Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1630

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 4 1948

A UTEURSRECI

IT VOORBEHOUDEN

E

Be

richtèn

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
33È
JAARGANG

WOENSDAG 4 AUGUSTUS 1948

No. 1630
1

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz;l H. W. Lambers; N. .1.. Folak; J. Tinbergen;

F. de Vrtes;

J. H. Lubbers (RedacteurSecretaris).

Assistent-Redacteur: A. de JVit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J.oan Ticheleit; R. Vandeputte;

F. Versichelen.
Gege’ens ooer adressen, abonnementen enz. op de laatste

bladzijde oan dit nummer.

BERICHT.

De redactie heeft de heer 11. E. Wincott, hoofdredac-
teur van The investors’ Chronicle” te Londen, bereid
gevonden om maandelijks een ,,London Letter”, uitsluitend
voor E.-S.]3.”, te schrijven. In dit nummer wordt de reeks

geopend.

INHOUD:
Blz.

De

artikelen

van

deze

w e e k

……..
603

Sommaire,

summaries

.
……………….
603

De Nederlandse katoenindustrie en de Benelu*
door

Joan

Celderman

……………………….
604

De vrachtenmarkt
door C
;

Verniey

:
……………….
606

De w’ereldpositie van suiker (EI)
door Th. C. Geudeker
608

Ingezonden stukk€n:
-0e producent met betrekking tot de
afzet
van groente, fruit
en vis
door P. Kuiper en F. R. Ommering,
met naschrift
van

A.

G.

U.

Hitdebrandt

……………………
610

L o n d o n

L e t t e r

door Harold Wincott ……..
613

B o e k b e s preking:
W’iiiieim

Röpke,

,,l)ie

J(rise -des Ilollektivismus”,

bespr.
door

Prof.

G.

Gonggrijp

……………………..
615

Aantekening:
Jtiiateralisme en multiiateraiisise in het Etiropese betalings-
verkeor
…………………………………..
616

Internationale

notities:
De

stijging

van

het Anierikaanse

prijspeil

…………
616
i)evaivatie

van

(ie

Mexicaanse

doliar?

…………….
617

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
617

Statistieken:


Bankstaten

………………………………….
618
Productie en export van natuurrubber

……………..
619
Wisselkoersen

………………………………
619

DEZER DAGEN

heeft men zich in de grote vacantie geworpen. De bevol-
king wordt, in tegenstelling tot de gedachte van de vacan-
tiespreiding, korts tondig herverdeeld. Te verw’oeder
wil men dit jaar de verstrooiing tegemoet, omdat het een voorwendsel geeft deberichten, met uitzondering van het

weerbericht, te schuweri. ,,De gebeurtenissen van den dag, met al hare visselvallighëid, met al dén angst en kwelling,

die zij. aanbrengen”pls aanleiding tot reizen, Jacob Geel
trok de conclusie al-ih 1830.
– Werd het ook degenen die zelf de kern van de berichten
zijn, te zw’aar? Zelfs Molotov bleek met vacantie. Maar

hij kwam terug en was zo opgefrist, dat hij de afzonder-
lijke vei’tegenwoordigers van de Verenigde Staten, Groot-
Brittannië en Frankrijk, naar hem toe gereisd met een

nota over Berlijn, te woord kon staan. Zoals ook Stalin
deed. De aansluiting was; -ondanks de oorspronkelijke
vertraging, voortreffelijk. Thans is het wachten, of, in
welhaast officiële diplomatieke beeldspraak, één der
partijen alsnog de bus- heeft gemist.

• Dit heeft, op economisch terrein, de Britse minister
Sir Stafford Cripps voor zijn land wilhin voorkomen.

Met de administrateur van het hulpprogram voor Europa

‘arrangeerde hij een gemeenschappelijke Amerikaans-
Engelse commissie om de Britse industriële procluctivi-
teit te verhogen. Zijn poging, althans één sprintnummer
vn de Amerikanen te winnen dooi’ liet nieuws meteen
op een persconferentie te Parijs bekend te maken, bekwam

hem slecht. – T-Jet Britse Parlemeni hoonde een weinig. Ten dele uit gekrenkte trots, een bekend verschijnsel bij

als sportief bedoelde gebeurtenissen; ten ‘dele in de geest
van Pieter Langendijk’s Sanche Panee: ,,I-Iij kan ligt
knippen die een lap heit met een schaer”. Ook dit vat
men inmiddels reeds luchtige op.

Kan men dit ook doen ten aanzien van de uitlatingen
van Hoffman nd zijn besprekingen te Parijs? Onder
kleine aarmoedigende zinnetjes, zoals men die uit tegen stationwaarts zeulende kinderen, die mede hun deel van
de bagage moeten dragen, schuilt een felle tik. De indivi-
duele staatslieden waren zo gepreoccupeerd met hun
eigen landen, dat ,,they had not got down to the real
business of considering the European economy as awhole”.
1-let blijft, zelfs statisfich, een grote kunst om van plannen
een plan te raken. Er is nog geen sprtke van, dat hét
spoorboekje

voor

het Europees herstel gereed is, laat
staan, dat de zaak loopt.

Zo valt de nadruk alweer niet op het rusten, maar
op het voortbrengen.- Dat dacht ook President Truman,
die de Amerikaanse volksvertegenwoordiging van haar
vacantie- en politieke reizen deed terugkomen. 1-lem kon
de snelle vaart der Amerikaanse reële indices geen vol-

doening geven, omdat de indices aan de. geldiijde het
motto der Olympische Spelen volgden: ,,citius, altius,
fortius”. Sneller, hoger en krachtiger nog dan de opstoot
van het prijspeil zou volgens hem echter het ingediende anti-infiationistische wetsontwerp werken. 1

let ziet er
niet naar uit, dat de volksvertegenwoordiging in deze
met hem mee zal gaan.

Zal de Nederlandse politicus, die thans opdracht heeft
‘ben kabinet voor de dag te brengen, een reisgezelschap
kunnen verzamelen? , Voortbrengen schijnt onderhoudend
en eene altoos vloeyende bron van genoegen”; Jacob
Geel was w’el een spotter.

Koninklijke

Nederlandsche

Boekd rukkerij

H. A. M. Roelants

Schiedam

EMS

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S ( H E

ZO Uit N DUST R IE

Boekelo Hengels

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek san:

zoutznur, (alle kwaliteiten)

uloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustiC •soda.

.#ijC:.

tfttt!3t

ESTABLISHED 1878

An Independent Journal of Financ –

and Trade

*

OBJECTIVE APPRAISALS

• CONSIDERED JUDGMENT

IMPARTIAL OPINION

*

Contains most complete rane of

British economic and financial statist-

ics published in any weekly journal

*.

World wide circulation

*

Annual subscription rate: (post free-

to include all supplements) £ 3:2:6

(fi 33,40)

• A
Special Siippie,nent on .Eeonornic Con-
clitions in
The
Nether1ad8 was published
on Januarij
31.
t
lisitited nuntber
of this
Sitpptentent remain for sate.

LOND0N:±51 CANNON STIIJiET, E.C. 4

Behandeling van alle

bankzaken

– .

. Bezorging yan alle

assurantiën.

R. MEELS &ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE.NAKELAAIiS’

AMSTERDAM
. ROTTERDAM

S-GRAVENHAGE
DELFT
.
SCULEDAM

VLAARDINGEN

EERSTE NED-ERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage

0MINISTRATIEKANT000 00606ECHT
.BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiSCale besparing – afschrijving van
to.l&ornstlge lasten — blijvende sociale voldoening
Vraagt U e

ens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

III.

Een IMPO RrFNummer

van ,,Croothandel”

In deze tijd van export is het gewenst er de nadruk op

te leggen dat het doel van export iltijd is: IMPORT!

In het kader van de periodiek verschijnende extra

uitgaven van ,,Groothandel” zal BEGIN SEPTEMBER
(dus juist voor de opening van de Najaarsbeurs) een
extra nummer verschijnen, dat een overzicht zal
geven van de import IN Nederland, gerubriczerd

over de verschillende branches.

Om de uitwerking van dit nummer zo veel mogelijk
te bevorderen, zal gezorgd worden voer een ruime ver-
spreiding onder ALLE lielaighebbendcn in ledcrland.
Bovendien zijn – wat het advertentie-gedeelte be-

treft – talrijke ondernemingen in het buitenland van
de verschijning vaii dit nummer op de hoogte gesteld,
zodatde verwachting gewettigd is, dat deze uitgave vele
advertenties van buitealande exporteurs zal bevatten.

Importeurs en agenten van buitenlandse huizen, welke
evenens madrc inlichtingen over het advertentie-
gedeelte van het Import-numme: wemisen te ontvangen,

gelieven te schrijven aan de uitgevers:
Nederlandsch Indische ilandeishank, N.V.

Amsterdam
.-
Rotterdam – ‘s.Gravenhage

Koninklijke Nederlandsche Boekdukkerj

H. A. M; ROEIANFS

Postbus 42 – Schiedam

Tekfôon 69300

j

Alle Bank- en_Effectenzaken

4 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

603

DE ARTIKELEN VAN DEZÉ WEEK.

Joan Gcldermnn,
De Nederlandse katoen industrie en de
– Benelux. –

In de katoenindustrie zijn er enkele verschillen tus-

sen Nederland en België. De Belgische spincapaciteit is

meer dan 1 x de Nederlandse, de weefcapaciteit is
ongeveer gelijk; België heeft daarom steeds een grote

garenexport, Nederland moet importeren. Wat de uit-

voer betreft heeft België gunstiger cijfers voor de landen

met een Europese. bevolking, Nederland concentreert
zich meer op de landen met een tropisch klimaat. Voorts
heeft de Belgische katoenindustrie zich sneller kunnen

herstellen dan de Nederlandse, terwijl de Belgische prij-

zen, althans in 1947, hoger waren dan hier te lande. Op

velerlei gebied vullen de Belgische en de ,Nederlandse
katoenindustrie elkaar nuttig aan; daarnaast zijn er ge-
bieden van concurrentie.

Wil op 1 Januari 1950 de Vrije handel der Benelux-

partners een feit worden, dan verdient het thans voor

Nede1and aanbeveling niet te lang te wachten met op-
heffing dan wel belangrijke verzachting der binnenlandse

beperkingen op textielgebiéd.’ Hiertegen zijn ongetwijfeld
bezwaren aan te voeren; anderzijds wordt, bij vrijheid
tussen de partners, de binnenlandse markt in afzetcapa-

citeit verdubbeld. Gezonde concurrentie kan voor beide
partijen nuttig zijn.

C.
Vernicy,
De yrachtenmarkt.

Gedurende het eerste halfjaar 1948 bewogen de vrach-
ten zich over het geheel nog op een dusdanig peil, dat
redelijke reisoverschotten konden worden verkregen.

Indien de ieders thans enige reserve in acht nemen, schuilt
de oorzaak niet zozeer in pessimisme, t.a.v. de vermoe-
delijke ontwikkeling van het vrachtenpeil als wel in de
nog steeds stijgende kostprijselementen. De bouwprijzen
voor nieuwe schepen zijn reeds zeer hoog geworden,
waardoor bij nieuwbouw grote eisen aan de liquidïteit
dèr rederijen worden gesteld; de afschrijvingen drukken
zwaar, te meer waar de fiscus het beginsel der vervangings-
waarde niet erkent; de scherpe stijging der exploitatie-
kosten baart zorg; de langere reisduur (langdurig opont-

houd in tal van laad- en loshavens) yerkleint de reisover-
schotten. Het zijn deze overwegingen, die bij de beoor-
deling der toekomstige ontwikkeling tot voorzichtigheid
manen. Op de tankvrachtenmarkt vond inmiddels vroeg

in het voorjaar 1948 een duidelijke omslag plaats; hier
behoort de uitgesproken hausse voorshands tot het ver-
leden.

Th. C. Geudeker,
Dè wereldpositie van suiker (II)

1-let overzicht van de Europese suikerpositie – zie
voor het eerste gedeelte ons nummer van de vorige week –
wordt in dit artikel afgesloten. In
Nederland
werd vôdr
de oorlog de totale behoefte ad 815.000 ton voor
2/3
uit
eigen productie gedekt; voor het lopende jaar wordt cle bietsuikeropbrengst op 200.000 ton geraamd. De verla-
ging van de richtprijs t.o.v. 1947 heeft de uitzaai ongun-
stig beïnvloed. Uit het oogpunt van de suikerprijs was
deze verlaging niet gemotiveerd: Nederland eet zeer
goedkope suiker, ondanks de buitengewoon hoge accijns, die erop drukt. In het kader van de te Chateau d’Ardennes
besproken volledige economische unie met België/Luxem-
burg kunnen de hiei’ te lande bestaande suikerregelingen
niet worden gehandhaafd. Grote veranderingen, o.a.
een prijsverhoging van suiker, zijn daarom op til.
In
België –
waar per 1 October a.s. de suikerrantsoe-
nering zal worden afgeschaft – ontvangen de hoeren
een veel hogere prijs voor hun bieten dan in ons land;
de boerenprijs wordt rechtstreeks bepaald door de wereld-
prijs van suiker.

SOMMAIRE.

Joan Geldermaii,
L’industrie hollandaise de coton et le
Benelux.

Les gouvei’nements des pays Benelux ont décidé de

réaJiser l’union complète è. partir du lerJauvier 1950.
Quant è l’ïndustrie de coton, la Hollande fera mieux de

commencer bientôt radoucir (si possible supprimer) les

restrictions de textiles. En cas de -commerce libre entre

les participants Benelux, le marché intérieur se doublera

en capacité de déhit; la éoncurrence sanée peut être
utile aux deux.parties.

C.
Vornicy,
Le marché de l’affrèteinent.

Pendant le premier sernestre 1948, les frets restaient

en général sur un niveau satisfaisant. Vu qucl les prix
augmentent continuellement, les chargeurs se méfient
un peu de l’avenir. La hausse prononcée au marché de
transport-citerne appartient au passé; il y a quelques

mois pn apercevait une baisse considérable.

Th. C. Geudeker,
La position mondiale du sucre (II)

En ce qui concérne les projets A réaliser au sujet d’une
union économique Benelux â partir du ier janvier 1950,

les réglementations sucrières actuelles ne peuvent être
maintenues. Pai’ conséquence la Flollande doit augmenler
le prix du sucré. En Belgique le prix de betteraves It
sucre est en ce moment bien plus élevé qu’en Ilollande.

SUMMARIES;

Joan Gelderman,
The Dutch cotton industry and Benélux

The Governments of the Benelux countries are intending
to realize the complete econoinic union from January
ist, 1950. Therefore it would be a good thing if the Nethet’
;

lands made an early start witli aholishing the. existing
“estrictions on textile pi’oduction and distribution. Rea-
lization of the economic union means doubling the capa-
city of the home market.

C.
Vermey,
The f’eight ma,’ket.
• During the first half year 1948 freight rates generally

remained on a satisfactory level. Building costs and run-
ning expenses, however, arè still rising so that ship-
owners appear to be-rather reserved çtvith regard to fu-
ture developments. Some months ago a sharp downward
movement occurred

on the tanker freight mai’ket. For
the time being boom conditions in this sector belong to
the past.

Tli.’C. Geutleker,
The world sugar position (II).

In connection with the plan to realize the complete
Benelux economic union from Januari ist 1950, thè
existing sugar regulations in the Nethei’lands cannot
be maintained. 1-t is to be expected that the Netherlands
will have to raise the home price for sugar. At present
Belgian farmers receive a much higher price for sugar-
beets than their Dutch colleagues.

r

604

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Augustus 1948

DE NEDERLANDSE KATOENINDUSTRIE EN

DE BENELUX,

De Nederlandse textielindustrie mag zich sedert de be-
vrijding in een zeer grote belangstelling van de zijde van

de Nederlandse bevolking verheugen. Dit vindt niet alleen

zijn oorzaak in het feit, dat men allerwege beseft, dat de

deviezen, die de textieluitvoeren ons brengen, dringend

nodig zijn, doch vooral omdat de textielschaarste in ons

leeggeroofde land ook nu nog zo groot is, dat men reikhal-
-zend verlangt naar een enigszins ruimere voorziening voor

de eigen bevolking. 1-Jet is dan ook de bedoeling van schrij-

ver dezes om, alvorens over te gaan totde bespreking

van de invloed van de Benelux-verdragen op deNederland-
se katoenindustrie, eerst een koit overzicht te geven van

de tegenwoordige toestand van deze industrie.

Bij de bevrijding in April/Mei 1945 was practisch de
gehele industrie stil gelegd en waren bijfia alle voorraden

uitgeput. Wel hadden de i3rabantse fabrieken in hetvoor-

jaar van 1945 de fabrieage op bescheiden schaal kunnen

hervatten, doch de voorziening van grondstoffen en steen-

kolen was zo beperkt, dat deze productie nog van zeer

weinig betekenis was. In Twente waren door oorlogsge-
weld, vooral in Hengelo (0.) en Enschede, verschillende
fabrieken beschadigd en voor de katoenspinnerijen kon

het daaruit ontstane productievermogen’ op ruim 10 pCt
worden getaxeerd. Waar toch’ de capaciteit der Néder-

landse katoenspinnerijen ook in de vooroorlogse jaren al

onvoldoende was om in de Nederlandse garenbehoefte te

voorzien, bleek dit productieverlies een ernstig beletsel
te zijn voor een spoedige hrvatting van de normale
productie.

Uit de cijfers over’1945 blijkt trouwens, dat het met de

productie niet meeviel. Het duurde enige maanden al-

vorens voldoende ruwe katoen aanwezig w’as om de spin-
nerijen te doen draaien. Ook de kolenvoorziening was ge’
durende 1945 nog zeer precair en het gebrek aan geschool-
de arbeiders ernstig, ook al ‘omdat het aantal jeugdige

personen, dat beschikbaar bleek, zeer tegenviel. Sedertdien

is daarin wel enige verbetering gekomen, doch ook thans
is er mde gehele katoenindustrie niet alleen groot gebrek
aan jongens, maar ook en nog veel meer aan meisjes.
Is de productie over 1945 dus niet van veel betekenis, in de loop van 1946 is de toestand geleidelijk verbeterd,

terwijl ook 1947, wat productie betreft, tegenover het
voorafgaande jaar weer grote vooruitgang vertoont. Als men de cijfers van het garenverbruik in de katoen-
weverijen nader bekijkt, blijkt zulks ook volk6rnen. Dit
verbruik van katoenen garens bedroeg nl. in:

1938 ………..52.000 ton
1939 …………57.000
1945 ……….2.500
1946 ………..26.000 1947 ………..37.000

Een groot verschil met België, w’aar de industrie zich
niet alleen veel sneller’ kon herstellen, maar waar ook

het verbruik van de vooroorlogse jaren reeds belangrij1
werd overtroffen. 1-Jet verbruik van katoenen garens in
de weverijen daar te lande bedroeg nl. in:

1938 ……….50:000 ton

-,
1945 ……….30.000 1946 ……….52.000
1947 … . …… 66-000

Deze cijfers geven wel -een heel ander b’eeld dan de

Nederlandse cijfers en het is dan ook volkomen duidelijk,
dat, zelfs met een behoorlijke export, aan de textiel-
schaarste in België veel eerder een einde is gekomen dan
bij ons. –
De export van manufacturen uit Nederland had over 1946 nog niet veel te btekenen en ook gedurende 1947

werd deze export nog beperkt door de desbetreffende be-

palingën van het Rijksbureau voor Textiel. ‘rot 6 Septem-

ber 1947 mocht- men van katoenen w’eefsels niet meer uitvoeren dan 10 pCt van het basisgarenverbruik. Op 6

September 1947 werd dit percentage verhoogd tot 30 pCt
en per
.
27 December 1947 werden alle beperkende bepa-

lingen opgeheven.

De uitvoer van katoenen en kunstzijden manufacturen
bedroeg in:

1938

20.682 ton ter waarde van
1

37,9 millioen
1939

17.723
32,4
1946

3.085

.
26,4
1947

10.068
87,9

Van de uitvoer van katoenen manufacturen ging in 1946

52 pCt en in 1947 31 pCt naar Nederlands-Indië, terwijl

deze percentages in 1938 en 1939 resp. 75 pCt en 72 pCt
bedroegen. Bij de beoordeling van deze cijfers moet men

in aanmerking nemen,- dat door de contingenteringen in
1938 en 1939 de invoer in Nederlands-Indië van Neder-
landse manufacturen sterk werd gestimuleerd. Wel heeft

men daar na de bevrijding ook getracht zoveel mogelijk in

Nederland te kopen, doch de productie van het hoofd-
artikel voor deze export, de gebleekte camhrics, werd door

gebrek aan fijne garens sterk geremd, terwijl voor de

grovere artikelen op verschillende andere overzeese mark-
ten door het overal heersende grote textieltekort en door

deuitschakeling van de vroegere Japanse concurrent zeer

mooie prijzen waren te bedingen: De export van katoenen

weefsels naar andere markten d’an NedèrlandsIndië
heeft dan ook in 1947 vrijw’el het vooroorlogse peil bereikt,
nl. 5.890 ton, tegen 5.725 ton in 1938 en 6.787 ton in 1937,

terwijl deze export in 1948 de vooroorlogse cijfers waar-
schijnlijk vrij belangrijk zat overtreffen. Bij de nadere

beschouwing van deze cijfers blijkt, dat de, export naar
Europese landen enigszins is afgenomen. De zeer sterke
vermindering van de afzet naar Groot-Brittannië werd

ni. slechts gedeeltelijk gecompenseerd door een grotere

afzet naar België, Zweden en Zwitserland. De-afzet naar het Westelijk halfrond is verminderd, die naar de Aziati-

sche markten buiten Nederlands-Indië is vrij stabiel
gebleven, doch de uitvoer naar Afrika, die ongeveer het
dubbele bedraagt van 1938, doch nog. beneden die van
1937 blijft, geef t een minder eenzijdig beeld dan vroeger,
toen deze uitvoer hoofdzakelijk op Brits West-Afrika vas

geconcentreerd. Ook de uitvoer naar Australië en Nieuw-
Zeeland geèft gunstige cijfers en het ziet er wel naar uit,
dat ook 1948 een naar bestemming zeer gedifferentieerde

uitvoer van katoenen manufacturen zal brengen. –

Bij een vergelijking van de toestand van de Nederlandse
textielindustrie met de Belgische industrie moet’ men wel
elcening houden met het grote structurele verschil in
‘heide landen. Als men ruwweg aanneemt, dat in totaal de
Belgische
textielindustrie:bijna
tweemaal zo groot is als de
Nederlandse, stuit men toch ook weer op grote verschillen.

In de katoenindustrie is de spincapaciteit in België
meer dan 1* maal de Nederlandse, terwijlde weefcapaciteit ongeveer gelijk is. 1-let gevolg is dus, dat België steeds een
grote export van katoenen garens heeft, terwijl men in

Nederland een tekort heeft, dat door import moet worden
aangevuld. Ook in de wol- en jute-industrie vindt men de-
zelfde toestand: een Nederlandse industrie, die slechts
gedeeltelijk in de behoefte aan garens kan voorzien, en
een Belgische. industrie, die een gedeelte .van de garen-
productie kan exporteren.
Verder moet men rekening houden ‘Ïnet het feit, dat
België reeds in September 1944 werd bevrijd en de industrie
daar dus veel vlugger op gang kwam dan hier in Neder-
land. Dit blijkt ook uit de productiecijfers over 1947, die
aantonen, dat in dat jaar de productie van de Belgische
katoenspinnerijen, 94.000 .ton had bedragen tegen 91.700
ton in 1937. De export van garens over 147 bedroeg 8.300

4 Augustus 1948

ECONOMIS1H-STATISTISCHE BERICHTEN

605

ton (waarvan 3.000 ton naar Nederland) tegen 12.920 ton

in 1937. De export voor katoenen manufacturen in België
bedroeg in 1947 ruim 22.000 ton tegen bijna 97.000 ton

in 1937, zodat men dan ook thans in Befgië klaagt over te

kleine exporten en een te overvloedige voorziening van

de binnenlandse markt. Als men ook de uitvoercijfers voor

de verschillende landen van bestemming nader bekijkt,

komt men wel tot de conclusie, dat de Belgische industrie

in haar producten heel andérs georiënteerd is dan de Ne-

derlandse industrie. De l3elgische uitvoer naar de drie

Scandinavische landen bedroeg nl. in 1947 ruim 6.000 ton,

terwijl Nederland’naar,deze landen slechts 1.121 ton uit-
voerde, waarvan nog 648 ton naai Zweden. Het feit, dat
Nederland geen landbouwproducten van Denemarkén

kan importeren, remt bijv. zeer de uitvoer van katoenen

manufacturen naar dit land, dat vroeger tot onze goede
klanten behoorde. De Unie van Zuid-Afrika nam van
België 2.450 ton, tegen 252 ton van Nederland. In het

– algemeen zijr’l de uitvoercijfers van l3elgi6 gunstiger voor
de landen met een Europese bevolking, terwijl de Neder-

landse uitvoer zich meer
1
concentreert op de landen met
eén tropisch klimaat.

Bovendien moet men rekening houden met het feit,
dat de Belgische prijzen, tenminste in 1947, over het
algemeen hogér waren dan de Nederlandse en dat men in
België exporteerde in een harde valuta, die w’aarschijnlijk
in de Scandinavische landen gecompenseerd kon worden

door een uitvoeruit die landen naar België, doch die in
verschillende andere landen een groot bëzwaar bleek op te leveren. Voor de Nederlandse industrie was de positïé
opdit gebied veel gunstiger, daar men in guldens of sterling
kon exporteren en deze valuta’s voor vele overzeese kopers
weinig moeilijkheden opleverden. Toch zal mcii de kraag
mogen stellen, of deze geforceerde uitvoer van katoenen
manufacturen alt Nederland ten slotte zoveel voordeel
oplevert voor onze deviezenpositie, als men oppervlakkig wel zou menen.

Door de bestaande textieldistrihutie in het binnenland
schept men een kunstmatige textielschaarste, ‘waardoor
de invoer van manufacturen wordt gestimuleerd. Deze
-invoer geschiedt in de regel tegen veel hogere prijzen dan de in Nederland vastgestelde limites en zijn zelfs dikwijls
hoger dan de hier. te lande bedongen exportprijzen voor
gelijksoortige artikelen. Toch blijft men deze manufac-
turen invoeren, omdat de handel bij het tegenwoordige
systeem van prijsvorming deze hogere prijzen mag door-berekenen en bij de bestaande schaarste het publiek deze
hogere prijzen ook btaalt.
Men kan natuurlijk het argument gebruiken, dat wij in
Nederland nog steeds teveel consumeren en dat het herstel
alleen bereikbaar is door de consumptie zoveel mogelijk
in te perken.
rfheoretisch
is zulks ,’olkomen juist, doch als
men ziet, welke lekkages er ook bij het tegenwoordige
distributiesysteem nog bestaan en tot welke verkeerde
praktijken op allerlei gébied dit systeem aanleiding geeft,
komt de vraag wel eens op, of het niet tijd ordt de binnen-
landse beperkingen zoal niet geheel op te heffen, dan toch
zeker belangrijk te vèrzachten.
Zulks zou zeker in het begin tot een groter verbruïk
leiden, doëh in verband met de nog steeds zeer hoge prijzen zou dit waarschijnlijk meevallen, terwijl ifet ook. zeer goed
mogelijk is, dat de grotere vraag naar textielgoederen
een vermindering van de vraag naar andere, minder nut-
tige artikelen tengevolge zou hebben. Ook zou zeker de
invoer van buitenlandse manufacturen vermiideren, waar-
door ook onze deviezenpositie zou verbeteren, al moet
men daarbij niet vergeten, dat b.ij het systeem der bilate-
rale handelsverdragen deze invoer soms onvermijdelijk is.
liet resultaat van enkele van deze handelsverdragen voor
onze nationale economie lijkt dan ook oppervlakkig wel
eens gunstiger dan het inderdaad is.
Alsechter met 1 Januari 1950 de vrije handel met de
andere Beneluxpartners een feit zal worden, ial men hier

toch welzover moeten komen. liet is dus wel aan te he

velen daarmede niet te lang te wachten, voorél omdat deze

nieuwe toestand, behalve vele voordelen, toch ook allerlei

nieuwe moeilijkheden zal brengen. Want al vullen de Ne-
derlandse en de l3elgis’che textielindustrie elkander op

velerlei gebied nuttig aan, zo krijgt men er toch ook een

concurrent hij, die zeker voor verschillende Nederlandse

bedrijven weer moeilijkheden zal opleveren. De Neder-

landse katoenwever, die niet meer met gebrek aan garens

zal behoeven te kampen en deze in België zal kunnen ko-

pen, misschien wel tegen lagere prijzen dan de Nederlandse,
zal het niet prettig vinden als zijn Belgische concurrent
hem hij zijn klanten,onderbiedt met lagere prijzen of een
beter assortiment. Toch zal men dergelijke bezwaren niet

te tragisch moeten opnemen en ook rekening moeten hou-

den met het feit, dat de binnenlandse markt in afzet-
capaciteit verdubbeld wordt en men dus op allerlei gebied ook grotere mogelijkhéden krijgt. De Nederlandse textiel-
industrie is in technisch opzicht zeker niet de mindere van

de Belgische en een gezonde concurrentie kan voor beiden

nuttig zijn. De hierboven genoemde cijfers tonen trouwens
wel aan, dat beide industrieën steeds een groot gedeelte
van hun productie geëxporteerd hebben en zulks zal zelçcr
ook in de toekomst nodig zijn.

Over de mogelijkheden van deze export kan men thans moeilijk een oordeel geven. De Japanse concurrentie, die
tot nu toe vrijwel uitgeschakeld was, begint weer te her-
leven, al schijnt het wel, dat de omvang van deze export
voorlopig nog lang niet de vooroorlogse cijfers zal bereiken.
Ook Italië begint zich meer op de export van katoenen

en kunstzijden manufacturen toe te leggen, terwijl de Duit-
se industrie in Trizonia op handrang van de bezettings-
autoriteiten op verschillende markter reeds moeite doet.
Verder is er nog allerwege een neiging in de productie-
landen van ruwe katoen om de vestiging of uitbreiding
van een eigen katoenindustrie te stimuleren. Zulks is bij’.
niet alleen liet geval in Zuid-Amerika, maar ook in r1
ur
l
c
ij
e

en Egypte en verder in Pakistan, waar de verhouding
met India verré van goed is en het katoenprodueerende
Pakistan een groot gedeelte van deze grondstof zelf wil verwerken in plaats van deze naar de fabrieken in India
te dirigeren. Alen moet bij al deze berichten echter rekening
houden’ unet het feit, dat de stichting van een katoen-
industrie niet zo heel vlug gaat en bovendien de tegen-
woordige prijzen van gebouwen en machines zo hoog zijn,
dat een dergelijke industrie zelden’ niet heel goedkoop zal
kunnen produceren. Toch zal men in de Benelux-landen

waakzaam moeten blijven. De tegenwoordige prijzen op de weneldmarkt zullen zeker niet van blijvende aard zijn
en op de duur zullen slechts die bedrijven zich kunnen handhaven, die zorgen, dat zij’ zowel technisch alsook
wetenschappelijk op de hoogte van hun tijd blijven. Dat
daarbij de basis van een binnenlandse markt met 20 mii-
lioen consumenten gunstig zal w’erken, behoeft

geen nader
betoog en detechnische uitrusting van de katoenindustrie,
zowel in België alsook in Nederland, is wel van die aard,
dat zij in dat öpzicht ieker tegen de meeste andere, landen
zal kunnen concurreren.
Over de. productiekosten in de eerstvolgende jaren is
natuurlijk nog w’einig te zeggen. l)e Nederlandse lonen
zijn door de subsidies op het levensmiddelenpakket uiter-
aard aan de lage kant, doch vele andere kosten zijn hier
door onze prijzenpolitiek, die allerlei diensten en marges
regelt en daardoor bij de handhaving van de schaarste
van de- maximumkosten tevens minimumprijzen maakt,

zeker hij een grotere l)roductie en vrijere concdrrentie voor –
verlaging vatbaar. Ook de kosten van de Rijksbureaux
en van de Dienst voor de Prijsvorming zijn zeer hoog en
deze instanties dnttrekken met hun verschillende contrôle-
orgnnen vele bek’ame krachten aan het bedrijfsleven.
Bovendien moet men niet vergeten, dat al deze organisa-
ties de neiging hebbén weer contra-organisaties van het bedrijfsleven zelf te verwekken, waardoor de kosten en

606

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Augustus 1948

de hoeveelheid improductieve arbeid opnieuw verhoogd
worden. Deze organisaties waren na onze bevrijding on-
vermijdelijk om een billijke verdeling van grondstoffen en
levensbehoeften mogelijk te maken, al kan men natuurlijk

van mening verschillen over de vaag, of bij de uitvoering
het doel niet hier en daar voorbij is gestreefd. liet zal nu

heel wat overleg en moeite kosten om de inkrimping van
onnodig en chadelijk gebleken overheidszorg te bewerk-

stelligen en ,daardoôr de verdere gezondmaking van ens

bedrijfsleven te bevorderen, waarmede toch een groot

iiationaal belang wordt gediend.

Olilen zaal.

Cr.

DE VRACHTENMARKT.

Ingrijpende wijzigingen h”ebben zich gedurende het
eerste halfjaar 1948 op de vrachtenmarkt niet voltrokken.

Ondanks verschillende factoren, die de exploitktierekening

hij voortduring ongunstig beïnvloeden en .waarop reeds

eerder de aandacht verdgevestigd, beîogeii de vrachten
zich over het geheel-nog op een dusdanig peil, dat redelijke

reisoverschotten konden worden verkregen. Indien al van
een zich geleidelijk voltrekkende wijziging in het algemeen

beeld kan worden gesproken, dan dient gewezen op de

toenemende invloed, die de zich steeds duidelijker afteke-

nende verarming allerwegen, het tekort aan dollars en de

remmende werking van de vele en velerlei belemmeringen,

die het ruilverkeer op zijn weg vindt, ook op het inter-

nationale scheepvaartbedrijf uitoefent:
liet ware nochtans onjuist te menen, dat het gezamen-
lijk complex dezer ongunstige facLorn tot een kentering

o de vrachtenmarkt zou hebben geleid. Indien de reders

met betrekking tot de gang van’ zaken al gereserveerd zijn,
dan schuilt de oorzaak niet allereerst in pessimisme ten

aanzien van de vermoedelijke ontwikkeling van het vrach
tenpeil, vaaromtrent overigens voorspellingen onvrucht-
baar zijn. maar veeleer in kostprijs vormende factoren,

welker trend zich hij voortduring in voor reders ongunstige

zin ontwikkelt. De ononderbroken stijging der bouwprijzen,
die een zodanige hoogte hebben bereikt, dat verschillende
reders (en dit geldt in het bijzonder voor de rederijen,
welke de algemene vrachtvaart uitoefenen) er de voorkeur
aan geven met het plaatsen van bouwcontracten te wach-
ten, is slechts een der problemen;’ waarmede de reder

wordt geconfronteerd.
Hierbij komt, dat de uiteindelijke bouwprijs een onbeken-
de factor is. Terecht heeft de president commissaris der
Ellerman Lines, een der belangrijkste en meest kapitaal-

krachtige Engelse rederijen, er ter gelegenheid van de

tewaterlating van de
,,City
of Exfoid”
op gewezen, dat
de huidige toestand voor de reders-opdrachtgevers in
hoge mate onbevredigend is. Zijn uitlatingen zijn zowel
typerend als illustratief voor de bestaande verhoudingen.
In bygone ages, the shipow’ner was generally referred
to as a merchant adventurer. To-day, while he may no
longer be a merchant, he is very much an adventurer.
lIere we have to-day two ships in this Clydebank shipyard
and we do not know what they are going to cost us. An
ext.raordinary state of affairs! All we have as a guide is

the estimated figure of what the ships
ought
to cost at
tho-time we placed the order. The time taken to build a
ship is far too long and during that period all sorts of
alterations take place in working hours, prices of raw

materials etc. which have the effect of putting up the

pric
.
e. In other words, we are buying an article the ultimate
cost of which can be calculated in millions of pounds
without knowing vhat we are going to pay. 1f the final
cost of the.ship is hunreds of thousands of pounds more
than the original estimate and there are ten ships concer-
ned, there is an additional one mïllion pounds to be found
– almost the price of to more ships”.
Afgezien van de hoge eisen, welke de bouw van nieuwe

schepen aan de liquiditeit der rederijen stelt, vorderen de

afschrijvingen zeer aanzienlijke bedragen, die te zwaarder

drukken wilar de fiscus – zie de recente jaarverslagen

onzet’ grote rederi.Ien – van de bedrijfsresultaten een be-
langrijk deel opeist en vooralsnog weigert het beginsel der

vervangingswaarde te erkennen en zodoende de interne

financiering der ondernemingen te vergemakkelij ken.
Daarnaast baart de scherpe stijging der exploitatiekosten

– gages, proviand, ‘dek- en machinekamerbehoeften,

assurantie, brandstoffen, reparaties. etc. – grote zorg.

De langere reisduur, gevolg van veelvuldig voorkomend

langdurig oponthoud in tal van laad- en Joshavens – niet
nadruk dient gereléveerd, dat de Nederlandse, havens in’

dit opzicht een zeer gunstige uitzondering vormènen door

de Engelse reders vaak als navolgenswaardig voorbeeld

worden geciteerd – is mede van nadelige invloed op de

reisoverschotten.

Het zijn deze overwegingen, die bij de beoordeling der

toekomstige ontwikkeling tot voorzichtigheid manen.

Vermeldenswaard zijn, in dit verband de opmerkingen ter
jongste jaarvergadering van Clan Line Steamers Ltd.’
door. de voorzitter, Lord Rotherwick, gemaakt: ,,It is
difficult at any time to form an accurate opinion with

regard to future prospects and even môre so in the un-
settled conditions which exist to-day. T must draw your

attention, however, to certain factors wich have to be

taken into account inassessing the probable trend of future

earnings. With the advent of Mai’shall aid, it appears

that for some time to come goods will be moved about
the world, which, of coutse, is the prerequisite of shipping

prosperity. Against this, however, costs continue to rise
in all directibns, coal and oil bunkers, wages, repairs, port-
chargs etc.. In addition to the direct costs- of running

the vessels, the extra capital réquired and loss of freight

earnings owing to delays in port are material factors.
Competitiori is bound to increase and already we are feeling
the effect of changed circumstances in India.
rçhere
is
still no sign of a decrease in building costs; in fact, they

continue to rie”. Een beknopte samenvatting zoals men
ziet van hetgeen enigszins uitvoeriger door mij reeds eer-

der werd betoogd.

liet eerste semester stond voor de Engelsescheepvaart
in liet teken van grotere bewegingsvrijheid. Nadat.met
ingang van 1 Januari jl. een’ aantal vrachtverhogingen

vool regeringsladingen waren toegepast – verhogingen
die noodzakelijk waren in verband met de stijging dei’
prijzen voor bunkerkolen t.w. geiiiddeld 25/- per ton,
waartoe de Coal.Board aan het eind van het vorig jaar
besloot – werden sedert niet minder dan 50 zgn. ,,schedules
of directed rates” ingetrokken. Als gevolg hiervan werden
o.a. de vrachten voor ht vervoer van kolen van de North
Pacific etc., naar Singapore en Hongkong, en van Durban en Lorenzô Marques, alsmede voor het veivoer van graan
van Autralië naar India, het Midden- en Verre Oosten,
van Oost-Canada, Noord-Amerika etc. van de Noi’th Pa-
cific naar India en het Oosten

alsmede van de Laplata-
rivier naar Zuid-Afrika, vrijgegevèn met dien verstande,
daf de Engelse reders alsnog de goedkeuring der Engelse
Regei’ing voor te volbrengen reizen behoeven. Van de
verschillende afladcentra was Australië het meest actief.
Vooral naar het Verenigd Kôninkrijk en India, Eire, Frank-
rijk, west-Italië, Zuid-Afrika etc. kwamen tal van afdoe-
ningen tot stand.. Een aantal schepen vertrok in ballast
en daar de maandelijkse behoefte rond 36 schepen omvatte
en het aanbod vân tonnage aanvankelijk .ontoereikend
w’as, stelde het Engelse Ministerie an Scheepvaart de
vracht van in ballast uitgaande schepen op 102/6 voor
gestorte’ lading van West-Australië met de gebruikelijke
,,differential” van 7/6 van de Oostelijke havens en 10/-
extra voor gezakte lading. Voorts werd een aantal schepen bevracht voor het ver-
voer van sûiker van Queensland. Aanvankelijk bedroeg

r
‘r

‘.’-‘

– ;-‘.





.,
p
.

,
v-

F.? ”

1

4′ Augustus 1948

ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

‘l

de door het; Engelse Ministerie voor cle Scheepvaart vast-

gestelde vracht 109/3 per ton. Nadat ook deze ladingen
op 13 April jI. waren vrijgegeven, werd het vrachtenpeil

tenslotte gestabiliseerd op 112/6 voor Engelse en 110/- voor

andere tonnage. Als gevolg van de tussen de U.S.S.R. en

Engeland tot stand gekomen handelsovereenkomst werden
gedurende het eerste halfjaar rond 450.000 ton gerst, 200.000

ton mais en 100.000 ton haver van Russische Zwarte Zee-

havens verscheept. Bedroeg de vracht naar het Verenigd

Koninkrijk aanvankelijk 55/- basis Constanza/Nicolaief, uit-

eindelijk kon niet meer dan 50/- per ton worden hedongeh.
Ook Nederland kocht vérscheidene ladingen Russisch
graan, waarvoor dezelfde vrachten als naar Engeland
werden betaald. Naar Antwerpen verd tonnage bevracht

0
1
)
basis van 52/6-50/-, terwijl voor lossing in Gdansk/

Gdnia S 10 c $ 9,75 kon worden bedongen. Een teleur-
stellend verloop had de Laplata-markt,’ zulks ondanks zeer

bevredigende tarwe- en maisoogsten t.w. ruim 7 millioen

ton tarwe – een recordopbrengst in vergelijking met de

achterliggende zeven jaren – en naar schatting 7,5 millioen
ton mais, zodat beide oogsten tezamen een exportsurplus
van ruim 10 millioen ton laten. De hoge prijzen, welke door

de Argentijnse Regering werden gevraagd, en het dollarte-
kort in Europa waren oorzaak, dat de verschepingen ge-
durende het eerste semester veï’ bij de verwachtingen ten
achter bleven. In dit verband dient tevens melding .te
worden gemaakt van het decreet der Argentijnse Regering,
dat, voorzovër beschikbaar, Argentijnse tonnage dient te
worden gebruikt voor het vervoer van voor Argentinië
bestemde lading dan wel door dit land te exporteren goe-
derenl Werd de Engelse regeringsvracht van de Laplata-
rivier in het, begin van het jaar tot 86/6 (aanvankelijk 81/-)-
voor grote schepen verhoogd, het grote aanbod van ruimte,
dat geen of moeizaam emplooi• kon vinden, leidde er al-
lengs toe, dat de vracht tot 53/3. basis U.K./Continent

daalde. In enkele gevallen betaalden bevrachters een dollar-
vra’ht tot $ 14,75. Naar Italië werd aanvankelijk $ 16,25
betaald. Ook hier trad een vrij gevoelige daling in, zodat
tonslotto niet meer dan $10,25 kon worden bedongen. Naar
Lissabon daalde de vracht van
S
15,25 tot $ 12,-, naar Eire
van $ 15,25 tot $11,-, naar Rotterdam of Antwerpen
van $ 15,50 tot $ 10,50. Typerend voor de weinig be-
vredigende situatie
01)
de Laplata markt was het vertrek
in ballast naar elders – voorzover althans de hoeveelheid
hunkerolie aan boord en die in Zuid-Amerika bij gebrek
aan voldoende voorraden niet kon worden aangevuld, dit
niet verijclelde – van een aantal schepen, dat ondanks

lange wachttijden geen – emplooi kon vinden. Voor het
vervoer van graan van Canada w’erd mede een aantal

schepen bevracht, ofschoon het totale aantal afdoeningen
teleurstelde. De vrachten bedroegen gemiddeld van de
St. Lawrence naar U. K ./Antwerp- hamburg range 10/9
per
cluartcr
(480 lbs zwaar graan), 10/3 per dluarter van
St. John resp. Noord-Amdrika en 9/9 van 1-lalifax. Als
regel vertrokken de schepen in ballast naar de laadhaven,
terwijl bevrachters er in enkele gevallen in slaagden niet-
Engelse tnnage tegen lager vrachtcijfers te secureren: De vrachten voor het vervoer van graan van de Gulf varieer-
den van $10,95 tdt S 9,20 naar Nederland, $11,65 tot $9,45
naar Noord-Frankrijk en $ 15,80 tot S 12,15 naar Grie-
kenland.

Van de North Pacific naar UK/Continent vond een
bevredigend aantal schepen emplooi op de eveneens
door het Engelse Ministerie Van Scheepvaart herziene
basis van 93/9 voor graanvervoer. Daarnevens werd een aantal schepen bevracht voor het vervoer van gemengde
ladingen hout en stukgoederen op basis van 96/- met vrij
laden en lossen. 1-let vervoer van kolen van Noord-Amerika
naar Europa bleef belangrijk ten achter, hij 1947, toen liet
aan een groot aantal schepen geregeldemplooi verzekerde.
Vers’chillende oorzaken zijn voor deze teruggang aan te
wijzen, o.a. de zes weken-durende staking in dc bitumineuze
kolenmijnen, de stijgende productie zowel in Engeland

als ophet Europees vasteland en last not least het tekort

aan dollars. Blijkens mededelingen van de Economische
Commissie voor Europa kan gedurende het derde kwartaal

w’orden volstaan met de aanvoer van 6 millioen ton

Amerikaanse kolen tegen 9 millioen’ ton, die voor het

tijdvak April/Juni waren uitgetrokken. Met inbegrip van

Engeland zullen producenten in de Europese ‘landen van
voortbrenging gedurende Juli/September 11 millioen ton
voor levering aan de verschillende Europese consumptie-

larden beschikbaar hebben. Een niet onbelangrijke ver-

neerdering vergeleken met de exportproductie dier landen
gedurende het tijdvak April/Juni,’ t.w. 9 millioen ton. Dat
de vrachten voor het vervoer van Amerikaanse kolen

onder invloed dezer factoren een dalende lijn volg-

den, kan geen verwondering baren. Zo liep de vradht
naar Nederland van S 8,90 tot $ 6,- terug om op circa
5.7,50 te sluiten. Naar Noord-Frankrijk daalde de vracht

van 5 10,65 tot $ 7,15 en naar West-Italië van S 10,95

tot $ 8,50. Zivitserse bevradhters betaalden voor lossing
te Savona S 9,10 tot $ 7,60. Als gevolg van de weinig

bevredigende ontwikkeling der Laplata-graan markt waren
de kolenvrachten van Noord- naar Zuid-Amerika eerder
vastei’. Naar Rio de Janeiro werd
5
8,- è $ 9,60, na’
lluenos Ayres $ 8,25 tot $ 9,50 bétaald.. Van de Pacific
vonden verscheidene schepen plaatsing naar Japan
0
1
)

hais’ van 5 10,-IS 10,25 met vrij laden en lossen.
De hervatting van Engelënd’s kolenuitvoer, zij het dat
ongetwijfeld nog geruime tijd zal verlopen vooraleer het
vooroorlogs peil woi’dt bereikt, is bemoedigend. In toe-
nemende mate toch kunnen ieders, tot dusver als regel
gedwongen hun schepen in ballast naar de laadhaven te dirigereni, thans uitgaande lading vervoeren. Krachtens
voor het lopend jaar afgesloten ‘handelsovereenkomsten
is Engeland gehouden gedurende 1948 9 millioen ton

exportkolen te leveren. Voegt men hierbij een hoeveelheid
van circa 7 millioen ton kolen voor bunkerdoeleinden en – voor de voorziening der buitenlandse bunkerdepots, dan
komt men op een .totaal kwantum exportkolen van 16
millioen ton. Gedurende de periode Januari/April jl.
exporteerde Engeland 1.784.032 ton, te vermeerderen
met 1.691.743 ton bunkers, een alleszins bevredigende
vooruitgang vergeleken met het overeen komstig tijdvak
van 1947, tw. resp. 351.002 en 1.488.801 ton. . De door
Engeland voor 1948 gesloten handelsovereenkomsten
voorzien o.a. in de levering van de navolgende hoeveel-
heden kolen aan de na te noemen landen,
t.w. Eire 1 mil-

lioen ton, en eenzelfde hoeveelheid aan Argentinië,
870.000 ton aan Denemarken, 480.000 ton aan Zweden,
500.000 ton aan Brazilië, eenzelfde kwantum aan Finland,
400.000 ton aan Italië en 300.000 ton aan Nedei’land
Van de 1-lumber naar Spaans Atlantische havens werden
vrachten variërend van 17/- tot 19/- betaald, naar VesL-
Italië 18/- â 19/-, naar Alexandrië 26/3 teruglopend tot
24/6 en naar de Laplata-rivier 25/-. De Tyne betaalde
17/- tot 20/- naar West-Italië, .27/6 teruglopend tot 25/-
naar Port Said en 24/6 è 25/- naar Alexandrië. Een aantal
schepen werd op basis van 25/- van Wales naar Buenbs
Ayres gesloten. Tenslotte kwam een aantal afdoeningen
tot stand van Rotterdam/Antwerpen/Emden naar West-Italië voor het vervoer van ,,reparation coal”, waarvoor
gemiddeld 18/- betaald w’erd. Gedurende liet eerste half

jéar 1947 varieerde laatstgenoemde vracht van 17/- tot
26/-. . .

De tanke,’achtenmarkt.
Gaf de algemene vrachtenmrkt, behoudens een wellicht
iets minder vaste tendenz met als gevolg hier en daar een
w’at afbrokkelend vrachtenpeil, geen waarlijk ingrijpnde wijzigingen te zien, anders was het gedurende de achter-
liggende zes maanden op de tankvrachtenmarkt. Werden
aanvankelijk toeslagen van 200 pCt .boven de officiële schaalvrachten betaald, in-het vröege voorjaar sloeg de
vaste stemming om en volgden de vrachten een uie-

1..

DOZIA

608′

ECONOMISCH-STATISTISCHE . BERICHTEN

4 Augustus 148

teler uit de opbrengstprijs der suiker A 56 cent per kg ca

24,3 cent ontvangt, de fabrikant 11,54 cent, terwijl aan
vrachten, groothandels- en winkeliersmarges 7,25 cent

benodigd is, ‘totaal 43,09 cent. Het verschil 13 cent

komt ten goede aan de schatkist, respectievelijk Egalisatie-

of Landbouw Crisis Fonds. (In werkelijkheid is de bereke-

ning veel, ingewikkelder dan hier is aangegeven; ook be-

taalt de suikerverwerkende industrie een suikerprijs, die

f4 per 100 kg hoger ligt dan die voor consumptiesuiker).

Aan accijns moet per 100 kg worden. betaald f 29,25 en

aan omzetbelasting 11,46 (3 pCt van f 48,75, zijnde con-

sumentenprijs â f 56 per 100 kg, verminderd met f 7,25
vracht en handeismarges).
De suikerfabrikanten werken feitelijk, in loon. De ver-

werkingskosten worden na nauwkeurig accountantsonder-

zoek vastgesteld en vergen jaar op jaar een moeizaam onder-

zoek en overleg. Zulks was het gevolg van de tot zeer grote

hoogte uitgegroeide accijns, die aan de andere kant weer

meebracht, dat een natuurlijke prijsvorming werd verhin-

derd omdat hij handhaving van die accijns de kosten

van het levensmiddelenpakket niet onbelangrijk zouden

stijgen. Dit w’erd- tot dusverre ongewenst geacht. De Re-
gering betaalt dan ook per 1.000 kg bieten op dit ogen-

blik een subsidie van f 30,69, die gevonden wordt uit

de

heffingen, doch die voor de schatkist – zoals wij zagen –
nog een niet onbelangrijk provenu oplevert.

De zaak komt nl. hierop neer, dat hij een prijs van 1 32,

als voor dit jaar per 1.000 kg beetwortelen is vastgesteld,
de Regering f 30,69 bijdraagt, doch dat de schatkist over

diezelfde hoeveelheid ruim 143 aan accijns en omzetbe-

lasting int; uit elke 1.000 kg bieten wordt hier te lande
-ni. ± 140 kg suiker gewonnen, die hij verkoop 1.4
X
f 56 = 1 78,40 oplrengen.

De strijd tegen de hoge suikeraccijns is in de afgelopen
eeuw herhaaldelijk opgelaaid; ei’ is zelfs een anti suiker-
accijnsbond werkzaam geweest. De bekende econon’uist

Mr J. L. de Bruyn Kops nam in 1875 als lid der,toenmalige

Tweede Kamer het initiatief tot het indienen van een

Svetsontwerp ter afschaffing van de suikeraccijns. Na enigé
jaren op de agenda te hebben gestaan, werd het door de

voorsteller teruggënomen. Alle acties )varen vruchteloos,

omdat de toestand van de schatkistde opbrengst van de
suikeraccijns eenvoudig niet kon missen.
Inmiddels heeft zich in de eerste helft van de maand
Juni van dit jaar een belangrijk feit voorgedan, nI. de

besprekingen op het Château d’Ardennes in België; alivaar
de Benelux-landen o.a. zijn overeengekomen zo spoedig
mogelijk terug te keren naar vrije consumptie en het weder-zijds verlagen der subsidies. In de trant dezer overeenkomst

kunnen de hier te lande bestaande suikbrregelingen niet
gehandhaafd blijven. Men staat dus aan de vooravond
van grote veranderingen op dit gebied. Dat daarvan een
suikerprijsverhoging het gevolg zal zijn, is weinig twijfel-
achtig.

De ‘Nederlandse. suikerraffinaderijproducten genoten
reeds vôôr de oorlog op de wereldmarkt een goede reputatie.
Met energie wordt getracht weer in de export’iarkt voet
te verkrijgen.

De suikeruitvoer van ons land bedröeg in 1947 bijna
50.000 ton, waarvan de helft naar Zwitserland en 12.000
ton naar Noorwegen. –

België.

Ook in België heeft de vaststelling, van de suikerbieten-
prijs veel strijd gekost. Hoewel de boeren, evenals die in

2)
‘Dc
accijns op su

iker werd in 1819
ingevoerd, ‘toen de schOt-
kist van het Herslelde Nederland, als erfenis van de Franse tijd, in
berooide staat verkeerde. Het
wo.
werd in ons l’arlcment, dat toen
te Brussel 7.etelde, krachtig bestreden door Graaf
G. K. v.
Hogen-
dorp en de (Belgische) afgevaardigde voor Zuid-Brahant Theod.
Do’trange. Het was vrurhte]oos; de wet werd
14
Mei
1819
met
50
tegen
34
stemmen aangenomen. –
Het compen.scrend invoerrecht
01)
geraffineerde suiker ad f
2,40
per
100
kg, dat in
1930
was ingevoerd, is hij een Londens Kon. Besi.
van
1944
opgeschort en sedertdien niet weer hersteld.

sproken dalende richting, 0p het ogenblik worden-schaal-

vrachten zonder enige toeslag grif door ieders aanvaard,

terwijl met name Amerikaanse tankers reducties, die in

enkele gevallen 25 pCt bedroegen, hebben geaccepteerd.
In rederskringen heerst de opvatting, dat het huidig vrach-

tenpeil niet blijvend is en dat in het najaar meerdere vraag

zal ontstan, waardoor de. vrachten zich wederom in op-

waartse richting zullen bewegen. Deze mening wordt echter

niet gedeeld door tankbevrachtingsmakelaars, die voor-

alsnog geen aanwijzingen voor een ingrijpende verbetering
zien. In deze kringen overheerst de opvatting, dat niet

v66r het voorjaar ’49 met hogei’ vrachten, d.w.z. schaal-

vrachten zonder reductie, kan worden gerekend. Bij dit

alles dient niet uit het oog te worden verloren, dat het

meren’deel der particuliere tankreclerijen een aantal harer

in de vaart zijnde dan wel nieuw te bouwen schepen op

langdurig timecharter heeft verhuurd en zodoende van een
alleszins redelijk rendement op de in deze schepen geïnves-

teerde kapitalen op lange termijn verzekerd is. Iliet’ rijst

tevens de vraag, of de aanzienlijle aanbouw van tankers,
in vele gevallen metoplevering 1950/52, straks wellicht in een surplus aan tonnage zal resulleren. In de kringen

der grote olieconcerrts, die zelf hun tankvloot voortdurend
uitbreiden en wier behoefte aan extra tonnage, naar mate

de eigen vloot, toeneemt, geringer wordt, is men geneigd

deze vraag bevestigend te beantwoorden. 1-let na de ooiog

sterk toegenomen verbruik hèrust voor een deel althans

op factoren, welker duurzame aard niet vaststaat. De aan-

zienlijk gestegen behoefte aan bunkerolie en met name aan
stookolie houdt onmiddellijk verband met de ter vervan-
ging vaïi door oorlogsgeweld verloren gegane dieselmotor-
schepen door in tal van landen aangekochte oliestokende

Liberty’s. Deze op de duur oneconomische schepen zullen

geleidelijkworden vervangen. Daarnaast neemt de Europese
•kolenproductie toe en vervalt daarmede, althans voor een
deel, de dwingende noodzaak om tal van industrieën van

kolen op olie om te schakelen. Wij zouden ons, waar zo

vele factoren een-rol spelen, niet aan een positieve uit-

spraak willen wagen en bepalen ons er toe vast te stellen,
dat cle uitgesproken hausse op de tankvrachtenmarkt
voorshands tot het verleden behoort.

Rotterdam.

C. VERMEY

DE WERELDPOSITIE VAN SUIKER (II)
1).

iTederland

In Nederland bedroeg het vôôroorlogse binnenlandse

verbi-uilc aan tafelsuiker 150.000 ton, terwijl industrieel
– ook voor export — nog 165.000 ton suikerw’erd verwerkt. De totale behoefte, â 815.000 ton, werd voor
2/
uit de bin-
nenlandse productie aan beetwortelen gedekt. liet ontbre-kende werd door import, die, hoofdzakelijk uit i’uwsuiker

bestond, die hier te lande werd geraffineerd, aangevuld.
Wanneer de oogstverwachtingen in vervulling gaan,
niag voor het lopende jaar op een bietsuikeropbrengst van
200.000 ton worden gerekend.
Inmiddels heeft de Regering de bietenprijs bepaald op
f 32 per 100 kg, zijnde f 2 lager dan vorig jaar. Dit heeft
ongunstig op de uitzaai ingewerkt. lIet, areaal zal dit jaar
vermoedelijk 46.000 ha bedragen, tegen’Sl.00O ha in 1947.
De verlaging van de richtprijs was uit een oogpunt van
de suikerprijs niet gemotiveerd. Deze bedraagt immers
56 cent per kg, terwijl die in verband met de wereldsuiker-
prijs plus accijns thans op ba 72 cent zou dienen te staan.

Nederland eet dus zeer goedkope suiker, ondanks de
buitengewoon hoge accijnS,’ die op dit artikel sinds jaren drukt
2).
Deze hoge accijns, die in geen ander land ter
wereld in die mate wordt aangetroffen. heef t zeer inewik-
kelde verhoudingen en regelingen ten gevolge gçhad.
Ruw berekend komt de toestand hierop neer, dat de bieten-

9 Zie voor het voniveartikel ,,ld.-S.B.” van
28 JuLi
jI., bie. 589.

4 Augustus 148

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

609

Engeland en elders, een veel hogere prijs voor hun bieten

ontvngen dan de Nederlandse teler van dit product, was
de prijs de Belgische boeren weinig naar de zin. In dit voor-
jaar stelden zij als eis een richtprijs van 700 frs (f 42,35)

per 1.000 kg bieten. Sedert is besloten als basis voor de

Belgische suikerprijs de wereldprijs te aanvaarden, die

thans ca 000 frs. bedraagt. Hierbij komt een inkonend
recht van 300 frs. De boeren ontvangen voor bieten van

15J pCt suikergehalte 76 pCt van de wereldprijs + in-

komend recht (i.c. dus 76 pCt van 900 frs = 684 frs).

Voor bieten van hoger gehalte wordt dit bedrag verhoogd

met 75,24 frs = 759,24 frs.
Bedraagt de doorsneewereldprijs in het tijdvak 1 Octo-
ber 1948 tot 31 Augustus 1949 660 frs, dan is de prijs voor

de boeren, op dezelfde wijze als hierboven per ton bieten

beiekend, hij een gehalte van,151 pCt 729,60 frs en voor
bieten vaw 161 pCt gehalte 809,85 Irs.
Teneinde de suikercultuur aan te moedigen, is een

bietenprijs van 79 pCt van de w’ereldprijs voor witsuiker

in uitzicht gesteld wanneer de Belgische oogst tussen

225.000 en 235.000 metr. ton aan geraffineerde suiker
oplevert, en bij hogere productie 80 pCt, bij een lagere

78pCt.
De boerenprijs wordt dus rechtstreeks
heraald
door de
wereldprijs der suiker. Deze vertoont een dalende tendenz,

ook al is deze nog betrekkelijk gering. Niettemin heeft de
Voorzitter van de Belgische Boerenbônd, de invloedrijke
Senator Mullie, de boeren geraden, niet meer bieten uit
te zaaien dan het vorig jaar, tenzij een gedeelte (bijv.
10 pCt) wordt bestemd voor varkens- en paardenvoeder.
Dez6 nieuwe prijsregeling past geheel i n de Benelux-
constructie. De Belgische suikerprijs bedraagt op dit
ogenblik 9,35 frs (f 0,566) per kg. Een verhoging kan als

gevolg van de nieuwe toestand moeilijk uitblijven.
De Belgische Minister van Voedselvoorziening heeft

afschaffing der suikerdistrihutie tegen 1 October a.s.

aangekondigd.
België is weer aangeland. op de vééroorlogse suiker-
productie van ca 230.000 ton, die in evenredigheid is met

het binnenlands verbruik; om dit te dekken is een beet-
wortelkreaal van ca 50.000 ha vereist. Voor 1947 werden

52.000 ha uitgezaaid.
Véér de oorlog werd uit de Congo 12 tt 13.000 ton suiker
betrokken, w’elke import tijdens de oorlogsjaren ophield.
Evenals in allerlei andere pro’ductiegebieden, heeft zich
inmiddels in de Congo het verschijnsel voorgedaan van een
sterk toegenomen suikerverbruik bij de inheemse bevol-
king. De Belgische impJ uit de Congo was dan ook de
laatste jaren betrekkelijk gering.

Scandinaische landen.

Noorwegen,
dat geen eigen suikerproductie onderhoLidt,
importeerde in 1938/39 115.000 ton en in het vorig jaar
81.000 ton suiker.

Zweden
heeft een bietenareaal, dat met het Nederlandse
ongeveer overeenkomt, t.w. 48.000 ha. De suikercultuur en -industrie staan er op hoog peil, evenals de zaadteelt,
waarin Nederland echter niet ‘onderdoet.
De suikeropbrengst bedroeg in 1946/47 5.275 kg per ha.
De research staat in aanzien; elke suikerfabriek (er zijn er 18, die onderling nauw verbonden zijn) beschikt over een
landbouwingenieiir, die de boeren raad geeft.
De productie was in 1946/47 290.000 ton, de 1orige,
bijna overal ten gevolge van de grote droogte in 1947,
ongunstige campagne bracht 240.000 suiker op, terwijl
eerstgenoemde productie nodig is.om aan het hoge suiker-
verbruik der Zweden te kunnen voldoen (48 kg per hoofd
per jaar). –

Ter aanmoediging van

de cultuur worden do boeren
extra toewijzingen levensmiddelen verstrekt, waaronder
kg koffie per bewerkte ha bieten. De Regering bood het
vorig jaar de boeren een bietenprijs van 5 kronen per 100

kg van 16 pCt gehalte, hetgeen neerkomt op f 36,90 per
ton. De landbouworganisaties eisten 20 öre meer.

Denemarken
produceerde in de laatste campagne 217.000

ton suiker.

Voor dit jaar is de bietenprijs iets verhoogd en bepaald

op 5,70 kr. per 100 kg + een toeslag van 30 öre, hetgeen

n&erkomt op 1 3317 per ton.
1-let bietenrendement evenaart vrijwel het Nederlandse.

Het bedroeg véér de oorlog 36 ton per ha. lIetareaal is

43.000 ha.

Véér de oorlog had Denemarken het hoogste suikerver-
bruik van de wereld, nI. 55,9 kg per hoofd per jaar; het
overtrof daarin zelfs Cuba (52 kg).

Finland
importeerde in 1938/39 118.000 ton suiker,

doch heeft zich sterk in zijn verbruik moeten beperken.
De invoer in 1946/47 bedroeg 40.000 ton.

In de suikerbehoefte kan voor een klein deel worden

voorzien door eigen cultuur, die thans berust op 4.000 ha,

w’elke een productie van 10 k13.000 ton suikér opleveren.
De bietenprijs zou volgens Engelse bron
3)
5 Finse
marken per kg ( f 98 per ton) bedragen, welke prijs
uitzonderlijk hoog is:

lIet areaal omvat in
Zwitserland
ongeveer 5.000 ha.
Dit land beschikt over één suikerfabriek. Teneinde uit-
breiding te geven aan de cultuur en deze althans op 10.000
ha te brengen – hetgeen echter ten koste van de aard-
appelverbouw zou gaan – was de oprichting ener tweede
suikerfabriek in voorbereiding. De plannen zijn onlangs
bij volksreferendum met grote meerderheid verworpen.
De import van Zwitserland bedroeg in 1946 ruim 81.000
ton suiker en in 1947 185.000 ton, dus ruim 100.000 ton
meer. Een deel wordt industrieel verwerkt (chocolade- en

condensindustrie).
De suikerproductie beliep het laatste jaar 20.000 ton.
Voor het lopende jaar verwacht men een toename van

10-20 pCt. 1

let suikerrantsben was in 1947 verhoogd van
750 gram op 1 kg per hoofd per maand + 8 kg voor inmaak.
De distributie werd dit jaar opgeheven.

Spanje
is het enigé land in Europa, waar riet- en biet-
suikercultures heide voorkomen. Eerstgenoemde is echter

van weinig betekenis (13 â 15.000 ton ‘s jaars). –
In 1946/47 werd ongeveer 175.000 ton suiker geprodu-
ceërd, een resultaat, dat in geen tien jaren was bereikt.
Het lopende jaar hoopt men op een nog grotere opbrengst.
De suikerpolitiek van Spanje is er op gericht zich van in-

voer te onthouden. 1-let suikerverbruik is matig en bedroeg
véér de oorlog ca 13,4 kg per hoofd per jaar.

Poitugal
is hiervoor reeds terloops genoemd.

Italië
verbruikte vôôr de oorlog ongeveer 340.000 ton
suiker, welk verbruik door eigen productie (300 è 400.000
ton) kon worden gedekt. Zelfs kon nog iets worden ge-exporteerd. De oorlog heeft aan de cultuur veel schade
berokkend, doch aan de restauratie wordt geijverd.
Het tegenwoordige areaal w’ordt geschat op ongeveer
100.000 ha tegen 173.000 ha in 1940. De productie bedroeg
de laatste campagne 215.000 ton. De suikerrantsoenering
zal a.s. herfst worden beëindigd.

Het bietenareaal in
Oostenrijk
– dat hoofdzakelijk in
de Russische zône ligt – bedraagt ongeveer 25.000 ha,
zijnde iets meer dan de helft van het védroorlogse.
Onder de aanwezige omstandigheden is het rendement zeer laag. De jongste campagne leverde ongeveër 36.000
ton suiker op. Door een hoog premie3telsel tracht men de
cultuur uitbeiding te geven (de teler ontvangt 1 kg suiker
voor elke 100 kg afgeleverde bieten). Men hoopt aldus

) The Public Ledger van 15 Mei 1948. –

r

610

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Augustus 1948

binnen een paar jaar een productie van 150.000 ton te be-
reiken.

Oostenrijk betrok he,t laatste jaar o.a. 50.000 ton suiker
uit Tsjechoslowakije.

De bietenprijs bedraagt volgens Amerikaanse broh
S
15
per 100 kg, hetgeen neerkomt op bijna f 40 per ton.
In
hongarije
wordt krachtig gerbeid aan het herstel
van de sterk, door de oorlogstoestand benadeelde suiker-

industrië, doch men heft met zaadgebrek te kampen.

Het bietenareaal bedraagt thans 100.000 ha, zijnde meer

dan het dubbele van de vorige campagne. De suikerop-

brengst der laatste campagne bedroeg ongeveer 150.000
ton tegen 130.000 in 1939/40.

De ook. in Hongarije ingevoerde landverdeling heeft het

grondbezit sterk gewijzigd; 621 pCt der eigenaren heeft thans een landbezit beneden de 3 ha.
De oogstcijfers an de
Balkanstaten
worden zeer uiteen-lopend opgegeven.

De suikeropbrengst in
Roemenië
bedraagt nog niet de,
helft van de vôôroorlogse ad 140 â 150.000 ton. De grens-

veranderingen spelen hierbij een grote rol.
De suikeropbrengst van
Boelgarije,
dat gebrek heeft
aan goed bietenzaad, waardoor het beetwortelareaal dit

jaar met 4.000 ha werd verminderd van 32.000 tot 28.000
ha, valt te schatten op 20 0.000 ton, die van
Yugo-
slaç’ië
op 70 â 80.000 ton.

In laatstgenoemd land ontvangt de bietenteler hoofd-

zakelijk betaling in suiker, die hij tegen hoge prijs op de
vrije markt kan plaatsen.

Als gevolg van de landverdeling heeft het coöperatie-
wezen zich sterk ontwikkeld. De gemiddelde grootte der

boerderijen bedraagt 5 ha, hetgeen te gering is voor een
economische productie. –
Inmiddels is Yugoslavië
0
1) suikergehied nagenoeg self-
supporting geworden.

1-let is waarschijnlijk, dat het suikertekort der meeste
Balkanlanden tea dele wordt bevredigd door aanvoer van
Russische suiker.
Griekenland
is hiervoor, in het vorige artikel, reeds
besproken.

Statistisch en geographisch is
Turkije
hij Europa in-
gedeeld, de riet- en beetwortelsuikercultuur wordt echter
in Klein-Azië bedreven.

Turkije behoort tot die landen, die vobrheen sterk
suikerimporterend waren (véôr de.00rlog nog 60.000 ton
per jaar), doch zich allengs van invoer trachten te ontdoen.

De op moderne 1eest geschoeide suikerfabrieken zijn
eigendom van de Turkse Staat.
Inmiddels.is
een suikerproductie bereikt’van 100.000

ton, die de binnenlandse suikerbehoefte reeds overtreft.
liet uikerareaal omvatte in 1947 41.000 ha, dit jaar is
bijna 53.000 ha uitgezaaid of 25 pCt meer
4).

‘s-Gravenhage.

TH. C. GE UDE KER.

‘) In het vervolg van dit artikel wordt een beeld gegeven van
de suikerpositie in Amerika, Azië, Afrika en Australië, waarna het
Overzicht van cle wereldsuikerpositie in een slotbeschouwing zal
worden samengevat.

INGÉZONDEN STUKKEN.

DE PRODUCENT MET BEÜEEKJCINO
S
TOT DE AIZET VAN
OROENTE, FRUIT EN VIS.

De heer P. I(uper te ‘s-Gravenhage schrijft ons:
Zo heeft dan de heer Hildehrandt
1)
zich tQt spreekbuis
gemaakt van een groep producenten, die zich, in.tegenstel-
ling t6t het verleden, thans wel met de afzet van hun

poduct willen bezig houden. De geachte schrijver beperkt
zich hierbij niet, zoals schrjver dezes wel zal doen, tot de

‘)
Zie zijn artikel onder bovenstaande titel in ,,E.-S.B.” van
19 Mei ji., blz. 289.

producenten in vis, maar betrekt ook die van: groente
en fruit in zijn beschouwingen. Blijkbaar is hij dus van

mening, dat de reder, wat dit betreft, op één lijn kan w’or-
den gesteld met de agrarische producent. Immers, hij, be-

toogt, dat bij beide groepen producenten ten gevolge van

economische overmacht der handelaren, in het laatst der
vorige eeuw veilingen en afslagen ontstonden. Als voor-

beelden voor de vis worden dan genoemd de in 1890 te
Ijmuiden ontstane visafsiagen. Hiermede wordt de indruk

gevestigd als zouden visafslagen vôôr dat jaar.niet bekend

zijn geweest. Niets is echter minder waar. Reeds eeuwen-

lang hiervoor bestonden er visafsiagen, waarvan o.a. ge-
noemd kunnen worden die van Enkhuizen en Schevenin-

gen. De reglementering dezer instellingen kan nien vinden
in verschillende 16e- en 17e-eeuwse boekwerken, betref-
fende keuren en ordonnantiën. Aangezien IJmuiden zich

eerst in de 19e eeuw tot vissershaven ontwikkelde, kon de afslag hier ook pas veel later ontstaan dan in de van
ouds bekende centra.

Met hetgeen de schrijver zegt over de voordelèn van de

afslagen kunnen vij in hoofdzaak instemmen. De eerste
visafsiagen werden inderdaad ingesteld om kwaliteitsver-

betering te bewerkstelligen, daar alleen dan de visserij in

een bepaaldeplaats kon worden gehandhaafd en het kwali-
teitsvoordeel bij export (hierbij denken wij vooral aan
gezouten haring) kon worden verzekerd

Thans komen wij aan de bezwaren, die H. tegen de
veilingen opsomt. Door hem wordt opgemerkt, dat ,,de

veilingen slechts dan gunstig resultaat voor de producent

afwerpen, ind.ien er een expanderende markt is, althans
de markt nog niet een verzadigingspunt heeft oversëhreden
en er van de’zijde van de handel door monopolievorming

geen invloed kan worden uitgeoefend op de prijsvorming.
op de veiling”.

Tegen deze redenering bestaan enkele bezwaren en wel
allereerst deze, dat de visveilingen niet alleen zijn opge-

richt in het belang van de producent, maar vooral ook in

het belang van de handel. De Enkhuizer ordonnantie van
haring en visverkopers regelt dan ook uitvoerig de kortin-
gen, welke geheven zullen worden bij aanvoer van slechte

kwaliteiten (artikel 28 en volgende). Men mag dis niet
uitsluitend letten op een eventueel gunstig resultaat voor
de producent, maar dient evenzeer niet uit het oog te ver-liezen de belangen van de handel.

Een tweede bezwaar is, dat schrijver meent, dat de af-
slag alleen gunstig resultaat kan afwerpen vooi de produ-

cent, indien •er een expandernde markt aanwezig is, dit
wil zeggen, de markt nog niet
len
verzadigingspunt heeft overschreden. Wij zouden juist het tegenovergestelde wil-

len beweren: het is juist een voordeel voor de producent,
want thans heeft hij een indicatie betreffende zijn productie-
omvang. Het kan toch niet als rationeel worden beschouwd
meer vis aan te voeren dan de markt kan absorberen en
uiteindelijk het publiek in binnen- en buitenland kan, of
liever wil, consumeren. Zonder afslag zal men deze indi-
catie niet of althans zeer laat, zelfs te laat, ontvangen.

Het derde bezwaar is, dat schrijver doet vermoeden van
mening te zijn, dat momenteel de groothandel zich mono-
poliseert en daardoor ‘de producent minder voor zijn
product biedt dan indien deze monopolisering niet zou hebben plaats gehad. Laten wij de feiten voor zich zelf
laten spreken! Kennelijk wordt hier gedoeld op een groot-
handelscombinatie tIJmuiden, welke ungevee’r 80 leden
telt of ongeveer de helft van de IJmuidense groothandel
of
1/
van de Nederlandse visgroothandel. Het lijkt ons
wel enigszins boud om hier van een mpnopolie te spreken.
Volgen wij thans weer, even het bptoog van de heer H.
Bovenaan blz. 390 schrijft hij dan: ,,Nu zullen er steeds

momenten zijn, dat er door bijzonder gunstige veersom-standigheden of om andere redenen een zo groot aanbod
van het zeer bederfelijke product is, dat het niet in zijn
geheel door de groothandel kan worden opgenomen. Niet hiertegen richt zich echter het bezwaar van de producent,

ç-

r

—•—‘
.’ -Ç

V-

Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

611

doch tégen het onverkocht blijven als vrijwel permanent verschijnsel. De handel zal dit toesçhrijven aan overpro-
ductie en ii’krimping van de productie als geneesmiddel

aanbevelen. De producent daarentegen zoekt de oorzaak

van dit doordraaien in een onvoldoende bewerking van de

afzetmogelijkheden en in een te groot verschil in prijs

betaald aan de producent en betaald door de consument,

de marge voor de handel acht hij te groot en daardoor een

belemmering voor de afzet”. Deze zinsneden zijn neerge-

schreven al w’eer ,zonder voldoende kennis der feiten.

Duidelijk blijkt, dat schrijver begonnen is met een idealis-
tisch getinte eïndconclusie van een redersgroep over te
nemen en vervolgens tracht deze conclusie aanvaardbaar
te maken.

De afzetmogelijkhed en zouden onvoldoende bewerkt

zijn! Elke insicler weet, dat de groothandel in gezouten
haring, om slechts een voorbeeld te noemen, na het weg-

vallen van de Duitse markt in de 30-er jaren reeds vrij

spoedig nieuwe markten veroverde
2).

Voorts zou de producent de handelsmarges te groot
achten. Dit lijkt ons een moeilijk te beoordelen punt. De

brutö handeismarge kan veelal nog wel worden nagegaan;
met de netto marge, waar het uiteindelijk om te doen is, is
dit niet het geval. Kw’antitatieve gegevens ontbreken op
dit punt, zodkt het slechts een gissen blijft.
Toortgaande betoogt 1-1., dat zich een ,,begrijpelijk ver-

schil in economische instélling tussen prdducent en groot-
handelaar voordoet. De groothandel tracht een bepaald
inkomen te verwerven, daarbij het economisch principe

huldigende…. Reclame maken doet hij dan ook niet.
Voorts wordt zijn product snel omge’et, zodat hij een klein
bedrijfskapitaal nodig heeft en geen leverancierscrediet

van betekenis heeft te verlenen”.
Dat begrijpelijke verschil is ons totaal onbegrijpelijk. Ook de producent zal immers een zo groot mogelijk in-
komen trachten te verwerven onder huldiging van het
economisch principe. De groothandel maakt terdege
reclame (zie het weekblad ,,De Vissei-ijwereld”). Inder-
daad, het bedrijfskapitaal der individuele groothandelaren
zal, gemiddeld genômen, wel kleiner zijn dan dat der
producenten. Ten aanzien van de gezamönlijke bedrijfs-
kapitalen
,
in de beide groepen durven wij dit echter niet
te beweren. Wel nioeten wij ontkennen, dat het door de
groothandel geven van leverancierscrediet van geen bete-kenis zou zijn. Vlak na de oorlog behoöfde geen leveran-
cierscrediet te worden gegeven. De afzet was vlot en ver’
zekerd. Thans, drie jaar na de bevrijding, is dit echter
reeds anders geworden. Aanzienlijke bedragen heeft de
groothandel hij de kleinhandel uitstaan’en de klcinhandel
ongetwijfeld bij de consuent.

Na gezegd te ‘hebben, dat de groothandelaar er veel
gunstiger voorstaat, dan de producent, omdat de groot-handelaar geen noodzaak heeft het gehele aaihod op te
nemen en een prijsdaling prompt doorgeeft aan de produ-
cent, concludeert de heer ii., dat het afzetrisico vi-ijwel
geheel op de producent komt te rusten, ofschoon hij geen
invloed op de afzet kan uitoefenen. 1-let is hem dan ook

blijkbaar niet bekend, dat de haringgroothandel een jaar
geleden de producenten aanbood de gehele vangst, geraamd
op 1 millioen kantjes, van tevoren over te nemen, welk
aanbod door de reders werd afgeslagen.
r1
ee
dingen leren
wij hieruit:
a. het bedrijfskapitaal van de groothandel is toch niet
zo klein als de heer H. doet vermoeden;
h. de reders hebben liever vèl dan geen afzetrisico, rnar
dan mag dit risico ook niet ils argument wordeii ge- bruikt om invloed op de afzet te verkrijgen.
Wij kunnen dus onmogelijk met schrijver meegaan, als
hij concludeert, dat ,,zodra de markt zijn expanderend
karakter verliest en een verzadigingspunt bereikt, de

‘)
Zie F. Ommering: ,,De liarioghandel 1947″, De Visserijwereld
1947, blz. 27; Idem ,,Kooprnanschap”, De Visserijwereld ‘1947.
bie. 43.’

producent zich niet langer afzijdig kan h6isderi van de

afzet, doch zich hiermede moet gaan bemoeien om te be-
rèiken, dat het verbruik wordt verhoogd door verlaging

der pi’oductiekosten en door verlaging van de handelsmarge

en het product daar wordt gebracht, waar de handel het

nog niet bracht”.

1
Ons volk is nu eenmaal geen visetend volk. De vraag

naar vis is vrij inelastisch. Prijsçlaling, hoe dan ook bereikt,

doet de afzet weinig toenemn, tenzij de prijs aanvankelijk

exhorbitant hoog was. Een ander bezwaar echter is, dat

•niet valt in te zien, hoe de productiekosten kunnen wor-

den verlaagd, indien de producent’plotseing gaat handelen.
Voorts hebben wij er reeds op gewezen, dat de handel
steeds bezig is nieuwe markten te vinden en hier ook
herhaaldelijk in is geslaagd. Erfige hulp van rederszijde

moet hierbij volstrekt overbodig worden geacht.
In het vervolg van het artikel van de heei’ II. wordt

voortgehordisurd op de reeds eerder gelaakte fout. De vorm
van samenwerking dier producenten op het gebied van de

afzet wenst hij buiten beschouviig te laten. Evenwel kan
hij niet nalaten de coöperatieve vorm aan te bevelen door
enkele vermeende voordelen hiei’van op te sofrirnen. Als
lichtend voorbeeld van zo’n coöperatie w’ordt dan die der

IJsselmeervissers aangehald. Wij kunnen het de heer H.
niet als een tekortkoming s’ekenen niet
Oj)
de hoogte te zijn
van de afkéurende’opinie, welke insiders te dezen aanzien
hebben. –

Het doet opnieuw vreemd aan, indien schrijver vervol-
gens nogmaals pleit voor een corrigei’end optreden door de
producenten. 1-let wegvallen van de expanderende markt
na 1920 ten gevolge van toigrenzen, contingentering, ver-
starringen van het economische le,’en enz. zou zulks
noodzakelijk maken. Alsof contingenteringn, indien de reder gaat handelen, ruimer zouden worden, tolgrenzen

zouden worden opgeheven en verstarringen van het ëcono-

mische leven zouden worden teniet gedaan! –
,,In de vishandel”, aldus de heer ii., ,,is gebleken, dat
van de vestiging van een moderne viswinkel een het ver-

bi-uik stimulerende werking uitgaat”. l)it valt te begrijpen. De consument wil zien wat hij koopt. En wordt dit boven-dien in een,modern ingerichte winkel gedaan, dan zal men
allicht bij het rasseren in de verleiding worden gebracht
,
eens vaker vis te eten. Met het op deze zinsnede volgende
kunnen wij echter niet instemmen, namelijk: ,,dezelfdc
stimulans gaat uit van een coöperatieve groothandel van
de producenten
01)
de bestaande groothandel”. Alsof de
kleinhandel meer vis koopt hij de groothandel indien er een
coöperatieve groothandel van produ centen bijkomt, of
• anders, daar de vraag van de kleinhandel een afgeleide is,
of de consument meer vis gaat eten, indien er een coöpe-
ratieve groothandel van producenten ontstaat. Ook al

zijn pakhuis: en opslagruimte van deze coöperatieve groot-
handel nog zo hygiënisch, dan nog geloven wij niet, dat de kleinhandel nu liever van de coöperatie zal kopen in
de hoop de èigen verkoop door voorkeur van het publiek
op te kunnen voeren, omdat de kleinhandel zal vrezen,
dat de coöperatie op de duur met eigen. ‘,’inkels zal gaan
werken. lIet eigenbelang dci’ winkeliers bi’engt in elk geval
mede de coöpes’atie te schuwen.
Vervolgeiis wordt aandacht besteed aan de positie van
de producent tegenover een gemonopoliseerd koper. Als
voorbeeld wos’clt genoemd de export door de producenten
van gezouten haring naar Rusland. Onderlinge concur-

rentie van de exporteurs zal in een dergélijk geval, aldus de
hees’ ii., door de kopers worden uitgebuit en tot lage ,prijs
leiden. ‘Waarom dit wel zo is, indien de exporteurs optreden
en niet, indien de pi’oducenten zelf exporteren, verklaart
hij niet en dit is nu juist hetgeen moet woi’den aangetoond.
In normale gevallen is het toch zo, dat de handel zelf mans
genoeg-is on te exporteren, ook indien het gaat om .grote
contracten. Natuurlijk, de algemene export kan tegen-
vallen, waardoor ook de redérij met onverkoopbare voorra-
den blijft zitten. Ook d& vangst kan meer dan normaal zijn.

612

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

—4 Augustus 1948

Een outlet ribet dan worden gevonden. Beter zou het zijn

geweest tijdig met de vangst te stoppen. De differentiële

prijs heeft namelijk tot gevolg, dat die grote afnemer in
den veroIge steeds rekent op deze lage prijs.
Al met al zijn wij van mening, dat deze.export naar

Rusland nu niet bepaald als een ,,eenvoudig” voorbeeld kan

worden gezien. lIet is naar onze mening zelfs helemaal geefl
voorbeeld.
iJij
kunnen ons niet aan de indruk onttrekken,

dat deze kwestie er, populair gezegd, ,,met de haren is
bijgesleept”, omdat deze leveranties aan Rusland door
de reders als hun speciale domein worden beschouwd.

Begrijpelijk is het dus, dat de heer H. er prijs op gesteld

heeft deze leveranties als argument te gebruiken in zijn
betoog, dat kennelijk moet dieien om een aprioristische

eindconclusie door terugredeneren aanvaardbaar te maken.

Ieder onbevangen. buitenstaander zal direct voelen, dat

dit voorbeeld in het betoog niet past. De enige juiste con-

clusie, welke men kan trekken uit het gebruikte voorbeeld

is, dat het aanbeveling zal verdienen om tegenover een

gecentraliseerde inkoop in een bepaald afnemersland, hier te lande een gecentraliseerde verkoop te stellen. De meest
voor de. hand liggende centralisalie in zo’n geval is samen-

werking van exporteurs, dus van handelaren en niet van

reders. De noodzaak van een dergelijke samenwerking in

zodanige gevallen wordt door de exporteurs, ook die van

haring en vis, wel degelijk ingezien. Is het onvermijdbaar,

dat naar een bepaald land voor lagere prijzen moet worden

verkocht (dit behoeft zich niet alleen voor te doen hij lan-
den met een gecentraliseerde inkoop) dan kan een overleg

tussen de georganiseerde handel en de georganiseerde
producenten, waarbij beide groepen met een lagere belo-
ning, met in het geheel geen beloning of zelfs met verlies
genoegen nemen, goede resultaten opleveren, betere resul-

taten in ieder geval dan wanneer de producenten onder

de duiven van hun afnemers, de exporteurs, gaan schieten.
Ons inziens blijkt uit het artikel van de heer II. ten
duidelijkste een overschatting van de functie van de pro-

•ducent en een onderschatting van die van de handel.

Hierin staat hij niet alleen. Hij heeft zich tot spreekbuis
gemaakt van een groep reders, die afschaffing wensen

van de vei1ingplicht en toekenning van groothandels-

rechten aan de reders. Het zou te ver voeren om deze wensen
op dit moment uitvoerig te bespreken. Wellicht zullen wij
hier binnenkort nog in de gelegenheid toe zijn. Thans kan
reeds worden opgemerkt, dat ook de groothandel ,,zijn lot
in eigen handen wenst te houden” en zich wat dit betreft

dus niet van de producenten onderscheidt.

De heer F. R. Ommeringte Scheveningen schrijft ons:
In uw nummer van 19 Mei ji. schrijft de heer A. G. U.

Flildebrandt een zeer lezenswaardig artikel onder de titel
,,De producent met betrekking t6t de afzet van groente,

fruit en vis”. –
Daar ik van de problemen in de handel in groente en
fruit niet op fle hoogte ben, zij het mij vergund de be-
schouwingen van de schrijver zoveel mogelijk te splitsen
en deze alleen te beantwoorden voorzover zij de handel
in vis, of nög meer speciaal de handel in haring betreffen.

De ivijze vaifbitstaan van de veilingenn het grote
voordeel, dat de gezamenlijke verkopers en kopers elkaar
daar ontmoeten, werden door schrijver duidelijk gemaakt.
Onder ,,Bezwaren aan de veiling ,rerbonden” ‘lazen wij,
dat de veiling slechts dan gunstige resultaten voor de
producent kan afwerpen, wanneer de markt nog niet een

verzadigingspunt heeft overschreden en er geen monopo-
lievorming door de handel plaats heeft. Dit laatste heeft.
in de haringhandel nog nietplaats gevonden en de e-
zouten haring is ook nog nooit dooi-gedraaid. Er is ook.

nooit haring blijven staan, al is de prijs natuurlijk wel
bepaald door de economische wet van vraag en aanbod.
Het is soms moeilijk de heer F1. op de voet te volgen,
hetgeen wel mede het gevolg zal zijn van de ongelukkige

combinatie verse groente en vers fruit met e@zouten

haring, die in één artikel worden behandeld. De verschillen

zijn zo belangrijk, dat men deze producten evenmin in

één artikel kan behandelen als dat men bijv. zuivelproduc-

ten en haring aan een gelijktijdige beoordeling kan onder-

werpen. Er zullen steeds momenten zijn, dat er door gun-

stige omstandigheden een zo groot aanbod van.het ,,zeer

bedèrfelijke” pioduct is, dat het niet geheel kan worden

opgenomen door de handel, schrijft de heer II. Dit ,,zeer

bederfelijke” slaat toch zeker niet op gezouten haring,

wanneer men weet, dat de haring in September 1947 ge-

vangen, thans, eind Juni 1948, nog in prima staat is. Toch

knoopt de schrijver zijn conclusies vast aan deze geheel

onjuiste combinatie. De conclusie, dat de tuinder en de reder geheel afhan-

kelijk zijn van de prijsvorming op de veiling, waarop zij

verder geen invloed hebben, is er dan ook helemaal naast,

hetgeen ook weer toe te schrijven is aan het samenkoppelen

van totaal onvergelijkbare bedrijven. Ik wil nu, alleen

wat de haring betreft, de fouten in de redenering van de

heer II. aantonen.
Bij een daling van de markt geeft de handelaar de daling

prompt door aan de producent door op de veiling een
lagere prijs te bieden, zegt de heer ilildebrandt. Waar

is die markt, die daalt? Demarktda1iig begint niet elders,

doch juist op de veiling. Bij groter aanbod dan vraag daalt

heel normaal de prijs, hetgeen de reder nog kan remmen

door de verkoop over een langere periode te-verdelen. i.an

de hand van de veilingprijzen worden de verkoopprijzen

door de handel vastgesteld, zowel voor het hinne9land als voor de export. 1-loudt de rederij dus de voilingprijs in de
hand door een opvangsysteem, dat juist bij een houd-
baar rtike als haring zo gemakkelijk kan, dan kan men

de bezwaren van tijdelijk overstelpende aanvoeren geheel

opheffen. De verkoop vindt vrijwel gedurende het gehele
jaar plaats, de aanvoer in hoofdzaak gedurende 5 maanden.

De vangst is vrijwel altijd te plaatsen. In tegenstelling tot

de bederfelijke verse groente, is de gezouten haring dus
juist een artikel, dat nooit ,,doorgedraaid” behoeft te

worden en dat alleen om een zekere spreiding vraagt.

Geen enkel ,’erstandig handelaar verlangt naar de bui-

tengewoon lage prijzen van voor de oorlog terug, do’ch
begrijpt, dat een renderend, bloeiend productie-apparaat
ook zijn belang is. Voor de oorlog was- het rederijbedrijf
echter niet financieel-krachtig genoeg, om tijdens de grote
aanvoeren deze op te vangen en ook de verdeeldheid in
rederskringen maakte dit onmogelijk. Kortzichtig eigen-
belang van rede’rs-exporteurs, die hun haring uit cle markt
hielden, zogenaamd om dc markt te steunen, doch die
hun haring dan beneden de Nederlandse veilingprijzen in het buitenland verkochten, maakte een sluitende opvang-
regeling onmogelijk. Thans, na de oorlog, hebhen de

rederijen zulke enorme winsten gemaakt, dat zij gezamen-
lijk financieel-krachtig genoeg zijn om door een opvang-
regeling de minimumprijs practisch voor te’ schrijven.
Maar zelfs nu is er door onderlinge onenigheid moeilijk


iets te bereiken.

Verder schrijft de heer II, dat geen uitschakeling van
groot- en kleinhandel gewenst is, indien geen monopolist
als koper ‘optreedt. In het kader van liet gehele artikel’ zou men denken, dat de schrijver doelt op monopolie-
vorming op de veilingen. Dit gevaar bestaat voorlopig in
het geheel niet. Zolang de rederij niet tracht de handel
uit te schakelen, of de mogelijkheden voor de handel om
winst te behalen af tesnijden, zal de handel de financiële
resultaten van liet productie-apparaat niet door monopolie-
vorming trachten ongunstig te beïnvloeden.
Dat Rusland een zodanige monopolistis’che positie zou
innemen ten opzichte van de rederij, is niet geheel juist.
Niet alleen Rusland koopt grote hoeveelheden. Er zijn
ook grotere afnemers en eecl groep exporteurs zou ook
gecombineerd een bod op bijv. 100.000 cl 200.000 vaten kunnen doen. Alleen in de overgangsjaren na 1931, toen

4 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

613


de exporteurs voor de snel teruglopende afzet naui Duits-land van 320.000 vaten tot even 50.000 vaten elders afzet

moesten zoeken, heeft men âan Rusland tegen lagere
prijzen de overproductie moeten verkopen. De grote

verdienste juist van de exporteurs is het toen geweest,

dat zij in de hele wereld naar afzetgebied hebben gezocht,

vele nieuwe markten hebben ontsloten en het daardoor
mogelijk hebben gemaakt, dat wij voör de vangst 1938

Rusland reeds niet meer nodig hadden. De export beliep

in 1938 454.000 vaten zonder Rusland, terwijl deze in

1936 438.963 vaten beliep, waarbij 92.953 vaten tegen sterk

verlaagde prijs naar Rusland.
De exporteurs hebben daarmede bewezen, dat de export
bij hen in de beste handen is. Er is op het gebied van de

uitoefening van de visserij nog z6 .veel te doen, dat het

mede in het belang van het productie-apparaat is, dat dit zich niet op handelsterrein begeeft. Verbeteren kan men
daarmee niets, alleen maar slechter maken. Ook de rederij
heeft hei grootste belang hij een krachtige groothandel.
Wanneer men deze niet in de gelegenheid laat redelijke winsten te behalen, dan verdwijnt de belangstelling. De

exporteurs, waarbij er zijn, die al meer dan honderd jaar
de hele wereld bereien eh hev

erken, zijn een onmisbare schakel. De onderlinge concurrentie zorgt wel, dat zij iiet
te grote winsten maken, die ten koste van de rederij
zduden worden behaald. –

Naschrift.

Natuurlijk heb.ik mij in mijn artikel aande hoofdlijnen

hoeien houden, waardoor aan het product pekelharing
niet zoveel aandacht kon worden besteed. Pekelliaring
neemt inderdaad een enigermate afzonderlijke plaats in
tengevolge van de houdbaarheid en het feit, dat vele

hringdrijfnetreclers tevens exporteur zijn. Ten opzichte
vn pekelharing is het mi. dan ook in het bijzonder de
v?m van deelneming van de reder aan de afzèt, die

aanpassing aan moderne organisatievormen behoeft. Dat
het ook met de haringhandel niet zo eenvoudig is, als de
14eer Ommering suggereert, blijkt wel hieruit, dat krach-
tens de itaringwet 1927 ook de Overheid zich met de
haringexport bemoeit, waardoor zoveel inogelijk een eind
is gekomen aan knoeierijen met fust en kwaliteit van
êxportharing. Ilet is nu aan dereders èn handelaren om

dobr moderne afzetmethoden te voorkomen, dat en’erzijds
prijsknoeierijen van de handelaren niet langer ten laste

vhn de rederij komen en anderzijds de verschillende.
markten opbrengen, wat ze economisch kunnen opbrengen,
hetgeen v66r de oorlog niet’bereikt werd tengevolge van
destructieve onderlinge concurrentie onder de handelaien.
Wat het stuk van de heer Kuiper betreft: waardm zo’n
vreci voor een betrekkelijk theoretisch artikel van een niet-
belanghebbende in het rederijbedrijf? Zeker, ik begrijp
volkomen de huidige moeilijkheden van de groothandel
in, vis. Jarenlang immers was de vraag naai- vis groter

dan het aanbod en weid de groothandelaar expediteur
tegen een vaste marge. Thans begint het aanbod groter

te worden en moet men van expediteur weer handelaar
worden. Dit vereist aanpassing, doch men heeft zijn
vakgroep, waarvan slechts zij lid ‘kunnen zijn, die in
de basisjaren, 10 h 15 jaar geleden, ook reeds in vis
handelden.

Ile lijkt mij, als onbevooroordeelde derde, begrijpelijk, dat de redérs en vissers, die in de komende maanden een

• aantal zeer kostbare trawlers in bedrijf zullen brengen,
hun lot niet geheel wensen te laten afhatigen van anderen.
Doch afgezien van deze huidige bezwaren waren het
de vooroorlogse en de te verwachten toekomstige moeilijk-
heden, wMke aanleiding voor mij waren de theoretische
kant ervan nader te belichten. –

Inderdaad ontstonden de visafslagen in de West-Euro-
pese landen eind vorige ee.uw, na de invoering van de
stôommachine in de visserij en het verbeterde transport
te land, algemeen als reactie op onjuiste praktijken van

de ,ishandelaren. Dat er veel eerder rees enkele vis-
afslagen bestonden is interessant, doch in dit verband
onbelangrijk.

Geruime tijd heeft de visafslag voor de visser als mdi-

cator dienst gedaan. Na 1920 én vooral na 1930 werd het

een onbetrouwbare indicator, doordat de Nederlandse

vishandel niet met de tijd is meegegaan, in het bijzonder

wat betreft de afzet van verse zeevis, waarvan 90 pCt

in het binnenland moet worden verkocht. Met hetvoor de

Nederlandse vishandel typische argument, door de heer

K. nog eens uitdrukkelijk gestipuleerd: Ons volk is nu
eenmaal geen visetend volk”, meent men zijn achterblijven
bij de eisen des tijds 4e kunnen rechtvaardigen.
Voorzover er reclame werd en wordt gemaakt ter be-

vordering van het visverbruik, geschiedt zulks dooi de

Voedingsraad, een overheidsorgaan. Ja, kort voor het uit-
breken van de oorlog werd er met steun uit het Landbouw-

Crisisfonds an overheidsege voor de te IJmuiden ge-
vestigde groothandelai-en in vis een cursus gehouden in
het fileren van vis!

Voorts is door mij in dit blad reeds eerder voldoende

aangetoond, dat het verbruik van verse zeevis hier te

lande het karakter heeft van een luxe gelegenheidsvoedsel.
liet Nederlaiidse volk wil graag vis eten, doch op 20-eeuwse voorwaarden.

Een goede visvdorziening is een nationaal belang. Daar-
aan ‘dient ook de groothaticlel in vis mede te wèrken. Men

is echter op de verkeeMe w’eg, indien men nieuw bloed
vreest en zich vastklampt aan veilingplicht en ,,closed
shop”

‘s-Gravenhage.

A.
G. U. IIILDEBRANDT.

LONDON LETTER.

London, July 30.
Two topics, one new, one old, are attracting conside-rable attention in economie circles hei’e. First is the an-

nouncement by Sir Stafford Cripps of the intetion to

form a joint AngloAmerican advisory council toimprove
the productivity of British industry. Second is the argu-
ment whether in fact this country genuinely intends
to follov a deflationary (or to use the more fashionable
euphemism) a disinflationary policy, regardess of its

social and l)Olitical consequences.
The Anglo-American advisory council on producti-

vity is apparently bui one-sixteenth of a .master ilan to
raise the level of productivity in Marsbail Europe. Its
announcement has raised a certâin amount of hysteridal
hostility here, on the grouitds that Made in Britain”
looks better than ,,Made in Britain with American
Know-how”, and that acceptance of American advice is
alternatively degrading, the thin end of the wedge of
American domination of the British economy, or just
plain unnecessary.

In fact, the explanation oI the decision is almost eer-
.tainly mainly political. This country sees no early prospect
of heing lible to stand without Amerian aid. It is appre-hensive that help under the Marshall plan will either be
scaled down or cease next yeai-. (Whether or not this
possihility would he increased by a RepubliEan victory
in the US Presidential election is beside the point). There
has been a fair amount of criticism in American industrial
circies of British efficiency and productivity. (Insofar
as the criticisrn comes from opponents there of foreign

lending it is certainly not entirely disinterestecl). It may
thus have appeared to Sir Stafford Cripps to he an astute
move to have anticipate.d a revival of this criticism .when Congress debates nexi year’s ECA appropriations. British –
industry, if it is inefficient, could not, of course, become
efficient in six months. Bui in proposing the joint council,
Sir Stafford bas at least ,,shown willing”.

614

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Augustus 1948

As to whether British industry is inefficient, that is

a question which can be debated almost endlessly without

reaching any really satisfactory conciusion. It is, however,
certain that production per man hour (PMH in the econo-

mists’ jargon) is a great deal higher in many industries

in the United States than in this country. Researches .by

economists and investigations into our coal and cotton

trades by American industrialists during the war prove
that without peradventure. To a large degree, the more

competitive atmosphere of the United States and the

higher costs of labour there have forced American indu-

strialists to modernise and mechanise their plants to a

much greater extent than British industrialists have done.
But even where the same degree of mechanisation exists,

there are still examples of much greater PMFI in America

where identical processes are used in the two countries.

(Proof is afforded in instances where an American parent

company operates a British subsidiary producing the same
product).

In such circumstances, the joint council ought to be

warmly welcomed in Britain. ‘Whether, of itself, it will
produce any substantial results is another matter. The
problem of productivity must be seen against a wide

background of incentive, tax legislation and restrictive

practices hy both employers and employees. Certainly
the incentive to the capïtalist to modernise and mechanise

is not overgreat in Britain today. Profits are pilloried and
dividends limited by a ,,gentleman’s agreement”. Capital
is made the subject of a levy and heavy death duties.

Income from it may be taxed at rates up to 95 per cent.

Our industrial tax laws, although somewhat im5roved
by the 1945 Income Tax Act, stili lag behjnd America’s
where provision for deprcciation and obsolescence of plant

is concerned. Controlled margins and prices may he

adequate when related to the cost of plant installed
twenty years or more ago. They are certainly not adequate
when related to today’s capital costs.

On restrictive practices, it may be said that British
industry is still suffering from the mentality engendered hy the contracting markets of the inter-war ycars. rfhefl

the tendency was to hold what we had, rather than to
strive after new objectives; and on the employees’ side,
to make .a job last as long as possiblc. Whether these
habits can he changed in a few short years is a inoot

point. Most of the leaders of industry and the trâde unions
are now convinced of the need for much greater PMH. The big question is whether they can persuade the rank
and file, long suspicious of the ,,stop-watch methods of
American capitalïsm”, that it is now right to learn from
America.

The latest twist to the deflation controversy has been the announcement this week of the derationing of foot-
wear and certain articles of clothing, and the
,,down-

pointing” of certain other articles. (Men’s woollen suits,
for example, are in future to require only 20 coupons,
instead of 26). To get the dispute in perspective it is ne-
cessary to go back to last september. Then Sir Stafford
Cripps gave each indijstry an export target, and let it
be known that if these tagrets were not reached, materials and labour would ho withdrawn and used hy other produ-

cers who could sell abroad. It was fairly obvious at the
time that the proposals, if adhered to, would cause unem-
ployment in those industries unable to reach their targets,
but against the overall background of heavy demand no severe or prolonged unemployrnent was to be expected,
provided that lahour was sufficiently mobile. –

Then came the Whïte Paper ,,Economic Survey for
1948″ which fixed labour targets for each industry –

more workers for coal, textiles and agriculture but fewer for building, clothing, and so on. And lest these plans he
upset by excessive purchasing pover in the home market,
Sir Stafford- budgetted for a £ 330 millions Budget sur-
plus. The stage seemed set. All that was necessary was

to await resuits – which, in the main, were to be a re-

distribution of our labour force into the industries which

could do best in the export markets.
Subsequent events, however, have proved the almost
insuperable difficulties of planning in such detail in a

democratie state. A combination of circumstances –

purchase tax increases ïmposed in the Budget, rising

prices, increased productkm, the unwillingness or inability

of industrialists to seil abroad, the running down of war-

time savings and gratuity payments to ex-Service per-
sonnel — was
,
reflected with quite surprising rapidity

in glutted warehouses and shops, and in tales of unem-

ployment in various consumer goods industries. All this

was perfectly foreseeable. It was the logical consequence

of the Cripps’ plan in action. All that remained to ho done

was to await events; to allow the displaced labour and
raw matei’ials to find their way to the priority indusries.’

There w’ould, of course, be himits to the process, the limits

imposed, for example, on rhovement of labour by the shortage of houses iii the areas in which the essential

industries are 5ituated. But without unemployment

in the non-essential trades, the shift would never be made
– unless wholesale direction of labour was resorted to.

The affected interests – employers, workers and poli-

ticians of all parties ahike – were not, however, going
to allow the plan to work without making the most bitter

protests. As the result of these protests, the plan gives

every appearance of crumbling: Sir Stafford maintaiiis

most vigoi’ously that this is not the case. But let the following

catalogue of events speak for itself. Over the last month
or two, purchase tax concessions costing £ 39 mililions
a year have been made to quite •a numher of industries,
notably the radio and household appliances frades. Utility
furniture (and much of it is excellent furniture) is now

freely available to all and sundry without coupons. rçhe

limit on heuse repairs and decoration not needing a spe-
cial license has been raised from £ 10 to £ 100 and
buildin’ of private houses for sale (in the ratio of one
house for sale to each four built for letting) has been
resuihed. There was a ,,honus” issue of- clothing coupons

and many articles are now coupon-free er have been
heavily ,,down-pointed”. The policy of pegging fopd
subsidies around £ 400 .milljons a year seems to have
heeh ahançloned (current cost- is £ 470 millions), thus
augmenting considerably the purchasing power available

for other good.
The inevitable consequence of this tenderness towards
the consumer goods trades is, of course, that the man-power targets set in ,,Economic Survey” are not heing
reached, despite the fact that the Government already
bas some quite formidable powers to direct labour. There
have been some gains in the labour forces employed in
the essential trades. But these are far below wht was

budgetted for. And such trades
as
the clothing and buil-
ding trades are either not losing as much as expected or
are actually taking on more workers instead of losing them. The only ,,trade” which appears likely to reach

its target is the Civil Service, which,.of course, budgetted
for an increase! Such are the difficulties of planning in
a democi’acy. The ral test, however, will come if tWo
concessions fail to halt the rises in stocks of goods. Then
it will be confirmed that it is not coupons vhich are in short supply, but cash. And then we shall get pressure
to restore purchasing power bij cutting taxation. With a
General Election not very far away, it will not ho easy
to resist that pressure.
HAROLD WINCOTT.

/

4 Augustus 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

615

BOEKBESPREKING.

Wilhelni Rôpke, Die .Krise des KollektiQismus.
Eugen
Rentsch Verlag, Züricl.

De onvermoeibare bestrijder van het collectivisme heeft
in deze helder gestelde brochure de inhoud van enige door

hem gehouden voordrachten op uitmuntende wijze ver-

werkt.

Het is, al ‘lang niet- meer mogelijk, de collectivistische

denkwijze en politiek karakteristiek te noemen voor een

bepaalde politieke partij. Daarvoor iijn ze te veel door-

gedrongen in partijen, die olstrekt niet socialistisch zijn.
Daar staat tegenover, dat er uit het socialistische kamp
steeds «neer stemmen opgaan tegèn het collectivisme.

De schrijver geeft enige merkwaardige voorbeelden hier-
van uit Duitsland, Zwitserland en Italië, en concludeert,

dat het collectivisme zich heden ten dage in een toestand
van innerlijke crisis bevindt. –

,,Die innere Krisis des europiiischen Kollektivismus

(aussert sich) nach aussen in Sezessionen, Abbröckelungen
und Distanzierungen”. Men kan tegenwoordig van socia-

listische apologetiek spreken, zoals er vroeger een kapita-
listische apologetiek wâs. De vertegenwoordigers van het
,,democratische” socialisme verdedigen zich ,,in einer
Art von Verzweiflung” met de bewering, dat dit socialisme
de enige stevige dam tegen het communisme geworden is.
,,Dass ein 50%iger Kbllektivismus sich als Damm gegen

einen 100%iger zu rechtfertigen sucht, ist ein beredtes
Zeïchen dafür, dass sich der demokratische Kollektivismus
heute in einer Lage befindet, die man, um das mindeste
zu sagen, als ungewöhnlich bezeichnen muss, vor allem
dann, wenn maii bedenkt, dass beide Richtungen sich
auf Marx als ihren geistigen Ahnherrn beziehen. Welches
Vertrauen aber dürfen w’ir zur Festigkeit dieses Dammes
haben?”
1

Gelukkig zijn vele vertegenwoordigers van het democra-
tische socialisme volkomen oprecht, als zij front maken
tegen het collectivime. Het lijdt geen twijfel, dat de
onoverbrugbare kloof zich niet rechts, maar links van hen
bevindt cii dat zij in weerwil van alle meningsverschillen
behoren bij de grote groep, die tegenover het totalitarisme
staat. Ook moet toegegeven worden, dat in vele Europese-
landen aan het democratische socialisme, althans voor het
ogenblik, de taak toevertrouwd is, eën stevige dam tegen
het communisme te vormen. Voor het ogenblik: hier ligt
het probleem. Twee dingen, meent Röpke, moeten ons
sceptisch stemmen.

Ten eerste: in hoeverre kunnen w’ij op het democratisch
socialisme in zijn strijd tegen het communisme staat maken?
Marx, de ,,rode Pruis”, heeft het moderne socialisme
twee zielen ingeblazen, die in hemzelf woonden, ,,das
naturrechtlich-demokratisch-liberal-humanjtare Element,
das der Sozialismus mit dem I.iberalismus’gemeinsam hat,
und ein ganz entgegengesetztes, das man als antiliberal-
machtpolitisch-romantisch bezeichnen kann. Diese beiden
Elemente geben dem modernen Sozialismus…. den
Charakter des innerlich Zerrissenen….. Immer vieder,
wenn wir in diesem oder jenem Lande den demokratischen
Sozialismus bereits für die Sache einer Politik gewonnen glaubten, die den kommunistischen Totalitarismus genau
50
entschieden ablehnt wie den faschistischen, werden wir
zu unserer Enttiiuschung daran erinnert, dass auf cme
so zweideutige und
50
qualvol zerrisséne Bewegung keiri
wirklicher Verlass ist”.

Ongetwijfeld kan men, voor de bestrijding van de tota-
litaire machten en tendenties, geen staat maken op het
socialisme. En als wij, voor landen als Nederland, Engeland,
Scandinavië in dit opzicht misschien meer vertrouwen
hebben in de ,,democratische socialisten” dan Röpke,
dan is dit’ te danken aan de liefde voor de vrijheid en de
vrij grote mate van politieke rijpheid, welke in die landen
te vinden is. –
De tweede reden, waarom wij volgens Röpke sceptisch

gestemd moeten -zijn, is de volgende. Wat hun laatste
doeleinden en idealen betreft, zouden het democratisch socialispie en het communisme door een gehele wereld

gescheiden moeten zijn. Doch waa’rdoor verschillen ze in

hun economische politiek? In het wezen der zaak slechts
daarin, dat liet democratische socialisme het communis-

tisclie programma in die mate verdunt, dat zulk een ge-

matigd collectivisme ophoudt, een onmiddellijk dodend

gif te zijn voor de liberaal-democratische rechtsstaat.
,Wenn das Wirtschaftsprogramm des demokratischen

Sozialismus darin bestelit, vom Kommunismus einen
mehr oder w’enigcr. hohen Diskont ahzuziehen, so dürfen
wim fragen, ob nicht die 50%igen gegenüber den 100%igen
auf die Dauer doppelt im Nachteil sind, indem sie zwar

auf der einen Seite die Massen an die Richtung eines

solchen Programmes gewöhnen, den Kommunisten aber den Vorsprung seinér radikalen Verwirklichung lassen”.

I)e achteruitgang van ‘de economische toestand, die

volgens Röpke’s mening van de uitvoering van het ,,ver-
dunde collectivistische programma” verwacht moet worden,

maakt het voor de communisten gemakkelijker de massa
te doen geloven dat de economische programma’s niet te
veel, maar te weinig callectivisme bevatten.
Ook in deze brochure vindt men tal van kernachtige
passages, die karakteristiek voor Röpke zijn.
Der , ,Mittelweg” des gemissigten Sozialismus bringt
also die Marktwirtschaft um die Möglichkeit, gegenüber
dem Kommunismus ihre volle wohlstandschaffende Kraft

zu beweisen. Er genügt, um cme Volkswirtschaf t zu mmie-
ren, aber nicht, urn der kommunistischen Demagogie den
Wind aus den Segeln zu nehmen. Im Gegenteil – er wird
sie nur noch praller aufblLihen”. –
Wat de vakverenigingen betreft: het democratische
socialisme schijnt er gen tegenstrijdigheid in te voelen,
als het een coflectivistische economische politiek bevor-
dert en tegelijkertijd de machtspositie der vakverenigingen
beiestigt. Het communisme volgt ook hier een logica,
die van alle . sentimentaliteit gespeend is. Zolang het de
Staat niet beheerst, doet het alles, om door middel van de
vakverenigingen het economische leven te verwarmen en te
ruïneren. heeft het de macht veroverd, dan draalt het geen
ogenblik, de vakverenigingen van vrije organen der arbei-
ders te degraderen tot een ,,arbeidsfront”.
De drang tot socialisering is in het hedendaagse
Europa tot een epidemie geworden ..Waaroin wil men
socialiseren? De verstandigsten zullen antwoorden: om
het probleem van de eigendom der productiemiddelen
tot oplossing te brengen. ,,Das Mindeste, was wir dazu
sagen müssen, ist: die Verstaatlichung kann das Problem überhaupt nicht lösen. Ja, es ist so weit von einer Lösung
entfernt, dass dies, die. Verstaatlichung, voh1 das Letzte
w’ire, w’orauf man bei ruhiger Besinning verfallen sollte. Warum? Weil das Problem des Eigentums in unserer Zeit
das konzentrierte Eigentum ist, und weil es absurd ist,
ein Problem der Konzentration durch Hyperkonzentrati on
lösen zu wollen”. ,,Es ist ein Stück reinster Mystik, wenn
man meint, die berühmte ,,Trennung des Arheiters von
seinen Produktionsmitteln” dadurch wiederaufheben zu

können, dass man den privaten Eïgentümer durch den
Staat ersetzt”.

Ook dit geschrift van Röpke is gesteld in de stijl die wij
van hem kennen: helder, bezonken en evenwichtig, en
toch puntig en vol innerlijke kracht en bewogenheid’.
Zowel voor zijn tegen- als zijn medestanders is de lezing
van waarde. En voor allen, die verder willen zien dan de
pauze, die de uitvoering van het Marshall-plan in het
drama onzer moeilijkheden brengt.

Rotterdam.

Prof. G. GONG&RIJP.

r

610

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Augustus 1948

AANTEKENING.

BILATERALISME EN MIJLTILATERALISME IN lIET
EURO PESE BETALINGSVERKEER.

Voor een goed begrip van het feit, dat in Europa het

bilateralisme nog steeds algemeen verbreid is, ondanks

het verlangen naar terugkeer tot multilateralisme en vrij-

heid in het internationale betalingsverkeer, is het nuttig,

aldus de ,,Neue Züi’cher Zitung” van 29 Juli ji., om een
ogenblik terug te zien op de vooroorlogse structuur van

dit be tali ngsverkeer en de veranderingen, die zich daarin hebben voorgedaan
1)

In de 30-er jaren vormden Groot-Brittannië en Duits-

land, die gezamenlijk
2/
van de Europese handelsorizetten

voor hun rekening namen, de beide pijlers der inter-Euro-
pese handel. Typerend voor Engeland’s positie was het

importoverschot t.o.v. de andere Europese landen, gefinan-

cierd met inkomsten uit overzeese beleggingen en uit het

internationale dienstenvQrkeer. Daartegenover had Duits-

land normaliter een exportoverschot met zijn Europese

handelspartners, die voor betaling, hiervan van hun’ export-
overschotten naar. Groot-Brittannië gebruik maakten.

Duitsland was daardoor in staat, zijn importoverschot
t.o.v. overzeese grondstoffen- en voedingsmiddelen proclu-

cerende landen tè financieren.

1-let feit, dat deze stroom van internationale hetalings-

middelen na de oorlog is opedroogd, doordat Groot-

Brittannië zijn ,,onzichtbare” inkomsten grotendeels ver-

loren

zag gaan, verklaart voor een’ belangrijk deel de

moeilijkheden, waarvoor de Europese handel zich thans
ziet gesteld.

Sinds 1945 zijn er verschillende pogingen gedaan om
het Europese handels- en betalingsverkeer te vëgmakke-

lijken. In het kader van hun handelsaccoorden hebben bijv.

Zweden,. Zwitserland en België omvangrijke credieten ver-
leend; deze bleken echter spoedig te zijn,uitgeput. ‘Voorts’

heeft Groot-Brittannië zich.tegenover de Verenigde Staten

verplicht om per 15 Juli 1947 het pond sterling met betrek-
king tot lopende transacties volledig inwisselbaar te stel-

len; tengevolge van masale dollaronttrekkingen moest

Groot-Brittannië dit experiment reeds spoedig beëindigen.

Een verdere poging is de door verschillendë landen geslo-
ten overeenkomst inzake plurilaterale compensatie van
saldi, van kracht geworden op 18 November 1947, waarbij
de Bank voor Initernationale Betalingen te Basel als bemid-
delingsinstituut wed ingeschakeld; ook hier bleek de speel-

ruimte slechts beperkt.
Waarop berust eigenlijk de sterke neiging tot bilatera-

lisme? De studie van de Economie Commission for Europe stelt duidelijk in het licht, dat het voordorlogse ,,driehoeks-
systeem”, zoals boven geschetst, thans slechts zeer onbe-vredigend functionneert. De E.C.E. verdeelt de Europese
landen in 3 groepen, die zièh elk in een geheel verschillende

situatie bevinden:
de crediteurlanden, zoals België en Zweden, die t.o.v.
de meeste andere Europese landen exportovérschotten
vertonen, w’elke tot nu toe met behiilp van goud en dollars
werdeii gedekt of, voorzover dit niet mogelijk w’as, ver-lening van crediet vereisten. De uitputting van de’,goud-
en dollarreserves enerzijds, van de verleende credieten
anderzijds leidt er ‘toe, dat thans bilaterale regelingen tussen

de crediteurlanden en de anderen onverrnijdelijk.zijn;
de partiële debiteurlanden, bijv. Frankrijk, Zweden,
Noorwegen en Nederland; die bij de vorige groep weliswaar
in de schuld staat,-maar vorderingen heeft op de volgende;’
de debiteurlanden; deze groep kampt met tekorten
op de lopende reke’ning en uitputting der valuta- en ere-
dietreserves ‘tegenover de andere partners. De belangrijkste

represeutant van deze groep is Groot-Brittannië.
Uit deze opsomming blijkt, aldus de ,,N.Z.Z.”, dat wrij-
vingen in het handels- en betalingsverkeer niet kunnen

1) ‘Tgl
ook ,,A Survey of the ecouomic situation and prospecs
ofEurope”, Economie Commission for Europe, &ehève, Maart 1948.

uitblijven, vanneer de derde groep tegenover de beide

andere tekorten op de lopende rekening blijft registrereD.

De.impasse kan worden doorbroken, wanneer deze groep

weerover middelen ter dekking van het deficit komt te
beschikken (goud, dollars of additionele imkomsten uit

het internationale goeaeren- en dienstenverkeei’) of wannëer

de crediteurlanden bereid zouden zijn opnieuw middelen

ter beschikking te stellen. Hier ligt, in ruimer verband, de
betekenis van het Marshall-plan.

In de grond van de zaak komt het erop aan, dat struc-

tuurveranderingen – vooral in de debiteur-, in mindere

i’pate in de partiële dehiteurlanden – noodzakelijk zijn,

wil Europa weer een zelfstandige schakel in het wereldver-

keer worden. Voorshands zou, zondef het Marshall-plan,

een terugvallen op een strikt bilateralisme onvermijde-

lijk zijn.

A1lerwge kan men waarnemen, dat het probleem van

hét bilateralisme vaak van de verkeerde kant wordt aan-

gepakt, daar men het dikwijls te veel als een valuta-tech-

nisch vraagstuk ziet. De ,,zwakte” van een valuta is in

wezen niets anders dan een symptoom van een betalings-
balansdeficit, dat op zijn beurt is terug te voeren tot een

‘tekortschietcn van de productie- en exportcapaciteit en

een binnenlandse ïnflatoire druk (tw’ee verschijhselen, die

ten nauwste met elkaar zijn verbonden’).

Middelen tot verbetering zijn daarom te vinden in:
le. eliminering van de excessieve binnenlandse vIaag,
2e. verhoging van productie en uitvoer. Slechts langs deze

weg is een volledig herstel v.an. de onderlinge inwisselbaar-

heid der valuta’s te verwerkelijken. Een complicatie is
ongetwijfeld, dat de valuta’s der Europese landen ver- /
schillende gradaties van ‘,,zwakte” vertonen.
Iiet’is niet t4 ontkennen, dat, terwijl het eerste der hier

aangegeyen middelen door de betrokken landen zelf ter

hand kan worden enomeri,’ het tweede slechts toegepast
kan w,orden, wanneer tevens hulp -va!l buitenaf wordt

verkregen. hier ligt de grote betekenis van het Marshall-
plan, dat de lasten, aan het noodzakelijk aanpassings-

proces verbonden, kan verzachten en over een langer
tijdsverloop verdelen.

Zwitserland’s positie.

Ook landen, •die niet direct hulp behoeven, zullen de gevolgen van het pi’oces van reconstrutie (ier getroffen
landen ondervinden. De Engelse ,,export drie” bijv.
laat niet na, de Zwitserse productie (zowel voor de binnen-t
landse als de buitenlandse markt) te beïnvloeden. De Zwit-
serse invoer is momenteel verhoudingsgewijs zeer -hoog;
anderzijds benadeelt de Engelse invoerrestrictiepohi tiek
de Zwitserse export. Zwitserland voelt voorts de ver-
scherpte Engelse concurrentie op de wereldmarkt. Deze
concurrentiestrijd kan, aldus de ,,N.Z.Z.”, verder worden
verscherpt, wanneer de Marshall-hulp in de getroffen lan-

den effect begint te sorteren. 1-let blad laat na, nog een
stap verder te gaan en de conclusie te trekken, dat boven-
staand betoog de noodzaak van internationale economi-

sche samenwéi’kng slechts kan onderstrepen.

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE STIJGING VAN HET AMERIKAANSE PRIJSPEIL.

ilt prijsnieau in de Verenigde Staten is in de eerste
6 maanden van di

t jaar
,
vrijwel onafgebroken, gestegen.

,,The Financial Times” van 29 Juli .jl. stelt vast, dat in
Februari en Maart jl., toen met name de graanprijzen
een daling vertoonden, weliswaar een omslag- werd ver-
wacht, maar dat sindsdien de -prijzen weer algemeen
omhoog zijn gegaan. Voor deze sterke inflatoire bewe-
ging sinds Maart jl. zijn de volgende oorzakn aan te’

wijzen:
10.
de goedkeuring door het Congres van een belasting-
verlaging van $ 4,8 mld;

4 Augustus 1948

ECONbMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

617
11

2°. gedurende het fiscale jaar, dat op 1Juli is begon-

nen, zullen de overheidsuitgaven voor goederen en dien-
sten ca S 4 inid hoger zijn dan in de vorige periode; het
betreft hier met name hogere uitgaven voor defensie en
hulp aan het buitenland;

3°. de derde loonronde; deze heeft naar schatting aan

tenminste 10 mln arbeiders een loonsverhoging bezorgd

van gemiddeld 12 dollarcents per uur neerkomende op

$ 2,5 mld dollars additioneel loon per jaar;

40• de investeringen door het bedrijfsleven in gebou-
wen en machinerieën; deze zullen naar schatting-dit jaar

$ 18,2 mld belopen, d.i.
S
2,5 mld meer dan in 1947.
In totaal veroorzaken deze factoren een stijging van
de totale vraag naar goederen met $ 13 è 14 mld per jaar,
een hoog bedrag in vergelijking iiet een bruto nationaal

product van ongeveer S 250 mld per jaar. Het is niet te

verwachten’, aldus het blad, dat de Amerikaanse volks-
huishouding,- die reeds gekenmerkt wordt door ,,full

employment”, de productie ver en snel genoe.g kan ver-

hogen om deze grotere vraag zonder verdere prijsstijging
en een nieuwe loonronde op te vangen; ook de importen
zullen niet in afdoende mate kunnen worden vergroot.

Mogelijkheden tot bestrijding van de infiatiespiraal
zijn gelegen in: a.contrôles in de reële sfeer, zoals in Enge-
land en Nederland,
b.
maatregelen in de financiële sfeer:
belastingverhoging, vermindering der arbeidsui tgaven,
credietrestrictie, spaarcampagnes. Ook zouden de uit-
gaven voor hulp aan het buitenland drastisch kunnen
worden gereduceerd. Ook bestaat echter de kans, dat er
niets tegen de inflatire ontwikkeling wordt gedaan.

Over een en ander zal de speciale zitting’ van het Con-
gres thans licht moeten verschaffen. Intussen zal verdere
prijsstijging de waarde van de E.R.P. -hulp voor de Euro-
pese landen verder doen dalen.

DEVALUATIE VAN DE MEXICAANSE DOLLARI

Mexico is voornemens zijn munteenheid te devalueren.
De Regering pleegt thans overleg met het Internationale
Monetaire Fonds, daar zij met mer dan 10 pCt zou willen devalueren. Na de aankondiging van dit voornemen werd
de Mexicaanse dollar verhandeld tegen 6,50 per Ameri-
kaanse dollar, hetgeen neerkomt op een depreciatie van ongeveer 25 pCt (sedert 1941 staat de koers nI. op 4,85
per Amerikaanse dollar).

1-
let besluit van de Mexicaanse Regering is volgens ,,The
Investors’ Chronicle” van 31 Juli een verrassing. Nog
in April van dit jaar liet een der best geïnformeerde Ameri-
kaanse banken een speciaal memorandum over de Mexi-
caanse valutasituatie circuleren, w’aarin zij concludeerde,
dat de stabiliteit van de Mexicaanse dollar gedurende
1948 verzekerd was. Ter fundering van dit optimistische
standpunt wees deze bank op de sterke accumulatie van
goud en buitenlandse valuta gedurende de oorlog (in
Augustus 1945 5 380 mln tegen
5
60 mln in 1941),’op het
belangrijke Amerikaanse toeristenverkeer, dat elk jaar
ongeveer
5
70 mln opbrengt, voorts op de goud- en zilver-
productie (ongeveer $ GO mln per jaar). Ook de Mexicaanse
olieproductie is gestegen; de export bedroeg 9,7 mln
barrels (waarde $ 14 mln) in 1946 en 14 mln barrels
(5 25 mln) in 1947. Dit jaar beloopt de olie-export op jaar-
basis 18 mln barrels (5 44 mln). –

Gewezen moet echter worden op een andere,zijde van
dit beeld, zegt bovengenoemd blad. In de driejarige pe-

riode 1945-1947 bedroeg het Mexicaanse tekort op de
handelsbalans ongeveer 500. mln Amerikaanse dollars
en de voorraad aan goud en buitenlandse valuta daalde
tot S 120 mln in Februari, 1948. De ongunstige handels-
balans. noopte de Mexicaanse RegeFing tot drastische
jmportcontrôle en hogere tarieven in het midden -van
1947.

Deze maatregelen beginnen thans effebt te sorteren;
voor de eerste vijf maanden van dit jaar bedraagt het
tekort, op jaai-basis gebracht, $ 48 mln. Vindt thans

devaluatie plaats, dan zal het werkelijke tekort over 1948
vermoedelijk niet onaanzienlijk lager komen •te liggen.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Met het naderen van de ultimo bereikten de spannin-

gen op de geldmarkt haar hoogtepunt 1-let zeer kort

lopende Augustuspapier werd zelfs tijdelijk tegen 2 pCt

verhandeld en Septemberpromessen tegen i/ pCt. De
lange duur der geldschaarste heeft sommige geldmarkt-

instellingen aanleiding gegeven om een deel van de dure
beleningen bij de centrale bank af te lossen methet pro-
venu van bij haar gediscônteerd schatkistpapier. Hier-

door deed zich het zeldzame verschijnsel voor, dat de pot
binnenlandse vissels bij De Nederlandshe Bank met

f 131 millioen toenam. Op de laatste dag der week, tevens
de maanduitimo, trad echter een zekere verruiming in,

vermoedelijk omdat men toen het terrein duidelijkèr

kon overzien, daar de ultimo-disposities voorbij waren,

en over ealge dagen veer promessen komen te vervallen.
Op 31 Juli noteerden September-, October- en November-
,

papier dan ook weer
1/8
pCt, terwijl de langer lopende
termijnen alle tegen 1
9
/
pCt gevraagd wai-en. Callgeld
bleef 1 pCt noteren, doch was iets ruimer aangeboden.
Met ingang van 2 Augustus werd ter beurze de han-
del opengesteld in certificaten van Engelse obligaties.
De belangrijkste reden hiervan zal wel zijn, dat liquidatie
van dit bezit in Engeland, in tegenstelling tot de onderlig-
gende waarden van certificaten van Amerikaanse fondsen,

toch niet mogelijk is. De Engelse deviezenbepalingen
sjaan nl. geen transfer van het provenu van geliquideerde
beleggingen toe, doch uitsluitend herbelegging in bepaal-‘de categorieën van fondsen.

De aandelenmarkt gaf in de afgelopen week wederom
vrijw’el geen fluctuaties te zien. Van alle groepen van
fondsen bleven de koersen
01)
ongeveer hetzelfde niveau.
Dit in tegenstelling tot de staatsfondsenmarkt, waar voor deze markt althans een relatief grote koersdaling
intrad.’ De 3-31 pCt 1947 daald& tot pCt en de
3 pCt investeringscertificaten tot
971/s
pCt. De 2j pCt
N.W.S., welke zoals bekend tegen 83 pCt in betaling

w’ordt geaomen voor de aanslagen in de heffingen, noteei’de
aan het einde der w’eek slechts 80- pCt. Dit alles wijst
erop, dat de vraag naar staatsfondsen van degenen, die
over vrij geld beschikken en aanslagen in de bijzondere
belastingen hebben te betalen, slechts van geringe om-vang is. Dikwijls valt hier ook een zekere apathie waar
te nemen, zodat men niet bereid is cle overigens geringe
moeite te nemen om staatsfondsen aan te kopen i.p.v.
aanstonds met vrij geld te betalen.

In monetair oizicht is dit niet ongunstig; een derge-
lijke gang van zaken draagt er toe bij om het nog aanwe-
zige geldoverschot bij het huidige prijsniveau weg te ne-
men – –

liet gebruikelijke koersstaatje laat duidelijk zien, van hoe geringe betekenis de koersmutaties in de afgelopen
week zijn geweest.

23 Juli

30 Juli
1948 1948

A.K.U.
170
169
5
/
s

v. Berkel’s Patent
121
1211
Lever Bros. Unilever C. v. A.
299-
300′
Philips G. b. v. A.
256k

.
2571 GB
Koninklijke Petroleum
3391
340
H.A.L.
197-t
196-
N.S.U.

. 183


183
H.V.A.


225k
2244
Deli Mij. C. v. A.
154k GB
154k L
Amsterdam Rubber
162 162

41

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4 Augustus 1948

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCHI1 BANK.
Verkorte balans op 2 Augustus 1948
Aetiva.
Wissels, pro-

Hoofdbank

f

38.800.000,– ‘)
messen en

Bijbank

,,

.


schuldbrieven
Ageiitsch.,,

10.000,-
iii

iscon
0

t
38.810.000,-‘)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No.
F204)

…………………………..

Scbatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari

1947

…………

..
1.800.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank

t

137.546.455,12 ‘)
(mcl. voor-
schotten in re-

Bijbank

4.006.435,12
kening-courant
op oncierpand)

Agentsch.

,,

5.578.055,44

147.130.045,68
Op

effecten,

enz.

……….

..146.489.159,51

‘)
Op goederen en celen

641.786,17

147.130.945,681)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

…..

…………………….

Boekvordering op .de Staat der Nederlanden
Ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000
1

iMunt en muntmateriaal:
Goudei’i munt

en

gouden
muntmateriaal

……..t

481.703.757,18
Zilveren munt, enz …….

..546.073,25

482.249.830,23
Papier op het buitenland

..

t

311.046.400,-
Tegoed bij correspondenten in
het

buitenland

……….

..

138.409.741,64
Buitenlandse betaal-
middelen

…………….

..

5.626.714,30
455 .082.885,0
‘t
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

…………………………….

..
105.695.173,21
Gebouwen

en

Inventaris

………………

..
2.500.000,-
Diverse

rekeningen

…………………….
223.002.661,29

Passiva.
Kapitaal

…………………………..t
20.000.000,-
Reservefonds

……………………….

..
12.759.703,05
Bijzondere

reserves

……………………

..
54.447.566,03
Pensioenfonds

…………………………
19.916.058,01
Bankbiljetten In omloop (oude uitgiften)

…. ..
118.325.970,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

..,,
3.058.972.095,-
Bankassignaties

in omloop ………………

..
31.621,37
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

t

625.182.122,88
Geblokkeerde saldo’s van
banken

…………..

..

66.533.983,28
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………..

..

25.243.059,81
Vrije

saldo’s

……….

..552.664.341,06
1.260.623.507,53
Diverse

rekeningen

…………………..

..
200.394.945,36

t

4.754.471.466,35

1)
Waarvan

schatkistpapier rechtstreeks

door’
de Bank in disconto genomen

……….t

‘) Waarvan aan Nederlands-IndiO
(Wet
van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99)

.
36.894.550,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten ……

..
148.891.985,50

BANK VAN
ENGELAND.
(Voornaamste posten In millioenen ponden),

zo
.”

•’

‘n
.9″

8

25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
14

Juli

’48
0,2 1.209,2
1.300
1.271,0
28,3
21

Juli

’48
0,2
1.299,3.
1.300
1.276,5
23,8
28 Juli ’48
0,2 1.299,2
1.300
1.285,0 45,2


Other securitles
Deposits

‘5
‘n
zo

r
.

ON

zo

25 Dec. 46
1,3
311,8
13,6 15,8 346,5
10,3
278,9
14

Juli

’48
0,8
364,1
10,2
21,1
406,3
14,1
303,3
21

Juli

’48
0,8
366,9
15,6
22,1
410,9
14,7′
307,0
28 Juli ’48
0,8
366,3
13,4
34,1
411,6
11,2
311,0

DE NEDERLANDSOHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

0

-.
0
0
.
2

i
b
it
5′
0
‘5

t
1
.
zo.
5,


Id
. -n
1


1Pq
Q)

1
30 Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
21

Juni ’48
482.260
321.995
164.189

10
145.075
28

,,

1
48
482.1.31
318.167 149.260
10 150.156
5

Juli ’48
482.162
315,820
145.302
10 151.270
/
12

’48
482.195 310.970
139.836
10 151.757
19

,,

’48
482.238
315.846 145.637
10
173.221
26

’48
482.206
322.384
.
135.778
13.510
167.667
2 Aug.’48
482.250
311.046
144.036
38.810
147.131

Saldi in rekening-courant

.bi’5O
Ozo

Co
1
0
q?i,’5
z.zon

‘0

30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
21

Juni ’48
2.909.438
761.640 97.996
29.003 506.454
28

,,

’48
2.960.501
741.422
56.898 23.610
506.384
5

Juli.’48
2.991.443
719.554
44.719
22.297 505.168
12

’48
2.961.945
819.628
427.871
22.006
463.538
19

,,

’48
2.958.800 794.689
39.506
21.842
513.100
26

’48
2.995.905
765.290
30.441
20.627
519.884
2 Aug.’48
3.058.972
625.182
66.534
25.243 552.664

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

t.’

‘t,
.51
…’
c
.&)
Data
E
c
oot)
t…

0.

6 Dec.

1946
32.226
5.648 4.953
214
698
49.158
24 Juni

1948
27.240
12.099
8.489
598
335
51.041
1

Juli

1948
27.805
11.668
8.781
998
316
52.606
8

,,

1948
27.820
11.483
9.641 783
292
52.581
15

,,

1948
27.870 11.689
9.384
621
288
52.626
22

1948
27.922
11.628
9.370
516′
279
52.629
29

,,

1948
27.922
11.336
9.341
939
280
52.625

Rekening-
5′

courant
saldi
-5
-.

,,,
1

o
Data
=o,9

2
0
E
0
zo
zo.
1
o

26 Dec.

1946
637
159.377
72.165
1
4.482
614
24
Juni

1948
637
167.313
78.365
4
6.755
482
1

Juli

1948
637
170.323
80.290
2
7.298 482
8

1948
636
170.775 80.863
6
7.045
481.
15

,,

1948
636
170.373
80.768
3
7.005
481
22

,,

1948
636
170.158
80.708
3
6.902
481
29

1948
636
170.313
81.112
2
6.550
481

‘) Waarvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldn na her-
waardering van de goudvoorraaci (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen fres.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad

Data

Other

U.S.
Govt

I
Totaal

tificaten
1

Goudcer-

cash

securities

31

Dec.

1946

1

18.381

17.587

268

23.350
17 Juni

1948 1

22241

21.623

‘263

20.749
24

Juni

1948

1

22.261

21.642

271

21.010
1

Juli

19481

22.258

21.642

256

21.366

fF.R.-bil-

Data

jettenin

1

Meiber-
circulatie

Totaal

Govt

banks

31

Dec.

1946

.24.945

17.353

393

16.139
17

Juni

1948

23.689 .

19.862

984

17.999
24 Juni

1948

23.669

20.098

1.863

17.408
1

Juli

1948

L

23.752

20.176

1.928

, 17.389

1941
650 600
1.600
636
1942
200
155
640
150
1943
100
75
465

,
75
1944
50
25
360
25
1945
10
8,6
250
4,3 1946
175
403,7 837,5
230
1947
295

2
)
646,4
1.270

‘)
285
1948
Jan,
.

27,5
62,1
122,5
2
)
26,4
2
)
Febr.
27,5′)
50,7
102,5′)
26,7
2
)
Maart
35

‘)
58,5
122,5′)
34,1′)
April
30
66,5
1 27,5
30,8
Mei

‘)
Bron:
-,;Rubber Statistical Bulletjn”
van J
zijn schattingen.
‘)
Gecorrigeerde
cijfars.

573

1.510
125

475
75

360
25

255
51,6

250
366,9

967,51
640,1

1.232,5

61,5

117,5′)
55,1

‘115 •)
48,2

110
‘)
43,7

102,5
66,1

Lini 1948. De cijfers

4 Augustus1948 «’

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

619

1′

ZWEEDSE RIJICSBANK.
(Vdrnaamste pos’en in millioenen -kronen)

Metaal,
Staatsfondsen
to

:L
Data


55
(/
c)
“o


31 .Dee.

1946
89
532
(.544
04
‘284
94
182
7

Juli

1948
186
118
2:990
‘300.
91

182
15’JtiIi

1948
183-
116
2.919
223
165

.182
23

Juli

1948
181
115
,

2.856.
221
179

182

• .
.
.

Deposlto’s

Direct opvraagbaar
.’
,
1
2
Data

(t
55
‘5

t.
.


a


,–
5)


31

Dec.

1946
2.877
875
.
706
-94.-‘
230.

174
7
.7

Juli

1948
2.707
879
658
137
128
236
6
15

Juli

1948
2.633
.

977
930.

22
133
247
6
23

Juli

1948
2.639′
868 746
39′
136

241
8

PRODUCTIE ‘EN E.PORT VANNATUURRUBBER’).,

Productie natuur’ubber

Export natuurrubber

Jn.1,000 _______________-

1

1
Totaal

Totaal

OFFICIËLE WISSELKOE EISEN VAN DE NEWIRLANDSCHE BANK.

Land
Guldens
per
I

Datum

Aankoop
.
Verkoop

Tclograflsclio en schrIftelijke overmakIng.
België/Luxemb.
I
100 francs
22 Juni ’48
f

6,045
f

6,06
Canada
Idollar
22 Juni ’48
f

2,645TT
t

2,66 T’r
dollar
22 Juni ’48
t

2,64zicht
f

2,66zicht
Denemarken
100 kronen’
22 Juni ’48
t 55,13
255,43
Frankrijk
100 francs
22-Juni ’48
2

1,23,1-
t

1,24
Gr.-l3rittanni6

en N.-Ierland pond sterling
22 Juni

48
f10,68
210,70

Noorwegen
100 kronen
22 Junr’48
253,30 t 53,60
Portugal
100 escudos
22 Juni ’48
f10,64
t 10,74
T8j.slowakijo
100 kronen
22 Juni ’48
t

5,29
f

5,32
V’er. Staten dollar
22 Juni ’48
t

2,64TT
t

2,66TT
f

2,64zicht
î

2,66zicht
Zweden
100 kronen
22 Juni’48
f73,58
f73,90
Zwitserland
100 franCs
22 Juni’48
f61,50
f61,75
Ilaukjuspier.


Valuta
Belgische francs
100 franes
22 Juni ’48
29 Juni”

48
f 6,-
t

6,10
Canacl. dollars
dollar
f

2,625
f,

2,678
Deense kr.
100 kronen
22

.luni’48
254,73
f55,83
Franse francs
100 francs
27

1 uni

’48
2

1,225
f

1,25
Ponden sterling
pond sterling
22 Juni ’48
210,64
210,74
Noorc kr.
lOO kronen
22 .luni ’48
f52,92 f53,98
Oostenr, schill.
100 schill,
92 .1 uni

’48
t 26,-

.
t 27,-
Escudos
100 escudos
92 Juni ’48
f10,58.
f10,80
Dollars
dollar
22 Juni’48
t

2,628
t

2,679


ZuidsI. dinars
100 dinars
22 Juni ’48
t

5,20
t

5,36
Zweedse kr.
100 kronen
22 Juni’48
f73,17
274,45
Zwitserse fr.
100 fl’anes
22 .1 uni’ 48
f61.-


t 62,25’…
Tsjeehoslow. kr.
100 kronen
22 Juni

48
t

-5;


t

5,86

KOI2IISEN,
VOOR BETAlJNfEN, WELKE
IN
NEI)E131.ANI)SE
VALU’E’A MOETEN WOHI)EN

‘EflI4FFENl).

NIET-OFFICIËLE WISSELKOERSEN TE AMSTER1AM.

,Land
Guldens per
‘Datum
Aankoop
1..
Verkoop

Brits-Indiê
1-00 rupees
22 Juni’48
t 7 9,7
8

..
t 808.
Curaçao
gulden


22 Juni ’48
t’ 1;40′.


r
1;41
Ned.-Indië
gulden
22 Juni ’48
t.:0,998”
1′

t’ 1,00k
Suriname

gulden
.
22 Juni’48
t

1,40
t

1,415
Unie van Zuid-

.

•-

Afrika
pond’.
22

Juni “68
‘210,66
f10,70

WISSELKOERSEN VOOR BINNENLANDSE’ VERREKENLNGEN.

Land
Guldens per
.

Datum
Köers

Belgie

en

Luxemburg
100 francs

.
22Juni’48
1′, 6,05327
Brits-Indië 100 rupees
22 Juni ’48
t

80,1825
C8nada
dollar
22 .luni ’48
t

2,653
Curaçao


100gu1den


22 Juni ’48
t140,67
Denemarken
100.kronen.
.
22 Juni’48
f- 55,28
Dominicaanse
Republiek,
dollar
22 Juni ’48
2

2,653
Finland 100 mark
22 :runi ’48
1,96
Frankrijk
100 francs
22 Juni ’48


.

t

1,237
Gr.-Bittanniê

en N.-Ierland
pond sterling
22 Juni ’48
t

10,691

Hongarije
100

forints
22 Juni ’48
f

22,60
Italië
100

liras
72 Juni’48

t

0,759
Ned.-Indië
100 gulden


22 Juni ’43

1100,-
Noorwegen
100 kronen
22 Juni ’48
t

53,455
Oostenrijk
.100

schillingen
22 Juni ’68
t

26,53


Polen


100 zloty
22 Juni ’48.
t

0,66
Portugal
100 escudos
22 Juni ’48
1

10,691


Spanje
100 pesetas
22 Juni ’48
t

24,295
Suriname
100 gulden
22 Juni ’48
1140,67
Tsjechoslow.
‘100 kronen
1
22 Juni. ’48
t

5;306
Unie van

Z.-Afrika
Z.-Atr. pond
22 Juni ’48
t

10,66′
Ver,

Staten
dollar

.
22 Juni ’48
t

2,653
Zuid-Slavil
100 dinars

22 Juni ’48
t

5,305
Zweden
100 kronen
22 Juni ’48
t

73,81
Zwitserland


100 francs
22 Juni’48
t

61,625

UIT BUITENLANDSE
NOTERINGEN
AFGELEIDE
WISSELKOERSEN.

Land
Guldens per
Datum
Koers

Europa:
Bulgarije
100 levas.

22 Juni ’48
f

0,93
Ierland
pond
22 Juni’48
t

10,69
Gibraltar


pond
22 Juni ’48
t

10,69
Griekenland.
10.000
drachmen
22 Juni ’48
t

5,345
Malta
pond

22 Juni ’48
t

10,69
Roemenië
100 Iei
22 Juni ’48
t

1,77
Rusland
roebel
22 Juni ’48
t

0,50
IJsland
100 kronen
22 Juni ’48
t 41,-

AmerIka:
Argentinië

.
..

peso
.
22 Juni’48
1

0,66
Bolivia

100 b011vianos
22 Juni ’48
t

6,33
Brazilië


100 cruzeiros
22 Juni ’48
t

14,25
Chili
100 pesos

22Juni ’48
t

8,50


v. prioriteits-
goederen
10,60


Columbia
peso
22 Juni ’48
t

1,52
Cuba
peso
22 .luni ’48
t

2,649
Mexico
dollar
27 Juni ’48


t

0,55
Peru


Per, pond
22 Juni ’48
t

4,08
Uruguy
, –
peso


22 Juni ’48
f

1,40′


Venezuela
bolivar
22 Juni ‘8
f

0,795

AzIë
en
overIge
.
werolddelen:
.
. .
Ceylon
rupee
22 ,funi’ 48
t

0,805
China.

.
1.000 dollar
72 Juni ’48

ca 20,005
Japan.


lOO Lyen

.
22Juni’48
T
Palestina
pond
22 Juni ’48
t

10,69
,
Philippijnen
peso
27 ,Iuni ’43
t

1,325
Siain

– ,

tical
72 Juni ’48
t

0,268
Straits

Settlements
dollar
92 Juni ’48
t

.

1,25

Turkije
pond’
22 Juni’48
‘t

0,94
Belg. Congo
100

Îrancs

22 Juni’48

t

6,053
Egypte
pond
22 Juni ’48
t

10,97
‘)
Australië
pond
92 Juni ’48

t

8,555
Nw-Zeeland


pond
22 .luni

4S
t

8,60

‘)
Vrkoopkocrs

Maakt gebruik

van onze speciale rubriek ,,Vacafures” voor hef.

‘,,oproepen van’rsol!ic,fanfen. -voor jeidende funcfies,

Landt



Datum
‘ –

Koers

Oostenrijk
100 gulden
22

Juni’48

ëhillingen 37 1,65
Italië
gulden
22

;Puni’ 48
lires

131,77
Finland
.
guldtn
72 ‘Juni

’48
mark

50,95
Hongarije
100 gulden
22 Juni ’48
forint_

439,-IS
Polen
,

gulOen
22 Juni “8
zloly

150,78
Spanje
-lOO gulden
22 ‘Juni” 48


8.setas

‘441,60
Zuid-SIavië
100 gulden
22

Juni’48
clinars

4.884,658

-J

-‘

DE MAATSCHAPPIJ TOT. FINANCIERING

VAN HET NATIONAAL HERSTEL N.V. te

‘s-Gravenhage vraagt voor haar afdeling Econo-

misch Onderzoek een –

medewerker.

Vereisten: bij,voorkeur Ee. Drs, met ervaring op

het gebied van economisch onderzoek.

Brieven met uitvoerige inlichtingen . omtrent op-

leiding en practijk, benevens pasfoto te richten

onder lett. E.E.C. aan Nijgh & van Ditmar,

Parkstraat 27, Den Haag.

C.M.C.

De Coöperatieve Melkafzet-Centrale G.A., ge-
vestigd te ‘s-Gravenhage, vraagt een

bedrijfseconoom

Voor deze functie komen in aanmerking zij die
door hun opleiding (b.v. economisch doctorandus
of landbouwkundig ingenieur) en hun capaci-
teiten in staat zijn om zelfstandig bedrijfshuis-
houdkundige problemen van allerlei aard, zoals
deze zich in een zich snel ontwikkeend bedrijf
voordoen, te onderkennen en tot een oplossing te
brengen.
Sollicitaties te richten tot het Hoofdkantoor der
C.M.C., Amaliastraat 7, ‘s-Gravenhage.

N.V. BRONSWERK

AMERSFOORT
AMSTERDAM

ROTTERDAM

Afd.
Pijpleidingen

Vul
BECHT & DYSERINCK

Afd.
Warmtetechniek

V/H H(JYGEN & WE5SE

• Afd.
Luchttechniek

V/H BECHÎ & DYSERINCK

Afd:
Koeltechniek

V/H HUYGEN &WESSEI

Afd.
Electrotechniek..

V/H HUYGEN & WESSEL

Land- en Scheepsinstalla(ies

Amsterdamsche

Droogdok’ Maatschappij N.V.

gevestigd te AMSTERDAM.

UITGIFTE van

f1.000.000.— gewone aandelen,

in stukken groot nominaal f 1000.— aan toonder, ten

volle delende in de Winst over het boekjaar 1948 en

volgende jaren.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op boven-
genoemde aandelen, uitsluitend voor houders van gewone

aandelen, openstelt op

Vrijdag 13 Augustus 1948,

van des
vooriniddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

bij haar kantoren te Amsterdam,. Rotterdam en ‘S-(raven-

hage,

tot den koers van 150 ‘pCt.,

op de voorwaarden van het prospectus dd. 4 Aug. 1948.
Prospectussen: en inschrijvingsbilj etten zijn verkrijgbaar bij de inschrijvingskantoren.

Nederlandsche Handel-Mâatschappij, N.V.

AMSTERDAM, 4 Amfgustus 1948.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit
is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer
van dezelfde week worden opgenomen.

‘J’dt per

vÂN GEND &10

Vervoer in een
ban

door ‘t gehele land,

MAXIMUM SERVICE. MINIMUM KOSTEN

Economisch – Statistische

Berichten

• Adres voor Nederland: Pieter de I-Ioochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro
8408
Bankiers: R. Alees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universileilslraal, Gent.
Abonnementen: Pieter de lloochstraat
5,
Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per’ post, voor JS,redertand
/
2
6*
per jaar,
voor België/Luxemburg
/
28
per jaar, le voldoen dsor storting van de
tegenwaarde in /rancs bij de Ban que de Commerce le Brussel. Overzeese
gebiedsdeten (per zeeposl) /
s6,
overige tanden /
s8
per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan ‘met elk nummer en slechts worden beëindigd per
utlimo van hel kalenderjaar.

Aangetekende stukken in Nederland aan hel Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
rr,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.

Auteur