Ga direct naar de content

Jrg. 34, editie 1665

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 1949

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economisch
,

-w’Sttistische

Beric

hten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR• HANDEL; NIJVERHEID, FINANCIF.N EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

34E
JAARGANG

WOENSDAG 6 APRIL 1949

No. 1665

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; J.Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J.
E. Merten; R. Miry; J van Tichelen; R. Vandeputte;


F. Vers ichelen.

Gegevens over adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde van dit nummer.

INHOUD:
Blz.

De artikelen van deze week ……..267

Sommaire, summaries ………………267

Loonpeil prijspeil en Benelux
door Ir H. Vos ……
268

Het circulatiebankwezen in Suriname op de helling

(II) door 1. Bos …………………………
269

De Engelse exportcampagne
dobr C. de Back
.
……
271

De scheepsbouw in 1948 door C. Verrnej
.
………
273

B o e k b e s p r e k ing:
J. 11.
Drebner, l’ubiic relations and pubilcity,
bespr. door
G. de Bruijn

………………………………
278

A a n t e k e n i n g e n:
De begroting van de Verenigde Staten voor het fiscale jaar
1950

……………………………………..
277
De Russische begrotingen voor 1948 en 1949
…………..
279
Annexatie-Grejiscorreetlee
door Dr G. E.
Hu/fnaget
……
280

Internationale notities
Etn jaar E.R.1′. ………………………………

280

Geld- en kapitaalmarkt

……………………280

S t a t is t ie ken:

Dankstaten

……………………………………
281
Goud iii- en uitvoer der Verenigde Staten
…………..
282
Enige Indexeijfers van do lndutrië1e productie
in
Nederland 282
Indecijfers van grootltandeisprijzen In Nederland
……..
282
De kolenpositie van Nederland
……………………
283
Indexcijfers van lonn volgens regelingen in Nederland . . 283

DEZER DAGEN.

zetten twaalf ministers van Buitenlandse Zaken te

Washington hun handtekening onder het Noord-Atlantisch
Pact. Vele goed-geconserveerde exemplaren van interna-

tionale pacten zijn in de politieke archieven te vinden.

Zoveel, dat men soms vergeet, wat de Romeinen als meest
kenmerkende van een overeenkomst vaststelden: ,,pacta
sunt servanda”, overeenkomsten moeten worden nage-
komen.

Zal ook dit pact weer uit de hand vallen? ,,Litera scripta
manet”, maar zal het bij een geschreven letter blijven?
Naast de Oostelijke Sphinx is thans de Pyramide van de
Westelijk-gezinde machten opgetrokken. Zal hun afstand blijven, zoals die van pyramide en sphinx, altijd dezelfde
en onbeweeglijk ten opzichte van elkaar?

Sommigen achten het reeds reden zichzelf de hand te
drukken, als het Noord-Atlantisch Pact juist dit zou be-
reiken. Doch met een statische conceptie van goed in het
gefld gestelde bouwblokken is het handwerk der onder-
tekenaren, ook in eigen oog, niet voibracht.

Zij zien geen aanleiding tot handenwrijven; de voor-
naamste oorzaak van hun gezamenlijk, anderzijds gesepa-

reerd, optreden, was dat het Handvést der Verenigde
Naties, eens gedacht als directe behoeder van de wereld-
vrede, naar de geest een dode letter is gebleven.

Voor de betekenis voor dit doel van de algemene ver-
gadering der Verenigde Naties, zojuist begonnen te Lake Success, draait men geen hand meer om. Daartoe zijn dit
lichaam te zeer de handen gebonden. Is het symbolisch,
dat President Truman de afspraak de eerste steen voor
het permanente gebouw te komen leggen, voor onbepaalde
tijd niet zal nakomen?

,,Traacheyd is kleynmoedicheyds ghezelhinne” schreef
Coornhert. Als dit juist is, is hier geen kleinmoedigheid.
Traagheid hij het ter hand nemen van de oplossing, die op korter en langer termijn, de kansen voor handhaven
van de vrede scheen te bieden, is ditmaal niet vertoond.

Kleinmoedigheid is evenmin getoond door de Amerikaan-
se Senaa.t bij zijn beslissing tot onverkorte voortzetting
van de hulpverlening onder het Marshall-plan. ,,Besrhei-
dener zijn die herauten”, schrijft Cicero in. een zijner
sierlijkste wendingen, ,,die het verkonden hunner over-winningen aan de stem van anderen overdragen”. Zoals
de Marshall-landen reden hebben het Amerikaanse initia-
tief te prijzen, zo doet het goed thans van de andere
zijde te zien vastgesteld, dat de Europese inspanning tot
productie in dit jaar resultaat heeft gehad.

Er is geen reden tot kleinmoedigheid; al wijst de manier
waarop de Republikeinen de bespreking te Batavia heb-ben aanvaard, bepaald niet op een ,,contrat d’adhésion”.

0

IL

HEERENGRACIIT 179 • AM6ÎERDAJv%.0

I
‘o
720

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOONET&
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM
. ROTTERDAM .

S-GRAVENHAGE
DELFT
.
SCHIEDAM

VLAARDINGEN

Aan dit nummer is toegdvoegd

een iniegvel van
UITGEV. MIJ

DE
HAAN N.V. te Utrecht.

Fa A. 0. Beuth van

Wickevoort Crômmelin

Amsterdam-Z. Corn. v. d.

Lindenstraat 22 Tel. 25410

Verzekeringsadviseurs.

LOD. S. BEUTH

specialist Gezins- en’ Oude.
dagsverzorging.,

Adviezen inzake:

Pensioen-voorzieningen voor.
Staf (en Personeel).

Organisatie Bed ruIs-en Onder-
nemingspensioenfondsen.

Aanvullingen normalisatie van
bestaande regelingen.

Ems

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Rcelunts.

Schiedam

ROTTERDAMSCHE

BANK

FINANCIERING

VAN. IMPORT-

EN EXPORT-

TRANSACTIES

225 VESTIGINGEN –

IN NEbERLAND

N.Y.

F
F__

KONINKLIJKE

N E D E R L A N DSC H E

Z 0 U T 1 N D U S T R 1

Boekelo • Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek jan.

zoutznur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, cau.rt,c joda.

FILU

vrije
ttttiZt

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Finance
and Trade

*

OBJECTIVE APPRAISALS

CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains. most complete ringe of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*.

World wide circulation

Annual subscription rate: (post free-

to inciude all supplements) £
3:2:6

(fi 33,4o)

.4 Special Swpplement
0fl
Economic Con-
ditions in The. Hetheriaod.s was published
on
January 31 1948. 4 lirniteel number
of this Suppiement remain for sale.

LODOX: $1 CA.XNON STRF.13.T, E.C. 4

.

DISPÔSITIE CENTRALE

Kassierskantoor voor Hér-Disposities Amsteistraat 14.18, Amsterdam.
Opgericht 1933.

– Abonné’s op van dor
Graaf
& Co’s
Ver-
iiosposten Voorkomend . Systoern kunnen

voor retour-kwitanties, waarvan de hij Ie-
vering vastgestelde betalingsdatum niet
meer dan 6 maanden is overschreden, ge-
bruik maken van de HER-DISPOSITIE
METHODE DER DISPOSITIE-CENTRALE, dienst II van
het V.V.S.). Hierdoor verkrijgen zijeen selectie tussen goede
en kwade posten.
Vraagt toezending der V.V.S.-brochure, ‘waarin onze methode
van hér-disponeren nader wordt uiteengezet.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit

is,
kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer

van dezelfde week worden opgenomen.

6 April 1949

ECONOMISÇH-STATISTISCHE BERICHTEN

267

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Ir H.
Vos,
Loonpeil, prijspeil en Benelux.

In een drietal sectoren van het economisch bestel (t.w.

de sector van de locale autarkie, de sector der elkaar

aanvullende bedrijven of bedrijfstakken en de sector

vai de buitenlandse afzet) zullen verschillen in loon- en
prijspeil het tot stand komen van een economische unie niet bhoeven te blokkeren, tenzij zij allen naar dezelfde

kant liggen. Echter, in de sector der bedrijven, die in

het eigen èn in het partnerland afzetmarkten bezitten,

zijn repercussies te verwachten. Schr. poneert de stelling: indien géén repercussies optreden, treden ook geen voor-.
delen op van de economische unie. Voor de houdbaarheid

van de economische unie is overeenstemming inzake de

te volgen loonpolitiek ‘van de groötste betekenis. De
sprong naar de economische unie kan, wanneer de part-

ners de consequenties der repercussies aanvaarden, wor-
den gewaagd, loon- en prijsverschillen ten spijt.

1. Bos,
Het circulatiebanlcwezen in Suriname op de helling (II).

Er is een stroming, die zich, wat het Surinaamse bank-
wezen betreft, het voorbeeld van Curaçao voor ogen
stelt: splitsing tussen circulatie- en commercieel bank-
bedrijf. Schr. vraagt zich af, of men zich in Suriname
wel goed realiseert, dat de toestanden op Curaçao hemels-
breed verschillen met die in Suriname. Curaço: een
actief handeisgebied met grote omzetten en in- en uitvoer-cijfers, met een goed en gedifferentieerd particulier bank-
wezen; Suriname: een rustig, weinig prospererend land-
bouwgebied met als belangrijke aanvulling de bauxiet-
ontginning en de hou texploitatie, vrijwel zonder particulier
initiatief
01)
bankgebied. Navolging van het Curaçaose
systeem zou in Suriname slechts versnippering van krach-
ten brengen, waar samenbundeijng zo zeer gewenst is.
Een sterke verbinding met het Nederlandse geld- en
credietwezen blijft voor dit land hoogst gewenst.

C. de
Back,
De Engelse exportcampagne.

Het succes van Engeland’s na-oorlogse exportcampagne
is – behalve aan de ,,sellers’ inarket” – voor een groot
deel te danken aan het feit, dat de economische politiek

van de Engelse Regering er op gericht is geweest een
voor de exporthandel gunstig ,,klimaat” te scheppen.
De Regering heeft ervoor ge*aakt, dat het kostenpeil
bovenmatig zou stijgen; de binnenlandse vraag is terug-

gedrongen. . Rechtstreekse beïnvloeding van de uitvoer
vond plaats door het onderhouden van een uitgebreide voorlichtings- en propagandadienst, de vaststelling (in
overleg met de betrokken, industrieën) van ,,export tar-

gets”, preferentiële behandeling ten gunte van de voor
export werkende industrieën hij de verdeling van schaarse grondstoffen, en het verstrekken van exportcredietgaran-
ties. Aan de afzetmarkten in het dollargebied is en wordt

bij dit alles speciale aandacht geschonken.

C. Vermey,
De scheepsbouv in 1948.

De wereldscheepsbouw dient, h6ezeer ook de werven
in het merendeel der gevallen nog verscheidene jaren
volledig bezet zijn, rekening te houden met vermin-
dering van werk, tenzij men erin slaagt de huidige abnor-
maal hoge bouwprijzen drastisch te verlagen. Hiertoe zullen verschillende factoren moeten bijdragen, zoals
een ruimer staalvoorziening en verhoging der arbeids-
prestaties. Slaagt men erin de bouwprijzen geleidelijk terug te brengen tot een peil, dat de bouw van nieuwe
schepen niet langer, zoals thans in feite het geval is, stempelt tot een speculatie met overheersend kwade
kansen, dan zal de scheepsbouw, gezien de noodzaak van
vlootvernieuwingen, ook in de jaren na 1952 voldoende
opdrachten kunnen boeken om een redelijk lonend bedrijf

te verzekeren.

SOMMAIRE.

Ir H.
Vos,
Le niveau des salaires et des prix et Benelux.

Les différences qui existent entre les niveaux des prix

et des salaires dans les pays ,,Benelux”, ne constituent

pas nécessairement un empêchement â la formation de

l’union économique. 11 est évident que des répercussions
se feront sentir dans certains secteurs de l’économie des

pa’s partenaires. La manifestation de ces répercussions

précisément prouve que l’union économique sera avanta-

geuse. Un accord complet au sujet de la politique des
salaires â appliquer par les partenaires, est d’une grande
importance.

1. Bos,
La Ban que d’émission de la Guyane hollandaise sur
la pente (II).

Le dédoublement de la Banque d’émission de la Guyane
en banque d’émission et en banque commerciale n’aura

comme résultat pour la Guyane, qu’une dispersion de ses
forces, l oû précisément une concentration est si néces-

saire. Un hen solide avec les Pays-Bas en matière de finan-

ces et de crédit reste désirable pour ce pays.

C. de Back,
La campagne anglaise en faQeur de l’exportatïon.
Le succès de la campagne. anglaise en faveur de l’expor-
tation, après cette guerre, est surtout dû au fait que la

politique économique du Gouvernement visait avant tout
créer un ,,climat” favorable au commerce d’exportation.
L’auteur donne un compte-rendu détaillé de cette politique.

C.
Vermey,
La construction navale en 1948.

Au cours des années
a
venir, l’activité de la construction
navale subira un ralentissement dans le monde entier,
mojns qu’on réussit kdiminuier d’une manière rigoureuse
les prix de construction, qui sont actuellement extra-
ordinairement éléves. Différents facteurs devront y con-
tribuer tels que: de plus amples approvisionnements en
acier, et un rendement plus élevé de la main-d’oeuvre.

SUMMARIES,

Dr H.Vos,
Wages, prices and Benelux.

Differences in the level of wages and prices between the Benelux countries need not he a decisive hindrdnce
for reaching economie union. Naturally enough, those

differences might cause some repercussions. These reper-
cussions, however, would mean that the economic union
will be advantageous. –

1. Bos,
Central banking in Surinam (II)

Bringing central banking and commercial banking in
Surinam into separate ifistitutions would mean a serious
trifhing of forces. For banking in Surinam close connections
with banking in the Netherlands are very desirable.

C.
(10
Back,
Britain’s export drive.

The success of Britain’s postwar export drive bas been
caused to a large extent by the economie pohicy .of the
British Government having aimed at a ,,chimate” favour-
able for export traders. The writer gives a dear picture
of this policy.

C.
Vermey,
Shipbuilding in 1948.

Unless the abnormally high building costs are brought
down the shipbuilding industries all over the world will
get loss work. Building costs can be decreased only if the
supply of steel becomes larger and labour productivity
goes upwards.

r

268

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

6 April 1949
LOONPEIL, PRIJSPEIL EN BENELUX.

Is een algehele gelijkheid van het” loonpeil en van

,,het” prijspeil aan weerszijden van de grenslijn die,

thans nog, Nederland scheidt van de ]3elgisch-Luxem-
burgse partner, noodzakelijk om te komen tot een eco-
riomische unie?

Deze vraag in haar algemeenheid stellen betekent

tevens haar in dezelfde algemeenheid ontkennend be-

antwoorden. Immers, ook binnen het eigen land – en bij

grote economische eenhèden als de Verenigde Staten

spreekt dit nog sterker – bestaan, soms grote, verschillen

in loonpeil en prijspeil, ook voor dezelfde soort van arbeid

en voor dezelfde goederen of diensten. De hroodprijs was

voor de oorlog in Brahant steeds lager dan in Friesland;
het landarbeidersloon lag in het Zuiden eti Oosten van

ons land lager dan in het Noorden en Westen; de collec-

tieve éontracten voor een aantal bedrijven kenden, voor

dezelfde a’rbeid, dikwijls tot méér dan 10 klassen van

gemeenten voor de loonbepaling, zonder dat dit de eco-

homische eenheid van het land verstoorde. Wij zullen de

vraag naar looripeil en prijspeil aan heide zijden van de

grens dus anders moeten stellen, om een antwoord van
groter betekenis t& kunnen geven.

In w’ezen ligt aan de vraagstelling een andere ten grond-

slag. Door het opstellen eerst, en invoeren daarna van

de gemeenschappelijke douanetarieven heeft het Benelux-
geheel een begrenzing naar buiten gékregen, een
gemeen-
schap pelijke
begrenzing, welke voorwaarde is voor de

volgende étappe van dé economische samenwerking. De
bedoeling is nl. niet alleen – hoe zeer øok nodig, en hoe
zeer de belangrijkheid ervan naar mijn indruk dikwijls

wordt onderschat – naar buiten als een eenheid te ope-
reren, maar evenzeer om naar binnen één economisch
geheel te vormen. De aandacht richt zich dan ook thans-

terecht – grotendeels op de voorwaarden, welke nodig
zijn om tot dit geheel naar binnen te komen, d.w.z.:

men stelt de vraag, waaraan moet worden voldaan, opdat

de goederenstroom vrij – beter is het misschien te spreken

van ,;niet aan méér beperkingen onderhevig dan in elk

der beide delen” – de grens kan passeien. De hierachter
rijzende vragen van kapitaalverkeer en monetaire unie
laat ik buiten beschouwing.

Verder i’orde vôôrondersteld, dat door onderlinge
aanpa,sing van de accijnzen en van de omzetbelasting
grote verschillen in directe druk an de indirecte belastin-
gen op specifieke artikelen zijn vermeden, een, gezien de

reeds bereikte resultaten, niet oni’edelijke vôôronder-
stelling.

Een piertal sectoren.

Men kan, om de invloed van prijs en loon nader te

onderzoeken hij het totstandkomen van de economische
unie, een viertal sectoren_in het economisch bestel onder-
scheiden.
Als
eerste sector
zou ik willen noemen die van de
locale
autarkie.
De prijzen en tarieven van de plaatselijke ver-
zorgingsbedrijven, een niet onbelangrijke sector!, van de
dpeiibare nutsbedrijven – welk een verscheidenheid van

tarieven daarvan kent ons land niet, met verschillen van
meer dan 100 pCt -, van een groot deel van het bouw-
bedrijf, van een zeer groot deel van de verkeersbedrijven,
kunnen weerszijds van de grens verschillen, zoals zij ook
ih elk land veschillen, zonder dat er repercussies, althans zonder dat er
directe repereussies op treden in een nauwer
Benelux-verband. Deze sector is vrij groot. Zij omvat
mede een belangrijk deel van de bedrijven, waarvoor in
de beruchte dertiger jaren de term beschut werd uitge-
‘onden

De
‘tweede sector
bestaat uit die bedrijven of bedrijfs-
takken, waarvoor het Nederlandse bedrijfsleven enerzijds
en het Belgisch-Luxemburgse anderzijds elkaar aan-
vullen, of elkanders ‘wederzijdse alleen-leveranciers zijn.

De bloembollen uit Nederland en het vlakglas uit België
lopen elkaar niet in de weg.

Belgische en Luxemburgse ijzer- en staalleveranties,

Nederlandse scheepsbouwverrichtingen en scheepvaart-

diensten kunnen de eigen productie aanvullen tot het ge-
wenste niveau. In deze sector is – ook bij verschil in loon-

en prijspeil – winst •te verwachten uit de samenkoppe-
ling van de economieën van Nedeiland en België-Luxem-

burg, en versteviging van de basis van beide. Ook de

omvang van deze tweede sector is niet onbelangrijk.
Als
derde sector
moge ik noemen die van de
buitenlandse
afzet,
onder buitenland dan verstaan het gebied buiten

de Benelux, een opvatting, w’aaraan wij zullen moeten

wennen, lIet loslaten van de goederenstroom over de

scheiding tussen de Benelux-partners zal pas secundair

voor deze buitenlandse afzet van betekenis zijn. Men

mag veronderstellen, dat, voor zover de verschillen in

prijs- en loonpeil van betekenis zijn, de buitenlandse

afzet zich daarbij reeds heeft aangepast. Invloed op deze

buitenlandse afzet zal waarschijnlijk eerder ontstaan –
en in gunstige zin kunnen ontstaan – door het straks

noodgedwongen gezamenlijke dcvi ezenheheer en de daar-
aan te koppelen gezamenlijke exportpolitiek.

Verschillen in loon- en prijspeil in de genoemde drie

sectoren zullen dus ieder op zich zelf het totstandkomen

van een economische unie niet behoeven te blokkeren,
tenzij zij – waarover straks meer – allen naar dezelfde
kant liggen en in belangrijke mate eenzelfde afwijking

vertonen. Is dat niet het geval, dan geven zij slechts

aanleiding tot een, in elk der gebieden, andere wijze van
verdeling van het nationale inkomen over de bedrijfs-
takken.

In belangrijke mate anders liggen de verhoudingen in
de
pierde sector:
die van de bedrijven, welke in liet eigen
en in het nabuurland van de unie afzetmarkten bezitten,
althans potentieel tot voorziening van de markt in staat

zijn. De totstandkomende verschuivingen in deze ge-
vallen hangen zeker mede af van de prijsverhoudingen.

In deze sector zijn dus repercussies te verwachten. Voor
ik deze tracht te onderzoeken, moge ik echter een stelling
poneren:
Indien geen repercussies optreden, treden ook
geen 000,’delen op can de economische unie!
1-let wederzijds
dôôrclringen •in elkanders economie moet verschuivingen
tengevolge hebben, anders wordt het doel van de econo-
mische unie niet bereikt. Bij verschil in prijs treden na-

tuurlijk slechts dan verschuivingen op, indien dit verschil
groter is dan de extra-kosten voor vervoer en voor nor-
male verkoopkosten ete. voor de te verwerien markten
– specifieke prijsonderbiedingen uit concurrentie-over-

wegingen, die men overigens ook binnen de eigen economi-
sche eenheid aantreft, buiten beschouwing gelaten. i3o-
vendien zal, ook bij verschil in prijs, een zeker conserva-

tisme in de vraag, dooi welke oorzaken ook ontstaan,
dikwijls sterke plotselinge verschuivingen afremmen.

Waar wel repercussies optreden, zullen deze veider in
een aantal gevallen niet groter zijn dan bij normale con-
junctuurschommelingen: het opvangen ervan, hetzij
door kostprijsverlaging door betere organisatie, zal dan
het economisch gewenste gevolg zijn. En daar (dus slechts

in een gedeelte van de vierde sector), waar dé prijsver-
houdingen zo liggen aan weerszijden van de grens, dat een ernstige sociale verstoring moet worden gevreesd,

kan door een bewuste gezamenlijke prijspolitiek van
hMrijfsleven en Overheid bij de tegenwoordige wets-
technische hulpmiddelen een overgangsperiode worden
bewerkstelligd. Zulk een bedrijfspolitiek zal naast con-
serverende ook sanerende elementen moeten bevatten,
waarbij de laatste in de 1001) van de tijd versterkt dienen
te worden.

De lonen en de loonpolitiec.

De
loont actor
is van betekenis — zij liet niet van stpeds
even grote betekenis – voor de verschillende prijscal-

6 April 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

269

culaties. Alen zij zich er daarbij van bewust, dat de loon-

factor, bij de huidige ontwikkeling van de sociale politiek,

nimmer enkel
01)
zich zelf kan worden beschouwd. In-

dien in het ene land de ouderdomsvoorziening wordt be-

kostigd als staatspensioen, bijv. door hogere directe be-
lastingen, terwijl in het andere land deze kosten worden
berekend als sociale lasten of gedeeltelijk van de lonen
worden ingehouden en als zodanig in de totale loonsom

mede tot uitdrukking komen, dan kan een uiteindelijk

zelfde prijspeil ontstaan, zelfs een uiteindelijk zelfde

verdeling van het nationale inkomen, terwijl toch de
loonfactor in het ene land anders ligt dan in het andere.
Ook zij men zich er van bew’ust, dat in de prijzen,

behalve lonen en materiaalkosten, rente en winst tot uit-
drukking komen en dus repercussies niet eenzijdig in de
loonsector behoeven te ontstaan. Wel van grote betekenis
voor de vraag 6f repercussies. zullen optreden tengevolge
van loonverhoudingen – en dus ook repercussies
tav.

de lonen, eventueel met liet optreden van werkloosheid

gepaard gaande – lijkt mij de gevolgde loonpolitiek.

indien het ene land ten deze een
normatief
systeem kiest,

waarbij getracht wordt ook tussen de verschillende be-
drijfstakken een bepaalde verhouding in loonpeil te ver-
krijgen en te handhaven, terwijl in het andere land een

meer liberale
loonpolitiek wordt gevolgd, waarbij de

loonbepaling blijft overgelaten aan de machtsverhou-

dingen van de vakorganisaties van werknemers en werk-
gevers enerzijds en aan dé wetten van vraag en aanbod
van arbeidskrachten anderzijds, dan kunnen zeer uiteen-
lopende loonverhoudingen voor eenzelfde bedvijfstak

aan weerszijden van de grens ontstaan. Overeenstemming,
over de te volgen algemene richtlijnen voor de loonpolitiek
en ook in bijzondere gevallen voor de uitwerking daar-van op bepaalde terreinen, is dbarom voor de houdbaar

heid van de economische unie van de grootste betekenis. Thans bestaande differenties zullen in gezamenlijk over-
leg moeten worden beoordeeld, begrensd en gesaneerd.

Val utaaragen.

Toch is er nog één algemeen aspe’ct, dat van betekenis
is. i-Iet is nl. mogelijk – hoewel de cijfers niet een duide-
lijke conclusie toelaten .- dat door de veel scherpere
scheiding dan vroeger van de nationale economieën, en
door de oorlogs- en na-oorlogse ontwikkeling en politiek,
– een algemeen verschil is ontstaan en door de deviezen-
afsluiting gehandhaafd. Bij eenzelfde reële levensstan-
daard en eenzelfde reële producti’iteit van de arbeid kan
valutatechnisch het prijs- en loonpeil in het ene land
hoger liggen dan in het andere. Wanneer ik schrijf, dat
de cijfers niet duidelijk zijn, bedoel ik met name, dat ik
bezwaar heb tegen de zo dikwijls gemaakte vergelijking
op grond van de
indexcijfers
van lonen en prijzen in beide
economische systemen, waarbij deze indexcijfers op 1940
worden betrokken, een basis, waartegen vele gegronde –
hier niet nader uit te werken – bezw’aren kunnen wor-den aangevoerd.. Er zijn trouwens tegenover zulk een
algemene afwijking algemene remedies. Zij kunnen worden
gezocht in een gelijktijdige loon- en prijsverhoging in het
ene, en loon- en prijsverlaging in het andere land. Deze
processen eisen natuurlijk tijd en doordachte voorbereiding.
Zij eigen ok – alweer – een geldide prijs- en loon-
politiek.
Er is ook een tweede, misschièn niet te versmaden
en voor de Benelux 66k naarbuiten ‘attractieve moge-
lijkheid: het instellen van een
gezamenlijke oaluta,
het

overgaan tot munteenheid, waarbij dan de omreken-
verhoudingen tot de nieuwe munt op de gewenste wijze af
kunnen wijken van de thans bestaande valutaverhouding.
Overigens moge ook voor dit aspect van de kwestie gel-
den, dat men dlie gevolgen moet trachten te zien.Indien
inderdaad prijs- en loonniveau gezamenlijk in het ene
land, bij overigens juiste onderlinge verhouding, valuta-
technisch hoger liggen dan in het andere, dan betekent

een economische unie wèl, dat een, waarschijnlijk tijdelijke,
stroom van goederen zal gaan van het land met het lagere

naar dat met het hogere prijsniveau. En dit kan winst-

verlies, productiestaking, werkloosheid voor dit laatste
gebied betekenen. Doch alweer, alléén voor zover de pro-

ductiemogehijkheden dit toelaten, en alleen in de vierde

sector.
Daartegenover staat dat voor de gehele tweede sectoi

,
waar de landen elkanders economie aanvullen, he.t land

met het hogere prijsniveau profiteert. lIet koopt en ver

:
koopt immers goedkope resp. dure arbeid van en aan Ie
partner in de unie, die méér leveit en minder ontvangt
in arbeidsprestaties dn in reële goederen.
**
*
lIet vôôraf zien van de repercussies, welke in een, deel

van de economieën van de partners kunnen ontstaan, het

aanvaarden van
s
een niet onbelangrijk deel daarvan als

winst, ook bij tijdelijke moeilijkheden, en het samen
uitwerken van een overbruggingspolitiek van zo kort

mogelijke duur voor enige sociaal al te moeilijke posities,
en misschien voor enkele algemene aspecten, schijnen

mi.j voldoende om de sprong naar de economische unie te

doen, loon- en prijsverschillen ten spijt: Het voeren van een gezamenlijk deviezen- en investeringsbeleid en van een gesynchroniseerde monetaire, loon- en prijspolitick vormen Jlet noodzakelijk daarop volgende program om
deze unie te handhaven en •te .versterken.

Vassenaar.

1
Ir 1-1. VOS.

HET CIRCULATIEBANKWEZEN
kN

SURINAME OP DE HELLING (II).

De vraag of handhaving van de Surinaamsche Bank
aH circulatiebank alsnog ernstige overweging verdient,
heantwoordde ik in een vorig artikel
1)
vanuit het histo-

rische en economische aspect in het licht der laatste
ontwikkeling bevestigend. Bij de beslissing hierover
zullen echter ongetwijfeld ôok andere waarden een rol

spelen.

Het 906/beeld Qan Curaçao.

De grote mate van zelfstandigheid, welke Surinaiie
thans bezit, doet vanzelf de wens ontstaan geheel onaf-

hankelijk van Nederland of een Nederlandse instelling
zijn geldwezen te regelen. En dat dit mogelijk is, daar-
van heeft het gebied der Nederlandse Antillen – kort-
heidshalve Curaçao genoemd – het bewijs geleverd.
De Curaçaosche Bank, een gouvernemen tsbank, voor-namelijk door gouvernemen tsanihtenaren geleid, heeft
van haai- oprichting in 1828 af liet Curaçaose ficluciaire

geldwezen verzorgd. En, te oordelen naar de geschiedenis
dèr laatste decennia, met succes. De resultaten der laatste
jaren waren zelfs uitermate gunstig voor een gouv&rne-

mentsinstelling. (Zie tabel op blz. 270).
Met een kapitaal van f 450.000 en minimale onkosten
zijn in deze jaren dus grote winsten behaald. Waarom
zou dit voor Suriname ook niet mogelijk zijn? Bij de be-
staande toestand is door cle Surinaamsche Bank aan het

Gouvernement –

in

uitgekeerd

van totale winst

1941

f 5.919

f 82.196 –
1942

,, 16.948

11
123.536
1943

45.326

229.971

1944

35.682

193.809

1945

11
36.188

11
204.114

1946

,, 54.368

11
272.001

Deze cijfers moedigen uiteraard de verlangens, wellce
reeds jarn voor de oorlog in de richting van het Cura-
çaose systeem gingen, aan. Steun aan de gedachte van

‘)
Zie: ,,E.-S.B.” van 30 Maart ji., blz. 251.

270

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1949

1946 1945
4944
.
1943
5942
J

1941

Provisie

……..-
f

2.279
f

7.778
f

1.484
/

6.434
/

871
/

1.080
Interest
143.741
298.552
181.360 146.427 126.857 49.517
429.822

198.219

)
148.767 104.905
62.715
.
56.770
Effecten
329.275
1)
Agio

……………

Onkosten
40.031
44.044
28.471

.
21.793
24.014
22.668
Saldo

Winst

……
534.566 ‘)
386.742
3)
241.199 ‘)
210.696 ‘)
150.000
5)

79.699 ‘)

1
1 Gereserveerd voor eventuele koersverschillen.
1)
Door herwaardering der effecten van belegd kapitaal en
‘) Gereserveerd voor reservefoncls en eigen bankgebouw. Gereserveerd voor eventueel verlies
op
saldi
in
bezet gebied.
Afgeschreven op effecten van belegd kapitaal en reservefonds.
Verlies

een zodaiiige oplossing voor het circulatiebankwezen

schijnt ook verleend te zijn door een commissie, bestaande

uit vertegenwoordigers van De Nederlandsche Bank, de Her-

stèlbank, de Ministerids van Overzeesche Gebiedsdelen en

Financiën en een deskundige op het gebidvan het Volkscre-
dietween.Deze zgn.Bankcommissie, die dus benoemd is naast

de nog bestaande Commissie van Advies inzake.het circula-
tiebankwezen in Suriname, heeft in Juni 1947 gedurende
ongeveer een maand, met een frisse kijk op dit voor haar

leden geheel nieuwe gebied, in Suriname een onderzoek
ingesteld naar de voorzièning in de credietbehoeften van

het bedrijfsleven en de bevolking, waarbij uiteraard het

circulatiebankwezen niet buiten bJchouving kon worden
gelaten. Haar rapport, dat zij uitbracht aan de Gouver-
neur varf’ Suriname, is nog niet gepubliceerd. De ,,Nieuwe

Rotterdamse Courant” van 1 Maart ji. berichtte echter, dat
n’og overleg wordt gepleegd over de wijze, waarop zal

worden voorzien in de taak van circulatie-orgaan. En dat
er grote kans schiji’it te bestaan, dat eer]ang hij lands-
verordening in Suriname een soortgelijke toestand wordt

geschapen als reeds in de Nederlandse Antillen be-
staat.

Verschillen tussen Suriname en Curaçao.

Bij de ontwikkeling van dit gehele probleem heb ik

mij steeds afgevraagd, bf men zich in Suriname wel goed
realiseert, dat de toestanden op Curaçao hemelsbreed

verschillen met die in Suriname, en dat men maar niet
zonder meer mag verwachten, dat een instelling, die op

Curaçao goed ‘functionneert, dit evenzeer in Suriname
zal doen. Dit goed functionneren dateert trouwens eerst
van omstreeks 1918, toen de olie de welvaart naar Curaçao

bracht. Voordien werd de Curaçaosche Bank, die reeds
in 1828 werd opgericht, gekenschetst als een
Qolslagen
mislukking.
Men leze er de geschiedenis dezer bank van
de hand van Mr Dr G. J Fabius maar. eens op na. Zij
heeft herhaJdelijk vast gezeten en leed een noodlijdend
bestaan. Voor de ontwikkeling van dit gebied is zij vrijwel
van geen betekenis geweest. En gedurende haar bestaan

kwamen koersen op Nederlahd voor van 104 in 1889,
107– in 1895, 109 in 1897 en 108 nog in 1916. In ver-
gelijking hiermede kon de Surinaamsche Bank zich in die
tijd dus op de borst slaan.
Na de vestiging der grote raffinaderijen op Curaçao en Aruba heeft de Curaçaosche Bank de circulatie be-
hoorlijk weten te verzorgen en de pariteit met de

Neder-
1ardse gulden weten te handhaven. Haar bankbiljetten-
circulatie bedroeg in 1925 nog slechts f 1.581.989. In
1940 was deze gestegen tot f 10.753.281 (bnevens
f 5.626.082 deposito’s) en in 1946 tot f 34.159.982 (met

f 38.912.887 deposito’s). Haar winsteij waren tot 1940
betrekkelijk gering. Zo ‘bedroeg deze vôôr reservering in
1926 f 38.260, in 1930 f 58.436, in 1935 f10.362, in 1940
f 19.089 Zou men bij de beoordeling van de prosperiteit
dezer instelling nu uitgaan van de eerder genoemde winst-
cijfers over de oorlogsjaren en daarna, dan vormt men
zih een volkomen verkeerd beeld. Deze laatste winsten

zijn uitsluitend te danken aan het beheer van de deviezen-
voorraad en bijzondere credietverleningen, die als van
sleöhts tijdelijke aard moeten worden beschouwd. – De
cijfers tot 1940 zijn veeleer als normaal te beschouwen.

reservefonds.

De oorzaak van deze geringe winsten tot 1940 bij een

uitgezet hankbiljettenkapitaal en deposito’s tot een ge-

zamenlijk bedrag ii 1940 van ruim 16 millioen gulden

ligt daarin, dat de werkzaamheden der Curaçaosche

Bank zich hoofdzakelijk bepaalden tot de voorziening

in circulatiemiddelen, de uitvoering van financiële com-

missies voor het Gouvernement en voorts tot aan- en
verkoop van wissels. Het grootste deel van de ontvangen

gelden, t.w. f 9.817.471, hield men in kas en f 6.796.797

stond, bijna even weinig productief, uit in het buiten-

land. Van productieve belegging was slechts voor ca
f 270.000 sprake. Het doel van een circulatiebank om

de uitoefening’ van haar bijzonder recht ten nutte te
maken van de gemeenschap, wordt hier dus niet betracht.

Ook in het verleden is dit zelden geschied. En wanneer

men het nog trachtte te doen was het succes veelal ne-

gatief. In 1928 heeft dan ook nog een regeringscommissie-
Vissering een onderzoek ingesteld naar haar werkwijze en voorstellen tot reorganisatie gedaan. Maar het Gou-

vernement had weinig oren daarnaar en zo bleven de

grote kapitalen even onproductief als voorheen.
l)it was mogelijk, doordat Curaçao, met uitzondering

van de olie-industrie en enige mijnbouw, bijna uitsluitend
een handelsgebied is met veel transitoverkeer en handel

op Midden- en Zuid-Amerika. Actieve kooplieden richtten
reeds in 1850 de Spaar- en Beleenbank op, die in 1946

f711.580 op hypotheek had uitstaan en f 804.600 aan
inleggers schuldig
wal.
De Postspaarbank (van 1905) was
in 1946 f 3.722.546 schuldig aan inleggers, waartegen-over zij f 1.323.333 effecten had en f 2.444.987 te vor-
deren van het’Gouvernement. De Cui’açaosche Flypotheek-
bank (van 1876) had in 1946 f 2.052.900 pandbrieven

uitstaan en f 2.379.518 op hypotheek uitgezet. Madurô &
Curiel’s Bank met een kapitaal van f 3.000.000 en een
reserve van f 2.000.000 had in 1946 tegenover f 32.083.549
deposito’s f 7.161.206 debiteuren, f 261.697 wissels,
f 4.330.499 effecten en in kas en bij banken f 14.758.234.
De Aruba Bank met f 965.000 kapitaal en reserves had
in 1946 f 8.551.179 deposito’s en f 2.978.000 beleggingen.
Van de kantoren der Hollandsche Bank-Unie N.V. op

Curaçao en Aruba zijn geen afzonderlijke cijfers bekend.
Uit deze gegevens blijkt duidelijk, dat het partictiliere
bankwezen vrijwel geheel in de behoeften van handel,
scheepvaart en industrie heeft voorzien en de Curaçaosche
Bank daar niet meer aan te pas behoeft te komen.
Hoe anders zijn de toestanden in Suriname! Ginds een
actief handelsgebied met grote omzetten en invoer- en
uitvoercijfers, die in 1930 boven’ 400 millioen lagen;
in 1937 bedroeg de invoer op Curaçao en Aruba alleen
bijna f 300 millioen (latere cijfers staan niet te mijner
beschikking). Hier een rustig, weinig prospererend land-
bouwgebied met als belangrijke aanvulling de bauxiet-

ontginning en sedert kort de houtexploitatie, met invoer-
en uitvoercijfers in 1930 van resp. f 8,5 en f 8 millioen,

in 1937 van resp. f 7,5 en f 6,9 millioen, in 1946 van resp.
f 15,7 en f 11,5 millioen, in 1947 van resp. f 31 en f 24,6
millioen. Hoe hoopvol de laatste cijfers zijn, zij zijn slechts
een fractie van het handelsverkeer op Curaçao. Ginds
een goed en gedifferentieerd particulier bankwezen, hier
een circulatiebank tevens handelsbank met in 1947 een
circulatie van f10.621.200 en f6.768.259 ‘rek.crt saldi,

6 April 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

271

waartegenover f 984,962 disconto’s en beleningen en

f 2.446.605 voorschotten in rek.crt. Daarnaast alleen de

Surinaamsche Postspaarbank, waarvan de cijfers mij niet
bekend zijn, en een klein particulier bankje van geringe

betekenis, dat geen cijfeis publiceert. 1-let particulier

initiatief heeft hier op bankgebied dus bijna geheel ont-

broken. En dat hij voortdurende klachten over de hoge
tarieven en zware eisen van de Surinaamsche Bank. Mij

dunkt, hier is plaats voor de conclusie, dat men de Suri-

naamsche Bank weleens wat al te hard bèoordeeld heeft.

Samenbundeling, geen ,oersnippering.

Het is mij dan ook niet duidelijk, hoe men zich onder
dergelijke omstandigheden in Suriname voorstelt tot een

nuttige
splitsing van het hankapparaat te komen in een

Gouvernementsbank uitsluitend voor de verzorging van

de geldcirculatie, de uitvoering van de Gouvernements-

opdrachten, de in- en verkoop van deviezen, en met een

steriele geidvoorraad, zoals bij de Curaçaosche ‘Bank;
en een handelsbank voor de credietverlening, wisselhandel
zodra die weer mogelijk is, en deposito’s. Ik kan slechts

as resultaat van een derge]ijke splitsing zien versnippe-

ring van krachten, en twee banken die slechts matig
aan de gestelde verwachtingen zullen voldoen. Mijn eigen
ervaring ter plaatse en een nauwlettend volgen van de
ontwikkeling van Suriname vanuit de verte doet mij dan ook een ernstig woord van waarschuwing spreken tegen

een dergelijke ‘versnippering, waar samenbundeling zozeer
gewenst is.
Dit wil niet zeggen, dat ik het verlangen van dit ge-
bied naar een eigen bankinstelling niet begrijp. Men
realisere’ zich daarbij echter,dat een niet, al te sterk
ontwikkelde gemeenschap van 180.000 zielen beter doet

geen al te hoge eisen te stellen aan zelfvoorziening, vooral
niet op het gebied van het ingewikkelde bankwezen. en
sterke verbinding me,t het Nederlandse geld- en crediet-
wezen blijft voor dit land, dat zich met grote inspanning
reeds jarenlang omfioog tracht te werken uit een staat van
verval, hoogst gewenst, ja geboden. Ik ben er van over-
tuigd, dat een Surinaamsche Bank, die als Surinaamse naam-
loze vennootschap een zelfstandig bestaan zou kunnen leiden
als circulatie- en handelsbank, onder leiding van een sterke
Nederlandse bankinstelling als de Nederlandsche Handel-
Maatschappij, de beste diensten aan dit gebiedsdeel zou
kunnen verlenen en een uitstekende verbinding van
Suriname met het geld- en credietwezen van Iederland

en de wereld zou vormen. De Engelse gebieden in de om-
geving, waarmede Suriname veeleer vergeleken kan wor-
den – ik schreef het reeds – leveren van een dergelijke

ontwikkeling van het geld- en credietwezen een duidelijk

voorbeeld.
Eerste eis voor de ontwikkeling van een land is een
goed en gezond geld- en credietwezen. Suriname heeft

dit thans. Men hoede zich nu voor onnodige experimenten
uit overdreven gevoelsargumenten. Trouwens, behoren
Nederland en Suriname niet bijeen en tot hetzelfde Rijks-
verband? Leven zij niet onder dezelfde driekleur? En

vormen zij niet als zodanig met de Nederlandse Antillen
een drie-eenheid, waarvan de delen op elkander steunen
en op elkander zijn aangewezen? Laat men dan ook
nuchter blijven, en zijn hande]ingen niet door sentimen-
ten laten bepalen, maar door het belang van het Land.

Voor Gouverneur en Staten van Suriname geldt thans

een: Caveant consules!

Dordrecht.

J. BOS.

DE ENGELSE EXPORTCAMPAGNE.

De Engelse iiitvoerhandel heeft in de jaren na de tweede
wereldoorlog een krachtig herstel te zien gegeven na de
inzinking, die, in de oorlogsjaien was ontstaan. Een goede
graadmeter voor deze ontwikkeling wordt gevonden

in het zgn. volume-indexcijfer van de uitvoer, dat wordt

verkregen door le in enige perioden uitgevoerde hoeveel-
heden van verschillende goederen, om te rekenen tegen
de prijzen, die in het jaar 1938 voor soortgelijke goederen

golden; het aldus berekende waardecijfer wordt vervol-

gens uitgedrukt in pCt van de waard van de uitvoer

in de basisperiode. Het verloop van dit indexcijfer is
als volgt geweest: –

Volume-indexcijfer can de Engelse
(1938
=
100)
1945
46

4e kwartaal
1946
……..
99

‘le
le kwartaal

1947
……..
101

2e
Ce

1947
……
.

102

3e
3e

,,

1947
……..
114

4e

Bij de beantwoording van de vraag, op welke wijze

dit – in vergelijking met andere ”Vesteuropese landen –
uitzonderlijk gunstige resultaat werd bereikt, valt te

constateren, dat de door de Engelse Regering gevoerde

economische politiek er op gericht is geweest een voor
de exporthandel gunstig ,,klimaat” te scheppen, waarbij
tegelijkertijd een krachtige campagne werd gevoerd om

het Engelse volk en het bedrijfsleven duidelijk te maken,
dat een snel en krachtig herstel van de uitvoer een abso-
lute voorwaarde was voor de handhaving van een, voor
Westeuropese opvattingen, d.raaglij k levenspeil. Een
welslagen van de overwegend op vrijwillige medewerking

gebaseerde exportcampagne zou echter niet mogelijk
zijn geweest, indiende zeer grote vraag uit het buitenland
en de bestaande prijsverhoudirigen niet de basis hadden gevormd voor een over het algemeen zeer’ lonende par-
ticuliere exporthandel. Daarbij kon in ruime mate wor-

den geprofiteerd van de in de eerste jaren na de oorlog
voor de meeste Engelse exportproducten bestaande
,,sellers’ market”, alsmede van de omstandigheid, dat
de grote concurrenten van v66r 1940, t.w. Duitsland en
Japan, voorlopig waren uitgeschakeld. Ook kon veelal
worden aangeknoopt aan van voor de oolog daterende
overzeese relaties, waarbij speciaal de markten in de
Dominions en in de overige Engelse gebiedsdelen een

afzetgebied vormen, waar de Engelse producten een
zekere voorkeur genieten.
De door de Regering genomen maatregelen waren in
de eerste plaats er op gericht te voorkomen, dat het
Engelse kostenpeil bovenmatig zou stijgen en een be-
lemmering voor de afzet in het buitenland zou vormen.
Deze politiek tot stabilisatie van lonen en prijzen heeft
geleid tot subsidieverlening op grote schaal bij de invoer,
en ten dele ook bij verbouw in het binnenland, van voet
dingsmiddelen. Aangezien ook in het binnenland grote
behoefte aan de producten van de eigen industrie bestond
en gevreesd moest worden, dat zonder een inperking
van die vraag de voorziening voor de uitvoer in het ge-
drang zou komen, heeft. de Regering getracht door een
straffe fiscale politiek en het kweken van een budget-
overschot de binnenlandse vraag terug te dringen. De
uit dien hoofde verminderde vraag naar de voortbreng-seleni van sommige sectoren van het bedrijfsleven zou
er tevens toe moeten leiden, dat arbeidskrachten werden
vrijgemaakt ten behoeve van bepaalde exportinc)ustrieën,
die in dit opzicht te kampen hadden met een tekort.
De Regering heeft voorts op verschillende wijzen ge-
tracht de uitvoer ook meer rechtstreeks te beïnvloeden,

waarbij met name de volgende wegen zijn ingeslagen:
het onderhouden van een uitgebreide voorlichtings-
en propagandadienst, gecoördineerd in het ,,Commer-
cial Relations and Exports Department” van çle ,,Board

of Trade”;
de vaststelling, in overleg met de betrokken indus-
trieën, van zgn . ,,export targets”;
preferentiële behandeling ten gunste van de vöor
export werkende industrieën bij de verdeling van schaarse

grondstoffen;

uitooer.

1947
…….

118 1948
……..
126
1948
……..
134
1948
……..
138 1948
……..
147

-‘
‘•

272

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6
April 1949

4. het verstrekken vai exportcredietgaranties

il.d 1.
Het ,,Commercial Relations and Ex’ports De-

partment” van de. ,,.Boarcl of Trade” is op 1 Januari

ji. ontstaan uit cle samensmelting van liet ,,Commer-

cial Relations and Treaties Department” en het ,,Ex-

port Promotion Department”. Onder de nieuwe afdeling

ressorteren zowel aangelegenheden van hand elspoli-

tieke aard als de rechtstreekse bemoeiingen met de export-

campagne. Men heeft door deze ‘samenvoeging willen
bereiken,dat de nauwst mogelijke samenwerking wordt

verkregen tussen hen, die de hancielspolitieke onder-

handelingen met buitenlandse instanties voeren, en dege-

nen, die door hun dagelijks contat kennis dragen van

de mogelijkheden en de moeilijkheden van ‘de export-

handel. De voorlichtingsdienst van de ,,Board of rf
ra
d
e

ontvangt een geregelde stroom van gegevens van de

Engelse handelsdiplomatïeke vertegenwoordigers en con-

sulaire ambtenaren in het buitenland en van de ,,Trade

Commissionei’s” in de Dominions en in de koloniën.

Deze gegevens worden èf periodiek (via de ,,information

Service for Expoi’ters” en liet ,,Board of Trade Joui’nal”),
6f na ontvangei aanvraag ter beschikking van belang-
hebbenden gesteld. De overzeese vertegenwoordigers

moeten speciale aandacht schenken aan nieuwe export-

mogelijkheden en’ zijn er op ingesteld Engel export-
firma’s op korte termijn in contadt te’ brengen met be-

trouwbare hand elsagenten en importeurs. Zakeni’eizen

worden voorbereid dooi’ een onderafdeling, het ,,Recep-
tion and
ryours
Department”, waarbij dc overzeese ver-
tegenwoordigers worden ingeschakeld om ter plaatse het
nodigd contact te leggen. Vooi’ts verzorgt een speciale
afdeling, de ,,Exhibitions Branch”, de deelneming van

cle exportindustrieën aan binnenlandse en buitenlandse
tentoonstellingen en jaarheurzen;

‘Om het contact met handel en industrie te verge-

makkelijken, zijn in dC voornaamste, centra ,,Board of

Trade Regiona! Offices” gevestigd. ‘ Daar de Engelse

industriëleh voor vele productie-aangelegenheden te
maken hebben met andere instanties dan cle ,,l3oard of
Trade” (bijv. bij nieuwbouw met het ,,Ministry of Works”,

voor aanschaf van machinerieën h’iét liet ,,Ministry of
Supply”, vooi’ de2brandstofvoorziening met het De-
partment for Fuel and Power”, enz.) heeft men, ondet’

voorzitterschap van de .,,Regional Control]ers of the
Board of Trade”, zgn ., ,Regional Export Committees”
ingesteld,, waarin behalve vertegenwoordigers van de
verschillende ,,Production Departments” , en van het

,,Ministry of Labour”, enkele vertegenwoordigers van
het bedrijfsleven zitting hebben. hierdoor is het mogelijk
geworden, dat ondernemers zich voor vrijwel alle aan-
gelegenheden betreffende hun bedrijf, productie of af-
zet, tot genoemde ,,Regional Expoi’t Committees” kun-

nen wenden. 1-let is da bedoeling van de Regering, dat
verzoeken en aanvragen zoveel mogelijk locaal w’orden
afgedaan; de Regering wenst niet, dat men voor alles
terugvalt op ‘de instanties te Londen. liet voordeel,
van deze regeling voor cle betrokken industriëlen is evident;

men heeft te maken met slechts één instantie en’ beslis
singen kunnen veelal op korte termijn wo’rden tegemoet
gezien.

Ad 2.
De
,,export-targets”,
welke – als gezegd ,-
worden vastgesteld door de Regering in overleg met de

betrokken ondernemers, beogen aan te geven, in hocvei’
het mogeijjk word t geacht, dat verschillende indi.istrieën
in een bepaalde periode bijdragen tot de afzet in het
buitenland. Enerzijds wordt met deze vaststelling be-
reikt, dat men er zih tijdig rekenschap van geeft, hoe

de in een bepaalde periode beschikbaar komende grond
stoffen en de aanwezige arbeidskrachten liet best kun-
neii w’orden

benut. Anderzijds vormen de ,,targets”
diet aan de hoge kant worden vastgesteld, een prikkel

voor liet ‘bedrijfsleven lot grotere krachtsirspanning.

De bdlangrijkste factoren, welke bij de vaststelling van

de ,,targets” in aanmerking moeten’ worden genomen,

zijn de capaciteit van de betrokken’ industrie, de beschik-
hare grondstoffen en arbeidskrachten, de afzetmogelijk-

lieden in het buitenland, de valuta, waarin liet export-

provenu ter beschikking komt en de grootte van die op-

brengst in vergelijking met die, verkregen door aan-

wending van de grondstoffen in andere richtingen. Ook

de noodzakelijke minimumvoorziening van de binnen-‘
landse markt, inclusief die van de talrijke industrieën,

welke niet rechtstreeks voor de-export werken, doch
haiffabrikaten voor de exportindustrieën voortbrengen,

steelt een belangrijke rol. Vai’i ondernemerszijde schijnt

iiiet spoedig bezwaar te worden gemaakt tegen een ,,tar-

get” dat aan de hoge kant is, aangezien men er van uit-

gaat, dat een hoog ,,target” aanspraak geeft op een hoge

grondsi offentoewij zing. Aangezien voor de vaststelling

van cle verschillende ,,targets” gecompliceerde bereke-
ningen moeten wdrden gemaakt en verschillende basis-

gegevens op schattingen berusten (bijv. de te bereiken
staal- en kolenproductie, alsmede beoogde wijzigingen

in het aanbod van arbeidskrachten in bepaalde branches),
is het niet te verwonderen, dat de eerst vastgestelde

,,targets” lang niet werden gerealiseerd. Men schijnt
inmiddels de ‘nodige ervaring te hebben opgedaan;

het voor eind 1948 gestelde doel voet’ de gehele uitvoer,

t.w. 150 pCt van liet gemiddelde volume van 1938, werd

met 148 pCt ni. nagenoeg bereikt.

Ad. 3.
In
liet toewJzingssysteem noor schaarse gi’ond-
stof/en
bezit de Regering een nnddel om inzake de PlO-
ductie vooi’ export meer rechtstreekse dwang uit te 9efe-

nen. liet zou denkbaar gew’eest zijn, dat de Regering,

teneinde vooral de richting van de uitvoer geheel.te kun-

nen beheersen, evenals tijdens de oorlog haar toevlucht

had genomen tot een stelsel van uitvoerlicenties. De

Engelse Regering heeft zich echtd op het standpunt
geplaatst, dat de uitvoèrhandel zich niet leent voor een

strenge reglementering en dat liet persoonlijk belang

de beste drijfveer is om bij cle afzet op buitenlandse mark-
ten, welke zozeer afhankelijk is van persoonlijke relaties
en gekweekte goodwill, de beste resultaten te verkrijgen.
De machtspositie van de Regering berust hierop, dat in
geval niet wordt voldaan aan het voorschrift, de toege
;

wezen grondstoffen voor export te verwerken, tot ver-

laging of intrekking van de allocalie word t overgegaan.

Men heeft het systeem tevens gebruik

t

om de richting
van de uitvoer te beïnvloeden, met name om de uitvder

naar de dohiarlanden te stimuleren. Zoals hieronder nog zal blijken, is, – te oordelen-naar’de ontwikkeling van de

export daar genoemde land,en – in deze richting niet zo
heel veel bereikt.

Onder het toewijzingssysteem vallen uitsluitend
schaarse grondstoffen; dit houdt in – en depraktijk is
hiermede in overeenstemming – dat steeds meer grond
stoffen worden vrijgegeven. Hoewel nog verschillende be-

langrijke grondstoffen’ aan allocatie onderhevig zijn (bijv.
staal) is liet duidelijk, dat dit middel voor de Regering om invloed te kunnen uitoefenen’op de productie voor
export, op de duur steeds meer aan betekenis zal verliezen.

Ad. 4. Expo’tcredietgai’antes
worden verstrekt door liet
,Export Credits Guarantee Department” van de ,Board

of r[rade hierbij worden de verschillende risico’s, welke
dc exporteurs ondei’ de huidige omstandigheden, in het

handelsverkeer lopen, dooi’ de Regering gedekt. liet
maximumbedrag voor de verplichtingen van liet Rijk

uit dezen hoofde, dat tot dusver £ 300 millioen hedi’oeg,
zal, naNaanneming van de kortgeleden aanhangig ge-
maakte nieuwe , Export Guaran tees – Bill”, gebracht

worden op £ 500 millioen. Tot de risico’s, welke onder de
polissen van het ,,Export Ci’edits Guarantee Department”

6 April 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

273

kunnen worden gedekt, behoren: het risico van niet-

afname der goederen, hijv. door overmacht ingevolge.

een weigering van de Regering van het importerende
land om de vereiste invoervergunningen te verstrekken;

het risico van insolvenl,ie of wanbetaling; het risico, dat het verkoopprovenu door deviezenbeperkingen niet naar

Engeland kan worden getransfereerd; het molestrisico; het

risico, dat niet geleverd kan worden tenevolge van door
de Engelsé Regering in te stellen beperkende bepalingen.

Ook tal van bijzondere risico’s komen tegenwoordig

voor dekking in aanmerking, hijv. dat voortvloeiend u.it

de verkoop
01)
afbetaling van naar de Verenigde Stten

geöxporteerde automobielen.
**
*

Naast de genoemde regeringsinstanties zijn er ver-
schillende particuliere organisaties en instellingen die

zich speciaal met de belangen van de uitvoerhandel bezig

houden. –
De B.E.T.R.O. (,,British. xport Trade Research Or-
ganization”), een in .1945 door particuliere belangheb-

benden opgerichte instelling, houdt zich bezig met markt-

onderzoek in het buitenland. De B.]D.T.R.O. beschikt,over
een netwerk van eigen overzeese vestigingen, vertegen-
woordigers en correspondenten en zendt research-teams

uit om bepaalde afzetmogelijkheden te onderzoeken.
De Regering he.efi het nut van deze organisatie erkend

en haar ontwikkeling mogelijk gemaakt door het toekennen
van een subsidie ter dekking van eveninele be,drijfs-
verliezen (maximaal £ 150.000 voor de eerste 5 jaren).

Deze instelling veriich t buitengewoon nuttig werk.
De B.E.T.A.C. (,,British Export Trade Advertising
Corpbration”), een combinatie van firma’s, werkzaam op
het gebied van reclame, belast zich met het opstellen en
uitvoeren van reclamecampagnes in het buitenland.. Voorts kunnen worden genoemd dc ,,Council of In-
dustrial Design”, het , ,Overseas Polic.y Com mi ttee from
the Federation of British Industries”, het ,,lnstifute of
Export”, de ,,Association of British Cliambers of Corn-
merce”, de ,,National Union of Manufacturers”, de Na-
tional General Export Merchants’ Group”, alsmede de
speciaal daartoe gevormde afdelingen van de grote ban-

ken en de ,,merchant hankers”.

De uitooer naar het dollargebied.

Behalve
01)
het belang van een uitbreiding .van de

Engelse uitvoerharidel als geheel, is van regeringszijde

herhaaldelijk gewezen
01)
de noodzaak bijzondere aan-

dacht te schenkén aan
de afzetmarkten in het dollaigebied,

teneinde door vergrote uitvoer daarheen (naast de
p0-

gitigen van de Regering om de invoer uit die landen te
vervangen door die van elder) een vermindering van het
tekort op de dollarhalans te verkrijgen. Deze campagne
heeft, zoals uitonderstaafide gegevens blijkt, er niet toe
geleid, dat de uitvoer naar genoenide landen een bijzon-
dere uitbreiding kon ondergaan. Slechts kan gezegd wor-
den, dat met de uitbreiding van de gehele uitvoer ongeveer
gelijke tred werd gehouden. Voor het gehele Westelijk halfrond viel de laatste jaren een matige verhoging van
het aandeel in de gehele uitvoerhandel le constateren,
al kon het vooroorlogse percentage iliet worden heteikt.
Wat de uitvoer naar de Verenigde Staten betreft, valt

blijkens bijgaande tabel voor 1948 zelfs een daling van het
percentage t.o.v. het voorafgaande jaar te constateren’).
Ondanks liet feit, dat de betrokken voorlichtings-
instanties bijzondere aandacht schenken aan de markt
in de Verenigde Staten en -ook getracht wordt via het

toewij zingssysteem voor schaarse grondstoffen de afzet

1)
Ter vergelijking met Nederland volgen hieronder enkele cijfers,
welke weergeven het aandeel (in pCt) van resp. het gehele Weste-
lijk halfrond en de Verenigde Staten in dc totale Nederlandse uit-
voer:

1938.

1947

1948
Uitvoer naar hel, Westelijk halfrond .

8,4

6,8

6,8
Uitvoer naar de Verenigde Staten

3,6

2,7

2,8

Geografische

eerdeling
een de
Engelse

uitt.’oer.
(in pCt
van
cle
totale waarde)
1938
1946
1947
1948
Verenigde

Staten

………..
5,4
5,2
5,1
4,3
Canada en New Founclland
.
4,6
.
3,7
3,8 4,5
Argentinië

…………….
3,7
7.2
2,9
3,2
Eest v/h West. halfrond
3,9
3,3
‘f3
4,5

Totaal vjli West. halfrond

.
17,6
1,4
16,1
16,5
Unie vanZuid-Afrika
‘9 0
Rest v/h sterlinggebied
……
34,1

393.
40,0
;Europa

…………….


36,2
32,2
29.5
29,0
Andere

landen

…………
4, 6
4,4
7,1
0

7,1

Tolaal

………………..100,0

100,0

100,0

100,0

daafheen te bevorderen, valt te constateren, dat bedoelde
markt voor de exporteurs klaarhlijke]ijk niet .voldoende
aantrekkelijk is. In dit verband kan o.a. woiden gewezen
op het feit, dat de markt in de Verenigde Staten uiteen-

valt in een aantal regionale markten, die niet van één, punt uit kunnen worden bewerkt en veelal – o.a. door

klimaatsverschillen veroorzaakte -. aparte uitvoeringen

der af ie nemen producten eisen (met name bij textiel-
goederen, die een der belangrijkste Engelse uitvoer-

posten naar de-Verenigde Staten vormen). Dit brengt met

zich hoge reclame- en andere verkoopkosten en exta-

kosten bij de. productie. Daar komt nog bij, dat bij invoer,
van vrijwel alle industriële producten moet worden ge-
concurreerd met Amerikaanse fahrikantèn, terwijl voorts
de druk der invoerrechten in aanmerking moet wordn
genomen. Zo gezien wordt het begrijpelijk, dat de En-
gelse exporteurs hij een vrije keuze vande afzetmarkl
deze bij voorkèur daar zoeken, waar met minder moeitC
en kosten een gelijke of hogere opbrengst wordt ver-
kregen, iets waaraan de vele beroepen van de Regering
tot vrijwillige uitbreiding van de uitvoerhandel met de.
Verenigde Staten maar weinig hebben kunnen veranderen.
Men schijnt thans nieuwe wegen te zullen inslaan om de
uitvoer naar de dollarlanden te pousseren Sir Stafford Cripps heeft nI. een dezer dagen medegedeeld, dat de
Regering hij de a.s. begrotingsvoorstelien de bijzonder-
heden bekend zal maken van een plan tot steunverlening
aan de exporthandel op de Verenigde Staten en Canada.

Amsterdam.

Drs C. DE BACK.
DE SCHEEPSBOUW I’N 1948.

Blijkens de jongste, door Lloyd’s Register of Shipping

göpubliceerde, gegevens werden gedurende het afgelopen
jaar in de verschillende landen in totaal 872 chepen met
een bruto inhoud van 2.309.743 tohs te water gelaten.

Verwaarloosd zijn schepen met een bruto regisler tonnen-
maat van minder.dan 100 tons, ters’ijl evenmin oorlogs-

bodems in bovenstaande cijfers zijn begrepen.
Groot-Brittannië en Noord-Ierland handhaafden zich
wederom met 50,9 pCt van de wereldproductie gemakkelijk
op de eerste plaats, zij het, dat Engeland’s aandeel, ver-
geleken met 1947, enigszins is verminderd. De betekenis
van de Engelse scheepsbouw blijkt overigens duidelijk uit
de navolgende percentages, w’eergevend Engeland’s aan-
deel in de totale jaarproductie: –

1948

……….
50,9
947

……….
56,7

1946

……….
533
1938

……….
34,0

De tweede plaats op de ranglijst wordt ingenomen door
Zweden met 245.896 br. eeg. tons gevolgd door Nederland

met 142.485 tons, Frankrijk met 138.260 tons, de Ver

enigde Staten met 1.26.418 tons en Italië i4ei 111.555 tons.
Vergeleken met 1947 bracht het afgelopen jaar een stij-
ging der wereldproductie van 207.122 tons. De in 1948
van Engelse werven te w’ater gelaten tonnagevermi’nderde
in vergelijking met 1947 met 16.413 tons, de overige landen
geven daarentegen een stijging van 223.535 tons te zien. Van de in 1948 in Engeland en Noord-Ierland te water

274

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1949

‘gelaten tonnage – in totaal 1.176.346 br. reg. tons tegen

1.133.397 tons in alle andere landen tezamen – waren

159 schepen met een bruto inhoud van 410.056 tons (1947
380.153 tons), d.w.z. 34,9 pCt der totale productie, voor

het buitenland bestemd. Ook hier valt, vergeleken met

voorafgaande jaren, een stijging te constateren.

Exportpercentage der Engelse productie.

1948

……….
34,9
1947

……….
31,7
1946

……….
10,3
1938

……….
19,8

Interessant is in dit verband het door Lloyd’s gepubli-

ceerd .overzicht van het exportvolume in 1948 der overige

landen.

Bruto register tons Groot-Brittannië en Noord-Ierland

410.056
Zweden

………………….
144.600
Italië

……………………
86.362
Canada

…………………….
83.844
Verenigde

Staten

…………..
82.722
Denemarken

………………
49.841
België

……………………
31.599
Nederland

………………….

9.351

Frankrijk en Noorwegen tonen over het afgelopen jaar

een importsurplus van resp. 134.919 en 418.565 br. reg.

tons.

De verbrandingsmotor vervolgt zijn zegetocht. De

totale tonnenmaat der in 1948 in alle landen te water ge-

laten motorschepen bedroeg 1.517.883 tons, waarvan 44
1
4

pCt in Engeland en 55,6 pct in de overige landen. De
totale tonnenmaat der in 1948 te water gelaten stoom-
schepen was slechts iets meer dan de helft van die der
motorschepen, t.w. 791.860 tons. In aanmerking riemend
dat ca 709.000 tons der stoomschepen olie onder de ketels

kunnen stoken, resteert aan kolenstokers in feite slechts

een schamele tien procent van het totaal.
Onderstaande tabel geeft een duidelijk beeld van de
staag verminderende betekenis van kolen als brandstof

voor schepen.

Percentages van totale bruto tonneninaat
Brandstof-______________________________________
1914 t 1935 1 1936 1 1937 1 1938 1 1939 t 1947

Kolen
………….
8,84 50,15 49,10 47,89 46,54 44,67 26,20
Stookolie
……….
2,65 30,65 30,38 29,84 29,57 29,63 52,52
Diesel- en gaso]ie .
0,45 17,42 18,89 20,74 22,45 24,36 20,28
Zeilscilepen etc. .

8,06

1,78

1,63

1,53

1,44

1,34

1,00

Een door het American Bureau of Shipping gepubliceerd
overzicht geeft bijzonderheden van de op 30 November jI.

in de verschillende landen – met uitzondering van Sovjet Rusland, waaromtrent gegevens ontbreken – in aanbouw zijnde dan wel in opdracht gegeven tonnage:
Schepen aan •1.000 br. reg.
fons
en groter

Passagiers-
en

I
Vracht-

Tankers passagiers-
I
Totaal 1 pCt
Land

schepen

br reg.tons br.reg.tons br.reg.tons br.reg.tons
Gr.Brittannië
en N.-Ierland
1.184.000
1.827.000
828.000
3.839.000
46,8
Zweden
415.000
926.000
12.000
1.353.000
16,5
Ver. Staten
18.000
1.128.000
75.000
1.221.000
14,9
Nederland

.
143.000
173.000 102.000 ‘f18.000
5,1
Frankrijk

.
218.000 104.000
57.000
379.000
4,6
Denemarken
172.000
82.000 21.000
275.000
3,4
Noorwegen
.
171.000
42.000
1.000
214.000
2,6
Italië
56000
9.200 94.000
159.000
1,9
Andere landen
tezamen
. . .
170.000
112.000
58.000
340.000 4,2
Totaal
……
1
2.547.00C
1
4.403.200
1
1.248.000
1
8.198.000 1100,0

Volgens deze cijfers bedroeg Engeland’s aandeel in de
wereldscheepsbouw rond 46 pCt voor de categorie vracht-
schepen en rond 66 pCt voor de uit scheepsbouwkundig
oogpunt belangrijke groep passagiers- en passagiersvracht-
schepen. De levertijd voor nieuw te bouwen schepen be-

draagt thans voor de onderscheiden landen ruwweg:

Engéland

………………
3
jaren
….
…………….
Zweden
5

11
Verenigde

Staten

……….
18
maanden
Nederland

………………
3
jaren
Frankrijk

………………
2
Denemarken
…………….
2
Noorwegen

…………….
3
Italië

………………..
1
jaar

Een der ernstigste knelpunten wordt nog steeds veroor-
zaakt door de allerwegen vooralsnog ontoereikende mate-
riaalvoorziening.

Voorts blijkt uit het overzicht van het Amerikaans

Scheepvaartbureau, dat van de op 30 November jl. in

de verschillende landen in aanbouw zijnde tonnage, meer

dan de helft uit tankers bestond. Zoals reeds in het aan de

vrachtenmarkt gewijd jaaroverzicht opgemerkt
1),
rijst de

vraag of het acceilt niet al te sterk op tankschepen valt.

Aan de scherp stijgende productie van aardolie lijkt voors-

hands een einde te zijn gekomen en talrijker worden vooral

uit Amerika de berichten, die van stijgende voorraden en

beperking der productie gewagen. Afgewacht moet worden

of de markt, wanneer de thans in aanbouw. zijnde vloot
van
groter
en
sneller
tankschepen gereed is gekomen, ook
in staat zal blijken te zijn aan de dan effectief veel grotere
vervoerscapaciteit lonend emplooi te verzekeren.

In Engeland, en mutatis mutandis geldt dit evenzeer
voor de overige landen, beklaagt men zich in de kringen

van de scheepsbouw nog steeds ernstig over het gebrek

aan staal, juister gezegd over de naar het oordeel der

Engelse werven volstrekt ontoereikende toewijzingsper-

centages. De klachten beperken zich trouwens niet slechts
tot staal, maar gelden evenzeer de vertraagde levering van
electrische hulpwerktuigen en andere onmisbare onderdelen.

Grote bezorgdheid heerst over de uitwerking in de

practijk van een eventuele nationalisatie der Engolse ijzer-

en staalindustrie. Zoals bekend heeft Labour eind 1948
een wetsontwerp, beogend de nationalisatie dezer beide

sleutelindustrieën, bij het Lagerhuis ingediend. Ondanks
de hevige oppositie, zowel in de kringen der direct belang

hebbenden als in de conservatieve en liberale partijgroe-
peringen, waar men – met het vooralsnog weinig bevredi-
gend beeld der genationaliseerde mijnindustrie voor ogen
– van een aanvaarding van het wetsontwerp slechts
hogere prijzen, minder efficiency en mindere kwaliteit der materialen verwacht, moet, gezien de Labourmeerderheid, in het Lagerhuis nochtans met goedkeuring van het wets-
ontwerp rekening worden. gehouden.
De ernstige vertraging waarmede de oplevering der sche-
pen als regel gepaard gaat, oefent zoals vanzelf spreekt een kostprijsverhogende invloed uiten waar contracten op basis

van een vaste prijs tot de uitzonderingen behoren en als
regel de meerdere arbeidslonen evenals eventuele verhoging
der materiaalprijzen ten laste van de opdrachtgevers
komen, lijkt het vooralsnog weinig waarschijnlijk, dat de

geldende exorbitante bouwprijzen, die zowel de reders
als de scheepsbouw met zorg vervullen, in de naaste toe-
komst een dalende richting zullen inslaan.
Blijkens door de Minitry of Labour and National Service
gepubliceerde gegevens, bedroeg het arbeidsloon in de
laatste week van April 1948 voor arbeiders van 20 jaar en

ouder in de Engelse scheepsbouw en reparatiebedrijven
151s6d tegenover een gemiddeld loon voor het gehele land
van 134s. FIet gemiddeld uurloon t.w. 38d is het hoogst
betaalde. Onderstaande tabel geeft een duidelijk beeld van
de stijging der lonen in deze bedrijven sedert het eind van
de oorlog.

Gemiddeld loon
mcl.

stukwerk

enovertijdvoor
arbeiders

van
21
jaaren ouder
Basisloon

s.d.
ad.
Januari
1945
130.11
93.6
Januari
1946
126.8
98.0
April

1947
139.5
104.0
April

1948
151.6
104.0

1)
Zie ,,E.-S.B.” van
23
Maart
1949, blz. 231.


i
?r7e’r’

c

rr

6 April 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

275

Bij de beoordeling dezer lonen dient overigerts rekening

te worden gehouden met de omstandigheid dat thans 44
uren per week wordt gewerkt tegen 47 uren in April ’47,
terwijl in September- jl. een verdere loonsverhoging van

s per week werd toegestaan.

Men is er zich in de kringen van de Engelse scheepsbouw

van bewust, dat bij het tegenwoordig niveau der lonen
grotere productie noodzakelijk is, wil Engeland blijvend

in staat zijn aan de concurrentie elders met succes het hoofd
te bieden. Dit klemt temeer omdat niet slechts de lonen,

maar ook de materiaalprijzen sedert het eind van de oorlog
sterk zijn gestegen. Tengevolge van een tweetal prijsver-
hogingen gedurende het afgelopen jaar, t.w. met 5/- per

ton inJanuari en 3s6d per ton in
A1,lgustus
1948, bedraagt

de
.
1
staalprijs in de belangrijkste Engelse scheepsbouw-
centra thans £ 18.11.6 per ton. De navolgende tabel geeft
de verhouding weer tussen lonen, staalprijzen en scheeps-

bouwprijzen sedert het eind van de oorlog.

0cm. uurloon
Prijs van stalen
platen
Bouwprijs p. ton
draagvermogen

voor een
Index-
pertoj
index-
-•
9.500tons
motol
index-
d.

cijfer
cijfer
vracht-

cijfer
schip

Jan

1945
28.5
100
9

16.

3.01
100
£
26.-
100
1946 29.3 103
9.61
102
28.10.0
107
1947-
33.5 ‘)
117
4.61
107
31.10.0
121
1948
38.0 ‘)
133
.
3.01
112
,,

37.

0.0
142
1949


,,

18.11.61
115
40.

0.0
154

‘) April 1948.
Aan ,,Fairplay” ontleend.

Men troost zich in Engeland met de gedachte, dat ook
elders met dezelfde problemen wordt geworsteld. De lonen,
aldus redeneert men, mogen elders al lager zijn, de materiaal-

prijzen liggen veelal hoger. België moge bijv. kortere lever-
tijd garanderen, de bouwprij zon zijn daar te lande nog hoger
dan in Engeland, terwijl het merendeel der andere larfden
gedurende de eerstvolgende jaren geen nieuwe opdrachten
kan aanvaarden, anders danmet oplevering na 1952. Een schrale troost, want de bouwprijzen hebben allengs

een zodanige hoogte bereikt, dat menig reder zich twee-
maal bedenkt vooraleer hij tot het plaatsen van verdere
opdrachten overgaat. Dit laatste klemt temeer, nu de
vrachtenmarkt belangrijk aan stabiliteit heeft ingeboet,
de hausse tot het verleden behoort en ook hier de vraag
rijst of voor de wereldhandelsvloot duurzaam lonend em-plooi kan worden gevonden. Eind 1947 bedroeg de totale
bruto-inhoud der wereldkoopvaardijvloot 98.700.000 tons
vergeleken met 80.700.000 -br. reg. tons op 1 September
1939. Gedurende het afgelopen jaar werden, zoals wij zagen,
872 schepen met een totale bruto inhoud van 2.309.743
tons te water gelaten, terwijl op 1 October jl., met inbegrip
dezer tonnenmaat, voor zover niet afgeleverd, nog 4.204.000
br. reg. tons in aanbouw waren. Hierbij dient dan nog
rekening te worden gehouden met de zoveel grotere snel-
heid der nieuw gebouwde schepen. Dit zal, zodra de voor-
alsnog in vele havens trage belading resp. lossing w’ederom
in sneller tempo geschiedt, tot kortere reisduur dan véér
de oorlog leiden, hetgeen uiteraard de potentiële vervoers-
capaciteit vergroot. Eenzelfde beeld toont de wereldtank-
vloot, die op 1 November ji. een, bruto inhoud van
23.882.526 tons tegen 16.912.000 br. reg. tons op 1 Sep-
tember 1939 had. Bovendien zijn voor oplevering tot eind

1952 nog ruim zeven millioen tons – draagvermogen
in aanbouw.
Bij dit alles mag overigens de noodzaak, om gedurende de eerstvolgende twintig jaren een aanzienlijk percentage

der wereldkoopvaardijvloot te vernieuwen, niet uit het
oog worden verloren. Voorts zijn van de tijdens de oorlog
zo
krachtig uitgebreide vloot onder Amerikaanse vlag rond 1.800 schepen opgelegd resp. aan de ,,emergency
reserve fleet” toegevoegd, terwijl een groot aantal Amen-

kaanse schepen gedurende de achter ons liggende jaren werd

verkocht. In feite waren op 15 October jl. ca
1.355 schepen

onder Amerikaanse vlag in de vaart, d.w.z. 480 aan par-

ticuliere rederijen toebehorende schepen, 445 sdhepen,
welke van de

Regering gehuurd waren en circa 430 even-

eens aan particuliere rederijen toebehorende tankers.

Vergeleken met voor de oorlog is de particuliere Ameri-

kaanse vloot thans rond drie millioen tons groter, gevolg

van het toegenomen laadvermogen der schepen. –

(In millioenen tonnen draagvermogen)

Voor de oorlog

1

Thans

aantal

daag-

aantal

draag-

I
vermogen
1

1
vermogen
Passagiers- en pas-
sagiersvracht-
schepen

150

0,9

40

0,3
Vrachtschepen – –

702

5,0

672

6,2
Tankers

384

4,3

496

7,0

Totaal ……….1 – 1.236

1

10,2

1

1.208

1

13,5

Tengevolge van oorlogsgeweld verminderde de Noorse
koopvaardijvloot van rond 5 miljoen bruto register
tons voor de oorlog tot rond 2,7 millioen tons in 1945. Eind
1947 was de tonnenmaat wederom gestegen tot 3,96 nul- –
lioen tons, zij het dat de vermeerdering goeddeels was te

danken aan de aankoop van Amerikaanse schepen, waaron-
der meer dan 500.000 br. reg. tons Liberty-schepen en T-2

tankers. In feite werd eerst verleden jaar een begin ge-
maakt met de oplevering der door Noorwegen bestelde
nieuwe schepen. In totaal werden rond 490.000 br. reg.
tons,
t.w.
ca 200.000 tons aan tankers en ht restant aan
vrachtschepen, door Noorse en andere werven opgeleverd.
Begin 1949 bereikte de Noorse vloot een totale bruto inhoud
van ruim 4,4 millioen tons, zijnde slechts rond 400.000

tons minder dan voor de oorlog, waarbij er echter, zoals
gezegd, rekening mede moet worden gehouden, dat een
aanzienlijk percentage bestaat uit tijdens de oorlog in
Amerika gebouwde, d.w.z. minder efficiënte, schepen, die
voor een groot gedeelte binnen de eerstvolgende twintig
jaren moeten worden vervangen. Zo zal ook de Noorse
tankvloot in 1952 voor ruim een derde gedeelte uit schepen
van twintig jaren bestaan en derhalve, gezien de gemiddel-

de nuttige leeftijdsduur.van het tankschip, voor vervanging
in aanmerking komen. Op 9 Decemberji. waren in Noor-
wegen en elders nog 351 schepen, metende circa 2,3 millioen
tons, voor Noorse rekening in aanbouw. Twee derde dezer

schepen bestaat uit tankers, terwijl de opleveringstermijn varieert tussen 1952/’53. Van de voor Noorse rekening in
aanbouw zijnde schepen wordt ruwweg 85 pCt in het
buitenland gebouwd, t.w. ca 38 pCt in Zweden, ca 35 pCt
in Engeland en de rest in Denemarken, Nederland, België,
Japan en Italië. Onderstaande tabel geeft een overzicht van
de in aanbouw zijnde Noorse schepen. –

tand van

1
aanbouw
Aantal
sc hepen

Draagvermogen
1fl
duizend tonnen
h

Percent van

et totaal

Zweden
– . . 108
1.350
37,5
Engeland

95
1.254
34,9
Noorwegen
110
524 14,6
Denemarken
20
174
,

4,8
Nederland
10
155 4,3
België
7
74
2,1
Japan


2
36
1,0
Italië
7
31
0,8

Totaal

– . . .
359
3.598
1

100,0

Dank zij de voor Noorse rekening bestelde tonnage – circa 15 pCt, d.w.z. rond 350.000 br. reg. tons – zijn de
Noorse werven gedurende verscheidene jaren – variërend van twee tot vijf jaren – van werk voôrzien. De capaciteit

der Noorse werven bedraagt overigens slechts rond 60.000
br. reg. tons per jaar.

Baserend op eenzelfde jaarlijkse vermindering door
scheepsverliezen en verkoop als in 1947 en uitgaand van
deveronderstelling, dat de oplevering geen abnormale ver-

276

ECONOM ISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1949

1.

traging ondervindt, zal de Noorse koopvaarclijvloot in

1953 naar schatting circa 5,6 millioen hr. reg. tons groot

zijn. Ter vergelijking diene, dat de Noorse vloot op 1 ja-
nuari 1940 een omvang had van ruim 4,8 millioen hr. reg.

tons, terwijl ca 600.000 hr. reg. tons aan nieuwe schepen
in bestelling waren.
De Noorse tankvloot vermeerderde gedurende het afge-
lopen jaar met 200.000 br. reg. tons en is thans ruim 1,8

millioen br. reg. tons groot. Bij het uitbreken van de

oorlog beschikte Noorwegen over een tankvloot van circa

2 millioen tons. Reeds eerder heb ik gewezen op de neiging,
oni tankers van grote laadcapaciteit te bouwen. Was het

gemiddeld draagvermogen in Noorwegen voor de oorlog

ca 10.000 tons, thans is 16.000 tons gebruikelijk. Bovendien

zijn voor Noorse rekening thans 26 tankers met een draag-

vermogen van 24.000 tons in aanbouw.

Tegen een eventuele verdere kentering op de tankvrachten-

markt hebben de Noorse tankrederijen zich zo goed moge-

lijk trachten te dekken door het sluiten van timecharters

voor een duur van 5/10 jaren. Bijna tachtig procent der
thans onder Noorse vlag in de vaart zijnde tankvloot is
01)
deze basis hevracht, terwijl van de thans voor Noorse

rekening in aanbouw zijnde tankers ca
75
pCt voor een

vijfjarig timecharter werd hevracht.

T

let voorgaande samenvattend kan geconcludeerd wor-

den, dat de wereldscheepsbouw, hoezeer ook de werven in

Ilet merendeel der gevallen nog verscheidene jaren volledig

bezet zijn, nochtans rekening dient te libuden met vermin-

dering van werk, tenzij men erin slaagt de huidige abnor-
maal hoge bouwprijzen drastisch to verlagen. hiertoe

zullen verschillende factoren moeten bijdragen, 1w. ruimer
staalvoorziening, die mede zal leiden tpt snellere aflevering
van huipwerktuigen, waardoor de bouw aanmerkelijk zal
w’orden versneld, hetgeen de kostprijs gunstig zal hcïnvloe-

den. Voorts is daar de arbeidsprestatie, die nog maar al

te vaak blijft beneden

hetgeen voor de oorlog werd ge-

presteerd, zulks ondanks gestegen lonen en vaak moderner

outillage. Slaagt men erin de bouw’prijzen geleidelijk terug te bren-
gen tol een peil, dat de bouw van nieuwe schepen niet
langer, zoals thans in feite het geval is, stempelt tot een
speculatie met overheersend kwade kansen, dan zal de
scheepsbouw, gezien de noodzaak ener vlootvernieuwing,
ook in de jaren na 1952 voldoende opdrachten kunnenboe-

ken om een redelijk lonend bedrijf te verzekeren.

Rollcrdarii.

I

C. VEJUIEY.

BOEKBESPREKING.

Public relations and publicity
door J. Ii. :Biehnei O.B.E.
Uitgave van ,,The Institu te of Public Ad ministralion”;

44 hlz., 2/-.
Democratie is regeren met instemming van de geregeer-
den, aldus luidt een Engelse definitie. Die instemming

vereist allereerst begrip van de zaken waarom het gaat.
Indien dat begrip aanwezig is, evenals voor de beslissingen
van de regering van een land of van de directie van een
onderneming, dan kunnen de zaken vlotter en met minder

gebruik van autoriteit, macht en dwang worden afge-

Ivikkeld.
lIet wekken van begrip wordt meer en meer een taak

van specialisten. De beginselen voor hun wrk zijn dezer
dagen beknopt en helder uiteengezet in hovenvermeld
boekje, weiks schrijver sedert twintig jaren voorlichter is

geweest bij enkele belangrijke instellingen, zoals de Engelse
posterijen, het Ministerie van Voorlichting tijdens de oorlog
en thans bij de Britse Transport Commissie. Th Engeland
heet zo’n specialist veelal .,,Puhlic Relations Officer”
(PRO.). In Nederland spreekt men nog wel van perschef;
ten onrechte, want de specialist is geen chef van de
pers
en zijn taak omvat veel meer dan het contact met de pers.

Een beteee terminologie heeft zich reeds baan gebroken.

Zo heeft een particuliei’e onderneming een Bureau Pers

en Publiciteit, bij de centrale Overheid -treft men aan
Voorlichtingsdiensten naast Persdiensten; •de gemeente

Rotterdam heeft een Bureau Voorlichting en Publiciteft
(goed gekozen naam) ingesteld en Amsterdam bezit – een

Bureau Pers, Propaganda en Vremdelingenverkeer. Dit

alles ter inleiding van de volgende hoofdpunten in het
boekje van de heer Erebner.

Elke instelling moet elk individu, dat zich to

t haar wendt,
op gepaste wijze alle inlichtingen geven, klachten beant-
w’oorden met redenen waarom zij niet gegrond zijn of met

een aanduiding van de maatregelen, welke naar anleiding
van die klachten zu1en w’orden genomen. Deze behande-
ling van vragen, opmerkingen of klachten is het werk van

een specialist in de omgang met het publiek, w’elke specia-

list zich baseert op de inlichtingen, welke hij aan de des-

beti’effende afdelingen van zijn instelling vraagt, alsmede

op het overleg met de directie, met w’ie hij in rechtstreeks

contact staat. Al dit werk vat cle schrijver samen onder

,,public relations”, liet meer algemene contact met het
publiek definieert hij als ,,puhlicity”, welke gebruik maakt

van de film, advertenties, publicaties in de vorm van

artikelen, aanplakbiljetten, huisorganen enz. en tentoon-

stellingen. Raak zijn de adviezen voor samenwerking

met de pers. In de voornaamste plaats moet de voorlichter
haar nieuw’s verschaffen, waarbij tevens de grootste accu-

ratese moet w’orden betracht. Dat geeft vertrouwen.

Eerlijkheid en steeds berôid zijn de pers naar gelang der
omstandigheden van dienst te zijn, bestendigen dat ver-
trouwen. –

De mens is allereerst een ,,seeing animal”, schrijft de

heer ]3rebner meer dan eens. Voor zulke wezens, die voor
de beoordeling van een instelling allereerst afgaan op het-
geen zij daarvan zien, is de vorm van veel belang. Dit

geldt voor de aanblik van kranten en alle andere middelen
om het puhlielc te bereiken, zoals reclame, verpakking van

artikelen, wachthuisjes en borden van verkeersokiderne-

rningen. hierop moet de puhliciteitsafdeling een adviserend
oog houden. –

Men is geneigd te zeggen, datde taak van de voorlichter
hiermede wel wat te ruim is gesteld. Maar de schrijver ivijst
er op, dat objectieve voorlichting van pers en publiek en
daarnaast de zuivere reclame beide facetten zijn van het
contact tussen instelling en publiek. Ondanks formele en

personele schciding.(het belang hiervan vooral hij de Over-
held zouden wij gaarne watbeter onderstreept hebben –
gezien) behoren zij onder dezelfde hoogste leider te staan. –
Anderzijds heeft de heer Brebner niet alle bezigheden van

de pers- en publiciteitsafdeling genoemd. Zo ontmoetten
wij enige tijd geleden bij de opening van een nieuwe onder-
w’ijsinstelhing hier te lande iemand van zo’n afdeling van
een onzer grootste ondernemingen, welke bij die onderwijs-

ins telling niet was betrokken. Maar hij kwam eens contact op-
nemen, de sfeer verkennen en verdere gegevens verzamelen,
welke later voor zijn afdeling en voor de personeelsafdeling
van nut zouden kunnen zijn. Persoonlijk contact met de
-buitenwereld, mede ten dienste van personen en afdelingen
van een instelling, die zelf geen gelegenheid voor dat con-
tact hebben, in ruime zin opgevat, is een taak voor de pers-

en publiciteitsafdehing, welke vooral adtviserend optreedt
ten eerste binnen de. instelling en ten tw’eede voor haar
werkzaamheden naar buiten. Daarnaast kan de afdeling
uitvoerend werk vet-richten, vooral naar bui

ten.
Oyerheid cii ondernemingen, zo schrijft de heer Erebner,
hebben een zo veel omvattende en veelzijdige taak, dat

werk en functies steeds meer worden verdeeld. Ondanks die
specialisatie blijft een goed samenspel in het grote geheel
vereist. Een belangrijk middel daarvoor is het werk van de
voorlichtingsafdeling, een gespecialiseerde functie, gerich t

01)
goed contact binnen over)eids- en particuliere instellin-
gen en op

het goede contact tussen die instellingen en het
publiek. Zowel de persoonlijlde en massale voorlichting

6 April 1949

*

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

277

omtrent de instelling aan Î0t publiek als voorlichting aan

de leidingvan de instellingèn omtrent de stromingen in

het publiek zijn belangrijk. Middelen om deze te leren
kennen zijn: studie van het verhandelde in het parlement,

van publicaties in de pers, brieven van het publiek en onder-
vragingen van een aantal mensen. Voor het algemene

beleid van de instelling is een individuele brief uit het

publiek niet zo helangrijk (al wordt hij zo goed mogelijk

beantwoord), maar wel de toeneming of daling van het

aantal klachten.
Nieuwe waarheden hebben wij in het boekje in bespre-

king niet gevonden. Het wijst er zelf op, dat sedert eeuwen
in allerlei legers allerlei ceremonieel plaatsvindt, omdat

de leiding steeds heeft geweten, dat men aldus voor ieder
begrijpelijk en voelbaar de eenheid, de gerichtheid en de

bezieling voor een doel demonstreert en opwekt. Onze tijd
heeft daaraan onverminderd behoefte. De middelen en

vormen daartoe eisen echter aanpassing aan de tweede

industriële revolutie, d.ie schijnt te zijn aangebroken,

waarin de aandacht voor de menselijke factor van meer
belang wordt clan de materiële en financiële factoren. Tot

zover dan de grepen uit het betoog van de heer Brebner.
Wie bedrijfskadertraining (met haar methoden van instructie van personeel, voor handhaving van goede
onderlinge betrekkingen onder het personeel ‘en i’oor het
streven naar technische verbeteringen) bestudeert en het
toenemende werk van personeelsafdelingen binnen onze
grote ondernemingen en overheidinstellidgen gadeslaat,

zal de overeenstemming onderkennen tussen al dit werk
en de speciale functie van voorlichting en publiciteit aan

de buitenwereld omtrent de particuliere en overheidsinstel-
lingen en aan de leiding dezer, instellingen omtrent de bui-
tenwereld. De gemeenschappelijke basis is: alles komt neer,
van begin tot einde, op de geesteshouding van oog hebben
voor en de benadering van andere mensen. Onze grootste
ondernemingen zijn op het stuk iran relatie met de buiten-wereld, buiten de routinezaken van elke dag om, zeler niet
achter gebleven. Onze Overheid besteedt, er evenzeer aan-
dacht en geld aan. Een boekje als het besprokene is leer-zaam voor de beginners in deze gespecialiseerde functie
en tevens inzicht verruimend en inspirerend voor de meèr

hedrevenen. –

Rotterdam.

G. DE BRUYN.

– AANTEKENI4GEN.

ii 14
.I9EORt)’L1N(
VAN
J
) 14 VER
I4XLO 1)14 STALEN VOOB
ii
icr
FIScALE JAAI 1950.

lIet hoofdartikel van het ,,Federal Reserve Bulletin”
van Februari 1949 bevat een overzicht van de begroting
der Verenigde Staten voor het fiscale jaar 1950. 1-Jet onder-

staande is hieraan ontleend.
De totale uitgaven voor het fiscale jaar 1950 (eindigend

Op
30 Juru) worden geschat op
S
41,9 mrd; dit is 1,7

mrd meer clan de schatting voor 1949 en 4.1 maal het-
uitgegeven bedrag in het fiscale jaar 1940. Nationale
defensie en internationale hulp blijven de belangrijkste

uitgavenposten, tezamen $ 21′ mrd bedragend, of de helft

van het totale bedrag. Uitkeringen aan veteranen en rente
op de staatsschjld worden geraamd op $ 11 mrd of on-

geveer . van de totale uitgaven. Naast de begrote uit-
gaven heeft de President de aandacht gevestigd op een
aantal additionele programma’s, die eventueel in de

loop van het jaar nog onderbrenging op de begroting

vereisen. lIet blangrijkste is het eventuele programma
voor rechtstreekse militaire hulp aan West-Europa.
De totale inkomsten voor het fiscale jaar 1950 zullen
waarschijnlijk iets stijgen, indien het peil van de econo-
mische bedrijvigheid en van het nationale inkomen on-
geveer gelijk blijft. De ontvaiïgsten zijn begroot op $ 41

mrd, di. ongeveer $ 1,4 mrd meer dan de raming voor het

lopende fiscale jaar. Bij de huidige belastingwetten zullen
in het fiscale jaar 1950 de ontvangsten $ 900 mln minder
bedragen dan de uitgaven. Dit tekort is iets groter dan dat,

hetwelk is geschat voor het lopende fiscale jaar. lIet

fiscale jaar 1950 zal het eerste na-oorlogse jaar zijn, waarin

de staatsschuld zal stijgen. In liet lopende jaar zal nog
enige schuidvermindering mogelijk zijn, ondanks het begrote tekort, daar het kassaldo van de Schatkist zal
worden verminderd. Voor 1950 zal de totale schuld naar
raming niet netto $ 400 mln stijgen, ondanks een verdere
verlaging vân het kassaldo. (Zie tabel 1).

Een daling in de verhandelbare schuld, ter onderschei-
ding van de totale schuld, zou in het fiscale jaar 1950
mogelijk zijn, indien de Schatkist middelen ter beschik-
king krijgt van de ,,trust funds” en door netto verkopen
van ,,savings bonds” en ,,savings notes”. Naar verwacht

wordt, zal de vermindering in de verhandelbare schuld
geringer zijn dan in 1949, t.w. resp. $ 3 en $ 6, mrd.
1-let feit, dat het ondanks een periode van hoge inkomens
hij de huidige structuur der ontvangsten niet mogelijk is
een overschot te kweken, heeft de President ertoe geleid
een helastingvermeerdering van $ 4 mrd te verzoeken,
naast de voorgestelde vergroting van dc te ontvangen bijdragen voor de sociale verzekering, liet merendeel
dezer nieuwe inkomsten zou volgens de Presiden t moeten
worden verkregen door additionele belastingen op winsten.
van N.V.’s (,,Corporatïons”); ook moet rekening worden

gehouden met de mogelijkheid van l’iogcre successie-
rechten en hogere inkomstenbelasting voor de midden-
en hogere inkomensgroepen. – Dee aanbeveling voor

hogere belastingen in het komende jaar wijst er op, dat
het infiatiegevaar voor de nationale economie nog aan-
wezig wordt geacht.

De begi’otingsuitgaoen.

Zoals reeds verméld, zullen de begrotingsuitgaven in liet
fiscale jaar 1950 een verdere stijging vertonen. Na een
daling van de top van bijna’ $ 100 mrcl in het fiscale jaar
1945 tot1 minder dan $ 34 mrd in het fiscale jaar 1948
zullen de overheidsuitgaven in het fiscale jaar 1949 iets
meer dan $ 40 mrd bedragen en in het fiscale jaar 1950
bijna $ 42 mrd. De ,,Budget Message” legt er de nadruk
op, dat deze $42 mrd
als
minimum behoeften voor 1950 zijn

TAI3EF, 1.

inkomsten en uilgacen volgens de begroting en oeranderingen in de staatsschuld.
(in

rnilliarden

dollar)

Fiscale jaar eindigend
01)
30 Juni

Omschrijving

1947
1948
’19/9

‘)
,

1950 ‘)

Uitgaven

………………………………………………..

40,0 39,3
42,7
33,8
39,6
40, 2
1,0
41,9
]3udgetoverschot

(+)

ol

tekort

(-)

……………………..
+

0,7
±

8,4

0,6

0,9

Net to

inkomsten

……………………………………………..

‘II

..

0,3
‘)
,

+

0,6

0,5


+

0,4

Net to

uitgaven

in

truSt

accounts”

ei
………………………….
Netl’o uitgaven

(-) oF ontvangsten (+) in

,,clearing account”

……….

+

0,2



‘10,9

..

+

7,6
+

0,7

0,9

Tolaal

overschot

(+)

Of’

tekort’

(-)

…………………….

Veranderingen

van

liet

kassaldo

der Schatkist

…………………….

Veranderingen

van

de

totale

schuld

…………………………..

11,1

6,0
-‘-

(7
+

0,4
Kassaldo,

eind

der

periode

…………………………………..
Bruto

schuld,

eind

der

periode

………………………..,
3,7
258,3
4,9
2 52, 3

4,0
751,6
:1,5
251.9

‘) Schatting.

‘)
Minder dan

$
50 mln.

mrd. $

300

250
200

150

loo

50

0

Totale
schuld

III’fr’II

/
g
Verhandelbare
overheidsfonften

,
N
overheidsfondsen


en
speciale tondsen

rrrd
$


300

250
200

50

loo

50

278

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1949

TABEL
2.

Begrotingsuitgaen, verdeeld naar de belangrijkste uitgaPengroe pen.

(in milliarden dollar)

Fiscale jaar eindigend
op 30
Juni
Omschrijving
1940 1947 1948
1949 ‘)
1950
1)

Totale

uitgaven

……… .

………………………
9,2
39,3
33,8
40,2
41,9
1,5
..
14,3
10,9

11,7
14,3
Nationale

defensie

………………………………
Jnternationale

hulp

en

credieten

………………….
..
6,5 4,8
7,2
6,7
Uitkeringen

aan

veteranen

…..
…………………
7,4
6,6 6,8
5,5
..
0,1
..
0,6
1,0 5,0
5,2 5,3
5,5
Rente op

de staatsschuld

…………………………
Andere programma’s, totaal

……………………….
6,0
6,1
6,3
9,1
9,9

3,1
1,3 1,9
2,0 2,4
Uitgaven voor sociale doeleinden

…………….
Onderwijs

………………………………
0 ,1
0,1
0,1 0,1
0,4
Volkshuisvesting

…………………………
)
0,3
0,1
0,3 0,4
0,li

0,6
1,1
1,6
1,9

..

1,2
0,6 1,8 1,7
Energievoorziening

…………………………
Landbouw

……………………………….1,6
Vervoer

en

verkeer

……………………….
0,6
1,3
1,8
1,6
Algemene overheidsuitgaven

…………………
0
.
,6
0,3
1,4 1,5
1,2
1,2
Overige

………………………………….
2
)
0,6

0,1
0,3 0,4

1)
Schatting.

2)
Minder dan
$
50
mln.

te beschouwen. De verdeling der totale uitgaven over de
verschillende posten, vergeleken met voorgaande jaren,

blijkt duidelijk uit tabel 2.

De begrotingsontpangsten.

De begrote ontvangsten worden, zoals gezed, voor het

fiscale jaar 1950 op $ 41,0 mrd gesteld, tegenover $ 39,6
mrd voor het lopende fiscale jaar. In 1945 werd een

maximum bedrag van $ 45 mrd ontvangen. De belasting-
verlaging volgens de wetten van 1945 en 1948 is gedeel-
telijk gecompenseerd door de snelle na-oorlogse stijging
der prijzen, inkomens en winsten. Onderstaande tabel
toont de geraamde ontvangsten voor het jaar 1950, ver-

deeld naar de belangrijkste bronnen, met de voorgaafide
jaren ter vergelijking. Te beginnen met de begroting voor

1950 zijn belastingterugbetalingen afgetrokken van de ontvangsten, teneinde de netto begrotingsinkomsten te

verkrijgen. De terugbetalingen, welke in voorgaande

jaren $ 2 k 3 mrd hebben bedragen, werden tot dusver

onder de uitgaven begrepen.

Vermindering van de staatsschuld.

Zoals uit tabel 1 blijkt, is in het fiscale jaar 1949 een vermindering van de totale staatsschuld met $ 700 mln
mogelijk door het kassaldo van de Schatkist te verlagen.

Ondanks een verdere daling van het kassaldo in 1950 woi-dt
voor dat jaar een toeneming van de overheidsschuld met $ 400 mln verwacht. Aan het programma van verminde-
ring der staatsschuld, dat begin 1946 aanving, zal dus,

naar verwacht wordt, een eind komen. De staasschu1d,
die in Februari 1946 een hoogte van $ 280 mrd bereikte,
zal op 30 Juni 1949 naar raming $ 252 mrd bedragen,

d.i. $ 28 mrd minder. De President schrijft de geringe ver-
mindering van de staatsschuld in het fiscale jaar 1949
in hoofdzaak toe aan de belastingverlaging in 1948 en
beveelt belastingverhoging aan ,,in order to permit in

1950 the minimum reduction consistent with responsibl
fiscal policy in prosperous times such as these”. Het gedeelte van de staatsschuld, dat verhandelbaar is,
is sterker gedaald dan de totale schuld, zoals uit onder-

staande grafiek blijkt.

De staatsschuld pan. de Verenigde Staten.

940

’42

’44

’46

’48

’51

Voor de periode van begin 1946 tot midden 1949 ial
de vermindering van de ver’handelbare schuld ongeveer
$ 46 mrd bearagen, d.i. $ 18 mrd meer dan de daling
van de totale schuld.

TABEL
3.

Inkor,sten oan de Schatkist.

(in milliarden dollar)

Fiscale jaar eindiSend
op 30
Juni
uinsenrijving
-.
1940 1947
1948
1919
1)

1950
1)

Inkomsten- en winstbelasting:
Particulieren

…………………………….
1,0
19,6
21,0
18,5
19,1
NV’s

(Corporations)

……………………..
1,1
9,7
10,2
11,7 12,3
Successierechten

………………………………..
0,4
0,8 0,9
0,8
0,7
Accijnzen

en

douanerechten

……………………..
2,3

.. ..

7,8
‘7 ,8
8,1
8,3
Ontvangen bijdragen sociale verzekering ……………..
0,8

.

..

2,0 2,4 2,6 5,3
1)

0,2
4,6
3,8 2,3 1,8
Totale

ontvangsten

……………………….
5,0

..

44,5
46,1


44,0
47,9
Andere

ontvangsten

……………………….. …….

Af

..

Overdrachten aan sociale verzgkeringsfondsen

. . .
0,6

..

1,5 1,6
1,8
4,4
1)
Terugbctaling•van

belasting

………………..
0,1
3,0
2,3
2,7
2,1
..5,3
40,0
42,2
F

39,6
41,0
Netto

ontvangsten

………………………..

Schatting. –
Met inbegrip van inkomsten uit grotere belastingen, welke in dC begroting zijn aanbevolen.

6 April 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

279

DE RUSSISCHE JIEGROTIiNOEN VOOR 198 EN 1949.

De Russische begroting voor 1948 en de schattingen

voor 1949 weerspiegelen twee belangrijke economische
feiten: ten eerste, de stijging van het Russische nationale

• inkomen en ten tweede, de veranderende prijsstuctuur in

Rusland.

Onderstaande tabel geeft de begrotingcijfers voor 1948

en 1949′):
(In mflliarden roebel)

1948

1948

1949
schattingen werkelijke schattingen
cijfers

O
ntvangst en ………………429,1

408,4

445,2

o
in
ze ibelasti ng…………..
280,1

247,5

261,8
Winsibelasting

26,4

33,9
Directe belastingen

……..
31,1

33,2

36,4
Leningen

…………….
22,6

23,9

22,9

Uit gaven
.
………………..338,0

368,8

415,3
Uitkeringen aan de nationale

economie …………….
149,0

147,4

152,5

Sociale diensten …………
116,3

105,6

119,2
Defensie

………………
66,1

66,2

79,0
Bestuursapparaat

……….
‘13,5

13,1

13,7

Zowel de ontvangsten als de uitgaven waren in 1948

lager dan begroot was. De Minister van Financiën Zverev

verklaarde het verschil tussen de werkelijke en geschatte
inkomsten door de herhaalde vermindering van de omzet-
belasting, waardoor de Overheid in staat is geweest de

kleinhandeisprijzen meermalen te verlagen. Ondanks de
verlagingen der genoemde belasting, bracht deze nog
bijna 250 mln roebel op, dank zij de stijging van de totale
hoeveelheid consumptiegoederen. Ook de werkelijke uit-
gaven voor 1948 waren lager dan geschat en wel ongçveer
even veel lager dart de inkomsten. De Minister van Fi-
nanciën verklaarde, dat 19 mrd roebel minder zijn uit-
gegeven dooi’ het intrekken van subsidies en donaties
aan een aantal industrieën en door besparingen op sociale
diensten. Volgens bovenstaande cijfers echter was de
vermindering veel groter voor de post sociale diensten
dan vooi’ de uitkeringen aan de nationale econorejie. lIet

totale afschaffen van de subsidieverlening aan de in-
dusti’ie is pas dit jaar begonnen en beïnvloedt dus veeleer
de ramingen voor 1949 dan de begroting voor 1948.

De Russische overheidspolitiek met betrekking tot
prijzen en subsidies gedurende en na de ooi’log vertoonde

enkele bijzondere kenmerken. Tijdens de oorlog was de
Overheid geïnteresseeid bij zo stabiel mogelijke groot-

handeisprijzen in de zware industrie. Deze prijzen en
ook de vrachttarieven werden op vooroorlogs peil ge-
houden. De-lonen waren niet zo gebonden en de kosten
van levensonderhoud waren evenmin gestabiliseerd. Toen

de productiekosten stegen, werkte de zware industrie
vaak met verlies, ondanks het feit, dat zij vooroorlogse
prijzen voor de meeste grondstoffen en alle halffabrikaten
betaalde. Vandaar, dat de zware industrie het meest’
gesubsidieerd werd, in tegenstelling tot andere landen,
zoals Engeland en Nederland, waar de subsidies in hoofd-
zaak aan voedselproducenten ten goede kwamen. Pas

begin 1949 besloot de Russische Regering de subsidies af te schaffen en een stijging toe te staan in de groothandels-prijzen van kapitaalgoederen en de vrachttarieven te ver-
hogen. In deze sfeer vindt thans een ,,delayed infiation”
plaats, zoals de correspondent van ,,The Economist” in
het nummer van 26 Maart het uitdrukt. Deze inflatoire

kracht wordt verzacht door het feit, dat in de laatste
di’ie jaren de industrie gelegenheid héef t gehad de efficiency
te bevorderen en de productiekosten, vergeleken met de oorlogsjaren, te drukken. (In 1948 zouden de productie-
kosten met 9 pCt zijn gedaald). Anderzijds zijn ook de
kosten vân levensonderhoud gedaald. De correspondent
van ,,The Economist” is van mening, dat de inflatoire invloed van het afschaffen ‘der subsidies ten behoeve
van de zware industrie vermoedelijk niet sterk is.

‘) Vergelijk
ook
cle aantekening: ,,De begroting der Sovjet-
Unie voor
1948″
in ,,E.-S.B.” van
25
Februari
1948,
blz.
154 cv.
Het daar vernielde cijfer voor de omzetbelasting (raming
1948)
moet niet zijn
260,1
rnrd roebel, maar
280,1
mrd roebel.

De prijsstijging van productiegoederen gaat gepaard

met een voortdurende daling van de prijzen van con-
sumptiegoederen. Dit laatste is een gevolg van de toe-

nemende hoeveelheid goederen en van de belastingpolitiek.

Daar ongeveer van de omzetbelasting wordt geheven

op consumptiegoederen, heeft de Overheid met deze

belasting een belangrijk middel om een prijspolitiek te

voeren. Daar echter de omzetbelasting gemiddeld 60 pCt

van de inkomsten uitmaakt, kan de Overheid niet zonder
verliezen deze belasting sterk verlagen, tenzij de moge-lijkheid bestaat een grotere hoeveelheid goederen te be-
lasten. De ,,besparingen” van de consumenten, uit hoofde
van prijsverlagingen in de door de Staat gecontroleerde

handelssector, zouden in 1948 57 mrd roebel hebben
bedragen en voor dit jaar 48 mi’d roebel belopen. De

daling van de staatsprijzen heeft een dergelijke daling
teweeg gebracht in de particuliere handel en de Kolchoz-

handel. De cijfers door de Minister van Financiën mede-

gedeeld, werpen een interessant licht op de Russische
consumptie en op de structuur van de handel in con-
sumptiegoederen.
,,Besparingen” der consumenten, r’eroorzaakt door

prijsdalingen.
(in milliai’den roebel)
Kolcboz-
en
Staats-
particuliere

Totaal
handel handel
1948

………………….
57
29

86
1949

……………………
48 23

71

105

52

157

,,The Economist” verbindt aan deze cijfers twee con-
clusies:
10.
het moet sterk worden betwijfeld, of de particuliere-
en quasi-particuliere handel in consumptiegoederen

slechts 10 pCt van de totale omzet in consumptiegoederen
uitmaakt, zoals van officiële zijde is beweerd, ook indien

men rekening houdt met het feit, dat de prijzen in de
gebonden sfeer niet zo scherp zijn gedaald alsin de vrije
sfeer;

2°. vergelijkt men deze cijfers met de hoog blijvende
opbrengst der omzetbelasting, dan blijkt de Overheid

in 1949 een toeneming van. de hoeveelheid consumptie-
goederen met 60
hL
80 pCt t.o.v. 1947 te verwachten.
**
*
Tegen de achtergrond van deze prijsstijgingen en -da-
lingen en een toeneming van het nationale-inkomen moet
de begroting voor 1949 worden gezien. Evenals in voor-

gaande jaren streeft de Minister van Financiën naar
budgetoverschotten; het overschot voor dit jaar wordt
op ongeveer 30 -mrd roebel geraamd. Het kweken van budgetoverschotten heeft mede ten doel de positie van
de roebel te verstevigen – een streven, dat is ingezet
met de geldsanering in December 1947.

De opbrengst der omzetbelasting wordt 14 mrd roebel
hoger geraamd; deze stijging zal slechts mogelijk zijn,

indien de productie van consumptiegoederen, vergeleken
met 1948, met ongeveer 25 pCt toeneemt. De opbrengst
der winstbelasting wordt 7,5 mrd roebel hoger geschat
dan vorig jaar. Een veel kleiner gedeelte der verwachte winsten zal echter worden wegbelast dan vorig jaar ge-
schiedde:

lVinsten en re’instbelasting (in inrd roebel).

1948

1949
Vtinsten

…………………………

36,3

69,6
”Vinstbelasting

……………………
26,4

33,9

De winsthelasting wordt als regel gebruikt voor nieuwe

kapitaalinvesteringen. Bovengenoemde wijziging in de
helastingpolitiek betekent derhalve een verandering in
de investeringspolitiek. Tot dusver hief de Overheid meer
dan
2/3
der winsten om ze in centrale investeringskanalen
te leiden. In 1949 zal meer dan de helft der winsten bij
de ondernemingen blijven.

280

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

0 April 1949

ANNEX.TIF – (11tENSC0ECUI1.

Dr G. E. Huffnagei te ‘s-Gravenhage zond ons dd. 28

Maart 1949 de volgende opmerkingen, bedoeld als aanvul-

ling op zijn artikel ,,Annexatie” in ons nummer van 15 Augustus 1945, bl. 73:

Gaat liet nu worden dat cle berg nog een niuis zal baren?

Op suggestie van Minister van Kleffens heeft een niet

onaanzienlijk aantal Necierinders zich reeds tijdens de

hezettingstijd en nog een tijdspanne daarna verlustigd met

de gedachte van annexatie van Duits gebied ten behoeve
van Nederland.

De afkeer voor internationale vraagstukken hij de

massa van het in neutraliteit opgévoede Nederlandse

volk trad ook daarbij weer aan de dag. Men ging over

tot critisclie hantering van de annexatiesuggestie en

toen verdween het onderwerp aldra van tafel. Waar be-

hoort evenwel de, naar het de indruk maakt allengs

verwezenlijking benad erende, , ,grenscorrectie”, ten koste
van Duits gebied, thuis? Mag de massa dit langs zich

heen laten gaan als zoveel wat Regering en Staten-Gene-

raal geregeld hebben, maar het volk geen belang inboe-

zemt, of moeten wij hopen, dat de spectaculaire interesse,
clie de annexatie wist te verwekken
;
zich ook aan liet

voorstel tot correctie van de Oostelijke grens weet te
hechten?

Annexatie en grenscorrectie zijn niet sydoniem. An-

nexati is de vrucht van oorlogssucces. Correctie is resul-
taat van vredesoverleg. De hedogcle correctie van de
Oostelijke grens komt niet door vredesoverleg tot stand. Er is nog geen vrede niet Duitsland. De toevoeging van grondgebied buiten onze nationale

grens geschiedt bij deze correctie op grond der machts-

positie van de overwinnaars. Bij de uitvoering van grens-
correcties hebben zich nog steeds plussen en minnen

voorgedaan. De schijn van de bedoelde correctie .wordt
niet beter bij dit geval, waarin het aan onze kant slechts

plussen, aan de andere kant slechts midnen zijn. Bij een
objectieve qualificatie kan de aangekondigde grens-

correctie niet anders dan miniatuur-annexatie lieten.

De handel om .00rlogsschadeloosstelling door Duitsland
aan Nederland te verstrekken moet liet stadium, ivaar
liet spel oök knik’kers geeft, vrijwel nog geheel bereiken.
Het is nodig zich af te vragen, of het niet is een troef hij

dit spel w’eggeven door over te gaan tot liet annexatietje
van de voorgenomen grenscorrec tie.
De wenselijkhëid van dc grensafvlakking in het eigen
element daarvan staat hier geheel buiten. De eonomische
gebiedsaansluitingen, die voor West-Europa bed acht zijn
en in de bescheiden mate van Benelux.reeds onderwerp
van realisering worden, doet het kronkelend verloop
van grenzen automatisch verdwijnen.
In het oordeel van het Nederlandse volk behoort de
,,correctie” anno 1949 evenveel bezonken aandacht te vinden als de ,,annexatie” anno 1945 en mag de eerste
niet als aangelegenheid van secundaire orde worden
gezien. –

INTERNATIONALE NOTITIES.

EËN JAAR E.R.P.

De twaalf maanden, welke zijn verlopen sinds Prei-
cient Truman op 3 April 1948 het E.R.P. met zijn hand-

tekening bekrachtigdo, hebben in west-Europa een op-
vallend economisch herstel te zien gegeven; in de loop van
deze periode zijn de omtrekken van de na-oorlogse Euro-

pese economie zich duid elijker -gaan aftekenen.
,,The Economist”, van 2 dezer brengt in herinnering”,
dat de Amerikaanse ,,Economic Co-operation Act” zich
ten aanzien van Europa’r herstel drie doeleinden heeft
gesteld: toeneming van industriële en agrarische productie,
uitbreiding van internationale handel op multilaterale

basis-, en stabilisatie van Europèse valuta’s, begrotingen

en financiële toestanden in liet algemeen.

• Een terugblik
01)
iet afgelopen jaar leert nu, dat de

agrarische productie, wat de oogsten van 1948 betreft,
goede resultaten te zien heeft gegeven. ,,By a great stroke

of luck”, aldus het’hlad, benaderden deze oogsten de

vooroorlogse cijfers. De industriële productie heeft zich

eveneens gunstig oi twikkeld.’ FIet volgende overzicht

laat zien, dat de index der industriële productie voor 10

E.R.P.-landen in 1948 gemiddeld 20 pCt boven het cijfer

voor 1947 lag.

Industriële productie in 10 ER. P.la,der(
1947 = 100

Jan.
1949
1937

1947

1918

(voorlopig
cijfer)

Oostenrijk
208
100
175
België
lIG
100
109
1

09
Bizonia
250 9
100
149
200
Denemarken
80
lOO
111
Frankrijk
105 ‘)
100
114
117
Italië.
125′)
100
104 100
Nederland
105
-lOO
119 129
Noorwegen

. . .
87
100
109
/
Zweden
72
100
103
106
Ver. Koninkrijk
102
100
111
114

Gemiddeld

. . . . 1

1

100

1

120

‘) 1936.

‘)
1938.

rFlie Economist” tekent hierbij aan, dat men ervoor
moet waken, voor 1949 soortgelijke vorderingen te ver

wachten. Er zijn tekenen, die erop wijzen, dat a.h.w. een
industrieel ,,piateau” is bereikt, en dat een hoger peil

van productie slechts mogelijk zal- zijn, indien de steen-

kolenwinning een welhaast revolutionnaire verbetering
vertoont, indien de capaciteit der staalindustrie verder

kan worden uitgebreid, en indien liet optreden van over-
voerde markten wordt vermeden. Vooral dit laatste

probleem wordt thans auut. Oplossing hangt groten-
deels af van het vermogen der 19 E.R.P.-laiiden om hun
kostenpeil te verlagen en de arheidsproductiviteit te

verhogen, aspecten, die tot nu toe enigszinr zijn verwaar-

loosd. Boven alles hangt de oplôssing echter af van de
expansie der multilaterale handel, hierboven als tweede

doelstelling van liet E.R.P. genoemd.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De ultimo-verkrapping, welke zich in de afgelopen week
op de gcldmarkt deed gevoelen, bleef binnen bescheiden
grenzen. Wel steeg de callgeldrente in twee étappen tot
1 pCt, maar de indruk hestat, dat slechts voor geringe
bedragen door de geld rh arkti nstellingen een beroep opde

centrale bank behoefde te worden gedaan. Papier met
zeer korte looptijd verwisselde tegen 1 pCt van eigenaar, doch voor de langere termijnen, waarvoor uit de aard der
zaak weinig belangstelling bestond, was ‘slechts een ge-
ringe tendentie tot stijging van de marktdisconto’s waar-
neembaar. Junipapier werd tegen 1
5/16
pCt gevraagd,

Augustus- en Se.ptemherpromessen noteerden ongeveer 1/ pCt, terwijl de langer lopende termijnen 1
/16
pCt –

1j pCt noteerden. –
De periode van grote bedragen aan schatkistpromessen,
ivelke tot verval komen, die thans in het verschiët ligt,
zal een eventueel snelle afwikkeling van de nog aanwezige

geblokkeerde banksaldi ten zeerste vergemakkelijken.
FIet’ ziet er hiet naar uit, dat in de komende weken grote
spanningen op de geldmarkt zullen optreden.
De aandelenmarkt gaf in de afgelopen week over de
gehele linie koersstijgingen van beperkte omvang te zien,
vermoedelijk onder invloed van- de in het ‘voorgaande overzicht genoemde factoren. Met name hij de minder

6 April 1949

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

281.

:

courante industriële fondsen wareii de koe’sstijgingen

soms niet onbelangrijk, daar deze door een geringe vraag
reeds kunnen worden veroorzaakt. FIet is niet uitgesloten,

datde emissiemarkt hij de iets gdnstiger stemming op de
aandelenmarkt weer een opleving zal ‘gaan vertonen,

gezien de vele plannen, welke op dit gebied nog op uit-

voering wachten. Gevreesd moet echter worden, dat hij

een emissiestroom van enige omvang aanstonds het al-

gemene koeispeii hiervan weer de terugslag zal ondervindef.

De heleggingsmarkt gaf in de afgelopen week per saldo
slechts geringe schommelingen te zien. Over hei algmeen

overheerste een dalende tendentie, waardoor hij. de 3
pCt investeringscertificaten met j pCt daalden en daar-
door op
96*
pCt kwamen. Ook de
3-3*
pCt staatslening
1947 was aan het einde van deze week pCI lager iii

koers danaan het einde van de voorgaande verslagperiode,
nI. 967
/16
pCt. Alleen de 3 pci Groothoekschuld 1946,
welke de voorgaande week wel zeer sterk

in koers was
gedaald, boekte een ,korsstijging tot 96 pCt. In hoeverre

liet koersbiveau op de staatsfondsenmarkt hiermede tot
rust is gekomen, kan moeilijk worden beoordeeld, aan-

gezien de feitelijke invloed van de verhandelbaarstelling

van een .tweede tranche der 3 pCt investeringscertificaten
,

zich nog nauwelijks kon doen gevoelen.

25 Maart 1 April
1949 1949

A.K.0.

………………….
159
*

164
v.

Berkel’s

Patent

…………..
109
111*
Lever Bros. Unilever C.v.A.

. . ..
233-t
238*
Philips

G.b.v.A .

…………..
226
228
Koninklijke Petroleum

……….
289*
292
l

I.A.L.

……………………..
162k
160k
N.S.0.

…………………


161;
160-
I-l.V.A.

……………………
153*
157
Dcli

Mij

C.v.A

…………..
139
1431
Amsterdam Rubber

…………
143* 146k
Internatio

…………………
172
176

STATISTIEKEN.

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste poSten in niillioeners vonden).

C.c


,0

c)$)

OC)

0
.
CD

25Dec.

’46 0,2
449,1
1.450
1.428,2
22,1
16 Mrt

’49
0,2 299,2
1.300
1.242,4
57,8
23Mrt

’49
0,2
299,3

Ll

1.300
1.243,4
56.8
a3:
30 Mrt

’49
0,2 299,2
1.300
1.250,6
1,0,6

Other securitits
DepOsitS

0
co)

.
,

0
0
05


S
,5

‘8
28


25 Dec.

’46
311,8
13,6
15,8 346,5
10,3
278,9
16 Mrt

’49
331,3
20,0
23,2
417,4
11,6

23,2
295,6
23 Mrt

’69
312,9
21,5
23,5
309,7
11,2
-6,2
290,3
30 Mri

’49
328,6
19,9
33,5
416,5
25,6
6,7
294,0

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

0
00
M

Data
oo
.;

Pq

31

Dec. 1946
6.949,9′
158,0 238,7 g2,7
4.090,7
1.113,7
15,Mrt

1949
5.853,3
297,6 151,5
47,5
4.178,8 1.734,2
23 Mrt

1949
5885,3
318,1
155,5
47,0
4.182,0
1.780,0
31 Mrt

1949
5.91 1,1
316,4
156,6
46,3
4.325,7
1.665,6

DE NEI)ERLANDS(BTE JlANI

erkorte balans op 4 April 1949
Activa.
Wissels, pro-( Iloofclhank f


messen eti

Bijbank

schuld brieven
in disconto

Agentsch.,,

900,-

900,-
Visscls, schal.kistpapier en s’chuldbrieven,
door dc Bank gekocht (art. 15, onder 40,
var de Bank

wet 1948) …………..
..

Sehatkistpapier, door de Bank overgenomen
van de Staat.der Nederlanclen ingevolge
overeenkomst vad 26 Februari 1947 ,, 1.800.000.000,-
Voorschotten ( Hoofdbank f 147.374.402,05 ‘)
inrek.-crt

1
oponderpand Bijbank

417.361,02
(mci. belenin-
1
gen)

I Agentsch.

7.852.180,90

155.643.943,97
Op

effecten

cn7 ………

..155,11 6.364,37 ‘)’

t

Op goederen en celen

..

527.579,60
155.643.943,97 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de
Bank-wet

1948)

…………………….

Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevo]ge overeenkomst van 26 Februari

1947

….

.

………………….
..1.500.000.000,-
Munt en muntmaterlaal

Gouden munt en gouden


muntmateriaal ……t

439.146.700,37
.Zilveren munt en
.
…..5.400.21 7,90
444.546.918,27
Papier op het buitenland

S

130.006.080,-

Tegoed hij correspondenten
in het buitenland

….

..

209.994.654,17
.
Buitenlandse betaal-
middelen

…………

..5.820.169,89

11

345.820.904,06
Vorderingen in guldens op vreemde circulatie-
banken en soortgelijke instellingen

….
..

219.925.987,10
Belegging van kapitaal; reserves, pensioen-
fonds en voorzieningsfonds

…………
…108.149.334,26
Gebouwen

en

inventaris

…………….
..2.500.000,-
Diverse

rekeningen

…………………..
46.538.159,62 4.623.126.147,28
Paseiva


Kapitaa.

………………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds

……………………..
..12.759.703,05
Bijzondere

reserves

………………..
..54.447.566,03
..
Pensioenfonds

……………………..
20.090,670,29
Voorzieningsfonds

personeel


in

tijdelijke
dienst

………………………….
,,

1.500.000,-
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
..,,
106.894.375,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
3.016.510.880,-
Bankassignaties

in

omloop

…………….
44.88306
Rekening-courant saldo’s
‘s
Rijks Schatkist ……

t

174.899.570,49

S
Rijks

Schatkist

bij- zondere

rekening ….

..

301.392.372,08
GeOlokkeerde saldo’s

..,,

3.513.328,40
Saldo’s

van

banken in

Nederland

………..,

33.282.712,46

Vrije saldo’s van vreem-
de circulatiebariken en
soortgelijkdinstellingen

355.828.450,68
Andere vrije saldo’s…….368.412.789,33
1.237.329.223,44
Creditëuren in vreemde geldsoort

……
..57.768.774,95


Diverse

rekeningen

………………..
..95.780.071,46
f

4.623.126.147,28

‘) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks
door de Bank in disconto genomen
. . . . S
0) Sraarvan aan Indonesië (Wel van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99) ……..

…36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de
Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten

137.911.944,-
;

BANK
VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millibenen francs).


e
Voorschotten aan
de Staat

00
55
0505
0
Data
0
04
0)0
C)

00
10 00
CO
40
cd

00

02

26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449
67.900
426.000
10
Mrt
1949
52.817 .367.082
125.042
147.700
426.000
17 Mrt
1949
52.817
370.584
125.042
138.900
426.000
24 Mrt
1949
52.817 385.275
125.042
136.400
426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
26 Dec.
1946

721.865
63.455
765
62.693
10
Mrt
1949
1.019.189
165.754
860
163.391
17 Mrt
1949
1.004.748 175.660
815
173.476
24 Mrt
1949
‘1.002.364
178.898

874 176.466

r

282

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6
April
1949

GOUD IN- EN UITVOER DER VERENIGDE STATEN
1).

(in 1.000 dollars van circa $ 35 per ounce fijn).

Importen

Uit:
Exporten
(

)
naar:
Nederland

België
Engeland
Frankrijk
Zweden
Zw

r-
1n5I
Canada
Mexico

Overig
Latijns
Amerika
Totaal

341.618
165.122
1.826.403
3.798
28.715

86.987
612.940 33.610
57.020
3.574.151
……
63.260
977
633.083
241.778
161.489 90.320
2.622.330
29.880 128.259 4.744.472
1941
1
3.779
1
1.747.
899
412.056
16.791
61.862
982.378
1942 1.955
5
208.917
40.016
39.581
315.678
1943
88
66.920

3.287
24.306
.

68.938
1944
-695.483
46.210
-109.695

58.292
-845.392
1545
160
53.148
15.094

41.743

106.250
1946

…………

6
458

64
.
344.130
3.591

403
311.494
3
488.433
162.941 27.990
,

1
445.353

7.110
10.684
1.866.348
1948

…………
Jan
9.970 682.808
31
458

201
2.418
234.973

1939

…………..
1940

………

Febr

..

34.301
104.264
289
211
1.102
159.388
Mrt
61.931
20.274

19.660
271
2.673
99.943
April
6.132
20.023
167.906

10.693
242
4.874
8
)
234.156

1947

………………..

Mei
5.523
157.131
.

29.635
161

24.092
156.326
Juni
26 )
177.829

12.031
198

27.736
177.741
Juli

1.437
178.038
30.512
3.904
6.523
266.691
Aug
4.400
.
698
9.706

35.822
39.078
Sept.

……
11.212
5.159
1.184

22

23.747
676
57
3.068
53.290
Oct.

……
5.746 5.695
40.678

21

6.360
331
,
255
2.905
121.571
‘5.769

27

3.488
8.848
260

13.895 54.224
Nov……..
Dec.
8
……
81.155
485
291
17.795
108.297

8)
Ontleend aan het ,,Federal Reserve Bulletin” van Februari 1949. ‘) Voorlopige gegevens.
3)
Gecorrigeerde gegevens.

DE NEDERLANDSCIIE BANK.

ENIGE INDEXCIJFERS -VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE
(Voornaamste posten’ in duizenden guldens).

I

IN NEDERLAND
‘).

1

8-

-4)0
0
0
4-‘
2
1
‘5
•°n
0
4)

1

4e
8..4)
.
4)–co.-.
04)

,0
,
0

.848484
D
0

1
p4
00

30 Dec.

’46
700.876
4.434.786
100.686 153.109
2.744.151
21 Febr. ’49
443.605
206.090
195.492
144114
2.979.172
28 Febr.
1
49
443.739
204.283
136.864
164.626 3.045.236
7 Mrt

’49
443.89-1
177.982
155.906
160.180 3.018.755
14 Mrt

’49
444.073 148.575 174.823 146.877 2.984.341
21 Mrt

’49
444.228 130.972 213.930 143.146
2.956.056
25 Mrt

’49
444.392
132.215
216.102
146.125
2.983.189
4
April ’49’
444.547
130.006
215.815
.
155.644 3.016.511

Saldi in rekening courant

0
4)

45
4e4)

.g

,e
CI)
0Z

30 Dec.

’46
21 Febr. ’49
232.108
214.012
4.173 58.580
331.626i
382.418
28 Febr. ’49
173.806 250.497
4.031
38.663
328.4821
332.552
7 Mrt

’49
191.379
250.497
3.961
33.169
344.5681
318.649
14 Mrt

’49
190.775
250.497
3.879
31.387
349.7741
329.021
21 Mrt

’49
220.240 250.497
11.815
46.588
333.8931
390.425
28 Mrt

’49
216.232
250.497
5.346
29.686
342.9981
399.213
4 April ’49
674.900
301.392
3.5-13
33.283 355.8281

368.413

DE JAVASCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
0
0’00’
0

0

0
0
.0
40
.0

00
Data’
‘4
00

0
Q
0084
,..840
c


0
’00
0 0 084
._
4fl’0
084SOO
4)
0

31

iiiaart 1947
477.080
-35.363
33.2561
85.402
255.201
2 Maart 1949
470.948
64.676
14.502
1

81.185 850.938
9 Maart 1949
470.948
61.178
14.433
1

86.645
879.733
16 Maart 1949
470.948
61.304
14.417
j
81.890
893.335

0
Rekening-courant
0
4)4)
saldi
0

Data
40



S
-0.E
0
I
0

0
840
‘4o’
‘>,
84

31 Maart 1947
81.527
453.816

1
503.718
11.304
2 Maart 1949
32.490
740.128

1

709.241 71.291
9 Maart 1949
32.550
748.458

732.477
70.777
16 Maart 1949
35.488
754.412

746.979
62.259

Muntbilje’ttencirculatie per 2 Maart 1949 1 878.318.149,-.
Muntbiljettencirculatie per 9 Maart 1949 f882.321.146,-.
Muntbiljettencirculatie per 16 Maart 1949 f880.679.302,50.

1938
=
100

0
;
.

Algem.

productIe-Index
vandoiiidustrlo

. .
.
74
94
1,3
1
18
123
125
125
116
75
82
80
83
83
83
83
Electriciteit

afgeleverd
.

aan

het

net

……..
11

1
142′
173
169 194
205 217
211
79
98
120
118
125 126
131
130 Stikstofmeststoffen

. .
47
67
82
81
83
85
89
89
70
108
165
165
165
166
169
167
Walsproducten van
73
137
210
223
206
231
244
226 22
67
122
128
1
4r
145 147
131
88
114 129
144 137
127
121
128

Steenkolen

………..62

Metselstenen

……….
52
69
93
96
103 111
“3
106

Gas

……………..

Deuren

…………….
38
57
Izo
113
138
118
140
121
Rubber

(gehele

indu-

Ruwijzer

————-

97
200
.
310
329
325

ijzeren

staal
‘)

…..
Rijwielen

………..

Courantenpapier

. . . .
33
37
79
101
81
84
103

Cement

.- …………

Katoen- en linnenweve-

strietak)

………..

39
60
71
70
76 77
79
75
Tricotage-industrie

– –
56
85
107
110 119
1/7 124
109
rijen

……………

78
110,
137
134
133
142
141
Schoenen

………..
53 60
60
63
63
61
68

Sigaren

…………..
Sigaretten …………
.73
14
133 142
146
138
52
52
70 90
72
60
55
42
Boter

……………
93
109
.

~
141

157
.
Margarine

………..
Kaas

……………
52
51
77
97 85
73
72
61

) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.&.”;
.
betekent: de
gegevens ontbreken; gecorrigeerde gegevens zijn cursief gedrukt.
)
1940
=
100.

INDEXCIJ17ERS VAN GROOTRANDELSPIIIJZEN
IN NEDERLAND
1)1)

Juli 38-JunI’39=100
1946
1947}
1948
No
v.
f4

VoedIngsmIddelen:
209
230 228
219 219
220
191
199
233
255
261
259
200
214
231
238,
241
-,

240
Grondstoflen:
houtw. buitenlands
463
631
567
552 552
552
chem. producten

..
272 342
376
430
429
425
258
284
283
280
282
279
224 243 304
542
542
542
261 294 306 307
308
3-19

plantaardige

……..
dierlijke

………….
totaal

…………..

332
474
524
487
481
456
hulpstoffen
170
201
216
216
2-16
263
282
328
342
348
349
373
Afgewerkte producten:

papierwaren

………

glas, aardewerk, enz.
238 256
269
272 272 272

textielwaren

………

totaal

……………

349 390

382
380
379
379

Ieder

……………
metaalwaren

……..

chem. producten

. .
-328
318
325

330
361
365′
315 344 360
375
370
366
292
321
330 340
340
354

houtwaren

………..

283
303
347 364
365
365

textielwaren

……..
lederwaren ………

geîabr. voed.midd..

211
223
225
236 236
236
papierwaren

…….

248
263
270
269
271
271
metaalwaren

……..
totaal

…………..
261
2.76
283
291
294

295
Mgem.IndexclJfer….
251 271
281
289
291
295
1)
Bron: ,,Statistiscb Bulletin van het C.B.S.”.
8)
De wegingscoëfficiênten
zijn
vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen in 1941.

6 April 1949

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

283

DE KOLENPOSITIE VAN NEDERLAND ‘).
(in 1000 kel

Productie
V
erzonden

Maand

[

Liin burgse
voor
1

binncilandse
Invoer

mijnen
behoefte

Totaal 1946 ..
8.31 3.827
6.387.903
2.666.502
Totaal 1947
1

10.104.345
7.778.585
3.577.564
Totaal 1948

. .
1

11.032.326 8.059.287 3.435.269

Jan.1949….
936.174
700.888 247.336
Febr. 1949….
894.973
‘) 1
652.481

)
309.177
‘)
‘)
Bron ,,Statistisch Bulletin van het CBS.”
‘)
Voorlopige gegevens.

INDEXCIJFERS .VAN LONEN VOLGENS REGELINGEN IN’
NEDERLAND
1)

Juni 1938/
Nijverheid

Juni 1939

Nijverheid’)

Landbouw’)

en

= 100

I

landbouw

Aug,’ 1939
101
100

101
Mei

1945
116
.

190 126
April

1948….
174,7
243,9
184,4
Mei

1948
175,2
258
186,8
Juni

1948
175,2
258
186,8
Juli

1948 175,1
258
186,7
Aug.

1948
175,2
258
186,8
Sept.

1948
175,2
258
186,8
Oct.

1948
175,2
258
186,8
Nov.

1948
179,9
265,5
191,9
Dec.

1948..
.
181,7
1
)
265,5
193,4′)
Jan.

1949
181,8′)
265,5
193,5′)
Febr.

1949
181,8′)
265,5
193,5′)

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”: in de indexcijfers
zijn de uitkeringen krachtens de Kinderbijsiagwet
niet
begrepen.
‘)
Gemiddelden 24 bedrijfstakken.
‘)
Akkerbouw en veehouderij.
‘)
Voorlopige gegevens.’

,,HOLLANDIA

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.

HOOFDKANTOOR TE

VLAARDINGEN
S

V,cLOJ.
aîtto-c
c4
Aed4

Speciale rubriek voor Vraag .en Aanbod inzake kantoorbe-
hoeften, brandkasten, machines, apparaten, farieks- en
kantoorgebouwen, industrie-terreinen, enz. enz.
Tarief 40
ds
per mm. Opdrachten inzenden .aan de Ad-

S

ministratie van de ,,Econoinisch-Statistische Berichten”,
Postbus 42, Schiedam.

AD REM A


III – 11111

II

IIR

PLAATJES

PONSEN WIJ in iedere hoeveelheid met de modernste machines. Zend
ons Uw ponsopdrachten. U BEHOEFT BIJ ONS NIET TE WACHTEN.

KANTOORMACHINEBEDRUJF M. DERIGA
Rotterdam

Walenburgerweg 61 – Telefoon 49216

Te koop: Hondrekenmachine, MAAKT GEBRUIK

merk Brunsviga (226.A), capo-

VAN DEZE RUBRIEK
I

citeit’ 9-8-13, in goede staat.
G. Coenen, Molenstr. 135, Oss.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 11 .April a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Hoven 141, Schiedam

-WEEKBLAD’ GROOTHANDEL

Ingaande
16 April a.s.

zal dit voor de handel reeds zo blang-
wekkende – ja onmisbare – orgaan weder’
om een

UITBREIDING

ondergaan, zowel wat opzet als
wat
inhoud
betreft:

le wekelijks Netherlands Trade Bulletin
(in het Engels) met belangrijk vergrote
buitenlandse verspreiding

2e meer gegeveis betreffende de binnen.
landse groothandel.

3e belangrijkineerexclusieve aanbiedingen op.
allerlei gebied en uit alle oorden der wereld.

Abonnementsprijs f 15,— per
jaar.

Kon. Ned. Boekdr. H. A. N. Roelants, Schiedum

Bij de Nederla.ndsch’ Amerikaansche Kamer

van Koophandel, ‘ de Lairessestraat 13, Amster-

dam-Z., verscheen thans Publicatie Nr. 4: ,,Doing

business in America” by Frank Opton, docent in
Handelsrecht en advocaat te New-York, een po-

pulaire rechtsgids voor de, zakenman op Amerika;
97 pag. Prijs
f
10.-.–.

In 1948 verschenen: ,,Netherlands-Law Digest”
by Dr E. H. von Baumhauer, en ,U.S.
, Tax Legis-
lation during and since World Wâr II” byGeorge

F. James, Tax Counsel Standard Vacuum Oil Cy,
elk f2,50:

Leden dezer K.v.K. genieten 50% reductie op
deze uitgaven.

Verder verschijnen: ,,Guide for the American

psrticipant in Dutch enterprises or, together with

Dutch interests, in Holland’s Hinterland” by Ir.,

J. W. T. van Erp, ,,Guide re Copyright Protec-

tion” by J. Houwink LLD en ,,Kilian van Rense-

laer, the Netherlands American Mercator Sa-

piens of the 17th Century”.

Zo juist verschenen: het !’laartnummer van

Economisch-Statistisch Kwartaalbericht

Research-Uitgave van het.

Nederlandsch Economisch Ênstittiut

*

UILDE INHOUD:

De Econ. toestand in Nederland, Bèlgië,

Indonesië, de Verenigde Staten en West-

Duitsland.

De positie van de Sterlinglanden in het In-

-‘

ternati6nale betalingsverkeër.

Internationale Geld- en Kapitaalmarkten;

Kapitoolschoarste.

Prijzen van Agarfsche produ’cten.

Jaarabonnementen 16.50; voor abonné’s ,,E.-S.B.” t 5.-

Telefoon 38040 – Rotterdam – Giro no. 8408

Burgemeester en Wethouders van Maastricht
roepen sollicitanten op voor de functie van

academisch gevormd econoom

voor stedebouwkundig surveywerk en ten be-
hoeve van welvaartsonderzoek der gemeente.
Aanstelling op arbeidsovereenkomst. Salaris
voor pas afgestudeerden of personen met weinig
of geen practische ervaring f 3500.— tot f 4500.—.
Voor personen met meerdere jaren ervaring is
aanstelling mogelijk in de rang van Hoofdcom-
mies, salaris f4800.— tot f 6000.—..
Sollicitaties met uitvoerige gegevens vÔôr 15 April a.s. te richten aan de Directeur van Dienst
Stadsontwikkeling, Hoogbrugstrat 43, Maas-
tricht.

Grote Instelling in het Westen des lands zoekt
voor één harer organen een

leidende kracht

die in staat is na enige jaren de bedrijfsleiding
op zich te nenien. Taak: leiding geven aan ver-

schillende afdelingen, waaronder een omvangrijke

loonaciministratie met moderne mechanische on-
derafdeling. Inzicht in sociale vraagstukken en
ervaring in de omgang met arbeiders en adrnini-

stratief personeel vereist. Leeftijd ± 35-40 jaar.

Academisch gevormden of oud-marine-officie-

ren met practische ervaring genieten de voorkeur.
Eigenli. geschr. br
. met uitv.
mi.
en levens- – beschr. onder opgave van referenties, vergezeld

van een recente pasfoto in te zenden onder no.
17817 aan Adv.-Bur. KEUZENKAMP, Rochussen-
straat 269, Rotterdam.

VAN MIERLO en ZOON N.V.

te Breda zoekt

ADJUNCT-CHEF

DER CREDIET-AFDELING

bij voorkeur jurist of econoom met erva-
ring in het bankbedrijf. Leeftijd tot 40
jaar. Candidaten zullen eventueel wor-
den uitgenodigd voor een psychologisch
onderzoek op 9 Mei 1949 door de
NEDERLANDSCHE STICHTING VOOR
PSYCHOTECHNISK Wjttevrouwenkade 6
Utrecht

Eigenls. geschr. br
met vol!, in!. over opi. en practijk, onder
vermelding van geboortedatum en godsdienst en zo mogelijk
vergezeld van twee pasfotos (van voren en opzij) aan Ad.
Bur.
ALTA te
Utrecht v66r 12 April
a…
In iinkerbovenh. van
br. en envel. en op de lot&s: no. E S B. 823, naam en adres

spoedige uitzending naar

Indonesië in tweejarig dienstverband

een accountant

lid N.I.V.A. of V.A.G.A.

alsmede

twee assistent-accountants

in het bezit van acte M.O. Boekhouden of
S.P.D. en beschikkende over ervaring op

accountantskantoor. Goed salaris, vrije pas-

sage heen en terug benevens vergoeding voor

uitrustingskosten.
Sollicitaties onder inzending van pasfoto en
afschriften van diploma’s en getuigschriften

onder No. 103 A.C. aan Adv.kant. de Bussy,
Rokin 60, Amsterdam-C.

Ook voor Beschikbare Krachten is een annonce in
,Economisch-Statistische Berichten • de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst s Maanciags in ons
bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het
nummer van dezelfde week worden opgenomen.

INTERNATIONAAL SCHEEPVAARTBEDRIJF
te ROTTERDAM zoekt een

candidaat in de economie

voor zijn Secretariaat. Niet ouder dan 25 jaar.
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen onder
no. ESB 1390, Bur. v. d. bi. Postbus 42; Schiedam.

Accountants-organisatie -. vraagt voor uitzending
naar Indonesië, met standplaats Makassar, een

ACCOUNTANT

(lid N.I.V.A. of V.A.G.A.)

alsmede den geroutineerde

iste
ASSISTENT

Aantrekkelijke salaris- en pensioenvoorwaarden.
Brieven met volledige inlichtingen onder A.S.
944, Adv.-Bur. De la Mar, Amsterdam.

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Roochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteiistraat, Cent.
Abonnementen: Pieter de Hooch.straat
s.
Rotterdam (W.).
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f 26 per jaar,
voor België/Luxemburg
1
28 per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) f 26, overige landen
f
28 per jaar. Abonne-
menten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd
per ultimo van het kalenderjaar.

Aangelehende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-dijk, Rotterdam (W.).

LDVERTENTIES.
Alle correspondentie
betreffende
advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. RQelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6). Advertentie-tarief f
0.40
per mm. Contract-tarieven
op aanvraag. Rubrieken ,,Vacatures” en ,,Beschikbare Krachten”
f o.6o per mm (dubbele kolom). De administratie behoudt zich het recht voor om advertenties zonder opgaaf van redenen le weigeren.

Losse nummers 75 cents, resp. 12 B
francs.

Auteur