AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economi*sch7fStatistische
Beric
‘
hten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH iNSTITUUT
1
34E
JAARGANG
WOENSDAG 31 AUGUSTUS 1949
No. 1686
1
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers;
J.
Tinbergen;
F. de Vries.
Redacteur-Secretaris: C. van den Berg.
Plv. Redacteur.Secretaris: A. de Wit.
COMMISSIE VAN AD VIES VOOR BELGIË
J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
F. Versichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week ………………….687
Sommai’re, summaries ………………………687
Beleggingsmaatschappijen en industriefinancierin
door J.C. Brezet …………………………
688
De codificatie van het internationale recht (1)
door
Prof. Mr Dr J. P. A. François …………….
689
De na-oorlogse ontwikkeling van de bloembollen-
export door Dr A. J. Verhage ………………
691
De coöperatieve aankoop van bedrijfsbenodigdheden
voor de landbouw
door Dr J. H. van Stuijvenb erg
694
De 1. M. F. betalingsbalans
door J. P. van Oosterhout
697
A a n te k e n i n.g:
Een inuntunle, oplossing van het dollarprobleem?
……..
700
Geld- en kapitaalmarkt
……………………701
Statistieken:
Bankstaten
…………………………………..
701
Verkeer en vervoer In Nederland
………………….
702
DEZER DAGEN
is het Noord-Atlantisch Pact in werking getreden. Mii-
lioenen zijn orisloten. Door een ring, van inkt? Meer
dan dat, doordat door de aard der deelnemende Staten
deze ring de bevestiging inhoudt van de opvattingen
van de grote meerderheid der toetredenden. Is er daar-
om reden tot een ode aan de vreugde? Con sordino, door
de oorzaken, die tot het sluiten van een in wezen regionaal
pact leidden, nadat een wereldorganisatie reeds eerder
was gesticht.
De band is gelegd, de versteviging moet nog komen.
Versteviging die er eerst zal zijn als ,,den Grossen Wurf
gelungen seinerFreunde Freund zusein”, om het kernpunt
uit Schillers ode te citeren. In hoeverre dit gelukt, schijnt
thans vooral een ecGnomische kwestie. –
Eens was het begrip wereldeconomie de trotse kroon-
lijst van de in wezen optimistische ontwerpers der Stufen-
theorieën, dergenen, die geloofden .dat het economisch
leven zich in geregelde phasen verder ontikkelde. Thans
doet het geheel degenen, die zich met de brokken ervan
hebben bezig te houden, meer, denken aan een zeer moei-
lijke iegplaat, waarvan het voorbeeld is zoek geraakt.
Overal is men naarstig aan het inpassen. Wat het
aan elkaar leggen van het hoekje West-Europa betreft,
volgens sommigen, zelfs al te naarstig. ,,Festina lente”, haast u langzaam, kwam op de Europese conferentie te
Straatsburg van enkele zijden het advies. Alsof men
met langzaam doen van wat uiteraard reeds een lange
tijd vergt, ooit een eind bereikt. ,,Es erben sich Gesetz’
und Rechte wie eine ew’ge Krankheit fort” stelde Goethe,
die althans zo belangrijk was, dat de herdenkrng van zijn
geboortedag, thans tweehonderd jaar geleden, vrijwel
het enige niet economische of politieke gebeuren vormde,
dat nog tot het wereldnieuws doordrohg. De taaiheid
van het erfdeel geldt zeker internationaal.
,,Eine ewige Krankheit”. Wordt het dollartekort er
ook één? En dan van die aard, dat vrienden, verveeld
door altijd weerkerende klachten, erdoor van elkaar ver-
vreemden? Zelfs als men van wederzijdse bitsheden afziet,
is het duidelijk, dat aan het samenkomen van de Ameri-
kaanse, Britse en Canadese onderhandelaars een grote spanning, mede hierdoor, eigen is.
,,Willst du mich nicht glücklich lassen, Sorge, nun,
,so mach’ mich klug”: hét is een wens van Goethe, die
actueel blijft. Schranderheid zal men te New York zeker
nodig hebben, niet alleen hij de keuze der economisch-
politieke middelen, doch welhaast nog meer bij hetkiezen
van de toon, waarop men tot een besluit komt.
Niet een enkel groot besluit immers, hoe intelligent
ook gedacht, kan economische moeilijk,eden oplossen.
Het zijn de ontelbare individuele reacties – de beslissing
om wat meer te ondernemen, wat harder te werken, de
eigen huishouding straffer te voeren -, die het welslagen
ook van deze conferentie zullen bepalen. En deze reacties
zullen afhangen, van de mate, waariti men overtuigd wordt, dat niet elk naar zijn geliefdste, doch dat men
gezamenlijk naar het beste middel heeft ‘gezocht.
Niet in het vasthouden aan de vertrouwdste recepten
ligt de grootste prestatie, de kunst der economische poli-
tiek is het doordenken van de reacties op bepaalde maat
regelen in een feitelijke situatie: De Amerikanen schijnen
naar hun jongste uitingen wat ondogmatischer van toon
geworden. De Engelse staatsuitgaven zullen met vijf pCt
worden verlaagd; ,,Wer kann was Dummes, wer was
Kluges denken, das nicht die Vorwelt schon gedacht?”.
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
.
L
Schiedam
BELASTINGCONS1JLTATIE-
BUREAU
A.A. F. Leverington
Alle belastingzaken
Medewerkers:
E. J. de Boer, Oud-Insp. cl. Bel.
D. Sweepe, Oud-Ontv. der Bel.
N. A. Schol, Candidaat-Notaris.
Mr Dr Steinmetz, Bel. Cons.
Adviseur voor Accountancy:
W. A. Breuning, Lid Nederi.
Broederschap v. Accountants.
le Ilelmersstraat
95 – A’dam
Telefoon 85508.
F
A
DEZE WEEK:
De Jaarbeurs:
Bastion van de Handel
door
Mr J.
Milius
* Iedere week zeer veel nieuwe gevraagde offertes
en aanbiedingen van binnen- en buitenland.
Plaats voor export een aanbieding in de nibriek
TRADE OPENINQS.
Abonnementsprijs
f
IS.— per Jaar
KON. NED. SOEKDRUKKERIyH. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
JOCOMOTIEf
C
:EERSTE NEDERLANDS’.CHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Oovestigd to’s-Gravonhage
AOMINISTRATIEKANTOOR OORORECHT – BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
–
Personeel s-Pen sioenverzekéring
verschaft directe fiscale besparing
afscbrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgeclocumenteerd advies aan ons
–
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
•Nederlandsch IFdische Handelsbank, N.V.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage
Alle Bank- en Effectenzaken
C. MASTENBROEK
Ben. Molendijk 14 – Goudswaard
• BEDRI/FSADMINISTRATIE.
• BOEKHOUDINGEN
• BELASTINGZAKEN
Verliesposten Voorkomend – Systeem
bestaande hit
4
Dienstn
– – V.V.S.-
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden ‘van ‘iitStaaide credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waardé blijken
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordthp aanvrage kosteloos toegezonden
Van der Graaf & Cis bvreaux voor den handel N.Y.
–
Amsteistraat 14-18, Amsterdam.C. Telefoon 38031
(5 lijnen)
1
31 Augustus 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
687
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
J. C. Brezet,
Beleggingsmaatschappijen en industrie-
financiering.
De beurswaarde van alle ter beurze van Amsterdam
genoteerde aandelen en depôtfracties van beleggings-maatschappijen bedraagt slechts ca f100 mln. De toe-
neming van het op deze wijze belegd bedrag was de laatste
jaren gering. Beter inzicht in de mogelijkheden van aan-
delenbelegging via beleggingsmaatschappijen, die een
actieve beleggingspolitiek voeren (managed trusts), en een
soepeler houding van de fiscus tegenover de winsten en
dividenden van het bedrijfsleven, zouden zeker tot het
beschikbaar komen van nieuw risicodragend kapitaal
hier te lande kunnen bijdragen en daarmede ook’ de
industriefinanciering kunnen vergemakkelijken.
Prof. Mr Dr
J. P.
A. François,
De codificatie Qan het inter-
nationale recht
(4
Tijdens de eerste zitting van de Cymmissie voor Inter-
nationaal Recht viel er grote overeenstemming van op-
vatting tussen de leden waar te nemen, afgezien van het
Sowjet-lid. In de volkenrechtstheorie van de Sowjets
wordt de’ souvereiniteitsidee tot afgod verheven op een
wijze, die elk idee van een volkenrecht volkomen illusoir
maakt. T-Jet zal echter van groot belang zijn, indien de
overige Staten der wereld er in slagen het naar hun op-
vatting geldende volkenrecht in. duidelijke vorm vast
te leggen. De ontwerp-Declaratie inzake de Rechten en
Plichten van Staten heeft even weinig practische waarde
als de vaststellinj van de Rechten van de Mens.
Dr
A.
J. Verhage,
De na-oorlogse ontwikkéling
6
,
an de
bloembollenexport.
De bloembollenexport van Nederland is, daar hij zich
voor een groot deel op – dollargebieden richt, van veel
belang. De minimum-prijspolitiek van het Bedrijfschap
voor Sierteeltproducten, die werd gevoerd omdat in de Verenigde Staten vrees bestond voor marktbederf door
êxporten tegen, lagere prijs na het eigenlijke seizoen,
heeft naar algemeen oordeel gunstig gewerkt. In contin
genterende Europese landen werden de moeilijkheden
met enig succes bestreden. Niettemin is het vooroorlogse
exportquantum nog niet bereikt en zolang de quantita-
tieve restricties blijven gehandhaafd zal het bloembollen-
bedrijf moeilijkheden blijven ondervinden.
Dr J. H.
van Stuijvenberg,
Decoôperatien’e aankoop van
bcdrijfsbenodigdheden roor de landbouw.
De aankoopcoöperaties zijn in het leven geroepen i.v.m.
het enorme geknoei met de aangekocht6 kunstmeststoffen
en veevoeders en het streven, de landbouwbedrijfsbeno-
digdheden tegen zo laag mogelijke prijzen in te kopen.
Het percentage leden van’, landbouwaankoopcoöperaties
op het totale aantal gebruikers van meer dan 1 ha bedroeg
in 1938 bijna 70. Voor de verschillende delen van ons land
liep dit percentage
•
sterk uiteen. Factoren, die daarop
invloed uiloefenden, zijn: het verschil in inkomensstruc-
tuur, de structuur der boerenbedrijven en in sociale
structuur in de verschillende delen van ons land. Nadat
aandacht is geschonken aan de samenwerking in coöpe-
ratieve regionale centrales worden tot slot enkele op-
merkingen gemaakt over de betekenis van de landbouw-
aankoopcoöperaties.
J. P. van Oosterhout,
De I.M.F.betalingsbalans.
De betalingsbalans, opgemaakt volgens het schema van
het ,,Jnternational Monetary Fund” (I.M.F.), verschilt
in wezen sterk met de vroeger gepubliceerde betalings-
balansen, die werden opgemaakt volgens het Volken-
bondsschema. Na een bespreking van de verschillende
soorten van transacties met hun bijzondere en uitzonde-ringsgevallen,die in een betalingsbalans kunnen worden
opgenomen, wordt de indeling van de I.M.F. betalings-
balans uiteengezet. Tenslotte volgt nog de internationale
betalingsbalans van Nederland voor 1938, 1946 en 1947.
SOMMAIRE.
J. C. Brezet,
Le’s sociétés d’ inn’estissement ei le financement
•
des industries.
De nouveaux capitaux d’investissement peuvent être
obtenus par l’intermédiaire des sociétés d’investissement
condition que le public soit plus cornplètement doci.i-
menté sur ces institutions et que le fisc adopte me attitude
plus souple.
Prof. Mr
Dr J. P. A. François,
La codification du droit
international (1).
Le principe de souveraineté des soviets rend l’existence dii droit des gens illusoii’e. Néanmoins il est d’une grande
utilité que l’autre partie du monde parvient â codifier
le droit des gens conformément â leurs conceptions. Le
,,projet de déclaration” au sujet des Droits et des De-
voirs des États établi pendant la première session, de la
Commission du Droit International n’a ‘guère de valeur
pratique.
Dr
A. J. Verhage,
Le déeloppement de l’exportation des
oignons â fleurs après la guerre.
La politique de prix-minima a infhuencé favorablement
I’exportation des oignons h fleurs. Toutefois tant que
les restrictions h l’importation seront . maintenus, l’in-
dustrie bulbaire connaîtra des difficultés.
Dr J. H.
van Stuijvenberg,
L’achat’ de fournitures agricoles
par les SOciétés coopératiQes.
L’auteur traite’de la création, des types et de la disper-
sion géographique des sociétés coopératives agricoles aux Pays-Bas. II fournit quelques renseignemeiits sur la colla-
boration régionalé et sur l’importance des oopératives
d’achat. –
J. P.
van Oosterhout,
Les balances des paiements du Fonds
Monétaire. – /
On commente dans eet art.icle le contenwet la manière
de composition des balances de paiements dii Fonds
Monétaire.
SUMMARIES.
J.
C.
Brezet,’Inoestment-companies and industrial financing
A better knowledge of investment-companies and
more lenient fiscal measures would stimulate investments
and facilitate the availability of new interest-bearing
cipita1.
Prof. Dr J. P.
A. François,
Codification of international
law (1).
International law is rendered entirely ilhusory by the
Soviet idea of sovei’eignty. The rest of the world should
aim, however, at a dear codification of international law.
The draft Declaration regarding the Rights and Duties
of States drawn up at the first session of the Internatio-
nal Law Commission has little practical value.
Dr
A. J. Verhage,
Post-war deQelopment of flower-bulb
exports.
The policy of minimum prices has had a favourable
effect on- bulb-expZrts. As long as quantitative import-restrictions are maintained, however, bulb-growers will
experience difficulties.
Dr J. H.
van Stuijvenberg,
Co-operati’e agricultural pur-
chasing societies.
Origin, type, geographical spreading and importance
of Netherlands co-operative agricultural purchaing so-
cieties; collaboration in regional central of fices are re-,
viewed in detail.
J. P. van
Oosterhout,
The I.M.F. balarce of payments.
A review of the contents ând the composition of the I.M.F. balance of payments.
688
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31Auustus 1949
BELEGGING’SMAATSCHAPPIJEN EN
INDiJSTRIEFINANCIERING.
Twee ernstige moeilijkheden bedreigen in Nederland
de financiering van de industrialisatie, ni.:
le. het tekort aan besparingen in het algemeen en
2e. het feit, dat de besparinen, die wèl geschieden, voor
een belangrijk deel krachtens hun karakter weinig
geschikt zijn voor financiering van het bedrijfsleven.
Deze laatste moeilijkheid kan ook worden omschreven
als het relatiêf grote tekort aan nieuw risicodragend
kapitaal. De besparingen buiten het bedrijfsleven komen
immers grotendeels terecht bij de institutionele beleggers
en deze beleggen overwegend op niet-risicodragende wijze.
De vraag komt op, of de
beleggingsmaatschappijen
(investment trusts, effectendepôts, of hoe ook geheten)
in dezen geen taak kunnen ver’vullen. Temeer dringt deze
vraag zich op, indien ‘men naar het buitenland ziet. De
belangrijke rol, die de beleggingsmaatschappijen met name
in de Angelsaksische landen hebben gespeeld vooi’ de
financiering van de industriële expansie daar te lande,
geeft aanleiding na te gâan, hoe het in Nederland, land
van effectenbelegging bij traditie, hiermede is gestéld.
In onderstaande tabel zijn, teneinde hieromtrent enige
indruk te verkrijgen, allereerst opgenomen alle Neder-
landse beleggingsmaatschappijen, depôtfracties enz:, waar-
van ter beurze te Amsterdam effecten zijn genoteerd.
Een indeling is hierbij gemaakt in drie groepen naar gelang
de betreffende instellingen beleggingen bezitten in Neder-
land, buitenland of beide. –
In de derde kolom is de beiirswaarde der betreffende
aandelen resp. depôtfracties opgenomen, zoveel mogelijk
per ultim6ï948. De 6ifers ‘dieneh•vnl.’dm éen indruk
te geven van de onvyang der instellingen en maken,geen
aanspraak op volkomen exactheid: De pirnang der in-
stelling, waarvoor geen bedrag is opgenomen, is relatief
géring. . .
1
–
letgeen in de eerste pkiats opvalt is het grote aantal
der depôts en trusts, dat in 1938 en volgende jaren werd
opgericht. Duidelijk is hier neer s’prake van een tijds-
6f zelfs modeverschijnsel dan van een constante groei
in aantal. De lage rente op obligties en kapitalvlucht,
oorlogs- en inflatievrees, waren in die jaren factoren,
welke hierbij een rol speelden.
De totale omvang van de beurswaarde ,van alle boven-
genoemde instellingen ad ruim f 100 mln in totaal mag
vrij bescheiden worden genoemd, als men dit bedrag
bijv. stelt tegenover de totale grootte van alle beleggingen
der institutionele beleggers in Nederland ad ca f 1LÔOO
mln (per ultimo 1947). Hun gemeenschappelijk kenmerk
is, dat de risico’s zijn verspreid over een groter of kleiner
aantal in portefeuille genomen fondsen. Over het algemeen
genomen brengt dit tengevolge van het werken der gelijk-
matigheidstendens een groter stabiliteit van de belegging
mede, en dit maakt deze indirecte aandelenbelegging
geschikter voor op veiligheid georiënteei’de b’elegars dan
de individuele aandelen zelf. 1-lierdoor wordt zekere
transformatie van niet in wèl risicodragend beleggings-
kapitaal bevorderd.
Qp grote schaal is een dergelijke transformatie alleen
te verwachten, indien öollectieve aandelenbelegging niet
alleen weinig of niet riskanter is dan andere beleggingen,
maar .zelfs ‘sprekende voordelen daarboven biedt. Wat
dit betreft moet men met twee omstandigheden rekening
houden. Enerzijds is het behalen van hoge rendementen
op risicodragende beleggingen, met name op aandelen-
TABEL
A. Beleggingen uitsluitend
–
in Nederlahd en Indonesië
Karakter
Beurswaarde
Waarvan
–
Waarvan
Naam
m
=
managed
Oprichtings-
ultimo
’48
binnenland
buitenland
– =
niet-
jaar
x
f t mln
inanaged ‘)
–
1930
–
2,5 2,5
–
1933
0,1 0,1
Depôt van aandelen in rubbermaatschappijen
……….
–
1934
0,0
–
0,0
Algemeen
Nederi.
Beleggingsdepôt
………………..
–
1938
7,0
7,0
Nationaal
Belcggingsdepôt
…………………………..
–
1938 5,7
.
5,7
–
1938
1,2
‘1,2
Belegging
Nederland
………….. ……………….
m
1938
,
13,3
2)
13,3
Depôt
,,Bank
en
Financiële
Instellingen”
……………….
Holinda
………………………………………
–
1940
11,6
11,6
41,4
Algemeen
Nederi.
Aandelendepôt
……………………
….. …..
Nedico
……………..
………………………
……
Beleggingen uitsluitend
in
buitenland
–
Depôt
;,Drie
Fransche
Banken”
…………
–
1927
0,1 0,1
Depôt
,,Zuid-Afr.
Goudmijnen”
…………………….
–
1932
geheim
geheim
–
1938 0,3
0,3
Omnium van obl. van Am. ondernemingen
……………..
Venco’
Trust
‘)
…………………………………..
–
1938
,
0,1 0,1
.
Omnium v. cum, pret. aand. vôn Am ondernemingen
…..
—
–
1938
0,8 0,8
Unipref.
……………………………………..
–
1938
0,2
–
0,2.
–
1938
–
11,0
11,0
Afnicatrust
……………………………………
–
1938
1,2
.
1,2
Canadaf
……………………………………..
–
1938
4,2
.
4,2
Spningbokken
………….
………………………
.
m
–
.
1938
0,2
.
–
.
0,2
–
.
1938
0,7 0,7
–
1938
–
0,4
–
0,4
Aerbanka
……………………………………
–
..
1938
0,4 0,4
–
1938
0,6 0,6
Canaclapref
………………………………………
1938
2,1
–
2,1
Curnprefcanadians
………………………………
Canmines
……………………………………….
–
1939
2,3 2,3
Dominionprefs
……………………………………
–
1939
.
0,3 0,3
Svenska
………………………………………….
Amenikabelegging.
……………………….
………..
–
39
0,4
–
0,4
25,3
–
Bison
………………………………………………..
Beleggingen in Nederland
en
buitenland.
Petrol
………………………………………….
Nederi.
Fondsen Mij
………………………………
m
1916
0,6
geheim
geheim
–
in
1921
0,4-
0,1
Verenigd
Fondsenbezit
……………….
… ……….
m
1923
0,3
0,2
0,1
Engelsch-Hollandsche
Bel.
Trust
………………….
m’
1929
2,8 0,9
1,9
Fondsen
Flandel
Mij.
……………. . ……. ……….
Rotterdamsch
Beleggings
Consortium
………………
..
1933
35,2
21,1
14,1
…
1938
7,4 1,6
4,8
Interunie
……………………………………..
Internationale
Belegging
………………………….
m
1938 2,0 ‘)
.
0,8
1,2
48,4
‘)
Bij
een
,,managed
trust”
is
de leiding Vrij
in cle
keuze der beIegingsobjecten.
Bij de niet-managed trusts
is
de verdelingder
beleggingen
M
in principe geheel vastgelegd, ôf er bestaat
slechts gringe
variatiemogclijklieid.
‘)
Gecorrigeerd voor dubbeltelling.
–
‘)
Oorspronkelijk geengd.
‘)
Berekende waarde.
31 Augustus 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
689
belegging, voor een groot deel verhinderd door ‘het invoe-
ren en handhaven vtn hoge belastingen op de winsten
der vennootschappen en door de dividendstop. Geen
hinder ervaren de beleggingsmaatschappijen van het
nogmaals belasten van eigen winsten •voor zover deze
ontvangen dividenden op aandelen betreffen. Door het
van toepassing ‘verklaren van een vrijstellingsclausule’ in
de Vennöot’hapbeiasting vindt hier nL geen dubbele
-belastingheffing plaats.
Anderzijds zijn ôp dit gebied stellig resultaten te be-
reiken door het ‘voeren’van een- actieve beleggingspolitiek,’
zoals door de zgn. ,,managed trusts” wordt gedaan. Door
het op’ oordeelkundigè wijze samenstellen en vooral be-
heren van een aande1enportefeuille met behulp van een
daarvoor gecreëerd apparaat, moet het mogelijk worden
geacht betere resultaten te bereiken dan in doorsnee met
aandelenbelegging bereikbaar zijn.
Hierbij moet worden aangetekend, dat, zoals uit boven-
staande tabel blijkt, de meeste daarin opgenomen instel-
lingen het karakter hebben van administratieve $amen-
voegingen. Slechts enkele hebben een voldoende ömvang
bm als werkelijke beleggingsmaatschappij te kunnen fun-
geren ‘en de kosten te kunnen dragen, welke voor een
doelmatig beheer nodig zijn. De belangstelling, die door de Nederlandse beleggers
de laatste jaren voor de aandelen van beleggingsmaat-
schappijen, depôtfracties e.d. is getoond, blijkt uit de
volgende tabel.
TÂBIL B.
Mutaties beleggingsmaatschappijen.
(toeneming nominaal kapitaal of aantal fracties x gem. beurskoers
van dat’ jaar).
X t’! mln
–
‘ 1946 1947 1948’
1
Nationaal
Beleggingsdepôt
‘
………….
–
0,1
–
0,1
Depôt ,,Bank en Financiele Instellingen
Depôt v. aandelen in rubbermaatschappijeii
– – –
Algemeen Nederi. Beleggingsdepôt
–
–
—0,1
Algemeen Nederi. Aandelendepôt
–
–
—0,1
Nedico
……………
…..
……
.
…
–
–
—0,1
.
Belegging Nederland
………………
—0,3
-. 0,1
Holinda
…………………………..
–
+
0,2
+
0,2
II
DepôtDrie Franscl’ie Banken”
……..
– – –
Depôt
Zuid-Afr.
Goudmijnen”
……..
– – –
Omnium van 051. van Am. ondernemingen
– – –
Venco
trust
………
……………
– – –
Omniuni v. cum. pret. aand. van Am. ond
–
-,
–
Unipref
.
……………………….
–
—1,7
–
Springbokken
–
”
…………………..
– – –
Africatrust
………………………
– – –
Canadaf
::
…………………
…..
.
– – –
Amerbanka
……………………..
– –
Canadapref.
……………………..
–
Cum.prcf.canadians
……..
—1,t
–
Canmines
……………………….
– – –
Dominion
prefs
…………………..
– – –
Bison
………..
.
………………..
–
—1,9
–
Svenska
………………………….
–
–
Amerikablegging
….. ……………..
– – –
Petrol
………………………….
–
—0,6
III
Ned.
Fondsen
Mij
…………………
– – –
Fondsen
Handel
Mij
………………
– – –
Verenigd
Fondsenbezit
…………….
– – –
Engeisch Hollandsche Bel. Trust
……..
– –
–
-Rotterdamsch Beleggings Consortium
. . .
–
+
3,7
+
3,7
Interunie
……………..
. ……….
–
+
2,9
+
1
1
9
Internationale Belegging
…………..
– – –
De toenéming van het nieuw belegde bedrag in aandelen
en depôtfracties van beleggingstrusts, uit deze cijfers
blijkend, mag als vrij gering worden betiteld. Zelfs indien
men rekening houdt met de weinig gunstige behandeling van aandelen in het algemeen van de zijde van de fiscus,
vraagt men zich af, of een groter belangstelling voor de
beleggingsmaatschappij bij de beleggers niet zou zijn
gemotiveerd.
Wat de belastingfactor betreft, moet men voorts nog.
wel bedenken, dat bij een juiste koersvorming de fiscale
aderlatingen in de koersen verdisconteerd behoren te zijn,
zodat de huidige hoge belastingen op het bedrijfsleven,
op zichzelf genomen, nog geen argum’ent contra deze
beleggingsvorm betekenen.
Een beter inzicht in de mogelijkheden van aandelen-
belegging via beleggingsmaatschappijen en een’ soepeler
houding van de fiscus tegenover de winsten en dividenden
vn het bedrijfsleven, zouden zekr’ tot het beschikbaar
komen van nieuw-risicodragerd kapitaal hier te lande
kunnen bijdragen.
J. C. BREZET.
DE CODIFÎCATIE
VAN HET INTERNATIONALE RECHT,
1.
Van 12 April-8 Juni 1949 heeft te Lake Success de
eerste bijeenkomst plaats gehad van de Commissie, waar-
aan de Verenigde Naties de voorbereiding van de codifi-
catie van het Volkenrecht hebben opgedi’dgen. Tot dè op-
richting van deze ,,International Law Commission” be-
sloot de Tweede Algemene Vergadering op 21 November
1947; de leden der Commissie werden echter eerst door
de Derde Algemene Vergadering te Parijs op 3 November
1948 gekozen. De Vergadering wees rechtstreeks de per-
sonen aan, die van deze-Commissie deel zouden uitmaken;
deze namen derhah’e niet zitting als vertegenwoordigers
van hun land, maar zij werden gekozen op grond van hun
deskundigheid op het gebied van het internationale recht.
Uiteraard streefde men zoveel mogelijk naar een ver-
tegenwoordiging in de Commissie van de verschillende
rechtsstelsels. De Commissie had meer bepaaldelijk tot
taak zich bezig te houden met het internationale
publiek-
recht,
m.a.w. het Volkenrecht. Aangezien men cle Commissie
echter geen rem wenste aan te leggen, wanneer het betrof
gebieden, waar publiek- en
1
privaatrecht elkander ,na-
deren, gelijk bijv. bij de’nationaliteit, werd deze begrenzing
niet uitdrukkelijk in de taakomschrijving opgenomen; het eigenlijke internationJe pi’ivaatrecht, gelijk het tot dusver op de Haagse Conferenties voor Internationaal
Privaatrecht”werd behandeld, zal evenwel geen onderwerp
van studie voor de Commissie ‘uitmaken.
De Commissie wees als leden aan de hei’en Alfaro (Pa-
nama), Amado (Brazilië), Brierly (Groot-Brittan iië),
Cordova (Mexico), Hsu (China), Manley Hudson (Ver-
enigde Staten van Amerika), Fans el-Khoui’y (Syrië),.
Koretsky (Sowjet-Unie), Rau (India), Sandström (Zweden),
Scelle (Frankrijk), Spiropoulos (Griekenland), Yepes
(Columbia), Zourek (Tsje’choslowakije) en schrijver dezes.
Twee der leden waren verhinderd de zitting bij te wonen,
nl. de heren Fans el-Khoury en Zourek. Dientengevolge telde de Commissie slechts één lid, dat de inzichten van
het Sowjet-blok vertolkte. Als voorzitter – voor de tijd
van één jaar – koos de Commissie de heer Hudson, als
rapporteur de heer Amado.
Terwijl grote overeenstemming van opvatting tussen
de Europese, Amerikaanse en .Aziatische leden viel waar
te nemen, was het Sowjet-lid vrijwel steeds in de oppositie.
Dit is niet te verwonderen, als men in aanmei’lcing neemt het verschil in volkenrechtsopvatting in de Sowjet-Staten
en in de overige landen der wereld: De volkenrechts-
theorie der Sowjets huldigt de souvereiniteilsidee in de
meest conservatieve vorm. Men behoeft er slechts op na te lezen hetgeen Prof. Koretsky in het rapport der Commissie
heeft doen opnemen ter motivering van zijn stem tegen
de ontwerp-verklaringbetreffende de Rechten en Plichten
van de Staten. Verschillende leden hadden aani,îankelijk
bezwaar tegen het opnemen van deze zo uitvoerige stem-
motivering, in aanmerking genomen, dat geen gelegenheid
werd gegeven voor bestrijding der aangevoerde argu-
menten. Slechts met moeite lieten deze leden zich tot het
opgeven van 1Iun verzet tegen deze opneming in het rapport
bewegen: Blijkbaar zagen zij aanvankelijk niet in, van
hoe
–
grote waarde het was een uitspraak van Sowjet-zijde
r
690
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus 1949
te verlrijgen, waaruit althans iets van de volkenrechts-
opvatting der Sowjets naar buiten blijkt en die het licht
laat vallen op het reactionnaire karakter en de politieke
en propagandistische tendenties van deze theorie. De
souvereiniteit wordt tot afgod verheven op een wijze,
die elk idee van een volkenrecht volkomen illusoir maakt.
Van Sowjet-standpunt is dat niet onbegrijpelijk. Wanneer
men opvattingen verkondigt, die lijnrecht ingaan tegen
de rechtsopvattingen van de overgrote meerderheid, is
men wel verplicht het denkbeeld van een rechtsgemeen-
schap, waarin een minderheid zich ‘zou hebben te buign
voor een meerderheid, te bestrijden, en moet men wel in
de plaats daarvan stellen een ten top gedreven souvereini-
teitsidee, met afwijzing van elke inmeilging in de ,,do-
mestic jurisdiction” en van elk’é binding, waarin men niet
espressis verbis
heeft toegestemd. De gelding van een
gewoonterecht moet in die gedachtegang worden ver-
worpen, en zodanig recht gediskwalificeerd als een machts-
middel, waarmede het oude kapitalisme de nieuwe demo-
cratie joogt te knevelen. Ook de nieuwe richting, die
men terzake van de codificatie poogt in te slaan,en die
de binding van• de opgestelde rechtsregels wil vinden in hun intrinsieke waarde, ook zonder formele aanvaarding
in verdragsvormf door iedere Staat, moet als ten top ge-
dreven imperialisme worden gedoodverfd. In plaats
daarvan treedt dan een lofzang in alle toonaarden op de
,,sovereign equality”.
Het verwijt, dat men met deze souvereiniteits-cultus weer
tot de meest reactionnaire ,,Eigenstaatlichkeit” is terug-
gekeerd, en een theoie aanvaardt, die geheel de lijnen
volgt ,van het nazisme, wordt bestreden met het argu-
ment, dat de Sowjet-theorie tot taak heeft de ,,demo-
cratie” te redden tegen het alom loerende imperialisme
en dus precies het omgekeerde als’ het nationaal-socialisme
beoogt. Dat deze theorie ‘echter, evenals het nationaal
socialisme, leidt tot een negatie van het Volkenrecht,
kan moeilijk worden bestreden. Bij deze opvatting is een
poging tot codificatie van het Volkenrecht in universeel
geldende rechtsregels dan ook bij voorbaat tot mislukking
gedoemd. De negatieve houding van het Sowjet-lid,
dat bij vrijwel alle stemmingen in de Commissie tegen-
stemde, of zich van stemming onthield, bewees dit ten
duidelijkste. Het zal echter van groot belang zijn, indien
dé overige Staten der wereld er in slagen het naar hun
opvatting geldende Volkenrecht in duidelijke vorm vast
te leggen. Af te wachten valt dan in hoever de Sowjet-
theorieën daartegenover, zullen kunnen stand houden.
Het onderwerp, waaraan deCommissie de meeste tijd
heeft besteed, was dat inzake de Rechten en Plichten van
Staten. Het betreft hier een analogon van de Rechten
van de Mens, waarover de Derde Vergadering van de
Verenigde Naties in 1948 een Verklaring aannam. Thans
geldt het niet de rechten en plichten van het individu, maar van de Staten. Een regeling van deze aard biedt
dezelfde nadelen als de vaststelling van de Rechten van
de Meis. Zij heeft even weinig practische waarde, doordat
men zich moet bepalen tot hoogst algemene’formuleringen,
die enerzijds practische betekenis missen, anderzijds het
gevaar kunnen opleveren, dat daarop beroep kan worden
gedaan in gevallen, waarvoor zij kennelijk niet bedoeld
zijn te gelden. Deze vaststelling van de Rechten en’Plich-
ten van Staten is evenwel een paradepaard van de Latijns-
Amerikaanse Staten geworden, die in de Pan-Amerikaanse
conferenties daaraan veel aandacht hebben gewijd. 1-Jet
lid der Commissie, de heer Alfaro, had als Minister van Buitenlandse Zaken van Panama een ontwerp opgesteld
en aan de Verenigde Naties aangeboden, dat vrijwel ge-
heel aan bestaande teksten van Amerikaanse verdragen
of ontwerp-verdragen was ontleend. De Derde Algemene
Vergadering had de Commissie voor,het Internafionale
Recht de’ bestudering van dit ontwërp opgedragen en de
Commissie moest derhalve aan deze opdracht voldoen,
hoezeer ook verschillende leden betreurden, dat de arbeid
der Commissie met een dusdanig academisch en weinig
belangrijk onderwerp moest aanvangen. De Commissie
heeft in. het Panamese ontwerp krachtig het mes gezet
en het teruggebracht tot veertien artikelen, maar.00k in
deze gereduceerde vorm is het ontwerp m.i. niet als een
belangrijk document te beschouwen.
1-let eerste artikel van de Declaratie luidt aldus: ,,Every
State has the right to independence and hence to exercise
freely, without dictation by any other’ State, all its legal
powers, including the choice of its own form of govern-
ment”. De vraag, .die hierbij terstond rijst, is: wat is een
‘,,State”? Aan welke voorwaarden moet een gemeenschap
voldoen om als Staat te gelden?’ Want het is zeker niet
aan te nemen, dat elke gemeenschap, die zich met de
naam ,,Staat” zou tooien, liet recht op onafhankelijkheid
zou bezitten. Men heeft echter geweigerd een definitie
van de Staat in.de
Declaratie op te nemen, vrezende daar-
mede een eindeloos debat van theoretisch-staatsrechtelijke
aard te zullen ontketenen. De Staat moest als een bekend
begrip voorop worden gesteld; wie een verhandeling over
olifanten houdt, aldus werd betoogd, behoeft toch ook
niet eerst een definitie van, een olifant te geven! Met
dat al heeft thans het artikel, mede in aanmerking
genomen, dat de gehele Declaratie blijkens het Rap-
port ,,should be applicable only to sovereign States”
uitermatè weinig betekenis. Welk nut heeft het vast te
stellen, dat een souvereine’ Staat i’echt heeft op onafhan-,
kelijkheidr en zijn eigen Regering mag kiezen? Met het
plechtiglijk vaststellen van zulke vérités de La Palice
zal, men heus de wereld niet verder, brengeh!
* In dezelfde trant gaat het door. Art. 2 ‘luidt: ,,Every
State bas the right to exercise jurisdiction over its territory
and over all’ persons and things therein, subject to the
immunities recognized by international law”. Ook deze’
bepaling zal zekei voor niemand cen onthulling zijn! In
het Panamese ontwerp werd in dit verband gesproken
van ,,the
exclusi9e
right”; in die vorm zou het artikel een
positieve onjuistheid inhouden, en de méerderheid der Commissie weigerde dan ook het aldus te aanvaarden.
Art. 3 houdt in: ,,Every State bas the duty to refrain
fi’om intervention in the internal or external affairs of
aiiy other State”. Alles ‘komt hier erop aan, wat onder
,,intervention” en wat onder ,,internal or external affairs”
van een-Staat is te verstaan,.en daaromtrent verschaft
de Declaratie generlei licht. Ook dit artikel is derhalve
weinig zeggend. –
Evenmin kan men – voor zover het .betreftLeden
van de Verenigde Naties – veel waarde hechten aan
artikelen, waarbij niet meer wordt gedaan dan verplich-
tingen vermelden, die reeds uit het Handvest van de
Verenigde Naties voortvloeien; zoals de artt. 9, 10 en 12:
,,Every State has the duty to refrain from resorting to
war as an instrument of national policy, and to refrain
from the threat or use of force against the territorial-
integrity or political independence of another State, or
in any other manner inconsistent with international law
and order” (art. 9);
,,Every State bas the duty to refrain ,from giving assis-
tance to any State which is acting in violation of article
9, or against which the United Nations is taking preventive
or enforcement action” (art. 10);
,,Every State has the right of individual or collective
selfdefence against armed attack” (art. 12).
De bedoeling, die hierbij voorzat, was echter, deze ver-
plichtingen door opneming in deze Declaratie algemene
gelding te verschaffen, ook dus voor niet-leden van de
Verenigde Naties. Op dit punt inderdaad is de Commissie
revolutionnair; met klassieke volkenrechtsopvattingen
laat zich deze constructie niet rijmen. 1-Jet zal merkwaardig
zijn, hieromtrent eens de opvatting van de Zwitserse ju-
risten te horen!
• Enige artikelen houden zinloze phrasesin als artikel 11,
luidende: ,,Every State has the duty to refrain from re-
31 Augustus 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
691
cognizing any territorial acquisition by another State
acting in viplation of art. 9″. Hierbij zij in herinnering ge-
bracht hoe reeds Telders in ,,De Gids” van 1938 tegen
zulke inhoudioze verklaringen is te velde getrokken.
Het artikel, waaraan verschillende Europese leden
nog de meeste waarde hechtten, was art. 14: ,,Every
State has the duty to conduct its relations with other
States in accordance with international law and with
the principle that the sovereignty of each State is subject
to the supremacy of international law”. Hier vindt men
duidelijk uitgesproken, dat souvereiniteit slechts bestaan-
baar is binnen de door hetVolkenrecht getrokken grenzen.
Uit het
g
een hierboven omtrent het Sowjet-standpunt
werd dpgemerkt, is te begrijpen, hoe fel het Sowjet-lid.
zich tegen dit artikel heeft ierzet. Het werd echter door
alle overige leden aanvaard.
Verschillénde onderwerpen, waarover veel verschil van gevoelen bestaat, als het leerstuk van de Staatsaansprake-
lijkheid, van de erkenning, enz., zijn buiten de Declaratie
gelaten. Met •het oog daarop heeft men in de Engelse
titel uitdrukkelijk gesproken van ,,Draft Declaration on
rights and duties of States” in plaats van ,,on
the
rights
and duties of States”, hetgeen echter in de Franse tekst
niet tot uitdrukking kon worden gebracht.
Wat de erkenning betreft is zeer lang gediscussieerd
over opneming van ee’n artikel, zoals voorgesteld in art. 2
van het Panamese ontwerp, luidende. ,,Every State is
entitled to’have its existence recognized. The recognition
of the existence of a State merely signifies that? the State
recognizing it accepis the person of the State recognized,
together with all the rights and duties which arise Out of
international law. Reco(ynition is unconditional and
irrevocable”. De meerderheid heeft zich tenslotte tegen
de opneming van een zodanig artikel verklaard, over-
wegende, dat de gehele kwestie van de erkenning later
onder de ogen zou moeten worden gezien. In één opzicht
was deze beslissing te betreuren overneming van ‘het
Panamese voorstel, zo nodig met een toevoeging als door
de Britse Regering in haar opmerkingen over het ontwerp
voorgesteld: ;,It should be made dear that recognition
of an entity as a State in no the entry into
diplomatic, or any other pérticular relations with the
entity so recognized”, zou hebben duidelijk gemaakt,
dat naast de
de jure
en
de facto
erkenning er een derde
vorm van erkenning bestaat, de zuivere erkenning van het
feitelijke bestaan als Staat; dit zou hebben bijgedragen tot een verheldering van de begrippen in deze materie,
waaraan grote behoefte bestaat
1).
Tee leden hebben tegen de Verklaring gestemd, het
Sowjet-lid en het Amerikaanse lid. 1-let Sowjet-lid had,
gélijk hierboven reeds opgemerkt, bezwaren op grond,
dat de Declaratie de souvereiniteit der Staten niet vol-
doende eerbiedigde en de domestic jurisdiction bedreigde
en dat men er in miste al datgene, wat tot het politieke
wapenarsenaal der Sowjet-Unie behoort, zoals het zelf-
beschikkingsrecht der volken, verbod van het atoom-
wapen, de plicht der Staten ,,to abstain from participation
in any aggressive blocs such as the North Atlantic Pact
and the Western Union, which under the cloak of false
phrases concerning peace and self-defense are equally
aimed at preparing new wars”, enz., enz. Uiteraard be-hoorde hier ook toe ,,the most important duty of States
to take measures for the eradication of the vestiges of
fascisme and against the dangr of its recrudescense”.
Niet slechts achtten vele Staten bestrijding van het actieve
communisme veel belangrijker dan die van het in hun
ôgen niet veel meer betekenende fascisme, maar boven-
dien maakt. de bekende voorliefde der Sowjets, om alles,
wat niet in hun ideologie past, tot fascisme te stempelen,
opneming van dergelijke phrases niet aantrekkelijk.
De aandrang van Sowjet-zijde, om in deze Declaratie
1) Tgl.
mijn ,,Handboek van het Volkenrecht”, Deel 1, 1949,
2e druk,blz. 181.
nog ens de rechten van de mens op te nemen, thans
echter in de vorm van een verplichting der Staten om
deze rechten te erkennen, vond terecht in de Commissie evenmin aanhang.
Merkwaardig was de tegenstem, die de vroegere Ame-
rikaanse rechter in het Permanente Hof van Internationale
Justitie Manley Fludson tegen het ontwerp in zijn geheel
uitbracht, en die gegrond was op bezwaar -tegen art. 6,
luidende: ,,Every State has the duty tô treat all persons
under its jurisdiction with respect for human rights and
fundamental freedoms, without distinction as to race,
sex, langudge or religion”. De houding van de heer Hudson
toont wel dan hoe gevoelig de Verenigde Staten zijn ten
opzichte van al wat met het negervradgstuk in verband
staat. 1-let Arerikaanse standpunt kan enige verwon-
dering wekken, aangezien toch het artikel niet veel.meer
doet dan herhalen hetgeen i’eeds in het Handvest der
Verenigde Naties is neergelegd. De heer 1-ludson ziet
echter in de tekst van art. 6 een stringenter bepaling dan
in het Handvest terzake voorkomt. O.i. ten onrechte.
Bovendien zal de Declaratie, evenals die inzake de rech-
ten van de mens, geen rechtskracht hebben, slechts –
zoals de heer Fludson zelf meermalen betoogde – als
,,standai’d of conduct” kunnen worden beschouwd en
diêntengevolge grote speelruimte bij de toepassing toelaten.
De ontwerp-Declaratie komt in de a.s. Algemene Ver-
gadering van de Verenigde Naties in September 1949 te
• Lake Success in behandeling. In het feit, dat het Panamese
ontwerp reeds om opmerkingen aan de Leden van de
Verenigde Naties ‘was toegezonden – zij hét ook, dat,
blijkens het geringe aantal antwoorden, zeker niet van
veel belangstelling voor deze materie was gebleken –
vond de meerderheid ‘ran de Commissie aanleiding om
raadpleging van de Regeringen, alvorens het ontwerp
aan de Algemene Vergadering wordt voorgelegd, achter-
wege te laten. Het zal nu aan de Algemene Vergadering
staan te beslissen, wat met het ontwerp zal worden ge-
daan, met name of het alsnog voor advies aande ver-
schillende Regeringen zal worden toegezonden.
Over de verdere wei’kzaamheid der Commissie zal in
een volgend artikel worden gesproken.
Scheveningen
J. P. A. FRANÇOIS.
DE NA-OORLOGSE ONTWIKKELING
VAN DE BLOEMBOLLENEXPORT.
1-let Nederlandse bloembollenhedrijf heeft in de Neder-
landse agrarische export i’eeds van oudsher een rol van
betekenis gespeeld. Bij de opbouw van de export vanuit
Nederland, direct na de oorlog, viel dit artikel weer op,
doordat het één van de eerste was, waarvoor een afzet
van enige betekenis kon worden ibereikt en waarbij het
vooral van belang was, dat deze export voor een belang-
rijk deel op de dollargebieden was gericht.
In verband met de belangrijke betekenis van het bloem-
bollenbedrijf in ons agrarische bedrijfsleven, en met
name in de exportpositie hiervan, lijkt het ons van belang
na te gaan met welke moeilijkheden dit bedrijf tijdens
de oorlog en in de eei’ste jaren daarna te kampen heeft’
gehad; hoe deze moeilijkheden zo goed mogelijk zijn
opgelost en welk beleid ten aanzien van de naaste toe-
komst ial moeten worden gevolgd. –
Bij het uitbreken van de oorlog in September 1939
werd de bloembollenteelt door de Nederlandse Regering
zeer belangrijk ingekrompen met het oog op het weg-
vallen van belangrijke overzeese afzetgebieden. Hoe be-
langrijk deze overzeese afzetgebieden Waren moge hieruit
blijken, dat in 1938 Groot-Brittannië meer dan de helft
van de totale bloembollenexport afnam, terwijl de Ver-
enigde Staten van Noord-Amerika en Canada ook nog
ongeveer één zesde van de totale export betrokken. Dit
692
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus 194
waren slechts de belangrijkste overzeese afzetgebieden;
de verbindingen met een groot aantal minder belangrijke
werden eveneens verbroken. De maatregel, om de te1t
te beperken, was dus volkomen gerechtvaardigd en de
vooruitzichtenin het bloemhollenbedrijf lekeii – speciaal
na de overweldiging van ons land in Mei 1940 – zeer
ongunstig.
De export naar eèn aantal continentale afzetgehieden
werd tijdens de oorlog zo goed mogelijk gehandhaafd.
In het bijzonder wordt hier gedacht aan de Scandinavische
landen, Zwitserland, Frankrijk en België. Duitsland,
waar reeds spoedig een grôte schaarste ook aan goederen
ihet een luxueus karakter optrad en waar de geldomloop
in de oorlogsjaren steeds toenam, werd daarnaast een
afzetgebied, dat practisch de gehele verdere productie
afnam.’ Dit heeft het bloembollenbedrijf in staât gesteld
zich te handhaven en direct na de oorlog volledig voor-
bereid te zijn om de export weer te kunnen opnemen,
wat in ons door de oorlog zo geteisterde land ‘van grote
betekenis bleek te zijn.
• Alhoewel van Duitse zijde steeds aandraig wèrd uit-
geoefend om het geteelde sortiment zoveel mogelijk op
de wensen van de Duitse markt in te stellen, bleven de
bloembollenkwekers hun sortirnent – dat in hoofdzaak
gericht was op de behoefte vooral in de overzeese afzet-
gebiéden – handhaven, waartoe zij ‘tè meer aanleiding
•hadden, omdat.00k de in Duitslând minder gewenste
variëteiten grif werden verkocht. In het najaar van 1944
werd in overleg met de bevoegde Nederlandse instanties
en zonder overleg met de bezettingsautoriteiten besloten
de teelt van hyacinthen en tulpen weer uit te breiden,
daar deze teelt in hoofdzaak was ingekrompen; de teelt
van narcissen was in omvang niet veel kleiner dan bij –
het begin van d’e oorlog. Dit alles’ werd gedaan in de ver-
wachting, dat de belangrijke afzetgebieden, welke het
– bloembollenhedrijf in de vooroorlogse jaren steeds overzee
had gevonden, weer bereid zouden zijn dit product in be-
langrijke hoeveelheden af te nemen.
We’er een begin.
Direct na de bevrijding weid dan ook getracht om de
relaties met de vroegere afnemers in de Verenigde Staten
van Amerika en Canada te herstellen, doch het duurde
enige maanden, voordat regelmatig schriftelijk en tele-
grafisch contact kon worden verkregen. 1-let verzend-
seizoen begon -toen reeds angstig dicht te naderen, doch.
door het toestaan van belangrijke kortingen aan de al-
daar gevestigde groothandelaren-wederverkopers bleek het
desondanks mogelijk in het najaar van 1945 naa de
Verenigde Staten nog voor ruim f8,6 mln te exporteren
en naar Canada voor f 720.000. . –
Uiteraard werd ook het verkeer mt de bestaande afzet-
gebieden in Europa weer intensiever en kon ook de export
daarheen weer omhoog worden gebracht. Moeilijk bleek het
om de verbinding met Engeland, dat in de vooroorlogse
jaren dit product onder een algemeen invoerrecht ad 10 pCt ad valorum zonder verdere verhindering toeliet,’ te
herstellen. De Engelse regeringsinstanties waren aan de
éne kant bereid tot de invoer van dit product van luxueuze
aard over te gaan, doch moesten anderzijds rekening
h’ouden met de verlangens, welke te dezen aanzien ijerden
geuit door de Engelse tuinbouw. De organisaties, die .de
Engelse belanghebbenden vertegenwoordigen, stelden zich
01) het standpunt, dat de Engelse tuinbouw – welke zeer
door de oorlog geleden had en ook toen nog leed door
gebrek aan brandstoffen en arbeidskrachten – geen
belangrijke kwanta bloembollen bit Nederland zou kunnen
opnemen. Bovendien werd in deze kringen zeer gevreesd
voor een overmatige invoer met, daaraan verbonden prijs-
hederf, waarover ook in de vooroorlogse jaren van die
zijde reeds ernstige klachten waren geuit. Na vele be-
sprekingen en• na een persoonlijke stap van de Minist&r
vani Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening gelukte
het echter toch nog een .invoercontingenLvoor bloem-‘
bollen te yerkrijgen en werd in het najaar van 1945 nog
voor circa f 7,2 mln aan bloembollen naar Engeland ge-
exporteerd. Dit bracht de totale export in het jaar 1945
op f 27.778.130.
D geQoigde koers.
Na deze eerste activiteitsontplooiing begon men zich
te bezinnen op de koers, welke in de naaste toekomst
diende te worden gevolgd, om zo groot mogelijke resul-
taten voor de bloembollenexport te bereiken. Men moest
trachten de markt opnieuw op-te bouwen. Allereerst
it
Europa, w’aar men allerwege was gebonden aan de afwe-
rende maâtrégelen, vervat in contingenterings- en de-
viezenpolitiek, waardoor.
-men in de meeste Europese
landen trachtte om de import van producten van luxueus
karakter zoveel mogelijk togen te gaan. Anderzijds was
een belangrijke markt te vinden in Noord-Amerika,
waar belemmeringen ,van die aard niet werden onddr-
vonden, maar waar de afnemers bevreesd waren voor
prijsbederf en vooral voor goedkope na-offertes na het
eigenlijke exportseizoen.I V66r de oorlog reeds varen
veel klachten gehoord over het gebrek aan beleid, dat
deze export in dit opzicht kenmerkte, en in de Verenigde
Staten, maar vooral ook in Canada, kwam naar voren,
dat, wanneer geen maatregelen zouden worden getroffen,
welke een zekere stabiliteit op deze markten zouden
brengen, de belanghebbende importeurs al het mogelijke
zouden doen om door maatregelen hunnerzijds of door
aandrang’tot ;het ‘treffen van matregelen door hûn re-geringen, deze euvelen te onderbinden. Hoewel in het
algemeen juist in deze afzetgebieden bemoeilijking van,
de invoer het allerminst werd gevreesd, begreep men
toch in het bloembollenbedrijf, dat het van groot belang
was om in dit opzicht de afnemers tevreden te stellen.
1-lieruit vloeide voort een rijzenpolitiek,. welke hierop
neerkwam,- dat bindénde minimum-exportprijzen bij ver-
ordening van het Bedrijfschap voor Sierteeltproducten
werden vastgesteld. Iedere individuele exporteur. – kon verkoopprijzen bedingen, welke boven deze minimum-
prijzen liggen, doch de laatste geven een w’aarborg aan de
buitenlandse afnemers, dat niet later in het seizoen be-
neden een bepaald prijspeil kan worden verkocht. In
-verband met de tegenstand, die in vele’Europese landen’
wordt ondervonden van de zijde van buitenlandse be-
langhebbenden, past ditzelfde stelsel ook volkomen in een
politiek, welke ten doel heeft de medewerking van deze
belanghebbenden in.georganiseerd verband te verkrijgen
om er hij hun regeringen op aan te dringen zogroot mo-
gelijke contingenten voor de invoèr van bloembollen
in af te sluiten handelsverdragen op te nemen. In dit
algemene kader is dan ook tot op hden het prijsbeleid
teii aanzien van het buitenland zodanig geweest, dat
door het stellen van minimum-exportpi-ijzen een zo goed9
mogelijke relatie met de georganiseerde afnemers in het
buitenland- is verkregen. Naar het algemene oordeel
heeft dit de ontwikkeling van de bloembollenexport in’
de na-oorlogse jarn bevorderd.
Bloembollén vormen een uitzondering op het merén-
deel der agrarische producten – wat de hiervoor gevoerde
verkooppolitiek betreft; deze politiek is eèn actieve.
Hierbij speelt het regelmatig bezoeken van de buiten-
landse afnemers een grote rol. Daarnaast dient propaganda
voor het’ verbruik dezer artikelen te worden gemaakt en
het bloembollenhedrijf stond reeds spoedig voor de vraag,
hoe dit het beste zou kunnen worden georganiseerd. De
individuele exporteur’s, die merendeéls persoonlijk hun
afnemers bewerken, maken ook op andere wijze reclame
voor hun product. Het grote aantal individuele exporteurs
maakt het echter piactisch onmogelijk om deze propa-
ganda op grote schaal te voeren) Inhet bijzonder waifneer
men denkt aan de filmreclame, radioreclarne, lit hd-
verteren in belangrijke’ periodieken, zal . het– duidelijk
31 Augustus 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
&93
zijn, dat hier alleen gezamenlijke pogingen kans op slagen
hebben. Reeds vôôr de oorlog werd op kleine schaal
een collectieve reclame gevoerd, waarbij men zich voor een belangrijk deel richtte op beplanting in bbitenlandse
parken ed. Na de oorlog besefte men, dat dit voor de niet-
gecontingenteerde afzetgehieden, voor zover er nog grote
mogelijkheden voor ontwikkeling van de markt liggen,
onvoldoende moest zijn en heeft men deze collectieve
reclame op belangrijk grotere schaal opgezet en vooral
gedacht -aan reclame in de tijd, dat particulieren hun
bloembollen inkopen, dus in de herfst.. Met name wordt
hier aandacht besteed aan de Verenigde Staten en Canada,
naast enkele Europese afzetgebieden, bijv. Zwitserland. In
enkele gecontingenteerde landen werd ook wel iets gedaan,
doch in verband met,de onmogelijkheid om hier de afzet
aanzienlijk uit te breiden, droeg dit meer het karakter
van een goodwill-propaganda dan van w’erkelijke reclame.
Hoe zeer dit vraagstuk in het bloembollenbedrijf leeft
blijkt wel hieruit, dat nu jaarlijks ongeveer f 1 mln voor
onpersoonlijke reclame wordt uitgegeven, terwijl het
merendeel dezer gelden door de eigenlijke kwekers wordt
bijeen gebracht.
De ç’e,’dere ontwikkelin.
Ivlet deze richtlijnen voor ogen begon men verdere
activiteit te ontwikkelen. Het zou ondoenlijk zijn alle
ondervonden moeilijkheden in de belangrijkste afzet-
gebieden ook maar kort te schetsen. Ten aanzien van
Europa kw’amen zij er steeds weer op fieer, dat handels-
politieke bezwaren voor dit product – dat niet tot de
noodzakelijke levensbehoeften behoort – moesten worden
overwonnen. Dat dit met enig succes geschiedde blijkt w’el uit de exportcijfers, welke in de na-oorlogse jaren
als volgt verliepen (gegevens.Bedrijfschap voor Sierteelt-
producten):
1945 ……….11.670.260 kg
f 27.778.130
1946 ……….26.083.650
,, 54.496.300
-1947 ……….28.959.370
,, 70.738.920
1948 ……….30.843.683
,, 74.470.866
Hierbij dient te worden vermeld, datdeze export in
1948 naar 80 verschillende landen plaatsvond. Vele dezer
afzetgebieden zijn onbelangrijk en bieden ook weinig
toekomstmogelijkheden in verband met klimaat en eigen
flora, maar het aantal wijst er toch op hoe zeer deze
export een wereldexport is.
Wanneer wij de belangrijkste afzetgebieden nader.
bezien aan de hand van de.exportcijfers over 1948, dan,
zien wij, .dat Engeland met f 24.222.890 weer de belang-.
rijkste afnemer is. Ten aanzien van dit land valt er een
opmerkelijke stijging in het exportcijfer waar te nemen.
In 1946 bedroeg de afzet daarheen f 10.767.000, in 1947
£ 21.431.100. Deze stijging zal in de toekomst èchter niet
in dezelfde mate kunnen worden voortgezet, daar men
zich in Engeland op het standpunt stelt, dat de hoeveel-
heden bloembollen, welke
y66i
de. oorlog door Engeland
werden gekocht, tol een dergelijk marktbederf hebben
aanleiding gegeven, dat er alle aanleiding is deze import
af te remmen. Verwacht mag worden, dat een langzame.
stijging in de naaste toekomst nog wel kan plaatsvinden, maar een snelle stijging wordt onmogelijk geacht. Zodra
de Engelse markt tekenen van verzadiging vertoont is
er dan ook alle aanleiding, om – ondanks contingenterings-
maatregelen – door grootscheepse propaganda de vraag
van het bloemenlievende Engelse volk te activeren.
Ïn grootte vormen de Verenigde Staten de daarop vol-
kende afnemer. Reeds in 1946 namen zij voor f 19.400.000
af en bleven ongeveer voor hetzelfde bedrag afnemen
(ruim f 19.200.000 in 1948). Dat hier na 1946 geen verdere
stijging kon worden bereikt, is voornamelijk te wijten
aan een verandering in structuur van de eport op Amerika.
Steeds minder, worden de bloembollen aldaar gekocht
door de zgn. broeiers,. dus om ze in de wintermaanden in
bloei te trekken, door de concurrentie van de met vlieg-
tuigen aangevoerde bloemen uit het Zuiden van de Ver-
enigde Staten, waarbij voornamelijk aan de gladiolen
moet worden gedacht. 1-let feit, dat enkele belangrijke
narcissen-variëteiten, welke in Amerika worden geteeld,
door het klimaat vroeger tot bloei kunnen worden ge-
bracht dan de Nederlandse narcissen, is oôk een oorzaak
van deze structuurwijziging. Het teruglopen van deze
afzet is echter opgevangen door de veikoop van bloem-
bollen voor tuin- en parkbeplanting, waarop in hoofd-
zaak de gevoerde propaganda is gericht. Verwacht mag
dan ook worden, dat hij het tot staan brengen van de
daling in, de zgn. hroeïersafzet deze export een verdere
ontwikkeling te zien zal geven, al zal hiervoor een inten-
sief bewrken van dit afzetgebied noodzakelijk blijven.
Het volgende in grootte hierop volgend afzetgebied is
Zw’eden, dat in 1947 voor ruim f 10.600.000 afnam en in
1948 voor f 8.900.000. Vooral in dit Noordelijk gelegen
land heeft men. in de lange en donkere winter behoefte
aan voorjaarsbloemen en Zweden is dan ook het land,
dat per hoofd iran de bevolking het meeste afneemt. De
teruggang is dan ook uitsluitend te wijten aan de door
Zweden gevoerde handelspolitiek.
Ook Frankrijk is steeds een belangrijke afnemer dezer
producten geweest en nam in 1948 voor f 5.740.000 af.
1-let in het handelsverdrag gestelde contingent is echter
voldoende en. het zal slechts mogelijk zijn om door
intensieve bewerking en collectieve reclame de afzet naar
dit-land verder te ontwikkelen.
Canada, dat voor £ 2.160.000 afnam, Italië met f1.000.000,
Noorwegen met f 1.120.000, Zwitserland met £ 1.660.000
vormen voorts- afzetgebieden van betekenis, die, be-
houdens Zwitserland, waar de invoer vrij kan geschieden, hun eigen moeilijkheden bieden, maar ook hun mogelijk-
lieden bij een zich verruimend handelsverkeer.
In de Balkanlanden en voornamelijk in Tsjecho-
slowakije werd ook altijd een afzetgebied van betekenis
gevonden. Het zich meel’ afwenden van de Westerse
economie door deze landen beïnvloedt de afzet daarheen
echter ongunstig en de mogelijkheden voor de toekomst
mogen voor deze landen voorshands niet hoog worden
aangeslagen.
Zoals van zelf spreekt vormt ook Duitsland een
probleem. In de eerste jaren na de oorlog was het – wij
zouden haast zeggen zoals van zelf spreekt – onmoge-
lijk om bloembollen naar dit land te exporteren, doch
in het eerste handelsverdrag tussen Nederland en de
Bizône gelukte het een contingent van
S
300.000 voor dit
artikel te doen opnemen. De vooruitzichten voor dit land
met zijn verwoeste steden – waarbij niet uit het oog
mag worden verloren, dat juist in steden de meeste bloe-
men worden gebruikt – en zijn geringe koopkracht kan
iiiet tè optimistisch woraen beoordeeld. Toch mag worden
verwacht, dat vanuit dit kleine begin een verdere ont-
w’ikkeling zal kunnen plaatsvinden, hetgeen voor de pro-
blemen, waarvoor het bloembollenbedrijf is gesteld en
w’aarop hieronder nog kort zal worden)ngegaan, van
grote betekenis. zal zijn.
Ook België en Luxemburg, waarheen in 1948 hog voor f 2.000.000 werd verzonden, vormen een afzetgebied van
betekenis voor het bloembollenbedrijf. Wanneer de Eco-
nomische Unie tot stand zal zijn gekomen, moet echter
worden verwacht, dat de export van de in Nederland
geforceerde bolbloemen de export van bloembollen voor
een nog niet te beoordelen gedeelte zal verdringen en dat
in België en Luxemburg de afzetpogingen op de park-en tuinbeplantingen zullen moeten worden gericht. Uit een oogpunt van het gehele bloembollenbedrijf bezien vormt dit geen ernstig probleem, daar voor iedere hol-
bloem een bloembol nodig is. Wanneer de Economische.
Unie ertoe zou leiden, dat de gevoerde prijspolitiek ten
aanzien ,van derde landen onmogelijk zou worden, zou
dit echter voor het bloembollenbedrijf ernstige gevolgen
691
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus 1949
hebben en alles zal er dan ook op moeten worden gezet
om de noodzakelijke prijspolitiek ten opzichte van derde
landen te kunnen handhaven.
Het toekomstig beleid.
Dit brengt ons op het beleid, dat voor de toekomst’
zal moeten worden gevolgd. Zeker -anneer de handels-
politieke situatie grote moeilijkheden aan deze export in de weg blijft leggen, maar ook’ wanneer een ruimer
handelsverkeer de mogelijkheden voor deze tak van be-
drijf zou vergroten, is het van groot belang, dat de directe
afnemers in het buitenland geen gerechtvaardigde klachten
kunnen uiten over de door Nederland gevoerde verkoop-
en prijspolitiek. Wanneer deze export zowel naar gecon-
tingenteerde landen als naar landen, die deze producten
vrij toelaten, verder moet worden ontwikkeld, is het
noodzakelijk, dat de buitenlandse afnemers ook kunnen
rekenen op .een zekere stabiliteit in hun markt en dat wordt voorkomen, dat n het eigenlijke exportseizoen
veel lagere offertes deze markt komen verstoren. Dit kan
in feite alleenworden bereikt, wanneer bindende minimum-
exportprijzen worden gehandhaafd, met de vrijheid voor iedere e*porteur om de verkoopprijs op of boven dit peil
te stellen, hetgeen moet kunnen worden beoordeeld in
verband met sortiment en aard van-de afnemer.
Ook in deze”situatie zal een zo groot mogelijke export
alleen kunnen worden bereikt, waniieer de handelspoli-
tieke toestand in de wereld zich zodanig wijzigt, dat kwan-
titatieve invoerrestricties tot het verleden ‘ behoren.
Zolang dat niet het geval zal zijn, zal de export van deze
artikelen ook onvoldoende blijven in verhouding tot het
productiepotentieel in Nederland. Wij. zien dit reeds
uit de na-oorlogse cijfers, wanneer deze wofden vergeleken
met de vooroorlogse. Als wij het totaalcijfer in gewicht
bezien, dat hieronder volgt aan de hand der gegevens
van het CB.S.:
1936 …………..43.714.000 kg bruto
1937 .- ………….43,127.000
1938 ……………52.155.000
1945 …………..13.710.000
1946 …………..30.109.000
1947 …………..34.359.000
1948 ……………80.748.000
dan blijkt hieruit, dat, ondanks de gunstige ontwikkeling
van de geldwaarde van deze export; het exportkwantum
nog zeer achter blijft bij wat het voor de oorlog was.
Daar dit pi’oduct, bij een productie gelijk aan de voor-
oorlogse, voôr circa 90 pCt moet worden geëxporteerd,
daar de binnenlandse markt naar verhouding weinig
mogelijkheden biedt, is het gevolg van deze te lage export
in kwanta een groot jaarlijks overschot, dat onverkoop-
baar is en dat via het Bloembollen-Surplusfonds door de
gezamenlijke vakgenoten, op basis van de minimum-
prijzen voor het binnenland, uit demarkt wordt genomen
en tot veevoeder wordt verwerkt. 1-let gevolg hiervan is,
dat in de naar verhouding nog gunstige ontwikkeling na
de oorlog, de bloembollenkwekerij als zodanig niet rendabel
kon worden gemaakt, daar deze marktoverschotten tè
zw’aar drukken op het financiële resultaat.
1-Jet bloembollenbedrijf is bereid om volle activiteit
te ontplooien,.om eenprijsbeleid.te voeren, dat de export
zoveel mogelijk zal bevorderen en om door collectieve
propaganda op grote schaal de afzet zoveel mogelijk
te stimuleren… Met -de zo gewaardeerde medewerking
van d9 onder-handelaren bij handelsverdragbesprekingen
moeten dan verdere goede resultaten worden verwacht.
Maar zolang men in Europa de import van niet-noodzake-
lijke goederen zoveel mogelijk tracht te weren, zal, ondanks
alle pogingen om hier overheen te springen, dit bedrijf
grote moeilijkheden blijven ondervinden.
Voorburg.
Dr
A. J. VERHAGE.
DE COÖPERATIEVE AANKOOP VAN
BEDRIJFSBENODIGDHEDEN VOOR
DE LANDBOUW.
Inleiding
Zoals bekend, heeft de ontwikkeling van de Neder-
landse landbouw zich sinds de agrarische crisis van de jaren tachtig gekenmerkt door een sterke intensivering
en rationalisering van de productie. Zij is terzelfdertijd in
de richting gegaan van een veredelingslandbouw, die
de grondstoffen uit het buitenland betrekt en de eind-
producten daarheen afzet, m.a.w., onze landbouw kreeg een verkeersindustrieel karakter.
Eerst na de aanvang van dit proces was de belangrijkste
voorwaarde vervuld voor- het coöperatief optreden der
boeren, tot uiting komend in de stichtingvan afzet- en
verwerkingscoöperaties voor agrarische producten en in
het oprichten van coöperaties ten behoeve van de aan-
koop van bedrijfsbenodigdheden als kunstmeststoffen,
veevoerderartikelen, zaaizaad, pootgoed en, in een latere phase, bestrijdingsmiddelen en landbouwwerktuigen.
Van de zijde der economen is tot dusverre nog slechts weinig aandacht geschonken aan de krachtige groei van
de landbouwcoöperatie, die tegen het einde van de vorige
eeuw aanving en een belangrijk aspect vormt van ‘de
economische ontwikkeling van ons land in de moderne
tijd. Het is weinig bekend, dat omstreeks 1939 de door
de boeren coöperatief geëxploiteerde fabrieken 90 pCt
van de aardappelmeel-, 82 pCt van de boter-, ongeveer
75 pCt van de kaas-, 62 pCt van de strocarton- en 60 pCt
van de suikerproductie van ons land voor hun rekening namen. Groenten werden voor bijna 100, fruit voor 60,
eieren voor bijna 40 en zaaizaad en pootgoed voor onge-
veer 35 pC
–
t via coöperatieve instellingen afgezet. 1-let
aandeel van de coöperaties in de aankoop van kunstmest-
stoffen en veevoeders bedroeg voor beide categorieën pro-
ducten meer dan 60 pCt Van economisch gezichtspunt
biedt het optreden van de coöperatie op de genoemde
gebieden interessante aspecten. Zij zijn nog slechts weinig
onderzocht. Speciaal de vraagstukken betreffende de in-
vloed van de coöperaties .op de marktstructuur der ver-
schillende producten vormen nog een bijna onontgonnen
terrein van theoretische analyse.
Wij stellen ons voor, in een tweetal artikelen een over-
zicht
–
te geven van de ontwikkeling van een der belangrijk-
ste takken van de landhouwcoöperatie in ons land en wel
van het aankoopcoöperatiewezen. Dat daarbij slechts de
meest markante punten naar voren kunnen worden ge-
bracht en dat aan tal van details’, hoe interessant op zich-
zelf soms, zal moeten worden voorbijgegaan, behoeft wel
geen nadere uiteenzetting. –
In de eerste plaats zal thans worden ingegaan op de
oorzaken, die de coöperaties voor dci aankoop van bedrijfs-
benodigdheden in de landbouw in het leven hebben ge-
roepen. Daarna zal de structuur en de werkwijze dezer
coöperaties worden behandeld. Vervolgens komt de geo-
grafische verspreiding der aankoopcoöperaties ter sprake.
Nadat, voorts aandacht is geschonken aan haar samen-
werking in coöperatieve regionale centrales, zullen tot
slot enkele opmerkingen over de betekenis van de land-
bouw-aankoopcoöperaties worden gemaakt. –
In ecn volgend artikel zal de geschiedenis worden be-
schreven van de Nationale Coöperatieve Aan- en Verkoop- –
vereniging voor de Landbouw, ,,Centraal Bureau” te Rot-
terdam, die dezer dagen haar vijftigjarig bestaan herdenkt.
Het ontstaan der aanhoopcoôperaties.
De eerste aankoopcoöperatie, genaamd ,,Welbegrepen
Eigenbelang” werd in ‘1877 te Aardenburg in Zeeland –
opgericht. Zij telde 8 leden. In ,1939 werkten er in ons
land bijna 1.400 aankoopverenigingen, waarbij ruim
160.000 boeren waren aangesloten. –
31 Augustus 1949 –
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
695
De eerste factor, die de aanköopcoöperaties in het leven
riep, was het enorme geknoei met de aangekochte kunst-
meststoffen en veevoeders. De kwaliteit dezer producten
kon door de boeren niet ,,op het gezicht” worden beôor-
deeld. Een chemische analyse was daartoe noodzakelijk.
Van deze omstandigheid is schromelijk misbruik gemaakt.
Dat vervalsing van de kwaliteit der genoemde grondstoffen
schering en inslag was, wordt treffend aangetoond door het
feit,, dat de Overheid maatregelen namom het bedrog
de kop in te drukken. Zij ging over tot het instellen van
de zgn. openbare contrôle op de aangekochte grondstoffen.
De Rijkslandbouwproefstations werden met de uitvoering
daarvan belast. Op de werkwijze van het instituut der
openbal’e contrôle gaan wij niet in. Voor de individuele
boer ideefden er bezwaren aan: van het trekken der mon-
sters, waarvoor terecht stringente voorschriften waren
gegeven, kwam meermalen niet veel terecht, bovendien
was het invullen der formulieren, vereist voor het aan-
vragen van een öhemische analyse, in vele gevallen even-
eens bezwaarlijk.
Door gemeenschappelijk tot aankoop over te gaan
konden deze bezwaren uit de weg worden geruimd. In
het bestuurd der gestichte aankoopverénigingen kregen
namelijk personen, zoals vooraanstaande boeren, burge-meesters, onderwijzers, enz., zitting, die voldoende ont-
wikkeld waren om de
formaliteiten,
verbonden aan het
trekken der monsters en het aanvragen van een analyse,
te vervullen. De belangrijkste factor, die het ontstaan
der aankoopverenigingen heeft teweeggebracht, was het
streven der boeren naar een zo groot mogelijke waarborg van
de kwaliteit der aangekochte grondstoffen, door middel
van een zo effectief mogelijke benutting van het contrôle-
apparaat der Rijkslandbouwproefstations.
De tweede oorzaak was het streven, de landbouw-
•
bedrijfsbenodigdheden tegen zo laag mgelijke prijzen
in te kopen. De kleinhandelsmarkt voor de grondstoffen
kenmerkte zich door de aanwezigheid van talrijke mono-
polistische elementen. De boeren varn gewoonlijk niet
vrij in de keuze van hun leveranciers, doch gedwongen
om met een bepaalde handelaar in commercieel contact
te treden. Vooral op de zandgronden waren zij gewoonlijk
afhankelijk van de dorpswinkeliers, die boter en eieren
opkochten in ruil voor kunstmest en/of veevoeders en
hun bedrijfseredieten verschaften. Een sterk staaltjé van
deze afhankelijkheid.en van de sterke pressie, die soms op de boeren werd uitgeoefend, om hen van aansluiting
bij een aankoopvereniging te weerhouden, levert de vol-
gende circulaire, die in 1892 in Oost-Noord-Brabant
werd verspreid:
,,Landbouwers,
Ter waarschuwing in het belang en voordeel der land-
bouwers maken de vereenigde boterkoopers, welke de
botermijnen van Uden, Zeeland, Mil, Boekel, Erp, enz.,
bezoeken langs deze weg aan de landbouwers bekend,
dat door hen is besloten, voortaan bij het koopen der
boter er bijzonder op te letten, welke landbouwers lid
eener landbouw-club zijn of bij een club hun benoodigde waren halen!
Nog eens: Dit zij ter waarschuwing. Zegt het voort”.
Ook in andere delen van het land wâs de economische afhankelijkheid der boeren van hun leveranciers een vrij
veel voorkomend verschijnsel.Tengevolge van de monopolis-
tische elementen in de prijsvorming waren de afnemers van
kunstmest en veevoeder genoodzaakt, hogere prijzen te be-talen, dan bij vrije concurrentie het geval geweest zou zijn.
Door stichting van aankoopcoöperaties slaagden de boeren
er in, een grotere mate van concurrentie op de klein-
handelsmarkt in het leven te roepen. De aankoopvereni-
gingen leverden haar leden de benodigdheden tegen kost-
prijzen. Het deel van het inkomen der boeren, dat anders
in de vorm van monopoloïde winsten aan het kleinhandels-
.apparaat ten goede zou zijn gekomen, bleef thans voor de
boerenstand behouden. De coöperatie werkte dienten-
gevolge prijsverlagend over het gehele gebied van haar
werkterrein. Hierin ligt de tweede economische recht-
vaardigingsgrond voor het ontstaan der plaatselijke aan-
koopcoöperaties, die een reële taak te vervullen hadden.
Typen aankoopcoöperaties.
Wij kunnen onderscheid maken tussen enkelvoudige
aankoopcoöperaties, die zich uitsluitend tot de aankoop
beperken en sa’mengestelde, w’elke daarenboven andere
economische functies uitoefenen.
De eerste aankoopcoöperaties waren . zgn. hestelver-
enigingen en werkten op zeer eenvoudige wijze. Zij kenden
geen continuïteit in de bedrijfsuitoefening. De bestellingen
der leden werden een of meermalen perjaar opgenomen
en tot een grote partij samengevoegd, waarvan de le-
verantie bij aanbesteding aan de laagste inschrijver werd
gegund De leden haalden zelf, na aankomst van de
partij, het door hen bestelde quanturn aan de loswal of
het station af. Een dergelijke vereniging werkte goedkoop:
contante betaling werd geëist, voorraden werden niet aan-
gehouden, de administratie was eenvoudig, vaste kosten
kwamen niet voor. Tegenwoordig treft men ze ‘nog aan
voor de aankop van kunstmeststoffen in de akkerbouw-
streken (Groningen, ‘de Veenkoloniën, Zeeland).
De bestelverenigingen schoten tekort bij de aankoop
van veevoeder, dat het gehele jaar door wordt gebruikt.
De kleine boeren hadden nl. geen zekerheid, dat zij de
betrekkelijk grote partijen op het moment van aan-
komst iouden kunnen betalen. Om hen in staat te stellen,
geregeld kleine hoeveelheden te kunnen betrekken, moesten
de aankoopverenigingen voorraden aanhouden., m.a.w.,
op de te verwachten behoefte der leden anticiperen. De
vereniging te Lonneker ging in 1896, als eerste in ons
land, tot de exploitatie van een pakhuis over. Talrijke
aankoopcoöperaties volgden dit voorbeeld. Deze zgn. vereni-
gingen met een geregeld bedrijf kwamen dus in het bezit
van eigendommen. In tegenstelling tot de bestelverenigin-
gen, die gewoonlijk als losse verenigingen optraden, moesten
zij dus rechtspersoonlijkheid bezitten. Aanstelling van
een bedrijfsleider werd bovendien noodzakelijk. Het
element der vaste kosten ging een veel grotere rol spelen,
1etgeen ertoe leidde, dat deze verenigingen een op expansie
gerichte bedrijfspolitiek gingen voeren. Verschillende
dezer aankoopcoöperaties (bijv. die te Leeuwarden en
te Meppel) hebben zich tot belangrijke instellingen ont-
wikkeld: zij exploiteren graansilo’s en kunstmestpakhuizen,
malerijen en veevoederfabrieken, graandroog- en zaad-
reinigingsinstallaties, enz. Bovendien namen verenigingen
de exploitatie van pootaardappelbewaarplaatsen, gras-
drogerijen en aardappelstomers ter hand. Deie verenigingen worden in hoofdzaak gevonden in
de streken, waar veel vee wordt gehouden: de weide-
gebieden en de zandgronden.
Sommige aankoopverenigingen met een geregeld be-
drijf hebben een samengesteld karakter. Zij oefenen nog
andere economische functies uit. Combinatie met een zuivelfabriek komt in Drente vrij veel voor. In énkele
gevallen, hoofdzakelijk op de zandgronden, zijn de aankoop-
coöperaties met boerenleenbanken gecombineerd. Op de
oorzaken van dit verschijnsel en op de daaraan verbonden
voor- en nadelen zullen wij hier niet ingaan. Sinds de jaren
dertig hebben talrijke aankoopverenigingen de afzet van
agrarische producten ten ‘behoeve van haar leden ter
hand genomen. De afzet vormt, thans een meer en meer in belang toenemend onderdeel van haar activiteit.
De geografische verspreiding der aankoop Qerenigingen.
Berkend kan worden, dt het percentage leden van
landbouw-aankoopcoöperaties op ht totale aantal ge-
bruikers van meer dan 1 ha grond in 1938 bijna 70
bedroe. Het overeenkomstige percentage voor de ver- –
chiilende delen vain ons land liep.sterk uiteen. Ruwweg
690
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
31 Augustus 1949
kan men zeggen, dat het op de zandgronden in de Oostelijke
en Zuidelijke provincies hoger was, in de widegebieden
lager, terwijl het in de akkerbouwstreken op de zeeklei
ongeveer met het landsgemiddelde overeenkwam. Welke
omstandigheden hebben het belangrijke geografische ver-
schil in dit percentage veroorzaakt?
Als eerste factor, die daarop invloed uitoefende, kan
op het verschil in inkornensstructuur worden gewezen.
Het euvel van de financiële en sociale afhankelijkheid
der boeren van hun leveranciers kwam speciaal bij de
kleine zandboeren het meest voor. Daar was de noodzaak
om tot coöperatieve aankoop over te gaan het sterkst
aanwezig. In de overige delen van het land waren de
landbouwbedrijven in het algemeen groter en de boeren
kapitaaikrachtiger, zodat zij een sterkere positie tegenover
hun tegenpartij op de markt innamen. De drang tot ge-
meenschappelijke aankoop was hier dus minder intens:
Daarnaast speelde de structuur der boerenbedrijven
een rol. In Groningen, de Veenkoloniën en Zeel’and heeft
de coöperatieve aankoop onder de daar gevestigde, door-
gaans welgestelde, bderen grote opgang gemaakt. In deze
akkerbouwstreken betrof hij echter bijna uitsluitend
kunstmeststoffen, die zich door middel van bestelver-
enigingen bij uitstek tot gezamenlijke
–
aankoop leënden.
Tenslotte is wellicht het verschil in sociale structuur
in de verschillende delen van ons land van invloed ge-
weest. Het saamhorigheidsgevoel w’as bij de boeren-.
bevolking op de zandgronden, die tot laat in de vorige
eeuw economisch nagenoeg zelfgenoegzaam bleven, van
oudsher sterk ontwikkeld. De psychologische voorwaarde
voor coöperatie, een zekere mate van gemeenschaps-
besef, waarbij een deel van de individuele vrijheid van
beslissing aan het collectieve coöperatieve orgaan wordt
overgedragen, was dus opde zandgronden in het algemeen
vervuld. De bevolking in de overige delen van ons land,
waar handel en scheepvaart bloeiden en wier economische
zelfgenoegzaamheid, ook wat het platteland betrof, ten
dele reeds in de Middeleeuwen was verdwenen, was daaren-
tegen individualistischer en onafhankelijker -van aard en
dus moeilijker tot coöperatie te brengen.
Met deze opmerkingen is geen waterdichte oplossing
voor het gestelde probleem gegeven. Een aantal factoren, dat cle betrekkelijk geringe ontwikkeling van de coöpera-
-tieve aankoop in het Westen van ons land waarschijnlijk
mede heeft beïnvloed, is echter genoemd. – –
De Rooms-Katholieke aankooporganisaties.
Wij zullen hier niet diep op de verhouding van de aan-
koopcoöperaties tot de algemene, niet-commerciële land-
bouworganisaties (de standsorganisaties) ingaan. Deze
stellen zich, zoals bekend, in hoofdzaak ten doel de be-
hartiging van de sociale en culturele belangen van de
boerenstand en het geven van vaktechnische voorlichting.
In de loop der jaren heeft zich in de standsorganisaties
een splitsing volgens religieuze scheidingsi jnen voltrokken.
In het raam van dit artikel vraagt speciaal de verhouding
tussen de Rooms-Katholieke standsorganisaties en het –
aankoopcoöperatiewezen onze aandacht. Weliswaar is ook
bij de ,,neutrale” landbouworganisaties de band met de
aankoopverenigingen, vooral plaatselijk, zeer zeker niet
afwezig, doch deze is, minder systematisch volgens een
richtinggevende conceptie gelegd.
De Rooms-Katholieke standsorganisaties hebben van
de aanvang af de behartiging der zeclelijke en stoffelijke
belangen der aangesloten boeren door middel van coöpe-
raties krachtig bevorderd. Speciaal de coöperatieve aan-
koop had haar volle aandacht. De plaatselijke afdelingen
der Rooms- Katholieke (aarts)diocesane boerenbonden
fungeerden bijna zonder uitzondering tevens als aankoop-
vereniging. (Speciaal in het Oosten van ons land was dit
met de niet-Rooms-Katholieke dorpslandbouwverenigingen
eveneens dikwijls het geval.) – 11
De nauwe betrekking tussen de locale aankoopvereni-
gingen en de daarmede samenvallende plaatselijke hoeren
bonden heeft, wat het R.-K. aankoopcoöperatiewezen
betreft, haar stempel op de regionale organisatie van de
aankâop gedrukt. •De (aarts) diocesane standsorganisaties
zijn er nI. toe overgegaan, de onder haar ressorterende
-hoerenbonden-aankoopverenigingen tot gemeenschappe-
lijke centrale aankoop binnen het kader van haar orga
7
nisatie te brengen. Tot dat doel riepen zij instellingen
in het leven, die met het uitoefenen van de coöperatieve
groothandelsfunctie ten behoeve van haar plaatselijke
afdelingen werden belast. –
Zo ontstond de Coöperatieve Cefftrale Handelsvereni-
ging GA., thans gevestigd te Veghel, als orgaan van
de Noord-l3rahantsche ‘Christelijke Bderenbond. Het
bedrijf-te Vghel, dat zij exploiteert, is in de loop der jaren
iiitgegroeidtot een modöriî ingericht, sterk gemechaniseerd
grootbed’rijf, met ilo’s, malerijen, mengvoederbedrijven en
opslagruirnten voör kunstmest, o.a. -een kaliloods voor
18.000 tonkali. I-Iaai- orfizet bedroeg in 1938 bijna 450.000
ton met een waarde van bijna f 25 mln. De belangrijkste
bron, waaruit zij haar middelen verkreeg, vormde de
interne ex’pansiefirïanciering. Zo w’aren de vaste acliva,
waarin f 0 mln was geïnvesteerd, in 1939 bijna geheel
afgeschreven. De bedrijfsvoering onderging een sterke
centralisatie; geleidelijk ging de C.H.V. over tot het
stichten van filialen, die in eigen beheer w’erden geëxploi-
teerd. 1-let aantal plaatselijke afdelingen, dat de aankoop-
functie zelfstandig uitoefende, nam dientengevolge af.
1h 1938 werden de prijzen voor ieder artikel over het
gehele gebied van de C.H.V. uniform gemaakt.
Als tweede belangrijke R.- K. – centrale aankooporgani-
satid zij ,,Laiidbouwbelang” te Roermond genoemd, de
hancielsinstelling van de Limburgsche Land- en Tuinbouw-
bond. Haar omzet bedroëg in 138 bijna f 9 mln. Plaats-
ruimte belet ons nader in te gaan op decoöperatieve groot-
handelsorganen der beide andere R.- K. (aarts)diocesane
boerenbonden, te Arnhem en te’ Haarlem.
De vier R.- K. regionale groothandelscoöperaties hebben
in 1939 gezamenlijk een landelijke top-coöperatie opge-
richt, de Coöperatieve Centrale In- en Verkoopvereeniging
voor gewestelijke Landbouw In- en Verkooporganisaties,
de C.I.V. Zij heeft geen eigèn kapitaal, het’werkkapitaal
wordt verstrekt dbor haar vier leden, die voor haar ver-hintnissen aansprakelijk. zijn. Zij heeft dus een federa-
lief karakter. Ondanks de moeilijke omstandigheden be-
reikte zij in 1940 een omzet van bijna 45.000 ton.’
Tijdens de Duitse bezetting is de betrekking tussen de aankooporganisaties (en andere coöperaties) en de standsorganisaties verbroken, ook bij de niet-Rooms-
Katholieke instellingen. Dank zij het energieke optreden,
speciaal van Dr G. W. M. Huysmans, de latere Minister
vân Economische Zaken, kon echter worden voorkomen,
dat het netto-verrnogn der R.-K. coöperatieve organisa-
ties van ongeveer f15 mln in het beheer yan de toen-
•
malige Landétand overging.
De betekenis- der aankoopcoöperaiies.
Welke is nu de betekenis, die aan het coöperatieve aan-
koopwezen in de landbouw moet w’orden toegkend?
1-let voornaamste doel der aankoopveretiigingeii was
en is het verkrijgen van waarborgen vo,or een goede kwa-
liteit der aangekochte benodigdheden. Mede door wel-
bewust en stelselmatig de mogelijkheid van contrôle, ge-
boden door de Rij kslandbouwproefstations te benutten, zijn de knoeierijen’ met de kunstmest, het veevoeder en
het zaaizaad en pootgoed tot een te verwaarlozen omvang
teruggebracht. Dat geen boer tegenwoordig meer be-
•vreesd behoeft te zijn, zijn geld aan w’aardeloos materiaal
uit te geven, dankt hij aan de aankoopcoöperatie, ook als
hij zijn’ artikelen elders betrekt. –
Het tweede belangrijke doel was: aankoop tegen zo
laag mogelijke prijzen. Ook dit doel
is
bereikt. De aankoop-
coöperaties zouden er zeker niet in geslaagd zijn, ha5r
31 Augustus 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
697
aandeel in de aangekochte hoeveelheden kunstmest en
veevoeder tot meer dan 60 pCt op te voeren, als haar
prijzen niet concurrerend waren geweest. Men moet niet
uit het oog verliezen, dat de grote meerderheid der boeren
niet uit principiële of idealistisôhe overwegingen coöpe-
reert. Zakelijke motieven geven daarbij de doorslag.
De aankoopcoöperaties hebben thans een dominerende
positie op de binnenlandse markt der belangrijkste b’e-
drijfshenodigdheden. Tegenwoordig biedt de particuliere
handel bedrijfsbenodigdheden in h’èt algemeen aan tegen
prijzen, die weinig van die der coöperaties afwijken. Fletdi-
recte geldelijke voordeel van het lidmaatschap ener aankoop-
coöperatie is sterk verminderd, juist tengevolge van het
optreden dezer coöperaties. Haar verdere uitbreiding onder-
vindt dientengevolge belèmmering. Dit is het normale
lot vn een coöperatieve beweging, die slaagt.
In de derde plaats zijn de aankoopcoöperaties een
machtig middel gebleken om• speciaal cle kleine boeren
te ‘verlossen van de druk van hun leveranciers-afnemers.
De opkomst en de ontwikkeling van de doelmatig func-
tionnerende organisatie van het boerenleenbankwezen had
daar eveneens i.reel invloed ‘op, evenals de’ verbeterde
conjunctuur. 1-let gevolg was, dat vele boeren.economisch
een grotere vrijheid van beweging kregen, waardoor hun
gévoel van eigenwaarde ën hun zelfstandigheid werden
vergroot. Wij stuiten hier op een sociaal aspect van
groot belang.
Als vierde punt zij de versterking van de standsorgani-
saties gereleveerd. Door het opnemen van de aankoop-
coöperaties in de organisatorische structuur der stands-
organisaties kregen deze laatste nieuw bloed. Zij w’aren
dientengevolge ‘in staat krachtiger en met meer gezag
op te treden bij de bevordering van de algemene, sociale,
culturele en economische belangen van de boerenstand.
Tenslotte kan, als vijfde belangrijke aspect van de invloed
der aankoopcoöperaties, worden gewezen op de stimulans,
die van haar op het verbruik van verschillende grond-
stolfen voor de landbouw is uitgegaan. ,,Het valt niet te
ontkennen” aldus een vooraanstaand kunstmesthandelaar
in 1900, ,,dat het gebruik van kunstmeststoffen in Ne-derland zijn tegenwoordige uitbreiding voor een goed
deel mede te danken heeft aan het feit, dat de coöpera-tieve aankoop van dit artikel al spoedig in zwang is ge-
komen”. De aankoopcoöperaties zijn dus méér dan
uitsluitend een exponent van de ontwikkeling van onze
landbouw gedurende de laatste halve eeuw. Op haar
beurt hebben zij het proces van intensivering der agrari-
sche productie, dat na de agrarische crisis de’r jaren tacihtig
aanving, versneld. Een nationaal belang van primaire
betekenis was daarmede gediend.
‘s-Gravenhage.
,
Dr J.
H.
VAN STUIJVENBERG.
DE I.M.F. BETALINGSBALANS.
Het begrip ,,betalings4ala?zs”:
Alvorens tot een bespreking van de inhoud en de w’ijze
van samenstelling van de betalingsbalans, opgemaakt
volgens het schema van het ,,International Monetary
Fund” (I.M.F.), over te gaan, zal eerst worden nagegaan
wat het Interfund onder een ,,betalingsbalans’? verstaat
1).
De betalingsbalans bedoelt jn het algemeen de weder-
zijdse betrekkingen, die er tussen de economie van het
eigen land en die van het buitenland bestaan, weer te
geven. Deze wederzijdse economische betrekkingen vallen
uiteen in een stroom van goederen en diensten, zgn*
w’erkelijke transacties, en een stroom van betalingen,
resp. verplichtingen, zgn. financiële transacties, tussen
het eigen land en het buitenland, d.w.z. tussen inge-
zetenen en niet-ingezetenen van een land en omgekeerd.
De I.M.F. betalingsbalans registreert nu beide voren-
‘) De gegevens voor dit artikel zijn ontleend aan het , ,Balance
‘of
Payrnents Manual” van het ,,International Monetary Fund”.
genoemde stromen (met inbegrip van de goudbeweging)
en in verband hiermede wordt de betalingsbalans gedefi-
nieerd als een ,,overzicht van de systematische optekening
van
alle
economische transacties, die gedurende een be-
paald tijdvak, doorgaans een jaar, ten opzichte van het
buitenland, resp. tussen ingezetenen en niet-ingezetenen,.
plaatsvinden”. De naam betalingsbalans is dus minder
juist; beter zou men kunnen spreken van een transactie-
overzicht van de wederzijdse goederen- en betalings-
stromen. Wanneer nu verder in dit artikel gemakshalve
wordt gesprolcen van betalingsbalans, dan wordt hier-
mede bedoeld: transactie-overzicht.
Inhoud.
De I.M.F. betalingsbalans verschilt in wezen sterk met
d& vroeger gepubliceerde betalingsbalansen, die werden
opgemaakt ‘volgens het Volkenbondsschema en die de
betalingen (,,transfers”) tussen ingezetenen en niet-inge-
zetenen door middel van banken in het eigen land regis-
treerden. Flierop zijn twee ‘uitzonderingen, nl. voor het
goederenverkeer en de migratie. Voor het goederenverkeer
(uit- en invoer) werden de totaalcijfers van de handels-
statistiek en niet de werkelijke betalingen opgenomen,
terwijl de migratie, ook al had er geen werkelijke over-
boeking op de kapitaalrekening plaats, eveneens werd
opgenomen. In beide gevallen is hier dus de zgn. ,,transfer-
balans” volgens het Volkenbondsschema in werkelijkheid
een transactie-overzicht. De betalingsoverzichten, ,,exchan-
ge records”, zoals het Interfund ze noemt, verschillen in
drieërlei opzicht van de I.M.F. betalingsbalans.
In de eerste plaats registreert, zoals reeds is gezegd, de
I.M.F. betalingsbalans alle economische transacties, die
tussefi ingezetenen en niet-ingezetenen voorkomen. Een
betalingsoverzicht evenwel omvat slechts die transacties,
die tot overmaking van geld door middel van banken
in het eigen land aanleiding geven. Compensatietransacties
in goederen en giften in natura worden er dus niet in op-
genomen. 4ndere transacties worden er slechts gedeelte-
lijk in opgenomen. Zo kan bijv. de opbrengst van de uit-
voer niet ,worden overgemaakt naar een bank in het
eigen land, maar worden gebruikt om een saldo aan
buitenlandse valuta te vorn’ien, of om in het buitenland
grondstoffen te kopen. Ook kunnen de inkomsten uit
buitenlandse beleggingen niet worden overgemaakt naar
een bank in het eigen land, maar weer in het buitenland
herbelegd w’orden.
In de tweede plaats registreert de I.M.F. betalings-
balans de waarde van alle uit- en ingevoerde goederen op
dezelfde basis, ni. f.o.b. Dit houdt tevens in, dat de ont-
vangsten en uitgaven voor vervoer en verzekering van de
goederen afzonderlijk kunnen worden geboekt. Een ‘he-
talingsoverzicht vermeldt de factuurwaarde van de
uit- en ingevoerde goederen, die afhankelijk van de voor-
aarden waarop de transacties plaatshebben’: zowel c.i.f.
als f.o.b., kan zijn. De kosten voor vervoer en verzekering
van de goederen’zijn dus voor een deel in de factuurwaarde
begrepen.
In de derde plaats worden in de I.M.F. betalingsbalans
allé economische transacties, die in een bepaald tijdvak (een jaar) zijn voorgekomen, verwerkt. In de goederen:
sector bijv. worden alle gedurende het jaar werkelijk uit-
en ingevoerde goederen opgenomen. Is hierbij van crediet-
verlening sprake, dan wordt dit in de kapitaalbeweging
opgenomen. Een betalingsoverzicht daarentegen vermeldt
de betalingen in een bepaald tijdvak (een jaar) voor de vereffening van goederentransacties, waarvan wellicht ënkele in een vorig tijdvak zullen zijn afgesloten, of in
geval van vooruitbetaling eerst later zullen plaatsvinden.
Door de boeking van deze bètalingen op andere tijdstippen
dan waarop de desbetreffende goederentransacties zijn
âfgesloten, komen in een betalingsoverzicht de op deze
goederen uitstaande en terugbtaalde credieten niet tot
uitdrukking.
698
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
81 Augustus 1949
Zoals reeds is gezegd, omvat de I.M.F. betalingsbalans
alle soorten van economische transacties tussen ingezetenen
en niet-ingezetenen. Deze transacties, die naar hun aard
zoe1 tweezijdig als éénzijdig kunnen zijn, worden onder-
scheiden in werkelijke transacties, die op goederen en
diensten en die, welke op financiële betalingen en ver-
plichtingen betrekking hebben. Een tweezijdige transactie
kan weer bestaan uit:
â. twee financiële transacties, bijv. verkoop van fondsen
tegen geld, de verkoop van guldens tegen dollars, enz.;
een—.werkelijke en een financiële transactie, bijv.
verkoop van goederen tegen betiling in geld en
twee werkelijke transacties, bijv. compensatietrans-
acties in goederen.
Een eenzijdige transactie kan bestaan uit:
een financiële transactie, bijv. een gift in geld en
een werkelijke transactie, bijv. een geschenk in natura.
De transacties vermeld onder a t/m c geven direct of
indirect aanleiding tot de boeking van twee posten op de
betalingsbalans, één als een debet- en één als een credit-
post. De onder d en e genoemde transacties geven slechts
aanleiding tot één enkele debet- of creditpost. Deze posten
worden nu evenwel gecorrigeerd door hiervoor in de
lopende rekening
2),
onder het hoofd ,,Overige overma-
kingen van of naar het buitenland” (Donations), overeen-
komstige tegenposten credit, resp. debet, op té nemen.
Voor enkele bijzondere economische transacties, ni.
voor migratie en niet-uitgekeerde winsten van dochter-
maatschappijen in het buitenland zijn t.a.v. opneming
in de betalingsbalans speciale richtlijnen vastgesteld.
Bij migratie worden de goederen van de migrant, ook
al blijven deze in het land van emigratie achter, op de
lopende rekening van de beta.lï9gsbalans geboekt, voor
zover de goederen uit het oogpunt van de betalingsbalans
niet als ,,investeringen” worden aangemerkt en op de
kapitaalrekening die goederen, die vel als zodanig worden
beschouwd. In beide gevallen zal onder ,,Overige over-
makingen van of naar het buitenland”. (Donations) een
tegenpost tot een gelijk bedrag worden o
t
pgenomen.
De winsten van buitenlandse dochterondernemingen
staan voor het deel, dat de moedermaatschappij toekomt,
direct ter beschikking ‘an de laatste en maken voor de beta-
lingsbalans van het land, waarde moedermaatschappij is g(
–
vestigd, inkomsten uit. Wanneer evenwel een deel van
deze winst in de vorm van dividend of interest aan de
moedermaatschappij wordt uitgekeerd, dan is er op het
moment van de uitbetaling hiervan sprake van een inter-
nationale transactie tussen de moeder- en de dochter-
maatschappij en wordt deze transactie in de betalings-
balans opgenomen.. Hierin ligt opgesloten, dat het deel
van de winst, dat niet wordt uitgekeerd, niet in de be-
talingsbalans moet worden opgenomen.
Uitzondéringen op de regel, dat in de betalingsbalans
slechts transacties mogen worden opgenomen, die plaats-
vinden tusen ingezetenen en niet-ingezetenen, vormen
de handelingen betreffende de aflevering van goud voor
binnenlands verbruik door de Overheid, resp. banken, aan particulieren (industrie) en de betaling van vracht
in guldens door Nederlandse expbrteurs aan Nederlandse scheepvaartmaatschappijen, wanneer goederen op f.o.b.-
conditie met Nederlandse schepen worden uitgevoerd.
Het goud heeft de uitzonderlijke eigenschap, dat, zodra
het in het bezit komt van de monetaire organen, het de
deviezenvoorraad van het land doet vermeerderen. Het
goud behoeft nl. niet, zoals andere goederen, eerst te
worden verkoclt om deviezen te verkrijgen. Hieruit volgt,
dat de aankoop van goud door particulieren van Over-
heid of banken hetzelfde effect heeft op de deviezen-
voorraad als de invoer van goederen, die met goud worden
betaald. Uit de uniforme waardering van de waarde
der goederen bij uit-, zowel als bij invoer, nl. op f.o.b.-
‘)
Zie voor toelichting van het begrip ,,lopeicle rekening” rechter
kolörn.
basis, •vloeit voort, dat enkele handelingen tussen inge-
zetenen van het eigen land in de betalingsbalans worden
opgenomen. Dit heeft o.a.plaats bij de uitvoer van goe-
deren met Nederlandse schepen op f.o.b.-conditie. Hier
betaalt, al doet het enigszins vreemd aan, de Nederlandse
exporteur de vracht in guldens aan de Nederlandse scheep-
vaartmaatschappij. . Deze kracht wordt later door de bui-
tenlandse importeur. weer terugbetaald.
Om internationale vergelijking van de betalingsbalansen
van verschillende landen mogelijk te maken, is het nood-
zakelijk, dat in de betalingsbalans alle bedragen van de
transacties en niet de saldi worden geregistreerd. Van dit
principe is evenwel afgeweken voor de boeking van de
bewegingen van kapitaal op korte termijn. Voor de ver-
schillende landen is het niet mogelijk, of zeer bezwaarlijk,
om juiste cijfers Ietreffende de bewegingen van kapitaal
op korte termijn, die vrijwel aan het merendeel van de
internationale transacties zijn verbonden, vast te stellen.
In verband hiermede worden de saldi van de vermeer-
dering, resp. de vermindering, van de rekening kapitaal
op korte termijn in de betalingsbalans opgenomen. Dit
geschiedt door de stand van de rekening aan het begin
van het jaar met die aan het einde van het jaar te ver-
gelijken. De verandering in de goudvo6rraad wordt op
dezelfde wijze geregistreerd. Van alle overige interna-
tionale transacties zijn dus zowel in de lopende rekening
als in de kapitaalrekêning alle bedragen in de betalings-
balans opgenomen.
Wijze pan samenstelling.
Nu wij de verschillende soorten van transacties met
hun bijzondere en uitzonderingsgevallen, die in een be-
talingsbalans kunnen worden opgenomen, hebben be-
sproken, volgt hieronder nog een uiteenzetting van de
indeling van de I.M.F.-betalingsbalans. Deze betalings-
balans is verdeeld in twee grote groepen, t.w. de ,,lopende
rekening” en de ,,kapitaalrekening” met inbegrip van
het monetaire goud. De verschillende soorten van trans-
acties worden in het algemeen opgenomen naar de aard
dei- transacties (goederentransacties, vervoer, reisverkeér,
enz.) in plaats van naar de hoedanigheid van de hande-
lende personen. Een uitzondering hierop vormen evenwel
bij de lopende rekening de post ,,Regeringsontvangsten
en -betalingen uit, resp. aati het buitenlad, niet,elders
vermeld”, die uit verschillende soorten van handelingen is samengesteld, en die niet onder de andere posten van
de betalingsbalans zijn opgenomen en de indeling van de
kapitaalrekening in een particuliere sector (excl. bank-
instellingen) en een sector Overheid en bankinstellingen. –
In de lopende rekening worden alle werkelijke trans-
acties en de tegenposten (correctieposten) voor de
S
een-
zijdige transacties (werkelijke en/of financiële transacties)
onder de post ,,Overige overmakingen van of naar het
buitenland” opgenomen. Onder de ,,creditposten” wo i
den geboekt de aan het buitenland geleverde goederen,
resp. bewezen diensten en onder de ,,debetposten” de van
het buitenland ontvangen goederen, resp. ontvangen
diensten. Hierbij is, zoals in Engeland gebruikelijk is,
door credit links en debet rechts te plaatsen, de beta-
lingsbalans opgesteld als een uitgaande balans.
In de kapitaalrekening worden onder de hoofden ,,Vor-
deringen” en ,,Verplichtingen” alle financiële transacties
opgenomen. Een vermindering van de ,,vorderingen” op
het buitenland en een vermeerdering van de ,,verplich-
tingen” (d.i. vermindering van de vorderingen op het
buitenland) tegenover het buitenland geven per saldo
een ,,creditpost” in de kapitaalrekening; daartegenover
betekent een vermeerdering van de ,,vorderingen” op het
buitenland en een vermindering van de ,,verplichtingen”
(d.i. vermeerdering van devorderingen op het buitenland)
tegenover het buitenland per saldo een ,,debetpost” in de
kapitaalrekening. .
De vraag, -die nu nog ter beantwoo i’ding overblijft, is:
.5
81 Augustus 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
699
,,w’anneer moet een’ internationale ‘transactie
ii
de
•
lo-
transacties op de betalingsbalans worden geboekt, dan
pende rekening en wanneer in de kapitaalrekening worden blijkt,
dat voor het, voorbeeld
onder:
geboekt?”
De grenslijn, die hiervoor wordt getrokken,
,,verkoop
van
fondsen
tegen
geld”,
twee
posten
wordt bepaald door het begrip ,,buitenlandse investering”,
tot een gelijk bedrag worden’ geboekt in de kapitaal-
Hieronder vallen, uit betalingsbalansoogpunt bezien, de
rekening en wel een creditpost voor de vermindering van
monetaire en andere diverse tegoeden in het buitenland,
de vorderingen op lange termijn op het buitenland en
het
buitenlandse
fondsenbezit,
alsmede de onroerende
een debetpost voor de vermeerdering van de vorderin-
goederen in het buitenland, die eigendom zijn van inge-
gen op korte termijn op het buitenland;
zetenen. Deonroerende goederen, die eigendom zijn van ,,verkoop van goederen tegen betaling in geld”, een
militaire nederzettingen en diplomatieke missies, vallen
creditpost in de lopende rekening onder de post ,,uitvoer”
hier niet onder.
Alle veranderingen,
dié door interna-
en tot een gelijk bedrag een debetpost onder het hoofd
‘tionale
transacties worden
veroorzaakt ‘in
de
,,buiten-
vorderingen” van’de rekening kapitaal op korte termijn,
landse investering en de goudvoorraad” worden in de
daar de vorderingen op het buitenland door de uitvoer
kapitaalrekening aangetekend.
Alle
handelingen, welke
van goederen toenemen;
uit
dienstverlening
aan, resp. goederènverkeer (dat niet
,,compensatietransacties in goederen”, twee posten
als
buitenlandse
investering
is
aan te’ merken) voort-
in de lopende rekening en wel een creditp’ost onder de
vloeien, worden op de lopende rekening geboekt.
post ,,uitvoer” en een debetpost tot een gelijk bedrag
Gaan we nu nog na hoe de onder de letters a t/m e op
onder de
post
,,invoer”;
blz.
698
vermelde verschillende soorten van internationale
,,een gift in geld”, een debetpost in de kapitaal-
Internationale betalingsb’alans pan
Nederland 1938, 1946 en 1947.
Creditposten
Debetposten
Saldo
Benaming der posten
(Ontvangsten)
(Betalingen)
–
(Credit +, resp. debet—)
1938
1946
1947 1938
1946
1947
1938
1946
1947
Goedoron- en dienstenverkeor
X
t
1.000.000
Goederen
,,.,,,,,,,,,,,
. .
2.385
.
.
4.178
. .
–
1.843
Uit-
en
invoer
(beide
f.o.b.)
…………
‘
1.078
816
1,901 1.261
2.166
3.752
–
163
–
1.330
–
1.891
.
.
434
. .
426
+
8
Niet-monetaire goudboeging (netto)
w
.
–
–
–
–
–
+
22
8. Reisverkeer
1)
6
209
–
205
48
355
4
197
–
168
36
256
–
36
+
12
–
+ ‘
87
+
12
+
99
.
11
.
21
84
–
10 10
Overig goederenverkeer
………………..
323 183 176 166
69
97
+
157
+
1e.i
+
79
7. Regcri”:soutvangston en betalingen niet elders
..
97
–
17
26
241
264
+
1
–
241
–
947
38
172 282
–
64 164
+
38
+
10
+
118
9. Overige overinakingen van of naar het buiCen-
4.
Vervoer
…………………………….
verinoli
…………………………….
8. Andere
diensten
……………………..
t
–
‘
30
±
+
+
2
,
18
6.
Rente en dividend
……………………
land
………………………………..
Particulieren
en
instellingen
….. . ……..
20
157
–
14
24
+
5
+
6
+
133
Andere particuliere overmakingen
..
5
–
–
5. Verzekeringen
……………………….
–
– .
–
–
6
–
–
–
2
Herstelhetalingen
………………….
–
2
10
–
– –
– –
–
+
2
+
10
Giften van buitenlandse regeringen
–
3
—
–
–
–
–
+
3
– – –
107
–
–
–
– –
+
107
wo.
migratie
enz.
…. …………………
10. Totaal goederen- en dionstenverkoer (1 t/in 9)
1,686
..
1.412 3.537
1.672 2.713 5.059
+
14
–
1.301
–
1.529
Restitutie
veggevoerd goud
…………….
Saldo wegens onvolledige waarneming (16 mln 10)
–
-4
+
353
–
49
–
Netto bedrag
(vermeerdering +, resp. vermindering—)
Benaming der posten
Vorderingen
Verplichtingen
Saldo
1938
1946
1947
1938
1946 1947
1938
1946
1947
Kapitaal- en monetaire goudboweging
–
X
t’
1.000.003.
Particuliere sector (excl. banhinsteltin gen)
–
178—
427
–
21
+
87
+
46
+
117
–
215—
473
Rechtstreekse beleggingen en niet in effecten
–
+
21
–
–
+
40
– – –
19
11. Kapitaal op langa termijn
……………..+
96
–
70—
448
–
+
37
+
6
+
134—
107
–
454
beliehaamde credieten
……………….-
Aandelen
en obligaties
‘)
……………..
+
134
Periodieke aflossing op credieten
……….
72
–
– –
42
–
– –
30
–
–
Andere contractuele aflossing op credicten
– –
108
–
–
–
– – –
108
–
Overig kapitaalverkeer op lange termijn
+
34
–
–
+
21
–
—
+
13
–
–
+
59—
474
–
+
159—
28
.
– –
100—
446
.12. Kapitaal
op
korte termijn
………………-
Overheid en bankinsteltingen
‘
Kapitaal
op
lange termijn
…………….
–
2
+
266
+
1.157
–
+
445
+
699—
2—’
179
+
55$
Verstrekte en opgenomen credieten
–
+
193
+
360
–
+
704
+
836
–
–
511
–
476
Periodieke aflossing
op
credieten
………-
2
–
– –
– –
18—
2
–
+
18
Andere contractuele aflossing
op
credieten
. .
—
– – – –
37
–
18
–
+
37
+
18
Overig kapitaalverkeer op’lange termijn
. .
–
+
.73
+
797
–
–
222—
201
–
+
295
+
998
Kapitaal
op
korte termijn
…………….
+
116—
274—
204
+
103
+
604
+
454
+
13—
878—
718
Montaire goudbeweging
………………
+
239
+
22
–
447
+
239
+
22—
447
16. Totaal kapitaal- en monetaire goudbewoging
..
..
(ii
t/in
15)
………………………..±
449
–
106—
455
+
82
±
1.245
+
1.021
+
367
–
1.350—
1.526
‘)
Voor 1946 onder Post 4 en 7. Voor 1947 gedeeltelijk onder
Post
7.
‘)
mcl.
Overheid
en bankinstellingen.
700
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– 31 Augustus 1949
rekening onder het hoofd ,,vorderingen” van de rekening
kapitaal op korte termijn voor de vermeerdering van,het
tegoed in het buitenland en een creclitpost (correctiepost)
tot een gelijk bedrag in de lopende rekening onder de post
,,Overige overmakingen, van of naar het buitenland” en
e. ,,een geschenk in natura”, twee posten in de lopende
rekening en wel een debetpost onder de post ,,invoer”
en een creditpost (correctièpost) tot een gelijk b
e
d
i
l
ag
onder de post ,Overige overmakingen van of naar het
buitenland”.
De onder d en e genoemde voorbeelden zijn eenzijdige
transacties, vandaar dat tegenposten zijn’ opgenomen
onder de post ,,O’verige overmakingen van of naar het
buitenland”. Hierbij zij opgemerkt, dat in de gepubli-
ceerde betalingsbalans in de lopende rekening een credit-
post wordt aangeduid met een plusteken en een debet-
post met een minusteken; in de.kapitaalrekening daaren-
tegen wordt een creditpost met een minusteken ‘en een
debetpost met een plusteken aangegeven, uitgaande van
het saldo der vorderingen (net assets) op het buitenland
(laatste kolom der kapita.lrekening).
Uit het voorgaande blijkt, dat voor iedere internationale
transactie twee posten op, de betalingsbalan worden ge-
boekt, ni. een credit- en een debetpost tot een gelijk
bedrag, hetzij beide in de lopende rekenirg, resp. kapitaal-
rekening, hetzij één credit-, resp. één debetpost in de
lopende rekening en één debet-, resp. één creditpost in
de kapitaalrekening. Het saldo van de lopende rekening
moet dan uiteraard gelijk zijn aan het saldo van de kapi-
taalrekening, zodat de betalingsbalans formeel sluit.
Wanneer nu wegens onvolledige waarneming der gegevens
enkéle posten niet kunnen worden achterhaald, zoals dit
het geval is voor de betalingsbalansen 1938 en 1946,
dan wordt om de betalingsbalans toch formeel te laten
sluiten, onder het hoofd ,,Saldo wegens onvolledige waar-
neming”, het ontbrekende totaalbedrag vermeld. Het
bedrag, dat voor de betalingsbalans 1947 onder dit hoofd
is vermeld, is ontstaan door afrondingen in millioenen guldens van de verschillende posten van de betalings-
balans.
Op blz. 699 is opgenomen de internationale betalings-
balans van Nederland voor de jaren 1938, 1946 en 1947,
zoals deze in nauwe samenwerking met De Nederlandsche
Bank N.V. door het Centraal Bureau voor de Statis.tiek
is samengesteld:
Degenen, die belangstellen in de transacties, die onder
de versthillende posten van de bovengenoemde betalings-
balansen vallen, mogen worden verwezen naar de toe-
lichting hierop bij de ,publicatie van de betalingsbalans
in het Maandschrift 1948, afl. 12 van het Centraal Bureau
voor de Statistiek.
Scheveningen.
T. P. VAN OOSTERHOTJT.
AANTEKENING.
EEN MUNTUNIE, OPLOSSING VAN HET DOLLAR1’ROBLEEMI
De muntuniegedachte staat, aldus ,,Th Economist”
van 20 Augustus jl., sterk in de belangstelling. Zo wekken
de verslagen uit Straatsburg de indruk, dat er ,,in de
couloirs” meer wordt gesproken over eeh Europese munt-
unie dan over een Europese federatie of douane-unie. De heer Bevin paste in een debat in hét Hogerhuis dit
denkbeeld toe op de betrekkingen tussen dollar en pond,
terwijl de ,,Wall Street Journal” openlijk een ,,financial
union” tussen Engeland en Amerika bepleitte.
Inderdaad lijkt een muntunie, zo zegt ,,The Economist”,
in deze tijd van valutamoeilijkheden plausibel. En hoe
kan bovendien politieke eenheid in West-Europa worden
bereikt, ,,if unofficial Euçopeans cannot even go calling
on each other, except within the limit of an allowancy
of currency which barely suffices for a short holiday?”
Wanneer een groot deel van de handel en,andre inter-
nationale betrekkingen wordt belemmerd doo,r ,de ;mdei-
lijkheid om de ene valuta
in
de adere.orntewisseln,
wat is er dan eenvoudiger dan. alle nationale valuta’
te doen verdwijnen en, een internationale munteenheid
voor de gehele wereld in het leven te roepen? –
Teneinde na te gaan wat de gevolgen.,van een Anglo-
Amerikaanse muntunie voor, Engeland zouden.. zijn,
gaat ,,The Economist” uit van. de .yeronderstelling, dat
een dergelijke unie in werking zou tredenop 1Januar,i
1950, met als munteenheid ,de. dollar. Alvorens hierop
in te gaan, stelt het blad, vast,, .dat de enige riuntunie,’
die eventueel effect zou sorteren, er een’ zou moeten, zijn
waarin de, landen dezelfde valuta, gebruiken. Ieder voor
stel om de landen hun eigen valuta – zij het dan volledig
converteerbaar – te doen behouden, lost het . convertibi-
•liteitsprobleem slechts in,zoverre op, dat het, dit weer
in een enigszins gewijzigde ,vorm, doet herleven.
Wanneer dus, yolgens boveigeno,emde veronderstelling,
de muntunie op 1 Januari 1950 zou ingaan, dan zouden de
biljetten van ,de Bank of England tegen een bepaalde
verhouding worden ingewisseld in
–
dollarbiljetten. De
dollar zou daarna in Engeland, eve’nals in de Vèrenigde
Staten, voor alle doeleinden worden gebruikt en conver-
tibiliteitsproblemen zouden niet meer bestaan. Voor het
betoog maakt het geen- verschil of de biljettenujtgifte
zou geschieden door de autoriteiten van de Verenigde
Staten, door een gemeens,chappelijk orgaan, of door de
een of andere internationale autoriteit; de beslissende
factor is, dat het geld zou worden uitgegeven door een
lichaam, dat niet ondergeschikt is aan de Engelse Regering
of aan de Engese’wet.
Als gevolg van een dergelijke operatie zouden al direct
moeilijkheden op de geldmarkt ontstaan. De obligaties
van de Britse Regering, momenteel ,,goudgerande waar-den”; zouden; wanneer de Regering de macht om betaal-
middelen te doen crèëren zou prijsgeven, een mer riskante
belegging vormen dan voorheen. Immers, de aflossing
dezer obligaties op de vervaldag zou niet meer als zeker
kunnen worden beschouwd, daar zij zou afhangen van
het feit, of de Regering op dat ogenblik over voldoende
dollars zou beschikken.
Voorts zou de Regering geen geld meer kunnen creëren
voor de betaling van de binnenlandse schuld of voor andere
doeleinden. Men zou kunnen aanvoeren, dat de hemoeiin-
gen Van de Overheid met monetaire quaesties meer kwaad
dan goed hebben gedaan, zodat een dergelijke situatie,
waarin’ geld en crediet buiten het terrein van de Overheid
liggen, niet ongunstig zou zijn. Men moet daarbij echter
b’edenken, dat een Regering, die haar, financiële souverei-
niteit verliest, op het gebied van hogere economische
politiek niet meer is dan een locale overheid,
d.w.z.
-zij
kan geen oorlog beginnen – want deze brengt een mas-
sale geldcreatie met zich – en geen full employment-
politiek, in de huidige betekenis van het woord, voeren.
Of een dergelijk prijsgeven van de economisch-politieke
macht goed of verkeerd is doet hier, aldus ,,T,he Econo-
mist”, niet ter zake;”het zou een onvermijdelijk gevolg
zijn van een muntunie. –
De kern van de moeilijkheden zou liggen bij de betalings-
balans. Indien de huidige belemmeringen in de omwis-
seling van ponden in ‘dollars zouden worden opgeheven,
dan zou het betalingsbalanstekort nog groter worden en indien een muntunie gepaard zou gaan met een douane-
unie,, zou het deficit nog verder worden opgevoerd, daar
het Amerikaanse tarief reeds thans de Britse verkopen
naar dat land minder belemmert dan ömgekeerd. Het
directe gevolg van een muntunie zou derhalve zijn: een
toeneming van Engelands handelsdeficit mét de Ver-
eiiigde Staten. Dit deficit zou zich uiteraard niet openbaren
in de vorm van een dollartekort, want alle verrekeningen
zouden in dollars plaatsvinden. Betalingsbalansen wor-
den doorgaans samengesteld voor een land als geheel,
31 Augustus1949
ECQNOMISCH-STÂTtSTISCH BERICHTEN
.701
maar -iedere provincie of iedere stad -heêf t haar betaling§-
balafis,iti die zin, dat de aldaar wonende bevolking op
de eeh of andere maftier moet ‘trachten evenveel geld
vn de buitenwereld ‘te ontvangen als zij er aan betaalt.
Is dit niet het geval, dan vloeit een stroom geld van deze
provincie of deze stad naar de buitenwereld. Dit zou ook
het geval zijn, indien Engeland cd. Amerika een mudtunie
sloten, terwij1 er nog een liandeisdeficit bes lond. De dol-
lars, oorspronkelijk verkregen dooi’ inwisseling van pon-
den, zouden naar de VerenigdeStaten vloeien, bank-
credieten zouden ‘an Engeland taar A’i’iierika worden
overgehoekt.
Kortom, het directe gevolg vn een muntunie zou een scherpe deflatie in Engeland zijn waartegén de Rering,
daar. zij geen geld. meer zou kuinen creëren, niets zou
kunnen doen. Bovendien zo,u de. Overheid gedwongen
zijn de deflatie nog teverscherpen, daar. zij minder be-
lastinggelden zou bi.nnèn krijgen. 1-let Verenigd Koninkrijk
zou een door depresie getroffe.n gebied worden, afhankelijk
van de hulp uit het meer voorspoedige deel van de munt-
unie. Deze toetand
zou
aanhouden totdat Engeland. door
verlaging der loneij endéandre productiekosten,fdodr
verlaging van. de levensstandaard veer:evenveel zou ontvad.gen als het zou moeten betalen. ‘.
Mi’schien i
o meent het blad; een dergelijke drastische
methode om Engelands betalingsbalan§ in evehwicht te
brengen op de duur beter dan edn’chronische crisis. Deze
remedie wordt echter niet vaak en public bepleit, maar
zij, die een muntunie ‘oorstâan zullen moeten beseffei
wat zij eigenlijk voorstellen. . .
De moraal van dit betoog is, aldus ,,Thé-Economist’,
niet, dat muntunie§ niet goed zijn, integendeel, :zoals alle
vormen van samenwerking ‘zijn zij zeer wenselijk. De
moraal is ,,the old familiar one that therQ is nO,, inagic
in monetary arrangements”. Zolahg d6 coi’nmerciële be-
trekkingen tussen twee landen niet in èvenwichit zijn, zal
een muntunie het probleem niet oplossn,.-maar de moei-
lijkheden vergroten, in den ernstiger vorm. Een muntunie
tussen Engeland en de Verenigdé Staten iou een situatie
scheppen, waarin, ôf Engeland de grootste deflatie zou
doormaken, die ooit heeft plaatsgevonden, èf de Verigde
Staten veel grotere hulp zouden moeten verlenen dan
ondei- het Marshall-plan geschiedt.
,,As the Belgians and the Dutch are discovering, it is
not schemes of union that create economic balance, but
the attainment of economie -balance that’ alone makes
schemes of union – either of currency union or qf,custorns
union feasible”. –
GELD- EN KAPITAALMARKT.
1-loewel de maandultimo weo’r nabij is, *as gedurendq
de afgelopen week van een verkrapping op de geldnarkt
weinig te bespeuren. Hét feit, dat gedurende .de beide:
volgende maanden zeer grote bedragen aan hatkit-
papier vervallen, geeft aanleiding tot de verwachting,
dat deze ruimte voorlopig nôg wel verder zal aanhouden.
T-Jet Septemberpapier werd op..
1/8
pCt verhandeld. Voor Januari- en Februari-papier werd
11/4
geboden,
terw’ijl Mei./Julipromesen op. 1
7
/
16
p’Ct werden ‘ge-Faigd’
CalIgeld noteerde onveranderd
I
pCt.
–
Op de aandelenmarkt was de devahiatiestem’rniflgnog
niet geweken, maar wel bleken soms weerstanden tegen
de verdere koersstijging
01)
te treden., Op bepaalde dagen
had buitenlands .aanbod. .een duidelijk .koersdrukkend
effect op bepalde’ fondsen. De paden, waarlâhgs ‘dezè
transacties plaatsvinden, zijn dikwijls rfiöeilij k .te .volge’n,
doch ste1li’ zijn ‘de’ arbitragemogelijkhedén – nog elatief
beperkt. Hierdoor is..het verband ti.issen- de verschillende
internationale markten vrij los en kon Amsterdam de
laatste weken veel sterker stijgen dan bijv. Londen en’
Brussel.
Gedurende de afgelopen week deden wederom
–
berichten
omtrent het vrijgeven van.-de-‘hadel. in- hier te lande
aanwezige Amerikaanse effecten eii certificaten de ronde.
De 1ezw.-aren”van het Departement van Financiën tegen
een dergelijke maatregel schijnen thans vrijwel over-
wonnen •tCzijn.
Zeerifeél zal afhangen van de. modaliteiteh waaronder
het vrijgeven zal geschieden. Z’ou’aan alle ingezetenen de
.aankoopVari ‘Amerikaantjes worden toegestaan, dan zou
daai’rnede de mogelijkheid van een stijging boven de
New-Yorkse pariteit w’orden geopend: Arbitrageverkopen
van’ Amerika naar Nederland, die dollars kosten, blijven
nl. voor afzienbare tijden ten enenmale uitgesloten.
Tenslotte volgt hier het k’oerslijLje.
19 Aug. 2
1
6 Aug.
1949
1949
A.K.0.
…………………..
184k
187
Y.
l3erkel’s
Patent
…………..
121k
122
•
Lever Bros Unilever C.v.A.
….
266k 265k
•
Philips
G:b.vA.
…………..
245-
241
Koninklijke Petroleum
……….
•
319
3221
HAL
…………………….
162k
163k
N.S.0.
……………
……….
161k
.
164k
l-I.V.A.
…………………….
158k
163
.Deli
Mij’ C.v.A
…………..
147
150
Amsterdam Rubber
…………
138k
141
‘
Internatio
………………….
178 177
3
pCt Dollarlening Nederland
.
110
1
/
110
31 pCt Doilarlening Philips ……
118
..
118
/
STATISTIEKEN.
DE NEDEIILANDSCI-IE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden
guldens).
•
Ct
j
30 Dec.
’46
700.876
4.43.4.786
100.816
153.109 2.744.151
18
Juli
’49 447.253
230.938
201.131
153.955
2.966.180
25
Juli
’49
447.275 238.897 200.325
.
163.650
2.975.964
1 Aug. ’49
447.436 240.733
219.014
..448.459
3.043.409
8 Aug. ’49
434.468 259.878
179.291
142.847
3.006.945
15 Aug. ’49
434.612
266.554
186.330
141,036 2.988.891
22 Aug. ’49
434.755
283.841
177.380
141.212
2.981’098
29 Aug. ’49
434.847 299.378
171.364 155.570
3.029.009
Saldi in rekening 4urant
o
.€
–
.’•
.
-.5-..—-
.
••co’-
–
,gz
d
30 Dec. ’46
/
18
Juli
’49 217.650 378.500
2.506
82.918
414.930
404.432
25
Juli
’49
487.504
203.102
2.506 44.126
427.762
390.469
1 Aug. ’49
395.129
243.086
2.460
60.094
430.138 374.385
8 Aug. ’49
447.325
272.727 2.449 33.788
407.409
320.946
15 Aug. ’49
448.823
288.961
2.546
44.317
415.177 320.605
22 Aug
’49
434.922
.288.961
2.475
•
55.5,64
.410.690
336.433
.A
20
ug.
.’ 434M0
‘29.7
–
l0
‘.2.354
27.874
425.292
330.306
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
.
.
Data
.
6
31
Dec. 1946
4.949,9
158,0 238,7
52,7
4.090,7 1.163,7
6 Aug. 1949
6.120,8
398,3 111,2
39,7
4.247,1
1.959,1
15 .Aug. 1949
6.223,6
298,2
110,7
39,7
4.197,6
2.017,0
23′ Aug. 194
9
6.227,8
314,4
412,5
39,7
4.191,9
2.039,9
S.
•
S_’
.
VERKEER EN’ERVOEfl IN NEERLANI).
Maandgemiddélden
mscsrijving-
h
en
ei
Febr.
19/9
Maart
1949
.
April
1949 Mei
4949 1938
1947
1948
Indexeijfer vervoer wilde binnenvaart
. . . .
100
129
137
–
111
136 134
149
Vervoer wilde
binnenvaart ……. . ……..
1.000
t.
917
1.180
1.256
1.021
1.249
1.227
.
1.369
,,
260
334 307 257
343
Vilde binnenvaart,
prestatie
………….
miii. t/km
127
164 179 143
185
181
197
Indexctjîei eigen vorvoér te water
100
96
.
123
123
144
125*
137
1.000
t
700
629
863
863
1.010
877*
95
9*
Idem,
prestatie
……………………
miii. t/km
50
43
58
56 68
Indoxel.jfor Internist, binnenvaart (laadvorm.)
100
35
45
51
.
55 50 58
Aantal
•
6.146
1.860
2.692 2.802
3.202
2.943
3.574
1.000 t
3.572
912 1.308
1.495
1 745
1.485
1.801
,,
2.092
398
781
878
1.082
873 1.131
waarvan onder Nederlandse vlag
,,
1.566
321
645
728
894
713
904
Belgische
‘iag.
……….
,,
126
73
111
108
.
129
124
156
Aantal
6.082.
1.923 2.703 2.940 3.187
2.938
3.382
waarvan
brandstoffen ……………………..
……
1.000
t
3.494
957
4.322
1.577
1.684
1.566 1.628
,,
2.252
421
574 490 654
691
805
waarvan onder Nederlandse vlag
……
,,
1.559
310
425
361
479
«
685
573
J3elische vlag
,,
229
0
96 88
95
.
107
132
Binnengekomen
schepen
……………………
Laadvermogen
…………………………..
Schepen in rechtstreekse doorvaart
Aantal
2.144.
1.141
1.332
1.469
1.558
1.501
1.750
Lading
………………………………
1.000 t
1.427
798
961 981
.1.032
1.005 1.137
1.051
386
526 493
599
609
646
waarvan onder Nederlandse vlag
,,
……
t99
122
149
141
150
166
179
,,
544.
196
279 280
357
325
352
Laadvermogen
……………………………
100
42
55
54
64
70
.
71
5
Laadvermogen
……………………………
Lading
…………………………………
Ilinnengekomen
zeeschepen
…………..
.’ Aantal
1.758
753
,
1.046
1.011
1.312
1.386 1.484
‘
3.144
Lading
…………………………………….
1.000 R.T.
4.416
1.852 2.408
2.367
2.814 3.060
tdeni,
alleen
gcladen’schcpen
…………
,,,
3.834
1.702 2.122
2.001
2.349
2.573
2.749
–
,,
–
.
907
1.313
1.276 1.509 1.520 1.640
Vertrokken
zeeschepen
……………..-
Aantal
1.738
737
1.030
1.044
1.305
‘
1.411
1.448
Eigen
vervoer te
water
………………….
Indexcijfer zoevaart (inhoud) ……………………..
1.000 R.T.
4.418
1.854
2.430:
2.413 2.840
3.119
3.101
,,
3.216
1.150
1.722
1
.800
2.095
2.147
2.443
waarvan in iijnvaart
.
911
1.285
1.286
1.483
1.500
1.535
Goederenvervoer ter
zee ……………
…….
1.000
t.
1.018
984
1.009
841
1.034
1:009
1.249
Vertrokken
schepen
………………………
…
,,
.
1.738
191
326
244
397
‘
429
509
waarvan
in
lijnvaart
………………..
Geladen
‘)
hij
uitvoer
…………….
……
435
149
242
277
321
270
319
doorvoer
.
1.191
149
354
400
647 360 647
Belgische vlag ……….
………
Bruto
inhoud
…………………………
Inilexeijtor go’eilerenvorvoor Ned. Sioorwegen
IÔO
111
126
.
127
144
129
Goederenvervoer Ned. Spoorwegen, totaal
1.000
t.
1.215
1.344 1.526 1.567
1.754
1.565
Bruto
inhoud
………………………..
waarvan grensoverschrijdend
,,
420
262
313
364
424
368
Reizigerskilometers Ned. Spoorwegen
t
miilloen
285
565 573
457
501
538
–
Gelost
bij
invoer
………………….
doorvoer
…………………
Tonkilometers Ned. Spoorwegen
……….
«
170
189
212
218
249
.220
Idem, alleen
geladen schepen
………………
…..,,
1
millioen
21,2
47,0
43,3
35,3
39,0
38.4
37,5
Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers
,,’,
5,7
14,9
18,2
18,1
19,2
18,8
Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
,,
4,4
9,8
13,5 12,9
14,5
14,5
tndoxclJler verkeer o
do rijkswegen
100
147
162
159
165
182
.
178
Slachtoffers vorkeorsongevallon………..
Aantal
65
80
75
42
58
60
.60
.,,
368
612
642
515
611
695
800
Tramwegen
vervoerde reizigers
………….
.,
918
506
601
394
479
678
716
Idorn,
indoxel.Jfers …………………..
100
124
115
65′
89
92
92
Overleden
………………………….
Ernstig
gewond ………………………..
100
166 174
140
166
189
217
Licht
gewond
………………………..
100
55
66
43
52
74
73
Overleden
……………………………….
Ernstig
gewond …………………………..
Luchtvaart (K.LM.)
2
1
Licht gewond
…………………………..
Tonkns (vracht, post en bagage)
1.000
250
2.072
3.347
1.955
2.396
2.102
2.6 14
l’assagiers
kin
…………………….
1
millioen
4,8 34,8
53,9 25,4 35,0
35,3
44,7
1)
Bunkermateriaal
e.d.
niet inbegrepen.
t)
Exci. het Vest-Indiê bediijTiTiiet Interinsulair bedrijf in Indonesit
*) Voorlopig cijfer.
Bron:
Centraal Burean voor de Statisliek.
“1
Uw eigen
Ondernemingspenstoenm
.
regeling
r
,
zonder,
risico’s
v
o
o
r
Uw
bedrijfi
t.
Vraag inlichtingen aan:
–
Op
1
‘
N
A
T
1
0
N
A
1
E
N.V.
LEVENSVERZEKERING-MIJ:
VAN
1
LEVENSVERZEKERING-BANKN.V.
(IiflI)
DE NEDERLANDEN v. 1845
ROTTERDAM
–
TEL. 82700
J’S-GRAVENHAG1-TEL.116260
i
S
S’S
Enige economische
aspecten van de
kersenteelt in
Nederland
door.
DrJ. H. van Stuijvenberg
Prijs f 6,—
*
(Prijs voor donoteuri en
leden van het Ned. Econ.
Instituut f4,50)
Uitgave: –
–
De Erven F. Bohn
liv:-
Haarlem
Er is practisch geen
grote instelling waar de
E.-S.B. niet regelmatig
wordt ontvangen en cir-
culeert.
Dit maakt dit voor-
aanstaande weekblad
niet alleen tot een prima
advertentiemedium voor
personeelsannonces, bo-vendien is het bij uitstek
geschikt voor ,,Vraag
en Aanbod” betreffende
kantoorbenodigdheden,
brandkasten, fabrieks-
en kantoorgebouwen, in-
dustrieterreinen enz. enz.
Schakel daartoe in voor-
komende gevallen de ru-
briek ,,Voor Kantoor en
Bedrijf” in.
THE ALLIED NETHERLANDS
TEXTILE MANUFACTURERS
een groep van vooraanstaande textiel-
ondernemingen uit Twente en Brabant
zoekt wegens het overlijden van de vorige functionaris een
SALESPROMOTOR
welke belast zal worden. met het coördineren
en stimuleren van haar exporten van katoenen,
rayon- en wollen weefsels naar. de. landen van
het Nabije en Verre Oosten.
•
.
In aanmerking komen slechts zij, die gewend
zijn leiding te geven, een grote ervaring be-
zitten in de textielhan’del, de Franse en Engelse
taal in woord en geschrift, perfect beheersen
en een grondige kennis en ervaring hebben
van de handel op Oosterse markten.
Uitvoerige sollicitaties in
handschrift te
zenden aan het
SECRETARIAAT VAN D
‘
E A.N.T., Postbus 49, Almelo
Aan dit nummer
is een inlegvel
toegevoegd van
*
DE WÈSTER
BOEKHANDEL
*,
Nieuwe Binnenweg 33IB
te Rotterdam
N.V. BISCUIT- EN CHOCOLADEFABRIEK ,,VICTQRIA’
te Dordrecht vraagt een
ECONOMISCHAEDEWERKER
die belast zal worden met de leiding van de verkoopont-
wikkeling en propaganda. Voor deze hoog gekwalificeerde
functie wordt gezocht naar een kracht van beslist academisch
niveau, die grote belangstelling heeft voor commerciële pro-
blmen. De functie stelt hoge eisen ten aanzien van leiding
geven, activiteit en inzicht in
marktverhoudingen.
Voor de
juiste kracht zijn hier zeer goede perspectieven aanwezig. ‘.
Leeftijd ongeveer 30 jaar. Candidaten zullen eventueel
worden uitgenodigd voor een psychologisch
onderzoek op
3 October door de NEDERLANDSCHE STICHTING VOOR
PSYCHOTECHNIEK; Wittevrbuwenkade 6, Utrecht.
Elgenk. geschr. b,. mat
vol).
‘nl. over opl. en practljk, onder vermeldIng van geboortedatam en vergeield
nan2 paifoto’s (van voren en
opzij)
aan Adv. Borean
ALTA.
Pausdam. Utrecht, n66r
10
September. In
I)nkarbovenh. van br. en enveloppe, en op de toto’s no E.S.B.
6830,
naam, adres en woonplaatn.
“II
N.V. PHILIPS’ TELECOMMUNICATIE INDUSTRIE
v/ h Neder1alldshe Seintoestellen Fabriek
HILVERSUM
Alle Communicatie.apparatuur op het gèbied van
Radio – Lijjntelefonie – Automatische telefonie
Vraag en Aanbod inzake Kantoorbehoeften, Brandkasten, Macht fles,
Gebouwen, Industrie-terreinen, enz.
Aangeboden ELECTR. ELLIOTT-FISHER
BOEKHOUDMACHINE
met crossfooter,’ 12 teiwerken, 24 inch schrijfplaat, ge-
monteerd op stalen bureau.
Br. onder ESB 1502, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
Te koop aangeboden In het Westn des iand
GROTE FABRIEK
600
M’
waarbij 3200 M’ grond, waarop vrijstaande villa, gelegen
aan verkeersweg en grote rivier. Het geheel direct te aan-
vaarden. Koopsom 150.000. Br. onder no. ESB 1499, bur.
v. d, bi., Postbus 42, Schiedam.
Voor Uw reclame,
Uw
interne
voorlichting of Uw personeels-
vereniging
een 16 mm Geluidsprojector
BELL
&
HOWELL
teclecti6 mm films
Bedrijfsbibliothecaris-documentalist
zoekt betrekking. Brieven onder nr. ESB 1498, bureau van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
JONG INGENIEUR
27
j.,
w. i. Delft, M.T.S. werktuigb., M.T.S. electr. Goede alg. techn.
begaafdheid. Uitgesproken comm. geschiktheid. Psychologisch ge-
test, zoekt functie met commerc. inslag.
Er. onder no. ESB 1500, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
DRS. INDOLOGIE
economisch-d
9
ctoraal examen, zoekt plaatsing bij bankinstelling.
Br. onder nr. ESB 1501, bur. v. d. bi., Postbus 42, Schiedam.
Annonces voor het volgend nummer
dienen. uiterlijk Maandag .5 Sept. a.s. in het bezit te
–
zijr van de administratie, Lange Haven 141. Schiedam
Abonneett U op
DE ECONOMIST
Maandblad onder redactie van Prof. P. Hen-
nipman, Prof. P. B. Kreukniet, Prof. H. W.
Lambers, Th. Ligthart, Prof. J. Tinbergen,
Prof. G. M. Verrijn Stuart, Prof. F. de Vries,.
Prof. J. Zijlstra.
Abonnementsprijs
f
22.50; fr. p. post
f
23.60;
voor studenten f19.—; franco per post
f
20.10
Abonnementen worden aangenomen door de
boekhandel en door de uitgevers
DE ERVEN F.BOHNHAAJU1EM
t
Ecônomisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Abonnementsprij, franco per post, voor Nederland / 26,- per jaar;
voor België/Luxemburg Belg. francs 465 per jaar, te voldoen door
storting bij de Banque de Commerce te Brussel of op haar
5
Belgische
postgirorekening
fl0
260.34.
Overzeese gebiedsdelen (per
zeepost)
/
26,-, overige landen f 28,-
per jaar.
Abonnementen kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden
beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).
–
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven x.z, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f 0,40 per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures
”
en ,,Beschikbare krachten”
/ o,6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van
5
redenen
te weigeren.
Losse nummers 75 cents, resp. 12 B.
francs