AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
.
ALGEMEEN, WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCffiN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
33E
JAARGANG
WOENSDAG 20 OCTOBER 1948
No. 1641
1
COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:
J. E. Mertens; R. Miry;
J.
pan Tichelen; R. Vandeputte;
F. Vers ichelen.
–
Gegenens oper adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde pan dit nummer.
INHOUD:
Blz.
De artikelen van deze week ……..823
Sorimaire, summaries ………………824
Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
door Prof. Mr
C. W.
de Vries ………………………….
825
De arbeidsproductiviteit in enkele bedrijfstakken
door
Ir J. Sandee
…………………………..
826
1-let niveau der arbeidsproductiviteit in Engeland
door Dr J. E. oan Dierendonch ……………..
828
De walvisvaart
door A. G. U. Hildebrandt ……..
829
A a n t e k e n i n g.:
1)o haven van Rotterdam na de bevrijding
door H. A.
Beusekamp
………………………………..
833
Internationale noti,ties:
Prijsdalingen op de wereldmarkt
………………….
835
Migratlemogeli.jkhedcn en -mooilijkhedeil in het Britse
Oomenebest
………………………………..
835
Geld- en kapitaalmarkt
……………………836
Statistieken:
Bankstaten
………………………………….
836
Overzicht van de opbrengst der Rljksmlddclen
……….
837
I)e koletipositio van l3elgiü
……………………….
838
ilavonbeweging
…………………………………
839
Iiileggingen en terugbetalingen 01) particuliere spaarboekjos
bij do Algemeene Spaar- en Lijirentekas in België
839
Stand van ‘s Rijks ICas
…………………………
839
Overzicht der laatste vier verkorte balansen van De Neder-
landsolie Bank
………………………………
840
DEZER DAGEN
had – volgens berichten – Dr van VIook ontslag genomen.
op korte termijn uit zijn functie van Luitenant-Gouverneur
Generaal, althans ontslag gevraagd uit die functie; althans
de indruk gewekt ontslag te vragen uit die functie,althans
het voornemen te kennen gegeven ontslag te zullen vragen
uit die functie. De Nederlandse Regering had – volens
•
berichten – besloten Dr van Mook ontslag te verlenen
op overzichtelijke terrhijn uit zijn functie van Luitenant-
Gouverneur-Generaal, althans heni ontslag te- verlenen
uit die functie, althans de indruk gewekt, besloten te
hebben ontslag te verlenen, althans een ontslagaanvrage
te aanvaarden.
Een van de mogelijke koppelingen uit deze beide reeksen
subsidiaire gevallen kn wellicht de juiste toestand weer-
geven; van een Nederlands volger’der nieuwsberichten en
persbeschouwingen mag niet met recht de intelligentietest
worden geëist, deze combinatie te kunnen aangeven.
Het staat wel vast, dat de positie van de Luitenant-Gouver-
neur-Generaal in geding is.
In dezelfde geest staat men tegenovei de plaatsbepa-
ling van de voorstellen, gedaan door de heer Cochran,
Amerikaans vertegenwoordiger in de Commissie van Goede
Diensten. Deze gaan ritomenteel tussen Batavïa en Djokja-
.karta heen en weer. Het staat niet vast, wanneer de onder-
landelingen met de Republiek zullen worden heropend.
Zoals Sandeau ergens opmeikt . ,,les opinions se discutent,
les sentiments ne se discutent pas”.
Het is, zoals de heer I-Ioffman, beheerder van het
Europees herstelprogram, heeft opgemerkt ten aanzien
van de al evenzeer heen en weergaande berichtgeving over
de eventuele stopzetting van de ontmanteling in Duits-
land, zaak het probleem te brengen ,,into proper perspec-
tive”. Vast staat, dat de Westeuropese Regeringen zich
inspannen er kijk op te krijgen. Zo hebben ook hun minis-
ters van Financiën vergaderd om een eerste indruk te
krijgen van de kosten van de gemeenschappelijke defehsie.
Op dezelfde voet als Hoffman, heeft de Franse Rege-
ring haar antwoord gereed ten aanzien van de recente
maatregelen betreffende de koers van de franc. Deze mag
men beschouwen hetzij als een rechttrekken of een aanpas-
sing of een revaluatie. Anderen noemen het devaluatie.
Vast staat, dat ‘de waarde Yan de Franse nationale munt-
eenheid, uitgedrukt in Nederlands courant, momenteel
één cent is.
Vast staat ook, dat ,,The Times” ongerust wordt. In
het hoofdartikel van 18 October jl., waarin het gereed-
komen van het Europese plan voor 1948/1949 wordt ge-
prezen, wordt gewaarschuwd: ,,lf the new alignment of
the franc is merely the prelude to another disastrous fahi
in values . . . . Britain’s sacrifice at this time will have
gone for nothing”.
Het alternerend bovenkomen ‘van nieuw perspectief en,
bezorgdheid beheerst momenteel ook de Nederlandse
vakverenigingen, zo niet de Nederlandse Regering, over de loonpolitiek. Wordt de afschaffing der subsidies op levens-
behoeften opgevangen door loontoeslagen? De economie
is de leer der. alternatieven, maal’
ifl
de nieuwste uitwerking
overheerst de leer van de marktstrategie. Zijn daarom ook
weder de Noordduitse naast de Beneluxhavens naar
voren gehaald?
–
1
—
–
DE VONKDIE
s
TTF
i
IS
°°°_VOLT
•
Met zijn zê1fgeslepen lensjes ont-
dekte deze intelligente mandenmakers- –
zoon het bestaan’ van bacteriën en
andere kleinigheden waar de wereld
niet van wist. En ‘nog na 3 eeuwen
eert een bewonderende Wetenschap in Antony van Leeuwenhoek
de liefdevolle dienaar der mensheid, de man die de ware vonk
in zich had, De ,,grote kleine vonk”, die aan het begin staat
van elke’ bijzondere prestatie qp geestelijk of stoffelijk gebied:
de vonk der Toewijding. Want wat men grââg doet, doet men
goed
.en wat
men het liefste doet, doet men het beste
Tref-
fend
zièn wij
dit gebeuren bij de tienduizenden mensenin
een
veelzijdig, rijk geschakeerd
bedrijf
als
Philips, waar
ieder
het
werk vindt, dat hem ligt
en dat
de
beste kanten
van
zijn
persoonlijkheid doet uitkomen.
‘S
lul
Publicatie: Philips – Eindhoven
–
•-
–
.’
”’- .,,
–,.
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
828
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Mr J. W. de Vries,
Fubliekrechteljke Bedrijfsorgani-
•
satie.
Invoering van de wet op de publiekrechtelijke bedrijfs-
organisatie zal terugtred van overheidsbemoeienis be-
tekenen. Wanneer dit tengevolge heeft, dat regels ver-
dwijnen, welke nu voçr dë rechtstreekse behartiging van
het algemeen belang nodig worden geacht, zullen dan de
nieuwe maatschappelijke organen gedwongen kunnen
worden dit algemeen belang te dienen? Er is gelegenheid
tot twijfel, vanwege het in het ontwerp terug te vinden
dubbel compromis. De Belgische wet ,,houdende Organi-
satie van het bedrijfsleven” berust op de gedachte, dat de bedrijfsorganen slechts adviserende bevoegdheden
zullen hebben. België is ons, wat de Organisatie van het
bedrijfsleven betleît, ver voor. Wij liggen achter, maar
willen veel méér, in eens, bereiken. In België is geen sprake’
van ,,ontvoogding” of ,,ontmanteling” van de Slaat. De
vraag is, of Nederland daaraan toe is.
Ir T.
Sandee,
De arbeidsproductic’iteit in enkele bedrijfs-
takken.
–
Nu de beschikbare arbeidskrachten vrijwel geheel in
het productieproces zijn ingeschakeld, kan een vooruitgang
van het reëel nationaal inkomen slechts worden verwacht
bij een stijgende arbeidsproduëtiviteit. Van deze stijging
valt nog maar weinig te bemerken. Voor een nadere be-
studering, van het beloop der arbeidspn5ductiviteit in af-
zonderlijke bedrijfstakken is het beschikbaar statistisch
materiaal uiterst schaars. Wel loopt de arbeidsproductivi-
teit van bedrijfstak tot bedrijfstak sterk uiteen, van een
regelmaat naar bedrijfstype, arbeidsintensiteit van de
productie e.d. is echter niets te bespeuren. Ook het pro:
ductiepeil heeft betrekkelijk weinig invloed op de arbeids-
productiviteit. De voor de afzonderlijke bedrijfstakken
beschikbare cijfers laten blijkbaar slechts een zeer partiële
diagnose toe.
1h’ J. E. van Dierendonck,
Het niveau de,’ arbeidsproducti-
uiteit in Engeland.
1-let moet van essentieel belang worden geacht bij inter-
nationale vergelijkingen van de arbeidsproductiviteit
niet slechts overeenko’mstige wegingscriteria, maar ook
overeenkomstige wegingsjaren te gebruiken. Dit betekent,
dat voor Engeland, indien men de vergelijkbaarheid met
,Nederland wil handhaven, voor 1947 een arbeidsproduc-
‘tiviteit van 104 (1938 = 100) moet worden aangenomen.
De raming, welke het Centraal Plan Bureau voor Engeland
heeft gemaakt, blijkt dus nog aan de lage kant te zijn.
Daar uit andere berekeningen blijkt, dat het Engelse loon-
peil in 1949 vermoedelijk op tenminste 225 t.a.v. 1938
zal uitkomen, resulteert hieruit een toelaatbaar loonpeil
voor Nederland van ca 197 t.o.v. 1938. Zoals men weet,
is het tegenwoordig peil reeds hoger.
A. G.
U. llildebrandt,
De miluisuaart.
Uit gegevens omtrent het beloop van de walvisvaart na
de oorlog blijkt, dat de belangrijkste walvisvarendé mo-
gendheden, Noorwegen en Engeland, op zeer korte termijn
de wederopbouw van hun vloot hebben bevorderd door de bouw van nieuwe, zeer grote fabrieksschepeii, ondanks de
hoge kosten daaraan verbonden. Daardoor heeft dit ris-
kante bedrijf een belangrijke bijdrage
tot de vetvoorziening
kunnen leveren. Ook landen als Japan en Rusland (en
straks Argentinië) nemen aan de walvisvaart deël; hoewel
ze normaliter geen behoefte aan traan hebben; ze zullen
naar West-Eüropa gaan exporteren. In de toekomstzijn
ongewenste toestanden op de wereldmarkt voor traan niet
uitgesloten. Vervroegde sluiting van het seizoen is in het
komende seizcen waarschijnlijk te achten,
NV: KON IN KL IJ KE
N ED ER L A N DS C H [
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo – Henglo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van.
zoutz uur, (alle kwalite,ten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, caujtic soda.
ROTTERDAMSCHE
BANK
225 VESTIGINGEN
IN NEDERLAND
or
CH
Ècu
E-
EN
BANKGIRO-
VERKEER
•
•
1720Y
”
Behandeling van alle
bankzaken
–
* *
Bezorging van alle
assurantiën.
R. MEES & ZOOWEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS
AMSTERDAM
– ROTTERDAM
.
S-GRAVENHAGE
DELFT
.
SCHIEDAM VLAARDINGEN
&n du2de4M 6eeect u.an de eco.iu-
tni4id’z.e mtuUIe&nçi in. .ALe4e’d?atid,
&tdo.neô2ë, de Ve’tenigde Sj,aten en
a,zde’te Cauden.
kunt U zich
vormen door
‘het regelmatig
lezen
van
het
Economisch-
Statistisch
Kwartaalbericht
Research uitgave van
het Nederlandsèh Economisch Instituut
Jaarabonnementen f6,50
voor abonné’s E.-S.B. f 5,-
Telefoon 38040, Rotterdam
Giro no. 8408
824
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 October 1948
SOMMAIRE.
Prof. Mr C. W.
de
Vries,
L’Organisatiôn légale de l’Economie.
Lorsqu’ aux Pays-Bas la bi sur l’Organisation de l’Eco-
nomie entrera en vigueur, une partie de la tâche actuelle
des pouvoirs publics incombera aux noueaux organismes du
secteur privé. Ii est craindre que cette situation ne de-
vienne nuisible au bien public. En ce domaine la Belgi-
que esen avance sur les Pays-Bas. En Belgique les Con-
seils de 1’Economie ne sont que des organismes consul-
tatifs.
Ir J.
Sandee,
Le rendement du trayail dans quelques branches
de l’indusirie néerlandaise.
Le rendement du travail aux Pays-Bas reste toujours en-
dessous du niveau d’avant-guerre. A peine, remarque-t-on
une augmentation. Ii serait util d’examiner les causes
de ce phénomène dans les différentes branches de l’indu-
strie. Toutefois les données statistiques en cette matière
sont plutôt insuffisantes de sorte qu’il est impossible
cl ‘effectuer une investigation complète.
Dr J. E.
van Dierendonck,
La producliQité du trayail dans
la Grande- Bretagne.
A. G. U. ilildebraudt,
La chasse â la Baleine.
Grâce â une augmentation rapide, après la guerre,
de la production d’huile de baleine, la chasse â la baleine
a contribué largement l’approvisionhement mondial en
matière de graisse. Le vif intérêt que plusieurs pays té-
moignent
a
l’égard de la chasse â la baleine sera proba-
blement l’origine de quelques frictions sur le marché
mondial de l’huile de baleine. 11 est très probable que la
prochaine période de chasse sera prohibée prématurément.
t4ededeling betreffende
de
I
BOEKHOUD- EN STATISTIEKDENST
Deze dienst staat ter beschikking van alle bedrijven en instellingen, die van de voordelen der machinale
IBM administratie willen profiteren zonder dat zij
zelf de daardoor nodige machines behoeven aan te schaffen of te huren.
Onze deskundigen lichten U gaarne in over de vele
mogelijkheden, die deze dienst biedt om Uw werk
• sneller.
• economischer.
–
•
nauwkeuriger en
• overzichtelijker uit te
voeren.
INTERNATIONALE BEDRIJFSMACHINE Mli. N.V.
FREDERIKSPLEIN 34
AMSTERDAM-C.
TEL: 33656 31856
,,HOLLAN DIA”
HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-
PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V.
HOOFDKANTOOR TE
VLAARDIN GEN
b
SUMMARIES.
Prof.
Dr
C.
W. de Vries,
Public Organization of Business.
1f the proposed ,,Public Organization of Business”
becomes law, part of the present task of the Dutch Govern-
ment will come into the hands of newly created business
organizations. This might bring danger to the interests
of the community. For that reason the new business
organizations in Belgium’have only advisory powers.
Dr J.
Sandee,
Labou.r productiiity in inclipidual branches
of industry a,td trade..
Labour productivity in the Netherlands is stili standing
below the 1938 level. It would be useful to analyse this
deficiency in each separate branch of industry and trade: Statistical data, however, are scarde so that a satisfactory
diagnosis is impossible.
Dr J. E.
van Dierendonek,
Labour productiaity in England.
A. G. U. Hildebrandt,
Whaling since 1945.
The rapid postwar iricrease of the production of whale-
oil has made an important contributien to the fat supply
of the world. An unsatisfactory situation on the whale-oil market may arise in the future because so many countries
ae planning to take part inwhale-fishery.
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelonts
Schiedam
1
ASSOCIATIE CASSA
KASSIERSINSTELLING
OPGERICHT IN 1806
HEERENGRACHT 179 •
AM6TERDAM.0
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
825
PUBLIEKRECHTELIJKE BEDRIJFS-
ORGANISATIE:
De discussie over het nut der invoering van een in de
wet geregelde samenwerking van werkgevers en van
werknemers in een nieuw orgaan (een in cle wet geregeld
organisme sui generis) gaat d66r. Voorshands groepeert
deze •discussie zich in de eerste plaats om de vraag, in
welke machts- en rechtsverhouding dit nieuwe orgaan zal
staan tegenover de centrale overheid, op wetgevend en
besturend gebied. De verhouding der bedrijfsorganen
tegenover de lagere, openbare, territoriale corporaties
is zeer weinig in het publiek behandeld.
Tegen het nieuwe, wetsontwerp zijn reeds bezwaren gerezen. Van weinig betekenis schijnt het bezwaar, dat
uit de toelichting van het wetsontwerp kan worden op-
gemaakt, dat de schrijver of de schrijvers dezer toelichting
nu eens meer waren onder de indruk van argumenten en
uitdrukkingswijzen, welke in socialistische kring gebruike-
lijk zijn, terwijl dan elders in de toelichting meer aan-
sluiting zou zijn gezocht met de geestelijke sfeer, waarin
in katholieke kring over bedrijfsorganisatie wordt gedacht,
gesproken, en geschreven.
Het gaat bij het beoordelen van een wet om de tekst
van de wet, niet om de toelichting. Een zeer enkele maal
vindt de lezei’ in de grondwet een artikel en een gedachte,
waarvan gezegd wordt en terecht: dit is een stuk anti-
revolutionnair staatsrecht. Aan de toepassing van deze
grondwetsbepaling is echter ieder gebonden. Bij het
uiteenzetten van het ontstaan van een wetsartikel kan de
historie der totstandkoming en dus het geloof der voQr-
standers niet worden gemist. De oude heer de Savornin
Lohman wilde op dit punt nog verder gaan. Hij schreef:
,,De colleges, die men met het oog op de examens bezoekt,
komen met liet geloof in generlei aanraking; daarin (op
die colleges) wordt alleen de geschiedenis en het verband
van tal van wetsbepalingen uiteengezet”
1),
1-Jet gaat
dus voor ons om de tekst van de wet, thans van het
wetsontwerp op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatiè.
Het thans voorgedragen wetsontwerp wijzigt tot nu
toe normaal geachte verhoudingen in onze parlementaire
democratie. Op het gebied van wetgeving en bestuur
komen nieuwe organen en nieuw’e machtsbevoegdheden.
Dit schijnt geen bezwaar. Het parlementaire stelsel wijzigt
zich zelf in de praktijk van het staatkundig leven. 1-Jet
menselijk brein, zoekt naar betëre constructies om de
mensheid beter te dienen. 1-let verbeteren van het staat-
kundig stelsel van onze tijd schijnt een schoon doel.
Onze parlementaire democratie mag geen heilige huisjes
beschermen.
De uit de maatschappij opgekomen organen, steunerde
op de wet, zullen bemoeienis van wet en van besluit van regering en van minister overnemen. Er moet dus terug-
tred van overheidsbemoeienis zijn te constateren.
Heeft deze ordening uit het oogpunt Qan het algemeen
belang gelijke waarde
900!’
het algemeen belang als de orde-
ning door de ooerheid?
Bij staatsontvoogding, bij ontambtelijking van het
sociaal-economisch leven gaat iets verloren, dat voor de
bescherming en voor het dienen van het algemeen belang’
nodig was. Komt ‘deze bescherming terug in de regels, welke als ,,organisch arbeidsrecht” worden aangeduid?
• De maatschappelijke organen zullen maatschappelijke
belangen dicnen. Maar de geregelde en geordende maat-
schappelijke belangen kunnen zeer verschillen van het
algemeen belang.
‘) Dertiende raarverslag van de Ver, voor Hooger Onderwijs op gereformeerde grondslag, blz. XLII.
Lohman schreef in De Nederlander” No. 513. ,,Maatschappij
en Staat worden niet opgebouwd naar stelsels uit liet mcnschelijk
brein voortgekomen;zij zijn historische verschijningen, die zich
ontwikkelen naar zekere wetten, en die wetten kunnen, evenals
die der natuur, in haar gewone werking door menschelijk overleg
een weinig worden gewijzigd; die terzijde stellen kan men niet.”
Het is niet voldoende, dat het algemeen belang door de
regeling van de maatschappelijke belangen niet wordt
geschaad. Noodzakelijk is, dat het algemeen belang door
de regeling der maatschappelijke belangen wordt gediend.
Is dit in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie door
de wet, voldoende verzekerd? Hier is gelegenheid tot twij fel,
voor zover het wetgevende terrein betreft. Wanneer aan
de bedrijfsorganen slechts een ,,zelfbestuur” wordt op-
gedragen tot uitvoerïig bijv. van de werkloosheidsverzeke-
ring of tot uitvoering van welke wettelijke regeling ook,
dan dwingt de overheid een bepaalde uitvoering af. Die
uitvoering kan niet worden verw’aarloosd. Hier is een
stok bij de deur tegenover de bedrijflorganen.
Maar wanneer de staatsontvoog’ding tengevolge heeft,
dat regels verdwijnen, welke nu voor de rechtstreekse’
behartiging van het algemeen belang nodig worden ge-
acht (bescherming van het prijspeil), zullen dan de nieuwe
maatschappelijke organen gedwongen kunnen worden dit
algemeen belang te dienen?
Ziet men hetwetsontwerp in, dan blijkt, dat inderdaad
gedacht is aan regeling uit maatschappelijk’ oogpunt
van onderwerpen, die tot nu toe geregeld werden door
ovei’héidsbemoeienis om het algemeen belang rechtstreeks
te dienen.
Wat is het toekomstig lot van deze materie van wet-
geving? Is deze noodzakelijke regeling af te dwingen van
maatschappelijke organen, die een werkterrein vinden,
dat in de wet is vastgelegd op grond van een thans ver-
kregen compromis?
Er is een dubbel compromis.
Het eerste compromis is, na langdurige beraadslaging,
gesloten tussen werkgevers- en werknemersorganisaties.
Dit compromis staat in de rnaritelwet en wordt uitgewerkt
in de onderscheidene wetten, krachtens welke het bedrijfs-
orgaan wordt opgericht. Maar wanneer in de afzonderlijke
wet tot Organisatie van een bepaald bedrijf een regeling
voor dit bedrijf ontstaat, welke op bepaalde punten van
dit compromis afwijkt, waar blijft dan de dwingende
kracht het bedrijfsorgaan te dwingen, toch het algemeen
belang te behartigen?
Bij het werk van maatschappelijke bedrijfsorganen
ontbreékt de kracht van het adagium, dat’publiek recht is
publieke plicht. Is een compromis een voldoende basis
voor een wettelijke regel? 1-let wetsbevel vervangt dan in-‘
derdaad het compromis. Maar zal het ingestelde maatschap-
pelijk orgaan buiten het compromis functionneren wanneer
de wet andere regels stelt dan bij het bediijfspolitieke
compromis is afgesproken?
Er is ‘ee’i tweede compromis in de wet vast te leggen.
Dit betreft de verhouding tussen de samenwerkende
werkgevers- en werknemersorganisaties enerzijds en de
invloed der overheid daarop anderzijds. Natuurlijk is het
de wet, welke de grenzen dezer overheidsbemoeienis be-
paalt. Maar wanneer het bedrijfsorgaan het compromis
door de wetsbepaling, zooals die is komen te luiden,
overschreden acht, waar is dan de dwingende kracht om
toch het algemeen belang te doen behartigen?’
Men hoorde wel eens van de ,,silence de l’administration”-
Nu zullen wij de silence der bedrijfsorganen gaan waar-
nemen.
**
*
1-let waren deze argumenten, welke in België hebben
geleid tot de gedachte, dat de bedrijfsorganen slechts
adviserende bevoegdheden zouden hebben. Behartigen
deze adviezen het algemeen belang, dan worden zij door
de regering overgenomen. Op deze wijze kan de proef
worden genomen.
Op 20 September 1948 is de ,,wet houdende organisatie
van het bedrijfsleven” in België afgekondigd. De parle-
mentaire behandeling duurde slechts één zitting 1947-1948.
.7
826
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 October
,
1948
De openbare behandeling kostte in de Tweede Kamer
slechts vijf ‘debatdagen (15, 16, 17, 18 en 24 Juni 1948).
De Senaat verenigde zich met het wetsontwerp op één dag:
80 Juli 1948. Dit wetsontwerp steunt ook op een compro-
mis tussen werkgevers- e’n werknemersorganisaties. Er
is echter geen compromis gesloten tussen deze samenwer-
kende organen
–
enerzijds en de regering anderzijds. Daarom
was het kamerdebat zo kort. Wanneer de adviserende
instanties adviezen zullen gaan ujtbrengen buiten het
terrein van de in de wet omschreven ,,organisatic van liet
bedrijfsleven” – wel nu, dan zal de regering deze adviezen
naast zich neer kunnen leggen.
De belangrijkste hepalingen uit dé Belgische wet luiden:
Sectie 1. De Centrale Raad aoor het bedrijfsleaen
• Artikel 1. Er wordt een publiekrechtelijk lichaam
ingesteld, ,,Centiale Raad voor het bedrijfsleven”_benaamd,
waarvan de opdracht bestaat in het overmaken, aan een.
minister of aan de Wetgèvnde Kamers, hetzij uit eigen
beweging, hetzij op aanvrage van deze overheidsorganen
en onder vorm van verslagen die de verschillende stand-punten weergevefi die in zijn midden werden toegelicht,
van alle adviezen of voorstËllen omtrent de vraagstukkbn
die beti’ekking hebben op ‘s lands bedrijfsleven.
Art. 2, De Centralè Raad voor het bedrijfsleven
bestaat uit een voorzitter en uit werkende leden, wier
aantal, bij koninklijk besluit bepaald, ten hoogste vijftig
mag bedragen.
De werkende leden worden in even aantal ‘benoemd
onder de candidaten die worden ‘oorgedragen:
Enerzijds, door de meest vooraanstaande organisa-
ties uit de nijverheid, de landbouw, de handel en het
ambachtswezn, die te dien einde dubbele lijsten opmaken
van candidaten, van wie een zeker aantal de kleine onder-
nemingen alsmede de gezinsondernemingen. vertegen-
woordigen;
Anderzijds,’ dooi’ de meest vooraanstaande arbeids-
organisaties, die te dien einde dubbele lijsten opmaken
van candidaten, van wie een. zeker aantal de verbruiks-
coöperaties vertegenwoordigen.
De krachtens de vorige twee alinea’s benoemde leden
dragen, op dubbele lijsten, zes personen voor, béfaamd
wegens hun wetenschappelijke of technische waarde”.-
Art. 2 1.1.: De Centrale Raad wordt voorgezeten door
een personaliteit. die buiten de administratie en de orga-
nisaties, die in zijn midden_vertegenwoordigd zijn, staat
en die, na 6verleg met de Centrale Raad voor het bedrijfs-
leven, bij Koninklijk Besluit wordt aangewezen.
Sectie II. De Bedrijfsraden.
Art. 6. Bij koninklijke besluiten, in Ministerraad over-
legd, en genomen na â.dvies van de Centrale Raad voor
het bedrijfsleven, worden voor bepaalde bedrijfstakken,
onder de benaming ,,Bedrijfsraden”, raden van advies
opgericht die het statuut van publiekrechtelijk lichaam
bekomen.
De opdracht van die Raden bestaat in het overmaken
aaneeii minister en aan de Centrale Raad vooi’ het bedrijfs-
leven, hetzij uit eigen beweging, hetzij op aanvi’agc van
deze overheidsorganen, en in de vorm va6 verslagen clie
de verschillende standpunten weergeven die in hun midden werden toegelicht, van alle adviezen of voorstellen omtrent
de vraagstukken die betrekking hebben op de bedrijfstak
clie ze vertegenwoordigen. Art.
7.
Behalve voor de bedrijfstakken waarvan de
ondernemingen geen loontrekkenden tellen, bestaan .de
bedi’ijfsraden uit leden die in even aantal worden gekozen
onder pei’sonen die op dubbele lijsten dooi’ de meest voor-
aanstaande organisaties der betrokken ond ernemings-
hoofden en arbeiders worden voorgedragen.” –
In de Belgische wet wordt ook het statuut der onder-
nemingsraden geregeld:
Sectie 1 V. De Ondernemingsraden.’
Art. . 14. Ondernémingsradn worden ingesteld in al
de bedrijven waar ten minste vijftig arbeiders op bestendie w’ijze werkzaam zijn.
Dooi’ ondei’neming verstaat men: de technische bedrijfs-
eenheid; door arbeiders of personeel: de werklieden, de
leergasten en de bedienden der onderneming, met inbegrip
van de werkmeesters, de personen met een leidende functie
uitgezonderd. –
De hetwistingen over de vraag wat dient verstaan door
leidende post worden beslecht door de hevoegde paritaire
commissie, wat de algemene ci’iteria betreft, en door liet
arheidsgereeht van het gebied, voor de bijzondere gevallen.
De thuisarbeiders kunnen bij koninklijk besluit aan de
toepassing van deze wet onderworpen worden. –
Art. ’15. De Ondernei
–
iingsraden . hebben tot taâk,
binnen de perken van de op de onderneming toepasselijke
wetten,’ collectieve overeenkomsten ef beslissiiigen van de
paritaire commissiën:
1-lun advies uit te brengen en alle suggesties of be-
•zwaren te kennen te geven ovei’ alle maatregelen die de
arbeidsorganisatie, de ai’beidsvoorwaarden en liet rende-
ment van de onderneming zouden kunnen wijzigen;
Van het ondernemingshoôfd in economisch en finan-
cieel opzicht, te ontvangen:
10.
Ten minste elk kwartaal, inlichtingen omtrent de
productiviteit alsmede inlichtingen van algemene aard,
betreffende de.gang van de onderneming;
20. – Op gezette tijden en ten minste hij de sluiting van
het maatschappelijk ,dienstjaar, inlichtingen, verslagen en
bescheiden die de Ondernemingsraad kunnen voorlichten
over de bedrijfsuitkomsten van de onderneming”.
De Belgische wet is ons op het gebied van de organisatie
van het bedrijfsleven wel ver voor. WTij liggen achter, maar
willen veel méér, in eens, bereiken. In België is geen sprale
van ,,ontvoogding” of ,,ontmanteling” van de Staat.
De vraag is, of Nederland.daaraan toe is.
•
Een wetsontwerp, gebouwd op een compromis (en voor
Nederland ng wel gebouwd op twee compromisen), zal
niet kunnen voei’ed tot een duurzame wettelijke regeling,
tenzij de aai’d van het werk zich aanpast bij het compro-
mis-karakter, hetgeen mogelijk isç wanneer slechts een
advies wordt uitgebracht, telkens steunende op een
nieuw, tijdelijk, compromis.
Rotterdam:
.
0.’ W. DE VRIES.
DE ARBEIDSPRODUCTIVITEIT IN ENKELE
BEDRIJFSTAKKEN.
De ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit geeft
zowel in Nederland als in andei’e Europese landen nog
steeds reden tot ongerustheid.. Nu de beschikbare arbeids-
krachten vrijwel geheel in het productieproces zijn inge-
schakeld, kan een vooruitgang van het reële nationale
inkomen alleen word en, verwach t bij een stijgende arbeids-
proctuctiviteit. Van deze stijging valt ‘nog maar weinig te
hemerken; de cijfers, welke het Centraal Bureau voor de
Statistiek vooi’ de industrie berekent en welke hieronder
zijn overgenomen, wijzen uit, dat voor de industi’ie de
jaarlijkse stijging in 1946 op 9 pCt mocht worden gesteld,
voor 1947 echter op niet meer dan 4 pCt (wanneer men
althans de seizoensinvloed uitschakelt). Nog steeds blijkt
cle industrie in staat, grote aantallen werknemers
01)
te
nemen: in 1947 breidde de peroneelsbezetting van de
industi’iële 6nclernemingen. met minstens 10 werknemers
zidh met meer dan 100.000 personen uit. De productie
nam – relatief slechts weinig meer toe dan het aantal
werknemers, hoewel de stijging op zichzelf – in één.jaar
ongeveer 20 pCt – niet onbevredigend was te noemen.
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
– 827
A’beidsproduetiiteit in de industrie
1).
1045 4e kwartaal
138
1947
le kwartaal
72
1966
Ie
65
2e
,,
75
2e
,,
65
3e
,,
76
3e
,,
72
1,
4e
84
4e
,,
79
1948
Ie
,,
78
2e
,, 81
‘) Exel. bouwnijverheid. Ontleend aan Statistische en Econo-
inetrische Onderzoekingen, Jaargang 3, No. 3.
Gegevens uit
andere bedrijfstakken
ontbreken vrijwel
geheel. Volgens liet verslag van dc P.T.T. over de jaren
1945 en 1946 blijkt de arbeidsproductiviteit bij de post-
ambtenaren reeds in 1946 bevredigend te zijn geweest. Het
pei’soneel breidde zich tussen 1938 en 1946 uit van 28.000 tot 45.000 man (de plaatselijke telefooncentrales zijn reeds
in het cijfer van 1938 begrepen) of met 60 pct
;
het aantal
vervoerde brieven nam daarhi,j met 40 pCI, het aantal
interlocale ‘gesprekken met 70 pCt toe. Het aantal locale
gesprekken isniet bekend; het totaal aantal telefoonaan-
sluitingen was echter in 1946 reeds groter dan in 1938.
Vaarschijnlijk zat dus de arheidsproductiviteit hij de
P.T.T. niet ver van 100 pCI van die in 1938 hebben ge-
legen, in ieder geval hoger dan de 70 pCt, welke voor de
industrie wordt berekend. Bij de Nederlandse Spoorwegen
was de situatie nog gunstigei’. Het personeelscijfei’ steeg
hier van 1938 tot 1946 met ongeveer 20 pCt. lIet aantal
gepresteerde reizigerskilometers nam echter niet 95 pCI
toe; het geldelijk minder belangrijke goederenverkeer was
in 1946 nauw’elijks kleiner dan,in 1938. De arbeidsproduc-
tiviteit dci’ spoormannen moet dus in 1946 ver boven die
in 1938 hebben gelegen. De meeste lezers zullen voorts uit
eigen ervaring kunnen bevestigen, dat de arbeidsproduc-
tiviteit vati het autobus- en tranipersonee] zich in 1946
op ongekend niveau moet hebben bewogen. –
De bovengenoemde verkeersbedrijven danken de be-
vredigende stand van hun arbeidsproductiviteit uiteraard
voor liet grootste deel aan het feit, dat bij het verkeers-
wezen dc productiecapaciteit zeer rekhaar is en weinig
afhankelijk van de beschikbare arbeidskracht. Neemt men
in plaats van dc gelevei’de vervoers
prestaties
de beschik-
baar gestelde
vervoersmogelijSkheid
in het oog, welke zich
onder andere uit in de frequentie der verkeersverhindingen,
dan is hei zowel voor de P.T.T. als voor de N.S. en zelfs
voor de trams vrij zeker, dat de arhcidsproductiviteit, naar
deze maatstaf gemeten, in 1946 beneden die van 1938 lag.
In de nijverheid is van bedrijfstak tot bedrijfstak een
uiteenlopende arbeidsproductiviteit te verwachten. De,
oorzaken van de huidige stand der arheidsproductiviteit,
waarvan in dit weekblad onlangs zulk een volledige op-
somniing werd gegeven
1),
werken in elke bedrijfstak in
verschillende mate. 1-let statistische materiaal voor een
nadere bestudering van dez’e kwestie is echter uiterst
schaars en vrijwel beperkt tot de steenkolenmijnen. Nu in
de laatste Maandchriften van het C.B.S. een aantal
,,productiestatistieken” over 1946 en 1947 is verschenen,
kunnen voor een deel van de daarin behandelde bedrijfs-
takken ramingen van de arheidsproductiviteit worden
opgesteld, welke in onderstaand staatje zijn samengevat.
1-lieraan zijn gegevens toegevoegd betreffende een zestal industrietakken, oiitleend aan de Ongevallenstatistiek van
de Rijksvei’zèkeringsbank.
l)e vermelde productie-indices zijn gedeeltelijk afgeleid
uit de procluctiestatistieken, gedeeltelijk berekend uit de maandelijkse productie-indices van het C.B.S. Zoals alle
productie-indices geven ook deze cijfers geen exacte indruk
van de productieverhoudingen weer – dit is met éiin cijfer
nu eenmaal onmogelijk. De indices der leerlooierijen zijn
enkele procenten te laag, doordat geen rekening is gehou-
den met de toeneming van liet onderhanden werk. Bij de
tricotagefabrieken kan men de productie-index iets te
laag achten, doordat hij hbt als maatstaf gebruikte gewicht
G. 31. Nederl,orst, ,, Arbeidsproducbviteit en economisch her-
stel’, in ,,E.-S13.” van 21 )uli 1048, blz. 564.
Frodiectie, personeelsbezetting en arbeidsproductioitèit.
(1938
=
100)
h
-‘
v’
O
n
O
P-
Kalkzanclsteenfahrieken
1946 ‘)
35 63
118
67
52
Dakpannenfabrieken
.
1946
73 79
127
82
89
Rubberfabrieken
.
1946
98
110
136
112
87
1947
200
144
219
153
131
19413
77
82
125
85
91
1947 107
.
.
lOO
107
1946
71
103 138
106
67
1947
108
.
.
126
86
1946
64
79
141,
82
78
–
1947
84
88
127
91
02
Tricotagefahrieke,,
1940
00
80
128
84
71
Schoenfabrieken
……….
Margarinefabrieke,i
1946
91
84
117
100
91
Leerlooierijcn
…………
Papierfabrieken
………
Sigarenfabriekeri..
……
1946
53
.
.
59 90
Sigarettenfabrieken
.
1946
73
.
.
67 109
Tabaks1erverijem,
1946
37
.
.
81
46
1946
..
79
.
.
114
69
Uasfahricken
…………
Electriciteilsbeclrijveîi
.
1946
113
.
.
144
78
Valerlcidingijedrijven
.
1946
122
.
.
132 92
‘)
Voor kalkzandsteenfahirieken eind 1946; alle overige takken
j aargeni Id deld en. –
der verwerkte garens geen rekening is gehouden met de
gemiddelde grotere dikte dOr thans gebruikte garens,
waardoor relatief minder producten worden verkregen 15cr
kilogram garen. -.
Voor de personeelscijfers werd voornamelijk gebruik ge-
maakt van de productiestatistieken. Voor de laatste zes
genoemde bedrijfstakken werden de aantallen ,,type-
werklieden” gebruikt, ontleend aan gegevens van de
Rijksverzekeringsbank. Bij deze laatste bedrijfstakken’is dus geen zekerheid aanwezig, dat de personeeIscijfrs be-
trekking hebben op de in de productie-indices opgenomen
ondesmemingen; gezien het vrij scherp afgetekende karak-
ter der bedrijven is echter de kans op onderlinge afwijkin-
gen tamelijk klein.
Voor de berekening van de arbeidsproductiviteit kan
men uitgaan van het totale personeel, of van het direct
bij de productie betrokken deel daarvan. De productie-
statistieken geven de mogelijkheid tot deze splitsing. Ge-
kozen is het totale personeel en wel, omdat het gegeven
der arbeidsproductiviteit o.i. beter te gebruiken is voor
de verklaring van de welvaart van het land, voortvloeiend
uit de productiviteit van de gepresteer’de arbêid, dam, als een maatstaf voor de arheidslust of het kunnen der arhei-
dei’s. Bij de eerstgenoemde beschouwingswijze is uiteraard
het totale hij de productie betrokken deel
dci’
beroeps-
bevolking van belang.
Dit neemt-niet weg, dat het interessart is, op te merken
hoezeer het ,,indirecte” personeel is toegenomen,ten op-
zichte van het ,,directe”. 1-lieraan zal de paperasserie van
de huidige tijd niet vreemd zijn, al mag men niet uit het
oog verliezen, dat ook de technici tot het ,,indirecte”
personeel w’orden gerekend, op welker rekening bijv. de
enorme stijging bij de rubberindustrie wel te schrijven
zal zijn.
Welke conclusies laten zich uit de gegeven cijfers trek-
ken? Dit zijn er zeer weinige. Ten eerste moet er namelijk.
oj worden gewezen, dal berekeningen als deze steeds met
een grote onzekerheidsmarge zijn behept en dus nooit
tot vèrreikende conclusies aanleiding kunnen geven. Ten
tweede is de beschikbare groep bedrijfstakken niet repre-
sentatief te achten voor de gehele nijverheid – de metaal-
nijverheid ontbreekt geheel en gemiddeld hebben de be-
scitouwd e industrietakken een gunstiger arbeidsproduc-
tiviteit dan de gehele industrie. Een eerste conclusie is wel deze, dat de arbeidsproduc-
tiviteit van bedrijfstak tot bedrijfstak sterk uiteenloopt.
In 1946 vindt men 6 bedrijfstakken (dakpannen, rubber,
schoenen, niargarine, sigaren en water) tussen de grenzen
85 en 95; twee (papier en electriciteit) tussen -75 en 85;
drie (leer, tricotage, gas) tussen 65 en 75 en nog drie
828
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 October 1948
andere buiten deze grenzen. Van een regelmaat naar
bedrijfstype, arbeidsintensiteit van de productie ed. is
niets te bespeuren. –
Een tweede conclusie, welke met alle voorzichtigheid
wel toelaatbaar schijnt, is dat de arbeidsproductiviteit
betrekkelijk weinig wordt beïnvloed door het productie-
peil. Schakelt men extreme gevallen als de kalkzandsteen-
fabrieken en tabakskerverijen, of de rubberfabrieken in
1947 uit, dan geven de cijfers niet de indruk, dat met een
hogere productie in het algemeen een hogere arbeidspro-
ductiviteit gepaard gaat. Het bestaan van ,,vast” en
,,variabel” personeel, waarop
Verdoorn
2)
enige tijd ge-
leden wees, schijnt dus weinig invloed te hebben gehad.
Een remedie volgt uit de bovenstaande, zeer partiële
diagnose zeker niet. Hoogstens kan men zich eens te meer
een indruk vormen van de ernst iian de kwaal. Vooruitgang
is nu eenmaal niet mogelijk door de vooroorlogse verhou-
dingen te willen reconstrueren, doch alleen door uit te
gaan van de huidige toestand als gegeven, en die te ver-
beteren. De indexcijfers van de statisticus verbinden het
heden slechts met het verleden en geven dus geen richtlijn
voor de toekomst.
‘s-Gravenhage.
Ir
1. SANDEE.
) In ,,De Ingenieur’,
Jg. 59 (1947) 1)11. A 97,
en in Econ. Voor-
lichting van
8
Mei
1947.
.
1-JET NIVEAU DER
ARBEIDSPRODUCTIVITEIT IN ENGELAND.
Voor het niveau van de arbeidsproductiviteit in Enge-
land bestaat hier te lande veel belangstelling. De niet
geheel bevredigende ontwikkeling van dô Nederlandse
arheidsproductiviteit doet elke kennis onitrent de gang
van zaken elders als vergelijkingsobject van betekenis zijn.
En ook bij het voortdurend noodzakelijke onderzoek naar
de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse
industrie speelt de hoogte van de arbeidsproductiviteït
een belangrijke rol. Gelijk bekend; wtrden in de bereke-
ningen van het Centraal Planbureau omtrent het hier te
lande toelaatbare loonniveau met name de lonen en de
arbeidsproductiviteit in Engeland tot basis genomen.
Laatstgenoemde factor, welke bijvoorbeeld in de gepubli-
ceerde Nota 1947 op 100 t.o.v. 1938 werd gesteld, was daarbij steeds een vrij onzekere grootheid, daar het be-
schikbare materiaal niet anders dan schamel kon heten.
1-let resultaat der berekeningen bleef daardoor aan ge-
rechtvaardigde twijfel onderhevig, temeer omdat een ver-schuiving van enkele punten in de raming van de Engelse
arbeidsproductiviteit vrij grote invloed op de uitkomst had.
De laatste maanden zijn nu echter verschillende sta-
tistieken gepubliceerd, die het mogelijk maken een redelijk
betrouwbaar beeld van de Engelse ontwikkeling te ver-
krijgen. Daar hiervoor waarschijnlijk in ruime kring be-
langstelling bestaat, zullen bedoelde statistieken hieronder
nader worden geanalyseerd.
De productie-indices der E.C.E.
De eerste recente bron van gegevens, waaraan de ver-
houding tussen v66r- en naoorlogse productie kan worden
ontleend, is het rapport der E.C.E.: ,,Surve of tle eco-
nomie situation and prospeets of Europe” (Maart 1948).
In dit rapport worden op basis 1938 = 100 productie-
indices gepubliceerd voor 60 reeksen, behorende tot
industrie, mijnbouw, bouwnijverheid en openbare nuts-
bedrijven. Weliswaar gaan deze indices niet verder dan
het 3e kwartaal 1947, maar door koppeling met de in de
,Monthly Digest” gepubliceerde zgn. interim-ind ex
(1946 = 100), is het toch mogelijk tot een benaderend
resultaat voor het gehele jaar 1947 te komen.
Uiteraard moet bij ‘deze koppeling enig voorbehoud
worden gemaakt, zoals-blijkt uit onderstaand verloop der
beide indices.
le kwart. 2e kwart. 3e kwart. 4e kwart
1947
1947
1.947
. 1947
E.C.E.(1946=100)
99
105
104
–
M.D. (1946=100)
96
109
109
119
Bij onderzoek naar de oorzaak van dit steilero verloop
dei M.D.-index blijkt, dat welirwaar de samenstellende
groepen nagenoeg met die der E.C.E. overeenstemmen
t.a.v. de gebieden, die zij bestrijken, maar dat het aantal
gebruikte reeksen aanmerkelijk hoger ligt (400), hetgeen
uiteraard afwijkingen naar boven of beneden mogelijk
maakt. Niettemin kan het steilerverloop der M.D.-index
niet geheel verklaarbaar worden gemaakt, omdat het
verschil in stijging van het eerste op het derde kwartaal
met de index der E.C.E. ruim 7 pCt bedraagt, terwijl
vergelijking van het verloop van de indices der samenstel-
lende groepen slechts een verschil van 4 pCt aannemelijk
kan maken. Voorzichtigheid blijft dus geboden.
lIet resultaat der koppeling is, dat voor 1947 een ge-
middeld productieniveau resulteert van ca 111 (1938 =
100). Daar het aantal arbeiders in de gehoemde categorieën
steeg van 8,95 mln in 1938 (aantal personen ,,insured under
Unemployment Insurance Schemes” volgens het ,,Sta-
tistical Abstract”) tot 9,59 mln in 1947 (,,Monthly Di-
gest”) en de werkgelegenheidsindex derhalve 107 bedraagt,
111
zal de arbeidsproductiviteit in 1947 gemiddeld
= 104
107
(1938 = 100) hebben bedragen.
De productie-indices der ,,London and Cambridge Edonomic
SerQice”.
Nieuwere berekeningen omtrent het verloop der pro-
ductie in industrie, mijnbornv, bouwnijverheid en openbare
nutsbedrijven werden gepubliceerd in de L.C.E.S. van Mei
1948. Het resultaat hiervan was dat in 1947 weer het
niveau van 1938 zou zijfl bereikt. Volgens deze bron zou
de arbeidsproductiviteit in 1947 gemiddeld dus slechts
100
= 93 (1938 = 100) hebben bedragen.
107
Evenwel zijn de in de productie-index van de L.C.E.S. verwerkte (250) reeksen gewogen volgens de verhouding
tussen hun respectieve toegevoegde waarden in 1946.
Daar de arbeidsproductiviteit hier te lande pleegt te
worden berekend op basis van de vôéroorlogse verhouding
der toegevoegde waarden, moet de uitkomst der L.C.E.S.-
berekeningen derhalve minder bruikbaar worden geacht
voor een vergelijking met Nederland.’Wel zal hij echter
kunnen worden benut voor vergelijking met andere
Engelse berekeningen.
De productie-indices der ,,ilIonthly Digest”.
lIet nieuwste gegeven omtrent de verhouding tussen
v66r- en naoorlogs productieniveau wordt geleverd door
de indices, welke (voor dezelfde categorieën als reeds
eerder vermeld) zijn gepubliceerd in de ,,Monthly Digest”
van Augustus 1948. De berekening is gemaakt zowel op
basis vn de .vÔôi– als van de naoorlogse weging der toe-
gevoegde waarden en heeft het volgende resultaat:
1935 1936 1937 1938 1946 1947
vôôroorlogse weging
……
88
97
104
98
100
–
naoorlogse weging 95
104 – 111
104 100 108
liet indexcijfer voor 1947 volgens vôôroorlogse weging
wordt niet gepubliceerd. Daar evenwel de curve volgens
vôôroorlogse weging een gunstiger verloop heeft dan die
volgens naoorlogse weging, zal bedoeld indexcijfer voor
1947 naar alle waarschijnlijkheid hoger dan 108 liggen.
Op basis 1938 = 100 betekent dit een productieniveau
voor 1947 van tenminste 110 volgens vddi’oorlogse weging
tegenover 104 volgens naoorlogse weging. De arheids-
productiviteit zou in het eerste geval tenminste 103, in
het tweede geval slechts 97 hebben bedragen.
.:
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
829
Vergelijking der Engelse statistieken onderling.
liet bovengenoeffide resultaat der ,,Monthly Digest” op
basis van de vôdroorlogse weging ad tenminste 103 komt
overeen met het door koppeling van E.C.E. (eveneens vôôroorlogse weging) en ,,Monthly Digest” verkregen
resultaat ad 104.
liet resultaat der M.D. op basis van de naoorlogse weging
ad 97 ligt enigszins boven dat der L.C.E.S. ad 93, maar
het verschil kan toch niet onoverkomelijk worden genoemd
en moet vermoedelijk hoofdzakelijk worden toegeschreven
aan het feit, dat in de index der M.D. ook de vervaardiging
van oorlogsmateriaal is opgenomen. In elk geval blijkt de
afstand tussen beide berekeningen thans aanmerkelijk
geringer dan eerst moest worden gevreesd, toen nog slechts
de uitkomsten 104 en 93 bekend waren. Beide berekeningen
schijnen derhalve als voldoende betrouwbaar te mogen
worden beschouwd. ‘
Wel rijst thans echter nog de vraag hoe het mogelijk is,
dat de index volgens naoorlogse weging – waarin dus de
relatief grotere prod uctiestijgin g van bepaalde industrieën
opzettelijk tot uiting is gebracht – niettemin in een lager
niveau resulteert dan de index volgens v56roorlogse weging.
De verklaring hiervan schijnt te moeten worden gezocht in
de mededeling van de ,,Monthly Digest” van Augustus
1948, dat de prijzen der artikelen, waarvan de productie
het meest is toegenomen, het minst zijn gestegen (en om-
gekeerd), hetgeen dus blijkbaar met een geringere toege-
voegde waarde gepaard is gegaan. Deze invloed blijkt zo
groot te zijn, dat de thans docr de M.D. gepubliceerde
indices volgens v36r- en naoorlogs_e weging tussen 1938
en 1946 zelfs een controvers verloop hebben. In het eerste
geval heeft de toeneming van de productie in bepaalde
industrieën nog een lichte stijging van het indexcijfer
mogelijk gemaakt, ondanks de inkrimping in andere be-drijfstakken. In het tweede geval zijn deze laatsten door
de sterk gestegen prijzen zoveel in gewicht toegenomen,
dat zij het indexcijfer omlaag hebben getrokken.
Conclusies.
Uit het vorengaande blijkt, dat het van essentieel belang
mçet worden geacht bij internationale vergelijkingen niet
slechts overeenkomstige wegingscriteria (i.c. de toege-
voegde waarde), doch ook overeenkomstige wegingsjaren
te gebruiken. In het onderhavige geval betekent dit dus, indien men de vergelijkbaarheid met Nederland wil be-
houden, dat voor Engeland in 1947 een arbeidsproductivi-
teit van 104 (1938 100) moet worden aangenomen. De raming van het Centraal Planbureau was dus – in
tegenstelling met de bij velen bestaande indruk – nog
aan de lage kant en voor 1949 lijkt het gerechtvaardigd
de raming op 108 te stellen, hetgeen een jaarlijkse stijging
van 2 pCt zou’betekenen. Daar uit andere berekeningen
blijkt, dat het Engelse loenpeil in 1949 vermoedelijk op
tenminste 225 t.o.v. 1938 zal uitkomen, resuiteert hieruit
een toelaatbaar loonpeil voor Nederland van ca 197 t.o.v.
1938 (gemiddeld voor alle mannelijke, vrouwelijke en
jeugdige arbeidskrachten tezamen). Zoals men weet, is
het tegenwoordig peil reeds hoger.
‘s-Gravcnhage.
Dr J. E. v. DIEREND0NcK.
DE WALVISVAART.
inleiding.
De walvisvaart heeft zich na de bevrijding zeer snel her-
steld. Oorzaak daaitoe was enerzijds de grote behoefte aan
vet voor de margarine- en de zeepindustrie, Waarvoor
walvistraan een belangrijke grondstof is, terwijl ander-
zijds verschillende landen in onderlinge concurrentie
trachten zo snel mogelijk expedities in bedrijf te brengen,
voordat zulks praktisch niet meer mogelijk zal zijn,
zoals hierna nog nader zal blijken.
Wij zullen aan de ontwikkeling van de walvisvaart
sinds de bevrijding een nadere beschouwing wijden,
daarbij er van uitgaand, dat de lezer met de ontwikkeling
van de walvisvaart voor 1940 enigermate bekend is
1).
De traan productie.
Walvistraan wordt geproduceerd van de speklaag van
de walvis. De blauwe en de gewone walvis zijn de voor-
naaste soorten, welke voor de traanprodictie van belang
zijn. Van een volwassen blauwe walvis kan ongeveer 19
ton traan worden. verkregen, van de gewone walvis
slechts de helft. De blauwe walvis is dus het belangrijkste
voor de walvisvaart. Beide soorten komen in de Antarc-
tische zeeën voor. Ruim 90 pCt van de totale traan pro-
ductie is afkomstig van het gebied der Zuidelijke IJszee.
In de Noordelijke IJszee zijn de daar levende walvissoorten
ten gevolge van een ongelimiteerde jacht in vroeger eeuwen
zeer schaars geworden en van geen belang meer voor een
commerciële uitoefening van de moderne walvisvaart.
Uit tabel 1 blijkt, dat de walvisvaart zich na de bevrij-
ding weer snel heeft ontwikkeld tot een belangrijke bron
voor de vetvoorzïening en zelfs haar maximaal toegestane
traanproductie, reeds heeft bereikt. Immers, zoals hier-
onder nog nader zal blijken, is er na de bevrijding aan de
pelagische walvisvaart, d.w.z. de walvisvaart uitgeoefend
met fabriekschepen, een grens gesteld van ten hoogste
16.000 ,,blue whale units” per seizoen. Vermindert men de
na-oorlogse vangst met de ruim 1.200 ,,hlue whale units”
verwerkt door de landstations op Zuid-Georgië, dan blijkt,
dat in het seizoen 1947/’48 het gestelde maximum werd
bereikt.
Voorts blijkt, dat de verwerking van de gewone walvis,
eienals de laatste jaren voor de oorlog, een belangrijke
plaats inneemt.
De traanproductie per ,,hlue whale unit” lag het eerste
jaar beneden het vooroorlogse peil, doch heeft, zoals uit
tabel 1 blijkt, gedurende de laatste seizoenen weer een
bevredigende hoogte bereikt.
-De prijs van de traan steeg tot ongeveer 7 maal de prijs
van vöör de oorlog, nl. tot £ 100 per ton. hierbij zij op-
gemerkt, dat de Noorse reders van de productie van het
seizoen 1946/’47 35.000 ton en van het seizoen 1947/’48
42.000 ton tegen een prijs van slechts £ 40 per ton voor
het Noorse .binnenlandse verbruik moesten afgeven.
De wal9isQarende mogendheden.
De moderne walvisvaart werd vôôr 1930 voornamelijk
door Noorwegen uitgeoefend, dat ruim tveederde van de
gehele traanproductie leverde. Engeland nam met on-
geveer 30 pCt van de productie de tw’eede plaats in,
terwijl Argentinië de walvisvaart vanuit Grytviken
uitoefende.
Na de. crisisjaren van 1930 traden grote veranderingen
op, voornamelijk door de komst van Duitsland en Japan in de Antarctische zeeën. De positie van Noorwegen als
walvisvarende mogendheid ging dientengevolge ernstig
achteruit, zodat Noorwegen de laatste seizoenen voor de
oorlog nog slechts een derde van de gehele traanproductie
verzorgde. De positie van Engeland daarentegen gn niet
achteruit, werd zelfs iets belangrijker.
–
Gedurende de oorlogsjaren werd de walvisvaart vrijwel
niet uitgeoefend en gingen vele fabriekschepen, welke voor
andere doeleinden werden gebruikt, verloren. Tijdens de oorlog hebben Engeland en Noorwegen de
toekomst van de walvisvaart nader onder het oog gezien
en werden nog tijdens de vijandelijkheden nieuwe fabriek-schepen op stapel gezet, waarvan Noorwegen en Engeland
er elk een, tezamen met niet verloren gegane fabriek-
schepen, in het eerste na-oorlogsseizoen in bedrijf brachten.
Het eerste na-oorlogsseizoen 1945!’46 vertoont dan ook,
zoals uit tabel 2 blijkt, weer eèn beeld als vôôr 1930:
‘) Men zie:„Structuurveranderingen in de ‘walvisvaart” in ,.E.-
S.B.’ van 24 November 1943, ,,De economische betekenis van
de walvisvaart” in ,,E.-S.B.” van 1December1943, ,,DeNederlandse
walvisvaart’ in ,,E.-S.B.” van 13 December 19/i5 en jfet walvis-
vaartseizoen 1945/1946″ in ,,E.-S.B.’ van 18 September 1946.
S-
1
—
–
830
‘ •
‘
.
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
•
20 October 1948
TABEL
1.
Totale Antarctische traanproductie Qéör en na de o’orlog.
.
.
–
Gemidd.
•
Tr an-
Aantal
Aantal
traan pro-
. .
ro”u
p.
•
c-
,,Bluc
whalc
ductie
per ,,blue
Prijs
per
+
u e
wal- wal-
,
val-
1
l_
.
Fh•b..
_
W
unit”
in
ton
.
vissen
Vissen
soorten
vissen
stations
schepen
schepen
baffIs2)
.
£
5h.
197/1928
………..
172.899
8.344
4.459
982
13.785
10.72
6
18
84
92,8
28
–
7
498/1929
………..
271.890
12.734
6.689
918
20.341
16.216
6
26
1
II
98,3
29
17
1929/1930
………..
424.460
17.487
11.539
1.141
30.167
23.634
6
38
194
109,6
25
–
0
1936/937
………..
443.018
14.304
14.381
5.894
34.579
23.368
2
30
196
111,7
20
–
7
1937/1938
………..
556.722
14.93
28.009
3.107
46.039
29.787
2
•
31
,
256
.
111,1
13
–
0
1038/1939
………..
470.129
14.081
20.784
3.491
38.356
24.830
2
34
281
107,1
14 – 18
194511946
………..
136.442
3.806
2.185
596
13.387
8.308
3
9
93
98,6
70
–
0
1946/1947
………..
323,29
9.192
14.547
1.854
25.593
16.518
3
–
15
147
113,1
100
–
0
1947/1948
………..
350.172
6.76
21.049
3.254
31.179
17.514
3
17
184
111,3
100
–
0
‘) 1
blue whale unit
=
f blauwe walvis
=
2
gewone walvissen
=
2,5
bultrugwalvisseri
=
6
Noordse wal,issen.
–
‘) 6
barrels
=
1
ton.
Gegevens ontleend aan de
International ‘sVhaling Statisties” en de ,,NorskHvalfangst-tidende”.
Noorwegen
produceerde
ongeveer
tweederde
van
de
binden van de walvisvaart aan regels ter ‘bescherming
traan, Engeland en Argentinië de rest, zij het, dat de
van de walvisstand vergemakkelijkt. Immers de eilanden
totale productie aanzienlijk geringer was,
in de Zuidelijke IJszee stonden onder Engelse souvereini-
In de seizoenen 1946/’47 en 1947!’48 gingen zich echter
tett.
Door een concessie verflicht te stellen en daaraan
al symptomen van een nieuwe strijd om de traan aftekenen,
regelen te verbinden met betrekking tot een zo volledig
Japan kreeg, ondanks protest van Noorwegen, toestemming
mogelijke verwerking van de walvis, verbod op bepalde
van Mc Arthur om met twee fabriekschepen weer aan
soorten
te jagen,
enz. werd de beoogde bescherming
de walvisvaart te gaan deelnèmen. Rusland kreeg een der
bereikt.
overgebleven
Duitse
fabriekschepen
toegewezen,
waar-
Toen
na
1925
de
eigenlijke
pelagische
walvisvaart
mede het’ de Antarctische walvisvaart ging uitoefenen,
begon, doordat ten gevolge ‘van nieuwe technische toe-
nadat het een Noorse bemanning had verzocht en ver-
passingen de fabriekschepen het bedrijf gedurende het
kregen. Bovendien ging Nederland zich, ondanks Noorse
gehele seizoen konden uitoefenen zonder contact met de
tegenwerking, met de walvisvaart bezighouden, waarvoor
wal: was een concessie niet meer noodzakelijk. In de
reeds tijdens de oorlog, zowel in Amsterdam als in Rotter-
ontstane leemte w’erd eerst voorzien door onderlinge vrij-
dam, plannen waren onderzocht.
willige afspraken tussen de ondernerhingen, later door
Japan zal vermoedelijk in het seizoen 1948/’49 met drie
verdragen tussen Noorwegen en Engeland, de destijds
fabrieksehepen de walvisvaart uitoefenen. Rusland heeft
voornaamste
walvisvarende
mogendheden.
Bovendien
een tweede fabriekschip in Nederland besteld, dat over
beperkte men in 1934 het seizoen tot drie maanden, van
enkele jaren in bedrijf .zal komen.
–
begin December tot begin Maart.
Voorts is in Engeland voor Argentijnse rekening het
Nadat in het seizoen 1936/’37 bleek, dat Duitse en
fabriekschip ,,Juan Peron” te water gelaten. Voegt men
Japanse expedities onbeperkt aan de walvisvaart deel-
daarbij de aandrang van Duitse zijde om ook weer aan de
namen, ging men over tot een internationale overeenkomst
walvisvaart te mogen deelnemen, dan is ht duidelijk,
ter bescherming van de walvisstand, welke overeenkomst
dat er evenals voor de oorlog weer’een strijd om de traan
van jaar op jaar werd vernieuwd en door alle walvis-
is uitgebroken, zij het dat er thans een betere internationale
varende mogendheden werd geratificeerd,
,
met uitzonde-
reg’eling van de walvisvaart van kracht is:
ring van Japan. De voornaamste bepalingen betroffen
de duur van het seizoen, een verbod tot het vangen van
De internationale regeling ean de ivaleiseaart.
bepaalde walvissoorten
en
het instellen
van verboden
Sinds de aanvang van. de uitoefening van de walvis-
vanggebieden.
vaart in Antarctische zeeën heeft men zich reeds bezig
Op
de
eerste
na-oorlogse
walvisconferentie,
waarop
gehouden met maatregelen om te voorkomen, dat in de
voor het eerst ook Nederland was vertegenwoordigd,
Zuidelijke IJszee de walvissen, evenals in de Noordelijke
werd de belangrijke volgende stap gedaan, nl. het stellen
IJszee, zouden worden uitgeroeid, waardoor een belang-
van een maximum grens aan het tê vangen aantal wal-
rijke bron voor de vetvoorziening verloren
zou gaan.
vissen. De optimale pelagische valvisvangst werd gesteld
In verband met de langzame voortplanting van de wal-
op 16.000 ,,blue whale units”, eenheden’waartoe de ver-
vissen moet bescherming van de walvisstand inderdaad
schillende soorten walvissen worden herleid. Door niet
zeer gewenst worden geacht.
‘
meer dan 16.000 eenheden p.er seizoen te vangen ver-
Doordat de fabriekschepen nog lange tijd het bedrijf
wacht’en de biologen, dat dan de walvisstand niet in gevaar
van een vast punt uit op de wal uitoefenden, werd het
zal’komen.
TABEL
2.
De Antarctische traanproductie
(in tonnen)
der waleisearende moendheden.
len
Engeland
U.S.A.
Panama
9i
Japan
‘Den-
marken
Nedr-
Rusland
Seizoen
–
ton
%
ton
%
ton
%
ton
%
ton
%
ton
%
ton
%.
ton
%
ton
%
ton
I
%
ton
I
%
1927/’28
172.899
100 116.788 67,5
44.879 26,0 11.23 26,5
1928/’29
271.890
100 193.999 71,4
61.780 22,7 16.11 15,9
1929/10
424.460
100 288.019 67,9 120.533 28,4 15.90 83,7
1936/’37
443.018 ‘100 193.111 43,6 162.970 36,8
7.89 61,8
30.249
6,8 10.332
2,3 26.098
5,9 12.362
2,8
1937/’38
556.722
100 192.999 34,7 192.228 34,5
8.62 81,6 19.003
3,4 19.608
3,5 59.476 10,7 64.780 11,6
1938/’39
470.129
100 140.452 29,9 148.632 31,6 11.13 82,4 15.494
3,3 11.476
2,4 62.358 13,3 80.579 17,1
1945/’46
136.442
100
86.812 63,6
42.125 30,9
7.50 55,5 1946/’47
323.291
100 163.473 50,5 120.912 37,4
7.97 22,5
.
12.258
3,8
12.885
4,0 5.791
1,8
114.1881
1947/’48
350.172
100 174.358 49,7 126.914 36,2
7.49 42,2
‘
17.485
5,0
4,1 9.733
2,8.
Gegevens ontleend aan de ,,International Whaling Statisties” en de ,,Norsk Hvalfangst-tidende”.
.-
1
–
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
831
Zoals uit tabel 1 blijkt bleef de vangst van het eerste
na-oorlogsseizoen ver beneden de gestelde grens. In het
seizoen 1946/’47 werd de grens voor de pelagische w’alvis-
vaart door verwerking van 1.279 eenheden bijna bereikt
en in het seizoen 1947/’48 met 16.286 eenheden enigermate
overschreden.
Zolang de aan de pelagische walvisvaart deelnemende
mogendheden zich aan de overeenkomst houden, moet
men aannemen, dat de overschrijding van de gestelde
grens niet van praktische betekenis zal worden. in het
met 9 fabriekshepen kon worden hervat. Véér het vol-
gende seizoen werden de Duitse fahriekschepen als oorlogs-
buit toegewezen aan Noorwegen, Engeland en Rusland
en in bedrijf gebracht onder de namen: Kosmos
IV
(ex
Walter Rau), Empire Victory (ex Unitas) en.Slava (ex
Empire Venturer, ex Wikingen).
Door nieuwbouw en ombouw waren gedurende het
seizoen 1947/’48 weer 17 fahriekschepen en 3 landstations
in bedrijf. Tabel 3 geeft
een
overzicht van de beschikbare
tonnage.
TABEL 3.
Van gmateriaa11947/’48
Totaal
.
Per fabrieksehip
Per
vangschip
Per
CXPC
–
Fabrieks-
schepen
–
Fabriekschepen
Vangsehepen ditie
en vang-
schepen
Aantal
Dead
B.R.T.
Weight
Aantal1
B.R.T.
P
.
K
.
B.R.T.
Dead
Veight
B.R.T.
r~~
ang- he-
B.R.T.
P.K.
B.R.T.
1
Pon
l’elaglsch Noorwegen
9
172.086
122.178
84
28.536
110.670
150.714
19.121
13.975
9
340
1.318
16.746
Engeland
4
89.944 66.760
50
18.212
71-.740
84.972
22.486 16.690
13
364
1.435
21.243
Nederland
1
15.000 10.509
8
2.530 10.050
13.039 15.000
10.509
8
316
1.256
13.039
Rusland
1
19.730
12.639
8′
2.606 10.500 15.245
19.730
12.639
8
326
1.313
15.245
Japan
………..2
30.500
22.580
42
4.182
19.600
26.762
15.250
11.290
6
349
1.633 13.381
97
327.260
234666
162
56.066 222.560
290.732
19.250
13.804
10
346
.
1.374
17.102
luhl-Georgl6.
.
7
2.394
10.600
2394
7
342
1.514 2.394
Engeland
8
2.960 12.815
2.960
8
370
1.602
2.960
Noorwegen
……..
ArgentiniO
7
1.886 7.600 1.886
7
269
.1.086
1.886
22
7.240
31.015 7.240
7
329
1.410
2.413
Gegevens ontleend aan de International
Whaling
Statistics” en de ,,Norsk Hvalfangst-tidende”.
seizoen 1947/’48 werd in verband met het bereiken van
de grens de sluiting van het seizoenvervroegd van 7
April 1948 op .31 Maart 1948.
Een internationale w’alvisconferentie, gehouden in
1946, had speciaâl tot doel te komen tot een codificatie
van de verschillende walvisovereenkomsten, ter’ijl
voorts een internationale commissie voor de ‘walvisvaart
werd
ontworpen, mede om tot een soepeler internationale
samenwerking te kornet. In deze commissie heeft elk
der aan de overeenkomst deelnemende landen zitting en
één
stem. De commissie zal
het wetenschappelijk onderzoek
bevorderen, een bureau oprichten en kan met een meerder-
heid van drievierde der stemmen de bepalingén der over-
eenkomst wijzigen, met dien verstande, dat uitdrukkelijk
is bepaald,
dat
zij zich niet mag bezighouden
met het
aantal en de nationaliteit van de fabriekschepen, noch
mag zi.j overgaan tot quotering der productie.’
–
liet maximum aantal te verwerken walvissen
blijft
beperkt tot 16.000 ,,blue whale units”. De duur van het
seizoen werd gesteld op drie en
een halve maand van 15
December tot 1′ April,
terwijl
het zoveel eerder zal worden
beëindigd als de
grens van 16.000 eenheden is bereikt.
De wederopboua aan de walais9aa,t na de oorlog.
Gedurende de oorlogsjaren
werden
de fabrïekschepen
gebruikt voor het vervoer van vloeibare brandstoffen.
27 fabriekschepen, tezamen metende 362.849 BRT,
gingen verloren. Drie kleinere fabriekschepen werden tol
tankers verbouwd. Na de oorlog bezat Noorwegen nog
slechts 5 fabriekschepen. Van de Duitse vloot van 5 fabriek-
schepen bleken de drie modernste schepen nog intact te
zijn.
Dd
overige walvisvarende mogendheden: Engeland,
Japan, de Verenigde Staten en Panama hadden geen
fabriekschepen meer tot hun beschikking. Doch zoals
hiervoor reeds vermeld, hadden Engeland en Noorwegen
nog tijdens de oorlog elk een nieuw fabriekschip in Enge-
land op stapel gezet, welke schepen tijdig gereed kwamen
om nog aan de walvisvpart in het eerste na-oorlogsseizoen
te kunnen deelnemen. Bovendien konden twee der drie
Duitse fabriekschepen weer onmiddellijk gereed worden
gemaakt om voor Engelse rekening in bedrijf te komen,
zodat in het seizoen 1945/’46 de Antaretische walvisvaart
Uit bovenstaande gegevens blijkt, dat Noorwegen weer
de belangrijkste plaats als walvisvarende mogendheid
inneemt.
Voor het seizoen 1948/’49
zal
het aantal expedities met
één worden vermeerderd, omdat Noorwegen
de nieuwe
factory ,,Thorshovdi” .in bedrijf zal
brengen. De bouw-
kosten van een dergelijk nieuw fahriekschip,
:
tezamen
met 10 vangschepen, kunnen op 30 35 millioen gulden
worden geraamd.
Beschouwen wij de thans voor
het komende seizoen
ter beschikking staande fabriekschepen nader, dan ver-
krijgen we
het volgende beëld.
TABEL
4.
.Pabrielcschepen seizoen 19481’49.
Tonnage
Bouwjaar1
Dead
1 B.R.T.
1
Veight
1
Noorwegen.
1948
23.500
18.000
1947
21.858
–
17.08′! 1947
‘25.500 18.047
1965
22.000
‘13.804
1937
21.600
13.752
(ex Valter Rau)
1930
21.828
14.362
1914
16.050
12.215
1913
17.250
13.246
Thorshovdi
……………
(ex. C. A. Larsen)..
1913
11.000
7.562
1901
15.000
12.083
Engeland.
Antaretie
……………..
1946
21.000
.
15.760
Thorsbavet
……………
Sir
J.
Ii
ROss
…………
Thorsbainmer
…………..
Southern Harvester
1966
20.120 15.088
Kosmos
III
……………
Norlival
………………
Southern Venturer
1945
20.330 14.066
Kosmos
IV
……………
Empire Victory
1937
28.494
21.846
(ex Unitas)
Nederland.
Sudcroy
……………….
Pelagos
……………….
Willem. l3arendsz
–
1931
15.000 10.509
Balaena
………………..
(ex Pan Gothia)
Rusland:
1929
19.730
12.639
(ex Empire
Venturer)
(ex Wikinger)
Slava
……………….
(ex ‘Vikingen)
Japan.
–
Hashidate
Maru
–
15.000 10.799
Nisshin Maru 1
–
15.000
11.781
Gegevens ontleend aan de ,,Norsk Hvalfangst-tidende”
–
Bij nadere beschouwing valt op, dat de belangrijkste
walvisvarende mogendheden: Noorwegen en Engeland
388
2.582
25.392
3.041
28.433
1
13 1
698 1.616,2
94,3
329
2.150
20.486
3.197
23.683
1
11
551 1.136,5
108,2
52
2.489
33.866
415
34.281
1
12
525 1.547,5
131,3
493
2.951
25.783
4.217
30.000
1
14
540 1.509.0
96,7
1331
1.2901
12.9991
1.1891
14.1881
1
1 t
8
2
490
6.631
9
6.640
1
.
6
833
10.845
–
10.845
‘
1
6
47 824
9.302
431
9.733
1
8
182 3.437
39.777
1.629
41.406
‘
‘4
28
1.038
14.623
155.983 9.125
165.108
9
84
1.262
10.172
105.527
10.870
116.397
‘
4
50
182
3.437
39.777
1.629
41.406
4
28
356
744,0 104,8
518
382,5 .104,0
473
634,5 102,6
547
481,0
116,0
1.894 2.242,0
106,5
3.305 8.144,8
114,9
2.314 5.899,2
107,3
1.894 2.242,0
106,5
8
1
58
814
7.050
444
7.494
8
41
1.655
10.202
315
10.517
8
28
978
9.025
225
9.250
’24’
127
2.947
26.277′
984
27.261
8
1.066 15.600 165.0089.350 174.358
8
1.303 11.327 115.729 11.185 126.914
133
1.290
12.999
1.189
14.188
-47
824
9.302
431
9.733
2
1.323
17.476
9
17.485
8
58′
815
7.050
444
7.494
24
2.609” 31.179 327.564 22.608 350.172
II
I
Engel and.
Balaena
Soutbern I-Iarvester
Soulhern ‘
entuI.er
Empire Vietory
Nederland.
‘,yillein Barendsz
Japan.
Hashidate Maru
Nisshin Maru T. .
E tisland
Slava
Totaal pelagisch
Noorwegen …….
Engeland
Andere landen
Zuid- 0 eorgië
Grytvihen ……..
Leith Harhour
Husvik Harbour
Totaal Antarctlsch
Noorwegen
Engeland
Nederland
Rusland ……….
Japan …………
– Argentinie
Totaal 194711948
1.045
1.139
10
452
1.369
658
1.779
740
1.718
2.895
6.005
10
331
826
277
211
436
397
185
592
1.2292.026
2.706 10.877
2
2:895
6.005 10
1.229
2.026
6.830
18.908
12
.16
578 154
22
816 268
8
747 187
2.714
11.62489
2.917
6.821
278
331
826
185
592
713
608
’16
578
154
832
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
,
20 October 1948
in snel tempo hun vloot hebben aangevuld.
Daartoe
TABEL 5.
hebben zowel Noorwegen als Engeland uitsluitend nieuwe
Tiaan productie per expeditie
na de oorlog.
1945/1946
194711948
grote fabriekschepen gebouwd. Dit kan er op wijzen, dat
deze ervaren valvisvarende mogendheden de toekomst
–
van de walvisvaart met blijkbaar voldoende vertrouwen
N
w
ooregen.
/
in tonnen
–
–
–
20.667
tegemoet zien. Het kan er eveneens op wijzen, dat men
met de mogelijke ontwikkeling in een verdere toekomst
–
15.017
rekening houdt. Immers het is duidelijk, dat er bij de ge-
Norhval
13.724
29.244
25.117
26.919
18.072 stelde grens van 16.000
whale units” niet veel expan-
,,blue
Sir.
J.
C.
Ros
:
:19.924
24.762
24.083
siemogelijkheden meer zijn. Floudt men zich internationaal
Thorshovdi
……………..-
T1orsliavet
……………-
24.815
17.167
16.765
17.739
aan deze grens, dan zal dit, naar mate meer expedities in
…….
.
Kosmos IV
……………-
12.710
11.413
bedrijf komen, tot verkorting van het seizoen leiden en
Thorsbammer
………..
18.077
Antaretie
……………
10.382
Suderoy
………………
6.606
21.006
15.833
daardoor de rentabiliteit drukken. Verdere internationale
Pelagos
……………..
14.887
32.042
28./,33
regeling kan dan ook niet onwaarschijnlijk worden geacht,
Southern Harvester
–
Southern
Venturer
…….
14.628
‘19.296
23.683
26.433
34.281
waarbij nog moge worden opgemerkt, dat de Noren van
Empire Victory
……..
14.900
34.147
30.000
oordeel zijn, dat de optimale productie lager ligt dan
…
…………….
Kosmos
III
……………-
Empire Venturer
10.000
NelerIant
…………….
–
–
16.000
whale units”.
.
,,blue
–
Willem
Barends7
.
……
12.885
14.188
Rusland.
liet seizoen 19471’48.
alaena
……………….-
Japan.
5.792
9.733
Het laatste seizoen, 1947/’48, werd gekenmerkt door
Slava
…………………-
Hasl1idate Maru
–
NissIin 3laru 1
–
…
12.216′)
6.640′)
10.845
slecht weer en slechte vangst. liet seizoen 1946/’47 daaren-
Zuid0eorglë.
–
tegen was een voorspoedig seizoen met goed weer en goede
Lcith J{arhour
2.417
(Engeland)
8.995
10.517
vangsten. Wel werd het seizoen 1946/’47 nog ongunstig
7.253
9.250
beïnvloed door gebrek aan voldoende bemanning en een
Hushvik Harhour
…….
3.203;
(Noorwegen)
Grytvilcen
(A.rgenhifli6)
..
7.505
7.972
7494
tekort aan vangschepen, hetgeen in het seizoen 1947/’48
niet meer het geval was.
.
.
‘)
+
20.334 ton
gezouten
walvisviees
en
1.832
ton
bevroren
Tabel 5 geeft een overzicht iian de traanprouctie per
) +
27.796 ton
gezouten
walvisviees
en
9.335
ton
bevroren
expeditie
in
de
na-oorlogse seizoenen,
waarbij
nog in
wa]visvlees.
Gegevens ontleend aan de ,,Norsk Hvalfangst-tidende”.
TABEL 6.
–
Het •Anarctische
seizoen 19471’48.
(‘revangen walvissoorlen
1
Productie in tonnen
Samenstelling expedities
.,
1
.
22
Cd
Expedities
1
1
.
,
l
1
1
e.
c,,..
.
.a
.
,’
.2
,0,1w0,
a
1
–
u
0
01
1
E
5
0-
o
1
–
Noorwegen.
Thorsbavet ……..
Kosmos III ……
Norhval
Kosmos IV
Sir J. C. Ross
Thorshammer .
Antarotic
Suderoy
Pelagos
………..
270
1.466
287
962
377
1.870
20′
1.415
1,13
1.437
296
1.088
2
311
1.054
281
586
2671
991)
2.7061 10.8771
2
82
1.818
19.959
708
20.667
1
10
397
1.003,0
119,4
79
1.328
14.267
750
15.017
1
10
427
768,0 111,5
183
2.430
23.583
1.534
25.117
1
11
438
1.312,0
107,9
71
1.690
17.477
595
18.072
1
11
447
911;5 115,0
71
1.921
23.433
650
24.083
1
.10
379
1.131,5
124,3 268
1.654
14.822
2.345
17.167
1
9
325
840,3
105,8
71
1.436 17.181
558
17.739
1
8
329
838,0
123,0
S
875
11.336
77
11.413
1
6
228 574,0 618,5
2051
1.471
13.9251
1.9091
15.8331
1
9
3351
766,51
109.0
Totaal, pelagisch
1946/1947
8.865 ‘12.877 .
1
2
1.289 23.043 288.062 11.009 299.071
Totaal landstations
1946/1947
327
1.670
28
392
133
2.550
23.222
998
24.220
3
Totaal Antaretisch
–
1946/1947
9.192
‘14.547
29
394
1
1.431 25.593 311.284 12.007 323.291
3
‘) 1 ton = b barrels.
Gegevens ontleend aan de ,,Norsk Hvalfangst-tidende”.
97
162
7.513 16.286,0
111,0
7
395
333,9 126,7
8
486
477,9 128,1
.7
303
415,9
130,2
22
1.184 1.227,7 128,4
9
91
3.608 8.560,7
115.7
4
58
2.800 6.377,1
108,9
1
8
356
744,0 104,8
.1
8
547
481,0
116,0
2
12
991 1.017,0
103,1
7
395
333,1
126,7
17
184
8.697 17.513,7
112,2
15
129
8.930 15.278,7
113,1
18
1.036 1.238,9
112,5
15 1147 1
6.966116.517,61 113,1
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERÎCHTEN
833
aanmerking dient te worden genomen, dat in de seizoenen
1945/’46 en 1946/’47 verschillende fabriekschepen niet op
tijd op de vanggronden konden arriveren.
Voorts geeft tabel 6 een analyse van de traanproductie
van het vorige seizoen. Hieruit blijkt, dat met de fabriek-
schepen vrijwel uitsluitend blauwe walvissen en gewone
walvissen werden verwerkt. Voor de landstations zijn
daarentegen de gewone walvis en de Noorse walvis van
het meeste belang.
De potvissen mogen voor de officiële aanvang van het
seizoen worden gevangen. De van de potvissen verkregen
traan is echter niet geschikt voor menselijke consumptie.
Voor onderlinge vergelijking van de traanproductie der
expedities kan men derhalve beter de potvistraan buiten
beschouwing laten. De hoge productie van de na de oorlog
.nie,iw gebouwde fabriekschepen valt dadelijk op; in het
bijzonder van de Engelse vloot, waarvan de ,,Southern
Venturer” bijna 34.000 ton traan produceerde.
Beschouwt men het rendement van de verwerking der
walvissén tottraan, dan blijkt de verwerking aande wal
op Zuid-Georgië de beste resultaten op te leveren met ge-
middeld 128,4 barrel per blue whale unit” tegen een
gemiddelde voor de fabriekschepen van 111,0 barrel,
waarvan Noorwegen met 114,9 barrel het hoogste gemid-
delde behaalde. Per ,,blue whaleuiiit”, di. per volwassen
blauwe walvis, verkrijgt men dus ongeveer 19.000 kg traan,
van een volwassen gewone walvis 9.500 kg traan.
De totale traanproductie bedroeg in het seizoen 1947/’48
ongeveer 350.000 ton, d.i. ongeveer het maximum, dat
bij de gestelde grens kan worden bereikt.
Vergelijkt men de seizoenen 1946/’47 en 1947/’48 dan
kan worden geconstateerd, dat in het seizoen 1946/’47 9.192 blauwe walvissen werden gevangen tegen 6.876
in het seizoen 1947/’48. Daarentegen werd in het laatste
seizoen de helft meer gewone walvissen verwerkt dan in
het voorafgaande seizoen.
Tenslotte geeft tabel 7 een overzicht van de wekelijkse
verwerking gedurende het seizoen 1946/’47. 1-lieruit blijkt,
dat naarmate het seizoen vordert de traanproductie per
,,blue whale unït” toeneemt. De oorzaak daarvan is, dat
de walvissen gedurende de wintermaanden, als zij zich op
de paaigronden bevinden, niet eten. Totaal vermagerd
keren zij in de lente terug naar de IJszee om zich gedurende
de zomermaanden vet te eten. Ving men vroeger de
walvisvangst reeds in begin October aan, thans is dit
gesteld op 15 December. Tabel 7 toont wel zeer duidelijk
van welk groot belang deze latere aanvangsdatum is.
De positie çan Nederland als waioisoarende mogendheid.
Dank zij het reeds tijdens de oorlog genomen initiatief
behoort ook Nederland thaps tot de walvisvarende landen.
Zoals uit tabel 2 blijkt, neemt Nederland met 4 pCt van
de totale traanproductie een bescheiden plaats in, ofschoon
daarmede reeds wordt voorzien in de helft van ons voor-
oorlogse verbruik van traan.
Voorts, is het duidelijk, dat bij de handhaving van de
gestelde maximumgrens van 16.000 eenheden quotering
van de productie op de duur onvermijdelijk zal zijn.
De dan bestaande productiecapaciteït zal, zoals vanzelf
spreekt, een zeer belangrijke factor zijn. De Noorse en
Engelse vergroting van de productiecapaciteit door nieuw-
bouw van zo goedkoop mogelijk werkende moderne grote
fabriekschepen moet dan ook o.i. als onderdeel van een
doelbewuste walvisvaartpolitiek op lange termijn worden
beschouwd, waarmede thans de grondslag wordt gelegd
voor het aandeel, dat verkregen zal kunnen worden in
de toekomstige va1visvaart.
Voor een belangrijke zeevarende inogendheid als Neder-
land, dat bovendien zelf in aanzienlijke mate traan ge-
bruikt als grondstof voor de margarinebereiding,kan onder
de gegeven omstandigheden een modern nieuw gebouwd
tweede Nederlahds fabriekschip thans nog tot de prakti-
sche mogelijkheden worden gerekend, mits als uitvloeisel
T.&BEL 7.
Antarctische pelagische walisQaart, seizoen 19461’47.
Vangst en traanproductie per (veek (cxci. fabriekschip
,,Siava”).
eicl
?
g
e
end:
Traan-
productie
in tonnen
Blue
whale
units”
Productie per
,,blue whale
Unit» in
barrels ‘)
14 Dec.
1946
10.766 770,5
83,8
21
,,
15.214
1.087,0
84,0
28
,,
13.682
929,5
88,3
4
Jan.
1947
18.345
1.188,0
92,7
11
16.230
990,0
98,4
18
,,
15.211
926,5
89,5
25
,,
.
14.053 826,0
102,l
1 Febr.
14.859
•
8725
102,2
8
,,
18.577
1.007,0
110,7
15
,,
17.154 917,0 112,2
22
,,
17.296
851,5
121,9
3lrt
.
16.753
772
2
5
130,1
8
,,
18.235
805,3
135,9
15
,,
–
21.889
940,0
139,7
22
,,
16.841
703,5
143,6
29
16.704
696,5
143,9
5 April
16.803 646,5
155,9
7
,,
2.972
74,0 234,9
‘)
‘
Excl. traan van dc potvis.
Ontleend aan de ,,Norsk Hvalfangst-tidende”.
van een bewust te voeren walvisvaartpolitiek op langere
termijn, waarbij men de consequenties van de in dit
artikel omschreven ontwikkeling van de huidige wal-
visvaart zich ter dege zal moeten realiseren.
Slot beschouwing.
Van bovenstaande weergave van liet verloop van de
walvisvaart na de oorlog valt in het bijzonder op, dat de belangrijkste walvisvârende mogendheden: Nooi’wegen en Engeland op zeer korte termijn de wederopbouw van
hun vloot hebben bevorderd door de bouw van nieuw’e
zeer grote fabi’iekschepen, ondanks de hoge kosten daaraan
verbonden. Daardoor heeft dit riskante bedrijf, dat de
walvisvaart is in verband met het technische risico, het
prijsrisico en het risico van het uitroeien van de w’alvissen,
reeds in het derde na-oorlogsseizoen een belangrijke bij-
drage kunnen leveren ten behoeve van de vetvoorzieniig.
Voorts valt het op, dat landen als Japan, Rusland en
straks ‘ook Argentinië met fabriekschepen aan de walvis-
vaart deelnemen, ofschoon deze landen zelf onder normale
omstandigheden geen behoefte aan traan hebben, doch
dit dan naar het consumptiegebied van traan, West-Eui’opa,
zullen gaan expoheren. Reeds voor de oorlog was Japan
daardoor een storende factor op de wereldmarkt voor
traan. Mogelijk zaldeze ongewenste toestand zich in de
toekomst wederom gaan voordoen.
Tenslotte zij vermeld, dat het seizoen 1948/’49 ver-
moedelijk met 19 fabi’iekschepen zal worden uitgeoefend,
nl. 10 Noorse, 4 Engelse, 3 Japanse, 1 Nederlands en
1 Russisch fabriekschip. Voorts zullen Noorwegen, Enge-
land en Argentinië elk een landstation op Zuid-Georgië in bedrijf hebben. Verwacht mag worden, dat wëderom
ongeveer 350.000 ton traan zal worden geproduceerd.
Vervroegde sluiting van het seizoen is in verband met de
gestelde productiegrens ook voor het komende seizoen
waarschijnlijk te achten.
Scheveningen.
A. G. U. I-IILDEI3RAXDT.
AANÏEKENING.
:I)E .IIAVFN VAN
ROTTERDAM
NA 1)14
BEV.RIJIMN(L
Rotterdam wordt wel genoemd ,,Pooi’t van Europa”.
Zoals vroeger de poort een schakel vormde tussen de
huishouding van cle stad en het omringende land, zo is
Rotterdam een schakel tussen het Europese achterland en de vere1dzeeën. Aan de buitenkant van die poort de
zeeschepen, aan de landzijde de binnenschepen, de spoor-
wagens en de vrachtauto’s.
$34
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 October 1948
wing gelaten, dan blijkt, dat er bij het doorvoerverkeer geen
sprake meer is van een achteruitgang, maar van een voor-
uitgang met rond 55 pCt. Met bestemming Duitsland
werd in 1938 15,8 millioen ton, in 1947 0,1 millioen.ton
1
iervoerd.
Ook de uit het achterland aangevoerde hoeveelheid
goederen schrompelde ineenvan 14 tot 1,5 millioen ton.
Blijft ook hier Duitsland buiten beschouving, dan komt
ook hier een vooruitgang, ditmaal zelfs van ongeveer
75 pCt te voorschijn (zie tabel 1). Het transitoverkeer met
Duitsland verminderde met ruim 28 millioen ton, hetwelk
bijna
2
!
3
gedeelte van het gehele verkeer in 1938 uitmaakte.
Het gôederenverkeer per vrachtauto moest buiten be-
schouwing blijven, daar hierover geen cijfers orden ge-
publiceerd.
De grote’ achteruitgang ,van het goederenverkeei’ te
Rotterdam vond zijn oorzaak in het wegvallen, althans
voor het overgrote gedeelte, van zijn transitofunctie voor
Duitsland. Hoe is de situatie in de, in dit opzicht kleinere,
poorten van Amsterdam en Antwerpen?
Terwijl debedrijvigheid in Rotterdam in 1947 ten op-
zichte van 1938 rond 30 pCt bedroeg, was het percentage
van Amsterdam-en Antwerpen resp. 71 ‘n 94. –
Uit watvoorafging bleek, dat het Rotterdamsd pecen-
tage zo-laag was, omdat één van de beide componenten
van het -verkeer, het transitoverkeer, zo belangrijk was
tegenover de andel’e factor, het nationale verkeer (resp.
75 en 25 pCt). –
Voor Amsterdam en Antwerpen ws in 1938 het aandee
.2 1
,ç,
Rotterdam.
–
–
–
Totaal
t
Mnt fl,iitslnrl
– 1
3TI nvprip Indo,
–
De zeeschepen brachten in 1947 9,3 millioen ton goede-
ren aan, tegen 24,5 millioen ton in 1938
1).
De afgevoerde
hoeveelheid goederen biedt een nog minder rooskleurig
beeld, ni. 2,8 millioen ton tegen 17,9 millioen ton in 1938.
Het totale goederenverkeer ter iee bedroeg aldus in 1947,
met 12,1 millioen ton, nog maar 30 pCt van dat in 1938.
Hoe was nu de opbouw van dit verkeer, dat door die
poort in 1938 passeerde? 75 pCt was transitoverkeër.
DQ
rest ad 10 millioen ton maakte het deel van de nationale
in- en uitvoer uit, hetwelk overRotterdam zijn weg kôos.
1-loe geheel anders is de situatie in 19471 Het nationale
verkeer bedroeg 8,4 miljoen ton of vel 70 pCt, het transito-
verkeer daarentegen piet meer dan 3,7 millioen ton of
30 pCt van het totaal.
Uit deze cijfers blijkt, dat de achteruitgang in het goede-renverkeer ter zee vrijwel geheel moet worden toegeschre-
ven aan de daling van het transitoverkeer van 32,3 op
3,7 millioen ton.
Ter verklaring is het nodig, een blik te werpen op wat
er aan de andere kant van de poort gebeurde. In het
bijzonder het transito-gedeelte, waarin immers de oorzaak
te vinden moest zijn, heeft de aandacht.
Van Rotterdam naar het achterland werd in 1938 via
rivieren, kanalen en spoorwegen 16,9 millioen ton in tran-
sito vervoerd. In 1947 nog 1,8 millioen ton. Wordt de
grote afnemer Duitsland voor beide jaren bisiten beschou-
1)
De in dit artikel vermelde cijfers werden ontleend aan publi-
câties van het ,,C.B.S.” en van het ,,Natioaal Instituut voor cle
Statistiek” te Brussel. –
TABEL 1.
r
p.
Geladen
Gelost
‘ftaai generaal
S
TABEL
II.
Geladen/Gelost
Geladen
Gelost
Totaal ……..
TABEL
III.
Omschrijving
1938 1947
1
1938
‘
–
1947
16.827.450 1.536.217
15.772.422
124.807
31.707
287.553
4.849
10.158
16.859.157 1.823.770
15.777.271 134.965
13.838.900
1.313.543
13.737.634
–
1.277.814
137.701
155.794 130.505
2.023
13.976.601
1.469.337 13.868.139
–
1.279.837
30.835.758
3.293.107 29.645.410
1.414.802
Vergelijking transitonerkeer Benelux-haeens.
Rotterdam
-.
Antwerpen
–
-1938
1947 1938
.
1947
16.827.450
1.536.217
3.089.903
1.130.590
31.707
287.553 269.303 859.954
13.838.900
1.3
–
13.543
3.359.815
213.868
137.701 155.794
1.449.805
–
395.932
30.835.758
3.293. 107
8.165.826
2.600.344
100 pCI
10,68
pOt
100
pCt
31,84
pçt
Nationaal nerkeer 1/enelux-hanens.
Jaar
Invoer
Uitvoer
1
‘rotaal
Wijze van vervoer
rivieren en kanalen
spoorwegen
totaal
…………….
rivieren en kanalen
spoorwegen
totaal ……………
Wijze van vervoer
rivieren en kanalen
spoorwegen
rivieren en kanalen
spoorwegen
1938
.
1-947
1.055.028
1.411.4
–
10
26.858
277.395
1.081.886
1.688.805
101.266
–
35.729
7.196
153.771
108.462
189.500
1.190.348
1.878.305
Amsterdam
1938
1
1947
539.355
82.372
-11.005
48.622
581.157
30.364
12.610 –
58.122
1.144.127
219.480
100 pCI
19,19
pCt
–
–
1938
7.003.578 3.018.047
–
10.02
–
1.625
1947
7.291.638
1.156696
–
8.448.334
.
.
–
1947
inpCI van
-1938
04,11
38,33
.
84,30
1938
–
.
7.998.541
6.159.659
14.158.200
Rotterdam
………………….
1947
,
13.363.179
–
5.131.732
18.494.911
Antwerpen
……………………….
1947
in
pot
van
1938
–
–
167,07
83,31
130,63
1938
2.430.828
1.193.661
3.624.489
Amsterdam
……………………….
–
1947
.
–
2.841.475
696.273
•
3.537748
–
–
.
–
1947 113
pct;van
1938
–
116,89
58,33
97,61
–
—
TABEL
IV. God,enyerkeer op de Rijn bij Lobiih.
Omshrijving
.
.
Jaar
Siroomopwaarts
Stroomafwaarts
–
Totaal
Totaal
verkeer
………………
1938
–
27.552.797
28.235.111
– ‘
55.787.908
–
1947
3.630.151
4.883.485
–
8.513.636
–
1947
in pCt van
1938
13,18
–
.
17,30
.
15,26
1938
17.760.309
14.149.7
–
16
.
— 3
–
1.910.025
1947
1.681.548
1.591.136
.
3.272.684
–
1947
in pOt van
–
1938
9,47
–
11,25
‘
10,26
3.570.660 3.336.649
.
-6.907.309
—
Rotterdam
………………………..
–
1947
-1 .271.750
818.210
2.089.060
–
–
.
Antwerpen
……………………….1938
.
1947 in pot van 1938
35,62
.
24,52
– /
30,26
–
-1938
568.182
1.163.597
1.731.779
,
–
–
Amsterdam
…………………………
–
1947
.
90.229
252.77.8
. .
,
–
343.007
–
-,
.
1947
in
pCI
van
–
1938
–
15,88
–
21,72
19,81
20 October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
835
van het transitoverkeer nog geen 40 pCt van het totale
verkeer. 1-Toe zich daar de situatie heeft ontwikkeld,
blijkt uit tabel IT. Het in deze tabel vermelde transito-
verkeer van Amsterdam ad 1,144 millioen ton betrof
voor bijna 90 pCt verkeer naar en van Duitsland. Een-
ze1fdeori6ntering op Duitsland als in Rotterdam, waar
dit aandeel zelfs 96 pCt bedroeg. Voor 1947 eenzelfde
toeneming van het transitoverker met de overige landen,
hier ongeveer 65 pCt.
– De relatie Antwerpen—Duitsland is minder nauw.
Van de 8,2 millioen ton transitogoederen waren er in 1938
ongeveer 5 millioen ton bestemd voor of herkomstig uit
Duitsland. In 1947 kan het aandeel naar raming op enkele
honderdduizenden tonnen worden gesteld. Do achteruit-
gang in het fransitoverkeer wordt ook hier dus weer ver- –
oorzaakt door Duitsland. –
De ontwikkeling van het nationale deel van het vervoer,
de in’oer on de.uitvoer dus, moge voldoende uit tabel III
blijken.
De gesche tste ontwikkeling was nie t alleen het gevolg van
de chaos in Duitsland. helaas werden kunstmatig (in
hogere mate dan onder het hitler-regime het geval was)
goederenstromen afgeleid, w’aardoor de drie havens van
de Benelux het slachtoffer werden.
In plaats van de goederen de snelste en goedkoopste
weg te laten volgen, werd het verkeer omgelegd over de
Duitse Noordzeehavens onder – het motto ,,deviezen-
besparing”. 1-Tierdoor werd
01)
het reeds overbelaste en
versleten Duitse spoorwegapparaat een niet te verwerken
last gelegd, welke ook door de huidige Rijnvloot kon
worden gedragen (zie tabel IV).
Uit onlangs gepubliceerde berihten blijkt, dat thans
weer een begin zal worden gemaakt met de hervatting
van het transïtoverkeei. De in die berichten vermelde
hoeveelheid van 1.700.000 ton, welke nog met Antwerpen
en Amsterdam moet worden gedeeld, is als bijdrage in
het herstel der bedrijvigheid nog van ondergeschikt be-
lang. De symbolische betekenis is echter des te groter.
Rotterdam.
Ii. A. BEUSEKAMP
INTERNATIONALE NOTITIES.
PItIJSI)ALINGEN OP DE WERELDIARKT.
– Met uitzondering van enkele strategische grondstoffen
begint, aldus het Franse blad ,,L’Economie” van 14 dezer,
de schaarste-economie op verschillende gebieden te ver-
dwijnen.’De opwaartse beweging van het prijspeil is aller-
wege tot stilstand gekomen, behahe in landen waar een
chronische inflatie heerst; in sommige gevallen is reeds
een beweging in neerwaartse richting zichtbaar.
Dit laatste blijkt het duidelijkst op agrarisch gebied.
Dit seizoen kunnen, dank zij voortreffelijke oogsten, de
behoeften der verschillende landen gemakkelijk w’orden
bevredigd; de reservevoorraden kunnen weer op peil wdr-den gebracht. Te New York zijn de tarwe- en maisprij zon
thans ca 22 pCt lager dan een jaar geleden; haver noteert
ca 30 pCt, rogge zelfs 40 pCt lager. Koloniale producten,
zoals koffie en cacao, noteren 2 tot 12 pCt lager dan het
vorige jaar.
De Amerikaanse prijzen van industriële grondstoffen
tonen een meer verbrokkeld beeld. De katoenprijs in onge-
veer even hoog als een jaar geleden, doch ligt ca 25 pCt
beneden het peil van lente 1948. Rubber is ca 20 pCt duur-
der dan een jaar geleden, noteert echter 10 pCt lager dan
in Juli ji. Mody’s grondstoffenindex vertoont voor de
jaarsperiode een teruggang van 10 pCt.
Ook elders is voor grondstoffenprijzen een baissetndentie
waar te nemen. In Egypte zijn de katoen’prijzen gedaald,
in Australië daalde bij recente w’olverkopen de prijs met
10 20 pCt; de algemene index der Engelse groothandels-
prijzen ligt weliswaar 13 pCt boven het peil van September
1947, doch sinds Juni is een langzame daling merkbaar.
De geschetste terugkeer tot een meer normale situatie
kan gevolgd worden door een economische depressie. Er zijn
echter, aldus het blad, politieke factoren (herbew’apéning!),
die een dergelijke ontwikkeling onwaarschijnlijk maken.
MIGRATIEMOGELIJKliEnEN EN -MOEILIJTKIÎEDEN IN
lIET
BRITSE GEMENEBEST.
Er zijn verschillende tekenen, die er op wijzen, dat de
Engelse Dominions haar houding t.a.v. immigratie thans,
zeventien jaren nadat vele Britse emigranten onder de
druk der depressie uit de Dominions terugstroomden en
de door de Staat gesteunde migratie binnen het Gemene-
best tot staan werd gebracht, hebben gewijzigd. Zij hebben nl. in de oorlog het gevaar ingezien van een over een groot
gebied verspreide, kleine bevolking, terwijl voorts hun in het stadium van ontwikkeling verkerende industrieën, en
nog niet ontgonnen natuurlijke hulpbronnen een grotere
binnenlandse markt vereisen. De Dominions Canada,
Australië en Nieuw-Zeeland kunnen bestaansmogelijkheid
bieden aan resp. 50-60 millioen, 20-30 millïoen en 5-10
millioen inwoners, terwijl zij zonder immigratie waarschijn-
lijk niet boven de 15 millioen, 9 millioen en 2,5 millioen
inwoners zullen komen.
Immigratie is derhalve, aldus ,,The Times” van 14
October jl., voor de Dominions van groot belang, terwijl
hieraan ook voér Engeland voordelen kunnen zijn ver-
bonden. Immers, er wordt wel beweerd, dat Engeland
tegenwoordig te dicht is bevolkt, doordat aan de unieke,
maar precaire toestand, waardoor Engelandin staat was
het gro’otste deel van zijn voedingsmiddelen en ‘grondstof-
fen te importeren in ruil voor indutriële goederen en dien-
sten, door de oorlog een einde is gekomen .,,The terms of
trade will no longr prevent Mal’thus from takinghis
belated
–
revenge on the British Isles, however ingenious
the British may be in industry and trade”. Daarbij komt
nog, dat spreiding van
de bevolking en de industrieën over
het Gemenebest met het oog op een eventuele oorlog van
belang zou zijn.
Een moeilijkheid ,echter vormt het grote aantal immi-
granten, dat wordt gevraagd. Australië alleen al bijv,
aldus de minister-president van de staat Victoria, zou over een periode van twintig jaar 13 millioen emigranten moe-
ten opnemen, waarvan 10 mïllioen uit Engeland en 3 mii-
lioen uit de landen van het Europese continent. Afgezien
van de moeilijkheid voor Australië om 650.000 immigranten
per jaar te vervoeren en productief te verk te stellen, acht
,,The Times” Engeland niet in staat om gedurende twintig
jaar een half millioen personen per jaar
–
te ,,exporteren”
naar de rest van de wereld, laat staan naar Australië
alleen. Daarbij kom
–
t nog, dat de Dominions hoge eisen stellen mb.t. leeftijd, gezondheid en scholing. Wanneer
–
10 millioen personen, welke aan deze eisen voldoen, Enge-
land zouden verlaten, dan zou de welvaart van de Domi-
nions worden gegrondvest op de ruïnes van het Moederland.
Immers, Engeland heeft ook zijn bevolkingsprobleem, nl.
een stationnair. wordende bevolking met een stijgende ge-
middelde leeftijd. Wanneer het Gemenebest één Staat met één budget vormde, dan zou de Regering kunnen
eisen, dat de Dominions tevens bejaarde personen, families, ongeschoolde arbeiders en een evenredig deel van de natio-
nale schuld tot zich zouden trekken.
Een dergelijke oplossing nu is uiteraard niet mogelijk;
de Engelse Regering zal, wanneer emigratie op grote schaal
plaatsvindt, moeten trachten compensatie te vindeh in
jonge immigranten van het continent om aldus de stroom
Engels sprekende emigranten naar de 1)ominions te kunnen
handhaven. Een en aiider onder de voorwaarde, dat ook
de Dominions hun immigranten voor een deel uit liet
Europese continent recruteren. 1-let is volgens ,,The Times”
van veel belang, dat de meerderheid der immigranten in
de Dominions uit Britten zal bestaan en ,,it is the desire
and the duty of this country to meet all the reasonable
calls of the Dominions for new British citizens”.
836
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 October 1948
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De marktnoteringen voor schatkistpromessen handhaaf-
den zich in de afgelopen week vrijwel
01)
hetzelfde peil als
in het voorgaande overzicht werd vermeld. Januariprö-
messen werden tegen 1 pCt gevraagd, zesmaandspapier
was tegen
1f
pCt aangeboden, terwijl Julipapier bij geringe
omzetten tegen
15
/16
pCt werd verhandeld. Er was ook
weinig aanleiding tot renteverandering, daar scifatkist-
promessen regelmatig in grote bedragen kwamen te ver-
vallen, terwijl noch voor belastingbetaling, noch uit andere
hoofde belangrijke onttrekkingen werden veroorzaakt.
In de komende maanden zal hierin vermoedelijk wel ver-
andering komen, daar dan zeer weinig promessen komen
te vervallen, terwijl de uitstolregeling voor belastingbeta-
ling dan uitgewerkt geraakt is en de betalingen op aanslagen
in de bijzondere heffingen verder op gang komen. Een
zekere terughouding bij de geldmarktinstellingen t.a.v. de
herbelegging van vervallende promessen valt dan ook
waar te riemen, aangezien de geldschaarste in Juli van dit
jaar, toen dezelfde omstandigheden aanwezig waren als
nu’ verwacht worden, nog vers in het geheugen ligt.
De aandelenmarkt gafin de afgelopen week bijkans over de
gehele linie afbrokkelende koersen te zien-Uiteraard vormt
dit een sterke rem op de emissiebedrijvigheid. Weliswaar
worden bij de huidige ongunstige marktconstellatie nog
wel eens kleine emissies uitgebracht, welke dienen om de
markt af te tasten,dochgrote bedragen worden niet meer
gevraagd. Wel staan ongetwijfeld nog tal van emissies op
stapel, doch liever dan een mislukking te riskeren, blijft
men met bankcrediet financieren. liet ziet er niet naar uit,
dat op korte termijn in deze toestand verandering zal op-
treden.
Nu
de liquidatie van buitenlands bezit practisch
is beëindigd, en ook de inflationistische Overheidsfinan-
ciering wellicht door geldonttrekkingen tengevolge van de
Islarshall-hulp grotendeels of geheel wordt gecompenseerd
werden boven en behalve de ,,normale” besparingen Vrij-
wel’ geen nieuwe middelen meer aan de effectenmarkt
toegevoerd.
De staatsfondsenmarkt was in de afgelopen week prijs-
houdend, zonder dat nochtans koersstijgingen van enige
omvang voorkwamen. Alleen de3 pCt investeringscertifi-
caten stegen met
/16
pCt tot 98 pCt, en de 3 pCt Groot-
boekschuld 1946 monteerde tot
98/
pCt.
Van het koersverloop op de aandelenmarkt geeft onder-
staande tabel een beeld.
8 Oct.
15
Oct.
1948
1948
A.K.0.
………………….
156f
1511
v.
Berkel’s
Patent
…………..
123
.
123±
Lever Bros. Unilever
C.
v. A
…..
284
2821
Philips
G. b. v. A.
…………..
242f
233
Koninklijke Petroleum
……….
340f
3331
H.A.L
.
……………………
175 169
N.S.0.
……………………
171f
1701
H.V.A
.
……………………
266′
263f
Dcli
Mij
C. v. A.
…………..
154f
151
Amsterdam Rubber
…………
168f
1651
Internatio
………………..
198
198
STATISTIEKEN.
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen.francs).
–
i
1
ëg
0)
–
Data
°
1
.
Iz.
oo
,
IE
2
00
r1
31
Dec
1946
4.949,9
158,0
238.7
52,7
1
4.090,7
1.113,7
30 Sept. 5948
5.773,7
1
174,5 542,5
1
47,6
4.322,4
5.326,5
7 Oct.
1948
5.752,8 1
569,9 134,9
47,6
1
4.256,5
1.341,1
15 Oct.
1948
5.738,7
184,9
112,1 j
47,6
4.219,9
1.360,8
DE NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte belans
op
18 October 1948.
Activa.
Wissels, pro-
Iioofdbank
S
–
messen en
tAgentsch.
Bi
j
bankechuldbrieven
in disconto
,,
1.000,-
1′
1.000,-)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. 15, sub 4, van de
Bankwet1948)
……………………..
–
Schtkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der iNederlanden ingevolge overeen-
komst van
26
Februari
1947
…………
..
1.800.000.000,-
Beleningen:
(
Hoofdbank
6
137.447.815,07
1
)
(hel. voor-
schotten in re-
Bijbank
,,
395.516,45
kening-courant
1
op
onderpand)
(
Agentseb.
,,
5.161.250,86
143.005.582,38
Op
effeëten,
en7.
……….
..142.056.821,17′)
Op
goederen en celen
948.761,21
f143.005.582,38
‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 20 vn de Bank-
–
–
wet
1948)
…………………………
–
Boekvordering
op
de Staat der Nederlanden
S
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947
,,
1.500.000.000,- Munt eis muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……..f
454.869.944,99
Zilveren munt, enz …….
..2.635.381,25
457.505.326,24
Papier
op
het buitenland
.
S
338.259.800,-
Tegoed hij correspondenten in
het
buitenland
…………11
6.1 58.817,47
Buitenlandse betaal-
middelen
…………….
…
5.539.551,38
459.958.168,85
Belegging van kapitaal, reseives en pensioen-
fonds
……………………..
.
……….101.823.035,17
Gebouwen en inventaris
……………….2.500.000,-
.
..
Diverse
rekeningen
………………….
234.641.005,13
f4.699.434.117,77
1.
Pasalva.
Kapitaal
…………………………..t
20.000.000,-
Reservefonds …………………………12.759.703,05
Bijzondere reserves …………………………54.447.566,03
Pensioenfonds ………………………. ..19.986.301,45
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ……114.547.630,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte) ……3.012.025 265,-
Bankassignaties in omloop …………………261.618,24
Rekening-ccurant saldo’s:
‘s Rijks Scuatkist
……f 386.252.837,83
Geblokkeerde saldo’s van
banken
………….. .. 121.055.658,47
Geblokkeerde saldo’s van
anderen
… ……….. ..21.106.811,18
Vrije saldo’s
……….. .. 707.797.305,97
1.236.21 2.613,45
Diverse rekeningen
…………………. ..229.193.420,55
4.669.434.1 17,77
‘) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen
‘) Vaarvan aan Nederlands-Indië (Wet van 15
Maart 1933, Staatsblad no. 99) ……….
..36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……143.342.966,50
BANK VAN ENOELAND
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
i’i
o o
‘
15
.
.n.
cd
r
.’
.2
.
Cd
25 Dec. ’46
29 Sept.’48
6 Oct. ’48
13 Oct. ’48
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
0,2
1.299,2
1.300
1.236,4
63,9
0,2
1.299,2
1.300
1.237,9
62,4
‘
0,2
1.299,2
1.300
1.236,1
64,2
Othersecurities
Deposits
.
r.
–
o
.
,
4
25 Dec. ’46
29 Sept.’48
6 Oct. ’48
13 Oct. ’48
1,3 1,6
1,8
2,2
311,8 361,8 315,9
325,5
13,6
25,0
27,1
26,4
15,8
35,4
21,2
22,6
346,5
469,2
410,8
423,2
10,3
22.3
13,4
18,9
278,9
300,0
297,0 303,1
20
October 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
837
STAAT la.
OVERZICHT VAN DE OPBRENGST DER 1UJKSMIDDELEN
).
Boekingstijdvak 1947/
1
48. Directe Belastingen.
x
f1.000
1 Jan.
Totaal
1947
1
Jan.
n mn
d
r m
1
e a
i
g
e
1
ee
t/m
Jan.
Febr.
Mrt
April
MP.i
Juni
Juli
Aug.
1947
Raming
uit.
1948
1948
1948
1948 1948
1948
1948
1948
L/mult.
1947
Dec.
Aug.
–
1947
1948
Voor liet
Rijk: 4.620
75.027 93.885 111.707
126.113121.405
173.519
193.919
118.360
1.018.555
570.000
291
1.412
2.701
3.774 6.294
7.754
13.713
13.244
7.303
56.486 91.500
Inkomstenbelasting
…………………..
5.037-
5-
119
–
17
–
14
– .
71
–
797
–
–
4.012
—
Vermogensbelasting
…………………….
Winsthelasting
………………………..
128.168-
306
–
430 -5.661
–
661
–
456
-7.109
–
–
113.545
140.000
Vennootschapsbelasting
……………….
Vcrmogensbelasting voor lichamen
11.035-
14
–
10-
101
–
19-
148-
545
–
–
10.198 16.000
149.151 76.114
96.027 109.702 131.713
128.482
178.781
207.163
125.663
1.202.796
817.500
Voor het Gemeentefonds:
Totalen
…………………..
26.135 422
244
1.332
–
6-
28-
130
– –
27.969 23.000
Grondhelasting
…………………….
6.635 1.300
1.104
1.648
5.069
3.780
1.615
986
112
22 253
21.000
Personele
belasting
…………………..
Ondernemingsbelasting
8.596 8.942
10.354
.9.498
13.270
9:770
17.8 7
15.823
9.646
103.778
40.000
Totalen
…………………..61.3661
10.6641
11.7021
12.4781 18.3331
13.5221 19.3681
16.8091
9.758
154.000
84.000
‘)
Deze statistiek sluit
aan
bij die, opgenomen in ,,E.-S.B.” van 1 September 1943, blz. 698.
STAAT 1h.
BoekingstiJdvak 1948/
1
49. Directe Belastingen.
x t 1.000
Totaal
1Jan.
Benamin
g
d r
id len
e
m
e
Jan. Febr.
Mrt April
Mei
Juni
Juli
Aug.
1948
Raming
1948
1948
1948 1948
1948
1948
1948
1948
t/mult.
1948
Aug.
1948
Voor het Itijk:
–
4
5
2
2
355
1.699
29
2.096
680.000
1
–
–
1
–
2
191
20
205
50.000
Inkomstenbelasting
…………………..
740
159
201
375 133 860
256
275
2.999
–
Vermogensbelasting
………………………
Winstbelasting
…………………………
28.881
69.151
23.769 26.649
7.351
26.649
66.667
26.558
223.675
110.000
–
Vennootschapsbelasting
……………….
Vermogensbelasting voor lichamen
373 527
1.069
422
273 808
596
392 4.460
–
29.995
19.841
25.044
27.449 7.759
28
.
67
4
6T9
25.274
233.435
840.000
Voor het Gemeentefonds
…………
Totalen
…………………….
–
191
376
1.195
5.270
12.671
2.285
1.826
23.814
26.000
Grondbelasting
…………………….
–
– –
–
1
389
L049
.
1.439
23.000
Personele
belasting
…………………..
Ondernemingsbelasting
13
47
13
987
124
1.012 9.956
3.261
15.413 48.000
Totalen
……………………
1
131
2381
389 1
2.1821
5.396113.684
1
12.6301
6.136 1
40.666 1
97.000
STAAT II.
Kalenderjaar 1948. Overige middelen.
X
t 1.000
Totaal
1
Jan.
Benamin
d r mi”d 1
g
e
ee
Jan.
Febr.
Mrt
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
1948
Raming
1948
1948
1948 1948
1948
1
1948
1948
1948
t/m uit.
1948
Aug
.
1948
52.174
50.465
21.164
61.914
38.204
20.026
61.409 48.966
354.321
360.000
5.295 5.524 3.783
1.859
2.595 3.474
10.368
3.628
36.526
20.000
483 464
107
568
635
158
970
890
4.275
2.200
22.921 19.145
8.072
24.601
15.395
7.401
24.722
19.449
142.050
170.000
Voorhefting op in het buitenland geaccumu-
–
41
213
–
17
217
–
5
–
45
–
51
–
203
68
memorie
12
.
–
335
-.
1
20
1
1
370
memorie
Loonbelasting
………………………..
–
–
–
– –
–
–
–
–
memorie
Dividendbelasting
……………………
Commissarissenbelasting
………………..
15.393 13.520
18.484
20.211
19.250 19.798
21.038
18.279
145.973 183.000
Vereveningsbeffing
…………………….
317 536
645
731
496
676
612
654
4.667
5.000
12
18
10
5
13
6
9 5
78
500
Flerkapitalisatiebelasting
…………………
Rechten
op
de
invoer ………………..
Accijns
op
zout
…………………..
1.178 2.053
823
103
167
241
165 110
4.840 7.000
Statistiekrecht
…………………………
Bijzondere wijnbelasting
…………………
5.954 6.046 6.580
6.788 6.615
7.047
82
0
4
6.573
53.807
51.800
leerde Inkomsten
……………………
Accijns
op
gedistilleerd
…………………
548 1.034
1.163 1.510
1.988
1.817
1.881
2.525
12.466
27.000
Superdividendbelasting
…………………..
Accijns
op
bier
……………………….
6.297 5.603
5.306
6.683
7.080
5.456
6.198
5.644
48.267
56.000
13.139
14.514
15.712
16.944
12.038
12.891
14.938 14.554
114.730 150.000
202
.
81
46
392
155
5
258
*
60
22
.1.140
1200
Belasting op gouden en
zilveren werken
….
81
88 92 86
70
73
63
632
900
Accijns
opsuiker
……………………
74.988
67.347
43.429 79.587 59.449
40.508 82.618
65.521
513.447 535.000
Accijns
op
tabak
…………………..
Accijns
op
wijn
………………………
1.567
1.937
2.441
1.785
.
1.439
1.531
1.642
–
1.380
13.552
15.000
Omzetbelasting
…………………….
2.728
1.892
10.382
2.086 3.685
5.435
2.741
2.218
31.167
22.000
Rechten van zegel
S)
.
.
Rechten
van
registratie
……………
Rechten van
successie,
enz.
…………
4.527
6.115
6.259
5.092 4.957
4.117
6.149 4.918
42.134
68.000 Motorrijtuigenbelasting
.2.235
2.122 2.925
6.362
3.905
3.215
2.781
2.641
26.186 23.000
Totalen
…………………….210.010
134.100
2
197.838
1.697.600
~
198.675
1
148.083]237.293
~
178.339
1
1.550.666
~
)
Irieronder begrepen zegelrecht nota’s van
1
makelaars en commissionnairs in effecten.
.
744
507
448
530
292
286
350
257
3.414
–
STAAT 11±.
‘
Kalenderjaar 1948. Buitengewone middelen.
x f 1.000
–
Totaal
1
Jan.
Renaming d r middelen
Jan.
Febr.
Mrt April
Mei
Juni
Juli
Aug.
1948
Raming
1948
1948
1948 1948
1948
1948
1948
1948
t/m uit.
1948
Aug.
1948
15.504
38.698
71.342
134.602 212.616
250.224 162.295
109.247
994.528 2.000.000
2.076
8.192
21.450 49.669
117.364
154.637
110.410
97.524
561.322
1.000.000
Betaald
cia
votot:
Vermogensaanwasbelasting
……………
6.500
27.000 42.300 74.600
123.200
108.500
46.100
26.000
454.200
–
Vermogensheffing ineens
……………..
6.000 13.700
36.200 42.400
99.100
154.800 120.300
83.400
555.900
–
uit
zekerheidstellingen
……………….
uit geblokkeerd
tegoed
……………….
500
2.900 6.500
23.900
45.900
50.100 67.600
50.600
228.000
–
d.
in.
v.
staatsobligaties
……………….
met
Vrij
geld
………………………
4.580 3.290
7.792
43.371
61.780
91.461
58.705
46.771
317.750
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE ‘BERICHTEN
20 October 1948
ZWEEI)SIi ltIJl{SJJANK.
(Voornaamste I)Osten in millioenen kronen).
x f1 millioen
838
STAAT IV. Kalenderjaar 1948.
Zekerheidstelliugen.
10
cd
,4
0.00
0
4
‘0
“E
Z
04)
‘
<
_00,5
0.0
..0
T/in Dec.
600
576
1.176
15
1945
Jan. t/m
Dec. 1946
953 1.553
729
112
2.282
127
Jan. t/in
Dec. 1947
316
1.869
525
403 2.394
530
Jan.
1948
18
1.887
509
54
2.396
584
Febr.1948
13
1.900
482
99
2.382
683
Mrt
1948
12
1.912
458
100
2.370
783
April 4948
10
1.922
448
430
1363
913
Mei
1948
.
8
1.930
424
164
2.354
1.077
Juni
1948
9
1.939
408
147
2.347
-.
1.224
Juli
1945
.6
1.945
392
79
2.337
1.303
Aug. 1948
5
1.950
381
‘
59
2.331.
1
1.362
TOELICHTING BIJ HET OVERZICHT VAN DE OPBRENGST
DER RIJKSMIDDELEN.
Directe belastingen.
Deze Staten vermelden de vorderingen, welke ontstaan dooi het
opleggen van voorlopige en definitieve aanslagen door de belasting-
dienst (debiteurenadministratie).
Het belastingtijdvak 1947/48 loopt bijv. voor de inkomstenbe-
lasting van t Januari 1947 t/m 31 December 1948. Normaliter
worden gedurende de eerste I2rnaandenhiervanvoorl6pigeaanslagen
over 1947 geboekt, gedurende de laatste 12 maanden definitieve
aanslagen over 1947 (vandaar de vergelijking van buy. 4947/’48 met raming 1947 en hijv. 1948/’49 met raming 1948).
Voor andere belastingen loopt het boekingstijdvak 19471’48 van 1 Januari 1947 t/m 30 Juni 1948.
Overige middelen. 11!. Buitengewone middelen. De staten vermelden het.werkelijk in elke maand ontvangen be-drag (kasadministratie). Bij de Buitengewone middelen komen ook andere wijzen van voldoening voor (zie staat III).
Bij omzetbelasting, loonbelasting en vereveningsheffing vindt de
afdracht per kwartaal plaats (dus bijv. in Januari 1968 van de be-lasting over de omzet resp. uitbetaalde lonen van het 4e kwartaal
van 1947). ‘
IV. Zeksrheidstellingen.
Dit zijn bedragen, die, vrijwillig of verplicht, door belastingplich-
tigen bij de ontvangers der belastingen zijn gedeponeerd. Zij dienden
als vooruitbetaling op nog niet opgelegde aanslagen in bestaande
belastingen, vermogensaanwasbelasting en vermogensbeffing (zie
ook staat III).
De staten vermelden zowel de opgelegde zekerheidstellingenals
de betalingen daarop (dus zowel debiteuren- als kasadministratie)
en voorts nog de afschrijvingen, die op de zekerheidstellingen wegens
de opgelegde aanslagen plaatsvonden. Het opleggen van verplichte zekerheidsteflingen is op 31 December 1947 beëindigd.
NATIONALÉ BANK
VAN
BELGIB
‘).
(Voornaamste posten in millioenen francs).
?,L•
>
0
S
r
.3
T
bD
2
0
,e.50Q,
–
.1-‘
16 Sept.
1948
28.136 11.042
427
9.986
303
414
23 Sept.
1948
28.123 11.373
202
9.175
286
426
30 Sept.
1948
28.490
11.544
348
10.560
338.
419
7 0ct.
1948
1
28.321
11.817
221
10.315
327
416
14 Oct.
1948
28.368
11.723
581
9.349
278 435
Rekening-courant
saldi
. .
_0
2
.e
”
–
.
.
0
,
(0
0
–
16 Se1948
657
91.729
81.568
22
2.125
6.251
23
Sept.:
j.
1948
.
685
90.864
81.115
24
2.532
6.009
30 Sept.
1948
742
92.930
82.359
20
2.846 6.897
7 Oct.
1948
754
92.858
82866
22
3.135 6.507
14 Oct. – 1948
765
92.763 82.198
114
3.018 6.513
Metaal
Staatsfondsen
r
4)
–
Data
‘0
0
•-n
u
4)
–
31 Dec.
1946
839
532
1.544
504
284
94
182
23 Sept. 1948
178 113
2980
199
245
–
182
30 Sept. 1948
178
113
.2.983
199
252
,-
182
7 Oct.
1948
178
113
2.978
198 237
–
182
Deposito’s
0
.
cl
Direct opvraagbaar
n
Data
‘
WES
–
31
Dec.
1946
2.877
875
94
230
174
7
23 Sept.1948
2.670
847
94
169
261
6
30 Sept.1948
2.884
724
L
70
.
25
175
248
6
7 Oct.
948 2.757
815
137
177
247
FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollar).
ilietaalvoorraad
[
Data
i
Other
‘1
u.s.
GovI
Totaal
Goudcer-
1
cash
1
securities
tificaten
31
Dec.
1046
18.381
17.587
268
23.350
23 Sept. 1948
i
22.606
21.988
1
271
21.860
30 Sept. 1948
1
22.603
24.988
1
276
23.282
10 Oct.
1948 j
22.623
21.990
L
252
23.143
FR-bil-
Deposito’s
Datâ
jetten in
Membir-
circulatie
Totaal
I
Govt
banks
31 Dec.
1946
24.945
17.353
1
16.139
23 Sept. 1948
23.997
20.989
1
1.436
18.694
30 Sept. 1948
23.992
22.408
1
1.660 19.884
10
Oct.
1948
24.077
22.046
1.596
19.584
IIANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
a
Voorchotten aan de Staat
-0
.888
Data
–
,e,
00
.o
(1
26 Dec.
1946
9 4. 817
118.302
59.449
67.900
426.000
23 Sept. 1948
52.817
275.384
125.042
150.500 426.000
30 Sept. 1948
52.817
257.882 125.042
160.700 426.000
7 Oct.
1948
52.817
275.058
125.042
131.900
426.000
Bankbil- Deposito’s
–
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Staat
Diversen
26 Dec.
1966
721.865 63.458
765
62.693
23 Sept. 1948
874.265
1201.519
775
199.305
30 Sept.
1948
910.633
193.819
788
191.296
7 Oct.
1948
923.695
150.584
733
148.295
DE KOLENPOSITIE
VAN
BELGIË
‘).
(in duizenden tonnen)
Maand
Productie
–
Afzet
–
Voqrraad aan
het einde van
de maand
Totaal
1938
29.575 28.029
2.222
Totaal
1946
22.779
22.767
311
Totaal
1947
24.390 26.253
448
Gem.
1938
2.465 2.336
Gem.
.
1946
1.898 1.897
Cern.
1947
2.033
2.021
Januari
.1948…
2.244
2.231
40
Februari 1968
1.738
1.753
.
457
Maart
1948….
2.299
.
2.256
500
April
1948….
2.318 2.239
579
Mei
1948….
2.071
1.917
1373
Juni
1948….
2.293
2.001
964
‘) Met ingang van 16 Sept. 1948 verscheen de weekstaat van de
Nationale Bank in een nieuwe vorm; vergelijking met vorige week-
cijfers is hierdoor niet meer mogelijk.
) Bron: , Statistisch Bulletin’ van het Nationaal Institi’iut voor
de Statistiek.
–
1
–
1
1
20
October
1948
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
83j
HAVENBEWEGINO.,.
.
,
,..
–
.’
Te Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen aangekomen zeeschepen
‘).
Tijdvak
Rotterdam
–
Amsterdam
.
..,.
Antwerpen
aantal
netto regster
aantl
netto register
‘
aantal
.
,
netto register
tonnen
tonnen
tonnen
12.026
19.392.128
3.110
,
4.024.738
9524
‘
15888710
1.344
2.06.632
470
458.800
3585
11.129.932
4.464
–
5.911.539
1.706
.
1.817.922
5.284
9.312.726
1939
…………………….
5.974
9.883.446
2.443
-2.769.462
8.013
16.762.921
1945
…………………….
1948
Januari
…….. . …………
900.645
208
217.476
676
..
.
1.426.923
1946
…………………….
Februari
………………..
623
915.570
204
242.271
645
1.326.948
1947
…………………….
Maart
…………………..
7 13
1.170.494
249
293.996
759
1.640.485
April
………………….
..513
759
..
1.149:060
260
271.421
677
1.351.495
.712
.. ..
998.949
293
309.569
742
1.513.300
Mei
…………………..
Juni
…………………..
627
941.522
273
313.230
700
1.429.583
Juli
………………….
729
1.121.185
291
438.839
729
1.368.112
Augustus
………………..
853
1.206.022
199
300.168
661
1.343.109
217
304.379
71
–
53.139
–
…… ……
194
301.510
.
7
82.952
29
Aug.
tjm
4
Sept……………..
12 t/m
18
Sept.
…………
151
,,
220.996 72
69.571
5
t/m
11
Sept.
…………
…….
19
t/m
25
Sept.
…………
….
155 227.889
68 67.966
26
Sept.
t/m
2
Oct………….
….
.
179
.
262.536
61
i
66.081
‘) Bronnen:,,Mededelingen Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Holland”; Dienst Gemeente Handelsinrichtlngen,Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
DE NEDERLANDSCIIE BANK.
.
. .
STAND VAN
‘S
RIJKS KAS.
Voornaamste posten in duizenden guldens).
______
_______
V o r d e r i n g e n
7 Oct. 1948
30 Sept. 1948′
:E
01
e
c
g’oi’;;
-c
–
‘-‘
,5
.E.
.
n
30 Dec. ’46 7 Sept:’48
700.876
455.831
4.434.786
-305.032
100.816 162:373′
103
14
153.109
147.878
13
-,…
’48 455.840 313.164
152.469
14
144.394
20
’48
455.917 321.127
155.691
5
142.715
27
’48
456.172
330:546 121.559
‘
5
147.626
4 Oct
’48
456.712
331.644 108.674
it
147.552
11
,,
’48
457.350
337.819 114.265
1
146.771
18
,, ,
’48
457.505
338.6O
121.698
.
1
143.006
–
—
Saldi
in rekeningcourant
– ……
,.
,cc
04 >
.
c
*
.-
c
1).
‘
‘,Q
30Dec. ’46
2.744.151.
1.099.855
90.071
43.706 590.158
7Sept.’48
3.064.494
526.549 41.614
21.729′
620499
13
’48
3.040.744
507.221
67.501
22.460
635.423
20
,,
’48 3.015.670
504.049 68.283
20.789
666.663
27
’48
3.035.088
503.578
58.395
19.844.
:647.747
4 Oct.’48
3.076.459
393.146
68.163 23.340
687.476
‘
11
.48
3.039.923
401.259
‘88.674
21.724
698.024
18
,;’
’48
3.012025
.
336.253
,121.Q56
•
21.107
707.797
INLEOGINGEN EN TERUGBETALINOEN OP PARTiCULIERE
SPA.ARIIOEKJES
BIJ DE
ALGEMEENE SPAAR.
EN
LIJFRENTEKAS IN BELGIË ).
(in duizenden francs)
Tijdvak
Tl~gin
Terug-
betalin-
gen
Saldo
Tegoed der
inleggers aan
het
einde
van het
tijdvak
‘)
1938
3.331.391
3.496.925
–
165.534 12.670.559
1946
5.213.361
3.828.538 1.384.823 19.823.453
1947
8
)
7.769.977
1
)
4.960.788
2.809.189
24.088.677
Juli
‘
618.533
489.590
128.943 22.195.681
4
)
Augustus
561.438
391.621
169.817
22.365.49,8
September
852.205 369.849 482.356
22.847.854
October
657.986
386.511
271.475
23.119.329
November
.
572,864
346.638
226.226 23.345.555
December
1
)
658.173
548.051
110 122
23.455.677
1948
Januari
850.930
380.897
470.e33
24:558.710
Februari
767.879 402.563 365.316
24.924,026
Maart
870.413 524.375
346.038
25.270.064
April
825.433 506.474 318.959
25.589.023
Mei
530.989
472.654
58.335
25.647.358
Juni
641.147 613.695
27.452
25.674.810
Juli
750.562
570.059 180.503
25.855.313
Augustus
629.137 465.175 163.962
26.019.275
‘)
Bron: ,,Studitn van de Algemeene Spaar- en
Lijfrentekas”.
‘)
Op het einde van het jaar inclusief gekapitaliseerde interest
van het dienstjaar.
‘)
Van
December 1947 af voorlopige cijfers.
‘)
Van Januari 1947 af inclusief
Inkoop van obligatiën van de
Muntsaneringslening ad frs 823.035.000.
,)
Exclusief inkoop van obllgatiên van de Muntsaneringsiening.
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Nederi. Bank N.V.
f
455.860,727,68
f
490.512.410,05
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Bank voor Neder-
lancische
Gemeenten
273.933,99
1.128.033,97
Kasvorderingen wegens cre-
.
dietverstrekking
aan ‘het
buitenland
…………..
–
–
Daggeldlening .tegen
onder-
.
pand
.
…………………
Saldo der
ostrekeningen van
,–
Rijkscomptabelen
.
……
……
635.512.295,54
564.243.263,01
Voorschotten
op ultimo Aug
……
.
.
,.
1948
aan
de
gemeenten
,
..
wegens
aan
haar
uit
te
,,
..29.339.724,77
,,,29.339.724,77
Vorderingen in rekening-cou-
rant op Indônesië
….
.
..
1121.242.935,46
1 107.649.856,27
Suriname
….
.
…..
.
….
31.309.968,54
;,
31.309.968,54
keren belastingen
.
……..
–
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
…
Ned
Antillen
…………
sioenfonds
….
•.
*
.
.
Het staatsbedrijf de
P., T.
1
enT………………..
.,
.-.-
–
Andere staatsbedrijven en.in
–
s
tellingen
240.270.388,10
251.954.353,62
Verplichtingen
Voorschot,
doôr
De Nederl
–
Bank N
.
V. verstrekt
. .
–
–
Voorschot,
door De
Neder- landsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant verstrekt
–
Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten in omloop
t 1605.993.100,.-
fl589.533.100,-
Schatkistpromessen
bij
De
.
•,
–
Nederlandsche Bank N.V.
ingevolge
overeenkomst
van 26 Februari 1947
…….
1800.000.000,-
,,1800.000.000,-
Schatkistproinessen in omloop
(rechtstreeks bij De Nederl.
Bank N.V.is geplaatst nihil)
/6.031,4 m/ni wo. garantie
Bretton Woods
/
804 mill
,,5227.400.000-
,,5235.400.000,-.
Daggeldleningen-
–
–
144.797.788,50
,,
145.094.28 1,50
Schuld
op
ultimo Augustus
Muntbiljetten in omloop …….
1948
aan
de
gemeenten
wegens
aan
haar
uit
te
keren belastingen
–
–
Schuld
in
rek-courant aan:
Surin
IndonesiC
–
.
–
–
–
Ned.
Antillen
……….
liet Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds
…
………..
8.583.998,14
31.565.594,22
…………………..
ame
………………….
liet staatsbedrijf
der
P., T.
en
T
……………….
…….1.857.591,61
1.852.227,97
750.250.048,08
678.911.295,41
Andere staatsbedrijven
. . .
……
–
–
Schuld
aan diverse instellin-
….
gen in rekening met ‘s Rijks
Schatkist,
………………
2254.676.884,78
11
2316.564.355,82
Anrnces,
waarvan
dd tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte
voorbehouden, in het nummer
van dezelfde week worden opgenomen.
840
ECONQMISCH-TATISTISCHE BERICHTEN
.
22October 1948
OVERZICHT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN
DE NEDERLANDSCRE
BANK.
(in millioenen guldens).
Actief
data
20-9-’48
27_9_’48
1
4-l0-’48
fi
1-I0
2
481
Passief
data
1
20-9-’48
27-9-48
1
4-10-48
1J_10_’48
Wissels,
promessen
en
20,0
20,0 20,0 20,0
schuldbrieven in disconto
Wissels,
en
schatkistpapier
__1)
___
1
)
‘)
12,8 12,8 12,8 12,8
Kapitaal
………………
Bijzondere reserves
…:
54,4
54,4 54,4 54,4
schuldbrieven
door. de
Reservefonds
…………..
20,1 20,1
20,0 20,0
Bank gekocht
–
– –
–
–
Pensioenfonds
.” ……….
Bankbiljetten
in
omloop
Schatkistpapier,
door
cle
116,2
115,8
115,4
115,0
Bank
overgenomen van
(oude uitgiften)
……….
Bankbiljetten
in
omloop de
Staat
der
Weder-
(nieuwe uitgifte)
3.015,7
3.035,1
3.076,5 3.039,9
landen
ingevolge
over-
Bankassignaties in omloop
0,1
–
0,1
0,4
eenkomst van 26 Februari
Rekening-courant saldo’s:
1.800,0
1.800,0 1.800,0
1.800,0
‘s Rijks
Schatkist …….
..504,0
503,6
393,1
401,2
147,6′)
147,6
1
)
146,8
1
)
Geblokkeerde saldo’s van
Voorschotten aan het Rijk
– – –
–
banken
…………
68,3
‘58,4
68,2
88,7
Boekvordering op de. Staat
..
Geblokkeerde saldo’s van
der Nederlanden ingevol-
anderen
…………
20,8
19,8
23,3
21,7
1947
………………..
m
ge overeenkost van 26
.
Vrije
saldo’s
……….
666,7 647,7
687,5 696.0
Februari
1947 ……….
1.500,0 1.500,0
1.500,0
1.500,0
Diverse rekeningen
229,1
229,4 227,6
229,6
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en göuden
,
Beleningen
……………142,8′)
muntmateriaal
……..
454,9
454,8
454,9
454,9
Zilveren munt, enz
1,1
1,3
1,9
2,5
..
Papier op het buitenland
.
321,1
330,6
331,6 337,8
Tegoed bij correspondenten
..
..
in het buitenland
149,9
116,2
103,3 108,8
..
Buiienl. betaalmiddelen
..
5,8
5,4
5,4
5,4
Belegging van kapitaal, re-
serves en pensioenronds.
101,7
104,5
105,6
101,6
Gebouwen en inventaris
.
2,5
2,5
2,5
.
2,5
Diverse rekeningen
248,4
254,2
246,1
241,4
4.701,7′
4.728,2
4.717,1
4.698,9
.
4.701,7
4.728.2
4.717,1
4.698,9
1)
Waarvan schatkistpapier
1
1
rechtstreeks door de Bank in disconto genomen
. . . .
)
–
1)
–
)
–
‘)
–
Circulatie
der
door
de
‘) Waarvan aan Ned.-Indië
1
Bank
namens
de
Staat
(Wet van 15-3-’33 Staats-
.
in
het
verkeer gebrachte
blad ‘no. 99)
‘)36,9
2
)36,9
‘) 36,9
1
1
136,9
muntbilietten
144.8
144,8
145,2
144,3
HEEFT U BELANGEN IN ZUID-AMERIKA
–
(
a.s. verschijnt met een speciaal
Zuid Amerika-nummer,
of interesse om relaties aan te knopen’ met bona (ide onder-
dat in de betreffende landen deskundig wordt verspreid.
nemingen in de verschillende landen aldaar? Noteert U dan
1
Vraagt omgaand
nadere
inlichtingen
over
advertenties
in
even dat het weekblad
,,Groothandel”
op 18 December
J
deze uitgave bij de uitgevers:
KON. NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ H. A. M. ROELANTS
–
SCHIEDAM, POSTBUS 42. TEL. 69300.
Verliesposten Voorkomend Systeem,
.
bestaande uit 4 Diensten
–
V.V.S.
–
•
JURISTE
Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
wenst van werkkring te veranderen. Ook bekend met
gezondhouden
van
uitstaande
credieten.
Aan.
vaard
als
onderdeel
der
debiteuren-administra-
secretariaatswerkzaamheden.
iie, zal het van groote practische waarde blijken
Brieven onder no. ESB 1291 bur. v. d. bi., Postbus 42,
.
•
te
zijn.
Schiedam.
ktC61(IIlIMt!
Onze V.V.S.-brochurc wordt
op
aanvrage kosteloo, toegezonden
Yan der Graaf
&
Go’s hureaux voor den handel’ N.V.
Amstelsiraat
14-18, .Amsterdam-C, Telefoon 38631
(5
lijnen)
‘
Economisch Statistische
Ter PROVINCIALE GRIFFIE van NOORD-
–
HOLLAND kunnen aan
1e VERIFICATIE-
AFDELING worden geplaatst
Berichten
adjunct-accôuntants
Adres
voor
Nederland:
Pieter
de
Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.)..
Telefoon: Redactie en
Administratie
38040. Giro 8408.
Salarisgrenzen: f 2640 tot f 5940, met 15 een-
Bankiers: R.
Mees
en Zoonen,
Rotterdam.
jaarlijkse verhogingen van f
M.
(De mogelijk-
Redactie-adres
voor
België:
Seminarie
voor
Gespecialiseerde
Eko-
heid bestaat, dat deze salarisgrenzen binnenkort
nomie,
r,
(Jniversiteitstraat,
Gent.
Abonnementen:
Pieter de Hoochstraat
5,
Rotterdam (W.).
nog enigszins worden verhoogd).
Bankiers: Ban Que
de Commerce,
Brussel.
Aanstelling boven het minimum is mogelijk.
Vereisten: Eindexamen H.B.S. 5 j. c. of daar-
Abonnementsprijs, franco per post, voor
Nederland
t
26
per jaar
mede gelijk te stellen opleiding en het bezit van
voor
België/Luxemburg
f 28 per jaar, te
voldoen
door storting van de
tegenwaarde
in francs bij de Ban que de
Commerce
te Brussel. Overzeese
het
Staatspractijkdiploma
of
de
Akte
M.O.
gebiedsdelen
(per
zeepost)
f26,
overige landen
1
28 per jaar. Abonnernen-
Boekhouden
of
Handelswetenschappen A, dan
ten kunnen ingaan met elk nummer en
slechts worden beëindigd per
wel Doctoraal examen Economie, voorts erva-
ultimo van het
kalenderjaar.
ring
op het gebied der accountantseontrôle.
Sollicitaties vÔôr 1 November a.s
te richten
Aangetekende
stukken in
Nederland
aan het Bijkantoor Westzee-
dijk,
Rotterdam
(W.).
aan de Commissaris der Koningin in de Pro-
.
vincie Noordholland.
.
.
ADVERTENTIES.
Bezoeken alleen na oproeping.
Alle
correspondentie
betreffende
advertenties
te
richten
aan
de
Firma
H.
A.
M.
Roelants,
Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
6ç3oo,
toestel
6).
Lossé nummers 75 cents, resp. 12 B. franes