disc.l Ag.sch.

22.928.183,581/2
143.343.711,39/2
Papier o. h. Buiteni. in
disconto

……………………..

Idem eigen portef..
f

8.362.897,-
Af :Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.

Beleeningen

t
8 362.897,-
H.-bk.

f128.425.338,60
mcl. vrsch.
B.-bk.

13.308.954,50’/2
in rek.-crt.1
Ag.sch.

64.354.670,58′!2
op onderp.

f206.088.963,69

Op Effecten

……f200.832.663,69
Op Goederen en Spec.,,

5.256.300,-
206.088.963,69
Voorschotten a. h. Rijk ……. ………
,,

10.889.990,82

Munt enMuntmateriaal
Munt, Goud ……f 59.403.875,-
Muntmat., Goud ..

,,607.201.126,00
1
/2

(666.605.001,00
1
/2
Munt, Zilver, enz.

8.952.148,38
1
!1
Muntroat. Zilver

Effecten
675.557.149,39

Bel.v.h.Res.fonds..
f

5.072.869,32
id. van ‘/,v. h. kapit.
,,

3.989.789,43
9.062.658,75
Geb.euMeub. der Bank …………….
,,

1.770.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,

104.444.481,91′!2

f1.159.519.852,96

Passiva.
Kapitaal

……………………..
f

20.000.000,-
Reservefonds

………………….
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop ………….
,
1.025.906.450,-
Bankassignatiën in omloop ……….
..2.500.002,97
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk ….
f


Van anderen

….

91.372.446,031!,

11

91.372.446,03
1
!2
Diverse rekeningen

………………
..14.661.551,39V,

(1.159.519.852,96

Beschikbaar inetaalsaldo …………..
f

451.210.733,57′!2
Op de
baais van
2/5
metaaldekking
……
227.254.953,77 t/2
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd is
..
,,
2.256.053.660,

Verschillen met den vorigen weekstaat:
Meer

Minder
Disconto’s

…………….
3.016.364,87
Buitenlandsche wissels
286.61 7,-
Beleeningen

…………..
5.594.443,94’/,
Goud 464.756,45
Zilver ………………..
101.411,17’/,
Bankbiljetten

…………
5.232 540,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….
2.753.593,01′!3

Voornaamste posten
in duizenden guldens.

Data
Goud
Zilver
a
k
biljetten
Andere
epeischbare
schulden

19 April 1919

..
666.605
8.952
1.025.906
93.872
12

,,

1919
667.070
8.851 1.020.674
90.518
5

,,

1919

..
667.947
8.733
1.019.207
81.820
29 Maart 1919

..
669.334 9.750 1.011.223 82.202
22

1919
670.253
9.597 992.658
83.231
15

,,

1919

….
675.032
9.468
1.001.168 78.555 676.947
9.317
1.009.168
71.281
1

,,

1919

..
677.311 9.219 1.018.535
75.284
22 Febr. 1919

.
677.319
9.105
1.000.194
65.696
15

,,

1919

..
677.328
8.996 1.007.335
66.967
8

,,

1919

..
684.348
8.951
1.028.734
201.369

8

,,

1919

…..

1

,,

1919
684.357
8.923
1.071.531
90.116
25 Jan.

1919
684.369
8.791
1.053.508
90.669

20 April 1918
729.446
7.158
895.117
75.776
21 April 1917
591.059
6.900
755.256
79.160

25 Juli

1914
162.114 8.228
310.437
6.198

Dala

Disconto’.,

Belee- Beschik.
baar
Dek.
kings.
Hiervan
1
otaas
Scha(kist.
nin gen
Metaal-
percen-
promessen
saldo
lage
rechtstreeks

19Apr. 1919
143.344
94.000 206.089
451.211
63
12

1919
140.327
94.000 200.495
453.290
61
5

,,

1919
137.031
99.000
194.720
456.077
61
29 Mrt. 1919
119.690
87.000 195.746
459.997
62 22

1919 113.894
82.000
190.530
464.262
63
15

,,

1919
110.373 79.000
193.785
468.132
63
8

,,

1919 101.841
65.000
189.577
470.053
64
1

,,

1919 104.208
65.000
208.894
47.313
63
22Febr.1919
92.519
50.000
182.230
472.793
64 15

,,

1919
101.348
50.000
186.008
471.008
64
8

,,

1919
231.775 170.000
216.812
446.821
56
1

,,

1919
235.408 181.300 136.960
460.491
60
25 Jan. 1919
221.960
166.800.
135.058
463.865
61
20 Apr.1918
36.547 18.000 115.576
641717
76
21 Apr. 1917
78.980
62.000 89.044
430.156
72
25 Juli 1914
67.947 14.300
61.686
43.521′)
54
tJp
ne basis van

metaaldekking.

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
cin blijkt, dat uitstonden op:

1

12
April 1919

19 April 1919

Aan schatkistpromessen..
f
355.330.000,-
f
346.330.000,-
waarvan rechtstreeks bij

de Ned. Bank geplaatst
,,
94.000.000,-

94.000.000,-

Aan sôhatkistbiljetten
..,,
111.768.000,-

111.728.000,-
Aan zilverbons …….. …58.193.350,-
,,
57.589.976,-

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens worden detelegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s en uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

Data

Goud

Zilver

Bank.

Andere
61

opeischb.
1
e en

schulden

12 April1919
4″

333:600
5

,
1

1919 ……

4

“p4′
334.700
29 Mrt.

1919 ………
*
4



336.800

15

Febr. 1919 ……
122.444
12.245
207.128

119.302
8

1919 ……
119.685
13.740
202.112

124.202 118.856
14.070 200.933

123.453
115.975
13.912 199.498

118.739

1

,,

1919 …….

90.977
19.110
182.413

63.366

25 Jan.

1919 …….

13 April1918 …….
14 April1917 ……
23.313 154.847

34.191
25 Juli

1914

..72.946

22.057 31.907
110.172

12.634

ata
Dzs.
Wissels,
buiten
Belec.
Diverse
I
Beschik.
baar
Dek.
kings.
conto’s
N..Jnd.
ningen
I

T

e-
ntngen i)
metaal.
percen-
I
_____________
betaalbaar
saldo
lage

12Apr.1919

211.300

4″

70.400
5 ,, 1919

207.700

“4′

70.800
29 Mrt.1919

204.800

‘4″

71.300

***

15Feb.1919 8.721 20.797 84.746 9.652 69.710

41
8 ,, 1919 8.413 20.111 84.431

9.613 68.541.

41
1 ,, 1919 8.150 18.179 92.449 9.680 68.399

41
25 Jan.1919 8.054 18.757 89.702 9.675 66.557

41
13 Apr.1918 8.519 34.106 69.751 23.478 61.187

45
14 Apr.1917 6.790 38.941 47.688 6.468 58.551

51
25 Juli 1914 7.259

6.395 47.934 2.228

4.842′) 44
‘)
Sluitpost der activa.

2)
Op de basis van
2
1
metaaldekkjng.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden auldens.

Dato
Metaal
Circulatie
Andere
opeischb.
schulden Disconto’s
D

k

n;,e

t”)

8 Febr. 1919
..
934
1.733
2)

1.320
1.300
304
1

,,

1919

..
927
1.683
3
)
1.366 1.303
307
25 Jan. 1919
..
920
1.654
4)

1.339
1.302
295
18

,,

1919

. .
913
1.751
1)

1.244 1.295
372

9 Febr. 1918

..
609
1.250
923 1.094 505
10
Febr.1917

..
714
1.104 986 958
449

25 Juli

1914

..
645
1.100
560 735 396
‘.1 niuitpo,t der act.va.
2)
hiervan zilverbon, 277 de. girl.
5)
idem 272
de. gtd.
4)
idem 261 dz. gid.
6)
idem 270 dz. gid.

41 4

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden pond sterling.

Currency Notes.

Daa

Metaal

Circulatie
II
Bdrag
I
Goudd.
1
Go. Sec.

16 April 1919 85.235

76.213

9

1919 85.090

74.957 335.325 28.500 818.068
2 ,,

1919 84.928

75.167

332.123 28.500

315.077

26 Mrt. 1919 84.252

73.649 328.064 28.500 308.577

18 April 1918 60.997

47.885 233.080 28.500 208.808
19 April 1917 55.065

38.112 15 2. 03 1 28.500 119.748

22 Juli 1914 40.164 29.317

Data
Gov.
Sec
Other
Sec.
Pul,ltc
Depos.
__________

Other
Depos.
Re-
serve

Dek.
kings-
percen-tage
1)

16 Apr. ’19
56.114
78.305
27.710
116.563
27.472
19,03

9

’19
58.031
77.624
30 309 116.292 28.582
19,50

2

’19
67114
78.870
32.790 123.302 28.215
18,07

26 Mrt. ’19
56.993
79.452
25.623 121.760 29.053
19,71

18Apr.’18
58.313
105.951
39.952 138.232
31.562
17,17

19 Apr. ’17
37.575
124.044
54.768
124.539
35.403
19,74

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52l8

1)
Verhouding
tuaschen Reserve en Deposits.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-

kassenscheine, in duizenden Mark.

Dek-

Data

Metaal

Daarvan

Kassen-

Circu- . kings-

Goud

schetne

latte

percen-
________

tage )

7 Apr. 1919 1.934.702 1.913.930 6.732.028 25.494.830 34
31 Mrt. 1919 1.936.691) 1.915.993 6.7 32.155 25.490.489

34

22 ,,

1919 2.209.070 2.188.305 6.108.966 24.502.095

34

15 ,,

1919 2.260.573 2.239.818 5947.575 24.351.199

34

7 Apr. 1918 2.527.515 2.408.727 1:529.559 11.917.046

34
7 Apr. 1917 2.548.055 2.531.940 310.236 8.558.966 34

23 Juli 1914 1.691.398 1.356.857

65.479 1.890.895 93

1)
Dekking
der circulatie door metaal en Kassenscheine.

Data

Wissel,
Rek. Cr1.
Darlehenska,senscheine

Totaal
In kas hij
uttge-
de Retchs.

geven
bank

7 Apr. 1919
30.196113
11.252.575
17.875.300
6.703.500
31 Mrt.

1919
30.177.273
14.502943
17.872.600
6724.800
22

,,

1919
27.584.093
11.967.850
16.855600
6.099.300
15

,,

1919
28.525.552 13.061.506 16.697.100 5.938.400

7 Apr. 1918
15.202.759 7.595.003
8.534.300
1.517.900
7 Apr. 1917
9.941.607
4.819.929

23 Juli

1914
750.892. 943.964
– –

– OOSTENRIJKSCH-HONGAARSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden Kronen.

sta
Metaal en
buiten!.

goed-
wissel,

.
Dtsr en
C
ee-
nin gen

Bijzondere schuld van
Oostenrijk
en Hongarije

Bank-
biljetten
Rek. Cr1.
saldi
7Apr.’19
1)334.337

12.003.912
32.954.000 38.606.158 6.699.869
31 Mrt 19
335.304
12.144.942
32.954.000 37.965.314
7.421.655

23

’19
335.325
12.129.075
32.954.000
37.709:061
7.659.814
15

’19 335.119
12.118.318
32.681.000
37.408.198
7.610.102
7

,

’19
335.066
12.135.687
32.681.000 37.143.502
7.905.895

23 Juli’14
1.589.2671
954.356

2.159.759
291.270

t
) waarvan
262.146 goud, 15.156 buitenlandsche goudwissels en
57.U65
munt- en
muntrnateriaal
zilver.

BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste oosten in duizenden francs.

Data
Goud
Waarvan In het
Buitenland
Zilver
Te goed
In het Buitenland

Buit.gew.
voorsch.
af d. Staat

17 Apr.’19
5.545.817 1.978.308 311.288 787.550
22.400.000
10

,,

’19
5.545.014 1.978.308 311.425
789655
22.150.000
3

,,

’19
5.544.372
1.978.308
312.269 766.536
22.050.000
27 Mrt. ’19
5.542.691 1.978.308 313.012 753.079
21.600.000

18 4pr.’18
5.377.742
2.037.108
253.576
1.231.401
15.350.000
19 Apr.’17
5.232.489
1.947.672
257.913
792.194
9.900.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

vv issegs
Uitge-
stelde
Wissels
De/ee-
ning
Bankbil-
j etten

Rek. CrL
Parti-
culieren

Rek.

Staat

899.926 920.393 1.218.923 33.975.178 3.020.013
44.058 924.743 931.967
1.232.172
33.998.163
2.879.581 41.185
E.
1.006.971
940.124 1.207.203 33.736.477
2.867.082
94.098 1.000.447
953.990
1.215.386
33.371.661 3.012.706

1.441.244 1.099.553
1.101.999 26.231.771 3.213.506 41.975 495.166
1.257.047
1.169.429 19.001.719 2.442.450
97.237

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.590

SOCItTÉ GNÉRALE DE BELGIQUE.
t)

Voornaamste oosten in duizenden francs.

Data
Metaal
mcl.
buiten!.

.
saldi

Beleen.
van
buiten!,
von/er,

van

1
prom. a’.
provinc.
1

1

Binn.
wissels
en
heleen.

Ctrcu.
latle

Rek.
Crt.
saldi

17 Oct. ’18
1.216.763
100082
480.000
97728
1.507.912
377.440

10

,,

’18 1.219.743
100.021
480.000
100.040
1.508.011 382.595
.3

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287
1.452.612
358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000
101.783 1.452.948
365.452

18Oct. ’17
476:043 90.903
480.000
100.351
1.172.474
91.204
19Oct. ‘161
352.8721 76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068

t
) Sedert einde 1914
met de functie van circulatiebank belast

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamsteposten in duizenden dollars.

Data


Goud
Waarvan
voor dekking
F. R. Notes

Waar.

von In
het bui.
ten/and

Zilver
etc

FR.
Notes in
circu-
I

latic

14 Mrt. ’19
2.129.534
1.289.878
5.829 67.203
2.503.095
7

,,

’19
2.139.479
1.281.353
5.829
65.983
2.488.537
28 Febr. ’19
2.122.998
1.307.923
5.829
65.725
2.472.307

20

,,

’19
2.125.041 1.310.906
5.829
66.491
2.466.248

15 Mrt. ‘181
1.793.243
890.714
52.500 58.950 1.406.228

16 Mrt. ’17
897.926
340.9471

16.176
336.061

Dato
Wissels
Totaal
•D

.


°’
°

_____________

Waar-
van
Kapitaal

Dek-
lngS.
percen-
tage ‘)

Goud-
e ing
circu-
latie

14 Mrt. ’19 2.148.502

2.452.462

81.562
47,3
51,1

7

,,

’19 2.161.220

2.401.287

81.490
47,6
51,4
28 Febr. ’19 2.156.739

.2.450.204

81.452
45,4
53,4

20

,,

’19 2.088.374

2364.602

81.406
47,0
53,2

15 Mrt. ’18

840.732

1.833.275

73.886
61,6 63,3
16 Mrt. ’17

114.236

866.248

56.054
78,8
101,5
t)
Verhouding tusschen:
den
totalen goudvoorraad.
Zilver etc.,
en de
opeischbare schulden:
F. R. Notes en netto deposit&s met
inbegrip
van
het kapitaal.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Vnorrsnmsto nnsf.n in
duizenden dollars.
Data
Aantal
Totaal
uitgezette Reserve
hij de
Totaal
Wooroan
time
banken
gelden en
F. R. haaks
depositos
deposits
beleggingen

7 Mrt. ’19
771
14.121.994
1.262.249 12.215.728
1.641.631
28Febr’19
771
14.154.488 1.253.166
12.309.801
1.641.232
21

’19
771
13.811.680
1.225.311
12.124.573
1.628.370
14

’19
771
13.972.786 1.255Â38 12.180.657
Ï.624.454

8 Mrt. ’18
682
11.928.372
1.164.890 11.190.614
1.395.667

23 April 1919.

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

415
EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 19 April 1919.

De ,,stille week” heeft.op het zakenleven der internatio-
nale effectenniarkten een grooten invloed gehad. Het voor

uitzicht van vier vacantiedagen (behalve te New York)
heeft tot ‘groote terughouding geleid, temeer, wijl’ in. de
diverse landen de omstandigheden van binnen- en buiten-
landsche politiek nog niet van dien aard zijn, dat een rus-
tige oniwikkeling ‘tegemoet kan worden gezien. De beur-
zen staan derhalve steeds bloot aan invloeden van buiten-
gevonen en onverwachten aard en het bij de effecten-
markten bëtrokken publiek geeft er dan ook de voorkeur
aan, zijn posities zoo liquide mogelijk te houden in een
tijd
s
waarin men, tengevolge van de beurssluitin.g op de
feestdagen, niet zou ku’nnen ingrijpen.
Hierbij kwam, dat voorvallen, die Aen stoot ‘tot grootere
affaires hadden moeten geven, vrijwel zijn uitgebleven.
Nieuwe perspectieven hebben zich tot nu toe niet geopend.
Te B e r 1 ij n is •de staking der bankbeambten op het
oogenblik dat wij dit schrijven nog steeds niet tot
een einde gekomen; iij heeft zich zelfs tot buiten
de hoofdstad uitgebreid. Te Berlijn zelve zijn tot nu
toe zeven instellingen bij de beweging betrokken, t.w. de
Bank für Handel und industrie, Commerz und Disconto Bank, Deutsche Bank, Disconto Geseilschaft, Dresdner
Bank, Mitteldeutsche Creditbank en Nationalbank für
‘Deutschiand. Inmiddels echter heeft de staking zich uitge-
breid tot Mannheim, waar van Woensdag 16 dezer de
namiddags te 12 ure alle werkzaamheden bij de bankin-
stellingen zijn stopgezet. Tot een overeenkomst, of zelfs
tot het uitzicht op een eenigszins bevredigende regeling
is men tot nu toe niet gekomen. Weliswaar is men er in
geslaagd de meest noodzakelijke loonbetalingen ten behoeve
der industrie te doen plaatsvinden, waardoor althans het
meer algemeene gevaar eenigszins uit den weg is geruimd,
doch het economisch leven Gndervindt toch sterk den
nadeeligen invloed der staking.
Bij deze tegenwerkende ‘tendens voegden zich andere. Zoo
verluidde, dat Scheidemann plannen tot ontslagneming zou
koesteren, ‘terwijl voorts het wederotreden der Spartacus-lieden te München aan de hoop op een verijdeling van den
opmarsch der communistische theorieën, althans tijdelijk den
bodem insloeg. Vervolgens veroorzaakte de voortdurende
daling van den Markenkoers in het neutrale buitenland
een stemming van onrust; de levensmiddelen en noodzake-
lijke grondstoffen, die tot voeding qn wederopbouw van
Duitschland van over e grenzen betrokken moeten wor-
den, worden op deze wijze opgevoerd tot een kostprijs, die
niet in verhouding tot de werkelijke waarde staat. Hierbij
moet worden gevoegd, dat de export van Duitsche artike-
len, vrijwel ‘het eenige, waarmede onze Oostelijke buren
hunne behoeften kunnen betalen, door het buitenland in
sommige gevallen sterk -wordt tegengewerkt. Zoo is b.v.
in de Vereenigde Staten een maatschappij opgericht, de
Chemical Foundation Company, met een kapitaal Ivan
500.000 dollar, in welke onderneming 4500 Duitschh clie-
misohe patenten zijn ingebracht. D’e liquidateur ‘van het
vijandeljk ‘vérmogen, de heer Palmer, beôogt met deze
maatschappij een tegenweer ‘tegen den import van Duitsche
kleurstoffen te scheppen.
Onder deze invloeden was de beurs te Berlijn begrjpe-
lijkerwijze ongeanimeerd gestemd. Een uitzondering vorm-
den scheepvaartwaarden, wijl men aanneemt, dat de be-
trokken ondernemingen toch vroeg of laat tot verkoop van
haar tonnenmaat zullen moeten overgaan, waarvoor dan
vermoedelijk goede prijzen betaald zullen worden. In af-
wijking van de houding der laatste weken waren ook bui-
tenlandsche waarden met minder goede tendens, onder
aanvoering van aandeelen Canadian Pacific, die’ een twin-
tigfal procenten reageerden in verband ‘met een gerucht,
dat tot inbeslagneming van het Duitscle bezit aan deze
aan’deelen in Amerika zou worden overgegaan en dat te
dien einde reeds een trustee was benoemd.
Ook de montaanmarkt was zeer gedrukt, waarbij de ge-weiddaclige verwijdering van verschillende directeuren in
Opper-Silezië door de ar’beiders cle aanleiding heeft ge-
vormd. De staatsleeningen konden zich op het verlaagde
niveau vrij goed handhaven. –
Te W e e n e n is de tendens voortdurend’ zer lusteloos
gebleven, voornamelijk tengevolge van de onzekerheid,
waarin ‘Duitsch-Oostenrjksche bezitters van. Hongaarsche
waarden zich bevinden. Weliswaar is bij de Hongaarsche
Regecring een verzoek ingediend tot bescherming van het
buitenlandsche vermogen en is op dit verzoek een, hoewel niet officieel, ‘bevredigend antîsvoord ontvangen, doch tot
éenigen daadwerkelijken maatregel is men ‘nog niet gekomen.

Hoe de communistische Regeering te Boedapest overigens
omtrent de tot nu toe geheersch’t hebbende omstandigheden,
vooral ten opzichte van het bankwezen, denkt, moge blij-ken uit een artikel van den volksgevolmachtigde voor fi-
nanciën, Eugen Varga, getiteld ,,De dood der banken-heer-
schappij”, ivaarvan wij hier het voornaamste in ‘rdsum
doen volgen:

Het programma des Heeren Varga omvat het plan tot
overname in gemeenschappelijk bezit der gezamenlijke bank-
instellingen, waarbij dan de ,,woeker”-banken van, afzon-
derlijke bankiers en de kleine naamlooze vennootschappen
ten spoedigste geliquideerd moeten worden. Van de duizen-
den instellingen op financieel gebied zullen oj deze wijze
binnen korten tijd niet meer dan een vijftal zeer groote
overblijven. Deze zouden dan met een wijdvertakt net van
filialen in de provincie arbeiden. Van ‘deze reste,erende instellingen zou dén. rjksinstituut de financieele aange-
legenheden van den Staat Hongarije’ en van de inmiddels
gesocialiseerde industrieele ondernemingen verzorgen, een
tweede zou de centralisatie der financiën van alle niet-
gesocialiseerde bedrijven ter hand nemen, een derde zou
uitsluitend belast zijn met de registratie en afwikkeling
der hypotheken op klein-grond- en ‘huizenbezit. Voorts
zouden afzonderlijke instellingen belast worden met het
spaarbankwezen en het grondcrediet. Eindelijk zou wel-licht nog een circulatiebank noodzakelijk blijken tea be-hoeve der afwikkeling der bankbiljetten-uitgifte en voor de transacties met het buitenland.

Inmiddels is de couponbétaling der Hongaarsche staats-
schulden nog niet weder ter hand genomen, waardoor de rij der noodlijdende staten opnieuw met een -is vermeer-
derd. Volgens het jaarverslag der Council of Foreign
Bondholders kan het volgende overzicht omtrent de staten,
die niet aan hun verplichtingen voldoen, worden gegeven:

Noodlijdende Achterstallige
in Ponden

schuld

rente,
Rusland ………………..1.746.721.002

81.434.477
Argentinië (prov. Corrientes).

.297.520

53.553
Ecuador ………………..2.747.555

803.429.
Honduras

………………..5.398.570

21.399.382
Mexico ………………….54.956213

12.312.603
Ver. Staten (Zuidelijke Staten)

15.048.000

36.000.000
Voorm. Geconfedereerde Staten

2.418.800

9.058.406

Totaal ……1.827.587.660 161.061.850

‘]e L o n d e n, en te P a È ij s zijn de effectenbeurzen zeer
stil en nagenoeg onveranderd van niveau gebleven. Alleen
bestond te Londen wederom – groote belangstelling voor
petroleumwaardan, met aandeelen Shell aan het hoofd,,
in verband met de thans aanstaande emissie van nieuwe
aandeclen.

N e w Y o r k heeft echter een zeer levenclige markt te aan-
schouwen gegeven. Voor een deel zijn de vrij aanmerkelijke
omzetten in de hand gewerkt door het eenvoudiger inter-
oceanische telegrafisch verkeer, waardoor b.v. telegrammen
van onze beurs naar New York niet meer dan ddn I twee
dagen onderweg zijn. Dit’ vergemakkelijkt de zaken der
arbitrage-firma’s zeer, zoodat enkele reeds ‘tot het enta
meeren van dergelijke affaires op vrij groote schaal zijn
overgegaan. De transacties, die thans te New York plaats-
vinden, zijn voor een deel door het buitenland in de hand
gewerkt, waarbij, echter Wallstreet toch den toon blijft
aangeven. Deze is in de laatste weken, en ook gedurende
de berichtsperiode, bijna ononderbroken gunstig geweest.
De optimistische verwachtingen ten opzichte van den
buitenlandschen handel in de Vereenigde Staten kunnen
dezen gang van zaken ter beurze dan ook volkomen wetti-
gen. .Met een enkel woord werd hier ter plaatse reeds ge-
wag gemaakt van den geweldigen oogst, clie vermoedelijk
in de Unie zal worden binnengehaald en hoewel deze, uit
hodfde van de door ‘de Regeerin.g gegarandeerde minimum-
prijzen een aanmerkelijke uitgave op het staatsbudget zal
veroorzaken, de landbouwende districten zullen hiervan
ongetwijfeld goede vruchten plukken. Het gevaar van inflatie is hier natuurlijk niet denkbeeldig; voorloopig
echter ziet men slechts de. mogelijkheid van grooten rijk-
dom ei dienovereenkomstig van groote ,activiteit voor de
verschillende industrieën. Indien dan ook voor het export-
saldo an granen loonende prijzen gemaakt kunnen wor-
den, is aan den ruimen oogst dan ook groot voordeel ver-bonden. Inmiddels staat nog te’ bezien, of de verwachtin-
gen geheel in vervulling zullen gaan; de weersgeteldheid
kan ook hier gronte wijzigingen in het eindcijfer aan,-
brengen.

Ook op ander gebied is men doende de buitenlandsche relaties uit te brèiden. Reeds zijn berichten gepubliceerd,

416

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

volgens welke 30.000 ton steenkolen naar Gothenburg en
50.000 ton naar Rotterdam zijn verkocht, zoodat ook op dit
gebied de concurrentie met Engeland wordt aangeknoopt.
Weliswaar zijn de hooge Oceaan-vrachtprijzen nog een
beletsel voor aanmerkelijke uitbreiding op het terrein der
kolenlevera,ntie, doch de Vereenigde Staten komen hierin
tegemoet door het noteeren van zeer lage f.o.b.-prijzen. Het
probleem der arbeidsverhoudingen wordt in den mijnbouw
eveneens op ingenieuze wijze opgelost. Nu cle mijneigenaars
er moeilijk toe kunnen overgaan de bonen te verlagen en
toch de volle pioductiviteit der mijnen tot nu toe niet nood-
zakelijk is, hebben zij den arbeiders voorgesteld slechts drie
dagen per week te werken tegen het tot nu toe geldende
hooge loon, dan wel den arbeid gedurende vijf dagen per
week voort te zetten, doch dan tegen een lager loon. Naar alle waarschijnlijkheid zal op deze wijze toch indirect een
lagere loonsehaal ingevoerd kunnen worden.
De vooruitzichten op een spoedigenvrede hebben op hun
beurt er toe bijgedragen een opgewekte tendens ter beurze
in het leven te roepen, zoodat, behoudens een enkele uit-
zondering, de geh.eele markt een geanimeerd aspect te aan-
schouwen heeft gegeven.
T e o n z e n t heeft de markt, in tegenstelling met de
meerderheid der buitenlandsche beurzen en meer in over-
eenstemming met New York, een geanimeerd en opgewekt
verloop gehad, waarbij nochtans koersverschillen van
groote beteekenis niet zijn voorgekomen. Ook de omzetten
waren slechts van bescheiden aard, doch de stemming
was doorgaans vast te noemen.
Onze inheemsche
staa.ts
fondsen
eohter konden niet van
deze tendens profiteeren. Weliswaar werd geen nieuwe
reactie geconstateerd, doch een koersvebetering bleef
eveneens uit. De belangstelling was slechts klein.
Ook buitenlaiidsche staatsfondsen konden zich niet in
een uitgebreiden handel verheugen. Iets vaster waren
Oostenrjksche papieren, in verband met een gei

inge ver-
betering van den kroneakoers, doch de verbetering bleef
binnen enge grenzen beperkt.

15Apr. 16 Apr. 17 Apr. Ri
zigof

434
0
/0
Ned. W. Sch.

1916
86
1
/2

86
1
/o

851/

6
/8

4

0/

,,

,,

,,

1916

79114

78
0
/16

78
/2 – 3/
4

334
0/

,

,,

. . . .

67/4

68V

68′!2

3

0
10 ,,

,,

,,

. . . .

62/jc

62 t/

62″/16
–.
2%
0
/0
Cent. N. W. S…..52

52
1
/i

52’/d
+ 1/4

5
0/
Oost-Indië 1915

92
1
/

92

92
3
/,o
+
I
ho
4
0
/0
Hongarije Goud

27

27

27

4

/o Oostenr.Kronenrente 21″/,o 2V/s

22’/ + °/’

5
0/
Rusland 1906 …….36

34

34

– 2

434
0/
0
lwangorod Dombr.. . 20/

22

18
3
/ —
2 —

4
0
/0
Rusland Cons. 1880 21

20
1
/2

20
1
!2 –
4
0/
RusI. bij Hope & Co. 2014

22 ‘/

23

+ 2’/4
4

0
/0
Servië 1895 ………46

46

46
436
0/
China Goud 1898 . – 68
1
/

70

72

+3
1
/2
4

0
/
0
Japan 1899 ……..69/s

69/o

69/8
4
0/0
Argentinië Buitenl. . 60
1
/

63/8

638/4 + 32/4

5

0/
Brazilië 1895 ——73/o

73/8

73/8
5

0/

,,

1913 ……

70’/4

702/
4

70’/

De
scheepvaartmarkt
was doorgaans opgewekt van toon,
doch met slechts uiterst geringe koersverschillen. De
meeste aandacht bleef bestaan voor de Indische lijnen, waardoor aandeelen Nederland, Rotterdamsche Lloyd,
Unie, enz. goed op peil konden blijven.

15 Apr. 16 Apr. 17 Apr.
R:ng,of
dalin
Holland-Amerika-Lijn . .- – .410

408’/4 407
1
/2 – 2
1
!3
,, gem.eig 390

388

389

– 1
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij

282

282

282
Roll. Alg. Atl.Stoomv.-Mij 161

161

161
Hollandsche Stoomboot-Mij 187

186

186

– 1
Java-China-Japan-Lijn …. 306/

306′!, 307’/4 +
7/

Kon. Hollandsche Lloyd . – 167/4 169/4 169
1
/ +
1’/2
Kon. Ned. Stoomb.-Mij. . – 212

209% 211

– 1
Kon. Paketvaart-Mij…..242’/

244’/2 244
1
!,
+ 2
Maatschappij Zeevaart .

338

338

338
Nederi. Scheepvaart-Unie.

255

256’/4 256’/2 + 12/2
Niovelt Goudriaan. ……. 498

499
1
/4 499′!2 + 1’/2
Rotterdamsche Lloyd……277

280
1
/2 280

+ 3
Stoomv.-Mij.,,Hillegersberg” 260

259

259

– 1
,,Nederland” .

311
1

312
8
/8 310/4
-8
/4
,,Noordzee” . – 165

164/2 164’/


1/

,,Oostzee” – . . . 376

378’/2 3282/2* – 471/,

* ex dividend.

De
cultuurafdeeling
bleef opgewekt van toon. Zelfs kon-
den aandeelen en actionscler Cultuur-Mij, der Vorstenlan-
den nog verder in koers stijgen, aan welke richting zich

aandeeben Handeisvereeniging ,,Amsterdam” en Ned.-Indi-sche Handelsbank aansboten.
De
petroleuninarkt
kon, na de hier reeds gereleveerde
beweging in de cultuurafdeeling, de grootste aandacht
trekken. Meer en meer vestigde zich de overtuiging, dat
de Xoninklijke Petroleum-Mij. nu
toch binnn af zienbaren
tijd tot het emitteeren van nieuwe aandeelen zal overgaan,
temeer, waar de Shell Company in deze reeds het voor-
beeld heeft gegeven. Reeds verluidde, dat de gepubliceerde,
doch door de directie tegengesproken berichten dienaan-
gaande wel onjuist waren, doch dan in den zin, dat veel
betere condities aan aandeelhouders zouden vorden geof-
freerd. In verband hiermede kon de koers der betrokken
aandeelen niet onbelangrijk monteeren en verlaten zij de
berichtsperiode op het verhoogde peil.
In de overige petroleumfondsen ging slechts weinig om,
terwijl de koersfluctuaties eerder een aan de beweging in
aandeelen Koninklijke •tegengstelde richting aaunameu.
Tabak-
en
rubberwaarden
wareil vrijwel verlaten, de

laatste echter met een

goeden ondertoon. De declaratie van
een dividend-uitkeering ad 12 pCt. op aandeelen Koloniale
Rubber-Maatschappij was blijkbaar reeds in den ‘koers ver-
disconteerd, zoodt ten opzichte hiervan geen bijzondere
koersbeweging te constateeren viel.

15Apr. 16 Apr. 17 Apr.
Rizi1ngoF

Amsterdamsche Bank

..

186/4
1868/4

186’/4
Ned.Handel-Mij.cert.v.aand
184
1
/2
188
1
/2
187
1
12
+
3
Rotterd. Bankvereeniging.
142 142
132*

10
Amst. Superfosfaatfabriék
150 146
144

6
Van Berkel’s Patent ……
145 148
150
+
5
Insuliude Oliefabriek

– .
240

.
240/,
240
Jurgens’ Ver. Fabr. pr.aand
103
103
103’/
+
‘/
Ned. Scheepsbouw-Mij.. …
168
168
1
!2
168’/2
+
‘/,
Philips’ Gboeilampenfabriek
427
427
428
+
1
R. S. Stokvis
&
Zonen
– . . .
555 555
57′!
+
2
1
i
Vereenigde Blikfabrieken.
.
1231/
117
1
/
4
*
148′!4

5
Compania MercantilArgent.
267
267′!:
270
+
3
Cultuur-Mij.
cl.
Vorstenland.
157
8
!o
158/2
159
+
1
1
/8
Handeisver. Amsterdam
. .
442 440 441

1
Roll. Transatl. Handeisver.

131/4
133
133!4
+
2
Linde Teves
&
Stokvis
– . – –
225
225 225
VanNierop&Co’s Hnndel-Mij
182
1
/2
182
1
!2
182/4
+ Va
Tels
&
Co’s Handel-Mij
. . . .
159′!
160
8
!4
160/4
+
1
G,econs. Roll. Petroleum-Mij.
267!2
268
.267′!:
Kon. Petroleum-Mij . ……
655
660 659
+
4
Orion Petroleum-Mij …….
791/4

80
1
1
81
+
1/4
Steaua Romana Petr.-Mij..

148
1
!
149./o
148/
+
0/4

Amsterdam-Rubber-Mij…..
185′!:
184
1

185

1
/2
Nederl..Rubber-Mij……..
103’/
d

104V2
104
+
8/4

Oost-Java-Rubber-Mij…..
220′!,
221′!2
215’/1

5
Deli-Maatschappij

……..
480 489
490.
+
10
Medan-Tabak-Maatschappij.
220 216
221
+
1
Senembah-Maatschappij

-.
460 465 470
1
/
+
10
1
!:
*
ex dividend.

De
Amerikaansohe afdeeling
was, in aansluiting aan
Wallstreet, zeer optimistisch van tendens. Niet alleen de
courante, ddch ook de gewoonlijk minder verhandelde waar-
den trokken op buitengewone wijze de aandachL Zon ont-
stonden levendige omzetten in aandeelen Interconti.nental Rubber Company, wearin ook enkele arbitrage-transacties
werden uitgevoerd. Voorts waren Marinewaarden en pre-
ferente aandeelen Hide & Leather gezocht. Ondanks het
vooruitzicht op de vacantiedagen werden vrij groote
hausse-posities opgebouwd, die op den laatsten beursdag
niet werden geliquideerd. –

15 Apr. 16 Apr. 17 Apr.
Rizigof

American Car & Foundry

92

93

94 . -)- 2
Anaconda Copper ……..131’/

132
1
!8 132
.

+ 118
Un. States Steel Corp……96

96
8
!

95 2/
4
– 8/4
Atehison Topeka ……..93″/io

93″Iio
93’/j
Southei

n Pacific ……..98’/4

97’/4

98!8 . + !8
Union Pacific ………….l35′!io 136/i

136′!2 +
lI,o
Int.Merc.Marine afgest …..

31’/,

34
1
!a

340/10 + 3
prefs. 1 38
8
/s 139!8 139

+ 1/0

De
gelcimarkt
was ruim; in den loop der berichtsperiode
daalde de noteering voor gelden op prolongatie van 4% tot 3% pCt.


GOEDERENHANDEL

GRANEN.

22 April 1919.

Oogstberichten van Noord-Amerika zijn nog – steeds zeer
gunstig. Bij den voortgang van den uitzaai van zomer-

23 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

417

tarwe wordt het steeds waarschijnlijker,
(
dat
a
in overeen-
stemming met de reeds lang gekoesterde ver*achting, de
hooge garantieprijs er toe zal leiden, dat de met zoner-
tarwe ‘bezaaide oppervlakte belangrijk grâoter zal zijn dan
in vroegere jaren, ten koste van maïs, haver en lijnzaad.
Uit Califonnië wordt reeds bericht, dat daar de opbrengst
van gerst om die reden geringer zal zijn dan gewoonlijk. Nadat in het begin der afgeloopen week de graanprijzen
in de Vereenigde Staten weinig verandering hebben onder-
gaan, zijn ze in de laatste dagen zeer bel9ngrjk gestegen.
Op 21 April waren mals, gerst, haver en rogge eenige
centen per bushel hooger dan zij in de wUlige periode van
eind Maart zijn, geweest. Misschien staat dit in verband
met de omstandigheid, dat de Amerikaansche Regeering
als koopster is opgetreden van maïsmeel, roggemeel en
gerstmeel en met haar plan om in April 1.600.000 ton
graan en graanproducten naar Europa uit •te voeren. Met
Europa zullen dan zekèr de Midden- en Oost-Europeesche landen bedoeld zijn. Gerst geniet groote belangstelling bij
den vrijen handel van Noord-Amerika naar Europa en
vooral in de betere soorten worden geregeld zaken gedaan,
vooral naar Engeland en België. Het gebrek aan scheeps.
ruimte is daarbij echter een groot bezwaar. Met ingang
van 21 April is in Engeland de handel in alle nog gecon-
troleerde .gerstsoorten vrijgelaten, hetgeen tot nog toe
slechts was geschied voor Californisohe, Oregon-. en Chili-
gerst. Ook in rijst en pculvruchten is de handel weder vrij.
Aanvoeren van tarwe en meel blijven in Engeland nog
steeds beneden de behoefte, zoodat de -voorraden, die in
het einde van 1918 zeer groot waren, nog voortdurend
afnemen. Waarschijnlijk zal daarin nu echter verandering
komen, daar grootere hoeveelheden, dan tot nog toe het
geval was, naar Eiigelsohe havens onderweg zijn. In de
eerste helft van April was in Engeland het weder, iets
beter dan in Maart en met den uitzaai van zomergraan is eenige voortgang gemaakt. De achterstand is echter
niet in te halen en tegenover het vorige jaar- wordt eene
vermindering in de bezaaide oppervlakte van 10 tot 15
pot.
verwacht. Maïsuitvoeren uit de Vereenigde Staten zijn nog
slechts van zeer weinig beteekenis, terwijl •de invoer van
Argentijnsche mais daar geregeld voortgaat. Ook naar
Europa zijn de verschepingen van Plata Mais vrij belang-
rijk. Tot prijsverhooging in Argentinië hebben die echter

Noteeringen.

Chicago

1

Buenos Ayres

Daia

Tarwe

MaTs

Haver

Tarwe

Maïs Lijnzaad
Mei

Mei

Mei

Mei

Mei

Mei

19Apr.’19 226

161

70Is

10,90

5,fo
8)
19,704)
12 Apr.’19 226

158
1
/2

68
7
/6

10,75

5,_3) 19,50-
19Apr.’18 220

127

831/
4

12,45

5,40,
24,20
19Apr.’17 241

14.6

66’/2

14,65

10,15

22,50
19Apr.’16 113

76

45’/a

8,10

4,85

11,85
20Juli ’14 82

‘) 561/s
1)
36
1
/ ‘)

9,40
8
)

5,382)
13,70
2
)

‘)
per Dec.
2)
per Sept.
3)
nieuwe oogst.
4)
21 April.

nog niet geleid. Het voor uitvoer- beschikbare overschot is
daar voorlo6
~
ij nog te groot, terwijl de nieuwe oogst, die
nu wordt binnengehaald, van grooten omvang zal zijn. Wel
wordt geklaagd 0v-er regensohade, doch belangrijk zal die
waarschijnlijk niet zijn. De ioop der prijzen doet dat
althans niet vermoeden. Algemeen wordt vermoed, dat de
minimumprijs voor Plata Maïs, welks invoering voorloopig
tot 1 Juli was uitgesteld, voorgoed van de baan is. In (fe offertes, die verschepers maken, wordt daarmee althans
geen rekening meer gehouden.
• De Wheat.Executive te Londen, die de neutralen tot nog
toe voorzag van Argentij.nsch-e -tarwe, heeft laten weten,
dat zij daaraan een einde wenscht te maken, zoodat de
inkoopen in het vervolg weder bij den handel dienen te
geschieden.
Zaken van Argentinië hebben nog meer dan die uit
Noord-Amerika te’ lijden onder het gebrek aan scheeps-
ruimte, gedeeltelijk ten gevolge der stakingsmoeilijkhed-en
in de Argentijnsche havens. De aangeboden ruimte is veel te gering voor de behoefte en zeer hooge vrachten worden
geregeld betaald. Zoolang deze toestand voortduurt, zul-
len de Noord-Amerikaansche granen, ondanks de zeer hooge
prijzen, koopers blijven vinden en de goedkoope voor-
raden in Argentinië’ nog steeds hun invloed op die prijzen niet kunnen doen gelden.

N e d e r 1 a n d. Nu de Vereenigde Staten, zooals in ons
vorig bericht vermeld, aan de neutralen geen tarwe en
•tarwemeel meer wenschen te leveren, zal ook onze Regee-
ring Plata Tarwe koopen en, daar de Wheat Executive niet
meer als verkoopor optreedt, is aan den hafldel om aan-
biedingen gevraagd. Nu in Argentinië een aantal Necler-
landsche firma’s zich gedurende den oorlog als graan.
exporteurs hebben gevestigd, behoeft de Regeering zich,
evenals gedurende den oorlog reeds met andere graan-
soorten het geval was, niet tot buitenlancische huizen te
‘wenden;

De graan’handel neemt in ons -land slechts langzaam in
om’aug toe. Eenige partijen Mixed Mais uit België zijn
te Rotterdam en in andere plaatsen aangekomen en vinden
geleidelijk koopers. Van andere voerartikelen gaat echter de verkoop moeilijk. Plata Mais in spoedige posities ont-
moet eenige belangstelling, doch Noord-Amerikaansche
artikelesi worden nog steeds als té duur beschouwd.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

s
voren.
21
April

1919
1
4,4pril
1919
21
April
1918

Tarwe (inlandsche)

……

25,_t)
25,-
1
)

Rogge (70 Kg. natuurgew.)
28,50
1)
28,501)

Maïs (La Plata)


420,-
1)
Gerst (60 Kg. natuurgew.)
23,-‘)
23,-
1)

Haver (inlandsche)
23,-
1)

..

23,-
1)

Lijnkoeken (Noord-Ame-
rilca van La Plata-zaad)
37,-
37,-
30,-
1)
Lijitzaad

(inlandsch)

.. .
40,-
1)
40,- ‘)
-.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland;

RotterdaM
Amsierdam
Totaal
Artikelen.
13-19
April
Sedert
Overeenk.
I3-19April
Sedert
Overeenk.
1919
1
Jan.
1919
tijdvak
1918 1919
1
Jan.
1919
tijdvak
1918
1919 1918


.

22.536


5.970

28.506

Rogge

…………….


– –
8.690

8.690
– –






Tarwe ……………….


1.500
‘ –
‘-

– ‘
1.500

Boekweit

……………


4.407
– –
3.450

7.857

Haver

…………….
.

5.056




5.056

Mais

……………….





– –

Gerst

……………….

2.183


‘ –

2.183

.Lijnzaad

……………….
Lijukoek ……………..
311
Tarwemeel …………

.

44″669


35.705

80.374

Andere meelsoorten

18.288


616

18.904


AANVOEREN
in
tons van
,
1000
K.G. voor
het Buitenland.

Tarwe …………….


121.446 96.316
.

– –

121.446 96.316

13.855 ‘

19.898
‘ –


13.855
19.898
Maïs

……………..
.



5.174




5.174
Rogge

……………..
Tarwemeel …………
.

98.617




98.617

Gerst

…………….
.

41.086
3.697



41.086
3.697
88.335
– –


88.335

Haver ……………..530
L
ij
ukoeken …………
Andere meelsoorten…. .


932

.


– –
932

275
81.670



– –
81.670

418

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April
1919

SUIKER.

IJit de verschillende Europeesche productiel.nden kwa-
men geen nieuwe berichten binnen en ook hieT te lande
werden, voor zoover bekend
i
geen verdere transacties van
suiker uit den nieuwen oogat afgesloten.
In E n g ei a ii d blijft de Royal Commission nog, in
functie, al werd de import van suiker geheel vrij verklaard. De Commission heeft nog onlangs belangrijke kwantiteiten
Javasuiker gekocht, die tot de oude maximumprijzen ge-
distribueerd worden, hetgeen waarschijnlijk niet zonder
verlies zal kunnen gebeuren. Eventueele importen ddor
particulieren zullen waarschijnlijk alleen mogelijk zijn, in-
dien de partijen voor herexport dienen, in welk geval hoo-gere prijzen te bedingen zijn.
Ook in F r a ii k r ij k wer.d thans de import Vrij ver-
klaard, waarvan speciaal de voor export werkende indus-
trieën zulled profiteeren.
De op het oogenblik op J a v a betaalde hooge prijzen zijn
aan bovenstaande vrjgevingen niet vreemd, daar vooral Frankrijk om suiker verlegen is. Voor disponibele witte
suiker uit den ouden oogst werd op Java reeds de record-

prijs van
f
21 ex pakhuis betaald. Uit den nieuwen oogst
kwamen belangrijke afdoeningen tot stand van Superieur

tot
flO
voor Juli en
f
18° voor latere levering, terwijl
No. 16 en h. tot
f
1634 verhandeld werd. Bijna de geheele
oogst van dit jaar is nu verkocht. De daarvoor behaalde
hooge prijzen worden wel eenigsains gedrukt door den
a
klineren oogst, mar ‘toch zullen dit jaa
r

de Java-
fabrieken een zeer mooi eindresultaat opleveren. De kwestie
van al of niet inkrimping voor het volgende jaar is nog
steeds niet opgelost, doch men vertrouwt over het algemeen
er op, dat de Regeering geen dwangmaatregelen zal
noodig achten.’

De Board of Trade-statistiek in Engeland was op ultimo

Maart:

vanaf
1Januari
1919

1918

1919

1918
tons

tOns

tOnS

tons

Import rietsuiker………101.097 83.384 206.508 255.257

bietsuiker

1

379

1

7.691

geraffineerd ……33.407

220 74.169

7.837

Totaal ……134.505 84.983 280.678 270.785

Voorraad in entrepôt ..

285.400 174.500

-.

raffinaderijen

17.550 26.450

Opbrengst

,,

64.126 56.127 197.776 170.332

Totaal binnenl. verbruik

119.705 74.379 318.349 237.303

De B rit soli – Indische oogst wordt door Wiilett &
Gray op slechts 2.350.000 tons getaxeerd, hetgeen om reeds
meer verklaarde redenen van weinig belang voor we’reld-
handel en -statistiek is.
Op Cuba zijn thans de aanvoeren ongekend groot en
waren, zooals uit onderstaande statistiek blijkt, in de week,
eincligende 5 April, bijna dubbel zoo groot als verleden jaar:
de totale aanvoeren hebben die van Ao. Po. dan ook over-
schreden:
1919

1918

1917

Ontv. der week tot5 April 192.509 104.513 130.000 tons
Totaal sedert 1 Dec.
i)
..
. – 1.849.870 1.783.735 1.619.153

Werkende fabrieken

195

195


Exp. d. week tot 8 Maart.. 75.200 118.183 81.100′ tons
Totaal 1 .Jan.-8 Maart.. 634.538 577.691 .588.140
Export U.K.1 Jan.-8Mrt. 85.447 117.522 120.128

Frankrijk
,,

,,

7.400


Totaal voorraad 3 Maart .. 587.329 650.869 471.648

1)
1918/17116.
KOFFIE.

(Mededeeling van de Makelaars G. Duuring & Zoon, Kolfi
& Witkamp en Leonard Jacobson & Zonen).
Notéeringen en voorraden.

Dato
Rio
Sanlos
WIsselkoc,o
oorraa
Prijs
No.
7
oorraa
Prijs
No. 4

19 April 1919
626.000
1
)
3.087.000
13.600
9
12

,,

1919
607.000
11.300
3.219.000
13.300
13
1
1,

5

1919
599.000
11.300
3.246.000
13.200
13
13
/82

19April 1918
661.000
4.625 3.566.000 4.600

Ontvangsten.

Rio
Santos
Data
Afgeloo pen
Sedert
Afgeloo pen
I

I

Sedert
week
1
Juli
week
1
Juli

19 April 1919 ..
29.000 1.396.000

1

88.000

1

6.339.000

19

,,

1918..
44.000
2.405.000
113.000
110.878.000
t)
holiday.

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.
(Middling Upiands).

1
21
_Apr.I
9

1
14

Apr.’19
I

7Apr._19F22Apri118I
21Apr.’17

New York voor
Middling

..
28,60e
28,70e
29,05 c
30,45 c
20,15’c
New Orleans
voor Middling
27,50e
26,75 c
26,25 c
33,- c
19,19. c
Liverp. v. Good
Midd.Texas..
18,200)
18,19d
17,75 d
23,53d’)
12,26 d”)

9
17 April 1919.
‘) Good Middling Amer.
‘) 20 April 1917 Middling Amer.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)

1
,1
Au

Overeenkomstigeperioden
tot
g.18

9Aprill9

19l7-18
1
1916-17

4749
}
5469
}
6417
1792 2224
3853
968
,1844
410
453

Voorraden in duizendtallen

119
April

19
119_April

18
20April’17

Amerik. havens ……….
1482 1111

Binnenland …………..
1148
,

929
.1237

1

.

1
148
95
New York

……………..
New Orleans …………

.-

432
338

Liverpool

……………
49 3
9

417
680

9
17 April ’19.

VETTEN EN OLIËN.

De markt was in de afgeloopen week zonder zaken, aan-
gezien de N.O.T. tijdelijk geen verdere import-licences voor
runder- en schapenvet verleende, in verband met het agree-
ment-kwantum en met hangende nieuwe regelingen met de Margarinefabrieken omtrent fabricage van normaal-marga-rine enz.
Ook in varkensvetten ging niet veel om. Alen wacht nu
het aankomen der ladingen per ,,Nyanza” (zooeven gearri-veerd), ,,Cape Romaine”, ,,Dalgalom”, ,,Zirkel” enz. af
, in
welke .booten zich zoovel reeds geplaatste partijen als nog onverkochte consignaties bevinden (Purelard, Neutrallard,
Spek enz.). Alvorens daarvan te offreeren, willen houders
eerst zien wat er werkelijk in de booten zit.
Thans zal de N.O.T. echter weder wel verdere import-
licences verleenen (aangezien cle regeling met margarine-
fabrikanten getroffen is) en wel ditmaal &k aan clie vet-
smelters, welke gedurende den oorlog voor de Regeering
gesmolten hebben, altijd: in verhouding tot den omvang
van hun bedrijf.
Op grond daarvan verwachten wij dan ook grootere leven-
digheid in de eerstvolgende dagen.
Vaste offerten zijn er weinig of niet in eetbare vetten.
Men solliciteert echter biedingen ter opseining voor:
Zuid-Amerik. Beef Premier-Jus No. T. . f 130,-

,,

,,

,,

II..

127,-
Mutton

,, 130,-
Cookinglat …………,, 120,-
Oleo-Stearin ………… ..100,-

Noord- ,,

,……………..
100
,

– ,,

,,Marg No.Illgoede merk.,, 150,-
op April/Mei-aflading .van Amerika, en
Austr. Edible Tallow prompte aflading
van Engeland …………………… ,, 102,
Alles c.i.f. Rotterdam, betaling tegen documenten. N.O.T.-
condities en onder voorbehoud van N.O.T.-goedkeuring.

METALEN.

Loco-Noteeriugen te Londen:

Data Ijzer
C10,.
Tin
Lood
Zink
*

22Apr. 1919..
nom..
76.10/-
226.151-
24.101-
35.-1-

14

,,

1919..
nom.
75.15/-
.222.10/- 24.10/-
35.10/-

19Apr. 1918..
nom.
110.-/-
330.-1-
30.101-
52-1-

20Apr. 1917..
nom.
133.-!-
219.151-
30.101-

20 Juli

1914..
51/4
61.-1-
145.15/-
19.-1-
21.101-

Ontvangsten Gulf-Haven
,,

Atlant. Have
Uitvoer naar Gr. Brittanr
‘t Vastelar
Japan ete.

23 April 1919

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

W
e
i

VERKEERS WEZEN.

RIJN VAART.

Week van 14 tot 21 April 1919.

Ook in de afgeloopen week hadden weder geen bevrach-
tingen naar den Rijn plaats. Met het transport van levens-
middelen voor de civiele bevolking aan den Rijn is nog
steeds geen aanvang gemaakt; de schepen, die van hier
vertrekken, zijn alle beladen voor de troepen in het bezette
gebied.
De beschikbare scheepsruimte, welke hier ter beurze grif
werd opgeitomen, werd aangenomen om in Antwerpen te
gaan laden tegen een gemiddelde huur van 3 cents per ton
per dag.
De sleeploonen bewogen zich tusschen 70 en 90 cents boven
het 50-cents-tarief van Rotterdam/Dordrecht naar de Ruhr-
havens. Bevrachtingen in de Ruhrhavens hadden niet plaats.
De vracht werd genoteerd met Mk. 2,50.
Nog steeds wordt in de mijnen gestaakt; hierin schijnt
echter in de laatste dagen der vorige week eenige verbete-ring te zijn gekomen, wat echter nog geen grootere verla-
dingen per schip tengevolge zal hebben, aangezien de kolen-
voorraad in het Ruhrgebied zelf totaal is uitgeput en wel
in het laatst van de vorigé week van dien aard, dat zelfs
het Rijnvervoer gedeeltelijk stop gezet moest worden. Te
sleepen vanaf de Ruhrhavens was er dientengevolge dan ook
zeer weinig. Het sleeploon werd genoteerd met Mk. 3,30
per ton.
De waterstand van den Rijn was steeds wassende; Cauber
Pegel wees einde der week 4,61 Meter aan.

SCHEEPVAART.

19 April 1919. De vrachtenmarkit vertoont een merk-
waardig beeld; statistieken zijn vrijwel waardeloos, daar
vrachten verschillen naar gelang van nationaliteit der
schepen, positie, bestemming en allerlei andere bijkomende
omstandigheden. Zoo werd voor een Engelsch schip van
Noord-Amerika naar Rotterdam/Eavre 16/- per quarter
betaald, terwijl neutrale schepen meer dan de dubbele
vracht ontvingen. Voor kolen van Cardifi naar Bordeaux
werd 28/- voor een Britsche en 54/- voor een neutrale
boot betaald. Van Birma werd ruimte tot 75/- in Britsehe
en tot 15 0/- per ton dw. in Japansche schepen gebracht,
terwijl van Java tot 170/- per ton op de dw. naar Antwer-pen/Amsterdam en tot 390/- per ton coprah naar Antwer-
pen/Rotterdam afgesloten werd. Van de veel verder gelegen
Australische havens werden een aantal afdoeningen tot
105/- naar Engeland voor standaardschepen gemeld. Van
de Middellandsche Zee wordt voor erts naar Engeland 16/-
20/- betaald aan Britsche schepen; neutralen besommen
voor fruit de driedubbele vracht. Voor bevrachtingen vkn Noord- en Zuid-Amerika naar Nederland is het net eender gesteld. De schepen, die voor de regeering lading aanvoeren, krijgen amper genoeg om
de kosten te dekken; vreemde booten kunnen echter zeer
hooge vrachten bedingen. Zoo werd op de net form $ 45
van New York naar Rotterdam betaald; een zeilschip werd
van Zuid-Amerika afgesloten tot 200/-.
Timecharter-vrachten wisselen eveneens sterk af, en
wel van 18/- tot 42/6 per ton dw. per maand naar gelang
van duur van het charter en nationaliteit van het schip.

Op de regeeringsbureaux in Engeland schijnt een chao-
tische verwarring te heerschen. Sommige reeders slagen
er in hun schepen gedeeltelijk vrij te krijgen, andere wor-
den gedwongen ladingen tot zeer lage vrachten te ver-
voeren. De ontevredenheid over de regeeringsmaatregelen
is algemeen.
Scheepsprijzen vertoonen in Engeland en Japan als ge-
volg van de onzekere toestanden een dalende richting. In
Nederland worden daarentegen hoogere prijzen besteed,
vooral voor kleine vaartuigen, waarvoor uitvoervergun-
ning nogal gemakkelijk te krijgen moet zijn.
Eenige booten, die indertijd door Amerika afgenomen
werden, zijn in Nederland aangekomen, doch ze hebben de
Amerikaansche vlag nog in top; er zijn reeders, die, na
zeker vlammend regeeringsprotest, verwacht hadden, dat
die vlag hier neergehaald zou worden.

GRAAN.

Data
Petro.
grad
Londen!1
Rdam

Odessa
Rotte,.
dam

Au..
Ku,t
Ver. Stalen
San Lorenzo

Rotte,-
Er!stol
Rotte,-
Enge-
dam
Kanaal
dom
land

14/19 April 1919


161_1
816′
200/-‘
62/62
7,12

,,

1919


f21,-‘
816′
280/-
62/6′
15/20 April 1918



501-

200/-
16/21 April 1917

– –
40/-

13716
Juli

1914 11 d.
7/3
1111’/
11111/
4

12/-
121-

KOLEN.

Cardif

I
Oo,lk. Engeland Data
Bo,-
daux

1
Genua

Port

Said

t

La Plato
Rivier Rotter.
dam
I
Cothen-
burg

14/19 Apr. 1919
28/-‘
47/6
47/6
1

451-
f
10
Kr.

7112

,,

1919
54/_2
47/6
47/6
1

45/-
,, 10
,52
1
12
15/20 Apr. 1918
69/-
101/3

1

120/-


16/21 Apr. 1917
69/-
1251-
110/-
J
1001-


Juli 1914
fr. 7,—
7/-
7/3
14/6
3/2
4/-

DIVERSEN.


Bombag
Birma
Vladivo.
Chili
Data
Ves1
Europa
West
Europa
stock
West West
Europa
(d. w.)
(rijst)
Europa
(salpeter)

14/19 April 1919 ……
75/_t
1501_2


7112

,,

1919 ……
75/-‘
751-‘


15/20 April 1918 ……
275/-

..

500/-

185/- 270/-
..
..

3501-

1601-
16/21 April 1917 …….
Juli

1914 …….
14/6
16/3 251-
2213

Voor Britshe schepen.

2) Voor neutrale schepen.
Per Zeilschip.
Graan Petrograd per guarter van 496 iS,, zwaar, Odevaa per i7oit, Ver. &aten
per quarter van 480 /95, zwaar.
Overige noteeri,,gen per ton van 1015 K.G.

ADVERTENTIËN

De ITNederlandsche Huistelefoon-Madschappli

ROTTERDAM

‘s-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon H 280, 300

Telefoon 1555

AMSTERDAM

LEEUWARDEN

ARNHEM

Telefoon N 5580

Telefoon 2723

levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in huur en koop.

Herstelt en onderhoudt on d er g a r a n t i e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

420

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 April 1919

NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK
KONINKLIJKE

HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM

HOLLANDS CH E

5

pCt. Obligatiën (Grondbrieven)

LLOYD
Gecartificeerd door de Centrale Truit-Compagnie

Verkrijgbaar in etukken van
f
2500,—,
f
1000,—,
/
500.— en
f
100.-

op
elk goed effectenkantoor
AMSTERDAM

Geregelde Passagiers-
en

GRONINGSCHE CREDIET
Vrachtdienst met nieuwe,

ENHANDELSBANK

moderne post-stoomschepen

GRONINGEN, APELDOORN, APPINGEDAM, ASSEN EN VEENDAM
TUSSCHEN

Kapitaal
/
5.000.000,—
A M S T. E R D A M

Géplaatst en volgestort
f2.500.000,—

EN

Reserves ruim.
. . .
… f

478.000,—

ZUID-AMERIKA
VERSCHAFT BEDRIJFSKAPITAAL AAN
LANDBOUW, HANDEL EN NIJVERHEID’
VIA

INCASSO

-•
DEPÖSITO

SAFE DEPOSIT
GORUA, VIGO, LISSABON, LAS PALMAS.

STAND RD B NK

OF SOUTH AFRICA, LTD..

ROTTERDAM

15 COOLSINGEL

(HOOFDKANTOOR:
10 CLEMENTS LANE, LONDON, E.C., 4)

f
12,–=1.

MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL

f
74.329.200,-

GESTORT KAPITAAL………
f
18.582.300,-

RESERVEFONDS
…………,,
26.400.000,-

NIET GESTORT KAPITAAL…..

,,
55.746.900,-

f
100.729.200,-

Meer dan, 250 kantoren in Zuid-Afrika en elders

BEHANDÈLING VAN BANKZAKEN

MET ALLE WERELDDEELEN.

II

II

Xn”

gh
&
vau Ditmar’s Uitgevoslaatschc
y
pij

WIJNHAVEN
111-113

ROTTERDAM

TELEFOON 7841-7842-7843-7861

BIJKANTOREN te AMSTERDAM, ‘8-GRAVENHACE en HAARLEM

Belast zich met het verzorgën van uitgaven en tijdschriften op eik gebied

Auteur