AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
hconomisch-Statistische
• ‘H
Bërichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER
UITGAVE VÂN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
34E
JAARGANG
.,
WOENSDAG 1 JUNI 1949
No. 1673
_
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glaz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries.
Redacteur-Secretaris: C. van den Berg.
Pit’. Redacteur-Secretaris: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË
J. E. Mertens; R. Miry; J. t’an Tichelen; R. Vandepute;
F. Vers ichelen.
Cegecens ot’er adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde oan dit nummer.
INHOUD: Blz.
De artikelen van,deze week ………………….
27
Sommaire, summaries ……………………..427
De figuur van de moderne hoog-gequalificeerde
arbeider
door Ir S. H. Stoffel ……………….
428
Voor en tegen ‘an het bilateralisme
door Dr H.
Zoeiewey en J. t’an den Driest
,
…………….
430
De statistische meting van de bouwtijd van woningen
door L. H. Klaassen ……………………
432
London Letter
door Henrzi Hake …….
434
Al
e d e de ii n g:
Kort verslag van het Nederlandsch Economisch Initituut
over
1948
…………………………………
lAan tekeningen:
liet belang van financiële gegevens omtrent de drukpers
door
G.
de
Bruyn
………………………….
Een
discussie
over
de
industrielinanciering
door
P.
de
436
Lezenne
Coulander
…………………………..
437
Interhationale
notities:
1)c
‘investeringen in het Amerikaanse bedrijfsleven
……
438
Canada’s positie in iie ijiternationale
handel
…………
439
Ontvangen boeken en l)rochures …………..439
Geld- en kapitaalmarkt ……………………440
Statistieken:
Hankstaten
………………………………….
441)
Stand
van
‘s Rijks
1Ca
…………………………
442
J)e kolenpositie
van
Nederland
………………………
442
Indexeijfers van lonen volgens regelingen in Nederland
.
442
WerkiooheI8
in
België
…………………………
44
JIavcnbeweging
€loud in-
en uitvoer der Verenigde Staten
…………….
44.3
DEZER DAGEN
staat het potje te Parijs nog steeds te vuur. De Russische
vertegenwoordiger heeft voorstellen over dè status van
‘Duitsland gedaan. De anderen hebben dee voorstellen
als dove kolen beschouwd, die hen koud lieten. –
De Westelijke groep heeft hare’zijd ëen idee vanhaar
t
ideeën gegeven. Van Russische zijde is men er niet voor
in vuur geraakt tenzij dan op de verkeerde manier.
Van Bonn is de victorie nog niet begonnen. .
m
Wordt ei rds et vuur gespeeld? Sommigen zijn die
mening toegedaan. Anderen denken, dat men nog steeds
voorzichtig bezig is, de brand in de vredespijp te steken. Zij hebben daarbij wellicht het waarschuwend voorbeeld
voor ogen van Flildebrand’s Oom Stastok.Raaktedeze
kalme man niet van inspanning half buiten adem, toen
hij een schrikkelijke kracht inspande om zijn pijp inedns
aan, te trekken? . … . . / ..
Of ligt Parijs onder de iook van Shanghai? De nationa
listische Regering is thans het vuur zeer na aan de schenen
gelegd. De gedachte, dat zij haai’ bestaan zou kunnen
rekken in een wapenstilstand van wederzijds geven en
nemen, schijnt thans wel in rook vervlogen Zij heeft,
zoals de Chinese jongén in Charles Lamb’s befaamde
essay: ,,A dissertation upon Roast Pig”, door wanbeheer
haar eigen huis verbrand. Of ook ditmaal hieruit ver-
blijdende gevolgen voor het Chinese volk zullen volgen,
moet worden afgewacht.
Dat in het Buitengewoon Federaal Overleg iets smeulde
over het van Royen-Rum accoord was bekend. Floezeer
dit accoord voor een deel van deze groep olie op het
vuur is geweest, is gebleken uit de bijeenkomst van de
Sumatraanse deelgebieden. Mén blijkt echter reeds bereid
olie op de golven te werpen, die ook bij het Buitengewoon
Federaal Overleg al minder hoog gaan.
,,Where there is smoke, there is fire”. Nog eeii keer
is de huidige Franse regeringscombinatie vuurvast ge-
bleken.
1
Maar een *einig gezengd is zij toch té vobrschijn
gekomen uit de wederom zeer verhitte debatten, die
bovendien een uiterst brandbaargoed als benzine, en de
benzineprijs, tot onderwerp hadden. Nog ziet men het
optrekken der wolken als tijdelijk.
Staat hetook zo in Italië? liet hoopvolle bericht over
een accoord tot bespreking van arbeidsgeschillen in de industiie verdwijnt achter het rookscherm, opgekomen
dooi’ de staking van de landarbeiders en dergenen, die
zich daarbij aansloten. Structureel blijft de ‘Italiaanse
economie nog zo zwak, dat het gevaar, dat de vlam der
arbeidsonlusten, uitslaat. blijft dreigen.
.,De vlam in de pan”, dat is de noodzaak, gezien door
het doör. oud-president Hoover in de Verenigde Staten
-geleide comité, dat zich uitsprak over de opbouw van het
ambtelijk apparaat. Het is zeer de vraag, of het koude
vuur van de ingenieursgeest de ,,smoke filled rooms”
der parlementaire commissievergaderingen zal doorstaan. –
1
Fa. A.
0.
Beuth van
Wickevoort Crommelin
Amsterdam-Z. Tel. 25410
Corns v. d. Lindenstraat 22
Verzekeringadviseurs.
LOD. S. DEUTII
specialist Gezins- en Oude-
dagsverzorging.
Adviezen inzake:
Pensioen-voorzieningen voor
Staf en Personeel.
Organisatie Bedrijfs- en Onder-
nemingspensioenfofldSefl.
Aanvulling en normalisatie van
bestaande regelingen.
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
ADVERTEER
IN
DIT BLAD
ISSOCIATIE US S A
j
11
– ROTTERDAMSCHE.
BANK –
DOCUMENTAIRE
ACCREDITIE VEN
INCASSEERINGEN
OP BINNEN- EN
BUITENLAND
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
N.V. KONINKLIjKE
N E’D ER L A N DS ( H E
ZOUTINDUSÎRIE
Boekelo – 1-lengelo /
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
zoatzaur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
naironloog, caustu çoda.
1000MOTIEf
sn,
M.
DEZE WEEK:
J. W.
T. E. Sikkes:
,,Het Wetsontwerp op de Publiek-
rechtelijke Bedrijfsorg3nisatie”
* iedere week zeer veel nieuwe gevraade offertes
en aanbiedingen van binnen- en buitenland.
Plaats voor export een danbieding in de rubriek
TRADE OPENINQS.
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van ‘alle
assuantiën.
R. MEES & ZOONEN
EANKLERS EN ASSURANT2E-MAEELAARS
–
AMSTERDAM
– ROTTERDAM
–
5-CRAVENHACE
DELFT
–
ICHIEDAM
–
VLAARDINORN
Abonnementsprljs f 15.— per jaar
KON. NED. BOEKDRUKKERIJ H. A. 11. ROELANTS – SCHIEDAM
,,HOLLAN DIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.
HOOFDKANTOOR TE
1
VLAARDINGEN
Verliesposten Voorkomend Systeem
bestaande uit 4 Diensten
–
V.V.S. –
-. Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel hij het
gezondbouden van uitstaande
credieten.
Aan-,
vaard als
onderdeel der debiteuren-administra-
1
tie, zal het van groote practische waarde blijken
tezijn. ,
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Yan der Graaf & Co’s bureaux voor den handel N.V;
Amtelstraat 14-18, Amsterdm-.V. Teleloon 38631
(5
lIjnen)
1 Juni 1949
, ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
427
/
DE ARTIKELEN VAN
DEZE WEEK.
Ir
S.
H. Stoîfel,’
De fignur van de moderne hoog-ge qualiji-
ceerde arbeider.
Door de dynamische geesteshouding van onze maat-
schappij is er een nieuw type arbeider ontstaan, bij wie
de nadruk niet valt op de traditionele vakhekwaaiiheid,
maar op het snel kunnen aanvatten en met vaardigheid
toepassen van nieuwe vindingen op zijn speciaal gebied.
Vijf en twintig jaar geleden was ,,de heer met het witte
boord onder de overall”, althans in Euopa, een on-
bekende figuur; thans ziet men hem vooral in de Ver-
énigde Staten en Engeland meer en meer in de moderne
kwali teitsindustrie, verkeer techniek en agrarische tech-
niek. In (leze landen wordt aan de opleiding van de hoog-
gequalificeerde arbeider, die leidende functies in het be-
drijfsleven inneemt, veel zorg besteedt. In Nederland,
waar dit type nog niet zo ‘bekend is, is de opleiding –
een enkele uitzondering daargelaten – echter onvol-
doende, in het belang van de industrialisatie zal dit
vraagstuk in ons land met de nodige spoed moeten worden
aangevat. lIet bedrijfsleven zelf l(an tot de oplossing bij-
dragen.
I)r II. Zoetewey
en.J.
vati den i)riest,
Voo,’ en legen van
het bilateratisnie.
• Opheffing.. van een betalingsbalanstekort is slechts
mogelijk dooi’ beperking van de importen uit, c.q.
Op-
voering van de exporten naar de gebieden met een actieve
betalingsbalans, te bewerkstelligen dooi’ opzettelijke
discriminatie tegen deze irnporten, resp. dooi’ min of meer
,,monetaire” lrikkels dan wel heroi’iëntering van de
uitvoer, liet zwaartepunt zal, althans
01)
korte termijn,
moeten liggen hij de discriminerende invoerheperking
•
De hilatei’ale deviezentechniek zal daarbij een doelmatig
middel vormen, zodat aan het bilateralisme de voorkeur
moet worden gegeven, hetgeen echter niet wil zeggen,
dat dit systeem voor alle tijden in stand zou qioeten
worden gehouden.
L. H.
Klaassen,
De statistische meting van de bouwtijd
van woningen.
S
De pogingen, welke tot dusver werden ondernomen
om de bouwtijd van woningen statistisch te meten, leidden
alle tot eefi min of meer onbevredigend resultaat. De
grootte van,het gebouwde complex, welke van invloed
is op de bouwsnelheid per woning, w’erd nagenôeg ver-
waarloosd. 1-let blijkt, dat met het groter worden van
het houwcomplex de bouwtijd minder dan evenredig
stijgt. Met behulp van een formule, waarin ook de complex-
grootte is opgenomen, wordt een efficiëncy-index voor
en . twaalftal Nederlandse gemeenten berekehd. Door
deze index, die, bij vergelijking een geheel ander resultaat
geeft dan men op grond van de eenvoudige gemiddelde
bouw’tijd zou verw’achten, w’ordt een juister, hoewel nog
niet volkomen, in’zicht verkregen in de efficiëncy, waar-
mede in de verschillende gemeenten wordt gebouwd.
Het verdient aanbeveling de verzameling van statistisch
materiaal zodanig uit te breiden, dat toetsing van alle
gemeenten mogelijk wordt.
SOMMAIRE.
Ir
5
H.
Stofiel,
Le type dé l’ouvie,’ qualifié moderne.
Aux Etats-Unis et en Grande-Bretagne on constate
qu’un nouveau type d’homme occupe de plus en plus
une situation dirigeante dans l’industrie: ,l’ouvrier haute-
ment qualifié. Aux Pays-Bas’l’ouvrier ne joue pas encore
ce rôlp. Eu êgard ë l’industrialisation il faut qu’on
s’occupe sans tardei’ de la préparation de ce nouveau type
d’ouvrier.
Dr H
Zoetewey et J. van den Driest,
Les conentiond bilaté-
mies; le poui’ ei ie contre.
Lauppr’ession du’16ficit de la balance ds paiements
fl’est possible que par la limitation des importations en
provenance des pays ayant une balance des paiements
favorable, ou par le développement des exportations vers,
ces pays. La limitation de ces impor,tations n’est réalisable
que par l’application sstématique de mesures discrimina-
toires et le déyelbppement des exp6rtations, que par
l’attrait d’avantages monétaires. L’effbt devra être con-
centré, du moins dans l’avenir immédiat, sur l’application
de mesures discriminatoires aux importations. Les arran-
genients bilatéraux en matière de devies faciliteront
de beaucoup cette politique.
L.
H.
•I(laasseit,
Des statistiques conce,’nant in durée de
const,’uction des habitations.
Quand on veut déterminer le temps qu’il faut
l)0Ui’
construire des immeubles on néglige souvent l’irnportnce
des dirnensions.
11 résulte d’une enquête statistique faite sur l’étendue
d’une douzaine de communes néerlandalses qu’on obtient
un image plus clair sur Vefficience des travaux dans les
différentes communes, quand on tient compte des di-
mensions des bâtiments.
SUMMARIES.
Dr
S.
H.
Stoffel,
The niode,’n highiy qualified type of work-
man.
In the United States and England important Îeading
positions in trade and industry are heing occupied to an
increasing extent by a new type of highly qualified vork-
men. The number of people
50
employed in the Nether-
lands is not so large and in the interest of industi’ialization
a thorough training will have to ho started as soon as
possible.
Dr H.
Zoetewey
and
J.
van den Driest,
Biiateraiism –
pros and cons.
A deficit in the balance of payments can only be rëmoved
by restricting imports from or increasing exports to
countries with an active balance ofpayments. This may
be achieved by intentïonal diserimination against such
imports, by means of more or less ,,monetary” incentives
or by re-orientation of exports. The essential point vill have to be – at least at short notice – the discriminating
import restrictions. In.this connection the bilateral foreign
exchange system will be an efficient means.
L. H. Klaassen,
The statistical measure,nent of the ave?’age
time necessary for the constmuction of dweilings.
Measuring the avérage period of time necessary to
construct a building the size of the projects is often
neglected. Examination of the efficiency of construction
in different niunicipalities is facilitated by taking this
factor into account, as is shown in a statistical investigation
of twelve municipalities..
<4
-.
–
t
,
428
*
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
DE FIGUUR VAN DE MODERNE
HOOG-GEQUALIFICEERDE ARBEIDER.
Haast in alle takken van het bedrijfsleven, maar het
duidelijkst in de jongste, modernste, ervan, is indelaatste
decenfiia de instelling van de beoefenaren ten opzichté
van wat zij ziën als hun taak, in snel tenpo en overal in
dezelfde richting veranderd.
Men- kan de aaM van deze veranderin’ bijvoorbeeld
uitdrukken, dôor te zeggen, dat de denkwijze, die het
handelen richt en bepaalt, snel de nog steeds belangrijke
resten van een traditionele instelling verlèren heeft en
meeF en meer, zoals de natuurwetènschap dat tevoren
reeds gedaan had, uitsluitend rationeel wordt georiën-
teerd.
De waarde van ervaring en routine, van het weten
hoe,
die voorheen bijzonder hoog werd aangeslagen, zal ook
in de toekomst wel voor alle mensenwerk erkend blijven,
maar de waardering en de betekenis van de kennis, van
het weted
waarom,
is in snel tempo gestegen
5
naar mate
gebleken is, hoezeer goed gecoördineerde kennis tot het
snel bereiken van een vergroting yan het technisch en
organisatorisch effect’ bij de productie’ kan bijdraigen,
en het inslaan van ‘nieuwe wegen daarbij bevordert.
De traditionele instelling, waarbij op een bepaalde
manier wordt gewerkt en gedacht, omdat het zo hoort”,
neigt steeds tot hetstatische, terwijl de rationele instelling, waarbij steeds gevraagd wprdt ,,waarom zô en niet anders
en b’eter?” een in hoge mate dynamisch verloop van denk-
en werkwijzen met zich brengt.
‘Vie rationeel denkt en de resultaten van zulk denken
in zijn werk toepast, maakt gebruik van de kennis, die
hem, sedert boekdrukkunst en verkeersmiddelen dat ge-
makkelijk maken, in een steeds zwellende stroom ter be-
schikking staat. Dat is immers efficiënter dari het moei-
zaam zelf vergaren van de gegevens, die voor het ant-woord op de vraag ,,waarom zô en niet anders?” nodig
zijn.
Nu is echter de hoeveelheid-kennis, die over haast elk
onderdeel-van het werk in ondernemingen bestaat, en,
dank zij de moderne documentatiemiddelen, ôok ter be-
‘schikking is, in de laatste decennia der’mate aangezwollen,
dat het onmogelijk is voor enig mens om er zoveel van te
bevatten en te blijven opnemefi, dat hij het geheel ervan,
al was het maar Van een enkele tak van bedrijf, beheerst.
Dit heeft reeds nu, luttele decenniö na het doorzetten
van deze tendentie, een vèrgaande en haast beangstigende
specialisatie van de kennis’ binnen het terrein van bijna
elk bedrijfstak veroorzaakt, die eei benauwend probleem
op zich zelf vormt, maar die we hier als een gegeven feit
zullen aanvaarden. Die specialisatie geldt ,niet alleen voor
die functionarissen, die dicht bij de hoofdleiding der
ondernemingen geplaatst zijn en deze als deskundigen ter
zijde staan, maar ook voor degenen, die onmiddellijk bij
de productie in engere zin betrokken zijn. Dat ziji% de
gequalificeerde arbeiders en hun voorlieden, bazen; werk-
meesters, productieleiders en wat dies meer’zij. Van deze
lieden wordt niet alleen een gespecialiseerde kennis ver-
vacht in het vakje, waarin zij werkzaam zijn, maar ook
een dynamische instelling tegenover hun wérk, omdat
immers op de vraag ,,waarom zÔ en niet anders en beter?”
met de steeds toestromende nieuwe kennis van buiten
en de gezamenlijk’ vewerkte ervaring binnen de onder-
neming, een telkens zich. wijzigend antwoord past. Men
moet steeds gereed staan om nieuwe werkwijzen toe te passen en andere bedrijfsmiddelen te gebruiken of wij-
ziging in het product aan te brengen. Dat betekent, dat
er onder de arbeiders een zeker aantal dient te zijn en
ook inderdaad ontstaan is, bij wie de vaardigheid en de
routine bij het toepassen van de traditionele bewerkings-
methodei, die tot nu toe de waarde van de geschoolde
arbeider bepaalde en grondslag was voor zijn gevoel van
eigenwaarde, lager ‘wordt gewaardeerd dan het snelle
–
s
aanvatten en met vaardigheid toepassen van de ,nieu-
wigheden”, die zich op zijn speciaal -gebied voordoen.
Dit betekent een andere, meer beveeglijke, geestelijke in-
stelling tegenover de arbeid.
Waar de traditionele handwerksman of de geroutineerde
fabrieksarbeider gewaardeerd ‘werd, en dus ook zichzelf
waardeei’de, naar de bekwaamheid om zijn werk te ver-
richten ,,zo als’het hoort”, daar gaat het bij die moderne
vakman ook nog wel om de yakbek’
naast, èn soms daarboven, om het vermogen om snel en
vaardig nieuwigheden te vatten en toe te passen. Dat
betekent onder andere,.dat van hem meer algemene kennis
en inzicht wordt verwacht omtreat de ratio van de wijze,
waarop zijn werk’wordt verricht en van de beginselen,
waarop de uitvoering ervan en de middelen, die erbij ge-
‘bruikt worden, berusten.
We zien een’ander type ontstaan, dat zich naar het
uiterlijk presenteért als de ,,heer met de witte booid
onder de overall”,
die
we zien verschijnen aan de werk-
bank of bij ‘de apparaten, achter het schakelbord, in de
garage onder de auto of in dehangar om het vliegtuig.
Dit is een figuur, die we vijf en twintig jaar geleden in
het bedrijfsleven nog in het geheel niet kenden, althans
niet in Europa, maar die thans ook bij het grote publiek
bekend woidt, zij’het nog maar zelden in de litteratuur
(waar een voorbode ervan te zien is in de chauffeur van
Shaw’s ,,Man and Superman”), maar ,des te n’ieer in de
film, vooral de Amerikaanse. –
Hoezeer deze nieuwe figuur op de 5îrbeelding werkt van
onze jeugd, en niet alleen van de arbeidersjeugd, wordt
aangeduid aoor de hovenmatige voorkeur van de leer-
lingen van onze ainbachtsscholen voor het. vak ,,auto-
monteur”, dat naar hun mening uitzicht biedt om ook
zo’n heroïsche ,,meneer met een witte boord onder een
overall” te kunnen worden.
Sociologisch betekent hèt verslijnèn van dit nieuwe type
van arbeiders een verder uiteenvallen van dé vaak (meestal
ten;onrechte door intellectuelen) als homogeen beschouwde
‘arbeidersklasse het ontstaan van een nieuwe elite önder
degenen, die normaliter met hun handen aan de uitvoering
der productie meewerken; een elite, die zich, nog meer
dan de al lang bestaande ,,skilled labourer”, van de grote
massa der ongeschoolde, of enkel maar geoefende routine-
arbeiders ondèrscheidt.
Wordt de afstand naar beneden, die deze moderne
arbeiders scheidt van de groep der ongeschoolden, duide
lijker zichtbaar, de grenzen naar boven, die onze groep
scheiden van de ,,gestudeerden”, de mensen, die maar
zelden stammen uit de kring der handarbeiders en hun
loopbaan niet’met handenarbeid zijn aangevangen, worden
meer en meer vervaagd. –
Enerzijds wordt deze vervaging veroorzaakt door het
feit, dat ook hier te lande in de laatsté decennia meer
en meer lieden gaan studeren, die uit andere kringen voort-
komen-dan die, waaruit vroeger de gestudeerden haast uit-
sluitend – verlen gerecruteerd, anderzijds is de oorzaak
ervan te vinden in de hoge eisen, die aan de persoonlijkheid
van de hier besproken groep van uit de kring der hand-
arbeidei’s voortgekomeb lieden worden gesteld, eisen,
waaraan- slechts een vrij streng geselecteerd gezelschap
kan voldoen. De waardering, die deze groep an lieden in het bedrijfsleven en meer en meer ook bij ‘het grote
publiek ondervindt, is oorzaak, dat bok jongens worden
aangetrokken,- die tot een kring behoren, die tot nu toe
in ons zo op standen gestelde vaderland, het beneden haar
*aardigheid zou hebben geacht om in dienst van anderen
voor géld arbeid met de handen te verrichten. Want het
wé’rk met de handen in dienst van anderen vowr geld, het
mogè dan met groter inzicht en meer kennis worden uit-
gevoerd, is en blijft kenmerkend als ,,starting point”
voor de loopbaan van de lieden in deze groep.
1-let tijdperk v,an de oorlog en. d6 periode, die erop
‘
S
‘S
‘-
: •.
-“‘.;-‘,-‘:
1 Juni 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BEICHTEN
429
volgde, heeft in de toonaangvende denocratische en hoog-
geïndustrialiseerde landen, in de eerste plaats in de Ver-
enigde Staten en ook in Engeland, landen, waai dit typè
van arbeiders.00k vôör •de oorlog een grotere plaats in-
nam, in aantal en waardering, dan op het oude continent,
een aanzienlijke groei in tal en positie ervan te zien ge-
geven.
Men ziet meer en meer, dat de moderne kwaliteits-
industrie en de moderne verkeerstechniek, ja, ook de
moderne agrarische techniek, die dit type van gequali-
ficeerde arbeiders hebben geschapen, deze lieden in het
geheel niet kunnen missen en er zelfs meer van behoeven
dan er thans béschikbaar zijn.
De vraag, hoe men daartoe geschikte lieden uit een zo
breed mogelijke laag der bevolking kan opsporen, hoe
men ze kan aantrekken, hoe ze opgeleid behoren te worden
en welke functies hun in uitzicht kunnen worden gesteld,
behoort in een modern industrialisatieprogramma zeker
niet onder aan de lijst derprorammapunten te worden
geplaatst.
Er is, tegen het tot geiding brengen van deze opkomende
groep van arbeiders, nogal wat weerstand te over’vinnen.
1-let zijn uit de aard der zaak voor het merendeel jonge
lieden; en jonge heden worden, omdat ie,jong zijn, in ons
werelddeel, waar de ouderen, meer dan in Amerika,
het heft in handen hebben, niet als ,,serieus” beschouwd.
Natuurlijk zijn er onder, die enkel de
houding
aannemen,
die naar biten dit type van lieden kenmerkt.
Maar zijn er ook niet soldaten en officieren, die,enkel door•
de uniform, die zij dragen, hun soldaatschap manifesteren?
Maar dat neemt niet weg, dat een leger pas zijn waarde
krijgt door degenen, die werkelijk soldateske eigenschappen
onder clie uniform in zich bergen. Omdat er ‘uniform:
dragers zijn, die zülke eigenschappen niet bezitten, mag
toch een leger niet als ,,niet serieus” worden beschouwd.
Er zijn er ook vélen uit de kring der ,,gestudeerden”, die zich verzetten tegen het opdringen van deze groep,.
die dingen gaat naar functies, waarop naar’ hun mening
gestudeerden ,,recht” hebbn. .
Het bedrijfsleven, althans het particuliere bedrijfs-
leven, is echter een wereld der realiteit,vaar, meer dan aan
diploma’s, waarde wordt gehecht aan prestatie en aan geschiktheid voor de functies, die in dat bedrijfsleven door de ontwikkeling ervan zelve telkens opnieuw en telkens in andere vorm ontstaan en di vervuld moeten
worden door degenen,-die voor elk van die functies de
aleest geschikte eigenschappen vertonen.
Men geeft zich in de genoemde landen veel moeite en
getroost zich veel kosten, om de geschikte lieden te selec-
teren, en, door opleiding, de gelegenheid te bieden om de
bekwaamheid, te verwerven, die zij nodig hebben.
En men komt er toe, om lieden, die op de basis van
het werk met de handen hun loopbaan hebben aangevan-
gen, tot belangrijke leidende functies bij da uitvoering
van de werkzaamheden te beroepen.
Van de Verenigde Staten heb ik geen ervaring uit eigén
aanschouwing, al is daar in de litteratuur veel over te
lezen Maar in Engeland bezocht ik na de oorlog een
aantal ondernemingen, die zulke pioducten maakten als
vliegtuigen, auto-6nderdelen, navigatie-instrumenten, pro-
ducteii, die tot de groep behoren, die een hoog-geïndustria-
liseerd land, dat naar export streeft, behoort te kunnen
maken.
In die ondernemingen, waaronder er waren, die zeker
niet tot de grootste behoren, trof mij het grote anta1
arbeiders en voorlieden, die, althans naar uiterlijk en
houding, de kenmerken vertoonden van de hoog-gequali-
ficeerde en zich als zodanig waarderende arbeider, die
ik bedoel., –
In al die ondernemingen werd, meestal met gebruik-
making van en in goede samenwerking met bestaande
inrichtingen van onderwijs, veel zorg besteed aan op-
leiding tot ,hoog-gequaiificeerde “arbeid, een opleiding,
die erop was ingesteld, om diegenen die bijzondere be-
gaafdheid vertonen, in de gelegenheid te stellen om naar
een volgende, hogere trap van studie te komen, die gericht
is op het vervullen van belangrijker leidende functies.
Kenmerkend is, dat een van de grootste en modernste
van die ondernemingen, die een wereldnaam heeft op te
houden, in een brochure over haar opleidingssysteem
er de nadruk op legt, dat bij haar hij voorkeur degenen,
die via het werk en de pratijk met de handen tot verdere
studie gekomen zijn, de weg open vinden tot leidende
functies in de werkplaatsen, in de bedrijfsafdelingen en
zelfs in het gehele productie-orgaan. Gestudeerden stélt
ze in het algemeen enkel aan in haar ,,research”- en
,,development”-afdelingen; en in de leiding daarvan.
In ons eigen land is dit modernste type van industrie,
dat producten maakt en werkwijzen toepast, die het re-
sultaat’zijn van veel toegepast natuurwetenschappelijk On-
derzoek, nog maar door een gering aantal ondernemingen
vertegenwoordigd ik denk hierbij aan ondernemingen
als Philips en Organon, terwijl er andere zijn, die bezig
zijn zich in die richtihg om te werken., Het succes, dat
zulke ondernemingen ook bij de export kunnen boeken,
bewijstwel; hoe nödig we juist dat typë van bedrijven
thans hebben en hoeveel mogelijkheden daar ncg in ver-
band met onze ,,industrialisatie” liggen. –
Maar dan zullen ve ook moeten zorgen, dat we de
mensen’.hebben, die in zulke bedrijven passen. Dat zijn
niet alleen de ,,speurwerkgezinden” in de laboratoria en
de ontwikkelingsbureaux, waarvan we er, als ik het
w’el héb, ook nog wel meer kunnen gebruiken; niet minder
dient de aandaçht te vallen op degenen, die in de prb-
ductie-afdelingen hun plaats als .medewerker en groeps-
leider zullen moeten vinden.
Sommige ondernemingen, die zulke lieden nodig hebbèn,
doen wel hun best om zeop te leiden, maar ze vinden
daarbij nog maar zelden de rechte aanraking met de
bestande technische opleidingsinstituten, die’ nog niet
de tijd hebben gehad om zich in de inzichten omtrent de
nieuwste• ontwikkeling der industrie in te werken.
Onderwijsinstellingen zijn nu eenmaal in ons eigen
land even zo weinig dynamisch als ze dat in de meeste
andere landen zijn. En het is juist soepelheid van instelling
en veel aanpassingsvermogen, die we thans -allereerst
nodig hebben. Is er niet gezegd, dat de Marshall-hülp in
1952 afloopt? En we zijn er nog lang niet met het inhalen
van onz’e achterstand en het scheppen van nieuwe in-
dustriële exportkansen. Er wordt aan de modernisering
van ons ambachtsonderwijs, dat misschien binnenkort
,,lager technisch onderwijs” zal heten met lofwaardige
ijver gewerkt, al heeft dat werken het nog niet veel verder dan het stadium van voorbereiding gebracht. 1-let onlangs
verschenen, rapport van’ de ,,commissie.Goote”, die door
de Minister van O.K. en W. was ingesteld, vormt voor
dat voorbereidend werk een waardevolle basis, maar
het valt toch niet te verwachten, dat deze tak van onder-
wijs zich zé ,snel aan de nieuwe Situatie in ,de industrie
zal aanpassen, dat op zeer korte termijn effect zal worden
bereikt.
Toch zal men voornamelijk van het ,,lager technisch
onderwijs” moeteii uitgaan als er wordt gevraagd naar de ,,heren met het witte boord onder de overall”, want
bij dit onderwijs is de htndenarbeid en de bekwaming
daarin centraal; en daar gaat het om.
Enigermate wordt hier en daar tegemoetgekomen aan
de vraag in bepaalde vakken naar vaklieden, die meer
moeten weten dan de gewone ambachtsschool kan geven.
-Zo zijn er ambachtsscholen, waar voor de meest be-
gaafde leerlingen in die branches een extra leerjaar voor
instrumentmakers is toegevoegd en het is de bedoeling om
de jongens, die na twee jaar bankwerken, animo en aanleg
genoeg tonen, gelegenheid te geen om een extra jaar
430
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
ondeiwljs in autotechniek te krijgen. Het laatste gebeurt
in overleg .met de organisatie van’ de betreffende werk-
gevers,’ die nauw verband met het ambachtsonderwijs
houdt.. Dit is echter maar een aanwijzing voor wat er
nodig zal zijn om een vorm van opleiding te scheppen,
die gericht is op de vaklieden, die in het bijzonder op de
voor ons land, na te streven ontwikkeling in industrie en
verkeer ‘zijn, ingesteld. Met de nodige spoed zal dienen
te ‘worden uitgemaakt, of hiervoor een nieuwe vorm van
school gevonden zal moeten worden, die tussen het huidige
lager- en het huidige middelbaar technisch onderwijs
in.ligt, ôf; dat er een aansluiting naar boven bij het am-
bachtsonderwijs kan worden gevonden, ôf wel een aanslui-
tende voorbereiding tot het middelbaar technisch onder-
wijs, maar dan met de liandenarbei.d als basis en centrum.
Veel zal afhangen van de belangstelling, het inzicht
en de aandrang van uit het bedrijfsleven zelve. Dat daar
nog lang niet genoeg van te merken is, behalve ‘dan van
de zijde van enkele voortrekkers, is geen best teken.
Een doelbew’ust opgezette poging om een vbrm
van opleiding te vinden , tot de functies, die hier
worden bedoeld, is. de . .werkmeestersopleiding aan de
M.T.S. te Heerlen, die uiteraard gericht is op het mijn-
hdrijf, maar die in begibsel ook elders kan worden toe-
gepast. Om tot. die opleiding te worden toegelaten moet
de leerling het diploma van de ambachtsschool hebben
behaald, minstens vier jaren in het bedrijfsleven practisch
werkzaam zijn geweest en in die- tijd een avond cursus
ter voorbereiding van het M.T.S,.-onderwijshcbben gevolgd
en minstens 21 jaar oud zijn. –
1-liet’ is dus de basis van de handenarbeid aanwezig’ en
de aanslhitin,g aan het verdere, theoretisch” onderwijs,
terwijl voor’ de selectie – wordt gezorgd, doordat alleen
diegenen worden toegelaten, die door de directie van de
onderneming, waar ze werkzaam zijn. geweest, gunstig
worden beoordeeld. Bovendien is er nog een psycho-
technisch ‘onderzoek. – Tenslotte leggen de candidaten
een vergelijkend toelatingsexamen kl, dat overeenkomt
met- het gewone toelatingsexamen van de. M.T.S. De
leerlingen .van de werkmeestersopleiding werken des
morgens in cle bedrijven en volgen des middags de lessen
aan de M.T.S., -24 uren pet’ week, gedurende 4 jaren. 1-let
loon voor de middagen wordt door de directies doorbetaald.
De directeur der M.T.S. te Heerlen deelt omtrent deze
lieden mede: , Dat de geselecteerde werkmees tersleerlingen
in een totaal wat kleiner aantal lesuren eenzelfde eind-
resultaat behalen als de overige M.T.S.-leerlingen, dankèn
zij aan. hun grote voorsprong door practijkervaring, en
aan hun, intensievere studie-ijver. Vooral het onderwijs
in de technische vakken en ook in meçhanica slaat bij de
werkmeestersleerlingen veel vlugger aan dan bij alle
overige M.T.S.-leerlingen..
Bij de directies van de mijribedrijven in Limburg staan
de absolventeri van, de wei.kmeestersopleiding bijzonder
goed aangeschreven. Zij worden beschouwd als de aan-
‘gewezen technici voor het eenmaal gaan innemen van
sieuie1posites
in ‘de bedrijven en onderdelen.
In- hen zien de directies hun – ‘toekomstige werkplaats-
leiders èn om hun persoonlijkheid èn om hun gebleken
inzicht, hun aanpassingsvermogen, hun gemakkelijke
omgang met anderen, hun itellect”. – –
• Als deze directeur, die al meerdere jaren, ervaring met
deze opleiding heeft, de zaken juist ziet, dan meen ik,
dat hier èen goede vorm gevonden is voor de oplei-
ding van de, groep der, hoog-gequalific.eerde arbeiders,
waarvan we er bij 6nze
industr,ïalisatie naast de knappe
research- en clevelopment-ingenieurs en önder energieke
eo vèrziende ondernemingsleiders’ thans een aanzienlijk
aantal hard nodig.hebben. Watdeselectiebtreft zalvoor
elke bedrijfstak dan naar, de geëigende- vorm moetn
wo’den gezoclt.
De]fL: –
-.
. . .
,S.H.STOFFEL –
VOOR EN TEGEN VAN HET BILATERALISME.
Vrijwel eenstemmig zijn de verklaringen aangaande de
inefficiëncy van de vorm van internationale hetalings- en
handelspolitiek, welke als het bilateralisme bekend staat.
Vele zijn. de voorstellen, welke dit hilateralisme op een
of andere wijze een einde trachten te bereiden. Een,
enkele gedachte met betrekking tot de bestaansreden
van dit systeem kan wellicht op haar plaats zijn.
Gegeven, dat dit bilateralisme gewoonlijk bedoelt on-
evenwichtigheden in de betalingsbalansen op een min
of meer geforceerde wijze uit de weg te ruimen, rijst on-
middellijk de vraag, wat de reden kan zijn, dat aan één of
meer van vele ingewikkelde technieken van het bilate-
ralisme de voorkeur wordt gegeven. Op het eerstegezicht
zou men zich toch willen wenden tot veel eenvoudiger
oplossingen, die misschien op multilaterale basis zou-
den kunnen worden gevonden.
Om de gedachten te bepalen, willen we een aantal van
de mogelijke technieken en met betrekking tot debetalings-
balansproblemen naast elkander stellen; uit de ver-
schillende mogelijkheden kiezen we een tweetal crite-
ria van onderscheiding. In de eerste plaats naar
het al dan niet ,,monetaire” karakter, in de twee-
de plaats naar de al dan niet discriminerende aard
van ,de getroffen maatregelen. Met het eerte cri-
terium wil worden aangegeven, dat. men het herstel
van evenwicht tot stand wenst te brengen met be-
hulp van beïnvloeding van het prijzenmechanisme of
niet; bij het tweede criterium kan nog worden onder-
scheiden tussen aanpassingsmaatregelen, welke een onge-
lijke behandeling inhouden van verschillende valuta-
gebieden, en die, welke onderscheid maken naar diverse
goederensoorten; veelal zal deze’ laatste ondercheiding
min of meer subtiel zijn). –
Enkele bekende voorbeelden:
.11.
Monetair en niet discriminerend , zijn hijv. defla!,ie,
devaluatie, algemene invoerhelasting, algemene uit-
voerpremiëring; liet meest volmaakt zijn de heide
laatste vormen, wanneer de deviezenliandel in handen
is’v an een monopolistiscit cleviezeninstituut, dat een
,,halve” devaluatie kan bewerkstelligen, door hij dô
verkoop een eenvoudige toéslag op de officiële valuta-
koersen te verlangen van de adspirant-importeurs,
resp. een toeslag op deze koersen te geven aan de-
genen; die bijv:’ uit hoofde van export deviezen ten
– verkoop (moeten) aanbieden.
‘2. Monetair en discriminerend zijn bijv.:
a. differentiërende devaluatie (in dit geval beter aan te
duiden als ,,depreciatie”) van de eigen munteenheid
– – t.o.v. vreemde valuta’s,, met als gevolg de bekende
afwijkende ,,cross rates”;
– b. verder differentiërende depreciatie naar de goede-ren door het eisen c.q. toestaan van verschillende
toeslagen op de officiële basiskoersen bij in- en uit-
voer van ,,essentiële”, ,,minder essentiële”, ,,niet
uisentiële” en’ deigelijke goederencategorieën;
c. discriminerénde invoerrechten naar verschillende
gebieden van herkomst cq. naar verschillende
goederensoorten;
– d. discriminerende uitvoersubsidiës.
Niet monetair en niet discriminerend ten aanzien van
valutagebieden zijn bijv. algemeen geldende invoer-
verboden en globale invoercontingenten vooi’ bepaalde
goederen.
–
Niet monetair en discriminerend zijn bijv. invoer-
verboden (al dart niet met zoveel woorden in de officiële
invoerregl’ementen neergelegd) ,voor bepaalde goederen
uit bepaalde landen en invoercontingenten, welke voor bepaalde goederen, afkomstig uit verschillende valuta
gebieden op basis van ongelijkheid zijn vastgelegd.
De onderscheiding tussefi bilateralisme en multilatera-
1 Juni 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
431
lisme doorkruist de boven gegeven classificatie min of
meer. Talutatechnisch fnoet onder bilateralime worden
verstaan een regeling, waarin is neergelegd,, dat twee
landen het in elkanders valuta luidende deel van hun
deviezenbesluit alleen zullen toestaan an te wenden
voor wederzijdse betalingen, zodat dus betalingen aan
derde landen in beginsel zijn verboden voor dit deel van
de deviezenreserve
1).
Theoretisch is dit zuiver technische begiip met’ vrijwel
alle bovengenoemde vormen yan hetalingsbalanspolitiek
wel te verenigen (met name in het geval van discrimi-
nerende valutadepreciatie is een bilaterale betalings-
regeling ook technisch noodzakelijk, in de andere ge-
vallen weer niet). Practisch zal iien echter tot deze tech-
niek slechts zijn toevlucht nemen in zeer bepaalde ge
vallen. Die gevallen nl., waarin men bij het treffen van
invoerheperkende maatreg€len wenst te. discrimineren.
Hieronder stellen wij ons voor aan te tonen, dat discri-
minatie een groter volume aan invoer van waarden mo.-
gelijk kan maken dan non-discriminatie. Voor deze di:cri-
minatie vormt de bilaterale betalingstechniek de meest
veilige omlijsting, doordat wordt voorkomen, dat aan-
wijzingen op het eigen nationaal vermogen (deviezen),
gekomen in handen van een of meer bepaalde Staten
door overdracht op ongewenste wijze zouden w’orden op-
gehoopt in een derde land. Ten gevolge van deze con-
centratie kan het nuttig effect van de beoogde invoer-
beperkende maatregelen teloor. gaan, doordat het bij de
discriminatie levoordeelde land (en) door middel van
de
ZQ
juist genoemde transfer liet discriminerende land
in de onmogelijkheid stelt om in het door de discriminatie
benadeelde land betalingen te verrichten voor de waar-
den, die het daaruit wil en moet betrekken.
Door een bilaterale betalingsregeling wordt een algemene
deviezenschaarste uiteengeslagen in een groot aantal
gradueel uiteenlopende schaai’steverhoudingen voor de
afzonderlijke valutasoorten, w’elk verschijnsel tegen-
woordig w’ordt uitgedrukt in d& woorden ,,harde” :en
,,zachte” valuta. De deviezenmaatregelen kunnen dien-
overeenkomstig meer of minder stringent zijn, al naar
gelang het meer resp. minder harde valuta’s betreft.
0p grond van deze overwegingen zou er practisch veel
voor te zeggen zijn om het hilatei’alisme gelijk te stellen
mei, een onderdeel van de bovengenoemde vierde groep,
die van nkt-noodzakelijke monetaire en discriminerende
maatregelen tot beperking van de invoer. Daarbij kan
dan worden opgemerkt, dat bilaterale betalingsregelingen
ook ,,monetair” in de door ons bedoelde zin kunnen
werken, zoals hijv. in clé Franse en Italiaanse practijk is
gebleken, doch niet zonder reden behoort dit tot de uit-
zonderingen, zeker in de huidige structuur van het Euro-
pese betalingsverkeer.
Zo wordt de vraag naar de ratio van het bilateralisme intussen gereduceerd tot de vraag naar de economische
betekenis van invoerheperkende maatregelen van een discriminerend en niet-monetair karakter.
Het woord discriminatie” is dubbelzinnig en daardéor
een min of meer zwevend begrip. Wanneer men voor
discriminatie leest ,,behandeling op voet van ongelijk-
heid”, dan zal men daarbij bijv. ook kunnen denken
aan wat in het economisch spraakgebruik met ,,elastici-
teit” pleegt te worden aangeduid. Een zeer. sprekend
voorbeeld, dat in dit verband ook van belang kan worden
geacht, is de zgn. ,,inkomenselasticiteit” van de vraag.
Er is immers alle aanleiding om, wanneer iemand zijn
extra-inkomen voor 80 pCt bij de wijnhande’laar en voor
20 pCt bij de bakker besteedt, te spreken van behandeling
der leveranciers op voet van ongelijkheid en dus van discri-
minatie. Het is wellicht nuttig in dit verband te onder-
.’)
VgI. Di H. Zoetewey, ,,De Doltarschaarste in
‘
WestEuropa
“
,
blz. 126 v.v.
scheiden tussdn , opzettelijke” en , ,Ônopzettelijke” diseri-
in i natie.
Voor ons is van belang, dat ook, wanneer hij het treffen
van iiwoerbeperkende maatregelen , geen . opzettelijke
discriminatie wordt toegepast, ‘feit( lijk toch onopzetteljjke
discriminatie plaatsvindt, in eerste i0stantie naar de
verschillende producten, doch in eé’n mia o.f meer vet
doorgevoerd stelsel van internationale arheidSvere1ing
ook naar verschillende landen van herkomst. Allicht
rijst dus in geval van verminderd ,deviezeninkomen de
vraag, of een zekere vorm van bevuste, opzettelijke
discriminatie niet de voorkeur verdient )oven de anders
toch intredende onopzettelijke ongelijke behandeling van
verschillende vreemde landen. —
Deze vraag zal indérdaad in vele gevallen bevestigend
moeten worden beantwoord, wanneer mcli bedenkt, dat
het internatibnaal economisch verkeer in ‘-beginsel 01)
dezelfde wijze wordt beïnvloed’ door schommelingen in.
het inkomen als uit de conj’unctuu’rleer voor nationale
economieën algemeen bekend is. Beperkte inkomsten
(en dus uitgayen) van het ene land betekenen automatisch
verminderde inkomsten voor andere landen,
net
name
voor die landen, welke inkornenselastische ofwel minder
essentiële goederen leveren aan het eerste land. Aangezien
dit niet noodzakelijk, zelfs alleen zeer
toevallig
de landen
.zullen zijn die het met het betalingsbalansdeficit van de
eerste Staat correspoiderende betalingsbalansu,rplus ver-tonen, zou de onopzettel,ijke discriminatie de last van het
oorspronkelijke tekort afsclrniven
0l)
oorspronkelijk w’el-
l.icht evenwichtige betalingsbalansen van derde landen,
c.q. aldaar reeds bestaande deficitten verscherpen. Dit
zal tot tegenmaatregelen aanleiding geven, en we kunnen
concluderen, dat ineen groep van landen, welke onderling
een betrekkelijk groo t bedrag aan inkomenselastische
ofwel, minder essentiële waarden uitwisselen tengevolge
van onopzettel ijke discriminatie deze uitwisseling sterk
zou inkrimpen, zonder dat daarbij mag worden gerekend
0
1) een equivalente uitbreiding van de uitwisseling, van
essentiële waarden. De betalingsbalansmoeilijkheden zôn-
den daardoor dus niet hini’ien afzienbare tijd worden op-
gelost of zelfs belangrijk verlicht. Aldus zullen cie af-
zonderi ijke landen een verlies lijden., overeeiikomend e
met het nut, dat hun getroffen exportbedrijven aanvan-
kelijk wisten te stichten dooi’ de import van (weliswaar
minder-essentiële) Waarden mogelijk te maken, niinus de
.waarclen,. die zij thans dooi’ productie voor ‘hinnenlands
erbi’uik of dooi’ export naar göhieden, waar 6ndanks.
de ,,aanpassingsmaatregelen” Van non-discrinïmatoir ka-
rakter het betalingsbalansoverscho t gehandhaafd bleef,
kunnen opleveren.
Er is inderdaad, reden ôin te veronderstellen, dat dit
een netto-verlies zal hWjken te zijh. Deze reden ligt o.L
hierin, dat de elasticiteiten van vraag en aanbod tav.
relatieve prijsverandei’ingen blijkens ernpirisc,he onder-
zoekingen gering zijn.
. 2
Wanneer de voorgaande overwegingen juist zijn, dan’
is het duidelijk, dat opheffing van het btalipgsbalans-
tekort slechts mogelijk zal zijn door •beperking van de
importen uit c.q. opvoering van de exporten naar de ge-
bieden met de actieve betalingsbalans. 1-let eerste zal dan
moeten worden bewerkstelligd (althans in verschillende
gevallen) door een bewuste, ‘opzettelijke di 0riminatie
tegen deze invoeren, voor zover het tweede in onvoldoende
mate plaatsvindt. l’Iet tweede zal dan’ kunnen worden
bevorderd door min of meer ,,monetaire” prikkels dan
vel door directe commando’s tot het lieroriënteren val)
de uitvoer. In beide gevallen is ‘het resultaat afhankelijk
van de vraagelasticiteit (prijs en inkomens) voor in te
voeren waarden uit het deficitland in het surplusland,
van de – aanhodselasticiteit (prijs- cci.,, commandô”-
elasticiteit) in de reeds voor deze export werkende be-
drijven, van de ,,aanwendingssuhstitutie-elas ticiteit” van
de product.ïevë kiachtên,die tol nu to.e nog niet voor •dit
r
432
ECONOMISCH-STÂTISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
specitieke dôel waren ingeschakeld en verschillende andere,
doch minder belangrijke factoren.
Aangezien wij, als gezegd, ervan .uitgaan, dat deze
elasticiteitn klein zijn, zal, althans op korte termijn, het
zwaartepunt moeten liggen bij de discriminerende invoer-
beperking. De bilaterale deviezentechniek zal daarbij een
doelmatig middel vormen, en, juist op grond van de
gringe prijselasticiteitena1 men veelal in beginsel weinig
laten -afhangen van schommelende valutakoersen, d.w.z.
van ,,monetaire” prikkels. ‘Dit temeer, daar ongunstige
koersen in elk geval de. ,,terms of trade” nadelig beïn-
vloedn, moeilijkheden opleveien in verband met’ afwij-
kénde ,,cross rates”, terugkeer tot het multilateralisme
moeilijker maken.
01 is in het iovenstaande een belangrijke grond voor
het hanteren van het bilateralisme gegeven. Dit wil
uiteraard niet zeggeh, dat dif-systeem voor alle tijden
in stand zou moeten worden gehouden. Er worden nl.
ernstige bezwaren tegen ingebracht:
het vermindert de omvang van het totale internationale
handelsverkeér.’
Dt bézwaar moet wel op de juiste wijze worden ge-
apprecieerd. Het is duidelijk, dat een zekere waarde
aan internationaal verkeer, die wordt -verkregen onder
een multilateraal ‘verrekeningssysteem kleiner moet
worden, wanneer zonder enige aanleiding plotseling
– een bilateraal systeem wordt ingevoerd. Wanneer
echter een aanvankelijk evenwichtig multilateraal
verkeer sterk onevenwichtig wordt, dan zal de ver-
gelijking tussen de-omvang van de waardenuitwisseling,
die nog mogelijk is hij non-discriminerende, multi-
laterale maatregelen en hij discriminerende, bilaterale
regelingen blijkens onze voorgaande argumentatie ver-
moedelijk juist in het voordeel van het bilateralisme.
ui t vallen.
het verhindert, aanpassingen in de structuur van het
internationaal economisch verkeer, die op de duur
een – efficiënter benut.tfng van de beschikbare hulp-
bronnen mogelijk zouden maken. Deze kwestie ver-
dient nadere uitwerking.
Wann’er onze eerder gegeven analyse juist is, vormt
het hilateralisme een middel tot bescherming van weder-
zijdse leveranciers van minder essentiële int’ernationaal
verhandelbare waarden. Deze bescherming is in eerste
instantiè gerechtvaardigd, omdat’-de omschakeling op
export van meer essentiële waarden door de geringe
elasticiteit van relevante grootheden niet onmiddellijk kan plaatsvinden. (Soortgelijke vraagstukken ontmoet
men ook bij het vormen van icohomische unies). . –
Elasticiteit is echter een begrip, veranderlijk met de
tijdsduur, die men de reacties laat.
–
Om concreet te zijn: –
weliswaar is het bijv. voor Nederland op korte termijn onmogelijk om verschillende uitvoeiproducten, welke
naar onze nabuurstaten plachten te worden verhandeld,
thans in de Verenigde Staten te plaatsen, doch het ‘is
onbevredigend, dat de ,,waterval” van ,,true capital”,
om met J. B. Clark’te spreken, en dat dergelijke ,,water-
vallen” van arbeid en grond juist tengevolge van het
tgenwoordige bilateralisme steeds weer uit, ,,druppels”
.b&staan, die voor een’ groot deel steeds weer opnieuw
bestemd zijn vdor productie van die minder essentiële
uitvoeren naar de nabuurlanden. • • –
Het voorgaande laat twee’ vragen, waarop wij in een
volgend a’TFtikel hopen terug te komen, open:
op welke wijze men de hierboven uiteengezette voor-
delen van het bilateralisme kan koppelen aan de om-
vorming •van de economische structuur, zodanig, dat tot he?stel vanmultilateralisme kan worden gekomen.
in hoeverre de verschillende in gebruik zijnde en voor-
gestelde technieken tot wegneming van de bezwaren
van het bilateralisme aan het sub 1 genoemde vereiste
voldoen.
Dr
II. ZOETEWEY.
s-Gravenhage.
–
Drs
J. VAN 15EN
DRIEST.
DE STATITISCHE METING VAN DE
BÔUWTIJD
VAN WONINGEN.
Bij verschillende gelegenheden is in de laatste tijd in
met de woningbouw samenhangéiide discussies het begrip
bouwtijd van een woning naar voren gekomen. Nu het
vraagstuk van de woningbouw een zo centrale plaats
inneemt temidden van de problemen, waarvoor het na-
oorlogse Nederland zich geplaatst ziet, kan het dan ook
nauwelijks verwondering vekkén, dat men steeds weer
heeft gétracht een maatstaf te viPden, %vaarmee de effi-
ciëncy dei’ woningbouw quantit’atief kan worden gemeten.
Eenmaal in het bezit van een dergelijke maatstaf zal
men immers tot vergelijking van het houwtempo in de
verschillende gemeenten kunnen overgaan en ifidien en
voor zover deze vergelijking voor een bèpaaldegemeent€
ôngunstig uitvalt, kunnen trachten de oorzaken hiervan
op te sporen. – –
Het blijkt nu, dat de pogingen, welke tot dusverre
werden ondernomen tot het quantitatief uitdrukken van
de bouwsnelheid, alle tot een min of meer onbevredigend
resultaat hebben geleid. Men probeerde nl steeds het bouw-
tempo in één bepaald cijfer uit te drukken, door bijv.
de gemiddelde tijd te bepalen, die men in een bepaalde
gemeente nodig heeft om 100 m
3
woonruimte te bouwen.-
De invloed, welke -hierbij uitgaat van de gemiddelde
grootte van de in die gemeente gebouwde complexen,
werd nagenoeg verwaarloosd. We hopen in het volgende
te kunnen aantonen, dat hierdoor het gevonden getal
belangrijk aan betekenis ierliest en daardoor soms zelfs
een volkomen verkeèrde indruk kan geven:
We gaan uit -van het, onder gegeven overige omstan-
digheden, bestaande verband tussen de grootte van een
te bouwen complex woningen en de voor de ‘bouw- be-
nodigde.tijd. Noemen we de bouwtijd teji de grootte van
– het te bouven complex x, dan is dus t te beschouwen als een functie van x. Drukken we de complexgrôotte uit in
m
3
, dan geeft het quotiënt t/x aan de tijd, welke benodigd
is voor het bouwen van 1 rn
3
woonruimte. De ervaring
leert nu, dat het tussen t en x bestaande verband geen
evenredig verband is. Dat wil zeggen, dat men voor .de
bouwvan een cofnplex, dat tweemaal zo groot is als een
ander complex, niet tweemaal zoveel tijd zal behoeven
1
als voor dit laatste, doch minder. Dit laatste geldt on-
afhankelijk van de vraag, of het eerste complex groter is,
omdat het aantal woningen groter is of de kubieke inhoud
per woning.
• Het constateren van het niet evenredig zijn van de
complexgrootteen de benodigde boüwtijd leidt al direct
tot de conclusie, dat men in het algemeen niet an de
bouwtijd van een woning zal kunnen spreken, zonder
daarbij de grootte van de woning te vermelden en van
het complex waarvan de woning deel uitmaakt. Slechts
in het hypothetische geval, dat t en x evenredig zijn, geldt.
ni., dat hun quotiënt constant is. In alle andre gevallen
is dit hiçt zo en verandert de
–
bouwtijd met de complex-
grootte. –
Het is gebleken, dat als benadering van het in ver-
kelijkheid bestaande verband met vrucht kan worden
gebruik gemaakt van een functie van de’ gedaante t .= ax
waarin a en b positieve constanten zijn en b kleiner is
dan 1
1).
De grafische, voorstelling van deze functie is een
‘) Voor b = t gaat deze functie in een evenredig verband over.
De exponent kleiner dan t drukt uit,dat een grotere complexgrootte
– met een minder dan evenredig langere bouwtijd gepaard gaat.
/
1′.
1 Juni 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
433
gebogen lijn, gaande door de oorsprong en langzamerhand
afviakkend voor de hogere waarden van de complex-
grootte x. Uiteraard was liet mogelijk geweest om nog
andere functies op te stellen, welke evengoed of nagenoeg
evengoed het veronderst1de verloop hebben, doch ons
inziens verdient bovenstaande functie, mede om zijn grote
eenvoud en gemakkelijke hanieerbaar]ieid de voorkeur.
hoewel we ons ervan bewust zijn glibberig terrein te
betreden, indien we deze formule statistisch gaan toetsen,
willen wij toch de stap wagen en trachten voor een aantal
gemeenten, waarover gege’vens betreffende de woning.
bouiv zijn verzameld, een uitwerking van het verband
te keven.
Allereerst dienen ivnog even in te gaan op de wijze,
waarop de gegevens voor meting geschikt kunnen worden
gemaakt, waarna men de relatieve plaats, welke een ge-
meente t.o.v. de andere gemeenten inneemt, kan bepalen.
Daar het veronderstelde verband niet rechtlijnig is, kan
men niet zonder meer volstaan met de vergelijking van
de (rekenkundig) gemiddelde bouwtijd en de (reken.
kundig) gemiddelde complexgrootte. Op eenvoudige wijze
is ni. aan te tonen, dat deze rekenkundige gemiddelden
niet aan de bovengenoemde functie voldoen en dit slechts
voor de meetkundige gemiddelden het geval is. Stellen
we de meetkundig gemiddelde bouwtijd, resp. complex-
grootte, voor door tm resp.
xrn,
dan is gemakkelijk te zien,
dat ook geldt = a zm b. Noemen we vervolgens de
werkelijke bouwtijd, welke men in een bepaalde gemeente
heeft gehad, t
w
en de ,,theoretische” bouwtijd t, dan
kan blijkbaar als een maatstaf voor de vergelijking van
de efficiëncy in de woningbouw in de verschillende ge-
meenten gebruikt worden de grootheid
Lb
____ –
tb+tju
Is de werkelijke bouwtijd groter dart de theoretische,
dan is E Weiner dan 1. I liet omgekeerde geval is E groter
dan 1. Indien. de werkelijke boiwtijd juist gelijk is aan
de. theoretische, dan is E gelijk aan 1 en spreken we
van normale efficiëncy.
Door het gemeentebestuur van Aii’iersfoojL, dat het
grote belang van liet probleem van het bouwtempo heef t
ingezien, is een enqjiête ingesteld met het doel voldoende
homogeen cijfermateriaal te verzamelen, teneinde de
statistische bepaling van liet bestaande verband mogelijk
te maken. De verzamelde gegevens hadden betrekking
op voltooide en nog in aanbouw zijnde woningcomplexen
in een elftal, met Amersfoort vergelijkbaie, gemeenten.
Er werd door ons uit dezegegevens een aantal complexen
afgezondeid, ten aanzien waarvan een redelijke graad
van verelijkbaarheid bestond wat de datum van aanvang
betrof. Complexen, waarbij zeer.bijzondere omstandig-
– heden de bouw wel meer dan normaal hadden vertraagd,
werden uitgeschakeld. In principe werden ook de com-
plexen, waarvan de bouw in 1946 of eerder was aange-
vangen, buiten beschouwing gelaten. De omstandigheden
waren in deze jaren iog tè verschillend dan dat met een
redelijke kans van slagen het onderzoek mede deze com-
plexen zou kunnen ,pmvatten. –
Van de aldus verzamelde gegevens werd nu per gemeente
het meetkundig gemiddelde vân de complexgrootten en
van de bouwtijden bepaald. De op deze wijze verkregen
gegevens zijn in onderstaande tabel 1 vermeld.
Het verband tussen beide reeksen werd nu door middel
van de methode der kleinste quadraten
2)
gemeten. In
onderstaande grafiek is het gevonden’ verband door de
getrokken lijn weergegeven’. De positie van ieder der
bovengenoemde gemeenten is door een stip aangegeven,
waarbij de naam der betreffende gemeente is vermeld.
1-let moet worden toegegeven, dat de aansluiting van de
getrokken lijn (het theoretisch verband) allerminst fraai
is te noemen. Niettemin is de tendentie duidelijk en loont
) Toegepast op de logarithmen der getaflen.
–
t
15
12
9
6
3
0
Gemiddelde bouwtijd
in maanden
EDE
WAGENINGEN
.
S
S
ENSCHEDE
ZEIST
VUGHT
–
S
–
VLAARDINGEN•
–
•BUSSEM
•AMERSFOORT
–
OEGSTGEEST
–
ÔOSTERHOUT
•
1
–
S
•
DEBILT
ZWOLLE
S
‘
•
–
/
Grootte complex in
rn
3
.
‘
1
–
I
•I
1.000
3.000
–
5.000
7.000
9.000 –
11.000
–
S
.
–.
–
–
-.-
–:
–
–
–
-.-
•.-
_
.-
–
;”‘-
F(‘
..”’,
-‘.—-.–S
.’-
–
—
—-
–
—,.
434
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
TABEL 1.
–
‘
,
–
Gemiddelde grooue en bouwtijden van iîi twaalf Nederlandse
gemeenten voltooide won ingcomplexen.
Gemeente
.
,
Gemiddelde
Gemiddelde
compiexgroOtle
bouwtijd in
in m
maanden
Oegstgeest
…………….2.897
8,4
Bussum …………………4.867
10,4
De Bilt …………………..2.485
,
8,2
Enschede …………………1.852
–
13,8
Vlaardingen
……………4.422
11,8
Wageningen
……………3.754
.
13,5
Oosterhout
– …………….
1.483
8,0
1,Tught
…………………….
–
6.320.
–
12,3′
‘Zwolle …………………
4.984
8,2
Amersfoort
…………….6.097
9,4
Zeist
………………….1.914
.
12,,5
Ede
…..
.
……………..
11.700
–
14,0
–
het derh
~
lv6 de moeite voor ieder der
gemeenten
afzonder-
lijk de
–
grootte der efficiëncy-index te bepalen.
Ter ver-
duidelijking zij vermeld, dat deze index ook bij benade-
ring-uit de grafiek is af te lezen. Ligt de stip, welke de
positie n’een gemeente -weergeef t, jui0t op de getrokken
lijn, dan is de efficiëncy-iisdex juist gelijk aan één. Ligt
destiperondei’, dan is de index grôter ‘dan
één
en ligt hij
erboven, dan is hij kleiner dan één. De cijfers vermelden
ij inondersthadde tâbel II.
TA-BEL Ii.
–
De bouwefficiëncy in twaalf Nede,(dndse gemeenten.
–
Gemeente
Werkelijke Theoretische Efficiëny-
bouwtijd
bouwtijd
index ‘)
Oegstgeest
…………
–
,s
1,06
Bussuni ……………..10,4
–
11,4-
1,05
De Bilt ……. . ……..
8,2
8,7
–
1,03
Enschede …………..
–
13,8
13,8
1,00
Vlaardingen
……….11,8
,.
1
–
1,0
0,98
Wageningen
……….13,5
10,4
0,87-
Oosterhout
– …………
8,0
6,7
0,91
Vuglit
.. …….. . …..
12,3
–
–
-12,2.
–
1,00
Zwolle
…………….8,2
11,5
1,17
Anersfoort
‘
. ……….
9,4
42,0
-112
Zeist
……………….
–
12,5
8,0
0,78
Ede
………………
–
14,0
–
13,8
0,99
De spreiding in de efficiëncy-index kan uiteraard door een
simpele .rekenkundige
-bewerking
(bijv. quad ratering) belangrijk
worden vergroot.
I-Iet blijkt dus, dat het
meest inefficiënt is gebouwd in
de’gemee.nten Zeist, Oosterhout en Wageningen. Normale
of nagenoeg normale efficiëncy wordt bereikt in Enschede,
Vlaardingen, Vught en Edé’, terwijl het snelst wordt
gebouwd in de gemeenten Zwolle, Amei’sfoért, Oegstgeest
en Bussum.
–
De op déze wijze verkregen resultaten geven een gans
ander beeld dan uit een meer oppervlakkige beschouwing
der cijfers volgt. Wij zijn er volkomen
van
overtuigd,
aat ook dit beeld nog verre van volmaakt is enjijzondere
omstandigheden ook thans nog een grote rol künnen
spel,en. We denken in ditverband bijv. aan de enorme iflvloed, die een andere wijze van beloning der bouw-
akarbeiders kan hebben (vgl. Maastricht) en ook aan de
veranderingen, die op kunnen treden in de gevolgde me-
thode van bouwen. Een plaatselijke stagnering tengevolge
van een conflict tussen arbeiders en werkgevers, als’thans
bijv. optreedt tengevolge van de’ staking der stucadoors,
kan ook het cijfer van een bepaalde gemeente ongunstig
beïnvloeden, zonder dat dit op rekening van de eigenlijke
efficiëncy kan worden geschreven. Uit, het voorgaande
is ons inziens echter toch wel gebleken, dat slechts een
juiste benadering kan worden verkregen indien het ver-band tussen complexgrootte en benodigde bouwtijd een
centrale- plaats in het onderzoek inneemt.
–
Waarschijnlijk iull
e
n
.
in de naaste toekomst ook van
andere dan gemeentelijke zijde enquêtes bij de verschil-
lende’ 9emeenten worden ingeitéld. I-It is tehopeh, dat
men -in alle gemeenten het belang van deze enquêtes
zal inzien en de volle- medewerking zal willen verlenen.
1-lelaas is het door het Centraal Bureau voor de Statistiek
gepubliceerde cijfermateriaal betreffende de woningbouw
nog ten enenmale onvoldoende om hieruit gfundeerde
conclusies tav. het bouwtempo te kunnen trekken.
Aiïiersfoort.
–
Drs
L. 1-1. KLAASSEN.
LONDON LETTER.
England, for -long a country whose population bas
been maintained hy being a workshop of the world, is
taking an even deëper interest in thë subject of exports. The popular Pressusually gives great prominence to the
monthly export figures and often features articles giving
some aspect of this important subject. Factories are
trying to bring home to the work-people the importance
of exports: one motor
car
factory places labels on the
chassis showirg its overseas destination; a world famous
rubber manufactui’er has a ,,conversion chart” showing
what each of its Vroducts is worth in terms of imported
food. It would, of course, be an exaggeration to say that
the balance of -payments. position is followed as keenly
as, say, the CupFinal, or the Test Match, but it is.true
that ,a great interest is being shown.
When
–
in August 1947, the convertibility crisis broke,
the main concern was concentrated on exports; targets
were given to industries, and attention was fixed on
the hitting or inissing of these targets. This attitude was
based on the knowledge that a fall in exports would mean
a cut in imports and a cut in the standard of living and
‘the beginning of a vicious circle of increasing restrictions
and declining production owing to scarcity of raw mate-
rials. This side of the problem has been tackied with a’
fair measure of success, as Tabl. 1 show, though it has
to be admitted that the long series of reductions in the
size of the adverse halance came to an end in March.
TABLE 1.
–
£ Millions
Imports
ExportsDifferencc
August
1947
….. . ………
172,9
.
93,7
79,2
–
October
1948
…………..
–
174,5
140,0
34,5
November 1945
…………..18-1,0
‘
147,1
33,9
December 1948
…………..178,7
145,7
33,0
January
1949
…..
………
-187,2
159,2
28,0
February 1949
– …………..
-162,0
140,7
21,3
Mareh
1949
…………..
–
189,9
160,0
29,9
–
April
1949
————–
–
187,5
‘
137,3
50,2
In accordance with British custom and indeed with
international agreement, imports are valued c.i.f. (cost,
insurance, freight) and exports f.o.b. (free on hoard).
In order
,
to obtain
–
a more accurate picture, imports
should be reduced by about 10 per cent. The adverse
‘balance is too large for two further reasons: goods which
have been
–
imported and then exported are excluded;
they should of course be added to the exports total.
This omission makes the adverse terms about £ 5 millions
too large. The second reason why the difference seems
greater tfian it is in reality is the omission of invisible
exports, a source of great income for this nation.
Even after making allowances for these refinements,
Table 1 presents only part of the problem, for the world
was found to be divided, not only into two hemispheres,
but into hard and soft currency areas. The task was no
longer simply to increase exports, but to turn them into
the correct
–
direction. In common with other nations,
the Western 1-lemisphëre, clïiefly the United States and
Canada, is the most desirable, but most difficult destination for goods. Once again, a reduction in the size of -the deficit
bas been achieved. This is illustrated in Table II-. It is
unfortunate that data later than February 1949 are not
-available for they would have shown whether the Wesern Hemisphére deficit- bas gro’vn to a larger degree than the
general deficit.
–
.
5
‘
11
1 Juii 1949,
ECOTOMÏSCH-STATISTISCHË BERICHTEN
435
TABLE ii.
D i/fercncc belween imporls’ and exports.
£ Millions
. .
–
•
Sterling
Non-Sterling Areas
Areas
Vestern
Otliërs
llemispbere
August
1947
…
……………..
46
13
62,5 .B
in
13
October
1943
…………..
5,0
13
32,6 13
6,8
13
November
1948
…………….
A
30,4
11,5 13
December
1948
. .
..-
……….13,7 A
.3,2 B
14,.5 B
.Tanuary
1949
……………
8,2
A
28,9 13
6,3 ,13
Februar3′
1949
……………
9,7
A’
29,5
13
1,5 13 A = Exports exceeded imports.
13 =
Imports,dxceeded experts.
The questiQn whih arises from the need to diect
ex.ports is whether thëre is any .,,slack” compared with
pi’e-‘ar. In other words, were we exportiiig,to the dollar
areas a greater proportion of our exports hefpre the war
than now? Such a suggestFoii seerns féasihle, since inter-
national trade ivas so badly
.
. dislocated during the war..
The ana]ysis in T’bIe f11, hoWever, gives littie grounds
foi such a Conteiition. The percentagd taken now by
each country is, it is:true, smalles’ than in 1938, hut the
difference is less thah Would
.
havé been thought.
TABEL
III.
.
.
.
Exports to gioen countries as percentage of total exports.
Canada
1
1938
…………………. . …………..
4,8
1947
…………………………….
3,8
1948
……………. ………………
4,4
United States
1938
……………………………..
4,4
1947
…………………………….
4,2
1948
. … …………. ……. ………..4,2
1f the Canadians’ . had taken 4.8 per cent. of our
exports in 1948, they would have bought an addïtio it al
£ 6.4 millions, and if the United States had maintained
exports at the 1948 level of 4.4 per cent., this’country
would have had anextra £ 3.4 millions w’orth of dollars. Had
these two countries together taken the old proportion
of trade, the benefit wOuld have been £ 9.8 millions over
the year; expressed in another fashiod, the second column
of Table Ilwould have been £ 0.8 millions per month le,s.
The task, therefore, is not to ‘restôre the pre-war positioi’i,
but the much harder job of trying to ‘i.rnprve on the 1938
performance. Can ve now do what’ l)rOved iii 1938 to .be
be’ond our powers? Perhaps the almost completd drying
up of the South African market, which was taking nearly
as many exports as Canada and the United States combined’,
might force exports to turh from the easier to the hârder
market.
So far, w’e have discussecl exports .in general terms,
hut, of.course, p’erformance vai’ies between industry and
industry. It is interesting to distingûish hetween those
industries, which are exporting above the general level,
and those w’hich are not doing so. The first reaction of the
statistician would normally be to wish to bring the under-
‘JA
I’ILE
IT.
Exports to Canada as , Exports to United
percentage of total
States as percentage
exports
of total exports
1948
1stQr.
,
1948
lstQr
Iron
&
Steel pro-
ducts
1,3
1,5
,
0,4
0,3
Non-ferrous
pro-
duels
3,6 5,8
9,0
10,1
Cutlery
&
instru-
ments
2
1
2
2,0
, ‘
1,8 1,5
Electrical goods
‘
1
;
0
.
0,9
‘
1,2
0,4
Macbinery
2,0
,
1,7
2,5
.
i;i
‘
3,5
–
4,3
‘
3,1
2,9
Cotton products
5,0
.
6,7
4,1
2,2
,
‘
‘
,3
‘1
Woollen products
19,1
17,4
5,0 4,5
Siiks
……….’
8,5
.
9,4 1,3
1,0 Other textiles
.
6,6
15,8 17,0
Vehicles
………….
,
7,0 6,3
,
5,1
,
4,3
Pottery
10,5
10,1
4,0
‘
•
3,8
Apparel
………….
Chemicals
. .
2,0
1,5
3,1
2,8
.
9,8
7,2
16,0 ‘
10,4 Leather
……….
Paper
………..
•
1,3
.
1,3
5,4
9,8
Misc]laneous
• .
4,1
.
3,9 4,9
•
4,4
averge industris ‘up to the average in order to improve
the total. But who would like to say that the makers of
‘iron and steel products slionid – oi’ could – improve
the percentages given in Table IV? On thc other hand,
since manufacturers of woollen products were exporting
in 194824.1 per cent. of their total exports, anyadditional
demand would seem unreasonable. The present stage of
the export prohlm is to lecide who can increase their
percentage, and w’ho will serve the country best my merely
maintaining the present position in a market where
competition is growing.
London, May
1941.
HENRY HARE.
•
– MEDEDELING.
V EEIICOI6T VERSLA
Ç
VAN lIET
EI)EE1LANI)SUI1 ECONOMLSCR INSTITUUT OVER 1948.
Curatorium.
In het afgelopen jaar kwamen statutair
voor aftreding in aanmerking de Curatorasi S. Dunlop
èn D. J. Wansink. Z.K.FJ. Prins Bernhard der Neder-
landen en Prof. Dr J. F. ten Doesschate werden bereid
gevonden een benoeming tot Curator te aanvaarden.
Directorium.
Prof. Ch. Glasz’ trad met ingang var 1
Januari tot het directorium toe. In het midden van het
jaar dverleed plotseling Prof. Di’ N. J. Polak, één der
oprichters van de ,,E.-S.B.” en van de stichting af direc-teur van het Instituut. Zijn wetenschappelijk en zakelijk
inzicht en zijn grote belangstelling, die de ontwikkeling
van liet Instituut zeer stimuleerden, moeten thans worden
ontbeerd, hetgeen nog dagelijks wordt gevoeld.
Personeel.
Wegens een reis van i)i’s Kliouw Bian Tie
naar Indonesië werd het secretariaat niet ingang van
1 Januari waargenomen dooi’ Drs C. van den Berg. Twee
mdew’erkers keerden in liet midden ‘van het jaar van
een resp. één- en tweejarig studieverblijf in de Verenigde
Staten terug. Aan het einde van liet jaar telde het Insti-
tuut 35 medewerkers en medewerksters, waarvan tIl
doctorandi en 8 doctoraal studenten. –
Werkzaamheden.
l)e werkzaani heden van het 1 nstitu itt
hadden betrékking op:
Economisch-Statistische Berichten”
,,Economisch-Statistisch Kw’ai’taalherich t”
Monographieën.
Interne research en opdrachten.
liet weekblad , Economisch-S tatistische Berichten”
vertoonde ook dit jaar een gunstige ontwikkeling. De be-
langstelling van de lezers, voor zover tot uiting komend in het aantal abonnementen, nam verder toe. De samen-
werking met de Commissie van Advies voor België werd
geïntensiveerd. Verwacht wordt, dat een toeneming van
het aantal ‘Belgische – artikelen hiervan het gevolg zal
zijn. Een maandelijks artikel over de Belgische geld- en
kapitaalmarkt en over Engeland, -de London Letter-,
werden ingevoerd.
In 1948 verschenen 52 nummers van 20 pagina’s; één
daarvan werd als speciaal nummer gewijd aan de nage-
dachtenis van Prof. Dr N. J. Polak.
Het aantal abonnementen van het ,,Ëconomisch-
Statistisch Kwartaalbericht” bleef beneden de verwach-
tingen., De vraag in hoeverre aan deze publicatie, naast
de reeds bestaande conjunctuuranalyses, hehoefté be-
staat, verdient overweging. Behalve de tonjunctuûr-
beschouw’ingen werd een aantal studies van de research-
afdeling in de loop van 1948 opgenomen. De commissie
van medewerkers onderging in het verslagjaar geen
wijziging.
436
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
1′
Dit jaar vrscheen ,,lf3edrijvig Nederland”, een studie
dver Nederlands economische structuur door Dr Th. L. M.
Thurlings en Drs J. 1-T. Lubbers, ten tijde van het gereed-
maken van de studie, medewerkers van’ het Instituut.
De werkzaamhedeii van dé ,,interne research” von-
den verdere voortgang, zij het’ook,,dat de’grote onder-
zoekingen vertraagd werden
•
door de eisen, die de op-
drachtenafde1ing’ aaii de bezetting van het Instituut
stelde. Als studies werden dit jaar inhet ,,E.-S.K.” ge-
publiceerd:
â. Ontwikkeling vn het Nederlandse kost’én- en prijs-
niveau in vergelijking met dat in enkele andere landen.
De ontwikkeling van de scheepsbouw op Jange
termijn.
De groei van het aantal persnenauto’s.
De werkzaamheden
–
van de opdrachtenafdeling, in het
bijzonder voor het bedrijfsleven, namen, vergeleken bij
het voorgaande jaar, tot meer dan het dubbele toe. In
1948 werden 15 onderzoekingen voos het bedrijfsleven
voltooid, terwijl een aantal interim-rpporten betref-
fende nog lopende onderzoekingen werd ingediend.
De onderzoekingen hadden betrekking op zeer uiteen-
lopende onderwerpen, zoals: de economische ‘toestand
van Nederland, de toekomstmogelijkheden van bepaalde
bedrijfstakken, wederopbouw en uitbreiding van steden,
het toekomstig prijsverloop van grondstoffen, valuta-
vraagstukken, economische blokvorming, belastingvraag-
stukken en vervoersproblemen. Een aantal ondernemingen
wordt thans regelmatig van voor hen vnbelang zijnde
ontwikkelinen in binnen- en buitenland op de hoogte
gehouden.
Zo d pntwikkeling vaii het ,,E.-S:K.” niet geheel
bevredigend is; de groei van de jonge opdrachtenafdeling
is dusdanig,’ dat een samenvattend oordeel éver 1948
gunstig kan zijn.
*
Dc Vind Secretaris van Curatoren.
Prof. Dr T. TINBERGEN.
AANTEKENINGEN.
HET JiELNG VAN FINANCIËLE GEOEVENS
OMTRENT DE DRUKPERS.
Nederland is niet vrwend met gegevens omtrent de
financiële resultaten van de drukpers. Ten aanzien van
de periodieke pers, welke de tijdschriften omvat, iien
we ivel eens een tijdschrift de verschijning staken en we
horen van fusies en financiële moeilijkheden, maar de be-
dragen, welke er mede zijh gemoeid, blijve’n alleen in
beperkte kring bekend, evenals de winsten en dividenden
van de namloze vennootschappen, welke de tijdschriften
uitgeven. –
Ten aanzien van de dagbladpers en de niet dagelijks
verschijnende nieuwsbladen is de toestand al niet veel
beter. Het feit, dat een uitgeverij naast een dagblad
veelal andere uitgaven of ander’ drukwerk heeft, ver-
sluiert de resultaten van het dagbladbedi4jf no meer.
Verliezen bp een courant kfinnen uit andere afdelingen
meer dan goed worden gemaakt. Het bedrijfskapitaal, of
de tegenwoordig dikwijls zeer wenselijke uitbreiding
daarvan, wordt van relaties verkregen—bijv. bij de partij-
bladen , zodat alleen de
–
sporadische openbare ’emissies
via het prospectus ‘enig licht verschaffen. Jaërverslagen
worden vrijwel steeds angstvallig binnen de enge kring
van de onmiddéllijk betrokkenen gehouden.
In de beursnoteringen vindt men alleen regelmatig de
5 pCt obligatielening van De Tijd (ca 9p Ct), de aandelen
Deli Courant (ca 110 pCt) en sedert Mei 1948 de certifi-
caten van aandelen, N.R.C. (93 1.). De handel in in-
courante effecten doet bijwijlen per advertentie vraag of
aanbod blijken voor bepaalde -dagbladfondsen, doch
sporadisch. Knipselarchieven bevatten heel weinig omtrent
de financiële resultaten vah de pers.
Wanneer een onderneming zich tot de kapitaalmarkt
wendt voor een emissie, is l)ublicatie van financiële ge-
gevens uitera’ard onvermijdelijk. Op 30 April ‘1948 gaf
de Incasso-Bank’N.V. een prospectus uit inzake de emissie
van 1602niet op verzoek van de houder royeerbare certi-
ficaten van gewone aandelen ad f 250 in de Nieuwe Rot-
terdamse Courant N.V. tegen 110 pCt. Het maatschappe-
lijk kapitaal bedroeg f 900.000, waarvan tot genoemd
tijdstip f499.500 was-geplaatst en volgestort. De emissie
diende ter financiering van de omzet op het verhoogde
prijspeil en, modernisering van gebouw en i machines. Op
18 Mei 1948 berichtte Het Financieele Dagblad, dat de
emissie niët was voltekend. De tijdens de emisie, reeds
uitstaande gewone aandelen (niet ter beurze geniteerd;
zij zijn alleeii met toestemming der N.V. overdraagbaar)
konden tot en met 31 Mei 1948 tegen certificaten worden
verwisseld, welke thans ter beurze; worden genoteerd.
Ten vervolge op het emissieprospectus bevatte de N.R.C.
van 29 April 1949 een summier overzicht van de resultaten
van het boekjaar 1948, waardoor de sporadische publi-
caties van die aard met één is vermeerderd. Het Finan-
cieele Dagblad publiceerde .op 2 Mei een uitvoerig uit-
treksél.
Vergelijken wij ons land met 5Engeland inzake publi-
caties omtrent dagbladfinanciën, dan zien wij daar in financiële’ bladen en in vakbladen op persgebied niet
alleen jaarverslagen in de vorm van ‘de redevoeringen
van de presidenten der jaarvergaderingen van couranten
en persconcerns, doch ook berichten omtrent dividenden
en interimdividenden. Beleggers en publiek kunnen
ook van meer, noteringen kennis nemen. ,,The Economist”
van 21 en 28 Februari 1948 bevatte een analyse van de
resultaten van de belangrijkste concerns met hulp van
winstbedragen, dividenden, noteringen, . oplagecijfers en
enkele andere gegevens. Omtrent de groep ,,Daily Express”
trof men een detaillering aan van de bedragen der in-
komsten en uitgaven. –
Eind October 1946 werd besloten tot instelling van een
Royal Commission (vergelijkbaar met onze Enquête-
Commissie) om -de toestanden’in’de pers te onderzoeken
in verband met haar functie van inlichting’, en vobr-
lichting in een democratisch bestel. Hiervoor is ook de
financiële achtergrond van het dagbladbedrijf van belang.
Einde Maart’ 1947 wenden de ‘leden van. die commissie
benoemd. In September 1947 deed Viscount Carnros,
de grtte man van het concern Kemsley Papers, op grohd
van zijn 54-jarige ervaring in de pel-s èen boek
1)
vei’-
schijnen, dat veel geheimzinnigheid omtrént de pers-finan,ciën wegvaagde en tevens een nuttige hulp was
voor het werk van de Royal Commission.
Niet alleen in Engeland wenst men meer inzicht in het
perswezen te bezitten. De ,,particuliere” enquête in de
Verénigde Staten, in 1942 opgezet door de uitgever Luce
en uitgevoerd door wetenschappelijke werkers, leidde
in 1947 tot een belangwekkend rapport
2)
met aanbeve-
lingen, waarop van andere zijden even belangwekkende
aanvullingen zijn gepubliceerd. Een der voornaamste
drijfveren tot de Engelse en ‘Amerikaanse enquêtes was
de concentratietendentie in het perswezen, vooral ver-
oorzaakt door bedrijfseconomische factoren. Deze concen-
tratie kan van gro’te.invloed zijn op de inlichting en voor-
lichting van het publiek en via de stembus op de politiek.
Voor zover de sîudie van de’financiën van het dagblad-
wezen niet van direct belang zou zijn voor de beleggers,
is zij toch van indirect belang voor het publiek en de
Staat in het algemeen. /
Geven wij enkele voorbeelden. Het belang ‘an de
‘) Viscount Camrose: ,,British Newspapers and tlieir controllers”,
London
1947.
–
‘) ,,A free and responsible press”, Chicago
1947.
–
1 Juni 1949
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
437
vraag, wie de kapitaa1verschaffers zijn, is wel duidelijk
Bij partijbiaden is de, zaak eenvoudig; bij min of meer neutrale bladen minder. En juist de subtiele invloed op
de meningsvorming van de iich niet aan een bepaalde
partij verbonden of verwant voe1ende vlottende politjeke
bevolking is van veel belang. Dat geldt voor sonîs kleine
verschuivingen van de marge op politiek en ‘daarmede
ook op economisch gebied. Schrijvers over de pers in het prae-Hitleriaanse Duitsland, zoals Groth
3)
en Dovifat ),
vermelden, dat de verhouding tussen inkomsten uit abon-
nementen en die uit adverténties ongeveer 50: 50 is. Dit
geldt voor landen met couranten, welke overwegend een
bepaalde richting volgen, de zgn. ,,presse d’opinion” of
,,Meinungspresse”. In de Verenigde Staten en ook in
Engeland vindt men vele dagbladen, welke vooral met
nieuws en vooral ook ,,human interest stones” als zgn.
,,presse d’information” of ,,Geschëftspresse” een goed
renderende zaak drijven, waarin de politiek van secundair
of tertiair dan wel opportunistisch belang is. In een der-
gelijke pers ligt de verhouding tussen inkomsten uit
abonnementen of verkoop en uit advertenties ongeveer
als 30: 70. In grove trekken geeft de verhouding bij
eçn bepaè.ld blad reeds een aanwijzing voor de aard van
die courant, uitzonderingen daargelaten. In het algemeen
is de zakenpers een financieel florerende onderneming
met ‘clividenden van dubbele cijfers; de meningspers
komt – voor zover de bekende cijfers een conclusie toe-
laten – gemiddeld nog niet aan de 5 pCt.
– Als een actuele kwestie zij vermeld, dat de Engelse
bladen sedert begin Januari 1949 vijf pagina’s gemiddeld
per dag mochten tellen, sedert einde April zes pagina’s.
Nu is gébleken, dat de kosten van het extra papier (waar-
van de prijs voor verlaging vatbaar wordt geacht) voor
de pel’s als geheel ter nauwernood worden gedekt door
de inkomsten uit verkoop en advertenties (zie ,,World’s
Press News” van 28 April 1949). Vooral zouden meer
advertenties uitkomst hebben gegevèn. De bladen hebben
het blijkbaar niet aangedurfd hun aantrekkelijkheid
voor het publiek te riskeren met het vooruitzicht van
een strijd om hogere verkopen en daardoor meer kans op
advertenties, een en ander dank zij ruimere papiervoor-
ziening; einde Maart reeds klaagde een parlementslid
tijdens een perslunch over het feit, dat de extra ruimte
vooral aan lichte lectuur werd, besteed en niet aan over-
eenkomstige uitbreiding van de berichtgeving, omtrent
belangrijke binnin- en buitenlandse vraagstukken.
Bedrijfseconomische l)rol)lemen in de Engelse en Ame-
rikaanse pel’s, gevoegd bij het streven naar macht hij
groepen of personen, hebben daar, geleid tot voor de
politiek belangrijke ontwikkelingen in de pers en aldus
tot enquêtes. Nederland is daarin niet ten achter gebleven,
al hebben de béweegredenen tot een onderzoek een ander
accent. Op 24 Maart 1947 hebben de Minister van Onder-
wijs, Kunsten en Wetenschappen en de Minister van
Justitie een commissie ingesteld onder voorzitterschap
vanProf. Mr
W.
P. J. Pope met onder andere de taak,
na te gaan, in hoeverre, met in achtneming van de grond-
wettelijke vrijheid van drukpers, wettelijke regelen konden
worden gesteld inzake het uitgeven van’ dag- en nieuw’s-bladen, alsmede periodieken en het exploiteren van pers-
bureaux. Deze commissie heeft •een interim-rapport in-
gediend op grond waarvan bij—Koninklijke. Boodschap
van 25 Maart 1949 bij de Staten Generaal een wetsontwerp
inzake de verantwoordelijkheid van journalisten is in-
gediend. Kort gezegd omvat dit een tuchtrecht door ëen
persgerecht over journalisten wegens onveï’antwoordelijke
voorlichting of een journalist onwaardig gedrag. Belang-
rijke gegevens bevat de Memorie van Toelichting omtrent
de verdere plannen, nl. een-publiekrechtelijke organisatie van het perswezen, de verhouding tussen de commerciële
‘)
Otto Groth: Die Zeitung”, Band III, Mannheiiit 1930.
‘) Prof. Dr Jnu1 Dovifat: ,, Zeitungswissenscliaft’, Berlin 1931.
en redactionele leiding in de pers en de openbaarheid
van de financiën der uitgeverijen.
Het belang van dit laatste is duidelijk. Want meer dan
in vele andere bedrijfstakken is, het algemene belang
nauw betrokken bij het economische belang der onder-
nemingen in kwestie. De pers heeft immers een uiterst
belangrijke publieke taak, echter op zuiver privaat-
economische basis. De geestelijke, economische en typisch
technische problemen vormen een merkwaardige drie-
eenheid in de pers. De eerste twee staan in nauwe wissel-
werking. Van hoeveel betekenis deze is, is reeds vele
malen geschetst, beschreven en’ welhaast dichterlijk be-
zongen. De’ bovenbedoelde Memorie van Toelichting
concludeert terecht: ,,Waar in een moderne democratie de
directe band ‘tussen Regering en Volksvertegenwoordiging
enerzijds en kiezers anderzijds nu eenmaal zeer los is
geworden, is voor de pers de taak weggelegd een waardevol
medium te zijn tussen staatsorganen en bevolking. Een
Vrije pers vormt alzo een uitermate ,belangrïjk elément
in het democratisch bestel”. Hier ontbreekt een herinne-
ring aan de volksvoorlichting van, overheidswege Via
pers en radio, een kenmerk der autoritaire Staten, hetwelk
in de democratieën van meer betekenis is geWorden dan
oorheeh, doch dit doet niets af aan de waarde van de
in ons land nog zo uiterst beperkte ,,openbaarheid van
de financiën der uitgeverijen” van de periodieke en van
de dagbladpers. Een belangrijke verruiming van die open-
baarheid zou meer inzicht mogelijk maken in een belang-
wekkende constellatie van ,bedrijfseconomische proble-
men met hun invloed op de nationale politiek en ecônomie.
Rotterdam.
G. DE BRUYN.
EEN. J)ISCTJSSIE OVER :0E INDUSTItEEFINANCIISEtIN(l.
‘Op de conferentie, op 20 en 21 Mei ji. te Driehergen
gehouden onder auspiciën, van ,,Kerk en Wereld”, werd
o.a. aandacht geschonken aan de wijze, waarop de nodig
geachte industrialisatie van Nederland zou moeten worden
gefinancierd. Van verschillende zijden werd de mening
te kennen gegeven, dat de Staat hier een belangrijke
taak te vervullen heeft en ook, dat de institutionele be- –
leggers, aan wie tengevolge van de toegenomen sociale
maatregelen meer en meer besparingen, ‘deels verplicht,
deels vrijwillig, toevloeien, hier in hun sociale plicht te
kort zouden schieten. Ook de tegenwoordige fiscale politiek
der Regering werd als een belangrijke ooi’zaak beschouwd,
dat enerzijds onvoldoende kapitaalvorming mogelijk is
tengevolge van de keer zware heffingen, en anderzijds
de bevoorrechting van de lijfrenteverzekering dâtgene
wat nog bespaard kan worden, naar de institutionele be-
leggers doet vloeien. Daar een en ander vrijwel algemene
instemming ontmoette is het misschien ‘niet ongewenst
na te gaan in hoeverre deze stellingen houdbaar kunnen worden geacht.
Wij zullen er hij onze beschouwing van moeten uit-
gaan, dat de besparingen, die kapitaalvorming mogelijk
‘maken, zullen moeten komen uit de massa kleine en
gemiddelde spaarders, zoals ook Prof. Zijlstra opmerkte;
de grotere bedragen
1
welke door mammoeth-onderne-
mingen zouden kunnen ‘worden bespaard; indien de hoge
fiscale heffingen verdwenen, mogen misschien sterk tot
de verbeelding spreken, dooi’slaggevend zijn zij niet.
Daar echter de kleine en gemiddelde spaarder tengevolge
van bovengeschetste omstandigheden niet in staat moet
worden geacht boven datgene wat voor sociale verzeke-ring en lijfrenteverplichtingen wordt aangewend, nog te
sparen, is de veronderstelling, daë. onvoldoende bespa-
ringen voor financiering van industriële ondernemingen
w’orden aangeboden, zeker gerechtvaardigd.
I’Iierbij moet echter niet uit het oog worden verloren,
dat de tegenwoordige belastingheffing ‘voor een belangrijk
deel een gedwongen inhaalbesparing betekent voor datgene
wat in de jongste wereldoorlog aan kapitaalgoederen ver-
loren ging. Naarmate dêze oorlgsschade door middel
van de heffingen. (de schenkingen in het Marshall-plan be-
grepen niet te verwaarlozen) op een aanvaardbare wijze
over de vôllcshuishouding(en) zal zijn omgeslagen en op-
gebracht, zal de noodzaak tot hoge belastingheffing ver-vallen en zal te dezen aanzien verlichting’niet uitblijven.
De steeds concreter in uitzicht gestelde belastingverlaging
in’ Nederland..wijst reeds in deze richting.
De veronderstelling, dat binnen afzienbare tijd een
groter aanbod van risicodragend kapitaal beschikbaar zal
zijn, moet dan ook gerechtvaardigd worden geacht. Het
is wellicht deze toekomstverwachting geweest,
–
welke
verschillende ondernemingen er toe heeft gebracht tij-
delijk obligatiekapitaal aan te trekken, waar aandelen-
kapitaal meer op zijn plaats zou zijn geweest.
Is er nu met deze gedachten als uitgangspunt de nooZi-
zaak tot staatsingi’ijpen? Het antwoord op deze vraag
hangt af van het feit, of liet te verwachten aanbod van risieodragend kapitaal voldoende zal zijn om de nodig
geachte industrialisatie van Nedei’land te financieren.
Dit iiu is aan twijfel onderhevig. Immers de verlaging
der belastingheffing zal vnl. ten goede komen aan de
lagere inkomenstrekkers en daar tengevolge van de grotere
sciale zekerheid eerder aanleiding geven tot verhoging
van het consumptieniveau dan tot uitbreiding der be-
sparing. Hier staat tegenover, dat industrialisatie grote
kapitalen vereist. Tevens mhet w6rclen bedacht, dat in-dustrialisatie’ alleen dan economisch verantwoord is als
zich voldoende afzet doet verwachten om de i’entabiliteit
dci’ onderneming te kunnen handhaven. De verhoging
van het consumptieniveau zal een sterke prikkel in deze
richting zijn. Met de reeds in de wereld aanivezige productie-
capaciteit, alsmede niet liet in de nabije toekomst, te
verwachten herstel van de ‘Duitse industi’ie, moet echter ook rekening worden gehouden. lIet particulier initiatief
toont zkh tot lieden te clezen aanzien niet optimistisch.
Tanneer nu de Slaat door het geven van garanties öi
,
toe zal overgaan de financiering dci’ industrialisatie te
vergemakkelijken, doemt liet gevaar van foutief gerichte
investering op. Dit-wil echter niet zeggen, dat een ge-
matigde aanmoecliging riet is gewenst. De ilerstelhank,
welke met steun clei’ Regering werd opgericht, gaat reeds
in deze richting, doch beperkt zich tol credieteri van
maximaal 50 pCt van het benodigde ‘kapitaal. Deel-
nenling in ondernemingen komt slechts bij hoge uitzon-
dering voor, liet is clan ook zeker gewenst, dat de Slaat
in ciëze richting verder gaat dan tot nu toe. Zij zou hijv.’
de vestiging van industrieën, welke voldoende rentabili-
teit doen verwachten, kunnen stimuleren dooi’ ruimer
deelneming’ dooi’ de Herstelbank mogelijk te maken door
garanties hai’erzijds. Deze garantie, resp. deelneming,
zou, naar mate de markt voor risicodragend kapitaal
ruimer- wordt, kunnen worden verrinderd, om tenslotte
te verdw’ijnen. Op deze wijze zal de garantie opvoedend wei’ken en het particulier initiatief aanmoedigen. Is het nu ook mogelijk, dat hierbij de ins
–
titutiönele be-
leggers worden ingeschakeld? In het algémeen wordt
belegging in aandelen door deze instituten ongewenst
geacht. De kapitalen, welke aan deze instellingen toe-
vloeien, hebben op basis der waarschijnlijkheidsrekening
bepaalde vaste verplichitinen tegenover zich. De kans,
dat deze kapitalen door een onjuiste belégging verloren
-gaan, kan niet worden genomen. De Wet op liet Levens-
verzekerihgsbedrijf geeft de Verzekeringskamer liet i’echt
de maatschappijen – op alle -gebied’ adviezen te geven;
het staat te bezien, of van deze zijde geen ernstige bezwai’en
zullen’ worden ingebr’acht. Weliswaar zullen bij een sta-
biele bevolking de uitkeringen en de premie-ontvangsten
op de duur’ met elkaar in evefrwicht komen, doch de
reserves mogen niet worden aangetast. Iedere verstoring
van de regelmatige ontwikkeling van de bevolking zöu
dan fuiieste gevolgen hebben. Financiering der industriali
satie door deze instellingen is dan ook alleen mogelijk
indien cle Staat het op deze wijze verkregen aandelen-
bezit voor 100 pCt garandeert (met inbegrip van een
redelijke rentabiliteit).
Wann,er de financiering door de j-Iersteibank zou
worden uitgebreid, dan moeten wij bedenken, dat de
.middelen dezer bank, bij gebrek aan voldoende aanbod
van risicodragend kapitaal, door de Staat zullen moten
worden verstrekt; de garantie zou dus indirect staats-
investering betekenen. De meest voor de. hand liggende
wijzen, waarop de Staat zich de middelen tot deze’ in-
‘estering zal verschaffen, zijn: le aanwending van be-
grotingsoverschotten ; 2e dooi’ geIdche5ping en •3e door
aanwending van de tegenwaarde dei’ ,;Marshall-geschen-
ken”. Van de eerste methode kunnen wij zeggen, dat er
geen infiationaire tendentie van zal uitgaan. De twèede
methode betekent zonder meer inflatie. Of de derde me
–
thode inflatie betekent hangt af van het feit, of de Re-
gering reeds heeft geaiticipeerd op een mogelijke aan-
wending van deze middelen op andere wijze. Is dit het
geval, dan zal oôk de derde methode een infiationaire
tenderitie hebben. Deze inflatie zal echter, wanneer het
moment komt waarop de Staat zich uit de -nieuwe in-
dustrie gaat terugtrekken en deze een beroep doet op de
kapitaalmarkt , ivee dooi een deflationaire tenden Lie
worden gevolgd.
In hoèverre boven dntw’ikkelde gedachten door de
tijd zullen ivordeh waar gemaakt, moeten wij afwachten.
.1-let dacht ons echter g’oed, vooral omdat op voornoemde
conferentie ruime aandacht aan dit onderwerp werd be-
steed, enige. aspecten van het vraagstuk nader te bezien.
RotLcrdam
‘
P. DE LEZENNE COULANDE1L
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE LNVES’FE.RLNOEN IN iIE’I AM ERI iCAANS1: JiEDIUJFSiEVEN
De inveslciingen in het Anierikaanse bedrijfsleven –
een belangrijk conju nctuursyin ptoom – vertoonden na
de oorlog een aanzienlijke stijging, welke het gevolg was
van cle gedurende de ôorlog geaecumtileerdci behoefte
aan uitbreiding cii modernisering. in ondQrstaande tabel, die betrekking heeft
01)
het gehele Amerikaanse bedt’ijfs-
leven, uitgezonderd. de landbouw, cii waarin’ ook liet
investeringsplan voor :1.949 is opgenomen, wordt deze
stijging geïllustreerd.
De stijging der investeringen in de na-oorlogsjaren
reflecteert zowel de toegenomen piocluctiekosten als het
gestegen productievolume, hoewel, aldus de ,,Survey of
Current Business” van April ji., de stijging van 1947
op 1948 vnl. is toe te schrijven aan het gestegen prijs-
niveau. Voor 1949 wordt, zoals uit de tabel blijkt, in
dollars gemeten, een daling t.o.v. 1948 ver’acht; in
physieke eenheden gemeten zullen deze investeringen
ongeveei’ op het niveau van 1947 komen te liggen. Uiter-aard iliet moeilijk voor 1949 exacte schattingen te geven,
daar vooral op enigszins langere termijn, in casu het tweede
halfjaar, onvooi’zienbare factoren de cijfer kunnen be-
invloeden. Zo zou een toeneming der overheidsuitgaven
.
voor goederen en diensten met iets meer clan 2 pCt reeds
voldoende zijn om de daling der investeringen van 1948
op 1949, ni. $ 900 mln, te compenseren. De grootste daling, die vnl. in -het tweed.e halfjaar zal
plaatsvinden, wordt verwacht in de industriële sector.
Voor de spoorwegen en de electriciteits- en gasbedrijven
echter zal de stijging nog voortduren, hetgeen hij de laatst-
genoemde verband houdt niet het feit, dat verwezenlijking
der uitbreidingsplannen geruime tijd vergt. Bij de spooi’-
wegen is er meer sprake van vertraging in de uitvoering
der plannen ten gevolge van gebrek aan staal in de eerste –
na-oorlogsjaren. De
–
verwachte daling der investeringen
438
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
1 Juni 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
439
–
lnmilliocnen dollars
1)
1930 1940
1941
1942
1943
1944
.
1945
1946
1947
.
1948
1
1499
2
)
1.930
2.580
.3.400
2.760 2.250 2.390
3.210
TIFo
7.460 8.340 7.240
380
560
680 410 360
500
440 560 690
800 820
280 440
560
540 460
580
550 570
910
1.320 1.450
Industrie………………
?ilijnliouw
………………..
280
390
‘
340
260
190
280
320 660 800 700 650
Spoorwegen
……………
Ander
vervoer
………….
Eleciriciteit en• gas
480
550
710 680
540,
490
630 1.040 1.900
2.680
3.130
1-lanciel en diversen
1.850
1.980 2.490 1.470
730
970
1.480
3.300
4.430
5.390
5.010
Totaal
……………
5.200
6.490 8.190
1
6.110
4.530
5.210.
1
6.630
1
12.040
1
16.180
1
19.230
1
18.310
‘) cxci. lopende bedrijFsuitgaven.
‘) voorlopige ram ing, gebaseerd 0fl
1fl
(t
den-Februari.
in liet tweede halfjaar reflecteert het feit, dat de chter-
stand meer en meer wordt ingehaald. In de overige be-
drijfstakken zullen de investeringen vermoedelijk niet
veel van die in 1948 avijken.
Opmerkelijk is voorts, dat de investeringen in installaties
belangrijk groter waren dan die in gebouwen, letgeen ver-
band houdt met de hoge afsclirijvingen op de eerste geduren-
de de oorlog, terwijl de verkoop van gebouwen door de Staat
ten dele de behoefte aan de laatste bevredigde. rf
ens
l
o
tt
e
vormden de leveringsmoeilijkheden der
laatste
jaren blijk-
bâar een grotere belemmering bij debouw van fabrieksgebou-
wen dan bij de constructie van machines. Onderstaand staat-
jegeeft weer het gedeelte der investeringen in industrie en
mijnbouw, dat voor installaties weid besteed, ih procenten
van het totaal.
Tnvesleringen
1 027/29
1 937/39 1945/47 1948
1940
in installaties
i 1
(gen,.)
(ge”’.)
(gein.)
–
(sclia tung)
pCt van
hel. totaal
. . . .
60
64
– .
72
69
71
lIet aandeel der grote bedrijvn, d.wz. die bedrijven,
wier activa $ 5 mln of meer bedragen, in de totale investe-
ringen neemt aanmerkelijk toe,
111.
van gemiddeld 54 pCt
in de jaren 1945/’46 tot gemiddeld 61 pCt in de jaren
1947/’48. Voor 1949 wordt dit percentage geschat op 72.
De oorzaak hiervan is, dat de investeringen in de kleine
Iedrijven, wier aantal kort na de oorlog een sterke groei
vertoonde, kleiner worden, enerzijds door het wegvallen
der ,,selters’ market”, hetgeen speciaal de rentabiliteit
in deze kleine bedrijven en daardoor de geneigdheid tot in-
vesteren heeft verminderd, anderzijds doordat deze bedrij-
venover het algemeen nog jong zijr en dus nog geen drin-
gende behoefte gevoelen tot modernisering en vervanging
der installaties.
CANADA’S POSITIE IN DE INTERNATIONALE HANDEL.
In Canada heerst een zeker optimisme aangaande de
internationale handel van dat land. Dit optimisme heeft volgens ,,The Economist” van 21 Mei jI. twee redenen,
nl. een politieke en eed economische.
De eerste houdt verband met de eind. Juni te houden
verkiezingen. De Liberale Regering vieest nl. dat de
door haar gevoerde handelspolitiek ial worden aange-
vallen, o.a. op grond van het feit, dat cle Britse markt
voor vele Canadese producten is verloren-gegaan, terwijl
zij voorts heeft nagelaten sommige Canadese indüstrieën,
waaronder de textielindustrie, voldoende te beschermen. Deze te verw’achten critiek is, om politieke redenen, een
– stimulans voor de huidige Regering om een meer roos-
kleiirig beeld van de toestand op te hangen.
De tweede, de economische, reden voor dit optimisme
vindt haar oorzaak in de na-oorlogse haisse, de voor-
spoedigste tijd, die Canada ooit heeft gekend. Eeh ver-gelijking met Engeland en de overige Europese landen
inoest wel zeer ten gunste van Canada uitvallen. Boven-
dien was de Canadese industrie in de oorlog tot de conclusie
gekomen, dat zij even goed kon produceren als die van de
Verenigde Staten. Vervuld met nieuw vertrouwen meenden
sommige fabrikanten en zakenlieden, dat zij zich in con-
currentie met de Verenigde Staten zoudën kunnen hand-
haven, terwijl enkelen reeds speelden met de. gedachte
aan een tolunie met dit land. Kortom, men meende, dat
de moeilijkheden, waarmee Europa had te kampen,
Canada bespaard zouden blijven. 1-loewel deze mening
nooit een dominerende rol in de politiek van de Regering
speelde, vormde zij toch een beïnvloedend element. –
De werkelijke positiM van Cankda in de internationale
handel is als volgt. In 1946 en 1947 werd er . op grote
schaal uit de Verenigde Staten geïruporteerd, met het
gevolg,’dat het handelsdeficit met dat land in 1947.tot
$ 690 mln was opgelopen, terwijl de dollarreserves eind
1947 tot ca S 500 mln waren gedaald. Met het oog hierop
beperkte de Regering m.i.v. November 1947 deze import
drastisch, terwijl zij te gelijkertijd al het mogelijke deed
om de export naar de Verenigde Staten op te voeren.
Het resultaat was bevredigend; de uitvoer naar cle Ver-
enigde Staten steeg met S 450 mln, cle invoer uit dit land
daalde met $ 150 mln, d.w’.z., het Amerikaanse aandeel
in de Cânadese invoer liep van 1947 op 1948 an 77 tot 69 pCt terug. Deze snelle reactie
01)
het Regeringspro-
gramma versterkte de mening, dat . Canada zich geen
zorgen behoefde te maken en reeds eind 1948 werd de
importbepei.king in zoverre verzacht, – dat invoer van
vers fruit en groenten werd toegestaan, terwijl cle quota
voor auto’s en textiel werden verhoogd.
De toestand moet desondanks verre van gunstig w’orden
genoemd. 1-let verlies van de Britse markt heef t speciaal de provincies, die zalm, geconserveerde vruchten, appels,
honing, tabak, groenten en hout voortbrengen, zwaar
getroffen. De tarweleverende prairiepiovincies gevoelen
het verlies vooalsnog minder, daar het Britse tarwe-
contract nog loopt. De toekomst voor deze provincies is
echter, ondanks de Internationale Tarwe Overeenkomst,
onzeker. De aanvankelijk gekoesterde hoop, dat de Ame-
rikaanse markt Canadese producten zou kunnen opnemen,
werd door de prijsdaling van metalen en papier en de
toeneming der agrarische overschotten de bodem inge-
slagen. Zo daalde de export van vee naar dit land zeer
aanzienlijk.
– Uit dit alles blijkt, aldus ;,The Economist”, dat de
Canadese economie is gebonden aan overzeese markten
en bovenstaande overwegingen zouden ‘ertoe moeten
leiden, dat de Canadese Regering een minder optimistische
visie krijgt op Canada’s positie in de internationale handel.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES,
DOEKEN.
De weg naar slaoernij
door F. A. Hayek. Geautoriseerde
vertaling door H. L. Swart ec.drs en Mr M. J.. Swart-
Herzogenrath. Holdert & Co. N.V., Amsterdam 1948,
346 blz., geb. f5,90.
La conoention Belgo-Néerlandaise tendant â éuier la double
imposition en matière de l’impôt sur le capital
par
FT
440
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1 Juni 1949
Maurice Donnay et A. J. van den Tempel. Publica-
tion du Bureau International de Documentation
Fiscale. L. J. Veen’s Uitgeversmaatschappij N.V.,
Amsterdam -1949, 25 blz., ing. f 2,75.
The Dutch-American double taxation convention
(with th
text of the convention) by Dr Mitchell B. Garroli and
J. B. J. Peeters. Publication of the Inteinational
Bureau of Fical Documentation. L. J. Veen’s Uit-
geversmaatschappij N.V., Amsterdam 1949, 55 hlz.,
ingen. f2,75.
Israël, la,zd vol belo/te
door T. P. Almekinders. J. F1. de
Bussy, Amsterdam 1949, 96 blz., ingen. f2,90.
De oi’ganisatie pan de intellectuelé arbeid doo
Prof. P.
Mahieu. Uitgave N.V. Standaard-Boekhandel, Brussel
1949, derde. druk, 66 blz., ingen. , –
Algemene maatschappijleer.
Een eerste inleiding tot de
sociologie door Dr P. J. Bouman. Uitgeverij H. J.
Paris, Amsterdam 1949, 2de herziene druk, 120 hlz.,
geb. f 3,90. – –
Sprekende cijfers.
S.Tat Nederlandse socialisten moeten
weten over maatschappij, economie en partij door
Drs F. Flartog, J. C. Wijnmaalen en P. J. Molendijk.
N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam 1949, 80 blz.,
ingen. f 0,90.
Een eeuw rechtsonuikkeling
dodi Prof. Mr J. Valkhoff.
N.V. De Arbeiderspers,’ Amsterdam 1949, 248 blz.,
geb. f10,50. /
Schets ener economische geschiedenis van Nederlands -Indië
door Prof. G. Gonggrijp. Uitgave de Erven F. Bohfl
N.V., Haarlem 1949, 253 blz., f3,90 geb., 3e druk.
Technische hulpmiddelen in de administratie
door J. van
Nimwegen. Uitg. N. Samsom N.V., Alphen aan den
Rijn. Tekst 164 blz. + afbeeldinen, geb.’ f 19,75.
Rotterdamsche Studenten Almanak
voor het jaar 1949.
Gedrukt inopdracht van het Rotterdamsch Studenten
Corps door Drukkerij Wed. Bolk en Go, Rotterdam
1949, geb.
JIROCHURES.
De totstandkoming der Benelux
door Drs A. Rom Colthoff.
Uitgave van het Verbond van Nederlandsche Werk-gevers te ‘s-Gravenhage. Maart 1949, 31 blz., ingen.
De algemene beginselen voor de hef/ing van de belastingen.
Prae-advies van Prof. Dr P. B. Kreukniet. Geschrift
van de Vereniging voor Belastingwetenschap, no. 69.
N. SamsomN.V., Uitgever, Alphen a. d. Rijn 1949,
55 blz., ingen.
Psychologische achtergronden.
Geschrift van het Amster-
dams Psychotechnisch Laboratorium, no. 6. J. B.
Wolters’ Uitgeversmaatschappij N.V., Groningen,
April 1949; 84 blz., ingen. f 1,50.
Grondslagen r’an de Nederlands-Indonesische Unie.
Socia-
lisme in overgangstijd 1. Uitgave van de Dr Wiardi
Beckman Stichting. N.V. De Arheiderspers, Am-
sterdam 1949.
Recente aspecten ‘van het werkgelegenheidsvraagstuk in
Noord-Brabant.
Uitgave van het Economisch-Tech-
nolögisch Instituut voor Noord-Brabant, 20 blz..
–
GELD- EN KAPITAALMARKT;
Met de voortgaande verruimihg van de geidmarkt trad
tevens een aanmerkelijke vermindering van de omzetten
in. De geidruimte bracht uit de aard der zaak mede, dat
verkopen uit hoofde van liquiditeitsmoeilijkheden niet
of nauwelijks voorkwamen, terwijl ruiltransacties wegens
de geringe renteverschillen, met name voor de langere
termijnen, nauwelijks voordeel konden opleveren. Terwijl
de caligeidrente gedurende de gehele week onveranderd
– pCt bleef, noteerde Augustuspapier aan het einde der
week 1f pCt en September t/m Maartpromessen noteerden
practisch
1/16
pet.
De staatsfondsenmarkt vertoonde in de afgelopen week
geringe koersdalingen. De 3-3f pCt 1947 daalde van 971/16
pCt aan het einde der voorgaande week tot 96f pGt, terwijl
de 8 pCt investeringscertificaten van 97 pCt tot 96f pCt
daalden. De koersdalingen zijn ‘te gering, om hieruit
bepaalde conclusies te trekken; het is zeor wel mogelijk,
dat min of meer toevallige omstandigheden hiérbij van
betekenis zijn geweest.
In de laatste weken zijn een tweetal kleine aandelen-
emissies ter markt gebracht, al. van G. Dikkers & Co. en
van de ITollnndsche Stoomboot Mij. Uit het, verloop
van de cla’imprijzen kan men afleiden, dat deze eiiissies
vrij vlot zijn geplaatst. Dit wijst er op, dat er nog wel
risicodragend kapitaal verkrijgbaar is, als de emissieprijs,
zoals in deze gevallen, niet te hoog wordt gesteld. Het
i,iooruitzicht van een redelijk rendement blijkt dus nog
steeds beleggers te künnen aantrekken.
Het koersniveau van aandelen veranderde in de afge-lopen week slechts zeer weinig. Een licht stijgende ten-
dentie was hier en daar stellig aanwezig, maar over het
algemeen uitte deze zich niet in belangrijke koersstijgingen.
Onderstaande tabl geeftvan een en ander een beeld.
–
20 Mei
27 Mei-
1949 1949
A.K.0.
…………………..
165k
163f
–
v.
Berkel’s
Patent
……………
110
108
Lever Bros. Unilever G.v.A.
….
246/
4
248f
Philips
G.bv.A.
.
…………..
220f
220f
Koninklijke Petroleum
……….
283f
284
H.A.L .
……………………
154
–
N.S.0.
…………………….
156f
159k
H.V.A.
……………………
156f
154/
4
.’
Deli
Mij
G.v.A.
…………..
150f
151
Amsterdam Rubber
………….
139.
139
Internatio
………………….
187
186
–
STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizënden guldens).
–
1
–
E.
.a’11
1
14
.5
•
Q•*_
..
1
°
o.8.
1
30
Dec.
’46
700.876
4.434.786
100.186 153.109
2.744.151
19 April ’49
444.847
133.571
193.325 163.683
2.977.030
25 April ’49
445.054
135.891
166.843 143.602
2.956.856
2 Mei
’49
445.221
–
134.675
172.312
163.947
3.032.716
9 Mei
’49
445.428
136.020
172•557
144.598
2.984.992
16 Mei
’49
445.640
136.574
167.033
145.102
2.958.671
23 Mei
’49 445.856
136.264 163.855
141.758
2.950.911
30 Mei, ’49
445.993
155.026 182.266 151.826 3.005.411
Saldi in rekening courant
.5
4-
,
il5O
.d’-5)C
.5′-
cd
Ow
c
ç
co
30 Dec.
’46
19April ’49
153.024
301.392
3.567 55.971
358.221
418.642
25April ’49
128.321
286.964
3.228
55.848
334.9851
444.616
2 Mei
1
49
76.836
293.362
3.335
50.279
349.499 466.749
9 Mei
’49
92.687
293.362
3.875
45.240
366.1841
462.630
16 Mei
’49
65.733
293.362
3.758
38.548
387.7821
494.454
23 Mei
’49
62.693
293.362
–
3.723 49.230
3588901 531.676
30 Mei
’49
52.818
293.362
2.973 34.635
365.1201
543.186
1
1 Juni 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
441
1P
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
Verkorte balans op 30 Mei 1949.
Activa.
–
VissclS, pro-
t
–
lloofdbank
1)
J
messen en
Bijbank
–
schuldbrieven
Agentsch.
–
900,-
900
–
Wissels,
schatlistpapier
en
schuldbrieven,
door de Bank gekocht (art. 15, onder 40,
van
de
Bankwet
1948)
…………..
..-
Scliatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat der Nederlanden ingevolge
overeenkomst van 26 Februari 1947 ….
.. 1.800.000.000,-
Voorschotten (Hoofdbank t 144.170.222,82 ‘)
in rek.-crt
1
op
onderpanci
‘
Bijbank
‘
,,
630,29,72
(mci. belenin-
1
gen)
IAgentsch.
,,
7.016.987,87
t
151.825.640.41
Op ‘effecten
enz ………
..
151.729.240,50 ‘)
Op goederen en celen
..
96.399,91
–
,,
151.825.640,41′)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bankwet
1948)
………………….
–
Boekvordering op de Staat der Nederianden
–
ingevolge overeenkomst van 26 Februari
1947
………………………….
..1.500.000.000,-
1Iunt en muntmateriaal
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……t
439.125.431,08
Zilveren munt enz……6.867.793,28
445.993.224,36
Papier op het buitenland
t
155.025.800,-
Tegoed bij correspondenten
in liet buitenland
….
..
177.858.346,87
Buitenlandse betaal-
middelen
…………
…4.408.026,03
337.292.172,90
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen
….
..240.321.323,13
Belegging van kapitaal, reserves, pensioen-
fonds’en voorzieningsfonds
…… . …..
..118.018.505,55
Gebouwen
en inventaris
…………….
..2.000.000,-
Diverse
rekeningen
………………..
..101.053.336,15
t
4.696.505.102,50
Paslva..
Icapitaal
…………………………
t
20.000.000-
Reservefonds
……………………….
15.333.335,71
Bijzondere
reserves
…………………
,,
61:674.999,18
Pensioenfonds
……………………..
..22.559.169,61
VoorzieningsÎonds
personeel
in
tijdelijke
dienst
……………….. .
………
..1.499.667,79
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ..
78.918.030,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
;, 3.005.440.800,–.
Bankassignaties in
omloop
……………..
55.968,07
Rekening-courant saldo’s
‘s Rijks Schatkist ……
t
.52.818.108,75-
‘sRijks.
Schatkist
bij-
zondererekening……293.362.217,31
–
Geblokkeerde saldo’s
..,,
2.973.279,87
Saldo’s
van
banken In
–
Nederland ……….
..
34.635.308,30
Vrije saldo’s van vreem-
de circulatiebanken en
soortgelijkeinstellingen ,,
365.120.003,75
Andere Vrije saldo’s ….
..
543.186.164,62 1.292.095.082,60
Crediteuren in vreemde gcldsoort
……
..59.992.376,39
Diverse
rekeningen
…………………
..138.965.673,15
–
t
4.696.505.102,50
‘) Waarvan
schatktstpapier
rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
. . . .
t
–
‘)
Vaarvan aan IndonesjO (Vet van 15
Maart
1933,
Staatsbiad no.
99)
……..
..36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in het verkeergebrachte muntbiljetten
,,
137.389.471,50
BANK VAN
FRANKRIJK.
(Voornaamste posten In millioenen francsl.
e
Voorschotten aan
de Staat
Data
0)0
t)
o
(0
*a
(0
t
(0
(0
t!)
26 Dec.
1946
94.817
1
118.302
59.449
67.900 426.000
5 Mei
1949
52.817
1
395.928
125.042
154.900
426.000
12 Mei
1949
52.817
402.778
125.042 157.500
426.000
19 Mej
1949
52.817 j1.164
125.042 154.700
426.000
Bankbit-
–
Deposito’s
Data
jetten
in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
26 Dec.
1946
721.865 63.455
.765
62.693
5 Mej
1949
1.064:210
165.322
403
163.571
12Mei
‘1949
1.051.443 177.178
910.
175.077
19
iIei
1949
1.037.631
178.507
912
–
176.393
DE JAVASCIIE
BANK.
(Voornaamste poten in duizënden guldens)
cd
–
°.’
O5
Data
Swo
.0)
0),-‘)
-‘0.E
‘d”t)
-0)rs
oO°)e)
i’0
O)ibfl
.0
._0i5
°
.
0.00)
31 Maart 1947
477.080
35.363
33.256
85.42
255.201
4 Mei
1949
470.982 77.116
14.440 67.034
878.735
41
Mei
1949
470.982
86.306
14.451
68.568
871551 18 Mei
1949
470.983
75.761
14.472 69.605
914.401
Rekening-courant
saldi
0)50
Data
.)4
,
Rl.
0)
(0
M
w
>
o
m to
0
0
31 Maart 1947
81.527 453.816
–
503.718
101.304
4 Mei
1949
30.443
774.724
–
744.943
56.422
11
Mei
1949
30.749
774.374
–
708.489
56.703
18 Mei
1949
32.688 811.073
–
709.961
58.142
Muntbiljettencirculatie per 31 Maart 1947 t 646.830.979,-.
Muntbiljettencirculatie per 18 Mei f 890.558.201,75.
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste posten in millioenen oonden).
(00,,
0
0
•”
g
000)
.
p7
0
p7
ON
25 Dec.
’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
1,3
11 Mei
’49
0,2
1.299,3
1.300
1.276,1
24,2 4,2
18 Mei ’49
0,2 1.299,3
1.300
1.273,6
1
26,7
4,0
25 Mei ’49
0,2
1.299,3
1.300
1.267,9
32,3
3,9
Other securities
Deposits
t
0(_
0
,0
0,0
(0
)
o,
0
0)
0
,
—
(0
-‘
o
&00
.cj
0
E
Po
Pq
t
25 Dec.
’46
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
–
278,9
11 Mei.
49
330,1
18,8
26,0
385,4
10,0
0,7
287,9
18 Mei
’49
349,8
20,6
24,Ii
407,6
12,1
14,6
292,5
25 Mei
’49
357,6 25,9
23,8
425,6
12,0
23,3 299,9
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten In millioenen francs).
Data
-(0
)3
co
0
0
,
0
)0
1!..!’
00
–
t)
31 Dec. 1946
‘4.949,9
158,0
238,7
1
52,7
4.090,7 1
4.113,7
7 Mei
1949
5.992,4
377,4 148,3
39,7
4.230,8 1.830,5
14 Mei
1949
5.999,0
375,6 144,3
1
39,7
1
4.180,1
1
1.887,5
23 Mei
1949
6.037,9
366,4 140,3
39,7
4.170,1
1.918,1
t
FEDERAL RESERVE BANKS.
(V’oc,rnaamste posten in millioenen dollars).
–
Metaalvoorraad
Data
Othèr
u:s.
Govt
–
Totaal
IGoudcer-
cash
securities
tificaten
1
31 Dec.
1946 18.381
1
17.587
–
268
23.350
–
21 April 1949
23.073
–
1
22.434
284
–
21.288
28 April 1949
23.093
1
22.484
286
21.208
5 Mci
1949
23.113 22.509
270
20.839
F.R.-bil-
Deposito’s
–
Member-
Data
jetten
in
circulatje
Totaal
Govt
banks
31
Dec.
1946
24.945
17.353
393
1
16.139
21 April 1949
23.299
1
21.545
1′
1.054
1
19.398
28 April 1949
23.265
1
21.259
1
1.146
–
19.020
5 Mei
1949
1
23.332
21.108
990
19.073
S’
442
ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN,
1 Juni 1949
III-
NATIONALE BANg.VAN
BELGIJ.
(Voornaamste posten in’ milliöen’en francs).
0
..
0
,
–
a’
0 0
o
1
4)•
,
.
,
3g)4)
12
0
oz
o
l’4•
19
Sept.
1948
28.136
11.042 427
9.986
303
414
28 April
1949
28.362
10.778
2.558
8.188
281
620
5 Mei
1949
28.345 10.680
2.522
9.443
397
610
12 Mei
‘
1949
28.294
10.983 2.476 8.690
281
607
19 Mei
1949
28.748
10.361
3.225
7.
56
304
636
25 Mei
1949
29.120
£0494
2.477 •
7.044
296
622
ltkening-courant
saldi
2)
1
•
•
B
..9′
1
1
,
i
1
ul
‘o
1
2
1
”
C
t
cd
1
0
–
4)
2))
1
16 Sept.
1948
657
91.729
81.568
22
2.425
6.251
28
April
1949
915
91.931
83.743
276
1.632
5.179
5 Mei
1949
915
93.110
84.608
383
I
1.663
1
5.466
12 Mei
1949 915
92.371
83.749
484
1
1.603
5.522
19 Mei
1949 915
91.558
82.883
165
1.7891
5.403
25 Mei
1949
914
91.152
82.853
291
1.680 j
5.279
STAND VAN ‘s RIJKS
KAS.
Vo r de r.i n gen
7 Mei 1949
29 April 1949
Saldo
van
‘s Rijks Scliat.kist
–
bij -De Nederl. Bank N.V.
f
63.133.482,88
f
162.310:365,86
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
.
hij ‘de
Bank. voor
Neder-
landsche
Gemeenten
. . . .
17.302,87 ,,
,
,,
5.792.235,56
Kasvorderingen
wegens
cre-
dietverstrekking
aan
het
–
.
–
Daggeldiening
tegen
onder-
pand
…………..
–
–
Saldo der postrekeningen van
465.049.97l,2
,,
430.019.865,27
buitenland
…………………..
‘ooi’scl1ottei
op ullimo Maart
–
1949
aan
de
gemeenten
Rijkscomptabelen
.
………..
wegens
aan
haar
uit
te
keren belastingen
–
–
Vorderingen in iekeningcou-
rtint
op- Indonesië
……
1340.273.069,43
,,1337.385.529,06
.
35.217.681,16
,,
35.217.681,16
Ned.
Antillen
………….
..
2.592.340,09
2.592.340,09
Suriname
…………….
t-let Algemeen Burgerlijk ‘Pcn-
–
…
–
sioenfonds
……………
Het staatsbedrijf der
P.,
T.
enT
.
……..
………..
–
Andere staatsbedrijven en in-
……..–
stellingen
…..
.
…….
..326.921.787,35
,,
316.934.377,15
Verplichtingen
Voorschot,
door
De
Nederi.
Bank N.V., verstrekt
–
.
–
Voorschot,
door
De
Neder- landsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant
verstrekt
–
–
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
fl722.462.300,-
(1719.462.300,-
Schatkistpromessen
hij
De
Nederlandsche
Bank N.V.
ingevolge overeenkomst 1800.000.000,-
,,l800.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank NV.
is
geplaatst nihil)
/
5.561,9
mln
wo.
garantie
Bretton Woods
t
804 mln
,,4757.900.000,-
,,4947.900.000,-
Daggeldieningen
–
. –
137.775.2
–
76,-
138.155.570,-
Schuld
op
ultimo
Maart
-1949
aan
de
gemeenten
van
26 Februari
1947
………
wegens
aan
haar
uit
te
keren helastihgen
……..,,
52.245.954,25
52.245.954,25
Schuld
in
rek-courant
aan:
Muntbiljetten in omloop
………..
Indonesië
…………..
–
–
Suriname
…………..
–
. –
Ned. Antillen
– –
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
……….
sioenfonds
…………..
2.528:026,23
……….
,,
-14.039.360,99
Het staatsbedrijf der
P.,- T.
–
…….
en
T………………………
,,
524.274.667,73
,,
501.858.460,77
Andere
staatsbedrijven
– – .
–
–
Schuld
aan
diverse
instellin
gen in rekening met
‘s
Rijks
Schatkist
……………….
–
2160.841.060,02
,,1998.799.929,74
ZWEEDSE RIJKSBANK.
(Voornaamste josten
4
in inilliôrien kronen).
Metaal
Staatsfondsen
,
Data
4)
.
.
.bO
31
Dec.
1946
839 532 1.544
504
284
–
94
182
7 Mei
1949
175
111-
3.226
247-
243
-,-.
120
14
Mei
1949
175
III
2.995
246′
248
–
920
23 Mei
1949
:175
111
2.947
261
234
–
-120
–
–
Deposito’s
.2.
Direct opvraagbaar
a
,
Data
–
—
‘0 .4
–
ee,..
0
5.4
31
Dec.
1946
2.877
875
706
94,
280
174
7
7 Mei
19
1
9
2.902
968
570
323
212
203
8
14 Mei
1949
2.796
981
770
139
213
204
–
8
23 Mei
1949
2.748
P
841
–
548
220
217
194
8
DE KOLENPOSITIE VAN NEDERLAND
‘) –
(in 1.000 kg)
–
1j:oUctie
‘
‘erzondeii
Maand
Limburgse
–
binne?andse
Invoer
mijnen
behoefte
Totaal 4946
. .
8.313.827 6.387.903
‘
2.666.502
Totaal 1947
. .
10.104.345
7.778.585
•
3.577.564
Totaal
1948
. . –
11.032.326
–
8.059.287 3.435.260
Jan.
1949
936.174
700.888
247.336
Febr. 1949
892.448
‘
672.959
312.522
Mrt—
–
– ….
1.026.228
770.668
:179.660
Apr.
1949
–
933.666
2)
689.295 2)
303.547
l
‘) Bron: ,,Stitistisclr Bulletin van het C. LI.S.’
‘ –
‘-) Voorlopige gegevens.
INDEXCIJFERS VAN LONEN’ VOLGENS REGELINGEN UN
–
– ,
NEI)EI1LANI) ‘).
Juni 1,938/
.
–
Nijverheid
-Juni 1939 Nijverheid
‘)
Landbouw
1
en
-= 100
-‘–
–
1
landbouw
Aug.
1939….
101
100
101
Mei
1945….
116
190
126
Mei
1948….
175,2
258
186,8
Juni
1948:…
175,2
258 186,8
Juli
1948….
175,1
–
258
.
‘
186,7
Aug.
1948….
175,2
258
186,8
Sept.
1948….
.
175,2
258
186,8
Oct.
1948…
175,2
258
‘
186,8
Nov.
1948….
179,9
265,5
191,9
Dec.
1948….
181,7
265,5
.
193,4
Jan.
1949….
181,8 265,5
1’935
Febr.
1949.
. . .
181,8
1
)
265,5 193,5
4
)
Mrt
1949
181 64)2)
265,5 193,3
4
)
6
)
Apr.
1949:
: : :
181,4
4
)
5
)
265:
5
–
193,2
4
)
5
)
Bron: ,,Statis1is’h Bulletin van
het C.B.S.”
in de indexcijfers
zijn de uitkeringen
–
krachtens de
Kinderbijslagvet niel begrepen.
‘)
Gemiddelden 24 bedrijfstakken’.
Akkerbouw en veehouderij.
•
–
‘)
Voorlopige gegevens.
‘)
Daling uitsluitend -een
gevolg van
een lichte
schommellng in
de beslag van méér-productie der
steenkoolmijnen.
%VERKLOOSHEID
IN BELGIË’).
–
G h
1
e ee
Gedeeltelijk
.
Maand
–
–
wer
oos
1
en toevallig
–
•
–
werkloos
71.854
‘
–
63.870
–
64.113 31.338
61.562
33.117
Maart
…………….
….
Mei
–
59.606
34.439
Februari
1948…………………..
.
61.814
42.903
April
……………
……….
Juli
…………
……
69.571
59.703
Augustus
…..
. …..
……
74.292
48.257 81.065 63.168
Juni
–
………………
October
…………….
-87.604
44.797
November
…………….
…. ….
112.362
61.500
September
………………..
December
….. . ………..
..
…
172.395
–
80.356
Januari1949
• ………….’.
‘
..
.
173.393
–
–
80.193
–
‘1)
Bron:
,,Statistlsch
Bulletin” van
het
Nationaal Instltuut
.voor de
Statistlek.
1 Juni 1949
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
443
HÂVNBE%VEGING.
–
Te
Rotterdam, Amsterdam
en
Antwerpen aangekomen zeeschepen
.
Rotterdam
Amsterdam Antwerpen
Tijdvak.,
Aantal
Nettoregister
Aantal
Netto register
Aantal
Netto register
–
1938
15.366
24.744.472
3.464
4.664.049
11.762
_
19.979.744
1939
12.026
•
19.392.128
–
3.110
4.024.738
9.524
1-5.888.710
1945
1.344
2.063.632
470
458.800
3.585
11.129.932
1946
•
4.464
5.911.539
1.706
1.817.922
5.284
9.312.726
– –
1947
5.974
•
9.883.446
2.443
2.769.462
8.013
16.762.592
1948
8.502
12.670.901 3.305
3.348.504 8.472
16.918.365
1949
.739.
1.158.365
251
.
280.367
757
1.364.159
802
1.065.261
194
236.060
.
706
1.296.718
27 Febr. t/in 5 Mrt.
184
255.367
52
53.281
6 t/in
12 Mrt
213
260.895
.
61
70.676.
13
t/in
19 Mrt
•’
219
319.052
73
.
92.426
20 t/in 26 Mrt
257
283.366
53
72.169
Januari
…… ……..
…
27 Mrt t/nt 2 April
245
348.896
67
81.906
Februari ………………
Maart.
…………..
986
–
1.224.006
276.
305.723
783
1.397.455
3
t/in
9
April
. . .
203
263.339
77
93.319
10
t/in
tO April
. . .
253
345.006
70
57.633
.
t
17
t/in
23 April
.
.
……262
300.997
65
–
93 801
24
1/nt 30 April
241
.
f297.754
.
68
83.236
1.043
1.371.907
298
. .
.
343.455
April
……………
t
t/in
7 Mei
245
304.192
63
63.323
i) Bronnen: ,,Mededelingen
Kamer van
Koophandelen Fabrieken
voor Zuid-Holland”;
Dienst Gemeente Handelsinrichtingen,
Amste-
dam; Bureau van Statistiek
der Gemeente
Amsterdam; Economische
dienst
van de haven. Antwerpen.
GOUD IN. EN UITVOER DER VERENIGDE STATEN
1)
,
.
(in 1.000 dollars van circa
$
35 per ounce fijn).
–
Importen
uit:
Ëxporten
(-)
Nederland
BelgiO
Engeland
,
.t
/iser
land
Canada
.
Argentinië
Mexico
Overig
Latijns
‘
Afrika Totaal
1
naar:
.
Amerika
341.618
165.122
1.826.403
86.987 612.949
33.610
57.020
2.862
3.57415t
63.260
977
633.083 90.320
2.622.330
29.880
128.259
184.756
4.744.47
1939
………….
1940
………….
1941
t
3.779
899
412.056
16.791
61.862
292.893
982,378
1942 1.955
5
208.917
99
40.016
39.581
4.119
315.67e
1943
88
66.920
–
10.817
–
3.287
24:306
307
68.938
1944
-695.483
46.210
–
50.268
-1 09.694
1
)
–
58.292
.
3.572
-845.392
160
53.148
–
5
‘
15.094
–
41.743
357
-106.250
–
6
458
344.130
-134.002
3.591
–
403
118.550
.311.494
3
488.433
•
1
445.353
335.505
7.110
10.684 410.691
1.866.348 ‘34.409
135.542
1.115.668
–
39.190
–
29.723
103.280
15.757
–
95.780
491.494
1.700.683
Jan
9.970
182.808
31
458
l2009
201
2.418
.
.32.991
234.978
Febr
31.301′
104.264
289
,
.
211
1.102
23.674
159.388
Mrt
.j..
.
61.931 20.274
.
–
19.660
271
2.673
40.888
99.943
April
6.132
20.023
167.906
–
10.693
29998
242
4.871
22.756
234.156
1645
……………..
1946
…………..
1947 ………………
Mei
5.523
157.131
–
29.635
4.145
161
–
24.092
39.33!
151.326
148
…………..
Juni
26
177.829
–
12.031
198
–
27.736
40.764
177.741
Juli
1.437
178.038
30.512
6.942
–
3.904
6.523
40.463 266.691
Aug.
……
4.400
698
5.937 9.706
–
35.822
60.625 39.078
Sept
11.212
–
5.159 1.184
–
23.747
676
23.730
57
.
3.068
33.489 53.290
Oct.
……
5.746
4
5.695
40.678
–
6.360
331
20.519
255
2.905
52.036 121.571
…………….
5.769
27
3.488
8.848
.
–
.
–
.260
–
13.895
57.307
54.224
..
81.155
485
–
291
–
17.795 47.138
108.297
Nov………
1949
Dec……………
.
0
.
Jan.
3
)
22
het ,,Federal Reserve
15
Bulletin” van
Maart 1949.
279
‘) Voorlopige
gegevens.
395
3)
–
1.650
Gecorrigeerde
46.693
gegevens.
45.934
‘) Ontlend
aan
Uw
eigen
.
!,
.,
0
On
-dernemingsDenstoenm
-‘
1
,regeling :1
z
o
n
d
e
r
risico’s
voor
-Uw
bedrijf!
I
Vraag inlichtingen aan:
.
OEP
1
1
!1VEANS%REKRINt BNKN’
_TEL2980
?
S
GRAVENHAGE-TEL 116260
i
ROTTERDAM
Speciale rubriek voor ,Vraag en Aanbod iizake kaiitoèrb-
•
hoeften,9brandkasten, machines, apparaten, fabrieks- en
kantoorgebouwen, industrie-terreinen, enz. enz.
TKEMINbtN-E.NLAOLIçA5T.
MAAK GEBRUIK
VAN
DEZE RUBRIEK
GEVRAAGD:
iste
Assistent-accountant
Vereist: examens
N.
1. v.
A., bij
voorkeur rn/lnrichtingsleer, en
ervaring op Accountantskantoren
Sollicitaties, uitsluit end schrille fik, onder vermel-
ding van dit b!ad, vergezeld van
pasfoto, copie-
diplomas en getuigschrilten aan
Postbus
5011,
Scheveningen.
,-
S-tajnatie in ket fze’tiiel?
u4Cn3ndo,w4,2ë’
Zie hiervoor het over enkele weken
–
ver-
3
schijnende Juninummer van het
Èconomisch-
Statistisch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het Nederlandsch Economisch Instituut
Jaarabonnementen f6,50
voor abonné’s
E.-S.B. f 5,-
Telefoon
38040,
Rotterdam
Giro no.
8408
Ondernemingen, dio het beste i’idende personeel zoeken,
speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op
door middel van een annonce in do rubriek .,.Vacatures”.
Het aantal reacties, dat deze annonces tengevolge hebben,
Is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen grote instoiling is, die dit blad niet regelmatig
ontvangt en waar het niet circuleert. Opdrpchten voor het
voIgend nummer dienen 6 Juni a.s. in ons bezit te zijn.
r
;rril1R,ii #IT,i
ECONOMISCH CANDIDAAT
.
27 j., met enkele jaren practische ervaring in zelf-
standige functie op organisatorisch, commercieel en
. administratief gebied
ZOEKT PASSENDE BETREKKING.
Uitstekende kennis moderne talen. Prima referenties.
Dr. onder no. E.S.B. 1434, bur. v. d. bi., Postbus 42,
Schiedam.
f
‘.
Jongeman, 29 jaar, ongehuwd, energ. geïnteress.
werker, zoekt
WERKKRING IN SURINAME
-bij bosexploitatie- of aanverwant bedrijf of in cultures.
Opl. H.B.S.-B en gevorderde (cand.-) studie Landb.
Hogeschool I. d. Trap. Bosbouw.
• Dr. onder no. E.S.B. 1433, bur. v. ci. blad, Postbus 42,
L
Schidam.
—
.
–
•
01/
Hoe E.-SB.udvertenties uitgespeld worden!
Aan de steller van een personeel-annonce-onder
nummer geplaatst in de aflevering van 27 April j.l.,
konden niet minder dan –
–
101 BRIEVEN
worden toegezonden, en wel
•
op 2 Mei
33op 13 Mci
3
op 4 Mei
29 ‘ op 14 Mei
1
op 6 Mei
14
op 18 Mei
1
op 9 Mei
6
op 20 Mei
1
opllMei
7
Dit bewijst niet alleen. dat deze rubriek zich in een
overweldigende belangstelling mag verheugen, doch
tevens hoe algemeen de E.S.B. de gang door het
– bedrijf maakt en hoe lang deze in vele gevallen is. De verspreiding van dit blad is dan ook een veelvoud van
de oplaag, en,blijft geselecteerd! ..,
Er is géén
b.’ter medium voor
–
Uw s1eateivacaZurs!
-,
KONINKLIJKB NEDERL. BOEKDRUKKERIJ
M. ROELANTS, SCHIEDAM.
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie
38040.
Giro-
8408.
Bankiers: R. Mees en. Zoonen, Rotterdam. –
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.). Bankiers: Banque de Comrnerce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per poot, voor Nederland f
26
per jaar,
voor België/Luxemburg f
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in franco bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost)
/
26,
overige landen /
s8
per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nu7nrner en slechts worden beëindigd
per ultimo van het kalenderjaar. – –
– Aangelekende stukken in Nederland aan het
Bijkantoor
Westze€-.
dijk, Rotterdam (W.).
A.IVERTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
adoertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).
Advertentie-tarief f
0.40
per mm. Contract-tarieven
op
aanvraag. Rubrieken. ,, Vacatures” en ,,Beschikbare Krachten”
f
o.6o
per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht
voor om advertenties zonder opgaaf van redenen te weigeren.
Losse nummers 75 cents, resp. 12 B francs