i.
”
‘.
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
33E
JAARGANG
WOENSDAG 24 NOVEMBER 1948•
‘ No. 1646
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mriens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandepuite;
F. Versichelen.
Gegevens over adressen, abonnementen.enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.
–
INhOUD:
Blz.
De artikelen van deze wek ‘……..923
Sommaire, summaries ………………. 923
1-let Nationale Budget en zijn grafische uitbeelding.
door Prof. Mr J. G. Koopmans …………….
924
Enkele beschouwingen bij de Belgische. Rijksbegro-
ting 1949
door V. van Rompuy …………….
929
Drie sociaal-economische onderzoekingen voor Neder-
landse gemeenten
door D. H. vai DongenTorman
932
Internationale notities:
Do jongste devaluatie van China
………………….
934
De Zwitserse ontwerp-begroting voor 1949
…………
. 934
Boekaankônli’gn’g:.
.-
liet Marsliali-plan,
Ilandteicling tot het’ Ev,ropese hersteL
Programma
Aantekening:
liet Nationaal .flud,gct iii (leMiilioetidnuotft
………
,
935
Geld- en kapitaalmarkt
.
…………………..937
S
t a t-i s t i ek e n
:
–
–
J3ankstaten
Stand van’s Rijks ICas
.
……………………………..938
Werkloosheid in Nederland
……………………..
939
DEZER DAGEN
,,werd op velerlei gebied het perfectionisme afgeschaft”.
Aldus althans de Memorie van Antwoord .aangkaiid& de
begroting van Economische Zaken. De term, afschaffen
is wellicht toch goed gekozen, doordat .zij de. analogie
oproept van verstokte liefhebbers van diepe gevaarlijke
teugen. Ziet de minister langs deze zijde geen plaats yoor
miniatuurplanning, als moderne economist kan hij even-
min de perfecte mededinging in het werkelijkheidsbeeld
opnemen. 1-loezeer ook de particuliere ondernemers de
financiering van de industrialisatie zullen moeten dragen.
Is de tijd, waarin de minister van Economische Zaken
de vrije mededinging ziet, het imperfectum, de minister
van Landbouw gaat verder. Voor hem- is de periode van
de volledige concurrentie plusquamperfectum; in de zin
dan van voltooid verleden, niet van volmaakt verleden.
De hem door sommigen gedane suggestie, dat de vejande-
ring in het prijsbeleid voor landbouwproducten een nieuwe
tocht naar de vrijheid inzette, heeft hij prompt als irrealis
bestempeld. Dat van het investeringsplan voor de land-
bouw, volgens de eerder geciteerde Memorie van Antwoord,
wordt afgezien, moet dus worden beschouwd niet als los-
laten van een algemeen beginsel, doch eerder als een aan-
wijzing van de moeilijkheid, plannen tot perfectie te bren-
gen.
Wordt de overeenkomst in Indonesië.perfect? Een keur
van machthebbers is wederom derwaarts getrôkken. Een
groep waarniïiers zal om hen staan, zodra de eigenlijke
pogingen beginnen. Zij zullen toezien, hoe de heelnieesters
hun taak – hechting eer dan operatie – volbrengèn. Een
ogenblik verrijzen voor het- oog de gespannen toeschouwers-
gezichten op Rembrandt’s Anatomische Les; verder echter
past het beeld niet; zij het ook met gebreken, het econo-
misch leven in Indonesië leeft verder op.
Is, als men het perfectionisme laat vallen, ,,tout pour le
meilleur dans ce meilleur des mondes?” Er zijn voorzichtige
klanken, dat een mogelijkheid van oplossing voor de
Berlijnse kwestie niet’ fjitgesloten is. Maar voorlopig doen
die klanken nog denken aan de wondere volmaakte mu-
ziek, die Samuel Butler hoorde aan de grenzen van
Erehwon; hij was later nooit in staat het zuivere noten-
beeld te reconstrueren. Ter’ijl aan de goedwillende be-
oefenaars van het zachtmoedig genrestukje, Lie en Evatt,
wel zeer duidelijk is gemaakt, dat hun uitvoeringswijze
niet van technisch meesterschap getuigde.
– Technisch meesterschap, de Belgen wachten, wat hun
eclatante dubbelrol – minister-president, minister van
Buitenlandse Zaken, thans kabinetsforrnateur -. Spaak,
op dit gebied wederom-zal tonen.
Frictieverschijnselen, de uitwijkpoging, van de teleur-
• gestelden in de’ ndtuurlijke volslagen harmcnie, zijn er
echteF nog te over. Bepaald niet alleen in België. In Frank-
rijk heeft de Regering, wellicht te sterk naarhet onderste
uit de kan zoekend, de vertrouwenskwestie gesteld over
haar beleid ten aanzien van de stakers in de havens. Zal
het de heer Queuille vergaan als de nieuwe minister-presi-
dënt van Griekenland, die,in een penibel evenwicht der
krachten, slchts eën riièrde’rheid van twee stemmen won? –
De toestand van hen beiden echter is gunstiger dandie
van de aanhangers van maarschalk Tsjang.Kai Sjek. Hen
dreigt het lid op
–
de neus tè’ vallen.
Zelfs de stralendste glimlach van de president der
Verenigde Staten kan dit probleem niet voor hem in het
niet,de perlecte plaats voor problemen,:cloen opgaan.
EM
Koninklijke
Nederlandsche
Boekd rukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedam
A
I
T
N.V.
KONINKLIJKE
N E 0 ER 1 A N D S C H E
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo
I-iengelo
ZOIJTZIEDERIJ
Fabriek van.
zoutzzizir, (alle kwaliteiten)
vloejbaar chloor
ch/oorbleekloog.
nat ronloog, caustic ooda.
t”
S
–
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage
AOMINISTRATIEKAHTOOR DORDRECHT
OELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Pers one eis- Pen sioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende 8ociaie voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
ije
tftUt
ESTABLISHED 1878
An Independent Journal of Finance
and T rade
*
OBJECTIVE APPRAISALS
CONSIDERED JUDGMENT
IMPARTIAL OPINION
*
•Contains most complete range of
British economic and financial statist-
ics published in any. weekly journal
*
Wrld wide circulation
Annual subscription rate: (post free-
to include all supplements) £ 3:2:6
(fi 33,40)
A Special SuppiOrnent on J3jconomic Con-
ditiun8 in The lqelherlands waR publilhed
0fl
January 31. A iimited number of this
Supple,nent remain for 8ale.
LONDON: 51 CATNON STJIEET,
E.C. 4
Behandeling van alle
bankzaken
* *
Bezorging van alle
assurantin.
R. MEES & ZOONEN
BANKIERS EN AtSSURANTIE-IIAKELAARS
AMSTERDAM
. ROTTERDAM –
‘
S-GRAVENHAGE DELFT
–
SCHIEDAM
–
VLAARDINGEN
/
Nederlandsche
Handel-Maatschappij,
N.V.
•
Hoofdkantoor: Âr+lstérdarn, Vijzelstraat 32
Meer dan 100 kantoren
in
Nederland,
Azië en Afrika
VOORLICHTING OP HET GEBIED
VAN IM- EN EXPORTEN, BE-
TALINGSVERKEER, ENZ..
Nderlandsch Indische Handelzb3nk, NV.
Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhaga
Alle Bank- en Effectenzaken
Verliesposten Voorkomend Systeem
bestaande Uit 4 Diensten.
.
V.V.S.-
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken
S
te zijn.
Onze V.V.S.-brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden
Yan der Graaf & Go’s bureaux voor den handel N.V.
Amstelstraat 14-18, Arnsterdam-C, Telefoon 38631 (5 lijnen)
0
24 November 1948
‘ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN
923
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Mr
J.
G.
Koopmans,
liet Nationale Budget en zijn
grafische uitbeelding.
De in September ji. verschenen Millioenennota bevatte,
na een jaar onderbreking, wederom het getallenschema
van het nationale Budget voor het jaar 1949, vergezeld
van het ,,stroomdiagram”, waarin de verschillende elemen-
ten van dit budget aanschouwelijk worden voorgesteld
(het getallenschema is in dit nummer op blz. 936 opgeno-
men). Op enkele,geringe vijzigingen na is de vorm van dit
diagram gelijk aan die, welke ook reeds in de Plannota’s
1946 en 1947 werd gebruikt. Schr. heeft nadere aandacht
geschonken aan de opzet en de wijze van uitvoering van
deze stroonidiagrammen en is tot de conclusie gekomen,
dat de wijze van opstelling uit een oogpunt van overzich-
telijkheid en symmetrie niet in alle opzichten bevredigend
kan worden genoemd. In dit artikel wordt een gewijzigd
model gepubliceerd; de verschillen betreffen gedeeltelijk
de visuele weergave der cijferopstellingen, gedeeltelijk ook
de cijferopstellingen zelf.
V. van Rompuy,
Enkele beschouningen bij de Beigische
Rijksbegroting
1949.
Voor detw’eede maal sinds de bevrijding heeft de Bel-
gische Regering een streng sluitende begroting aan het
Parlement voorgelegd. Toegegeven moet worden, dat een
hogere belastingdruk dan véôr de oorlog onvermijdelijk is;
de hoogte der staatsuitgaven blijft echter voorwerp van
zorg. De economische subsidies (7 nild francs) &n de be-
stuursuitgaven (die hoger zijn dan in 1948) blijven de
belangrijkste categorieën, waarop besparingen mogelijk
zijn. Thans is een afschaffing der economische subsidies
nog niet opportuun; mocht echter de gelegenheid daartoe
zijn gekomen, dan zouden bedragen vrijkomen voor het
aanleggen van een conjunctuurreserve, die nu ontbreekt,
of voor vermindering van de belastingen. In verband met deze laatste is momenteel een wetsontwerp in voorberei-
ding, dat o.a. ten doel heeft de belastingdruk anders te
verdelen en te verminderen. Er bestaat in België, en iiet
name in Vlaanderen, een werkloosheidsprobleem, dat
overheidsingrijpen vergt. Een oordeelkundige spreiding van openbare werken lijkt de aangewezen weg om deze
werkloosheid te bestrijden.
D. H. van Dongen Tornian,
Drie socitai-economische onder-
zoekingen Qoor Nederlandse gemeenten.
In de meeste voor gementèn uitgevberde sociaal-,
economische onderzoekingen werd de bevolkingspro’gnose,
welke fundamenteel is voor deze studies, gebaseerd op
een demografische analyse, waarin de natuurlijke bevol-
kingsgroei een centraal gegeven is. Hiertegen voert, men
aan, dat de economische ontwikkeling, waaronder de
industriële, niet moet worden afgeleid uit de’ontwikkeling
van de bevolking, maar dat, juist omgekeerd, de omvang
van de bevolking afhankelijk moet worden gesteld van de
economische activiteit; vestigings- en vertrekoverschotten
immers kunnen. de bevolkingsgroei zeer sterk van de
natuurlijke ontwikkeling doen afwijken. Tegen deze achtergrond behandelt schr. een drietal onlangs ver-
schenen studies: van Prof. Dr E. W. Flofstee over de stad
Groningen, van het E.T.I. voor Gelderland over Zalt-
bommel en van’ J. Nikerk over Zandvoort.
,.
SOMMAIRE.
Prof. Mr
J. G.
Koopmans,
Le Budget national et ses figures
graphiques.
Le ‘Budget général de 1949 du Royaume comprend le
schéma des chiffres du Budget national de 1949, auquel,a
été, ajouté un diagramme qui représente d’urie manièi’e
vivante les divers éléments du Budget. L’auteur est d’avis
que la composition du diagramme n’est pas fout k fait
satisfaisante. 11 reproduit un modèle amendé.
V. van Rompuy,.
Queiques considérations concer,iant le
Budget Beige de 1949.
Le Gouvernement Belge a déposé un Budget,1949 en
équilibre. Cependant lès dépenses de l’Etat sont toujours
extraordii’airement élevées. Les subventions accordées au
secteur économique et les dépenses administratives per-
mettraïent vraisembl ablement de réaliser des écon ornies. Ceci est d’autant plus important que la Belgique et surtout
le pays flamand souffre de chômag.e que le Gouvernement
est obligé de combattre par l’exécution de travaux publics.
D. H.
van Dongen Torman,
Trois enquêtes sociales et écono-
mjques relatiQes aus communes néerlandaises.
En examinant les possibilités de développement d’une
région déterminée, on peut prendre comme point de dépârt
l’évolution nat urelle et probable de sa population. D’après
une autre opinion, c’est le développement écohomique
d’une région qui conditionne l’évolution de s,a population.
A la lumière de ces théories, l’auteur commente les trois
rapports, .publiés récemmept, sur les possibilités de déve-
loppement de certaines communes aux Pays-Bas.
SUMMARIES.
Prof. Dr J. G.
Koopmans,
The National Budget and its
graphic representation.
The Dutch Government Budget’ for 1949 contains a
tabular statement on the 1949 ,,National Budget”, accom-
panied by a graphic representation. In the writers’ opinion
this diagram is not quite satisfactory. A better form is
.
published in this article.
V. van Rompuy,
Some remarks on the nen Belg ian Budget.
Just like last year the new Belian Budget shows no
deficit. The level of Government expenses, however, is
stili extraordinary high. With regard to food and fuel
subsidies, fr example, lower expenses are not wholly
impossible. A decrease of current expenses would be the
more important becaue there is in Belgium a considerable
degree of unemployment which has to be attacked by the
execution of public vorks.
D. H.
van Dongen Torman,
Three sociaieconomic studies in
municipai deQelopment.
–
Studies in municipal development problems may start
from the possible development of the population. The
other point of view is that the econornic development of
a certain ‘area will determine the future size of the popu-lation in that area. Againsfthe’background of this discus-
sion the writer reviews three recent publications on
municipal development. –
r
924
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 November 1948′
HET NATIONALE BUDGET EN ZIJN
GRAFISCHE UITBEELDING.
Inleiding.
Zoals bekend, bevatte de in September jI. verschenen
Millioenennota, na een jaar onderbreking, wederom het
getallenschema van het Nationale Budget voor het jaar
1949, vergezald van het aan de lezers van dit weekblad
reeds min of meer vertrouwd geworden ,,sti’oomdiagram”,
waarin de verschillende elementen van dit budget aan-
schouwelijk worden voorgesteld. Enkele geringe vijzigïn-
gen daargelaten, is de vorm van dit diagram gelijk aan dia,
w’elke ook reeds in de Plannota’s voor de jaren 1946 en
1947 werd gebruikt.
In het kader van een reeks colleges, in de afgelopen weken
aan het Nationale Budget voor 1949 en in verband daar-
mede tevens aan de methodiek en systematiek van de
nationale boekhouding in het algemeen gewijd, kwam ik
er the, ook aan de opzet en wijze van uitvoering van deze
stroomdiagrammen nadere aandacht te schenken. Mede
op grond van gesprekken met enkele medewerkers van het
Centraal Planbureau, kwam ik tot de conclusie; dat de
wijze van opstelling uit een oogpunt van overzichtelijkheid
en symmetrie niet in alle opzichten bevredigend kan
worden genoemd. Na enig experimenteren slaagde ik er
in, een in verschillende opzichten gewijzigd model op te
stellen, dat ik thans ter behoeve van mijn colleges gebruik,
en dat wellicht. ook bij le lezers van dit blad enige belang-
stellin zal kunnen wekken; zulks temeer omdat in een
der volgende nummers door een andere schrijver ook
de wijze van opbouw en amenstelling van het budget
zelf – in cijfervorm – aan een nadere beschouwing zal
worden onderworpen, waarbij wellicht een derde figuur,
ten dele op dezelfde beginselen als de mijne’ gebaseerd,
zal
wordn gepubliceerd.
De verschilpunten tussen het hiernevens afgedrukte
diagram- en het oorspronkelijke (vide blz.
755
van deze
jargang) betreffen voor een deel uitsluitend de visuele
weergave van de cijfeiopstellinge’n, voor een an,der deal
echter ook deze cijferopstellïngen zelve. De belangrijkste
van deze verschilpunten zijn de volgende:
I. Uiterlijke (formele) verschillen:
Symmetrische (cyclische) rangschikking van alle groe-
pen binnenlandse -huishoudingen, met daartegenover
een – desgewenst driedimensïonaal te intérpreteren –
bijzondere plaatsing van de rekeningen ,,Mutaties
nationale balans” (inhetcentrumderfiguur) en ,,Buiten-
land” (als een het geheel omsluitende ring).
,,Eénrichtingverkeer” van ‘alle stromen tussen de groe
–
pen binnenlandse huishoudingen onderling en tussen
deze en het buitenland.
(in verband met b). Alle in een bepaalde groep huis-
houdingen ingaande stromen komen aan dezelfde zijde
of in twee aanliggende zijden van het betreffende
vierkant binnen, terwijl de uitgaande stromen dit
vierkant aan’de tegénovergestelde zijde of zijden ver-
laten; een en ander w’ordt vergemakkelijkt, door de
schuine (diagonaalsgewijze) plaatsing van deze vier-
kanten in de figuur.
Afgezien van de buitenland-ring, wordt de figuur om-
sloten door de beide hoofdstromen van de binnenlandse
kringloop, t.w. die van de bedrijven naar de gezinnen
en van de gezinnen naar de bedrijven; de overige hier-
van aftakkende- stromen worden door de lijnen, die
deze primaire kringloop weergeven, omsloten.
II. Materiële verschillen:
e. Splitsing van de rekening ,,Overheid” in twee afzonder-
lijke elementen, genaamd ,,Overheid A” en ,,Overheid
B”, waarvan de eerste betrekking heeft op de inkomen-
trans/orinerende,
de tweede op de inkomen-Qoiinende en
inkomen-Qerb,’uilcende
activiteit van de overheidshuis-
houdingen (tegenstelling tussen overgedragen en zgn.
originaire overheidsinkomsten, resp. tussen , ,transfer
expenditure” en ,,real expenditui’e” volgens de lermino-
logiQ van Pigou). Een en ander mede in aansluiting bij
de Confrontatie van middelen en behoeften” van het
Centraal Planbureau.
Splitsing van de rekening ,,Mutaties nationale balans”
in de beide onderdelen ,,Bruto besparingen” en ,,Netto
investeringen”, met afzonderlijke totaalcijfers voor elk
van deze beide grootheden.
Vervanging van de bedragen voor (bruto-)investeringen
en afschrijvingen door netto-investeringen (voor be-
drijven en overheid elk afzonderlijk); in verband hier-
‘mede wordt de stroom ,,(bruto) -overheidsinvesteringen”,
die in de oorspronkelijke opstelling rechtstreeks van
de bedrijven naar de- i’ekening ,,Mutaties nationale
balans” loopt, thans,via de rekening ,,Overheid B” geleid.
Behandeling van de post ,,Premies uit Indonesië aan
collectieve inkomenstrekkers” als çen onderdeel van
de nctto-kapïtaalimpoi’t in plaat van als een bijdrage
tot het nationale inkomen, met enkele daaruit voort-
vloeiende w’ijzigingen in de totaalcijfers.
–
Tenslotte dient nog te worden vermeld, dat – weliswaar
niet in de figuur als zodanig, maar wel door de wijze van
omlijning en onderstreping der cijfers – tevens is aan-
geduid, welke. elementen uit de figuur van belang zijn
voor de hierboven onder e. genoemde ,,Confrontatiè van
middelen en behoeften”, alsmede dat alle getallen in mii-
lioenen in plaats van in milliarden guldens zijn uitgedrukt.
De sub a. t/m h. genoemde punten zullen hieronder
nader wôrden .toegelicht.
Ad a. Cyclische opstelling.
Eén van de bezwaren tegen het oorspronlelijke diagram
is m.i., dat de symmetrie in deze figuur slechts schijnbaar
is. Immers van de vier groepen binnenlandse huishoudin-
gen – ‘gezinnen, bedrijven, overheid en collectieve inko-
menstrekkers – komen in dit diagram de drie eerstgenoem-den, tezamen met de andersoortige rekening ,,Buitenland”,
in de verticale nidden-as van de figuur voor, de vierde
daarentegen rechts hiervan, terwijl daar aan de linkerzijde
tegenover staat de (eveneens andersoortige) rekening ,,Mutaties nationale balans”. In de nieuwe
–
figuur zijn
daarentegen alle binnenlandse huishoudingen — hier,
tengevolge .van de splitsing” in tweeën van do rekening ,,Overheid”, vijf in getal – onderling symmetrisch in een
veelhoek (desgewenst door een cirkel te vervangen) ge-
rangschikt. De beide overige rekeningen, ,,Mutaties natio-
nale balans” en ,,Buiten(and”, nemen daarentegen in deze
figuur een bijzondere, aanstonds als zodanig te onder-
kennen, plaats in: ni. de eerstgenoemde (door mij gesplitst
in de beide bestanddelen besparingen en investerin-
gen) in het centrum van de figuur – daarmede a.h.w.
het ,,centrl3 koopkrachtreservoir” van de kapitaalmarkt
symboliserend – en de laatstgenoemde als een het geheel
omsluitende ring. Met dit laatste is tevens bedoeld aan te
geven, dat de posten, die op de rekening ,,Buitenland”
in debet en credit voorkomen, tezamen niet een
eolledige
exploitatierekening van ,,het buitenland” (te vergelijken
met het. gesloten stel rekeningen van het binnenland)
weergeven,
maar
‘alleen de in- en uitgaande vertakkingen
van een grotere, -in zichzelf gesloten, kringloop, waarvan
de hoofdbestanddelen zich, van ons nationale standpunt
uit gezien, aan de waarneming onttrekken. De figuur, die de nationale economische kringloop weergeeft, ligt aldus
a.h.w. ,,ingebed” in het geheel van de wereidhuishouding,
die overigens haar eigen leven leidt, slechts door enkele – in het kader van het geheel van ondergeschikte betekenis
zijnde – kanalen met de binnenlandse kringloop ver-
bonden. Buitenring en centrum zijn voorts onderling op
één (w’illekeurig gekozen) punt rechtstreeks met elkaar
verbonden, nl. door de dubbele stippellijn, die de netto-
24 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
925
kapitaalimport – bij andere’ feitelijke omstandigheden
c.q. de netto’kapitaalexport – weergeeft.
Desgewenst kan men, zich zowel’ deze verbindingslijn
als die tussen de veelhoek enerzijds en centrum en buiten-
ring anderzijds – dus de enkelvoudige stippellijnen in de
figuur – ook voorstellen als in één of meer andere vlakken
dan dat van de tekening liggend; zodat dezè lijnen dan het
karakter krijgen van verticale projecties op dit vlak van
een’ in werkelijkheid driedi rnensïpnâle figuur. De veelhoek,
bestaande uit het geheel der getrokken lijnen, wordt dan
verondersteld in het tekenvlak te liggen, de investerings-
en hesparingsrekeningen er boven, en de buitenland-
cirkel er onder. De reeds genoèmde. dubbelgestippelde
verbindingslijn, die de netto-kapitaalimport voorstelt, zou
dus in dat geval het vlak, waarin de veelhoek ligt, van
beneden naar boven snijden, en – daar men haar in dit
geval evengoed van het (dan immers overigens ledigej,_
middelpunt van de cirkel als van een willekeurig punt op
de i’and zou kunnen laten uitgaan – zou zij a.h.w. worden
tot de centrale verticale as van de gehele figuul’. (Bij de
inderdaad centrale betekenis, die deze post vooral heden
ten dage voor önze ‘nationale volkshuishouding heeft,
zou men hierin wellicht een stukje zinvolle symboliek
kunnen zien!). Overigens is
,
de hiei’ aangeduide di-iedimen-
sionale interpretatie van de figuur voor een goed begrip
‘van de afgebeelde economische kringloopverschij nselen
geenszins onontbeerlijk en kan men hiervooi’ evenzeer
met het zichtbare tweedimensionale beeld volstaan.
Ad b. Eénrichtingoerkeer.
In tegentelling tot het ‘oorspronkelijke diagram, waar
in de richting van de vei’schillende stromen geen of weinig
systeem te ontdekken valt en deze dikwijls slechts door
het meer of mindere gemak voor de tekenaar bepaald
schijnt te zijn, zijn in de nieuwe figuur alle stromen binnen
de veelhoek in éénrichtingverkeer – met de wijzers van
de klok mee – getekend. M.a.w. is hierbij het principe
van het door
R. F,’isch
ontworpen en gepropagees-de
,,økosirk”-systeem
1)
gevolgd, hetgeen in de eerste plaats
overzichtelijker is en ook overigens verschillende voordelen
oplevert. Slechts voor de straalsgewijze verbindingen met
het centrum is in mijn figuur van dit beginsel afgeweken
2).
Een en ander brengt uiteraard mede – erkend zij, dat dit
tot op zekere hoogte als een bezwaar kan gelden – dat
een aantal stromen (bij. ‘die van de bedrijven naar de
overheid en van de gezinnen naar de collectieve inkomens-trekkers; in het algemeen die van een bepaalde huishouding
naar de onmiddellijk ,,tegendraads” daarvan gelegeie) een
ogenschijnlijk onnodige omweg volgen; de hieruit voort-
vloeiende mindere overzichtelijkheid is echter zoveel moge-
lijk opgeheven door de’cijfers, die bij deze één of meermalen
gebi’oken lijnen behoren, tweemaal – aan het begin- zowel
als aan het eindpunt – af te drukken.
Anderzijds maakt het gevolgde systeem het gemakkelijk
om desgewenst ‘de figuur in gedachten te vereenvoudigen
door twee of meer in de veelhoek op elkaar volgendé huis-
houdingen te combineren, nl. door deze binnen een gi’oter
‘)
,,kosirk”
samentrekking van ,,økonomisk Sirkulasjon”
(Noors). Frisch werkt in zijn figuren met gekromde lijnen, alle met de holle, zijde naar het midden gekeerd, behalve voor zover zij een
negatieve .grootheid aangeven. In laatstgenoemd geval wordt ook
hij hem het éënrichtingverkeer doorbroken; d.w.z. dc lijnen, die
met de holle zijde naar het midden gekeerd zijn, lopen ‘tevens in
tegengestelde richting a]s (le overige.
‘) E 6n van de voordelen van een volledig éénrichtingverkeer
– in mijn figuur tengevolge van cle in do tekst genoemde uitzonde-
ring niet, hij Frisch daarentegen wel ten volle verwezenlijkt –
is, dat dc som van de getallen, behorende bij de lijnen, (lie door een
op een willekeurige plaats aangebrachte dwarse doorsnede worden
doorsneden op alle plaatsen van de figuur dezelfde moet zijn.
In mijn figuur zijn deze totalen, als gevolg van de bedoelde uit-zonciering op het êénrichtingsprincipe, verandorlijk; echter met (1km verstande, dat hun verschil telkens moet overeenstemmen
met de algebraische som van de bedragen, die, tussen de twee
betrokken doorsneden in, naar het centrum der figuur zijn af-
gebogen, dan wel uit dit centrum binnengekomen, liet bedoelde
contrôlemiddel is dus, hoewel in iets gecompliceerder vorm dan bij
Frisch, ook voor mijn figuur bruikbaar; voor het diagram van het
Centraal Planbureau daarentegen niet.
vierkant of rechthoek te trekken, zonder daarbij de
onderlinge verbindingslijnen van de
niet
tot deze combinatie
behoi-ende huishoudingen te doorsnijden. Men ziet dan
aanstonds -‘de in- en uitgaande stromen van zulk een
gecombineerde groep huishoudingen op aanschouwelijke
w’ijze ‘voor zich, terwijl de onderlinge verbindingslijnen,
die binnen de gekozen grotere eenheid komen te vallen
3),
kunnen worden weggedacht. Een dergelijke operatie komt
overeen met hetgeen men boekhoudkundig het ,,consoli-
deren” .van twee of meer rekeningen noemt, waarbij de
posten, die in de (bruto) gecombineerde rekening zowel
aan de debet- als aan de creditzijde zouden voorkomen,
tegen. elkaar worden weggeschrapt
4).
Ad c. Alle inkomende, resp. uitgaande stromen liggen aan
dezelfde zijden pan de pierkanten.
Dit is een bijkomend voordeel, dat vanzelf uit het hier-
voor’ besproken éénrichtingvei’keer voortvloei t. Doordat,
anders dan in het oorspronkelijke diagram, aan eenzelfde
zijde niet langer inkomende en uitgaande stromen naast
elkaar voorkomen, wordt in de eerste plaats wederom de
overzichtelijkheid gediend, terwijl het verder gemakkelijker
valt de in- en uitgaande stromen ieder afzonderlijk te totali-seren en zich te oFertuigen van de, bij het gevolgde systeem
noodzakelijke, overens tem ming tussen de wederzijdse
totalen. Niet noodzakelijk is hiertoe,’ dat-alle inkomende
resp. uitgaande stromen aan één enkele zijde van het vier-
kant in-, resp. uitgaan; er is geen bezwaar tegen, dat voor
elke soort stromen twee aanliggende zijden worden ge-
bruikt. Dit laatste wordt vrgemakkelijkt doordat de vier-
kanten zelve schuin (diagonaaisgewijze) in clefiguur zijn
geplaatst.
Ad d. De ,,primaire” kringloop k’ijgt een meer dominerende
plaats in de figuur.
Een verder bijkomend voordeel van de gekozen opstel-
ling is nog, dat de zgn. primaire kringloop (bedrijven–ge-
zinnen—bedrijven), afgezien van de buitenland-ring, de
gehele verdere figuur omsluit en daardoor visueel beter tot haar recht komt dan in het oorspronkelijke diagram, waar zij zich tussen twee onmiddellijk boven elkaar ge-
legen groepen hu ishotdingen afspeelt en dientengevolge
niet centraal in de figuur is geplaatst. (De betekenis van
deze primaire kringloop kan nog sterker worden ge-
accentueerd door, evenals in het oorspronkelijke diagram,
de dikte van de verschillende stromen sterker uiteen-
lopend – c.q. in evenredigheid met hun getalswaarde
– aan te geven).
Ad. e. Splitsing pan de rekening ,,Operheid” in ,,Operheid A” en ,,Ooerheid 13″.
Verd hierboven van de mogelijkheid van het ,,consoli-
deren” van twee of meer rekeningen gesproken, in de hiei
afgebeelde figuur is – vergeleken bij het oorspronkelijke
diagram van het Centraal Planbureau – op een tweetal
plaatsen de omgekeerde operatie, die men ,,deconsolide-
,ring” zou kunnen noemen, toegepast; nI. bij de splitsing van
de rekening ,,Overheid” in ,,Ovei’heid A” en ,,Overheid]3″,
en bij die van de rekening ,,Mutaties nationale balans” in
,,]3ruto besparingen” en , ,Netto investeringen”. In zoverre
wijkt dus niet alleen de figuur als zodanig van die van
het Centraal Planburëau af, maar bestaat er ook een ver-
schil tussen de cijferôpstellingen, die aan de nieuwe figuur
ten grondslag liggen, en de oorspronkelijke, zoals deze in
de Millioenennota – en, ter oriëntering van de lezer, even-eens op blz. 936 e.v. vtn dit nummer—zijn afgedi’ukt. De
motieven hiervoor zijn de volgende:
‘) In sommlge gevallen – de eerder bedoelde lijnen, (lie een
omweg” maken – zullen deze verbindingslijnen niet in hun geheel
binnen de omlijning van de grotere eenheid vallen, maar deze twee-
maal (inkomend en uitgaand) snijden; ook in dit geval kunnen zij
echter, voor zover het om de betrekkingen van deze grotere eenheid
met de ,,buitenwereld” gaat, worden weggedacht.
‘) De term ,,consolideren” ontleen ik aan de auteur van het
eerder genoemde in een volgend nummer te publiceren artikel.”
MEJ
II
926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 November 194e
– Begrotnq Nederkindse Volkshuishoudincj 1949
(afgeron6′ op. tientallen m//ioenen guldens)
OP grondslag cijfers Cenraal Planbureau als. gepubliceerd in Millioenennota 1949
1
Ôn/ijnclebedrayen = bi)b’ra’on tot natioiaaI inkomen resp. tot to taal
der
mio’de/en
Onderstreepte bedragen = netto nationaal verbroik (met aftrekposten gebroken
onaers
t
reep
t)
Het
bedrag ad
voor 3ub3id,es
is
hierbij een
r,f
trekpost
Een van de punten, die hij de bestudering van de cijfers
van het Nationale Budget aanvankelijk het meeste
hoofdbrekens veroorzaakt, is het verband tussen de ,,Con-
frontatie van middelen én behoeften” – mede op blz. 935
van dit nummer afgedrukt – en de overige cijferopstellin-
gen van het budget. Uit de nummerverwijzihgen kan men
zien, dat de bedoelde ,,confrontatie” bestaat uit een aan-
tal posten uit de verschillende rekeningen – merkwaar-
digerwijze wordt voor de posten zowel ter linker- als ter
rechterzijde van de confrontatie, met een enkele uitzonde-
ring,.steeds naar posten aan de
linker-
(lasten-) zijde van’de
overige budgetrekeningen verwezen
5
) -,
maar het beginsel,
dat aan de keuze van deze posten ten grondslag heeft ge-
legen, wordt eerst door een nauwkeuriger bestudering dui-
delijk Het blijkt dan, dat uit de confrontatie alle of al-
thans bijna alle
6)
posten’zijn weggelaten, die slechts het
karakter dragen van een
overdracht
van inkomen, in tegen-
stelling tot een
Qorming
of een
besteding
van inkomen
7).
In
concreto komen de weggelaten posten alle voor op één van
S)
Op het eerste gezicht schijnt dit in strijd met alle beg’inselen
van de dubbele boekhouding; het wordt echter begrijpelijk, zodra
men zich realiseert, dat alle posten
op twee plaatsen
in de rekeningen
voorkomen, zodat men, inplaats van de debetposten, waarnaar
verwezen wordt, ook de overeenkomstige creditpôsten kan nemen
en omgekeerd.
0)
De uitzondering heeîtbetrekking op de aanstonds nader te
bespreken Post ,,kostprijsverhogende belastingen”.
‘)
Vergelijk over deze tegenstelling nader het reeds genoemde
artikel in een der volgende nummers van dit blad, alsmede de voor-
dracht over ,,I-Iet beroep van de Overheid ophetnationaalinkomen”,
door mij gehouden’in het kader’ van de op 9 en 10 November jI.
aan de Nederlandsche Economische Hoogeschool gehouden lezingen
over de Rijksbegroting 1949, waarvan de tekst binnenkort in druk
zal verschijnen.
,1
24 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
927
de rekeningen collectieve inkomenstrekkers, overheid of
buitenland; de stromen, die de gezins- en bedrijfshuishou-
dingen onderling verbinden, gaan daarentegen integraal in
de ,,confi’ontatie” over, evenals bepaalde – doch
niet
alle!
– verbindingsstromen tussen deze beide groepen huishou-
dingen enerzijds en de overheid, resp. het buitenland;
anderzijds. –
Bij de collectieve inkomenstrekkers leidt e.e.a. niet tot
een splitsing van de rekeningen; immers aangezien de
functie van deze groep huishoudingen
uitsluitehd
die van
inkomenstransformator is, valt zij in haar geheel uit de
,,confrontatie” weg. Bij de overheid is dit anders, daar
,bij deze de functies van productiehuishouding, consumptie-
huishouding en transfornatïehuishouding alle drie gelijk-
tijdig en naast elkaar aanwezig zijn, zodat hier een func-
tionele splitsing dient plaats te vinden. Zoals hiervoor
reeds met een enkel woord werd aangeduid, gaat het daarbij
aan de ontuangstenzijde’ om de splitsing tussen overgedragerf
en ,,origïnaire” inkomsten,
aan de uitgauenzejde
om het
verschil tussen die uitgaven: welke alleen een overdracht
van koopkracht, en die, welke een reëel beroep op het
nationkle inkomen (resp. het nationale product) impliceren:
dat wil dus zeggen de tegenstelling, die door Pigou reeds
in 1921 met de woorden ,,transfer expenditure” vs. ex-
haustive expenditure” (de laatste term later door real
expenditure”, nog later aoor ,,non-transfer expenditure”
vervangen)
8)
werd aangeduid. –
Deze zelfde onderscheidingen nu liggen eveneens aan de
in de figuur doorgevorde . splitsing van de overheids-
rekening in de beide onderdelen , ,Overheid A” en , ,Overheid
B” ten grondslag. Op de eerstgenoemde rekening komen
alle bedragen voor, die niet meer dan een – inkomende
of uitgaandè – ‘inkomensoveï’dracht registreren en die
dus door het Centraal Planbureau buiten de meergenoem-
de ,,confrontatie” worden gelaten. In afwijking van ge
noemd Bureau neem ik hieronder echtertevens op de –
wèl in de confrontatie voorkomende
– kostprijs t’erhogende
belastingen
(post E. 426/E 303). inderdaad ben ik van
mening, dat deze post strikt genomen hiet aan de ,,mid-
delen”zijde van deze confrontatie thuis hoort, doch slechts
als aftrekpost aan de ,,behoeften”zijde
9),
aangezien de
thans gekozen wijze van opstelliïsg de consequentie heeft,
dat een verhoging vande tarieven va
,
p de hierbedoelde
indirecte belastingen – in tegenstelling tot die van de
directe belastingen van gezinnen zowel als van de winst-
belasting – het totaalcijfer ter weerszijden van dê con-
frontatie doet stijgen, hetgeen mi. niet te rijmen valt met
het karakter van deze confrontatie als een tegenoverel-
kander stelling van
reële
inkomensvorming en inkomens-
besteding. In wezen komt dit er dus op neer, dat ik voor
het doel van deze confrontatie het nationaal product steeds
tegen kostprijs
I
zgn.1 ,,factor price”, d.w.z. ondernemers-
winst inbegrepen, doch exclusief indirecte belastingen) en
niet
tegen uerkoopsprijs
(met inbegrip van deze belastingen)
zou willen waarderen; in het kader van deze beschouwin-
gen, die iliet meer bedoelen te zijn dan een verklârend
commentaar bij de figuur, kan ik intussen op dit principiële
punt niet dieper ingaan.
lIet genoemde bezwaar geldt niet ten aanzien van de
winstbelasting
– die in de confrontatie eveneens is opge-
nomen -, aangezien een verhoging of verlaging van het
tarief hiervan geen ander gevolg heeft dan een overeen-komstige verlaging van de beloning van de overige pro-
ductiefactoren (in casu de ondernrûerswinst), zodat de
totalen ter weerszijden van de confrontatie hierdoor niet
worden beïnvloed. Deze winstbelasting beschouw ik dan
ook in mijn figuur als een stuk originair
inkomen van de
overheid – als zodanig op •één lijn staande met de ,,rente
307
en winst van bedrijven” (post E 424fE
), die het in-
‘)
A. C. Pigoil, The Political Econmy of War, 1921; A Study in
Public Finance, ie druk 1927, 2e druk 1929, 3e druk 1947.
‘)’ Bij voorkeur echter in het geheel niet als Cén enkele aftrek-
post, doch uitgesplitst over de afzonderlijke posten aan de behoeften-
zijde (net name over consumptie en investeringen).
komen van de overheid in haar functie als ondernemer
resp. klpitaalverstrekker vertegenwoordigt – zodat, ik
deze beide posten tezamen naar de rekening Overheid B”
laat vloeien.
Wat de uitgavenzijde betreft, heb ik geheel de wijze van
splitsing van het Centraal Planbureau gevolgd, met name
dus ook de splitsing van de post ,,rente op de overheids-
schuld” in een gedeelte, ,,rente op’oorlogsschuld” genaamd,
dat als .inkomensoverdracht, en een ander gedeelte, ,,ove-
rige rente”, dat als beloning van de productiefactor kapi-
taal, en dus – evenals de door bedrijven betaalde rente –
als een bestanddeel van het reële nationale inkomen wordt
beschouwd
10)
Het saldo van de rekening ,,Overheid A”,die een aan-
zienlijk overschot laat – voor het jaar 1949 naar ver-
wachting 1.800 millioen – wordt overgeheveld naar de
rekening ,,Overheid B”, welke zonder deze actiefpost
een tekort van’ ongeveer dezelfde orde van grootte
(nl. 1.640 millioen) zou vertonen; hierin kohit het feit
tot uiting, dat de overheid een belangrijk, ja zelfs een
overwegend gedeelte’ van haar
reële
uitgaven uit
ooer-
gedragen
inkomsten – i.c. belastingen.. – bestrijdt,
daarmede uiteraard de consumptie- en investerings-
mogelijkheden van de overige huishoudingen dien-
overeenkomstig verminderend. Dank zij de genoemde
overboeking van 1.800 millioen vertoont de rekening
,,Overheid B” echter vervolgens, eèn (verwacht) overschot
van 160 millioen, overeenkomend met dat van de gecom-
bineerde.overheidsrekening in de oorspronkelijke opstelling
van het Centraa.l.Planbureau.
In cijfers ziet het beeld van de aldus gesplitste overheids-
rekeningen er derhalve in eerste instantie – d.w.z. afgezien
van de hierna onder g. nog te bespreken afwijkende be-
handeling van de posten ,,investering” en ,,afschrïjvingen”
– als volgt uit
ii)
(zie staatje bovenaan blz. 928):
Tenslotte zij nog opgemerkt, dat’ de rekening ,,Over-
heid A” in de figuur symmetrisch is geplaatst ten opzichte
van de andere ,,transformatie”rekening – nl. die der
collectieve inkomenstrekkers – en dat de desbetreffende
vierkanten iets minder zwaar zijn getekend dan de drie
overige (gezinnen, bedrijven en ,,Overheid B’), welke
laatste – onderling eveneens symmetrisch in een driehoek
gerangschikt – de drie ,,knooppunten” van de reële eco-
nomische kringloop weergeven.
Ad f. Splitsing uan de rekening ,,Mutaties nationale balans”
in (bruto)besparingen en (netto)inoesteringen.
Deze ‘splitsing – die op zichzelf van ‘minder ingrijpende
aard is dan de hiervoor onder e. besprokene – vindt haar
motivering in het feit, dat inde opstelling van de onder-
havige rekening door het Centraal Planbureau de totale
bruto- en netto-besparingen en -investeringen geen van
alle als zodanig tot uiting komen, hetgeen ook de verge-
lijking met de netto-investeringscijfers in de confron-
tatie” bemoi1ijkt. Daarentegen vinden wij deze cijfers
wèl in het – alleen voor de beide jaren 1947 en 1948 afge-
‘°)
Het doen samenvallen van de grenslijn tussen deze beide
categorie0n rentebetalingen met die tussen ,,rente op oorlogsschuld”
en overige rente” – hetgeen dus globaal gen’omen moet betekenen:
,rente Qp vooroorlogse schuld” – hangt sam5n met de praemisse,
dat deze vooroorlogse schuld globaal genomen met de waarde van
de toenmalige retle overheidsactiva overeenkwam. Hoewel men dit
als globaal uitgangspunt wellicht kan aanvaarden, blijft hei mi.
toch dc vraag, of niet een beter criterium voor deze (op zichzelf
ongetwijfeld’ gemotiveerde) splitsing tussen ,,productieve” en ,,iln-
productieve” schuld kan worden gevonden. Wellicht zal de nieuwe
Staatsbalans hiertoe een bruikbaar uitgangspunt kunnen bieden.
“) Dc volgorde en groepering der posten is door mij hier en daar
gewijzigd. De nummeraanduiding komt overeen met die in de
oorspronkelijke cijferopstellingen van het Centraal Planbureau,
onder toevoeging van een tweetal nieuwe ,,codenummers” (E 415
en 31 429) voor de onderlinge overboeking tussen dc beide rekeningen
ad f1.800 millioen, alsmede splitsing van de nummers E 419 en
E 439 in ,,a” en ,,b”.
De cijfers zijn – in deze opstelling zowel als in de figuur zelve –
door mij overal in millioenen (met afronding op tientallen milli-
oenen) in plaats van in milliarden guldens uitgedrukt; dit geschiedt
teneinde bij de lezer bij.voortduring het besef wakker te houden
van de orde van grootte der getallen, die mi. bij gebi’uik van de
notatie ,,1,19″, ,,0,l 1″ cle. systematisch onderschat dreigtteworden
928
Lasten
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24,
November
1948
(In millioenen guldens)
OVERHEID
,,A”
– •,
Baten
Overgedragen inkonlens aan gezinnen
14
425
/
14
104
Belastingen van gezinnen
………..
1430′
14
404
/
14
127
Rente
oorlogsschuld
……..210
14
426
/
14
303
Kostprijsverhogende belastingen
..
1.960
14
405
/
14
428
Pensioenen en steun
460
670
14
406
‘/
14
222
Bijdrage
aan
collectieve ink.-
.
trekkers
………………220
E 408
/
E 223
Rente oorlogsschuld ain idem
180
–
400
14
407
/
14
328
Subsidies aan bedrijven
14415
/
14
429
Saldo aan
Overheid B”
1.800
14 41 9a/ .E 439a
Totaal
…………………
3.390
4 439a/
14
4 19a
Totaal
……………………..
3.390
‘) Bij dit getal is het wellicht nie
‘
t ondienstig aan te
tekenen, dat tilt ccii raming is, die gemaakt werd
vOOr
de
recente besluiten
omtren t verlaging
der prijssubsidies op levensmiddelen en brandstoffen.
Lasten OVER1-IE1I)
,,B”
Bateit
S
14 401 / E 323
Leveranties van bedrijven
510
14
409 / E 326
Overige” rente aan idem
50
560
14
402 /
14
523 Leveranties vanbuitenland .
90
:14 410 /
14
525
,,Overigo” rente aan idem
60
150
14403 / E 626
Afschrijvingen …………..,
480
Bijdrage tot het nationale inkomen
Beloning productiefactoren aan gezinnen:
14
411
/
E 123
Pensioenbijtiragen als werk-
gever
…………… –
50
34 412 / 14124
Lonen en salarissen ………930
14413 /
14
125
Rente
………………..160
1.140
14
414 /
14
621
Saldo (overschot)
160
14
419b/
14
439h Totaal ………………..
2.490
drukte, maar vôor
1949
gemakkelijk te reconstrueren-
staatje op blz.
77
van de Millioenennota, genaamd ,,Muta-
ties nâtionaal vermogen”. Door een eenvoudige kunstgreep
– ni. het binnenslijns aftrekken van de ontsparingen aan
de i’echter-, res. de afschrijvingen aan de linkerzijde –
kan echter in de budgetrekening ,,Mutaties nationale
balans” het’zelfde. resultaat worden bereikt. Men krijgt
dan, voor het jaar
1949,
de navolgende cijferopstelling:
Debet
(aanwending (en behoeve van) –
Bruto-investeringen:
–
34 602 / 14 322
Bedrijven
……..3.310
14
603 / E 324
Overheid ……….630
Totaal
3.940
Af:
afschrijvingen
14 625 / 34 304
Bedrijven
…….
1.440
14 626 / 14403
Overheid ……….480
S
–
Totaal
—1.920
Blij’t:
netto-investeringep
2.020
E 619 / 14 639
Totaal ………………….
2.020
In de figuur vindt men – behoudens de hierna onder .
en h. nog te bespreken afwijkingen – de bedragen uit deze
cijferopstelling terug. Beter dan door de oorspronkelijke
opstelling wordt hierdoor veraanschouwelijkt, dat de cijfers
van het Planbureau – indien men de kapitaalimport ziet
als een bijdrage van de buitenlandse spaarders tot de
Nederlandse investeringen – beantwoorden aafi Keynes’
bekende theorema omtrent de noodzakelijke gelijkheid
van totaJe. netto-besparingen en ‘netto-investei’ingen
(,,S
= 1”)
9
Ad g. Opneming aan netto-inaeste’ingen in plaats aan
bruto- inaesteringen en afschrijain gen elk afzonderlijk.
In de figuui’ is het totaal bedrag der netto-investeringer
niet gesplitst op de wijze als aan de debetzijde van boven-
staande opstelling aangegeven, maar zijn de netto-inves-
teringen afzonderlijk voor de bedrijven
(1.870
millioen)
en voor de overheid
(150
millioen) weergegeven. De af-
‘ Geheel vanzelfsprekend is dit laatste niet; aangezien het bud-
get
op’vooraf
gemaakte ramingen is gebaseerd, en het dus inzover
,,cx acte” cijfers bevat; zou men wellicht kunnen denken, dat in
deze opstelling een afwijking tussen de totalen vail netto-besparingen
en netto-investeringen denkbaar zou zijn. 1)e plancijfers zijn echter
ex ante”-eijfers
van een
bijzondere
soort
waarbij juist zorgvuldig
in acht wordt genomen, dat zij op elkander afgestemd moeten zijn,
in die zin, dat zij niet met noodzakelijk bestaande relaties tussen
de ex post-waarden der betrokken
1
grootheden inconf1ict komen.
‘In zoverre kan er dan.00k aanleiding bestaan om, ondanks de hierin
gelegensehijnbare contradictio in terminis, de plancijfers als ge-
anticipeerde ex-post-cijfers’ te beschouwen.
Leveranties aan:
14421 / 14102
Gezinnen
…………..130
14 422 / 14 30 t
Bedrijven
……………
1
190
14 423 / 14 502
Buitenland …………..:
70
390
14
424 1 14 307
Rente en winst van bedrijven
110
14 428 / 14 309
Vinstbelasting van idem .
190 300
14 429 / 14 415
Saldo van rekening ,,Over-
heill A”
…………….
. 1.800
14 439b/ 34 419b Totaal ………………
2.490
schrijvingsposten zijn dus als zodanig uit de figuur
geëlimineerd, hetgeen het aantal stromen met twee ver-
mindert, terwijl cle totaaltellfng van de rekening bedrij-
ven” didntengëvolge mét
1.440
millioen, dus tot
18.060
millioen, vermindert. Anderzijd bracht deze werkwij ze
mede, dat het bruto-investeri ngsbed rag van de ovei’heid
ad 630 millioen – dat in de opstelling van het Cntraa1
Planbureau rechtstreek van de bedrijven naai’ de rekening
–
Crodit
(beschikbaar uit)
Saldo exploitatierekeningen:
,E 621 / 34 414 Overheid, overschot ……..160
14 622 / 14 202 ColI. ink.trekkers, beleggingen
680
14
623 / 14 311
Bedi’ijven, reserveringen ….1.000
totaal bruto besparingen binnenland
1.840
Af:
ontsparingen
14
601 / 14 129
Gezinnen
……………..- 660
Blijft:
netto-besparingen binnenland
. . .
– -1.180
Bij:
14
624 / 14 505 Buitenland, tekort goederen-
en diensten balans (= netto-
saldo kapitaalimport)
840
14639 / 14619
Totaal ………………
2.020
,,Mutaties nationale balans” wordt geleid – thans via de rekening ,,Overheid B” loopt, hetgeen rn., ook afgezien
van de grafische voorstelling, logischer is. Dit impliceèrt
uiteraard een-uitgaande post op deze rekening ad eveneens
630
millioen, die in de figuur gecombineei’d
”is weergegeven
met. de lsten wegens leveranties – van consumptie-
goederen – en rentebetalingen tussen ‘Overheid B” en bedrijven. Het totaal van deze posten ‘w’ordt derhalve
51Q + 630
+ 50 = 1.190
millioen in plaats-van de 510+50
mi1li’en, in bovenstaande cijferopstelling van
4
rekening
,,Overheid B” voorkomend. (In verband met een en ander
stijgen ook de- tellingen van deze rekening
–
ter weerszijden
met
150
millioen, derhalve van
2.490
tot-
2.640
millioen,
‘e1k laatste getal men in cle figuur in hefvierkant ,,Over-
heid B” terugvindt).
Ad h. Premies uit Indonesië ten behoeae aan collectieae
inkomenstrekkers (post E 225/E 504).
–
Deze pest ad
20
millioen is in. de meergenoémde confron-
tatie als een bijdrage tot liet nationale inkomen verwerkt;
men zou ook kunnen zeggen ,,hinnengesmokkeld”, aange-
zien zij in de overige cijferopstellingen niet als zodanig is
aangegeven en slechts door middel van een kunstgi’eep, via de post ,,Nationaal product: bedrijven”, kon worden
opgenomen (vgl. noot 1 bi,j de confrontatie). Aangezien
tegenover deze premies toekomstige verplichtingen staan,
schijnt het echter juister dit bedrag als een speciale yorm
‘1
24 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
929
van buitenlandse credietverlening, dus kapitaalimport,
te beschouvën, hetgeen tengevolge heeft, dat zij in het
geheel niet in het ste1sel van de ,,exploitatierekeningen”, maar wel in dat der zgn. ,,balansmutatiereke-ningen” (tot
dusver niet gepubliceerd) thuis behoort. Brengt men deze
wijziging aan, dan wördt het beleggingssaldo van de
collectieve inkomenstrekkers (nl. de beleggingen
ten laste
hunner exploitatierekening)
daardoor 20 millioen lager,
dus 660 millioen, terwijl de debet- en credittellingen van
deze groep huishoudingen dalen van 1.230 tot 1.210 mil-
lioen. Anderzijds dienen de bedoeld 20 millioen uiteraard
te worden toegevoegd aan de post nettokapitaa1import
uit het buitenland, die daardoor töt 860 millioen stijgt,
als gevolg waarvan de totaaltelling van de binnen- en
buitenlandse besparingen tezamen ad 2.020 millioen de-
zelfde blijft, maar een vermindering optreedt in de totaal-
cijfers voor de bruto en netto
binnenlandse
besparingen
(resp. van 1.840 tot 1.820 en van 1.180 tot 1.161) millioen).
De aldus gecorrigeerde cijfers zijn in de figuur verwerkt.
1-let verdient de aandacht, dat als gevolg van deze correctie
de bedragen van het verwachte overschot der rekening
collectieve inkomenstrekkers en de verwachte ontsparin-
gen der gezinnen juist aan elkaar gelijk worden, m.a.w.
dat – indien de prognoses van het Planbureau te dezer zake
voor het overige in vervulling gaan – de per-saldo-bespa-
ring van deze beide groepen tezamen juist nihil zalbedragen.
Verband tussen de figuur en de ,confrontatie Qan middelen
en behoeften”.
Tot zover over de figuur als zodanig en de daarin ver-
werkte bedragen. Erkend moet worden, dat met deze figuur
(nog) niet een zodanige wijze van uitbeelding is verkregen,
dat hierin de ,,confroritatie van middelen en behoeften”,
waarvan in het voorgaande herhaaldelijk sprake was, ook
rechtstreeks ‘en als zodanig wordt veraanschouwelijkt.
Teneinde’ aan dit gebrek tegemoet te . komen, heb ik
echter door omlijning en onderstreping van de des-
betreffende getallen in de figuur trachten aan te geven,
welke posten voor deze confrontatie van belang zijn,
en wel op de volgende wijze:
Volledig omlijnde posten:
Bijdragen tot
het
–
op kostprijsbasis berekende
–
nationale inkomen: 9.150+ 40+ 300
4-
1.000
=
10.500 millioen van de bedrij-
ven, plus 1.140 millioen van de over-
heid,
tezamen
………………
11.640
millioen
Gbrokcn omltjnde posten:
Bedragen aan
de ,,middelen”zijde van de confronta-
tie, die
geen
deel van het nationale in-
komen
–
berekend als voren
–
uit-
maken: 1.960 millioen kostprijsverho-
gende belastingen
minus
520 millioen
subsidies puts 860 millioen netto-kapi-
taalimport,
tezamen
…………..
2.300
millioen
Totaal middelenzijde der confrontatie
. .
13.940
millioen
Volledig orider.treepte posten:
9.700
+
130
+
150
=
9.980 millioen consumptieve
uitgaven van gezinnen plus 1.14013)
+
1.190
+
150
=
2.480 millioen consump-
tieve en
i
nvesteringsuitgaven van over-
heid ,,B” plus 1.870 millioen investe-
ringsuitgaven van bedrijven, tezamen
14.330
millioen
Gebroken onderstreepte (af trek) posten:
130
+’190
+
70 millioen leveranties door
de overheid aan resp. gezinnen, bedrij-
ven en buitenland (van het bruto be-
drag der reële overheidsuitgaven af te
trekken ter vermijding van dubbeltel-
lingen)
…
……………………
–
390
millioen
Totaal
(netto)
behoeftenzijde der con-
frontatie
…………………….
13.940
millioen
De volgende stap ‘ter verbetering der uitbeelding zal
eventueel moeten bestaan in een zodanig gewijzigde figuur,
dat de bovenstaande groepering der posten hierin ook
– dus niet alleen via de schrijfwijze der getallen –
tot haar reuht komt. Mede met het oog hier6p woidt
bijgaande proeve aan de lezers van dit blad ter kritische
beoordeling aangeboden.
J. G. KOOPMANS.
ENKELE BESCHOUWINGEN BIJ
DE BELGISCHE RIJKSBEGROTING 1949.
Voor de tweede maal sinds de bevrijding heeft de Re-
gering in België een streng sluitende begroting aan het
Parlement voorgelegd: de uitgaven, welke niet bijdragen
tot de constitutie van duurzame activa, worden integraal
door de gewone inkomsten (belasting, taxen, tolgelden,
patrimoniuminkomsten, financiële inkomsten enz.) gedekt,
terwijl de uitgaven, welke dit effect wel hebben, uitsluitend
door de lening zullen worden gefinancierd. Hieronder
,
volgt
een tabel, waarin dé evolutie van de inkomsten en uit
gaven van de Staat in vorige jaren wordt vergeleken met
de begroting van 1949 (zie tabel 1 op blz. 930).
Op te merken valt:
1. dat de begroting 1948 eveneens in evenwicht werd
ingediend, maar ‘dat thans wordt geraamd, dat ze met
een deficit op de gewone rekeningen van 2,7 mrd frs zal
sluiten, niettegenstaande nagenoeg 4 mid frs meer jewone
inkomsten zullen worden geregistreerd dan’ oorspronkelijk
voorzien.
.2. in de buitengewone uitgaven van 1946, 1947, 1948
en 1949 zitten slechts voor resp. 5 mrd., 4 mrd, 5;4 mrd en
5,7 mrd frs investeringsuitgaven. De bedragen, die het
verschil uitnaken tussen de buitengewone uitgaven in de
tabel vermeld en de aangehaalde investeringsuitgaven,
komen voort van operatiës in verband met de geidzuive-
ring. De buitengewone inkomsten zijn eveneens bedragen,
die haast uitsluitelijk betrekking hebben op dezelfde
operatie.
De gewone- en oorlogsontvangsten’voor 1949 wor-
den 1,7 mrd frs hoger geraamd dan de geschatte opbrengsi.
van 1948. Die vermeerdering komt uitsluitend voort vab
een verhoging op de raming in verband met het inhalen
van de vertraging in de aanslagarbeid voor de belasting
op het inkomen van de voÖrafgaande dienstjai’en.
Over het algemeen lijken de ramingen van de ontvang-
sten op een gezonde basis te berusten.
De uitgaven, die nog rechtstreeks voortvloeien uit
de oorlog (de zgn. ,,00rlogsuitgaven”) dalen regelmatig,
terwijl de gewone uitgaven even regelmatig en in verhou-ding tot genoemde daling stijgen, met het gevolg dat niet-
.tegenstaande de staatsontvangsten regelmatig verhogen,
toch alles dadelijk wordt uitgegeven. De idee van het aan-
leggen van een conjuncturele reserve werd bijgevolg nog
niet verwezenlijkt.
De begroting 1949 geeft Verder aanleiding tot de vol-
gende beschouwingen.
Belasting en nationaal inkomen.
– Ieder belastingbetaler heeft in België de indruk, dat de betalingdruk er te zwaar is en slecht verdeeld. In de pers
wordt èr regelmatig op gewezen, datde Staat een te groot
deel van het nationaal inkomen voor zijn rekening opeist.
Dientengevolge zou de spaarzin van de bevojking worden
tegengewerkt en het ondernemersinitiatief verlamd,
de goede werking van de kapitaalmarkt in de war
worden gestuurd en de economische vooruitgang ver-
traagd. In regeringskringen wordt hierop geantwoord,
dat bij de critiek op de huidige belastingdruk maar al te
dikwijls wordt vergeten, dat het land pas een oorlog heeft
meegemaakt, waarvan het nog zware lasten heeft te dragen,
en anderdeels, dat het fiscaal regime in België het minst
90
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– 24 November 1948
TABEL 1.
Sland Qan de Belgische Rijksbegrotingen.
(in_millioenen..francs).
1938
1945
1946
1967
19»48
1949
Definitieve rekeningen
.
,
Stand
van
cle rekeningen
Raniing
op
basis
van eerste 8
begrotings-
raming
maanden
Uilgaven
–
Gewone
11.953 28.366 31.929 36.055
41.566
47.692
Oorlog
–
26.242
38.045
1
25.176
19.845 12.426
Buitengewone
.
2.528
2.682
27.749
‘)
24.609 ‘)
17.737
‘)
11.466 ‘)
Ontvangslen
Gewone
11.108
21.202
.
42.242
46.395 56.650
–
59.457
Oorlog
–
46
4.184
.
541
2.060
951
Buitengewone
.
35 30
14.229
1)
6.895 ‘)
6.910
‘)
.
6.354 ‘)
Saldo
-Gewone+Oorlog
–
845
-33.360
-2.548
-14.295
–
2.701
+
290
1)
Bedragen in verband met de ‘geidzuivering inbegrepen.
1
Bron:
Algemene Toelichting.
:
strenge is van alle landen, die door de oorlog werden ge-
teisterd. Wie heeft er nu eigenlijk gelijk?
Al dadelijk dient te worden opgemerkt, dt een Belg
steeds een, speciaal node belastingbetaler is geweest en
dat-in tijden van hoogconjunctuur om voor de hand lig-
gende redenen gernékkelijk de indruk ontstaat, dat» de
belastingdruk te zwaar is. Flierbij komt, dat het fiscaal
stelsel en inzonderheid de belasting op het inkomen nog
niet voldoende werd aangepast aan de ingevolge de ‘oorlog
gewijzigde economische omstandigheden (o .a. de prijsstij-
ging), zodat onbetw’istbaar een slechte verdeling van de
belastingdruk is ontstaan. De hoge belastingen zijn verder
gedeeltelijk het gevolg van de geldzuivering en de speciale
fiscale wetten, die er noodzakelijk mee gepaard gingen.
De officiële instanties wijzen bijgevolg terecht op de nieuwe
lasten, dié ingevolge de jongste oorlog zijn ontstaan. Buiten
‘de geidzuivering, die door de speciale belastingen moet
worden gedekt, kan in dit verband tevensworden gewezen
op het speciaal aanhangsel, dat bij elke begroting van uit-
gaven is gevoegd en waarin de uitgaven zijn vervat, die
nog rechtstreeks voortvloeien uit de oorlog (werkingskosten
van administratieve diensten ontstaan ingevolge de oorlog,
economische subsidiën, dotatie aan de Autonome Kas voor
I’Ierstel van Oorlogsschade enz.). Laatstgenoemde uitgaven
belopen nog 12,4 mrd frs (20,7 pCt -van de gewone uit-gaven), daarbij dienen nog gevoegd: de nieuwe oorlogs-
pensioenen 1940-’45 (1,7 mrd frs), de verhoogde last van
de openbai’e schuld (nagenoeg 6 mrd frs) en het herstel
van het openbaar domein (1,6 mrd frs); al deze uitgaven
moeten uit de normale staatsinkomsten en voor het groot-
ste gedeelte door de belasting worden betaald.
hieruit blijkt duidelijk, dat, al kan worden getwist over
het feit dat bepaalde uitgaven.al dan niet nog noodzakelijk
aijfl, de belastingdruk merkelijk hoger moet liggen dan voor
de oorlog.
liet meest eigenaardige in de polemiek rond de hoogte
van de belastingen in België is nochtans het feit, dat beide
partijen spreken over de verhouding van de belastingen
tot het nationaal inkomen en dat er geen betrouwbare
raming van het nationaal inkomen voorhanden is.
Door allerhande simplistische procédés tracht men, uit-
gaande van de vroegere ramingen van Prof. Baudhuin,
van de huidige stand van de prijzen en van de productie-
indices .een cijfer voor het actueel nationaal inkomen te
bereiken, dat het best de verdedigde stellingen kan dienen.
De geciteerde bedragen schommelen van 230 tot 280 nrd
frs en het deel, dat de belastingen van die bedragen zouden
wegnemen, tussen 19 en 24 pCt. O.i. zou het debat veel
aan klaarheil winnen, indien
.
eindelijk een betrouwbare en actuele rarning van het nationaal inkomen van België
ter beschikking van de openbare mening werd gesteld.
Ondertussen heeft één van de betrokken partijen noch-
tans zijn gedeeltelijk ongelijk bekend. Het wetsontwerp op de hervorming van het belastingween, dat kortelings
door de Regering bij het Parlement zal worden ingediend,
om’at inderdaad benevens een vei’eenvoudiging van het
belastingstelsel, oÖk een herverdeling en in zekere mate
een vermindering van ‘de belastingdruk.
De credieten yoor economische subsidiën.
De credieten voor economische toelagen nemen op de
Rijksbegroting 1949 een bedrag in van 7 mrd frs, hetgeen
slechts weinig minder is dan de ganse gewone begroting
van rijksschuld en de gehele begroting van pensioenen.
Zij zijn onderverdeeld als volgt:
–
.
in mln
frs
Toelagen bij de productie en de invoer van
graan, plus commerciële verliezen van de
Dienst voor Ravitaillering
…………..800
Compensatietoelagen ………………..2.770
Stibsidie aan de Nationale Maatschappij van
de Belgische Spoorwegen ……………..2.000
Subsidie aan de steenkolennijverheid ……1.000
Subsidie aan dé gasproducenten
………205
Regeling vati verliezen op reeds
–
ingevoerde
industriëie producten
………………225
7.000
1-lieruit blijkt, dat nog drie ‘producten ‘rechtstreek
worden gesubsidieerd, nl. het brood, de steenkolen en het
gas. Verder worden subsidiën toegekend aan de N.M.B.S.
om de tarieven van goederen- en reizigersvervoer te druk-ken. Dit is alles wat nog overblijft van de indrukwekkende
lijst producten, die in 1947 en zelfs in 1948 nog van toe-
lagen genoten. Het bedrag, dat aan economische subsidiën
werd besteed, daalde van 11,7 mrd frs in 1947 tot 10,7 mid
frs in 1948 en 7 mrd frin 1949. En ook op deze resterende
7 mrd frs wordt hevige critiek uitgeoefend. liet zou ons
te ver leiden, indien de gegrondheid hiervan werd nage-,
gaan, want de toestand van elke betrokken bedrijfssector
zou in detail moeten worden besproken. Een woord mer
echter over de voornaamste categorie toelagen: nl. de
compensatievergoedingen. Zoals men zich herinnert wer-‘
den ze in Augustus 1947 ingesteld om het effect van de
afschaffing van eën aantal rechtstreekse subsidiën op de
koopkracht van de kleine inkomstentrekkers te vernietigen.
Op 1 Februari 1948 werd de toelage gebracht Op»99 frs per begunstigde en per lid van zijn huisgezin.. Om de bud-
getaire last van de compensatievergoedingen te vermin-
deren werd door cle wet van 6 Juli 1948 de compensatie-bon voor de arbeiders vervangen door een verhoging van
de lonen van 0,50
–
frs per uur 6n vande wedden van de
bedienden met 100
frs
per maand. De Schatkist blijft
bijgevoig de last dragen van de toelagen aan de werk-
lozen, invaliden en gejensionneerden en aan de leden
van het huisgezin van de arbeiders en bedienden.
De vrouw en elk kind van een arbeider ontvangt nog
maandelijks uit de Schatkist een toelage van 100 frs.
De hierna volgende, tabel diende als basis voor de be-rekening van het bedrag van de compensatievergoeding.
Van de aangehaalde producten werden de subsidiën afge–
:z.
24 November 1948
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
931
shaft en de aangegeven bedragen komen overeen met de
prijsstijging; die er het gevolg van was.
(in frs)
Brood
1)
.
37.
Boter
………………
12,90
Margarine
………….
8,20
Reuzel
………………
0,55
Tafelolie
…………….
2,75
Chocolade
………….
2,80
•
Zalm
……………….
0,60
Vlees
…………………
33,85
08,65
1)
SubsidiCn werden enkel gedeeltelijk afgeschaft.
Over het voor en ia van de compensatievergoedinen werd
reeds heel wat geschreven. Als voordOlen kunnen worden
aangehaald: de onbetwistbare vermindering van de Staats-
uitgaven en het wegnemen van het artificieel karakter
van de prijzen van een aanzienlijke reeks voorname pro-
ducten. Daartegenover staaii volgende nadelen:
de administratieve formaliteiten, die met de toe-
kenning en cle uitbetaling gepaard gingen en nog gaan
alhoewel ze onlangs werden vereenvoudigd;
de compensatievergoedingen vormen nog steeds een
zware j3ost op het budget;
de compensatievergoedingn zijn niet zo gemakkelijk
af te schaffen als de rechtstreekse subsidiën. De band tus-
sen de prijs van het product en de compenserende toelage
voor de verhoging er van ingevolge afschaffing van de rechtstreekse subsidie, gaat verloren. Wanneer van een
rechtstreeks gesubsidieerd ingevoerd product de prijs op
de wereldmarkt daalt tot op een peil, dat gelijk staat
met de meestal door de Overheid vastgestelde prijs op de
binnenlandse markt, dan kan de subsidie dadelijk achter-
wege worden gelaten. Dit is niet zo met de in zwang
zijnde compensatievergoedingen. Bewijze daarvan de
bovenstaande lijst van de producten, waarop. de huidige
vergoedingen slaan. De prijs van schier al de aangehaalde
producten is sinds het instellen van de compensatiever-
goeding gedaald, maar deze laatste bleef integraal bestaan.
De noodzaak ze af te schaffen is echter even gebiedend
als voor het geval de rechtstreekse subsidies waren be-
houden gebleven, gezien de hoge uitgaven, die ze van de
Schatkist’ vergen. Dit is nochtans eenvoudiger gezegd dan
gedaan. D’e arbeiders beschouwen immers de compensatie-
vergoedingen als een vast verworven voordeel, dat ze niet
zonder meer zullen prijsgeven, tenzij mits een gevoelige
daling van de algemene levensduurte of een nieuwe corn-
penserende loonsverhoging. Een nieuwe loonronde moet
te allen prijze worden vermeden, omdat ze onvérmijdelijk
de loon-prijsspiraal op gang zou brengen, die sinds de
bevrijding in België maar al te goed is bekend. Inderdaad,
een verhoging van de lonen zou onbetwistbâar een nieuwe prijsstijging ‘tOt gevolg hebben, die de index van de klein-
handélsprijzen zou stuwen in de rjchting van 410 (per
einde October bedroeg dezelfde index 395,5), een punt
waarop de staatsambtenaren recht hebben op 5 pCt wedde-
verhoging en meteen geheel het loonsysteem en daarop-
volgend het prijssysteem in beweging zou komen..
Met de afschaffing van de compensatievergoedirigen
moet aldus worden gewacht tot op een meer geschikt mo-
ment, d.i. wanneer de indexvan de kleinhandelsprijzen
voldoende zal zijn gedaald om de arbeiders er van te over-
tuigen, dat ze.het reële inkomen, dat de compensatiever-goedingen vertegenwoordigen, in feite onder een andere
vorm hebben bekomen en ze al compensatie geen nomi-
nale loonsverhoging eisen.
Op dezelfde wijze zouden krachtige argumenten naar
voren kunnen worden gebracht om de nog bestaande recht-
streekse subsidiën voor trwe, steenkolen, gas en vervoer
per spoorweg eveneens achterwege te laten, naar we zou-
den’ tot hetzelfde besluit komen, nI. dat er en prijsver-
hoging zou uit voortvloeien die in de huidige omstandig-
heden ongewenst is.
lIet afschaffen van de compensatietoelagen en van de
echtsti’eekse subsidiën zou’ aan de Belgische economie
veel meer schade kunnen’ berokkenen, dan de 7 rnld uit-
gaven, die ze thans zullen vergen.
lIet blijkt nochtans aange’ezen – en dit standpunt
wordt eveneens door regeringskringen aanvaard -, dat
geen enkele geleg’nheid mag worden gemist om zowel de
rechtstreekse als de onrechtstreekse subsidiën te ‘ermin-
deren. Het bijkomend overschot, dat aldus op de gewone
rekeningen zou ontstaan, zou dan kunnen worden ge-
bruikt, hetzij om een conjuncturele reserve aan te leggen,
hetzij om de indirécte belastingen te vermindei’en.
De credieten Qoor bestuursuitganen.
De totale credieten voor bestuursuitgaven belopen voor
11949 17,9 mld frs, tegenover 16,3 mld frs in 1948, dus een
vermeerdering van 1,6 rnrd fi’s. 1-Jet grootste deel daarvan
wordt weggenomen door de bezoldigingen van het personeel
van de ministeriële departemènten en van de vertegenwoor-
digers van de erediensten, de rechterlijke orde, het onder-
wijs, hét leger en de rijkswacht. liet’ relatief peil van de
bruto-.wedden van de staatsambtenaren ligt thans rond
index (1936-’38 = 100) 360 d 380, hetgeen als niet over-
dreven kan worden aangezien. Deenige besparing, die in
dit opzicht kan worden verwezenlijkt, moet bijgevolg
voortvloeien uit een vermindering van het aantal ambte-
naren. Zien wij nu hoe het daarmee is gesteld.
De effectieven van de ,,coi’ps spéciaux” (rechterlijke orde,
militair personeel, rijkswacht, ondei’wij zend personeel) bedroegen per 1 Maart 1947 50.612 eenheden tegenover
49.674 per 1 Maart 1948, d.i. een daling van 938 eenheden.
Een vergelijking met de effectieven van vdôr de oorlog i
niet beschikbaar, maar er mag worden aangenomen, dat de vermeerdering in deze sector niet belangrijk kan zijn
geweest. Dit is nochtans niet’ het geval met het personeel,_
dat rechtsti’eeks verbonden is met ‘een ministerieel depar-
tement.
TABEL II.
_
Personeelse/fect ie/ nan de ministeriële departementen
–
Personeel
1 2.laart
1 Mei
Verschil
1947
1
1948
Vast aangenomen
‘ 45.128
44.708
– 420
Tijdelijk
……………
38.453
36.140
—2.313
Ter beschikking gesteld .
1.060
1.218
+ 158
Totaal
………………
84.641
82.066
—2.575
Sinds 1 Mei 1948 w’erd een nieuwe vermindering van na-
genoeg 2.600 eenheden vastgesteld, zodat sinds 1Maart1947
het personeelseffectief van de ministeriële departementen
met nagenoeg 5.200 eenhedefl daalde, maai niettemin nog
ruim 79.000 eenheden telt. Ei’ zij aan herinnerd, dat op
1 Januari 1939 nagenoeg 56.500 ambtenaren in de minis-teriële departementen in dienst waren.
Het is duidelijk, dat in dit opicht nog belangrijke be-
sparingen kunnen er moeten worden gedaan.
Iedereen heeft nochtans de indruk, dat het rhythme
van de afdankingen in de overheidsdiensten bij lange niet
sterk’genoeg wordt opgedreven en dat aldus ettelijke mii-
lioenen francs worden verspild, die nuttier aan andere
doeleinden zouden kunnen w’orden besteed.
Werkloosheid en buitengewone, begroting.
Tabel III op blz. 932 illustreert duidelijk de uitbrei-
ding van de werkloosheid in de jongste maanden.
In October. 1948waren 6,8 pCt van de aangeslotenen
bij de Rijksdienst voor de Maatschappelijke Zekerheid
werkloos tegenovei’ 2,6 pCt in October 1947.
iEen daggerniddelde van nagenoeg 84.000 volledige
vei’klozen is op zichzelf niet onrustwekkend, als wordt bedacht dat gedurende de jaren 1932-’39 het aantal ge-
controleerde volledige werklozen nooit beneden 102,000
932
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 November 1948
—
TABEL
III.
EQolutie oan de werkloosheid in België.
(daggemiddelde van gecontroleerde_werklozen)
Gedeelte-
Volledige
lijke en
Totaal
toevallige
26.076 11.128 37.204
30.913 16.829
47.742
Oct.
1946
………….
Oct.
1947
………….
59.606 34.439 91.045
3Iei
1948
………….
Week
10-16
Oct.
1948
83.954
44.305
128.259
daalde en de verzekering niet verplichtend was. Men zou
zelfs kunnen beweren, dat de arbeidsmarkt in zekere zin
economischer werkt dan verleden jaar: de arbeidsproduc-
tiviteit is inderdaad gestegen en de ongebreidelde eisen
tot loonsverhoging zijn practisch verdwenen. Indien wat
nader op de kwestie wordt ingegaan ziet dé toestand er
nocht’ans geheel anders uit. De werkloosheid is namelijk
zeer sterk geconcentreerd in het Vlaamse land; 75 pCt
van de werklozen werden geregistreerd in dc provincïën
Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen. Irn de specifiek
Vlaamse nijverheden als de textielnijverheid, de ledér-
nijverheid en de diamantbewerking zijn resp. 11,3 pCt,
36,1 pCt en 13,1 pCt van het personeel werklo’os. De
havenarbeiders van Antwerpen, Gent, Oostende; Brugge
en Brussel zijn gezamenlijk gemiddeld voor 44,3 pCt
zonder werk.
In dit opzicht bestaat er in België en inzonderheid in
Vlaanderen wel degelijk een werkloosheidsprobleem, waar-
van de oplossing overheidsingrijpen vergt.
Wij hebben de indruk, dat een grondig onderzoek van
het vraagstuk zou uitwijzen, dat de enige duurzame op-
lossing er van gelegen is in een verhoging van de diversi-
ficatie van de economische bedrijvigheid, d.i. in het be-
vorderen van de vestiging van nieuwe industrieën in het
Vlaamse land.
In de onmiddellijke toekomst zien wij de oplossing in een
stimulering van d6 bouwbedrijvigheid.
Âlet instellen van een bouw’premie (wet van Augustus
1948) is een eerste stap geweest in de goede richting. Een
bespoediging van de uitkering van oorlogsschade aan de
rechthebbenden zou een tweede stap betekenen en het
uitvoeren van openbare werken in Vlaandereti een derde.
In dit laatste verband wordt eigenlijk het budgetaire
aspect van het probleem geraakt. Op de buitengewone be-
groting van 1949 staan voor 5,7 mrd fes credieten, die
bestemd zijn tot de uitvoering van openbare werken, tegen-
over 54 mrd frs in 1948
1)
en ruim 4 mrd frs in 1947. De
vermeerdering is bijgevolg onheduidend. Als rechtvaardi-
ging wijst de Regering er op, dat de buitengewone begro-
ting binnen de huidige beperkte mogelijkheden van de
kapitaalmarkt werd gehouden. Ze behoudt zich nochtans
het recht voor in de loop van het jaar een nieuw plan van
investeringen in de openbare sector aan het Parlement
voor te leggen in geval de kapitaalmarkt breder moest
worden.
O.i. is het erg onwaarschijnlijk, dat laatstgenoemde
eventualiteit zich zal voordoen, zodat de openbare werken
zullen beperkt blijven tot de voorziene 5,7 mi’d frs. Een
verhoging van de activiteit in Vlaanderen in dit opzicht
kan bijgevolg enkel vorden bereikt door een aangepaste
geographische spreiding van de werken.
Besluit.
De B.lgische begroting 1949 werd in streng evenwicht
ingediend. De hoge staatsuitgaven blijven nochtans vooi’t-
duren. De uitgaven aan economische subsidiën en de be-‘
stuursui tgaven blijven de voornaarnst6 categÔrieën, waarop
besparingen mogelijk zijn. Een afschaffing van de econo-
mische subsidiën is thans niet opportuun, maat’ eens de
gelegenheid daartoe gekomen, zouden bedragen vrijkomn
) Oorspronkelijk werden
8,1
mrcl trs credieten voorzien, maar
2,7
mrd trs daarvan zullen worden geblokkeerd wegens gebrek aan
financi61e middelen (Toelichting, blz.
33).
voor het aanleggen.van een conjuncturele reserve, die nu
ontbreekt, of een vermindering van de belastingen. In
verband met deze laatste wordt thans een wetsontwerp
klaar gemaakt ingevolge waarvan o.a. de belastingdruk
zal worden herverdeeld en verminderd. Tenslotte lijkt
een oordeelkundige spreiding van openbare werken aan-
gewezen om voorlopig de werkloosheid in Vlaanderen te
bestrijden.
Brussel.
V.
VAN
ROMPUY.
DRIE SOCIAAL-ECONOMISCHE
ONDERZOEKINGEN VOOR NEDERLANDSE
GEMEENTEN.
De juistheid van
‘
de opmerking van L. H. Klaassen
1),
dat met de groei van de economische wetenschap meel’
en meer bij de openbare en semi-openbare instanties
begrip (begint) te ontstaan voor de mogelijkheden, welke
het practisch economisch onclerzoekingswerk biedt”,
wordt wederom geïllustreerd door het verschijnen van een
drietal studies, waarin de mogelijke ontw’ikkeling van het
economisch leven, of sectoren daarvan, in enkele gemeenten
wordt geanalyseerd. Vooi’ de sociaal-econoom is het meest’
interessante werk dat van Professor Dr E. W. Hofstee
over de economische structuur van de stad Groningen en
haar toekomstige industriële ontwikkeling
2)
In de meeste voor gemeenten uitgevoerde sociaal-
economische onderzoekingen werd de bevolkingsprognose,
welke fundamenteel is voor deze studies, gebaseerd op
een demografische analyse. Ilierbij gaat men uit van
de te verwachten ontwikkeling der geboorte- en sterfte-
cijfers, teneinde de natuurlijke bevolkingsgroei te bereke-
nen. Wel tracht men vei’volgens het vestigings- of vertrek-
overschot eni’szins te ramen, doch centraal in de gehe
i
e
analyse blijft de natuurlijke bevolkingsgroei. De ontwikke
ling van de economische activiteit in de verschillende
geledingen wordt daarna afgeleid uit de omvang van’ de
bevolking.
In het Tijdschrift voor Economische Geographie
3)
nam Professor Flofstee in ovemhei’ 1947 reeds stelling
tegen de aldus omschreven opzet van een sociaal-economisch
onderzoek. De economische ontwikkeling, waaronder de
industriële, moet niet worden afgeleid uit de ontwikkeling.
van de bevolking, doch juist omgekeerd, moet de omîang
van de bevolking afhankelijk worden gesteld van de
economische activiteit. Vestigings- en vertrekoverschotten
immers kunnen de bevolkingsgroei zeer sterk van de
natuurlijke ontwikkeling doen afwijken. Dit geldt des te meer naarmate het gebied, dat wordt onderzocht kleiner
is, of wanneer door hijv. nationale grenzen geen belemme-
ringen, van welke aard ook, aan de migratiebewegingen
‘worden gesteld.
In het algemeen nu zal emigratie of immigratie plaats-
vinden op grond van over’egingen van economische
aard. Of een bepaald.gebied een vestigings- dan wel een
vertrekoverschot heeft, zal grotendeels afhangen van de
al of niet gunstige economische ontwikkeling. Een prognöse
van de migratiebewegingen, en daarmede dus in belang-
rijke mate ook van de loop van de bevolking, vereist om
deze reden een prognose van de economische ontwikkeling
en ,,een bevolkingsprognose voor een afzonderlijke ge-
meente, waarbij geen rekening gehouden wordt met de
te verwachten economische ontwikkeling, hangt in feite in
de lucht”
4).
‘) liet sociaal-economiscli,on(lerzoekingsverk in cle Nederlandse
Gemeente” door
t,. 11.
Klaassen in
,,E.-S.B.”
van
26
Mei
1948.
‘) Prof.
Di’ E. W.
Hotstee: ,, Beschouwingen over de economische
structuur van de stad Groningen en haar tOekomstige industriële
ontwikkeling”.
Dc
regionale bevolkingsprognose
als
onderwerp van toege-
–
past sociaal-wetenschappelijk onderzoek” door Prof. Dr
T.
W.
Hofstee in Tijdschrift voor Economische Geograhie” van
November
1947.
) Tap. blz.
10.
24
November
1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
933
De studie van Professor Flofstee over de stad Groningen
nu is daarom zo interessant – en van belang – omdat er
in wordt, getracht de bevolkingsprognose niet te baseren.
op de demografische analyse doch op de bestudering van
de economische ontwikkelingsmogelijkheden. Professor
Hofstee slaagt er in, dooi’ een – wellicht te uitvoerige –
analyse van de economische structuur van de stad, vast
te stellen, welke factoren voor de ontwikkeling van, het
economisch leven in Groningen bepalend zijn. Wij moeten
hierbij opmerken, dat Professor I-Iofstee zich in de geluk-
kige omstandigheid bevond, dat deze structuur vrij een-
voudig blijkt te zijn. Immers, de economische activiteit
wordt vrijwel alleen beheerst door de te verrichten een-
trumfuncties voor de drie noordelijke provincies. Een
door het Nederlandsch Economisch Instituut verrichte
analyse van de economische structuur van Rotterdam
en van de factoren, welke bepalend zijn voor de economi-
sche activitèit van Rotterdam, heeft wel duidelijk aan-
getoond, dat het niet in alle gevallen langs dehetrekkelijk
eenvoudige weg, die Professor 1-lofstee kon bewandelen,
mogelijk is om tot enigszins nauwkeurig omlijnde resul-
taten te komen. Dit geldt des te meer, indien het onder-
zoek ‘wordt voortgezet allei’eerst om van ieder der bepa-
lende factoren de kwantitatieve invloed te meten en ver-
volgens om de toekomstige ontwikkeling dezer factoren
te bepalen. –
Doch zelfs in het eenvoudige geval, waar de economi-
sche activiteit van Groningen wordt bépaald door de
grootte, de bevolkingsdichtheïd en ,,de intensiteit van de
betrekkingen met Groningen, ‘van het’ verzorgingsgebied
van de stad”, meent Professor Hofstee helaas de door hem
aanvankelijk ingeslagen weg te moeten verlaten. Hij
grijpt ter bepaling van de bevolkingsdichtheid terug op de
demografische methode. De methode, die hij voor Amster-
dam en Rotterdam onvoldoende achtte, wordt nu wel
toegepast op het gebied, dat van belang is voor de Stad
Groningen, doch dat in
1940
een inwonertal had van slechts
ruim één millioen.
Wij ‘betreuien dit, niet alleen omdat de aanvankelijk
door Professor Ilofstee gevolgde methode ons inderdaad
als deprincipieel juistevoorkomt, doch ook omdat de wijze,
waarop de bevolkingsontwikkeling tot het jaar 2000
wordt geraamd, ons inziens weinig overtuigend is, ja zelfs
in strijd met de conclusie-van het eerste deel der studie.
Deze conclusie luidde immers, dat de economische
activiteit in Gro’ningen nauw verbonden was met het
aantal personen in het voor Groningen relevante gebied,
en de intensiteit van het contact met deze person’èn.
Volgens de schrijver bestaat het relevante gebied voor-
namelijk uit de drie noordelijke, provincies. De intensiteit
van de betrekkingen zal volgens de schrijver weinig
meer kunnen toenemen. We zouden. dus verwachten,
daar voor de drie provincies (excl. de Stad Groningen)
een •bevalkingstoeheming w’ordt verwacht van slechts
54.000 personen in de periode van het jaar
1940
tot 2000,
dat de invloed hiervan, tezamen met de invloed van de
welvaartsstijging, niet van zo’n groot belang zal zijn
voor de activiteit in Groningen. Toch berekent Prdfessor
llofstee voor de stad een toeneming van 36.200 personen
in dezelfde periode. Daar in de 60-jarige periode véér
1940
de bevolking• in de drie provincies (excl. de Stad
Groningen) toenam met 321.586 zielen en in de stad zelf
met 76.610, komen ons de verhoudingen der toekomstige
groei, althans wanneer de economische .analyse, waarop
Professor Hofstee zich geheel baseert, juist is, vel zeer
vreemd voor.
De oorzaak van deze min of meer onverklaarbare ver-
houdingen moet wellicht worden gezocht in het feit, dat
de schrijver het verloop van het percentage, dat de bevol-
king -van Groningen uitmaakte van de totale bevolking der drie provincies (excl. de stad), voor de komende 60
jaren schat op basis van de stijging van dit percentage in
de 60 aren vÔér
1940,
zonder hierbij echter rekening te
houden niet de absolute omvang van de groei. En deze
laatste is voor de periode tot
1940
wel zeer veel groter dan die, welke voor de jaren
1940
tot 2000 wordt aangenomen.
Voor de drie provincies (excl. de Stad Groningen) zijn de
cijfers respectievelijk 321.586 en
54.000,
voor de stad
respectievelijk 76.600 en 36.200. –
Al kunnen wij het met de conclusie van Professor Hof-
stee t.a.v. de toekomstige bevolkingsontwikkeling van de
Stad Groningen in het geheel niet eens zijn, wel menen
wij dat het werk van nut zal zijn voor allen, die zich bezig
houden met sociaal-economische en planologische proble-
men. Op volkomen juiste gronden toont de schrijver aan,
dat de tot nu toe meestal gevolgde weg, wat de betrouw-
baarheid betreft ,,in de lucht hangt” en dat de bevolkings-
prognose, welke, zoals reeds werd opgemerkt, van centraal
belang is in soortgelijke studies, gebaseerd behoord te
zijn op een analyse van de economische ontwikkelings-
mogelijkheden.
Het werk van Professor Hofstee toont echter tevens
aan’, dat een dergelijke analyse niet mogelijk is voor een
kleine stad of een klein gebied. Bij de bewerking van het
rapport voor de gemeente Rotterdam stuitte het N.E.I.
op gelijke moeilijkheden. 1-let bleek noodzakelijk aller-
eerst de economische ontwikkelingsmogelijkheden van
geheel Nederland te ramen alvorens de ontwikkeling van
Rotterdam met enigszins gefundeerde waarschijnlijkheid
kon ,worden geschat. De economische ontwikkeling van
Nederland echter is weer afhankelijk van de toekomstige
ontwikkeling van andere landen, welke van belang zijn
voor Nederland en ook tot deze andere landen moest de
analyse zich derhalve uitstrekken.
Het komt ons voor, dat een consequente toepassing
van de door Professor 1-lofstee gestelde methode voor
kleinere gebieden of afzonderlijke gemeenten niet mogelijk
is, zolang niet een zeer gefundeerde en uitgebreide studie
betreffende de mogelijke economische ontwikkeling van
geheel Nederland beschikbaar is. Zonder inzicht in deze
töekomstige ontwikkeling zal het niet mogelijk zijn om
voor delen van Nederland prognoses te ondernemen op
de door Professor Hofstee vooi’gestelde methode. En ook
dan zal het nog nodig zijn, dat de plannen der verschil-
lende gebieden en gemeenten worden gecoördineerd.
Zolang een dergelijke studie niet voor iedereen beschik-
baar is, zal bij de sociaal-economische onderzoekingen
gebruik moeten worden gemaakt van de demografische
methode, al dan niet aangevuld met partiële onderzoekin-
gen betreffende de economische relaties, waarvan het werk
van Professor 1-lofstee als voorbeeld kan wôrden genoemd.
Wel zal men bij het volgen van deze methode altijd voor ogen moeten houden, dat de resultaten een geringe mate
van objectiviteit bezitten. Een onoverkomelijk bezwaar
achten wij dit echter niet, tenminste indien de doelstelling
der onderzoekingen enigzins wordt gewijzigd en wel zo-
danig, dat de resultaten meer zijn bedoeld als een taak-
‘stelling voor de autoriteiten. Een taakstelling, welke is
beoordeeld naar de mogelijkheden van uitvoerbaarheid.
Een voorbeeld van deze wize van behandeling vinden
w’ij reeds min of meer in het tweede rapport, dat wij in
deze beschouw’ing ter spi’ake willen brengen, nl. dat van het Economisch Technologisch Instituut voor Gelderland
,betreffende de industriële ontwikkelingsmogelijkheden
te Zaltbommel”
5).,
Terecht heeft de samensteller van het
rapport niet getracht een prognose te geven van de
economische activiteit. Evenmin heeft hij de toekomstige
economische ontwikkeling gekoppeld aan een bevolkings-
groei, welke wordt berekend uit de demografïsche analyse.’
Op grond van een analyse der technische vestigingsfactoren
en mede gebaseerd op een bevol-kingsextrapolatie stelt de
schrijver vast, dat er voor Zaltbommel
mogelijkheden
tot
industrialisatie bestaan. Hij geeft aan, hoe grootdearbeïds-
Rapport betreffende de ndustrielc ontwikkelingsmogelijk-
heden’ te Zaltbommei”, Economisch Technologisch Instituut voor
Gelderland.
934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 November 1948
reserve in de Bommelerwaard zal zijn als resultaat van de
natuurlijke bevolkingsgroei, en berekent, onder de ver-
onderstelling dat een deel van deze reserve te Zaitbommel
te werk zal worden gesteld, bijv. de behoefte aan industrie-
terreinen. Tegelijk geeft hij echter het taakstellende
element: deze ontwikkeling zal slechts kunnen plaats-
vinden indien de haven wordt
–
verbeterd, terreinen en
fabrieksruimten reeds worden gereed gemaakt, voldoende
huizeii worden gebouwa enz.
Groter waarde zou dit rapport bezitten, indien vele
details, welke irrelevant zijn voor de industriële ontwikke-
lingsmogelijkheden, niet waren vermeld, en indien de
problemen scherper waren behandeld. Uitspraken als
,,forensen (die) in de Zaltbommelse industrie reeds enigs-
zins aan het stadsieven (zijn) geacclimatiseerd” of ,,Ten-
slotte bestaat er sog een mogelijkheid dt een oude
locomotievenloods (bij het tation, ten Westen van de
spoorbaan) voor industriële doeleinden beschikbaar zal
komen. Ten westen van de haven zou bovendien nog een
oude schuur (± 200 m
2
).
. . , ruimte kunnen bieden voor
een industrieel bedrijf” zullen het vertrouwen in de studie
niet vergrotèn. Voorts doet het rapport een slechts geringe
kennis van de economische wetenschap bij de schrijver
vermoeden.
Het derde rapport, dat wij willen behandelen, is het
,,Rapport Badplaats Zandvoort”
6).
De rapporteur,
X. Nikerk, is wel voor een zeer zvare taak gesteld, althans
wat betreft het onderzoek naar de toekomstmogelijkheden,
met welk deel van het rapport wij ons alleen bezig zullen
houden. We willen hiermede zeker niet tekort doen aan
de andere delen, waarin vele interessante en wetens-
w’aardige beschouwingen voorkomen, doch deze vallen
buiten het kader van dit artikel.
Hoe moeilijk de taak was, zal duidelijk zijsi na de voor-
gaande behandeling en de erkenning van het feit, dat een
demografische behandeling in dit geval absoluut een
onaanvaardbare werkwijze zou zijn geweest. J. Nikerk
moest wel de door Piofessor 1-lofstee voorgestelde w’erk-
wijze in mindere of meerdere mate volgen. Hij moest dus
de economische ontwikkelingsmogelijkheden aangeven,
wat in dit geval overeenkomt met een prognose van het aantal te Zandvoort te verwachten gasten. En meer dan
in welk ander geval ook zal de vraag naar de diensten die
worden gelevôrd afhankelijk zijn van de concurrentiepositie
der aanbieders. M.a.w. of toeristen naar Zandvoort komen
zal in sterke mate w’orden bepaald, niet zozeer door het
totaal aantal mensen dat theoretisch in aanmerking komt voor een bezoek aan Zandvoort – en dat ddor
Nikerk ook niet wordt berekend – doch door de aan-
trekkingskracht die Zandvoort op deze personen uitoefent
in vergelijking tot andere vacantieceritra.
Een uitgebreide. analyse; waarbij van het schaarse
statistisch materiaal, dat beschikbaar is, gebruik wordt
gemaakt, geeft ons inzicht in de ontwikkeling en de voor-
oorlogse situatie van Zandvoort in vergelijking met die
van andere Nederlandsô en ook de Belgische badplaatsen.
Daarna wordt, gedeeltelijk op basis van Vrij grove schat-
tingen, een idee gevormd over het aantal gasten, dat in
de toekomst te Zandvoort zou kunnen worden verwacht.
Evenals voor de samensteller van het rapport voor Zalt-
bommel blijft ook voor de heer Nikerk als enige mogelijkheid
over een taakstelling te geveis. De door hem mogelijk
geachte ontwikkeling van het vreemdelingenverkeer zal
slechts kunnen worden gerealiseerd als aan vele eisen
t.o.v. accommodatie, ontspanningsmogelijkheden, verkeers-
verbindingen e.d.’ wordt voldaan. Wij zouden hierbij
willen opmerken, dat âan
alle
gestelde efsen moet worden
voldaan. Daar voorts deze eisen hoog zijn gesteld, zal van
6)
Rapport Badplaats Zandvoort. Onderzoek naar de toekomst-
mogelijkheden en richtlijnen voor de wederopbouw van Zandvoort
als zeebadplaat. Publicatie van de commissie, hiertoe ingesteld
door het College van Algemeene Commissarissen voor den Weder-
opbouw.
de autoriteiten, en niet alleen van die van Zandvoort,
zeer veel worden gevergd, w’illen de optimistische verwach-
tingen van de rapporteur in vervulling gaan.
Nog één opmerking, welke betrekking heeft niet alleen
op de drie behandelde studies doch tevens op het meren-
deel der reeds verschenen sociaal-economische en econo-misch-geografische onderzoekingen, zouden wij aan deze
bespreking willen toèvoegen. Het .komt ons voor, dat
op basis van het reeds gedane werk in de meeste gevallen
met niet al te veel additionele moeite een iiaardevolle
uitbreiding aan de onderzoekingen zou kunnen worden
gegeven. In vrijwel alle studies bperkt uien zich tot een
raming van de. mogelijke industriële
7)
ontwikkeling,
waaraan gekoppeld een raming van de behoefte aan indus-
trieterreinen. Voor de. stedelijke autoriteiten zou echter
een inzicht in de gehele economische en sociale structuur
van de stad van groot belang zijn. Een berekening van het
aantal vereiste hüizen, verdeeld naar grootte en huur-
klasse, van het aantal vereiste winkels en Openbare ge-
bouwen als kerken, scholen, ziekenhuizen, café’s en restau-
rants enz. is voor de ontwerper van het bouwplan onmis-
baar, temeer als ook omtrent de spreiding dezer gebouwen
over de verschillende wijken enkele aanwijzingen worden gegeven. En al deze inforrhaties zijn te geven. Uit het be-
schikbare statistische materiaal zijn juist voor deze vraag-
stukken wetmatigheden af te leiden, die een grote mate
van constantheid bezitten en waaruit dus vrij nauwkeurige
conclusies ook t.a.v. het toekomstig verloop kunnen
worden afgeleid, indien. de bevolkingsprognose eenmaal
beschikbaar is.
Rotterdam.
D. H. VAN DONGEN T.ORMAN.
‘) Wanneer hierbij wordt getracht een splitsng te maken tussen
primaire en verzorgende bedrijven geschiedt dit op een o.i. onjuiste
wijze. Een cigarettenfabriek in stad A, wier afzet gedeeltelijk ook
in deze stad plaatsvindt is in genen dele-verzorgend voor deze stad.
Een juister criterium is, of het bedrijf ter plaatse
moet
zijn gevestigd,
daar afzet elders niet mogelijk is, en dus ook voorziening van elders
is uitgesloten.
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE JONGSTE DEVALUATIE
VAN CHINA.
De Chinese gouden yuan is na ruim twee maanden reeds
weer van haar luisterberoofd: zij devalueerde vorige week
tot 1/5 van haar vorige waarde. De nieuwe officiële wissel-
koers werd dus 20 gouden yuan in plaats van 4 gouden
yuan voor 1 Amerikaane dollar. Tegelijk met de devalua-
tie werd o6k de onmiddellijke Vrije circulatie van zilver
in China afgekondigd, hoewel het verbod, van circulatie
van buitenlandse valuta .en goud gehandhaafd blijft.
The Economist” van 20 dezer wijst erop, dat ,,no sign
of the new silver currency has yet appeared, and none is
likely to make its way into general circulation while the
present political and military chaos prevails in China”. Met de devaluatie van de yuan werd de prijscontrôle
in Shanghai en andere centra opgeheven, met als gevolg,
dat de prijzen van goederen, in het bijzonder van levens-
middelen, snel omhoog liepen. In Shanghai ontstond
spoedig na de prijsstijging een aanzienlijk geldtekort, daar
het normale mechanisme van additionele geldcreatie niet
meer functionneert. Het resultaat hiervan was, dat op de
geldrnarkt van Shanghai de rentevoeten zeer snel opliepen;
voor daggeld werd vorige week een cijfer genoteerd equiva-
lent aan 500 pCt.per jaar. Van het Chinese monetaire pro-
gramma van Augustus jl. is blijkbaar niet veel meer over-
gebleven en ook deze overblijfselen worden thans door de
militaire gebeurtenissen en de politieke onzekerheid weg-
gevaagd.
I I
–
DE ZWITSERSE ONTWERP-BEGROTING VOOR 1949.
De Zwitserse ontwerp-begroting voor 1949 sluit met een
actief saldo van frs 97 mln. Er wordt weliswaar gerekend
op een ongedekt tekort van frs 5 mln, maar daar staat
0
24 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
935
een vermogensaanwas ten bedrage van frs.102 mln tegen-
over. Onderstaand staatje geeft een overzicht van de
rekening 1947 en de ontwerp-begrotingen 1948 en 1949:
Rekening Ontwerp- Ontwerp-
1947
begroting begroting
•
.
1948
1949
Uitgaven:
‘
(in millioenen francs) –
Schuldendienst . . .
380
328
286
Bestuur en personeel
243
246
254
,,Gemeinkosten und
•
Sachausgaben”. …
856
651
446
Subsidies ……….427
449
322
Ouderdoms- en wezen-
• verzekering
27
113′
120
Totaal uitgaven
..
. .
1.933
1.787 1.428
Inkomsten: Opbrengst uit het ver-
mogen v. h. Rijk
.
184
95
113
1h- en uitvoerrechten,
belastingen en an-
dere inkomsten
.
1.420
1.372
1.212
Leges en overige in-
komsten
…….
550
338
98
Totaal inkomsten ….
2.154
1,800
1.423
Inkomstenoverschot’
.
221
13
–
Uitgavénoverschot
-.
–
5
Vermogensaanwas
..
. .
99
64
102
Actief saldo van de over-
heidshuishouding
. .
320
77
97
Bron:
November-Bulletin
1948
van de
,,Schweizerische Kreclit-
anstalt”.
Vergelijkt men de cijfers voor de bovenstaande begi’o-
tingsjaren, dan valt hij de ontwerp-begroting voor 1949
de vermindering van de subsidies op met frs 127 mln,
waardoor, voornamelijk als gevolg van de daling der graan-
prijzen, grote besparingen mogelijk zullen zijn. Het ge-
noemde Bulletin kent aan de verwachte daling van de
uitgaven voor de schuldendienst geen grotere betekenis
toe dan een interne omboeking van slechts nominaal
belang. –
–
BOEKAANKONDIGING.
Het Marshall-plan,
Handleiding tot het Europese Herstel
Programma,
uitgegeven door de Stichting Economische
Publicaties bij Drukkerij Blommendaal NV., Uitgeve-rij, ‘s-Gravenhage, September-October 1948.
Dit boekje is bedoeld als handleiding voor, het Neder-
landse bedrijfsleven over de wordingsgeschiedenis van het
Europese herstel Programma en over dé maatregelen en
voorchriften, waarmede hij de uitvoering van het E.H.P.
rekening dient te worden gehouden. ‘Terecht beveelt Mi-
nister van den Brink in zijn voorwoord deze brochure in
een zo breed mogelijke belangstelling aan; zij bevat inder-
daad een, grote hoeveelheid nuttige gegevens.
Dc Regeringscommissaris voor het lLI-I.P., Dr H. M.
I-Iirschfcld, schetst in een artikel ,,De betekenis van .het
Marshall-plan” de economische moeilijkheden in Europa,
welke Minister Marshall tot zijn befaamde redevoering van
5 Juni 1947 hebben geleid, en de daarop gevolgde stappen zowel van Europese als Amerikaanse zijde: de conferentie
te Pai’ijs van Juli/September 1947, het tot stand komen
van de ,,Foreign Assistance Act of 1948″ in de Verefligde
Staten en van het Vei’drag van Parijs nopens Europese
Economische Samenwerking, afgesloten door een over-‘
zicht van de betekenis van de ,,Foreign Assistance Act” voor Europa’s herstel. Daarop volgt een artikel onder de
titel ,,De organisatie van het Europese Herstel Program-
ma”, waarin een volledig overzicht wordt gegeven van de
opbouw van de Amerikaanse, de Europese’ en de Neder-
landse organisatie en de daarbij betrokken personen. Onder
de bitel ,,IIet bedrijfsleven en het Europese Herstel Pro-
gramma” woi’dt dan de betekenis van het E.H.P. voor het
bedrijfsleven tôt in bijzonderheden toegelicht. Met een
schets van de functie van het Instituut voor Nederlands-
Amerikaanse Industriële Samenwerking, van het Informa- –
tiecentrum Bedrijfsleven Plan Marshall en et.’een lijst
van adressen en telefoonnummers van flïjksbureaux en
Bedrijfschappen eindigt dit gedeelte van de brochure.
De Bijlagen bevatten inhoudsopgave en tekst van de
,,Foreign Assistance Act of 1948″, de ,,Foreign Aid Appro-
priation Act of 1949″, het Verdrag nopens de Europese
Economische Samenwerking en de door Nëderland gesloten
bilaterale overeenkomst met de Verenigde Staten. Een
lijst van met het E.H.P. verband houdende data, en gege-
‘ens van de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer betreffende
met de uitvoering van het E.H.P. gepaard gaande docu-
menten completeren het hoekje, dat ongetwijfeld nuttige
diensten zal bewijzen.
J. II.
L.
AANTEKENING.
HET NATIONAAL B1GET LN DE MILLIOENENNOTA.
In aansluiting op het artikel van Prof. Koopmans in
dit nummer worden hieronder de ,,Confroiitatie van mid-
delen en behoeften” en de ,,Begroting van de Nederlandse
volkshuishouding” afgedrukt, zoals ze zijn opgenomen in
de jongste Millioenennota.
TABEL
1.
GLOBAAL PLNVOORSTEL. CONFRONTATIE VAN MIDDELEN EN BEHOEFTEN
1948
EN
1949.
(in milliarden guldens)
MIDDELEN
*
1948 1949
JIEIIOEFTEN
1948
1949
Nationaal prOduct:
Consumptie gezinnen (E
101
tIni
31 103)
9,68
998
•
Bedrijven
1)
(E
305
tfm E
311,
E
504)
10,19
10,52
Netto-investeringen bedrijven (E
602
minus
Overheid
(E 411
t/m
E 413)
…………
1,18
1,44
E
625)
………………………….
1,63.
1,87
Overheid:
Kostpi’ijsverhogende belastingen minus sub-
nelto-investeringen
(E 603
minus E
626)
0,04
0,15
Tekort goederen- en dienstenbalans
(E 505) ‘)
1,13
0,84
11 409,
E
410
minus
E 421
t/in E
423)
….
..
0,89
..
0,80
sidies (E
426
minus E
407)
…………..
…
0,92
1,44
.
netto-materiële
cons.
tE
401
t/in
E
403,
overige
consumptie
(bijdrage
nat.
prod.
E
411
t/m
E
413)
…………………
..
1,18
..
–
1,14
13,62
13,94
.
13,42
13,94
1)
mci.
0,02
milliard gulden uit het buitenland.
‘) Het dollartekort op lopende rekening overtreft het hier gegeven bedrag, aangezien
in
dit laatste mede zijn begepen dc
niet-con-
vertibele overschotten ten aanzien van enkele gebieden met zwakke valuta.
Bij vergelijking met de cijfers betreffende de E.H.P.-bijdrage voor het ,,fiscal year”
1948/1949
dient
te
worden bedacht, dat de
–
bovenstaande cijfers betrekking hebben op het kalenderjaar
1949.
‘
,
936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 November 1948
TABEL 2.
*
BEGROTING VA.N DE NEDERLANDSE VOLRSIIUISHOUDINU. EXPLOITATIEBEKENINc1EN VOOR 1948 EN 1949.
(in milliarden guldens)
LASTEN
1. Gezinsbuishoudingen.
–
BATEN
Post
Tegen-
p
Omschrijving
Bedr
Po
Tegen-
–
Omschr
ij
ving
Bedrag
1948
1949
1948
1
1949
POS
Consumptie van goederen
Beloning productiefactoren
E
101
E
32f
en diensten, geleverd door:
Bedrijven
………
…..
9,43 •.
9,70
door:
Bedrijven
E
102
E
E
421
0,09 0,13
.E
121
E
305
Pensioenbijdragen
0,23 0,25
103
E
521
0,16
0,15
E
122
E
306
8,62
8,91
E
104
E
425
1,43
Overheid:
E
105
E
221
Overheid
……………
Premies en pensioenbijdra-
E
123
E
411
Pensioenbijdragen
0,05
0,05
Buitenland
………….
gen
aan
collectieve
inko-
…1,24
E
124
E
412
Overige beloning
.
……….
Salarissen
… . ……….
0,97
0,93
Belastingen
…………..
menstrekkers: 1948
1949
‘E
125
T
413
Rente
…………….
0,16
..
0,16
totaal
……0,64
0,91
.
Overgedragen inkomens
af: administra-
.
van:
tiekosten
..
0,12
0,14
E
126
E
201
collectieve
inkpmenstrek-
0,52
0,77
kers
……….
.
………
..
0,40
0,55
Overheid:
T
–
127
E
404
Rente
over
oorlogsschuld
0,18
0,21
E
128
E
405
Pensioenen en steun
. . ,
0,48
..
0,46
E
129
E
601
Ontsparingen
……….
0,35
0,66
T
119
E
139
Totaal
……………..
1
E
139
E
119
Totaal
………………
12,18
11,44
1
12,18
11,44
..
H.
Collectieve
Itikomenstrekkers.
E
201
E
126
Pensioenen
aan
gezinnen
0,40
0,55
E
221
E
105
Premies en pensioenbijdra-
T
202
E
–
‘622
Beleggingen
…..
…….
0,45
0,68
gen van gezihnen
0
1
52
0,77
E
222
E
406
Andere
bijdragen
van de
..
Overheid
…………..
0,10
0,22
E
223
E
408
Rente van Overheid over
.
017
0,18
oorlogsschuld
…………
T
224
E
310
Rente van bedrijven
0,04
0
1
04
T
225
E
504
Premies uit Indonesië
. . .
0,02 0,02
E
219
E
259
Totaal
…………….
0,85
1,23
E
239
E
219
Totaal
……………..
0,85
1,23
1H.
BdrIJfslniishoitdingen (Inclusief overhehlsbedrjven).
Leveranties van:
–
,
Leveranties aan:
E
301
E
422
Overheid
……………
0,14
0,19
E
321
E
101
9,43 9,70
E
302
E
522
Buitenland:
1948
1949
E
322
E
602
Bedrijven, investeringen
. .
3,01
3,31
Goederen f.o.b. 4,23
4,48
E
323
E
401
Overheid, consumptie
…..
0,50
0,51
C.i.f.-f.o.b.
. .
0,42
0,45
E
324
E
603
Overheid, investeringen
. .
0,52
0,63
Diensten
. .
0,45
0,48
.
E
325
E
501
Gezinnen.
……………
Buitenland:
1948
1949
5,10
5,41
Goederen
. :
2,81
3,35
E
303
E
426
Kostprijsvei’hogende belas-
Diensten
. .
0,97
1,02
tingen
………………
1,78
1,96
Gerepa- T
304
E
625
1,38
1,44
trieerden
. .
0,19
0,18
Bijdrage
tot
het nationaal
–
4,55
Afschrijvingen
…………
snkomen:
–
..
T
326
T
409
Rente van:
0,06
0,05
T
305
E
121
Pensioenbijdragen
0,23
0,25
E
327
T
503
0,22
0,23
T
306
E
122
Beloning prod. factoren
.
8,62
8,91
.
T
328
E
407
Subsidies van de Overheid
0,86
0,52
E
307
T
424
Rente
en
winst
aan
de
Overheid
……….
……
0,10
0,11
E
309
E
428,
Winstbelasting
……….0,18
0,19
Buitenland
…………..
E
310
T
224
Overheid
…………….
Rente
aan
collectieve in-
komenstrekkers
……..-
0,04
0,04
E .311
E
623 1,00
1,00
T
319
E
339
Reserveringen
………..
Totaal
……………..
E
339
E
319
Totaal
………………
..
19,50′
.
18,57 19,50 18,57
LASTEN’
IV. Overheid (exclusief
overhcidsbedr(jvcn).
”
BATEN
Post
Tegen-
post
Omschrijving
Bedrag
Post
•
Omschrijving
Bedrag
1948
1949
post
1948
1949
Leveranties van: Leveranties aan:
E
401
T
323
Bedrijven
…………..
0,50
0,51
E
421
E
102 0,09
0,13
E
402
E
523
Buitenland
…………
0,09
0,09
E
422
E
301
0,14
0,19
E
403
T
626
Afsrhrijvingen
……….
0,48 0,48
E
423
‘T
502
Buitenland
…………
0,07
0,07
/
Overgedragen inkomens
E
424
T
‘
307
Rente en winst van bedrij-
E
404
E
127
-aan gezinilen:
.
Rente ooi’logsschuld …….
0,18
0,21
E
425
E
104
Gezinnen
……………..
Bedrijven
………………
ven
………………..
Belastingen van gezinnen.
0,10
1,24
0,11
1,43
E
405
E
128
Pensioenen en steun
….
0,48
0,46
T
426
E
303
Kostprijsverhogende belas-
..
E
406
E 222
Bijdragen
aan
collectievc’
….
….
.
1,78
1,96
inkomenstrekkers ……..
0,10
0,22
Winstbelastingen van:
….
–
E
407
E
328
Subsidies aan bedrijven
.
0,86
0,52
E
428
E
309
0,18 0,19
E
408
E
223
Rente
oorlogsschuld
aan
,
collectieve
inkomenstrek-
tingen
………………….
kers
………………
0,17
0,18
….
…
E
409
E
326
Bedrijven
…………..
0,06 0,05
E
410
E
525
Overige rente an:
–
…
Buitenland
…………
0,06
0,06
Bijdrage
tot
het nationaal
inkomen:
Bedrijven
…………….
Beloning productiefactoren
..
.
E
411
T
123
aan gezinnen:
Pensioenbijdragen als werk- gever
……………….
0,05
0,05
–
E
412
T
124
Lonen en salarissen
, . .
0,97
0,93
E
413
E
125
Rente
… ………….
0,16
E
414
E
621
Saldo
………………
.0,16
.
0,56
0,16
E
419
E
439
Totaal
………………
E
439
E
419
Totaal
…….. ……..
.
4,08 3,60
1
4,08
1.
‘3,60
Leveranties van:
14
501
E
325
Bedrijven
…………..
E
502
14
423
Overheid
E
503
E
327
Rente aan bedrijven
.
Bijdrage
lot
het
nationaal
inkomen:
E
504
E
225
Premies
collectieve
inko-
menstrekkers …………
E
505
E
624
Saldo
……………….
E 519 1 E 539 t Totaa1
E52t
3,97
4,55
0,07
0,07
14
522
0,22
0,23
E 523
14 524
E 525
0’0
2 0,02
3 0,84
5,41 5,71
E
103
Consumptie van ge7innen
0,16
0,15
Leveranties aan:
E
302
5,10
5,41
E
402
Overheid, consumptie
0,09 0,09
14
604
Bedrijven
……………
Overheid, investeringen
. .
–
T
410
Rente van de Overheid
. .
0,06
0,06
E
539
1
E
519 1 Totaal
…………….t. ‘5,41
1
5,71
SaIdo exploitaticrekening:
E.
601
T
129
Gezinnen, ontsparingen
0,35
0,66
E
621
Bruto-investeringen:
E
622
E
602
E
322
Bedrijven
…………..
3,01 3,31
Overheid:
T
623
E
603
T
324
0,52
0,63
E
.
624
14
604
E
524
van
buitenland
……..
– –
–
van
bedrijven
…………
..
E
625
..
E
626
É
619
E
639
Totaal
……………..
E
639
3,88
4,60
–
Saldo exploitatirekening:
E
414
-0,56
.
0,16
E
202
Collectieve
inkomenstrek-
0,68
E
311
Bedrijven, reserveringen
.
1,00
‘1 ,00
E
505
Overheid, overschot …….
Buitenland,
tekort
goede-
kers, beleggingen
……….0,45
ren- en
dienstenbalans
.
1,13
.
0,84
Afschrijvingen:
E
304
Bedrijven
……………1,38
1,46
E
603
Overheid
……………0,48
–
0,48
E
619
1
Totaal
…………….
1
3,88
1
4,60
S
24 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
937
DEBET
(aanwending ten behoeve van)
VI,
Mutatjes Nationale
Balans.
CRE DIT
(beschikbaar uit)
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Ook in de afgelopen week gaf de situatie ter geldmai’kt
weinig wijzigingen te zien. De- markt bleef onveranderd
ruim, zodat caligeld, dat
–
4
pCt bleek noteren, niet steeds
te plaatsen was. De vraag naar zeer kortiopend papier
bleef aanhouden, doch aanbod in deze promessen nas er
vrijwel niet, zodat hierin zeer weinig transacties tot stand
kwamen. Decemberpapier werd dan ook tevergeefs tegen
het wel zeer lage disconto van
7/
pCt gevraagd, terwijl
driemaandspi’omessen op 1
1
/
16
pCt werden gezocht. In de
langere termijnen, waarvan een veel groter bedrag in de
portefeuilles der geldmarktinstellingeh aanwezig is, kwa-
men enkele transacties tot stand, meestal om toevallige
hiaten in de poi’tefeuilles op te vullen. Mei- en Junipapier,
was tegen
1./8
pCt aangeboden ian het einde der week,
het meer schaarse Julipapier werd tegen
1/8
pCt gevraagd,
terwijl de marktdisconto’s voor het langer lopende papier,
zich practisch op 1/
pCt
stel4en.
Op
Maandag.22 November zal de beurshandel worden
verruimd met binnenlandse certificaten van vooi’namelijk pondeneffecten en enige depôtfractiebewijzeri. Ook certi-
ficaten van Belgische effecten zullen binnenkort tot de
notering worden toegelaten, doch in tegenstelling tot de
certificaten van pondenstukken zal hierin slechts verkoop
mogen plaatsvinden, waarna de certificaten geroyeerd en
de onderliggende effecten in België moeten worden ver-
kocht, evenals dat thans met certificaten van Amerikaanse
effecten het geval is. In de cei’tificaten van pondeneffecten
zal dus wel binnenlandse ruil mogelijk zijn, hetgeen ook
geredelijk kon worden toegestaan, omdat, zoals bekend, de
Nederlandse pondenpositie niet zo slecht is. Aangezien
echter ook vroeger in deze stukken weinig handel plaats-‘
vond, en arbitrage-affaires, bijv. met de Londense effecten-markt, niet mogelijk zijn, zal de nieuwe faciliteit vermoedè-
lijk weinig bijdragen tot een toeneming van de omzetten
ter beurze.
In de afgelopen week is de gedurende enige maanden
plaatsgevonden hebbende koersdaling op de Amsterdamse
aandelenmarkt onderbroken door een koersstijging van
vrijwel alle fondsenrjbrieken. De koerswinsten waren over
het algemeen van bescheiden omvang, en kwamen bij ge-
ringe omzetten tot stand. Men zal moeten afwachten, of-
het hier slechts een tijdelijke onderbreking van de dalende
trend betekent, of dat inderdaad eeri principiële wijziging
tot stand is gekomen., Het valt moeilijk, om voor het’
laatste een verklaring te zoeken, omdat de factoren, welke de koersdaling hebben veroorzaakt (wegneming der deva-
luatievrees, beëindiging van de inflationistis6h6 tendenties
in de binnenlandse ecol)ornie, en afnemende exportwinsten)
nog steeds werkzaam zijn. 1-let kan ,zijn, dat men deze
omstandigheden reeds in voldoende mate in het koerspeil
verdisconteerd acht, doch hieromtrent valt weinig te zeg
–
gen. De historie van de ontwikkeling der aandelenkoersen
in België sedert het einde van de oorlog zou eerder het
tegendeel doen verwachten.
De staatsfondsenmarkt gaf geen wijzigingen van beteke-
nis te zien. Alleen stegen de 3 pCt investeringscertificaten
in koers tot 98/16 pCt, vermoedelijk omdat men minder
gemakkelijk vervroegde verhandelbaarheid toestaat.
–
12 Nov. – 19 Nov.
198
1948
A.K.0…………………..144
1554
V.
Berkel’s Patent ……………1184
121
Lever Bros. Unilevef
C.
cv. A….2764
2744
Philips
G.
b. v. A……………2264
2314
Koninklijke Petroleum ……….309
316
l
–
I.A.L.
……………………
161
161
N.S.U.
……………………1584
1634
H,V.A ……………………..
……………………248
2474
Deli Mij
.C.
v. A……………1454
‘ 1484
Amsterdait Rubber ………….154
1514
Internatio
………………..186
186
STATISTIEKEN.
BANI( VAN ENGELAND.
.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
e
.
«
o
25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428.2
22,1
3 Nov.’48
0,2
1.299.2
1.300
1.233,9 66,3
10 Nov.’48
0,2
1.299,2
1.300
1.235,6′
64,6
17. Nov.’48
0,2
–
1.299,2
1.300
1.236,0
.
66,3
–
Othersecu.rities
Dejosits
–
.-.-
cd cd
–
‘iz.
cd
o
.
.
cn
25Dec. ’46
1,3
311,8
13,6
15,8
346,5
10,3
278,9
3 Nov.’48
–
2,8
‘
325,2
23,7 33,6
433,5
16,7
304,1
10
Nov. ’48
.
2,9
327,4
22,4
27,0
426,5
14,0
312,1
17 Nov.’48
3,0
33
–
1,0
26,9
24,6
434,0
15,3
,
313,4
38
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
24 November 1948
DE NEDERLANDSCHE BANK.
DE
NEDERLANJiSUIIE BANK.
Te.rkorte
balans op 22 November 1948.
–
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
Activa.
Wissels, pro-
Hoofdbank
t
–
1)
.schuldbrievcn
Bientsch
jbank
Ag.,,
1
t5COfl 0
T
6.000,-‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de
Bank
gekocht
(art. 15,
sub 4,
van
de
Bankwet.
1948)
……………………..
.
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge Overeen-
komst van
26 Februari
1947
…………
..
1.800.000.000,-
Beleningen:
(
Hoofdbank
T
138.984.523,63
1
)
(mcl. voor-
1
schotten in re-
Bijbank
557.168,47
kening-courant
1
op onderpand)
1.. Agentsch.
6.174.618,06
145.716.310,16
Op
effecten,
enz.
……….
..144.680.496,49′)
Op goederen en celen
1.035.813
1
67
-t 145.716.310,16 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 van de Bank-
wet
1948)
.- ………………………..
–
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge Overeenkomst van 26 Februari 1947
,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal
.
–
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……..T
450.504.302,78
Zilveren munt, enz …….
..3.337.063,78
453.841.366,56
Papier op het buitenland
..
t
341.048.680,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland
……….
..
120.851.549,36
Buitenlandse betaal-
middelen
…………….
..5.967.758,74
467.887.988,10
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
105.937.763b8
fonds
………………………………
Gebouwen
en inventaris
………………..
2.500.000,-
Diverse
rekeningen
………………….
..
230.994.343,50
4.706.863.771,40
Passlva.
Kapitaal
…………………………..t
10.000.000
1
–
Reservetonds
……………………….
.. 12.759.703,05
Bijzondere
reserves…………………..
….
Pensioenfonds
……………………….
..
54.447.566,03
20.019.110,91
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
……
412.285.480,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
..:.,,’
3.031.396.700,-
Bankassignaties in
omloop …………………
86.567,67
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
t
362.429.953,51
Geblokkeerde
saldo’s
van
banken
……………,,
61.881.198,27
Geblokkeerde
saldo’s
van anderen
…… . …….
..10.104.193,51
782.630.763,82
Vrije
saldo’s
……….
..
1.226.046.109,11
Diverse
rekeningen
………………….
..
229.822.534,63
/
f 4.706.863.771,40
1)
Waarvan schatkisipapier recbtstreeks
door
de Bank in disconto genomen
.
……….
T
–
‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië (Vet van 15
Maart
1933,
Staatsblad
no.
99)
……….
…
36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
…. …
141.817.287,-
ZWEEDSE IHJKSBANK.
(Toornaamste posten in millioenen
kronen).
Metaal
Staatsfondsen
0
u
0
,.,
0
,G)
.
Data
0
.o
0)0
0
tb
.o -2
°
0,0
cd
‘0
31 Dec.
1946
839
532,1.544
504
284
94
182
30 Oct.
1948
177
112
3132
152
185
–
182
6 Nov. 1948
177
012
3.148
452
198
–
182
15’Nov. 1948
178
113
3.172
950
218
–
182
Deposito’s
0
.
0)
).
.
Direct opvraagbaar
0
.
Data
,
ÇP73
,0
‘0
‘0
E
j.
34 Dec.
1946
30Oct.
1948
6 Nov. 1948
15 Nov. 1948
2.8771
2.9351 2.840 2.769
8751
8761
1
970
19.185
706
636
1
630
984
94
133 233
98 .
1
230
1
184
1
185
196
474
1
105
112
119
1
7
1
7
0)
.02
°000
0
,
0
0)
0
1.2•
0
01
0)
0
0’O
cs
‘4B
Pq
0
4
30 Dec. ’46
700.876
.4.434.786
100.816
103
153.109
11
0ct. ’48
457.350
337.814
114.265
1
146.771
18
’48
457.505
338.260
121:698
1
143.006
25
’48
455.448
346.968
111.952
t
148.140
1
Nov. ’48
454.412
345.493
109.412
1
150.625
8
.,
’48
454.358
337.961
134.353
1
142.266
15
,,
’48
454.465
349.178
131.833
6
144.502
22
’48
453.841
341.049
426.819
6
145.716
–
0
,
Saldi in rekening-courant
Zo
00
‘
‘0
.0
Id
Ln
-,0
(.0
30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
11
Oct. ’48
3.039.923
401.259
88.674
21.724
698.024
18
’48
3.012.025
336.253
121.056
21.107
707.797
25
,,
’48
3.013.841
347.129
70.158
20.404
803.339
1
Nov. ’48
3.080.568
303.778
77.258
.
21.672
762.181
8
’48
3.047.127
324.905
. 80.180
19.988
794.153
15
’48
3.033.069
331.834
81.791
20.204
798.824
22
,,
’48
3.039.397.
362.430
61.881
19.104
.
782.631
STAND
VA ‘s RIJKS KAS.
Vorderingen
6 Nov. 1948
J
30 Oct. 1948
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederl. Bank N.V.T
315.160.500,55
t
393.209.747,53
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Bank voor Neder-
landsche
Gemeenten
405.111,98
439.286,25
Kasvorderingen wegens ere-
dietverstrekking
aan
het
Daggeldlening
tegen
onder-
Saldo der postrekeningen van
buitenland
………………..
Voorschotten op ultimo Sept.
pand
………………….
–
–
1948
aan
de
gemeenten
Rijkscomptabelen
………485.854.547,68
,,
700.893.130,56
wegens
aan
haar
uit
te
Vorderingen in rekening-cou-
60.314.165,32
,,1 154.843.093,41
kerèn belastingen
……..
….19.205.894,16
,,
19.205.89416
rant op
Indonesië
…………
Ned. Antillen
–
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
Suriname
…………..
……31.370.749,09
,,
31.371.341,59
sioenfonds
…………..
Het
–
staatsbedrijf der P., T.
enT
.
……………….
–
–
Andere
staatsbedrijven
en in-
stellingen
……………,,
259.956.446,01
,,
255.727.308,66
Verplichtingen
Voorschot,
door
De Nederl.
Bank N.V. verstrekt
–
–
Voorschot,
door De
Neder-
landsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant verstrekt
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten in
omloop
fl651.093.100,-
fl638.093.100,-
Schatkistpromessen
bij
De
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge
overeenkomst
Schatkistprornessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
f
5.904,5 m/m wo. garantie
–
Bretton
4’oods / 804 mill
,,5100.500.000,-
5049.200.000,-
Daggeidieningen
–
–
Schuld op ultimo September
1948
aan
da
gemeenten
wegens
aan
haar uit te
Schuld In rek.-courant aan:
van 26 Februari 1947 …….1800.000.000,-
,,1800.000.000,-
Indonesië
…………….
Suriname
………….
–
.
–
Muntbiljetten in omloop ……..143.666.118,-
,, 143.870.800,-
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
keren belastingen ………………-
–
lIet staatsbedrijf der P., T.
………-
–
Ned.Antillen
……………..1.740.645,92
,,
1.740.645,92
Andere staatsbedrijven
–
–
sioenfonds
…………..
…..35.288.525,29
,,
34.061.880,54
Schuld aan diverse instellin-
en
T
………………
….606.414.343,98
,,
832.180.767,21
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist
……………..2249.327.120,30
,,2273.653.811,-
11
24 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
939
FEDERAL
RESERVE
BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).
Metaalvoorraad
Other
U.S. Govt
1
Goudcer-
Data
cash
securities
Totaal
tiîicaten
31 Dec.
1946
1
18.381
17.587
268
23.350
28 Oct.
1948
1
22.729
1
22.098
277
23.242
4 Nov. 1948
1
22.746 22.116
254
23.239
12 Nov. 1948
1
22.826
L
22.195
251
23.144
FR-bil-
Deposito’s
Member-
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Govt
banks
Dec.
1946
24.945
17.353
393
16.139
ct.
1948
~8
1
23.999
•
22.372
1.524
19.960
Nov. 1948
24.113
22.204
1.473
19.846
12 Nov. 1948
24.182
22.413
1.553
19.947
WERKLOOSIIEIJ) IN
NEDERLAND
‘).
Maand
[
Werklozen
)
Wachtgeiders’)
112.622
201.400
45.953
7.800
24.600
1.200
31
Dec.
1947
…………….
30.600′)
1.400
30
Juni
1945
……………..
29
Juni
1946
……………..
36.700′)
2.600
29
Nov.
4947
……………..
36.000
3.400 26.800
1.700
.
26.400
1.800
31
Jan.
1948
……………..
22.400 1.600
28
Febr.
1948
……………..
21.200
1.500
31
Maart1948
……………..
30
April
1948
……………..
31
Juli
1948
…………….
22.000
1.500
31
Mei
1948
……………..
30
Juni
1948
……………..
31
Aug.
1948
…………….
24.800 4.400
. .
25.900 1.400
30
Sept.
1948
……………..
31
Oct.
1948
……………..
28.8b0
1.300
1)
Bron: ,,Statlstisch Bulletin van het C.B.S..
‘)
Gegevens van de arbeidsbureaux.
)
Bovendien
600
vorst- en hoogwaterwerklozen
uit het vrije
bedrijf.
‘)
Bovendien 4.200 vorst- en hoogwaterwerklozen
uit het vrije
bedrijf.
NATIONALE
BANK VAN
BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
c
OQ)
•,
0
0
cd
0-
)
cd
0
.G
00
)•_
‘a;)
3
G)
16 Sept.
1948
28.136 11.042
427
9.986
303
414
14 Oct.
9948
28.368
11.723
581
9.349
1
278 435
21 Oct.
1948
28.326
12.103
426 8.491
‘
230
458
28 Oct.
1948
28.235
12.232
430
8.960
444
473
4 Nov.
1948
27.980 12.632
431
9.579
463 473
10 Nov.
1948
27.992
12.769
495
9.174
318
486
18 Nov.
1948
27.805
12.674
451
7.680
296
523
Rekening-courant
saldi
0
.cd
g.
t
¶9
1
Cd
‘
10
_
0
•
.c
– .d
Cd
cd
c
cd
1
.n
i
r. C
E
1
zo
..0
16 Sept.
1948 657
91.729
81.568
1
22
2.625
6.251
14 Oct.
1948
765
92.763
82.198
1
114
3.018 6.513
21 Oct.
1948 770
91.807 81.555
1
114
2.925
6.234
28 Oct.
1948 776
92.628 81.773
115
2.879
6.864
4 Nov.
1948 786
93.209
82.962
1
117
2.898
6.226
10 Nov.
1948
795
92.852
82.619
1
116
2.804
6.258
18 Nov.
1948
804
92.240
81.664
j
259
3.253
6.558
Annonces voor het volgend nummer
• dienen uiter’ijk Maandag 30 Nov. a.s. in het bezit te
zijn van de administratie, Lange Haven 141, Shiedam
4
Vacaturc8
1
FINANCIËLE INSTELLING te Amsterdam
vraagt voor haar afdeling Particulieren (Effecten)
een –
•
kracht
N.V. ‘BRONSWERK
AMERSFOORT
AMSTERDAM
ROTTERDAM
Afd.
Pijpleidingen
V/H BECHT & DYSERINCK
Vereisten zijn:
Afd.
Warmtetechniek
Grondige kennis van het Effectenvak. Beheersing,
V/H
HUYGEN & WESSEL
vooral in geschrift, van de Nederlandse- en de
moderne
talen.
Goede
omgangsvormen
met
cliënten en personeel. Leeftijd ostreeks 40 jaar.
m
I
Afd.
Luchttechniek
V/H
BECHT & DYSERINCK
Afd.
Koeltechniek
Brieven met roll. bijzonderheden omtrent levensloop en.
V/H HUYGEN & WESSEL
onder no.
1312
bar, van dit blad, postbus
42,
Schiedam.
Afd.
Electrotechniek
V/H
HUYGEN & WESSEL
Land- en Scheepslnstallagje9
Exporteurs
naar Zuid- en Midden-Amerika
Grijpt de kans, U geboden door het half
December, grotendeels in het Spaans
verschijnende belangrijke Zuid- en
Midden-Amerika nummer van Groot-
handel en zendt ons thans omgaand uw
advertentie in. Uitgebreid en zeer
geselecteerd adressenmateriaal in alle
Zuid- en Midden-Amerikaanse Repu-
blieken beschikbaar.
KONINKL. NEDERLANDSCHE BOEKDRLJKKERIJ
H. A.
M.
ROELANTS
SCHIEDAM – POSTBUS 42 – TELEFOON
69300
9dt per
–
%’A N GEND & LOOS
Vervoer in een
hand
door
‘t
gehele land
MAXIMUM SERVICE. MINIMUM KOSTEN
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie en Administratie 38040. Giro 8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen:. Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.
Âbonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f 26 per, jaar,
voor België/Luxemburg /
28 per jaar, te voldoen door storting.van de
tegenwaarde in /rancs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) f26, overige landen 128 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts iorden beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Wesizee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
–
Alle correspondentie betreffende advertenties le richtenaan do
Firma H. A. M. Roelanto, Lange Haven rr, Schiedam (Telefoon
69300, toestel 6).
9e eau Ieeiu in de SdeepâoutÛ
Zie hiervoor de binnenkort verschijnende
December-aflevering van het
Eçonomisch
Statistisch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het Nederlandsch Economisch Instituut
Jaarabonnementen
f6,50
voor abonné’s E.-S.B. f5,-
Telefoon 38040, Rotterdam
Giro no. 8408
Losse nummers
75
cents, resp.
12 B. francs,