17 NOVEMBER 1943
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomisch~Statistischè
Beri*chten
T
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN .VERKEER
‘ UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
28E
JAARGANG
WOENSDAG 17 NOVEMBER 1943
No. 1430
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J.
F. ten Doesschate; P. Lieftinck (tijclel. afwezig);
J.
Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;
M. F.
J.
Gooi (Redacteur-Secretaris).
H. W. Lambers – Adjunct-Secretaris.
Abonnementsrjs van het blad, waarin tijdelijk is op-
genomen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p. p. in Nederland / 20,85″ per jaar. Buitenland en ho-
loniën f 23,— per jaar. Abonnementen kunnen met elk
nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uit irno van
elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en
leden van het Nederlandech Economisch Instituut ontvangen
het blad gratis en genieten een reductie op de verdere pu-
blicaties. Adreswijzigingen op te geven aan de administratie.
Administratie: Nieuwe Binnenweg 175a, Rotterdam (C.)
Telefoon 88840.
Aangeteeknde stukken aan het Bijkantoor Museum-
park, Rotterdam (C.).
Advertenties voorpagina / 0,28 per mm. Andere pagina’s
/ 0,22 per mm. Plaatsiiig bij abonnement volgens tarief.
INHOUD:
Blz.
Hypothecaire credietverleening onjer de huidige
omstandigheden door
Mr. S. Steinz …………
336
Molestverzekering door
W. Glastra
…………..
338
De bouwkassen in
oorlogstijd
door
Dr. Ir. H. G.
van Beusekom
…………………………..
341
Het sociale vraagstuk in
1890
door
Mr. C. W.
–
de
Vries
………………………………
843
Boekbesprekingen.
Prof.
Dr.
Viktor Pöschl:
Deutsche Werkstoffe,
bespr. door
Ir. D. de Iongh Wzn.
…………
844
Overhidsmaatregelen
op
econo-
misch
gebied
……………………..
344.
Ontvangen
boeken,
brochures
en
s t a t i s t i e k e n
……………………..
345
M aan d c ij f er s.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen
……
346
S t a t i s t i e k e n.
Stand van ‘s Rijks kas
Bankstaten …………
847
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Van de
geldinarkt
valt wèderom niets nieuws te melden.
Zelfs indien onverwachte gebeurtenissen zich zouden voor-
doen,. zooals bij’. uitzonderlijk groote geidbehoefte van de
Schatkist, onevenredig sterke stijging var den biljetten-
omloop in verhouding tot de gestadige verruiming van-
de markt door den aanwas van den buitenlandschen wissel
voorraad, enz., dan nôg zou vooralsnog dg marktrente
daarvan weinig invloed ondergaan. Er is immers nog
steeds dat stootblok van rond een half milliard gulden
aan werkelooze geldmarktmiddelen, dat eerst zou moeten
worden weggewerkt alvorens van een verstijving sprake
zou zijn. Afgezien natuurlijk van het feit, dat de markt, wanneer ergegronde reden zou zijn om een interen van
dat stootbiok te voorzien, daarop ‘oôruit zou loopen en
en verstijving zou intreden gedurende dat proces. Tot
nii toe zijn echter dergelijke onverwachte gebeurtenissen
uitgebleven. Integendeel, de ,,saldi van anderen” zijn na
een tijdelijke, overigens iwakke, inzinking weer op record-
niveau gekomen.
Onder die omstandigheden is het begrijpelijk, dat in de
rnarkttarieven vrijwel geen wijziging komt, terwijl de
omzetten minimaal zijn. De meeste noteeringen zijn dan
ook zuiver nominaal. De geldgevers zijn practisch geheel
aangewezen op de toewijzingen van den Agent en die zijn
om de reeds in ons vorig overzicht geschetste redenen
gering.
De
obligatiemarkt
heeft sinds ons vorig overzicht de vaste tendens, die zich toen reeds had baangebroken,
voortgezet. De nieuwe leening heeft al een oogenblik de
koers van uitgifte gehaald. Hee zeer snelle herstel van de
obligatiekoersen in de laatste maand is wel zeer opvallend.
Wanneer men het koersverloop van de leeningen
1941,
1942
en
1949
in de eerste drie- en een halve maand na de
eerste verhandeling vergelijkt, dan is het frappant, dat
de nieuwe leening zulk een bewogen verloop heeft gehad.
Opende zij verreweg het dichtst bij den emissiekoers (als
gevolg van de in de eerste vier dagen geboden steun),
daarna reageerde zij het diepst. De noteering daalde tot
96
0
/ van den koers van uitgifte, tegen
984.%
bij de
leening
1942.
Dat laagste punt werd bij de leening
1942
op den eersten dag van verhandeling behaald, waarna een gestadig herstel intrad, totdat ruim
40
beursdagen
na den eersten handel de émissiekoers bereikt en over-
schreden werd. De leening
1943
bereikte haar diepste
punt pas bijna twee maanden na de opening van den
handel, daarna trad een zeer scherp herstel in, waardoor
op den
76sten
beursdag de uitgiftekoers werd bereikt.
Wanneer zich de tendens, die bij de vorige leeningen
viel op t&merken, zou herhalen, dan zou men zich moeten voorbereiden op een geleidelijke verdere stijging tot boven
pan, waarbij de koers van 100
1
/
s
á 100k een drempel
zou vormen, waarvan de overschrijding eenigen tijd zou
kosten, omdat veel verkooporders plegen te worden gelegd
met als limite den emissiekoers, vermeerderd met de kosten
van verkoop. Daarbij moet men echter bedenken, dat dit
keei zeer velen der inschrijvers, die het plan hadden tot
realisatie over te gaan, ait reeds eerder hebben gedaan, getuige de relatief zeer groote omzetten, die de leening
1943
tot nu toe heeft vertoond. Die omzetten zijn veel
grooter geweest dan die in de
3*%
leening
1941
en
1942
in de overeenkomstige periode na de uitgifte.
11
336
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17
November
1943
11
HYPOTHECAIRÉ CREDIETVERLEENING
ONDER DE HUIDIGE OMSTANDIGHEDEN.
Men zou waarlijk geen geheim verklappen, wanneer
men beweert, dat het bedrijf der hypothecaire crediet-ver1eening onder de thans heerschende buitengewone
omstandigheden met veel moeilijkheden te kampen
heeft. Voor een gezonde ontwikkeling van dezen vo’rm
van credietvçleening toch, moeten verschiUende econo-
mische factoren samenwerken. Da’r moeten zijn een
zich op rustige wijze ontwikkelend maatsQhappelijk leven,
regelmatige besparingen op het volksinkomen, bedrijvig-
heid in de bouwnijverheid, nieuwe grond-xploitaties en, een goed functionneerend apparaat, dat het verstrekken
van. leeningen tegen onderpand van vaste goederen tot
stand brengt en beheert
1).
Wanneer één van deze factoren wegvalt of in onvol-
doende mate het terrein van de hypotheekverleening
kan beïnvloeden, is hieraan onverbrekelijk verbonden het
optreden van storingen of, op zijn minst genomen, het ont-
staan van verschuivingen, die een min of meer ernstig
karakter kunnen gaan aannemen. Het zou vtn licht-
vaardigheid getuigen, wanneer men zou willen volhouden,
dat onder de heerschende omstandigheden, die in zoo
ernstige mate worden beïnvloed door de oorlogsgebeurte-
nissen, alle ‘levensvoorwaarden voor een normale ont,
wikkeling van dezen zoo belangrijken vorm van crediet-
verleening nog aanwezig Zijn. Het geheel economische
leven staat volledig onder invloed van de oorlogvoering,
de bouwnijverheid ligt stil en het hypothecaire crediet-
apparaat wordt deels op kunstmatige wijze in het leve
gehouden, deels in zijn ontwikkeling, geremd.
Hetgeen wij thans bij practich alle in de beleggingin hypotheken geïnteresseerden zien, is het beheeren van
een geleidelijk inkrimpende hypotheek-portefeuille, ver-
oorzaakt door een stroom van aflossingen, welke niet ge-‘
compenseerd worden dooi nieuwe inschrijvingen en die bovendien haar oorzaak niet ontleenen aan een normale
hypotheekverleening. Daarnaast een groote geldruimte, die
den’ rentestand, indien niet binnen de perken.gehouden,
tot een zeer laag peil zu neerdrukken
2)
en de koersen
der waardepapieren, waaronder in dit verband meer in
het bijzonder te verstaan de pandbrieven, tot ongekende
hoogte zou opstuwen. Dat deze geldruimte, ontstaan door
liquidaties van bedrijven en voorraden, zoomede door de
geldscheppende werking en de credietvraag van de Over-
heid, en die dus niet moet worden verward met normale be-
sparingen op het volksinkomen, ondanks’ de diepingrijpende
fiscale maatregelen nog steeds zeer omvangrijk is, blijkt
wel uit de weekstaten van De Nederlandsche Bank, waar-
van de post ,,saldi van anderen” de per saldo op de’geld-
markt beschikbare middelen aangeeft. Van April
1940
tot begin November
1943
steeg deze post van
228
milioen
tot
669
millioen gulden
3).
1)
Wij laten de ‘scheepshypotheken hier buiten beschouwing,
hoewel verschillende parallel!en zouden zijn te trekken met de
hypotheken
op
landelijke en gebouwde eigendommen. Dat daar-
naast ook belangrijke verschillen aan den dag treden, moge uit
het verdere van dit overzicht blijken,. Zoo was 1941 een topjaar,
wat betreft de nieuwe inschrijvihgen, met een totaal van 36,033
millioen gulden, waarvan alleen op rekeningvan.crediethypotheken
32,604 millioen. Hoewel ook de doorhalingen niet onbelangrijk
waren,
fl1.
23,459 millioen, wer in dat jaar toch 12,574 millioen gulden meer ingeschreven dan doorgehaalo,. hetgeen vergeleken
hij de voorafgaande jaren een vrij sterk accres beleekent. Het jaar
1942 geen daarentegen weer çen daling van 7,924 millioen te zien.
‘) Men vgl. de volgende advertentie, welke voorkwam in ,,De
Boederij” van 30-6-1943: Gevr.: Rentelooze Hypotheek,
op
boer-
derij van 17 ha. Br. onder No. Ig 40162 B.
1)
Op deze tijdstippen was geen schatkistpapier rechtl,treeks bij
Do Nederlandsche Bank ondergbrcht.
Illustratief zijn ook de maandstaten van de groote banken.
Eind luni 1940 gaf de post crediteuren van de Rotterdamsche
Bank, Incasso-Bank, Twentsche Bank en Amsterdamsche Bank
tezamen het
op
zichzelf reeds respectabele bedrag van 552 militoen
gulden te zien. UIt. Augustus 1943 was deze post aangegroeid tot
1.128 millioen. Ook het inlegsaldo bij de Rijkspostspaarbank geeft aanwijzingen in dezelfde richting. Gedurende de eerste 8jDaanden
van 1943 bedroeg dit saldo 163 millioen gulden. In de overeenko’m-
stige periode, van het vorige jaar, was dit saldo 33 millioen. Zie
ook het artikel van C. A. Klaasse:’ ,,De ontwikkeling van de geld-markt sedert Mei 1940″, in. ,,E.-S. B.” van 22 September 1943.
Deze vrijgekomen middelen richten zich direct of
indirect ook op de mogelijkheden tot belegging in den
vorm van hypotheken en aangezien deze stroom onvol-
doenden uitweg kan vinden in beleggingen, betrokken bij
den aanbouw van vaste goederen of nieuwe grondexploita-
ties, blijven beleggingen noodzakelijk vrijwel beperkt tot
hqotheekverleening bij overdrachten. DOch ook hierin
is een dalende tendens merkbaar, zij het ook, dat eenige
compensatie wordt gevonden in de gestegen prijzen
van het vaste goed, waardoor onwillekeurig, al dan nieb
terecht, de neiging ontstaat tot hoogere bedragen hypo-
theek te verleenen dan onder normale omstandigheden
het geval zou zijn geweest
4).
Tenslotte zal ook de finan-
ciering met contant ‘geld een grootere plaats hebben in-
genomen dan in normale jaren het geval is. Een en ander
neemt echter niet weg, dat men hier beter van geldver-plaatsing dan van nieuwe beleggingen kan spreken.
De achteruitgang in de cre’dietgevii’ig met onderpand
van onroerende goederen llijkt duidelijk uit de hier
volgende cijfers, welke zijn ontleend aan publicaties van
het Centraal Bureau voor de Statistiek en die zijn genomen
over de periode van
1933-1942.
Hypotheken op onroerende goederen.
(in duizenden guldens)
T
aar
Nieuwe
iasc1ijvingen
Door-
halingen
Meer
lngesghreven
dan
doorgehaald
Openstaande
inschrijvingen
op het einde
der jaren
1933
541.666
464.537
7T11
6.431.793
1934
509.191
520.707
–
11.516
6.420.277
1935
393.026 454.857
–
61.831
6.358.447
1936
295.464 357.360
.
–
61.897
6.296.550
1937
484.463
639.919
—155.656
6.141.094
1938
573.817 662.669
–
88.852
6.052.242
.1939
443.249
445.482
–
2.234
‘
050.003
1940
303.087
439.444
–
136.357 5.913.651
1961
351.058 742.675
,
—391.617 5522.034
1942
43,3.715
810.550
—.376.835
5.145.200
Hoewel de bedragén der openstaande inschrijvingen te
hoog iijn, omdat schuldverminderingen betrekkelijk
zelden ter kennis komen ‘van de administratie en ook
doorhalingen soms achterwege blijyen, mag toch wel als
vaststaand worden aangenomen, dat na
1933
de hypo-
theekmarkt een regelmatige inkrimping te zien geeft.
Vooral in de oorlogsjaren heeft de daling een. vrij grooten
omvang aangenomen.
. /
Kan dus eenerzijds een niet onbelangrijke inkrimping
van de hypothedkmarkt worden waargenomen, anderzijds
doen zich verschuivingen voor in het apparaat, dat dezen
‘vorm van credietverleeoing . verzorgt.
In
;
de statistiek wordt vrij algemeen drieërlei onder-
scheid gemahkt, ni. de hypotheekbanken, andere banken
en instellingen, en particulieren:
In de thans volgende tabel, eveneens ontleend aan
de officieele cijfers en genomen over de ‘periode van
1932-1942,
vindt men de beweging van de nieuwe in-
schrijvingen van ‘hypotheken op l,andelijke eigendommen
en gebouwd, verdeeld over de drie categorieën der hypo-
.thecaire credietgevers
5)
(zi’tabel ,pag.
337).
D’uidelijker nog dan in een cijferreeks tot uitdrukking
kan komen, vindt men de onderlinge verhoudingen in
een grafische voorstelling, waarin de hierboven vermelde
gegevens zijn verwerkt. Vooraf moge echter worden op-
gemerkt, dat het jaar’
1943
vermoedelijk een eenigszins
ander beeld zal vertoonen dan de jaren
1940, 1941
en 1942.
Blijkens het maandschrif t van het Centraal Bureau voor de Statistiek ware’n over de eerste
5
maanden van
1943
de bedragen van nieuwe inschrijvingen op gebouwen –
wij laten de landerijen hier even buiten beschouwing –
ten behoeve van hypotheekbnken in millioenen guldens
als volgt:
5,92 (6,48), 8,12 (17,06), 7,27 (11,01), 6,09 (17,9),
4)
Vgl. hierbij mijn artikel i ,,E.-S. B.” van
10
illaart 1943,
getiteld ,,Marktaspecten voor gebouwde eigendommen”.
‘) Met het oog op het verloop van het aandeel van de groepen
particulieren en andere instellingen, en banken in het totaal der
nieuwe inschrijvingen is ook het jaar 1942 in het overzicht betrokken.
/
r
2
17 November 1943
ECQNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
337
ir
Niuwe inschrijvingen pan hypotheken op landelijke eigen-
donirnen en gebouwen.
in duizenden guldens
in
%
0,11
ce
1932 556.752
85.405 259.372 216.975
15,34 46,59 38,07
1933 529.7,95
87.600 263.689 178.506 16,53 49,77 33,70
1934 408.049
81.337 236.945 179.767
16,33 4’7,57 36,10
1935 383.919
32.669 198.935 152.315
8,51
51,82 39,67
1936 284.431
25.161
144.973 114.297
8,85 50,97 40,18
1937 452.959
46.274 237.959 168.726 10,22 52,53 37,25
1938
564.901
60.518 316.576
192.806
10,71
55,66 34,13
1939 432.656
51.275 241.389 139.992 11,85 55,79 32,36
1040 294.549
55.219 135.369 103.961
18,75 45,96 35.29
1941
343.703
85.346
132.414 125.943 24,83 38,53 36,64
1942 422.847 137.027 145.654 140.666 32,41 34,33 33,26
6,97 (12,93)
6).
Voor de andere banken en instellingen zijn
de cijfei’s over de maanden Januari t/m Mei belangrijk
hooger, ni. 5,29 (6,33), 4,51 (11,44), 10,93 (13,94), 49,09
(12,97), 31,33 (11,75). Ook bij de particulieren valt een
soortgelijk verschijnsel waar te nemen: 6,50 (7,63),
7,44 (7,56), 8,56 (9,07), 25,47 (9,94), 14,39 (13,36). Vrij
zeker moeten de hooge cijfers voor de tweede groep in
de maanden April en Mei en voor de derde groep in Mei
kvorden toegeschrevert aan bijzond’ere credieten en heeft
men hier te doen met een tijdelijke onderbreking in de
nivelleeringstendens, zooals die in de hierbij afgedrukte
grafiek wordt waargenomen.
Nieuwe inschrjoingen pan hypotheken op landelijke eigen-
doinmen en gebouwen in millioenen guldens.
miii.
‘
I miii.
old.
t
Old.
i n . stel] . V
ingen
k
Particulieren
potheekbanken
—–‘S-
•-
:-
-S-
932
’33
’34
’35
’36
’37
‘R
iQ
‘dO
‘&
•
l
d;
Beziet men deze grafiek, dan yalt in de curve van het
totaal der nieuwe inschrijvingen onmiddellijk op de
geweldige daling in de zgn. crisisjaren. Eerst na het prijs-
geven van den gouden standaard bespeuren we een even
belangrijke stijging, die ultimo 1938 haar hoogtepunt
vindt, om in het voor Nederland eerste oorlogsjaar voor een nieuw laagtepunt plaats te maken. De jaren 1941,en
1942 geven weer een stijging te zien, doch,deze is, in vergelij-
king met de voqrafgaande, v,an be,perkten omvang. Zonder
twijfel is zij vroorzaakt door in die jaren optredende
bijzondere omstandigheden, zooals de ook nog in 1941
aanwezige groote activiteit op de huizenmarkt en de
gevolgen van het liquidatiebesluit. In het oog moet echtei
worden gehouden het belangrijke bedrag aan doorhalingen,
waarvan reeds melding werd gemaakt.
Gaat men thans de curven voor de drie groepen. der
) De cijfers tusschcn haakjes geen de overeenkomstige maanden
In 6942 aan.
–
hypothècaire credietgevers na, dan valt het volgende op
te merken.
De particuliere hypothecaire crediteur, die steeds een
belangrijke positie op d,e hypotheekmarkt heeft inge-
romen, blijkt he’t minst gevoelig voor de sterk wisselende
conjunctuurverschijnselen van de laatste decade: En
juist onder de oorlogsomstandigheden heeft hij zich vrij
goed weten te handhaven. Scherper komt dit nog tot
uitdrukking in de thans volgende grafiek, waarin het pro-
centueele aandeel der groepen in het totaal der nieuwe
inschrijvingen van landelijke en gebouwde hypotheken
is afgebeeld.
Nieuwe inschrijoingen pan hypotheken op landelijke eigen-
do,ninen en gebouwen in percentages pan het totaal.
50
artioulicren
30
–
20
j
– -.
le
Hypotheekbanken
1932 , ’33
’34
’35
’36
’37
’38
’39
’40
’41
’42
Dat de particulier het minst terrein heeft verloren, is
overigens wel begrijpelijk. Tenslotte heeft hij eerst ge-durende den laatsten tijd te maken , met het algemeene
voorschrift, waarbij de hypotheekrente ten behoeve van
gebouwde eigendommen wordt gestabiliseerd op 4%. Toen
reeds de hypotheekbanken door de neigiiig tot gelijk-
vormigheid van pandbrief- en hypotheekrente tot in-
krimping van zakeri moesten overgaan en de institutioneele
beleggers door het liquide-houden van een gedeelte der
beschikbare middelen een te geforceerde daling van den rentestand trachtten ,te voorkomen, bleef de particuliere
belegger volledig meester, van de markt en ook thans onder
het veabod tot het afsluiten van hypotheken hetwelk
aan het meerendeel der institutioneele beleggers is opgelegd,
kunnen de particulieren van de beschikbare hypotheken een niet onbelangrijk gedeelte tot zich trekkén.
Veel slechter verging het den zgn. institutioneelen
heeggei’s .- de voornaamstd groepen dus van de rubriek:
andbre banken en instellingen -, waai’onder wij begrijpen levensverzekeringmaatschappij en, spaarbanken, parti-
culiere pensioen- en spaarfondsen en rijksfondsen. Vooral
in de laatste twee jaren hebben deze intellingen een
ernstigen teruggang in de hypothecaire portefeuille moeten
bespeuren en thans beperkt de aCtiviteit van deze instel-
lingen zich nog vrijwel uitsluitend tot die hypotheken,
waarbij dispensatie van het Departement van Financiën
kan worden verkregen, hetgeen voornamelijk hierop
neerkomt, dat opnieuw inschrijvingen worden verricht,
ingeval van overdracht krachtens het liquidatiebesluit
of tehgevolge van den wederopbouw. Weliswaar is de
vestiging van hypotheek op landelijke eigendommen,
ook wat de rente betreft, vrij gebleven, doch deze is veel
minder belangrijk dan die op gebouwen en is dan ook
niet in staat geve’est den teruggang op te vangen.
Relatief, doch ook in absoluten zin, zijn de hypotheek-
500
400
300
200
loo
500
400
300
200
loo
50
30
20
0
S
.3
338
1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÉN
17 November 1943
banken er minder slecht afgekomen dan de institutioneele
beleggers. De bijzondere positie van de hypotheekbanken,
gebonden als zij zijn aan de pandbriefrente, geeft aan-
leiding aan deze groep wat meer aandacht te besteden.
V6ör het uitbreken van den oorlog toch was de positie
van ‘de hypotheekbank. eenigszins precair geworden. De
daling van den rentestand bracht met zich, dat de hy-
potheekrente en de rente voor ‘pandbrieven een neiging
tot samenvloeiing vertoonden, waardoor de marge, die
de hypotheekbank nu eenmaal nqodig _heeft om haar
bedrijf op gang te kunnen houden, gevaar begon te
loopen
7).
Trouwens, dit verschijnsel was ook reeds lang
ydér den oorlog waar té nemen en vooral de toenemende
activiteit van andere beleggers op het terrein van de
hypothecaire credietgeving droeg er toe bij, dat de hypo-
theekbank van haar oorspronkelijke positie werd terug-
gedrongen. -.
In de jaren’ 1935-1939 is dit wel zeer duidelijk tot
uitdrukking gekomen. Na het uitbreken van den oorlog
in Europa leek het erop, alsof langs meer natuurlijken
weg voor de hypotheekbanken een betere tijd zou aan-
breken. De rentestand begon aan te trekken, waardoor
de marge tusschen pandbrief- .en hypotheekrente weer
wat ruimer werçl. Afgezien daarvan kwam de prijsstijging,
voor het onroerend goed de financieele positie, van de liypothe.ekbanken niet onaanzienlijk versterken. Toen
ook Nederland in den oorlog werd betrokken, kwahien al
spoedig maatrgelen van overheidswege, die ten doel
hadden de rentestijging tegen te gaan, en als gevolg ‘daar-
van werd de hypotheekrente gestabiliseerd op het peil
van 9 Mei 1940. Wel scheen het aanvankelijk, alsof de
g’oote geldruimte de oplossing zou beteekenen voor het
verkrijgen van de noodzakelijke rente-marge en reéds
werden voorbereidingen getroffen voor de uitgifte van
3-3%’ pandbrieven, doch hiermede werden nieuwe
gevaren, met name voor lièt overheidsçrediet, opgeroepen.
Dit leidde weer tot stopzetting van de uitgifte van laag-rentende pandb’ieen. De groote vraag naar beleggingen
deed echter de koersen van pandbrieven dermate stijgen,
dat de invoering van stopkoersen noodzakelijk werd,
terwijl door de Overheid de afgifte van 3% pandbrieven
tegeh een koers van 102% werd gestimulçerd.
Maar hiermede was niet opgelost de
.
vraag, hoe de
hypotheekbanken moesten komen ,aan een rendabele
belegging voor de door uitgifte. van pandbrieven vrijge-
komen gelden. Er bleef toen niet veel
1
anders over dan,
uitgaande van den klaarblïjke1ijkn’ wensch van het
Departement om de hypotheekbanken zooveel mogelijk
te stunen, het uit-de-markt-nemen van een deel der
oveige hypothecaire credietgevers en – wij maakten
hiervan reeds melding – de zaak is dus practisch thans
zoo, dat’ de hypotheekbanken, een flinken ,..voorsprong
op hun gevaarlijkste medestanders, nl.de
institutioneele
beleggers, hebben verkregen. Daarmede is geenszins
gezegd, dat het hypotheekbankbedrijf nu volop gelegen-
heid kreeg tot investtie- .van vrijliggende kapitalen.
Grootendeel,s toch lag de belangstelling op het’ gebied
van den gebouwden eigendom en door de volkomen
stagnatie van de bouwnijverheid zijn weinig objecten te
vinden, die een rendabele belegging mogelijk maken.
Intusschen was eenigen tijd geleden door de kpersdaling
van overheidsobligaties weer ee’nige neiging te lespeuren
toI omwisseling van pandbrieven in overheidspapier.
Men zou hieruit ‘kunnen afleiden, dat de markt voor
7)
Dat, voornamelijk als uitvloeisel van de bestaande contracten,
hoewel achteruitgaande, de voordeelige marge nog niet onbevre-
digend mag worden genoemd, moge blijken uit de hieronder volgende
tabel, overgenomen uit Wiebes’ Jaarcijfers 1937-1 941.
Gemiddelde rente van 1ypotheekbanhen.
Jaar
Hypotheken
Pandbrieven Voordeelige marge
1937
4,944 %
4,035 %
0,909 %
1938
4,678 ,,
3,726 ,,
0,952
1939
4,551 ,,
3,691 ,, .
0,860′,,
1940
4,541 ,,
3,687 ,,
0,854
1941
4,413 ,,
3,644 ,,
0,769
pandbrieven wat ontdooid is en dit effect niet meer zoo
vast tegen het plafQnd is aangedrukt als voor
•
eenigen
tijd wel het’ geval was.
Dooi’ al deze maatregelen wordt van overheidswege
getracht het hypotheekbankbedrijf door de kwade tijden
heen te loodsen, doch hét is wel duidelijk, dat de positie
van de hypotheekbank er,in den loop der tijden niet
gemakkelijker op is geworden
8).
Afgewacht moet worden,
of de levehskracht van het hypotheekbankbedrijf zoo
groot zal blijken te zijd, dat het, vanneerde instititioneele
‘beleggers het terrein weer zullen vrijkrijgen, de concur-
rentie met deze groep-op den duur met succes zal kunnen
doorstaan. ‘
Mr. P. STEINZ.
‘) Van vrij recenten datum is buy. de maatregel van den vor-
zitter van de Hoofdgroep Banken, waarbij, op verzoek van den
Secretaris-Generaal voor Bijzondere Economische Zaken, aan de leden wordt opgedragen zich van medewerking te onthouden aan
de uitgifte van hypothecaire ‘obligatieleeningen met een rentevoet
van minder dan 4 % en op onderpand van gebouwde eigendommen ten behoeve van instellingen, welke tot dusver haar bedrijf plachten
te financieren “net hypotheken.
Dè bedoeling van dezen maatregel is te voorkomen, dat de voor-
schriften, dienende tot het in-stand-houden van een marge tusschen
hypotheek- en pandbriefrente, zouden worden doorbroken.
MOLESTVERZEKRING.
EENIGE BESCHOUWINGEN NAAR AANLEIDING-VAN EEN
PRIJSVRAAG.
Inleiding.
Reeds herhaalde malen, en wel met name gedurende
het eerste jaar, nadat ons land zelf bij den oorlog werd
betrokken ‘), is in dit tijdschrift de aandacht gevraagd
voor de verzekering tegen de gevolgen van oorlogsmolest.
Dit is niçt verwonderlijk, aangezin vôör Mei 1940 dit
terrein tamelijk braak lag; slechts enkele organisaties
hielden zich met de verzekering tegen zgn. landmolest
bezig, terwijl behandeling van de daarmee samenhangende
problemen slechts sporadisch voorkwam
2).
Het was eveneens in dien eersten tijd na den oorlog,
nl.. in October 1940, dat ,de Vereeniging voor Handels-
recht een prijsvraag uitschreef, welker opgaaf ‘luidde:
,,Is wettelijke regeling van oorlogsmolestrisicov.erzekering
gewenscht, zoo ja, hoe moet deze luiden?”
Wanneer men den in 1942 gepubliceerden bundel ant-
woorden
3
) doorleest, komt men tot een eigenaardige
ontdekking. De onvoorbereide lezer zal ni. niet alleen
ervaren, dat deze – zoo gemakkelijk niet ién woord-
complex aangeduide – verzekeringsvorm van vrij samen-
gestelden aard is, doch tevens, dat mén de eerste twee antwoörden naast elkaar moet leggen om een volledig
overzicht van het geheel te krijgen. Mr. W. C. L. van der
Grinten legt in zijn beantwoording den nadruk op de zgn.
zeemolest (transport ,te water) en laat de landmolest
(overige goederenverzekeringen) vrijwel geheel buiten
beschouwing, aangezien deze geen object van verzekering
zou zijn. Mr. J. den Dulk daarentegen acht den tijd nog
niet gekomen, de bestaande regeling nopens de ierzekering
van goederen tijdens hqt transport, zooals deze om. is
neerg’elegd’in het2e Boek, 9e Titel van het Wetboek van
Koophandel, te herzien. Ofschoon ook deze auteur het be-
staande systeem van (gedeeltelijke) risicodekking te land eigenlijk geen verzekering meent te mogen noemen, be-handelt toch zijn antwoord vrijwel uitsluitend de 4.vette-
lijke regeling van dezen laatsten vorm. De antwoorden
van deze ‘beide mededingers vullen elkaa,r dus als het
ware aan. –
• Het derde en laatste der gepubliceerde antwoorden,
dat van Mr. H. Kahrel, behelst ten slotte een uitvoerige
• ) O.a. ,,E.-S.B.” van 28 Aug. 1940, 2 Oct. ’40, 4 Dec. ’40,
8 Jan. ’41 en 28 Mei
1
41.
‘) ,,E.-S.B.” van 31 Januari 1940. • ‘) Verschenen bij H. Veenman & Zonen te Wageningen, onder
den titel ,, Oorlogsmolestrisicoverzekering”.
/
II
17 November 143 ‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
339
beschouwing over allerle
‘
i’ met de molestvei’Lekering
samenhangende theoretische en. practische problemen,
gevolgd door een volledige invePtarisatie van wat er op
dit gebied thans in ons land aan feitelijke regelingen
bestaat zoowel te watr als te’ land. Deze bijdrage geeft
voots een overzicht van eenige in het buitenland bestaande
regelingen, welke in hoofdzaak op landmoles.t betrekking
hebben, waarna de schrijver met een oplossing komt in
den vorm van een soort gedwongen staats(land)molest-
verzekering, in hoofdzaak ontleend aan dè Finsche rege-
ling, zooals deze destijds door mij in dit,,
,,
tijdschrift in het
kort werd weergegeven
4).
Mén vraagt zich na de lezing van deze interessante
publicatie af,. welke bedoeling bij het uitschrijven der
prijsvraag heeft voorgezeten, resp. welke motieven de
Jury bij haar beoordeeling hebben geleid. De formuleering
van de vraag zou – ondanks eenigszins afwijkende toe-
lichting,.—. doen vermoeden, dat hier landmolest werd
bedoeld: strikt genomen bestond er voor zeemolest namelijk
reeds een,. zij het onbevredigende, « regeling, terwijl de
Besluiten 199/1940 , en 221/1940 nog moesten komen.
De uitspraak der Jury, welke een bekroning van het
antwoord van Mr. van der Grinten bevat, duidt echter
in een andere richting, hoewel het feit, dat dezelfde Jury de antwoorden van de heeren Den Duik en Kahrel mede
publiçatié waardig acht, hiermede weer min of meer
in strijd is. hoe het zij, als prijsvraag kan men deze onder-
heming niet geslaagd achten en de – al dan niet ondèr-
scheiden -, inzenders zullen dit ongetwijfeld ook zoo
gevoeld hebben. Dit neemt echter niet weg, . dat het
tastbare resultaat, de bovengenoemde bundel antwqorden,
een waardevolle aanvulling beteekent van de,betaande
literatuur op het gebied der huidige molestverzekering.
De antwoorden bieden menige interessante beschouwing,
op enkele waarvan in het hierna volgende nader, zal worden ingegaan. Daarbij,zal ik mij beperken tot de
landmolest, zonder daarmede nochtans de verdiensten
van’ het Werk
van Mr. van der Grintente willen miskennen.
Hj levert ongetwijfeld een scherpzinnig juridisch betoog
over een wijziging en aanvulling vande bestaande regeling
in het W. v. K. (met name art. 637), doch men zal Mr. den
Duik moeten toegeven, dat vele vragen op dit terreih
eert zullen rijzen, ,,wanneer het gordijn, dat in de dagen
van Mei 1940 is dichtgegaan, weer zal zijn geopend”
5),
en 400rts is deze aangelegenheid bij den huidigen omvang
van onze zeevaart minder actueel.
Geheel anders is het gesteld met de iandmolest; deze
mag zich, naar algemeen bekend is, in een groote belang-
stelling verheugen
6)
Intussçhen hebben ook diverse Be-
sluiten, en andere lepa1ingen – van overheidswege zich
met de materie bezig gehouden, terwijl steeds nieuwe
vragen en discussies daarover zich voordoen
7).
Flet begrip n’erzekerin’g.
.Ilet verdient wellicht aanbeveling eerst eenige aan-‘
dacht aan den term molestverzekering ‘te wijden. Hier-
boven kwam reeds tot uitdrukking, dat de juistheid van
deze benaming voor het zich dageiijks aan ons oog voor-
doende verschijnsel ,in twijfel kan worden getrokken. Er doen ‘ zich hierbij nmelijk verschillende afwijkingen van
de’ normale verzekering voor, zooals: onberekenbaarheid’
der risico’s (zgn. ,,catastrophy-risk”), gedeeltelijke dek-
kingsmogelijkheid, afwezigheid van’ dn particulieren as-
suradeur, invloed van de rijksregelin, enz. Het, komt
mij echter ongewenscht voor, op grond van deze afwij-
kingen ‘de reeds ingeburgerde terminologie te verwerpen.
Wanneer men in ruimen zin onder verzekering verstaat,
4)
,,E,-S.B.” van 8 Januari 1943.
‘) Blz. 82 van den bundel.
) Vgl. Mr. J. H. C. Slotemaker, ,,De Overheid en de onderlinge
molestverzekeringrnaatschappijen”, in ,,E.-S.B.’ van 21 Oct. 1942,
blz. 461. ,
7)
Vg1. Mr. J. H. C.’Slotemaker, ,,Overheidsbemoeiing met land_
molestverzekering”, In ,,E.-S.B.” van 14 Oct. 1942, blz.’ 448
het dekkn
‘
van risico’s tegen betaling van een bperkt’
bedrag, dan is het onderbrengen van een risico (zij het
mogelijk gedeeltelijk),bij één der mol’estonderlingen (welke
thans een expansie-activiteit ntwikkelen, waarvoor een
op commercieele basis werkend particulier orgaan zich
niet zou behoeven te schamen), tegen een weliswaar va- –
riabele, doch naar boveni ‘begrensde premie, zeer zeker als
zo’odanig op te vatten.
De ivenscheljkheid Qan verzekering’.
–
– De prijswinnaar, stelt kort en goed, dat de Staat voor
schadevergoeding zorg,behoort te dragen, zoodat er mits-dien voor verzekering geen
,
plaats is.’ Mr. den Duik sluit
zich meer bij den bestaanden toestand aan- en concludeert,
dat de rijksregeling slechts in een .beperkte vergoediig
voorziet, ‘zoodat er nog een ruim terrein overblijft voor
aanvullende vertekering. Hij komt dan met voorstellen,
welkd beoogen de beide regelingen zoo goed mogelijk
bij.elkaar te doenaanpassen. Mr. Kahrel voelt veel voôr –
het verzekeringsprincipe, en wel met name om zijn psy-
chologische voordeeien; hij
1
zou dit echter algemeen
•
willen toepassen’ en daartoe een verzekeringsdwang
onder âuspiciën van dei Staat invoeren. De vergoedings-
regeling en het vrijwillige systeem der ‘onderlingen worden
dus als het ware samengesmolten in een Nederiandsche
Openbare ,Moiestkas. –
‘eze kwestie raakt het principieele vraagstuk, of en in
hoeverre de Overheid de oorlogssôhade harer onderdanen
moet dragen. Dit vraagstuk is er in hoofdzaak één van
verdeeling der lasten; zullen deze individueel, groëps-
gewijs of door de geheele gemee,nschap worden gedragen?
Bij uitsluitend algemeene gedwongen verzekerinig dragen
de goederen-bezitters gemeenschappelijk de schade, een
volledige bijdrage-regeling van rijks’ege – daarentegen
bewerkt een verdeeling o.ver alle belastingbetalers over-
eenkomstig hun draagkracht. Blijkens het Besluit op de
materieele oorlogsschaden (221/1940) heeft de Overheid
gemeend dezen laatsten weg ten deele’ te moeten be
wandelen;, ten deele, want dit Besluit voorziet niet in
een volledige vergoeding, doch slechts in een
bijdrage’
in de geleden schade. Had zij hierin verder moeten gaan?
Bij de beantwoording van deze vraag rijzen reeds aan-stonds eenige nieuwe vragen, o. a.:
Is het wel steeds mogelijk, achteraf de juiste schade
objectief_vast te stellen (laat staan een ieder subjectief
te bevre*gen), of verdient het schatten op.een uniforme
basis en vblgens zekere globale normen de voorkeur?,
Is het wenschelijk een volledige vergoeding van de
zgn. materieele schaden na te streven, zoolang in vele
andere schaden in mindere mate of. in het geheel niet
wordt bijgedrageh door de gemeenschap?
Kan men reeds den eisch van algeheele vergoeding
stellen, zoolang omtrent de uiteindelijke totale schade nog geen raming is te maken en dus ook de dekkings-
mogelijkheid’ niet vaststaat?
In het licht van liet bovenstaande zal menigeen voor-
zichtiger worden inzijn oordel en met name met het
oog op punt c. voorshands althans genoegen nemen met
de bestaande regeling. Deze voorziet in het algemeen
slechts in een vergoeding van de schade op basis van ‘de
verkoopwaarde ‘per ‘9 Mei 1940 (afwijkende huisraad-
reelingen e.d. daargelaten). Voor risico van den eigenaar blijft dus de kans op een naar zijn oordeel te lage taxati,
(beroep is niet toegelaten), de waardestijgin’g vanhet.goed
tisschen 9 Mei 1940 en het tijdstip der beschadiging,
en ten slotte, met, name bij onroerend goed, de factor
nieuw-voor-oud, welke in den strikten zin geen schadé is,
al kan zij in haar gevolgen .daarmede .bedenkelijk veel
overeenkomst vertoonen. .
Dat de eigenaar niet gedwonigen,is al deze risico’s geheel
zelf tè dragen, ‘doch hen grdotendeels
kan
,,verwaar-
borgen”, dank zij het bestaan van een’rijke verscheiden-t heid van molestonderlingen, is slechts toe te juichen.
340
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 November 1943
De huidige porin der verzekering.
De bundel antwoorden toont geroegzaam aan, dat en
waarom de particuliere assurantiemarkt niet bereid is
de risico’s van landmolest over te nemen. De voornaamste
oorzaak daarvan, nl. de onberekenbaarheid van plaats
en omvang der schade, is tevens bepalend geweest voor
het ontstaan van den subsidiairen vorm der verzekering,
namelijk: in zgn. ,,onderlingen”.
De aldus geschapen
:vorm
van verzekering heeft een
enormen opgang gemaakt, getuige de miljarden-bedragen,
welke op deze wijze iijn ondergebr%1ht
8).
Volledige
dekking verkrijgt
–
men slechts voorzoover de totale schade
binnen de zgn. omslagcapaciteit der betrokken onderlinge
blijft. De kans daarop kan dus vden vergroot door:
De tatale schade binnen zoo eng mogelijke grenzen te
houden.
Dit is slechts relatief mogelijk en wel door het
tijdsbestek der verzekering te beperken (zeer frequente
periodieke afrekening, bijv. ieder .halfjaar).
De omslagcapaciteit zoo hoog mogelijk op te ooeren.
Tracht men dit te bereiken door het ,,draagvlak” (het aantal verzekerden) uit te breiden, dan vergroot men
tevens de schadekans, zoodat dit middel niet effectief
is. Vergrooting der maximale omslagheffingen heeft ook
zijn grenzen en werkt bovendien als eén tweesnijdend
zwaard; van de eventueel aldus verkregen algeheele
vergoeding moet de omslag, welke voor rekening van den
getroffene komt, namelijk wederom afgetrokken. llet
psychologische bezwaar van hooge omslagen wordt ver-
nuftig omzeilg door methode 1, welke uiteraard slechts een schijn-oplossihg biedt (men betaalt daar x keeren y
aan omslag, inplaats van xy ineens).
De vermindering pan de omslagcapaciteit tengevolge
pan de rijksregeling uit ‘te schakelen.
Dit punt hangt ten
nauwste samen met den invloed van het Besluit op de
materieele oorlogsschaden op de molestverzekering, waarop
hierna nog nader zal worden ingegaan. Reeds vôôrdat
genoemd Besluit werd afgekondigd, was echter de dis-
cussie over dit punt reeds gaande
9),
terwijl Mr. van
Campen in zijn werk een uitvoerige uiteenze..tting jan
deze kwestie geeft
10).
Resultaat van een en ander is
geweest, dat door vele onderlingen de zgn. aanvullende regeling met afstandsverklaring wordt toegepast, welke
hierop neerkomt, dat de verzekerden zich accoord ver-
klaren met het verhoogen der totale omslagcapaciteit,
met dat deel, waarover de bevrijdende werking er rijks-
bijdragen zich uitstrekt.
Met al deze maatregelen is het aan de meeste onder-
lingen tot dusver gelukt, de geleden schade volledig te
vergoeden, zonder dat de totale omslagcapaciteit behoefde
te worden aangesproken. Daarbij dient men echter in
aanmerking te nemen, dat het meerendeel der Mei 1940-
schaden niet door verzekering gedekt was, terwijl de
omvang der latere schaden minder groot en vooral –
hetgeen voor onderlingen met periodieke afrekeningen
van groote beteekenis is – minder geconcentreerd in den
tijd is geweest. Vcilledigheidshalve zij nog opgemerkt,
dat vele verzekerden nog schade voor eigen rekeiling
krijgen, doordat zij verzuimen het verzekerd bedrag met
de waardestijging gelijkén tred tq doen houden. Zij zijn
dan – veehl onbewust – onder-verzekerd; hetgeen
zich vooral wreekt
–
bij gedeeltelijke beschadiging.
.Qe inploed pan de rijksregeling.
Hierbij is vooral van belang het Besluit op demate-
rieele oorlogsschaden, waarin door art. 18 o.a. in het
kort wordt bepaald, dat de verzekeraar tot het bedrag
van de desbetreffende rijksbijdrage vanzijn verbintenis
uit het verzekeringscontract is bevrijd; dienovereenkomstig
is wederkeerig ook de verzekerde bevrijd. Hier treedt
8)
Zie noot 6 en 7.
– ‘) ,,E.-S.B.” van 28 Aug.
1
40 en 2 Oct.
1
40.
10)
Mr. Ph. C. M. van Campen, ,,Rijksregellng vergoeding oorlogs-
schade”. (Alphen aan den Rijn, N.V. Samsom).
dus de bfjdrage in de plaats van de verzekeringsuitkeering;
waar de bijdrage is, vervalt automatisch de verzekering.
Er is veel over te doen geweest op welke wijze deze
zgn. bevrijding
11)
precies in zijn werk gaat en hieraan zou
met name de redactie van art. 18 lid 5, dat volgens Mr. çlen
Duik gekeel zou dienen te vevallen, niet vreemd zijn.
Geleidelijk l4eeft zich echter, ten deele esteund door
uitleggingen en aanschrijvingen van overheidswege, een
bepaalde gedraslijn ingeburgerd; het zou te ver voeren,
hierop in dii; verband in details in te gaan. Vâst staat
evenwel, dat v1e verzekeraars, welke doorgaans spoedig
tot uitkeering overgaan, op een gegeven moment in de
omstandigheid komen te verkeeren, dat zij een deel der
uitkeering moeten terugvorderen. Dit moment valt in
de practijk veelal geruimen tijd nit de uitkeering. Deze
terugvordering immers kan eerst geschieden, nadat er om-
trent de rijksbijdrage iets naders bekend is geworden,
en de vaststelling dier bijdrage vordert om begrijpelijke redenen veel tijd.
Dit tijdsverschil tusschen uitbetaling en terugvordering
geeft aanleiding tot allerlei moeilijkheden en bezwaren.
Deze worden voor de belangrijkste categorie der schaden,
die aan onroerend goed, nog aanzienlijk vergroot door
de omstandigheid, dat de molestuitkeering Vrij wordt
uitbetaald, terwijl op de rijksbijdragen een bestedings-dwang rust (de zgn. herhouwplicht); hij di3 niet bouwt,
ontvangt dus geen betaling der bijdrage en de terug-
vordering van reeds gedane moiestuitkeeringen (soms
voor geheel andere dan herbouwdoeleinden besteed). kan
dan in bepaalde. gevallen allesbehalve vlot verloopen.
De hierin schuilende gevaren werden nog grooter, naarmate
door de steeds verder voortschrijdende beperking der bouwnijverheid, het vervullen van den herbouwplicht
meer en meer werd bemoeilijkt. Dit is de voornaamste reden geweest, waarom ongeveer een jaar geleden van
overheidswege maatregelen zijn genomen om de vroeg-
tijdige, volledige uitkeering der verzekeringspenningen
tegen te gaan. In feite wordt thans slechts dat deel van
de schade uitgekeerd, waarvan
men veilig kan aannemen, d-t het niet door de bevrijdende werking der rijksbijdrage
wordt getroffen (afgezien van volledige uitkeeringen van
kleine bedragen beneden een bepaald maximum).
Oplossing der bestaande moeilijkheden.
Mf. den Dulk meent een oplossing te zien in een wijziging
van lid 4 van art. 18 (Besluit 221/1940), in dier voege,
dat de onderlinge de aanspraken (en daarriee samen-
hangende herbouwplichten) op inschrijvingen in het
Grootboek voor den Wederopbouw van de verzekerden
overneemt. M.i. onderschat hij de daaraan verbonden
moeilijkheden. Hierin zou namelijk voor de onderlingen
een belangrijk risico schuilen en zij zouden zich daarmee
op een terrein begeven, dat het hare niet is. Een eenvoudige
verwijzing naar de bouwbewijzen als afwikkelingsmiddel
treft geen doel, want eenerzijds heeft de Algemeen Ge-
machtigde voor den Wederopbouw en voor de Bouw-
nijverheid van zijn bevoegdheid krachtens art. 16 van het
Besluit 221/1940, tot de uitgifte van bouwbewijzen tot
dusver geen gebruik gemaakt en anderzijds zou bij even-
tueele gebruikmaking van dit middel een verlies op de
uitkeering ontstaan ter grootte van den prijs, welke voor
het bouwbewijs moet worden betaald; wie zou het risico
daarvan moeten dragen? De andere mogelijkheid om
van den herbouwplicht af te komen, nI. de overdracht
daarvan krachtens art. 15 van het. Besluit 221/1940,.
leent zich ook ‘minder voor massale toepassing.
Resumeerende moet worden opgemerkt, dat ver-
zekerde getroffenen, die niet zelf wenschen te herbouwen,
zich het beste individueel van hun herbouwplicht kunnen
ontdoen, zoodat de door Mr. den Dulk voorgestelde
wijziging van lid 4 ongewenscht moet worden geacht.
11)
Zie o.a. de reeds genoemde bijdragen in ,,E.-S.B.” van 28
Aug. ’40 en 2 Oct. ’40, alsmede het boek van Mr. van Campen.
v
17 November 1943
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
341
Wij hebben hierboven gezien, dat en waarom de rijks-
regeling en de particuliere verzekering naast elkaar voor-
komen. Het is evenwel niet bij een ,,naast elkaar” gebleven,
doch men kan in zekere mate zelfs van ,,overlapping”
spreken. Een eigenaar van een huis ter waarde van
f 10.000,— sluit een molestverzekering tot hetzelfde
bedrag. Het huis wordt door oorlogsgeweld verwoest
•en het Rijk verleent een bijdrage van bijv. f 7.000,—.
De belanghebbende ontvangt tenslotte in totaal f 10.000,—,
waarvan f 3.000,— van de molestonderlinge. Zijn ver-
zekering is dus tot een bedrag van f 7.000,— ineffectief
geweest; premies en adminisratiekosten zn betaald,
risico’s zijn geloopen, enz., enz. Verzekerde bedragen tot
millioenen guldens hebben het zoo slechts tot een papieren
bestaan gebracht, ert dat alleen wegens een minder ge-
slaagde aansluiting op elkaar van de rijks- en particuliere
regelingen. Dit geldt reeds, indien door de onderlingen
nog niet tot uitkeeri.rig is overgegaan, vôôrdat de bijdrage
wordt verleend. Bedenkelijker wordt het echter nog,
wannee’r, zooals reeds in de vorige paragraaf werd uit-
eengezet, de bedoelde groote sommen worden uitbetaald,
terwijl zij eenien tijd later weer moeten worden terug-
gevorderd.
Ten .onrechte wordt aan deze uitbetaling soms een
inflationistische werking toegeschreven, in zooverre de
zgn. zwevende koopkracht hierdor zou worden ver-
groot. Dit berust in hoofdzaak op een misvatting, aan-
gezien de desbetreffende gelden eerst door middel van
premie- en omsiagheffingen aan het verkeer moeten worden
onttrokken. In feite vindt er slechts een groote onder-
lnge verschuiving van betaalmiddelen plaats, welke meer
overbodig dan gevaarlijk is.
Verhaal op de rijksbijdfage geeft geep afdoende op-
lossing, zoolang de bestedingsdwang bij de molestuitke.e-
ringen ontbreekt. toepassing van art. 10 lid 3 van het
Besluit 221/1940 (toelating tot de verrekening met de uit
te keeren bijdragen) is, bij onroerende goedéren althans,
in het algemeen niet gewenscht; de bijdrage moet dienen
om het herstel te financieren, doch niet om oninbare
vorderingen der verzekeraars te voldoen. Veeleer moeten
deze – totaal overbodige – vorderingeb worden voor-
komen, en dat niet door de uitkeeringente blokkeeren,
of – zooals Mr. den Duik vreest – door op andere wij ze
de bestaande contracten niet na te komen, neen, de
verzekering moet zich beperken tot haar eigen terrein,
nl. dat deel van het risicb, hetwelk door de rijksregeling
niet wordt gedekt, m.a.w. de molestverzekering zij een
zuivere aanoullencie
verzekering. De kans op volledige
‘dekking is dan grooter, zonder dat een speciale regeling
met afstandsverklaring voor den omslag noodig is. De
teru.gvordering vervalt, toelating tot de verrekening is
overbodig, talrijke puzzles, welke zich thans in verband
met de bevrijdende werking voordoen, verdwijnen en nog vele andere voordeelen zijn aan de invoering van
aanvullende verzekering verbonden.
Drs. W. GLASTRA.
DE BOUWKASSEN IN OORLOGSTIJD.
Bourkas en ,,building-society”.
–
Het bouwsparen dateert op het vasteland van Europa
eerst van de jaren na den vorigen. oorlog; in Engeland
is het aanmerkelijk ouder. De eerste ,,building-societies”
zijn daar reeds in de 18e eeuw ontstaan.
Tusschen een continentale bouwspaarkas’en een, ,building-
society” bestaat dit kenmerkende onderscheid, dat bij de eerste de spaarders en dè ôredj.etnemers steeds dezelfde
personen zijn, terwijl de laatste eenvoudig credietinstel-
lingen zijn, die spaargelden opnemen en aan willekeurige
gegadigdën eerste hypotheken verstrekken.
De continentale bouwspaarkassen, die aanvaiikeiijk
een collectief karakter droegen, beoogep de gelden van
spaarders samen -te voegen in een fonds, waaruit aan
spaarders hypotheken worden verstrekt voor het ver-
krijgen van een eigen woning met de bedoeling, dat deze door gestadige aflossing onhelast bezit zal worden. Toe-
kenning van hypotheken geschiedt naar matq de beschik-
bare middelen – in casu spaargelden, eigen kapitaal ian
de kas, eventueele gelden van derden, zotmede aflosJings-
gelden – zulks toelaten. Hieruit volgt, dat men een zeker
aantal jaren — den zgn. wachttijd— moet sparen,voordat
men vooi toekenning van een hypotheek in aanmerking
komt. –
Een ,,building-society” verzamelt spaargelden en de-
posito’s op dezelfde wijze als hier te lande een spaarbank;
vdôr den vorigen oorlog waren het vooramelijk gelden
van kleine spaarders, later werden ook grooter bed’iagen
belegd. Deze gelden worden beschikbaar gesteld voor
eerste hypotheken onder de gebruikelijke voorwaarden,
echter met aflossing in annuïteiten. Van een -wachttijd
is dus gen sprake; wie een hypotheek aanvraagt kan
daarvoor onmiddellijk in aanmerking komen. –
In Engeland is dit de normale finâncieringswijze voor
den woningbouw geworden. Gedurende een periode van 20 jaar na den vorigefi oorlog zijn in Engeland en Wales
32/ millioen iieuwe woningen gebouwd, waarvan 2
2
/
3
millioen door particulieren. Hiervan zijn naar schatting
of rond 2 millioengefinancierd door ,,»uildingrsocieties”.
De Nederlandsche bouwkassen zijn ingericht naar
continentaal model. Overwegend heerscht het rentelooze
stelsel, dat ook ii’i andere landen aanvankelijk inheemsch
was, doch geleidelijk is afgeschaft. Kenmerkend is ook
voo;r de Nederlandsche bouwkassen de wachttijd, die,
om nader te bespreken redenenA
, tot nu toe tamelijk kort
is geweest. In ieder geval zijn de Nederlandsche bouw-kassen geen financieringslichamen in den gewonen zin
van het woord, waartoe ieder, die crediet noodig heeft
voor den bouw of den aankoop van een huis, zich kan
wenden. Wie een bouwspaarhypotheek wenscht te ont-
vangen, moet eersi bij de betrokken bouwkas eenige jaren
hebben gespaard. –
De. inn’loed Qan den oorlog.
*
Voor de Engelsche en Amerikaansche ,,builUing-societies”
ontbreken de gegevens, die een inzicht kunnen verschaffen
in de gevolgen van den oorlogstoestand op het bedrijf vn deze instellingen. Daarom zal in het volgende met
beschouwingen over, Duitschland, Zwitserland en ons
land worden volstaan.
In Duitschland dateert de eerste bouwspaarkas van
1923, in Zwitserland van 1930, terwijl de bestaande
bonafide bouwkassen – in Nederland• van nog jongeien
datum zijn.
De Duitsche bouwkassen zijn bj de wet van 1 October
1931 onder staatstoezicht gçsteld. Sindsdien is het finan-cieel beheer aan regelmatige contrôle onderworpen. Deze
heeft ertoe geleid, dat het aantal kassen op 31 Mei 1934
van 266 tot 87 was verminderd.
II&t vaststellen door -het ,,Reichswirtschaftsministe-
iium” van de ,,Reformrichtlinien”‘,an 11 April 1938 moet
wQrden gezien als een alting van het streven om de bouw:
kassen in te schakelen in het geheel-e systeem van kapitaal-
voorziening, waarbij de financiering van de staatsuitgaven
zoo goed mogelijk werd verzekerd en een onnoodige af-
.vloeiing van spaargelden werd voorkomen.
De werkwijze van de bouwkassen werd in dit verband
beperkt tot het verstr.ekken van tweede hypotheken,
waardoor een aanzienlijke vermindering van het benoodigde
kapitaal werd verkregen en tevens de wachttijden, die
te lang dreigden te worden, aanmerkelijk werden verkort.
Voorts werden verschillend,e organisatorische maat-
regelen genomen en ,werd het rentelooze stelsel verboden.
Deze ingrijpende reorganisatie heeft zich slechts ge-
leidelijk kunnen voltrekken. Eerst’ in de2 loop van 1939
heeft de overgang nar den nieuwen toestand volledig
zijn beslag gekregen. –
342
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
17 November 1943
Omtrent de feitelijke oor1osgevolgen kan dan ook
weinig worden gezegd, omdat de geheele ontwikkeling
volgens de nieuwe richtlijnen zich tijdens den oorlog
heeft voltrokken.
De omvang der productie was as volgt:
Jaar
Aantal afgesloten
Totaal der gecontrac-
contracten
eerde bedragen in
Voor de particuliere bouwkassen:
m.i llioenen R.M.
1939
……….
11.000
144
1940
……….
16.000
230
1941
……….
32.000
500
1942
………..
48.000
780
Toor de publieke bouwkasscn:
1939
. . .
…….
6.400
41
1940
……….
11.500
74
1941
……….
21.600
200
194
……….
24.000
240
De cijfers wijzen op een gestadigen, tamelijk sterken
groei, die echter voorloopig geen aanleiding geeft tot bij-
zondere conclusies.
Zvitserland.
In
Zwitserland
is de toestand geheel anders, omdat de
wettelijke regeling, die tot een tôtale reorganisatie heeft
geleid, daar reeds van Februari 1935 dateert. De voor-
schriften hebben betrekking op de propaganda, de gelijke
behandeling yan alle spaarders en de veiligheid der gestorte
gelden. Voor het laatste doel zijn verschillende voor-
schriften van financieelen aard vastgesteld en is een
intensief toezicht van overheidswege ingesteld. Het rente-
boze stelsel is verboden.
In 1935 bestonden 21 bouwspaarkassen, die onder de
werking der wet vielen. In 1938 was dit aantal reeds tot
5 teruggeloopen.
Het bedrijf van de Zwitsersche. bouwkassen vertoont
tot het in werking treden der wettelijke regeling een fantastischen groei, die tot ingrijpen noopte. Nadien
zien wij echter geen stabilisatie, maar een ernstigen terug-gang, die door de oorlogsomstandigheden nog is versterkt.
Dit blijkt uit de volgende cijfers.
Totaal der nieuw
Totaal der toegewezen
Jaar
afgesloten spaarcon-
voorschotten
tracten
(ie
mill. frcs)
(in miii. frcs.)
1931 10
1
1932
30
4
1933
80
10
1934
…………
200
25
1935
37,6
9,3
1936 8,2
6,7
1937
32
•
6,7 1938
1,9
5,6
1939
1
4
1940
..
0,1
2,8
1941
–
3,2
Deze teruggang spreekt evenzeer uit de volgende cijfers,
betreffende het aantal kassen en de be’taande contracten.
Aantal
Totaal
Totaal der gecon-
kassen
aantal
tracteerde bedra-
contracten gen (in inill. fres.)
15 Febr. 1935
……..
21
18.500
308
Einde 1935
…………
7
18.100
293
Einde 1936
…………
6
17:200
265
Einde 1937
…………
5
15.900
237
Einde 1938
………….
5
14.100
202
Einde 1940
…………
5
9.400
135
Einde 1942
……
. . . .
4
4.500
74
Hieruit blijkt, dat sedert het in werking treden van de
wettelijke regeling en het instellen van het staatstoezicht
de normale werkzaamheid der ‘bouwkassen gaandeweg is
afgenomen. Het ,,Aufsichtsamt” zag blijkens zijn verslag
over 1937 dezen teruggang niet
al:s
een verontrustend ver-schijnsel, maar als een gezond proces, waardoor heel wat
uitwassen zouden worden afgesneden. Sindsdien is echter
gebleken, dat de bestaande bouwkassen geleidelijk zijn
omgeschakeld naar het gewone hypotheekbedrijf.
Blijkens het jaarverslag over 1942 van het ,,Aufsichts-
amt” .hebben de 4 nog bestaande kassen besloten, geen
nieuwe bouwspaarcontracten meer af te sluiten en de
loopende contracten af te wikkelen met behulp van
vreemd geld. Het opnemen en verleenen van credieten
zal voortaan in denzelfden vorm geschieden als in het
bankbedrijf gebruikelijk is.
Het jaarverslag constateert dan ook, dat door de
bestaande financieele instellingen’ in voldoende mate’ in
de behoefte aan hypothecair crediet blijkt te worden
voorzien, zoodat de ,,Kreditkassen mit Wartezeit”,
zooals de bouwkassen in Zwitserland worden genoemd,
geen reden van bestaan meer hebben. Het bouwsparen heeft hiermede in Zwitserland een einde genomen.
De vraag mag worden gesteld, hoe dan de groei van de bouwkassen gedurende de eerste jaren moet worden ver-
klaard. Zonder twijfel wees deze qp een tekortkoming
in het bestaande credietwezen, dat onvoldoende rekening
hield met de behoefte aan hypotheken voor een eigen
woning van den kleinen man,00k den kleinen midden-
stander.
FIjerin hebben de bouwkassen met succes voorzien.
De attractie blijkt echter, niet te hebben gelegen in de
onopzegbaarheid, de wijze van aflossing e.d., maa’r alleen
in h’et feit, dat de bouwkassen den kleinen man hebben
opgezocht en hem hun diensten hébben aangeboden.
Nu dit is geschied, blijkt aan de speciale bouwkas-
hypotheken geen behoefte meer te bestaan en laat men
rustig de bouwkassen zich omschakcien tot normale
hypotheekbanken, zij het. dan, dat de sociale inslag be-
houden blijft.
Deze ontwikkeling, die zich in een paar jaar tijd heeft
voltrokken, is wel buitengewoon verrassend. Terwijl het
rapport voor het Ge Internationale Bouwspaarkassen-
congres nog in een optimistischen toon was gesteld en de.
verwachting uitsprak, dat de bouwspaarbeweging, ont-
daan van de ongezonde factoren, die inderdaad groote
afmetingen hadden aangenomen, zich spoedig een eigen
plaats in het economisch leven van Zwitserland zou
hebben verworven, blijkt thans het bouwsparen., practisch
te hebben afgedaan.
Nederland.
In Nederland is tot voor kort door de Overheid geen direct toezicht op de bouwkassen ‘uitgeoefend. Alleen
wanneer de kas den rechtsvorm van een N.V. heeft, is
van het Departement van Justitie een ,,verklaring van
geen bezwaar” vereisoht. Voor stichtingen, firma’s en
zelfs éénmansondernemingen is geen enkele goedkeuring
vereischt. Het gevolg is geweest, dat een groot, aantal
bouwkassen in het leven is geroepen, een aantal, dat
veel grooter is dan voor ons land noodig of gewenscht is.
Bij de instelling van de vakgroep Bouwkassen hebben zich dan ook niet minder dan 27 ondernemingen aan-S
gemeld.
De meeste van deze hebben echter practisch nog geen
•zaken gedaan. De door het Ned. Instituut voorVolkshuis-
vesting en Stedebouw ingestelde commissie heeft slechts
van drie bouwkassen financieele gegevens over een aantal
jaren gekregen, nl. de N.V. Rohyp te Amsterdam, de
Stichting Eigen Huis en Hof te Roermond en de Stichting
Hypotheekfonds te Eindhoven.
Voor deze gegevens moge naar het rapport van deze
commissie worden verwezen. Hier worde slechts vermeld
dejaarlijkscheproduçtie van de Rohyp sedert de oprichting.
1934
………………….. …..
f
320.000.-
1935
……………………….
1 1.190.000,-
1936
………………………..
T 1.400.000.-
1937
……………………….
f 3.050.000,-
1938
……………………….
f 3.800.000,-
1939
……………………….
t 4.580.000,-
1940
……………………….
t 3.950.000,-
1941
……………………….
116.750.000,-
1942
…. . …………………..
145.060.000,-
De ontwikkeling van de Rohyp gedurende de oorlogs-
jaren vertoont een treffende overeenkomst met die van de
Zwitsersche kassen gedurende de jaren 1931 tot 1934,
die tot een wettelijke regeling en tot de instelling van ht
ètaatstoezicht heeft geleid. In Zwitserland was deze
ongezonde groei voornamelijk toe te schrijven •aan den
17 November 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
343
minder goed gefundeerdeh opzet vân vele bouwkassen,
die elkander de gegadigden trachtten af te vangen door,
een ongecontroleerde propaganda. Hier was duideijk sprake van misstanden, die door het ingrijpen van de
Bondsregeering in 1935 zijn ingeperkt.
In Nederland is de abnor.rdale groei drootendeels toe
te schrijven aan de oorlogsomstandigheden. Het gebrek
aan vertrouwen in het ruilmiddel, die tot een vlucht in het onroerend goed heeft geleid, veroorzaakte ook een groote
toestrooming naar de bouwkassen, eenerzijds door een
enorme productie van nieuwe spaarcontracten, anderzijds
door een groo,te toeneming van de extra-stortingen, d.w.z.
dat vele spaarders onverplicht veel grootere maandelijk-
sche bedragen storten da» il hun contract is voorzien.
Zoo bedroegen bij de Rohyp gedurende de- jaren 1933
tot en met 1940 de extra-stortingen gemiddeld 60% van
de verplichte stortingen (minimum 36%,. maximum
86%), doch in 1941 106% en in 1942 119%, zoodat de
extra-stortingen de verplichte storting&n zeils zijn gaan
overtreffen.
De toeneming, zoowel van de productie van spaar-
contracten, als van de extra-stortingen, heeft geleid tot
een vermindering van den wachttijd, die tenslotte ook
naar het oordeel van de kassen zelf veel te kort dreigde
te worden. Wij kunnen zelfs niet aan den indruk ont-
komen, dat de kassen bijzondere maatregelen hebben
moeten nejrien om te voörkomen, dat de wachttijd beneden
het redelijk geachte minimum van 4 á 5 jaar zou
•
dalen.
Het gevaar voor een débacle ligt hier voor de deur.
Wanneer na den oorlog andere financieele verhoudingen zullen intreden, met name wanneer de goederenvoorraad
weer kan worden aangevuld, dan is zoowel de reden
voor de abnormaal groote productie als voor de groote
extra-stortingen vervallen. Te voorzien is, dat beide dan snel zullen dalen. Het onvermijdelijk gevolg hiervan zal
zijn een verIenging van den wachttijd,’ die door geen
enkele omstandigheid kan worden gecompenseerd. Met
name wanneer de groote productie van 1942 en 1943
aan de beurt komt voor toewijzing, kai deze verlenging
catastrophaal worden.
De Nederlandsche bouwkassen, die naar hun eigen
getuigenis steeds hebben gestreefl naar een rustigen,
gelijkmatigen groei, hetgeen bijv. llijkt uit de productie-
cijfers van de Rohyp van 1935 tot 1940, ‘die er heel wat
bedachtzamer uitzien dan de Zwitsersche cijfers uit de
éerste jaren, hebben gedurende de jaren 1941 en 1942
blijkbaar de voorzichtigheid uit het oog verloren. Zij
hebben de geweldige toeneming van de productie voor een
teeken van bloei aangezien en niet voldoende gelet op
de gevaren, die daaruit later zullen vooitvloeien. Men had
de productie moeten beperken, desnoods door de voor-waarden minder aantrekkelijk te maken.
Nu dit niet is geschied, heeft De Nederlandsche Bank
in Juli van dit jaar onverwacht ingegrepen en de productie
geheel stopgezet, in afwachting van het rapport.van een inmiddels ingestelde studiecommissie, die onder leiding
stat van Mr. Dr. J. van Bruggen, voorzitter van de
Verzekeringskamer.
De vraag mag worden gesteld, of een zoo drastisch
ingrijpen noodig was en of niet met een minder radicale
maatregel had kunnen worden volstaan. In ieder geval
moet echter worden ‘geconstateerd, dat de Nederlandsche
bouwkassbn, tengevolge van den ongebreidelden groei
sedert 1941 en den daarop gevolgden maatregel, in ernstige
moeilijkheden zijn geraakt.
Hoe zij hier weer uit zullen komen, zal afhangen van
de resultaten waartoe de Commissie Van Bruggen zal
komen en van de wettelijke voorschriften, die. naar aan-
leiding daarvan voor de bouwkasen zullen worden vast-
geseld.
,
Dr. Ir. H.
G.
VAN BEUSEKOM.
HET SOCIALE VRAAGSTUK IN 1890..
Wanneer juiste historische kennis van eeig belang is
voor het heden, moet in onzen tijd, waarin over bestaans-
zekerheid en. sociale zekerheid wordt geschreven, de geest der ,,sociale” vernieuwing, waarover het geslacht van 1890
peinsde, nauwkeurig worden gepeild.
De nieuwe sociale richting in rechtswetenschap en
economie van 1890 wil ‘van de liefdadigheid niet meer
weten. Een hoofdstuk armoede en armenzorg verdwijnt
uit de gangbhre literatuur in deze beide wetenschappen.
Oogluikend, vergoelijkend wordt de ouderwetsche armen-
zorg erkend, waarde wordt er niet aan gehecht.
De vraagstukken van armbestuur in het administratief recht, van armenzorg in de economische wetenschappen
verdwijnen. Zij gaan om zoo te zeggen een eigen leven
leiden. Maar zij vinden dan ook zeifst;ndige beoefening
om in de jaren na den wereldoorlog weer een eigen plaats
te veroveren. Armbestuur en armverzorging hebben het
,,Herzie uzelf” toegepast. Plotseling doen zij mede in
nieuwe gedaanten. Men spreekt nu na den wereldoorlog
van ,,maatschappelijk hulpbetoon” en niet meer van
openbaar armbestuur.
1890 schakelt de liefdadigheid bij de rec’htskundige en
economische structuur der nieuwe samenleving uit. Een
leuze hecht zich aan deze vernieuwing. Het is de bedoeling
,,la lutte pout la vie” te vervangen door ,,l’entente pour
la vie”. Bij deze entente wordt aan armenzorg niet ge-
dacht. De arbeider heeft er minachting voor. Wanneer ,,1890″ een beroep op den Staat doet, denkt
niemand er aan die staatswerkzaamheid te zien als een
plaatsvervanging en aanvulling der liefdadigheid. 1890
denkt die liefdadigheid weg. Nee,m de encyclieken van den
Paus, neem d’e ste’llingen van het eerste Christelijk sociaal
congres van 1891, neem de Nederlandsche Troonrede van
Septerhber 1891, neem ,de redevoeringen der radicale
politici over de mogelijk geachte ‘,,oplossing” van het
sociale vraagstuk, ovér de liefdadigheid zult ge niet
dan zeer terloops gerept vinden.
Laat ons de mannen van 1890 niet miskennen. De
bisschop von Ketteler, de radicale politici, de ,,sociale”
rechtswetenschap, de ,,sociale” economie, wilden het
respect voor den mensch redden; zij wildeft zijn ,,zelf-
standigheid” in de samenleving garandeeren. Toen het
Burgerlijk wetboek voor Duitschland moest worden
gemaakt, critiseerde de oude Von Gierke een bepaald ontwerp met de woorden: ,,het civiel recht zal sociaal
recht zijn, of het zal niet zijn”.
1890 vraagt ‘m de handhaving van een ononderbroken
levensstandaard voot ieder mensch en voor degenen,
die van hem afhankelijk zijn. 1890 studeert dus over
de vraag, door welke rampen die levensstandaard wordt
onderbroken. 1890′ besfudeert de onderbrekingen in de
lijn, welke het leven van den arbeider teekent. Hoe die
onderbrekingen te voorkomen?
Er&vas eens eén merkwaardig voorstel. Terwijl de
politici bezig waren met hun ‘stelsels van sociale ver-zekeringen, deed een ondeskundige in een studenten-
gezelschap dit voorstel: schep in uw land één groote,
alles omvattende werkloosheidsverzekering voor arbeiders
en koor ‘ kleine middenstanders. Is daardoor levens-
zekerhei’d verkregen, dan kunnen alle andere verzekeringen
tegen ziekte, ongeval, ouderdom, invaliditeit, kraam en
kindertal overgelaten worden aan het particuliere ver-
zekeringsbedrijf. Het was niet juist, maar teekenend als
poging ook tegen te vèrgaande staatsbemoeienis. Want
daar’ was 1890 nog bang voor.
1890 vroeg
,
niet meer als de oude liefdadigheid: ,,vrij-
uvaring tegen den ergsten nood”. 1890 vroeg een on-
onderbroken levensstandaard en de sociale economen
hadden de verwachting, dat de ,,lijn”, welke ‘die levens-
standaard voorstelt, in haar geheel langzaam zoude
stijgen.
344
ECONOMISCH-STATISTIScHE BERICHTEN
17 November 1943
1890 vertrouwt, dat het ecomisch systeem van
1890 deze sociale zekerheid en deze stijgende velvaart
mogelijk zal taken, wanneer de staatshulp organisatorisch
ingrijpt, zonder het economisch systeem te wijzigen.
Na een
halve eeuw is .handhaving van dit economisch systeem
onmogelijk gebleken; .00k het welvaartsbegrip zelf is
verbreed en verdiept.
1890 heeft niet de ,,oplossing” van het sociale vraagstuk
gevonden, omdat de Staat geen ,,zekerhejd”
kon
geven,
bij handhaving van het economisch systeem.
C. W. DE VRIES.
BOEKBESPREKINGEN.
,,Deutsche J’Verhstijfe”,
door Prof. Dr. Viktor Pöschl
(Stuttgart 142; Ferdinand Enke Verlag).
Onder ,,Werkstoîfe” verstaat de schrijver de stoffen,
waaruit gebruiksvoorwerpen worden vervaardigd of
samengesteld, of die doêhun stoffelijke eigenschappen
de verrichting van arbeid mogelijk maken of vergemak-
kelij ken.
,,Deutsche Werkstbffe” zijn dan zoodanige stoffen,
die in Duitsc1land en door Duitschen arbeid zijn voort-
gebracht.
Bij de rangschikking van de stoffen is in de eerste plaats
gedacht aan hun oorsprong en verwerking; er is daarbij
echter ook rekening gehouden met de doeleinden, waar-
voor zij zijn bestemd.
Er wordt op deze wijze een duidelijk overzicht gegeven
van de grondstoffen, die in Duitschland gewonnen wor-
den, hun bewerking en de eindproducten, waartoe zij
dienen. .
1
–
let grootste beland ontleent het overzicht echter
daaraan, dat er mede in zijn opgenomen de vele nieuwe
constructiematerialen (,,Kunststoffe”), welke in Duitsch-
land en ook elders in de laatste 20 jaar zulk een groote
vlucht hebben genomen, zooals de kunstvezels, kerami-
sche stoffen, celstofferi, kunstharsen, kunstleer, kunst-
meststofîen e.a. organische stoffen.
Van een aantal van deze materialen is de ontwikkeling
een gevolg van hun bruikbaarheid ter vervanging van
natuurlijke stoffen.
Toch hebben zij veelal daarnaast zich een zelfstandig
terrein van toepassing verworven, ter,vijl een aantal van deze stoffen zijn te beschouwen als geheel nieuwe con-structiematerialen met eigen toepassingsmogelijkheden.
Zeker zullen dus deze stoffen, ook dan, wanneer de natuurlijke stoffen weer algemeen verkrijgbaar zullen
zijn, zich kunnen handhaven op liet terrein, waarvoor
zij in het bijzonder geschikt zijn.
Van al deze stoffen, zoowel de natuurlijke als de kunst-
matige of synthetische, voorzoover zij in Duitschland
voorkomen of vervaardigd worden, wordt in het hier
besproken werk een korte verhandeling gegeven, waarin
herkomst, vervaardiging en toepassing worden beschjven. Wie van één dezer materialen echter een meer diepgaande
kennis behoeft, zal zich daarvoor een speciaal werkmoeten
aanschaffen: Voor een algemeen overzicht en om den
onderlingen samenhang in het licht te steflen, is het
hierboven genoemde werk zeer doelmatig.
Ir. D. de IONGH Wzn.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED
*).
HANDEL EN NIJVERHEID.
–
Advertenties. Advertentievoorschriften ten aanzien van
onroerende goederen. (E.V. No. 5; bl. 91).
Arbeidsaaugelcgenhcden.
Beschikking met betrekking
tot regeling van bonen en arbeidsvoorwaarden in den
landbouw, voorschriften voor den arbeid in fabrieken
tot be- en verwerkiiig van melk, regelingen inzake de
vrijstelling van tewerkstelling elders voor in den land-
bouw, tuinbouw, boschbouw en visscherij werkzame per-sonen, het algemeen toestaan van den 54-urigen arbeids-
tijd, uitkeering van gratificaties in 1943, vaststelling
leerlingtelsels voor het electrotechnisch installhtiebedrijf,
het schoenmakervak, het schildersvak en het kleer-
makersvak, nieuwe gebiedsindeeling der Gewestelijke
Arbeidsbureaux. (E.V. Nos. 2, 3, 5, 6, 7, 8 en 9; blz.
51, 64, 76, 121, •149, 163, 188, 189, 208 en 242).
Handel. Nadere voorschriften met betrekking tot het
vervoer van en den handel in rundvee, de distributie-
regeling voor vlakglas, het aanwijzen van haring als
disributiegoed, den aanvoer .en afzet van garnalen,
handel in vrouwelijk rundvee, jongvee en stieren, het
openstellen der schapenmarkten, den handel in lam-
meren, het vervoer van paarden, den handel in visch,
d’n afzet van rookartikelen in eenheidsverpakking, re-
gistratie van kleinhandelaren in groenten en fiuit. (E.V.
Nos. 2, 3, 4, 6 en 8; blz. 51, 62, 78, 104, 162, 163, 190,
208 en 2f2).
Hout c. d.
Mededeeling inzake het vervoer van on-
geschud eikenhout; koop-, vervoer- en afleveringsverbod
griendhout; voorschriften inzake indeeling, meting en
sorteering van in Nederland geveld hout. (E.V. Nos
6.en 9; blz. 153 en 235).
Industrie. Voorschriften inzake het gebruik,van zink
*or de vervaardiging van huishoudelijke artikelen.
Verbod van het vervaardigen en verhandelen van sier-
aardewerk en -porcelein. Intrekking van de dispensatie
op het’erbod van koopen, enz. van ongebruikte machines.
Voorschriften met betrekking tot de toepassing van non-
ferrometalen voor electrotechnische doeleinden. Be-
,
schikking inzake de vervaardiging van houten rijwiel-
banden. Besluit inzake het gebruik van koper in de
electrotechnische industrie. (E.V. Nos. 3,5, 6, 7 en 9;
blz. 64, 122, 153, 180, 181 en 232).
Kartels. Wijziging van het kartelbesluit. Beschikking
inzake de taak van den Raad van het Bedrijfsleven ten aanzien van kartels. (E.V. No. 7; blz. 178).
Oliën en Vetten.
Verordening inzale productie, vervoer,
handel en verwerkinvan oliën en vetten. Bepalingen
inzake instelling van ‘een margarineheffing. (E.V. Nos.
5 en ; blz. 133 en 207).
Organisatie bedrijfsleven. Instelling van een vakgrdep
bedrijfsreclarne. Als onderdeel van de Floofdgroep verkeer is de Bedrijfsgroep zeevisscherij met verschillende vak- en
ondervakgroepen irgesteld. Mededeeling en richtlijnen in-
zake de verbindingen tusschen de Kamers van Koophandel
en de bedrijfsorganisaties. Mededeeling inzake verticale
verbindingen tusschen bedrijfsorganisaties met betrekking
tot de Algemeene Tereenging voor .Wolhandel en.. Vol-
industrie in Nederland en den Nederlandschen Bond
van Belanghebbenden hij den Handel inOliën, Vetten en
Oliezaden. (BV. Nos. 4, 5, 6 en 8; b]z. 95, 99, 119, 148
en 205).
Papier. Mededeeling inzake den inleveringsplicht voor
papier voor particuliere bedrijven en hen die eenbedrijf
of beroep uitoefenen. Wijziging der fabricagevöorschriften
voor de papier- en papierverwetkende industrie. Verkoop-
en afleveringsverbod voor papierwaren door den groot-
handel. (BV. Nos. 3, 4 en 9; blz. 63, 93 en 235).
Prijsrcgelingen. Nadere voorschriften van den Gemach-
tigde voor de Prijzen met betrekking tot de prijsregeling
voor Duitsche merka,rtikelen, prijzen voor tabaksstelen,
prijsregeling pootaardappelen en diverse zaaizaden, het verhoogen van verzekeringspremiën, prijsregeling voor
winterzaaigranen en tuinbouwzaden, wijziging calculatie-
) Na de laatste publicatie van Overheidsmaatregelen in de
,,E.-S.B.” van 11 Aug. j.l., die afgekondigd zijn in de periode eind
Maart en begin April, geven wij hier alvervolg de belangrijkste
besluiten, ooals deze in de maanden April en. Mei 1943 in het
weekblad Economische Voorlichting” zijn gepubliceerd. Wij hopen
in dezen jaargang deze overzichten te completeeren en voort te
zetten.
17 November 1943
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
345
beschikking textiel, vervQerprijzen voor paardentractie,
prijsregeling voor het in loon bakken van brood, huur-
prijsregeling voor verveningsmachines, prijsbesluit zuivel-
producten, prijsvoorschiften 1943 voo’ knollen van
lelie’s, dahlia’s en gladiolen, wijziging prijsregeling voor
jutezakken, prij zenverordening consumptiepéulvruchten,
contributies voor bedrijfsorganisaties als kostprijsfactor,
regeling der prijzen bij overdracht van godderen door
stilgelegde bedrijvn, wijziging calculatievoorschrift 1942
vischconserven, maximum-prijzen voor katoen- en kunst-
zijde-afvallen, prijsaanduiding voor visch, maximum-
prijzen bij huur van of vervoer met motorrijtuigen,
prijzenbeschikking 1943 voor Turksche rozijnen, admi-
nistratie- en prijsvoorschriften inzake .slooperswerkzaam-.
heden, prijsregeling voor consumptie-ijs, schapenprijzen,
kaasprijzen, makelaarscourtage en agentenprovisie bij
den handel in ruwe tabak, prijsvorschri.ft textielgarens,
maximum-prijzen ‘voor den vlashandel, consumptie-prijzen voor bier, verordening inzake de prijzen voor
houtspaanders, bepalingen inzake de prijzen voor goed-gekeurde zaai-erwten. (E.V. Nos. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9; blz. 42, 46, 47, 51, 63, 72, 77, 91, 3, 153, 162, 178, 179,
181, 182, 188, 190, 207, 212
1
217, 235, 236 en 243).
Steunverleening stilgelegde bedrijven. • Instelling van
een instantie van beroep voor de onderlinge heffings-
regeling. Afkondiging van de 1-leffingsregeling Steun-
verleening No. .1. Goedkeuring der steunregelingen voor
den staalbouw, fabrieken van transportmiddelen te land,
en de grafische industrie. Regeling inzake de stilgelegde
bedrijven en het bedrij fsvergunfiingenbesluit. Goed-
keuring van de steunregeling voor de dakpannenindustrie.
(BV. Nos. 2 en 9; blz. 37, 38, 41-en 232).
Vestigingswet kleinbedrjt. – Beschikkingei inzake vak-
bekwaamheid voor het electrotechnisch installateurs-
bedrijf en handeiskennis voor het drogistrijbedrijf.
Beperking van vestiging, overneming, verplaatsing, enz.,
van bedrijven, die den kleinhandel in ijzerwaren uit-
oefenen. Verlenging -der zgn. spertijdn voor den klein-
handel in uurwerken, het uurwerkmakersbedrijf, klein-
handel in gouden en zilveren werken en het gQud- -en
ij
zilversmidbedrf. (E.V. Nos. 3,5 en 7; blz.
74,
125 en 188
).
LANDJ3OtJSV EN ‘VÔEDSISLVOORZIENING.
Btoenkweekerij. Besluit inzake verstrekking van brand-
stoffen voor bloembollenbedrijven. Mkondiging, van het
Bloemkweekerijbesluit 1943. (E.V. No. 9; blz. 244).
Landbouw. Regeling inzake het beschikbaarsteilen
van linnen voor vlastelers. Mede4eeling ten aanzien van
den wolaanslag en de inlandsche scheerwof 1943. Publi-
catie van een bechikking inzake distributie van landbouw-
gereedschappen. (E.V. Nos. 3, 6, 8 en 9; blz. 77, 163,
207 en 244).
Pluimvee. Regeling inzake vernieuwing van de pluimvee-
stapel op landbouwbedrijven. Beschikking ten aanzin
van de pluimveesteunregeling in de zomermaanden.
(E.V. Nos. en 9; blz. 77 en 244).
Varkens. Afkondiging van de varkensregeling 1943.
(BV. No. 5; blz. 133);
Zaden. Verordening met betrekking tot het verwerken
–
van karwij-, maan- en mosterdzaad. Regeling van den
teelt en inlevering van tuinbouw- en bloemzaden 1943.
Uitvoerheffing voor tuinbouwzaden. Besluit. inzake den
handel in cichoreizaad. (BV. Nos. 4, 5, 6 en 9; blz. 94,
104, 134, 162 en 244).
Zuivel. Besluiten inzake be- en verwerken van melk.
Administratievoorschriften voor zuivelbedrijven. (E.V.
No. 6; blz. 162 en 163).
, GEL»., CRIDIET- EN BAIÇKWEZEN EN BELASTINGEN.
Bankbiljetten. Richtlijien inzake behandeling vn de
ingeleverde bankbiljetten van f 1.000 en f500. (BV.
No. 6; blz. 163).
Bankwezin. Besluit, waarbij chèques vrij van zegel
worden gesteld. (-E.V. No. 4;blz. 97).
Belastingen. Afkondiging van het Schattingsbesluit
Vermogensbelasting 1943. MedQdeeling inzake belasting-
heffing over schijnwinsen, welke ontstaan, doordat ver-
zekeringsuitkeeringen de boekwaarde van te niet gegane
of beschadigde bedrijfsmiddelen overtreffen:. (E.V. No. – 6
en 8; blz. 156 en 217). –
Effectenhandcl. Bepalingen van de Vereeniging voor
den Effectenhandel inzake handel in en -noteering van
effecten, statuten en eischen van toçlating tot de bedrijfs-organisatie, tuchtrecht en verbod tot uitoefening van -den effectenhandel voor anderen dah leden der bedrijfsgroep.
(E.V. Nos. 7 en 9;
–
blz. 184 en 237).
Omzetbelasting. Resoluties ihzake heffing der omzet-
belasting met betrekking tot sigarengrossiers- en -winke-
liers, vergoedingen, welke gqn advocaat voor, secretaris-
werkzaamheden ontvangt, opzetgeiden, vergoeding be-
schikbaarstelling van personeel, van drukkers gevorderd
lettermateriaal, gebruik vaç zelfvervaardigde busseh door
fabrikanten van gecondenseerde melk, en verkoop van consumptie-ijs door venters. (E.V. Nos. 2, 5, 6, 7 en 9;
blz. 52, 135, 164, 191 en 246).
VERVOEI.
– Binnenscheepvaart. Bepalingen inzake vervoers- en
sleeptarieven in de internationale binnencheepvaart.
(E.V. No. 2; blz. 47).
Persgasinstallaties. Beschikking inzake verplichte wij-ziging van persgasinstallaties. (),P.V. No. 9; blz. 240).
ONTVANGEN BOEKEN, BROCHURES
EN STATISTIEKEN.
–
–
–
–
-,
BOEKEN.
Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Neder-
landsch-Indië.
Uitgegeven dor het Koninklijk In-
.stituut voor de taal-, land- en volkenkunde van
Nederlandsch-Indië. Deel 102, eerste en tweede
aflevering. (‘s-Gravenhage943; Martinus Nijhoff).
Ondernemingsvormen,
door.
Mr. W. C. L. van der Grinten
en G. J. Lunenberg. (Alpheii aan den Rijn 1943;
N. Samsom NV.)..
Rijksdienst voor het Nationale Plan.
Voorloopige cata-
logus, aangevuld ,met werken uit de bibliotheek van
het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting
en Stedebouw. (‘s-Gravenhage 1943).
BROCHURES.
– Prae-adpiezen vooj de efficiëncy-dagen
25
en
26
November
1943, uitgegeven door het Nederlandsch Instituut
voor Efficiency. –
PubI. no. 226:
Bedr’ijfseconomische gezichtspunten bij het
vergelijkend bedrijfsonderzock
door Drs. M. Janssen Fzn.
Pubi. fl9. 227:
Vergelijhend bedrijfsonderzoek, gezien
van het standpunt van den bedrijf seconomisch ingenieur
door Ir. B. W. Berenschot.
Publ. no. 228: Efficiênte keuze van werktijden bij ver- –
,1
schuivend dagseizoen
door G. Stuvel, ec. drs.
–
STATISTIEKEN.
–
Statistiek der Rijksfinanciën
1942, uitgeg. door het Centraal
Bureau voor de Statistiek. (‘s-Gravenhage 1943; –
– Drukkerij Albani C.V.).
Statistiek voor het Kruideniersbedrijf.
1941/192. (‘s-Gra-
venhage 1943; Uitgave van het Economisch In-
stituut -voor den Middenstand).
Een verheugend verschijnse), dat uit dit nieuwe deeltje
in de reeks van het Economisch Instituut voor den Mid-
denstand kan worden geconstateerd, is de stijging van
het aantal ondernemingen, dat aan het onderzoek mede-
werking verleent. Werden over de periode 1940/41 opgaven
verstrekt over 123 gevallen; over het tijdvak 1941/42
346
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
vi
November 1943
is dit gestegen tot 158. De toeneming van het aantal
van
de
•
netto-winst
wordt afgetrokken,
van
2,4 over
deelnemers is voornam&lijk gekomen uit
‘
den kring der
1940/41 tot 0,9 in 1941/42 trugge1oopen.
ondernemingen met hooger omzetten
(van f 30.000,-
Verder
bevat
het
boekje
de
gebruikelijke
analyses
f 35.000 en hooger).
Opgemerkt wordt dan ook,
dat
yan het exploitatiebeeld, in het bijzonder der bedrijfs-
om de cijfers een meer representatief karakter te geven,
kosten.
de deelneming van den detailhandel op het platteland
nog zal moeten.groeien. Desoiiianks zijn ook dee cijfers
Das schve
.
zerische Bankwesen ras Jahre
1942. Mitteilungen
weer een bijdrage tot exacter vastlegg
t
ing van de detail-
der volkswirtschaftlichen und statistischen Abteilung
handelsvraagstukken.
.»
der schweizerischen Nationalbank. 25
Heft. (Zürich
Het blijkt,
uit
een
vergelijking
der resultatén
over
1943;
Oreli
Fûssli
Verlag).
1941f’42,
met het daaraan voorafgaande boekjaar, dat
iECTIFICATIE.
–
de resultaten voor het kruideniersbedrijf er niet beter op
De werkzaamheden der Organisatie-Commissie.
(Commissie
zijn
geworden,
ondanks
en
verhoogden
gemiddeldn voor den opbouw van een
zelfstandige
organisatie
ter
omzet. In procenten van den omzet is het economisch optwikkeling van het bedrijfsleven), door Dr. J. C. C.
resultaat,
waarbij
een
gewaardeerd
ondernemersloon,
Rupp. (Alphen a/d Rijn 1943; N. Samsom N.V.):
MAANDCIJFERS.
•
–
INDEXCIJFERS VAN NEDERLANDSCIIE AANDEELEN (Centraal Bureau voor do Statltlek).
(Men zie voor de wijze van berekening der indexcijfers het Maandschrift van het C.B.S. van Maart 1925, 11z. 855 e.v. en
30 April 1937, blz. 605 e.v, De lijst der fondsen, uit welker noteering de indexcijfers worden berekend, ligt ter inzage op
het Centraal Bureau voor de Statistiek).
De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven het aantal fondsen aan, waaruit het indexcijfer is berekend.
•
1930.
100
..n’
u.-
‘
£
in-
-.
.
.a
.ø
o’v
E.
n
v
4
L
.
Z
Q
ril
(29)
(22) (51) (6) (6)
(t)
(5)
(5)
(7) (4) (5)
(29)
(100) (15)
100 100
100
100
100
100
100
100
100 100 100
100
100
100
1931
72 16
74
86 55 57
51
68
51
68 65 66
70
59
1932
44
55 49 64 80
87
82 86
29
89 46
41
46
39
1983
51
59 54 72 26
44
84 85
45
38
59
49 52
36
1934
50
66 57
68
21
42
–
84′
28 78
41
69 58
65
34
1930
……..
1935
46
67
55 75
21
47
38
84
80
48
65
6
55
37
1986
52 76
64
80
88 79
44 42
109
’70
73 79
66
62
1987
85
108
95′
108
118 108 70
64
209
92 107
120
,
104
76
1988 84
105
93 99
98
90
57
56
145
81
94
98
98
54
1939
86
100
92
80
94 79
45
63
1182
’53
84
86
90
56
1941′)
140 154
146
91
189
72 74 75
192
75.,,
101
110 129
–
164 174
168
102
131
81
93
50
122
48 72
71
132
–
1942
…….
•
Jan.
1942 160.4 174.5
166.4
108.6
127.2
65.8,
89.5 53.7
127.1
49.0
78.7
76.2
181.6
-.
Febr.
,,
167.5
170.5
168.1
107.1
118.5
60.9
85.4 46.2
101.5
41.4
70.8
63.1
125.6
–
Maart ,,
154.4 168.5
160.5 104.9
112.7 62.8
84.2 43.9
106.1
41.8
61.8 62.8
128.1
–
April
,,
167.1
176.9
171.4
107.9
133.2
79.0
98.5
60.5
126.8
49.7′
78.7 73.6 184.6
–
Mei
,,
159.0 169.3
163.4
101.4
133.3
79.5 90.8
48.0
122.6
47.8
‘72.0,
70.7
-128.8
–
Juni
,,
164.6
175.5
169.3
99.5
188.9.
88.4
94.4
51.4
180.6
50.6
75.2
75.1
183.4
–
•
Juli
,,
167.6 178.5
172.3
99.9
136.0
90.6 95.8 49.6
125.2
47.7
71.7
71.7
184.1
–
Aug.
,,
176.6
187.8
181.5
102.1
146.5 103.0 103.8
52.5
181.8
51.4 73.5
75.8
141.4
–
Sept.
,,
170.8
178.0 178.9 98.6 136.0 88.7 95.9
52.3
130.8
52.1
75.4
75.9
186.0
–
Oct.
1
,
58.7
161.7
160.0
95.5
126.9
80.9
89.2 47.8
118.0
46.6
69.6
68.7 125.3
–
Nov.
,,
163.2
166.1
164.5
98.1
128.9
95.1
94.8
51.8
128.1
47.6 70.5
70.8
128.8
–
Dec.
,,
170.9 177.7 173.9
103.0
182.9
-s)
99.8
_._.5)
._5).
__5)
_5)
__5)
135.9
–
Jan. 1943
195.6
202.4
198.4 198.2
_5)
104.2
•
._5)
_5)
_5)
.__5)
._5)
141.3
–
Febr.
,,
196.4
203.5 199.8 100.3
_5)
-s
)
115.5
__5)
_5)
151.4
–
Maart
,,
196.6
205.7 200.5
101.1
_5)
_5)
115.3
-)
150.4
–
April
198.6
208.0
202.7
102.3
_5)
–
118.0
_5)
_5)
_5) _5)
__5)
151.8
Mei
‘
199.8
208.7
203.6 103.6
-5)
_5)
118.8 124.3
152.5
–
Juni
,,
199.2 208.8 203.3
103.7
132.7
97.3
118.9
56.9
126.7
50.1
72.0
74.8
152.4
Juli
198.3
208.2 202.6 103.2
132.7
97.3
117.7
57.0
126.3
49.7
_5)
74.7
151.9
–
Aug.
197.6
258.0
202.1
103.4
132.7 97.3 117.5
57.0
126.3
49.8
_5)
74.7
151.7
Sept.
.
198.8 208.0
‘202.8
103.6
132.7
97.3
118.5
57.0
126.3
49.6
_5)
74.7
152.1
–
Oct,
199.0
208.0
202.8 103.5 132.7
97.3 118.6
57.0,
126.3
49.6
_5)
74.7
152.1
–
Fondsen, die zoowel
internationaal
verhandelbaar zijn, als geacht kunnen worden sterk den invloed van den
.-buitenlandschen conjunctureelen toestand te ondervinden.
–
Hieronder is ook het petroleumaandeel uit de voorafgaande kolom opgenomen.
Hieronder zijn begrepen de aandeelen uit de 4 voorafgaande kolommen.
Aandeelen
van Nederlandsche en Nederlandsch-Indische ondernemingen, waarQnder 3 fondsen, die niet in de
voorafgaande kolommen zijn opgenomen.
Daar over de maanden Mei t.e.m. Augustus 1940 geen indexcijfers werden berekend,
is
het niet ipogelijk een
gemiddelde voor 1940 te geven.
Niet bekend, weinig of geen noteering.
•
17 Novembei 1943
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
•
347
.
,
.
STATISTIEKEN.
STAND VAN
‘s
RIJKS
KAS.
v
o r d e r
i
it
g e
I
1
30 Sept.
1943
7 Oct. 1943
15
,
Oct. 1943
1
23 Oct. 1943
1
30 Oct. 1943
6 Nov. 1943
in guldens
in guldens
in
guldens
in guldens
in gutdens
in guldens
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederlangsche Bank
11.187.323,01
1.35.782,26
6.I37.279,81
6.001.477;6
–
13.262.86Q,26
Saldo l. d. Bank voor Ned.
Gemeenten
.
.
294.407,50
Q45.1/8,
271.316,29 959.927,30
,
62.940,7.
266.293,33
Voorschotten op uItimo Aug/
•
Sept.’43 a. d. gem. verstrekt
op aan haar ut te keeren
.
hoofdsom
der
pers.
bel.,
.
aand. in de hoofdsom der
grondbel. en der gemfonds- bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op de vermo-
.
gensbelasting
……….
22.695.501,88
22.695.501,88 6.367.365,09
16.367.365,09
16.367.365,09
46.367.365,09
Voorschotten aan Ned.-Indi6′)
294.862.284,20
308.884.690,70 321.184.490,20
321.784.490,20 322.041.854,10 323.374.058,60
Idem
voor
Suriname’)
. . . .
8.506.022,58
8.531.022,58 8.531 .02258 8.531.022,58 8.531.022,58 8.551.022.58
Idem voor Curaçao
1)
87.986,55 87.986,55 87.986,55 87.986,55
.
.87.986,55
87.986,55
…
Kasvord.
wegens
credietver-
strekking a. h.
buitenland
16.012.028,- 16.012.028,-
16.012.028,- 16.012.028,- 16.012.028,-
16.012.028,-
Daggeldieeningen tegen onder-
–
–
–
–
–
–
Saldo der postrek. van Rijks-
pand……………………
comptabelcn
………….
494.862.224,07 233.227.939,93 245.281.343,78 241.169.236,54 233.555.693,94 240.432.798,44
Vordering op het Alg. Burg.
–
Pensioenfonds ‘)
–
.
–
1
302.598,12
314.772,91 285.168,70
–
Vordering op andere Staats-
hedr. en instellingen ‘)
158.1471716,13
164.243.315,41
t
164.630.177,67 167.949.708,80
174.788.434,52
178.965.367,12
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi verstrekt,
–
–
,
–
–
2.884.’33,34
–
Voorschot door De Ned. Bank
in reken.-cout. verstrekt
Schuld aan de Bank voor Ned.
Gemeenten
–
–
—
–
–
–
Schatkistbiljetten in omloop.
47:766.000,-
7.256.000,- 6.966.000,-
6.826.000,-
6.806.000,-
6.756.000,-
Schatkistpromessen in omloop
2.666.000.000,-1).
2.797.900.000,-‘)
2:803.400.000,-‘)
2.795.600.000,-‘)
2.808.800.000,-‘)
2.886.000.000,-t)
Daggeldleeningen
–
–
–
–
–
–
Zilverbons in omloop
213.281.548,-
213.308.429,50
212.954.337,-
212.159.357,-
214.359.338,-
.
245.268.594,50
Schuld op uit. Aug/Sept. 1943
–
aan de gem. wegens a. h. uit
te
Iteeren
hoofds.
d.
pers.
bel., aand.
t.
d. hoofds
d.
–
grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
•.
de vermogensbelasting
.
–
–
–
–
,-
–
–
Schuld
aan
let
Alg.
Burg.
‘
–
–
–
.
1.496.302,34
Id.
aan
het
Staatsbedt.
der
.
.
Pensioenfonds’) …………….63.667,96′
428.654,18
.567.978.893,87
589.478.971,42
582.190.525,67
596.048068,44
Id. aan andere Staatsbedrij-
P.
T. en
T. ‘)
………..505.57
1
.4
83
,0
2
‘
564.974.620,63
1.651.703,66
ven’)
…………………
17
4.651.703,66
1.602.253,90
1.602.253,90
1.609.105,41
1.609.190,04
Id. aan div. instellingen
1)
.
146.153.4,31
146.153.174,31 460.150.174,31
165.150.174,31
165.150.174,31
165.150.174,31
)
In
rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist.
‘)
Nihil.
‘)
Nihil:
‘)
Nihil.
‘)
Nihil.
‘)
Nihil.
‘)
Nihil.
DE NEDERLA1DSCHE BANK.
–
(.EZAMENLIJKE STAEN VAN’DE NATIONALE
BANK VAN
(Voornaamste posten In duizenden guldens)
BELOII EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in miii. Francs)
Binnenl. wissels
Munt,
open marktpapier,I muntmate-
beleeningen, voor-I
Totaal
,Totaal
Data
opeischb.
i
1
1
.
,
1
‘
I.
°”
s-
‘sE
‘.
t
ow
B
I0
riaat en
schotten a/h. Rijk!
acliva
schulden
dèviezen’)
en diverse
1
.
n
,
i
1
w..
1
,
l
a
._)
1Vo
i,.
1
..
,
_______
_
rekeningen’)
1
‘
.5
15Nov. ’43
3.930.009
[47.169
1
4.149.300
4.087.929
’43
1
4.098.779
3.987.570
P
1
0
0
‘.n
1P4
8
,,
3.882.926
143.719
1
,,
’43
3.842.754
156.802
1
4.071.792
3.246.891
‘
l’n
1 c$
1
1
1
1
con
1
25
Oct.
’43
3.824.359
142.913
4.040.910
3.929.918
21 Oct.
‘431 73.329
1
578 119.090
2.114
1
80.846,1 6.887
1
6.868
18
,,
’43
3.785.783
142.053
1
4.000.167
4.889.182
14
,,
‘431 72.557
1
–
581 119.025
2.090
t
81.130
1
6.834
1
5.479
11
,,
’43
3.745.167
142.252
,”j
3.959.932
3.848.859 3.819.886
7
,,
’43! 71.898
1
614
19.117
2.038
1
81.126
6.784
1
4.947
30 Sept. ‘431 71.254
1
582
1.950
80.662
6.608
1
/i.538
4
,,
)43
3.712.074
146.725
1
3.930.866
6Mei
’40
1.173.319
248.256
1
1.475.306
1.424.016
118.835
1
16
,,
‘431 70.421
1
580 148.931
2.165
1
80.004
6.448
1
4.832 8 Mei
’40! 23.606
1
5.394
1
695
1.480
1
29.806
t
-.
1
909
l3ankbitjet-
Satdi
Bankas4g-
–
Schatkist-
natls’n en
Saldo Rijk
papier
‘
DUITSCHE RIJI{SBANK.
echt str.
Data
tea in om-
sn
diverse
R/C
(D/C)
r
c
,
ndel
.
toop
R/C
(in
miii.
R.M:)
rekeningen
gebracht
Gou
d
II
Renten
Anderewissets,
i3elee-
15340v. ‘433.239.518
8:50
.
42.505
C.
131.890
‘
–
Ddta
en
t
bank-
cheques en
1
deviezen
1
scheine
schatkistpapier
•ninoen
8
,,
’43
3.218.076
769.449
42.341
C.
98.340
–
4
,,
’43
3.204.593
755.989
42.298
C.
88.341
–
________ _______ ______ –
_____________
6
Nov.
1943
77,2
1
475,5
36.310,4
1
13,0
25 Oct.
’43
3.155.806
774.086
42.132
C.
98.357
.
–
30
Oct.
1943
77,4
1
457,3
36.116,6′
1
•
16,9
18
’43
3.133.653
755.470
43.141
G.
104.741
–
23
,,
1943
777,
1
468,4
35.274,6
1
14,7
,,
11
,,
’43
3.148.488
730.345
42.105
C. 401.577,
–
15
,,
1943
77,5
t
444,8
34.858,5
1
19,7
23 Aug.
1939
77,0
27,2
8.140,0
t
22,2
1
4
,,
’43!
3.098.832, 721.025
42.084
C.
97.820
–
1
6 Mei
‘401
1.458.610
255.174
10.230
C.
22.962
–
____________
Data
Effec-
1
Diverse
Circa-
1
.t-lekg.-
1
Diverse
1
e
t
Cr1.
1
1)
Igevolge de verordening 581143 (d.d. 26 Juni) zijn d
posten
tea
Activa
lati
Passiva
6 Nov. ’43
1
0,6
1
1.47,2
1
30.843,’
1
5,575,7
1.052,2
,,Correspondenten in het buitenland” en ,,Buitenlandsche betaal-
30 Oct.
’43
0,6
1
2.089,4
1
30.921,9
1
5.967,5
1
1.055,2
middelen
(cxci.
pasmunt)”,
voorheen
begrepen
i
de
,,Diverse
23
,,
’43
0,6
t
1.459,0
1
29.769,6
t
5.713,9
t
9737 rekeningen”,
vanaf
5
Juli
opgenomen
onder
de
buitenlandsche
15
,,
’43
0,6
t
1.875,4
t
30.418,4
1
5.299,2
1.014,7
portefeuille in onzen s
–
taat samengevat
als ,,deviezen”.
23 Aug. ’39
982,6
1
6.380,51
8.709,8
1
1.195,4
1
64,2
1
M
.
17 NOVEMBER 1943
Alfabetische Index Overheidmaatrege1en op economisch gebied
(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1942 het Jaarregistcr 1942, laatste bladzijde)
Blz
Blz
BIz.
Aangifte
vaii
waarden
…………..
110
Industrie 12, 25, 26,
40,
54,
69,
110,
124,
Tabak
………………………..
124
Advertenties
………………..
69,
3
1
14
1
195,
258, 344
Textiel
……………………..
69,
173
Arbeidsaaken
……
25, 158, 195,
258, 344
Kartels
……………………
159, 344
Tuinbouw
………………..
110,
124
Bankbiljetten
……………….
258, 345
Landbouw
‘.
.
26, 40, 83,
110,
124,
159,
173, Vee
……..
26,
110,
124,
159, 258,
345
Bankwezen
……………………
345
345
Vennootschapsbelasting
…………
54
Bedrijven
……………………..
258
Lafldstafl’d
…………………….
110
Verbeurdverklaarde voorwerpen
……
26
Belastingzaken
…………….
12, 345
Logiesgelegenheid
…………..
124, 173
Vervoer
…………….
83,
110,
173,
345
Betalingsverkeer in. Is. buitenland
12
Loonbelasting
………………..
54
Verzekering
………………..
83, 110
Binnenvaart
…………..
110,
124,
345
Losdagei
………………………
54
Vestigingswet Jileinbedrijf
……….
345
lllauwmaanzaadkaf
…………….
54
Motorbtudstof
..
………………..
54
VisSCl]erij
…………………..
124,
159
Bloemkweekerii
………………….
s
Oliön
………………………
40, 344
Vleesch
………………………
124
Boekhouding
………………….
158
Omzetbelasting
……….
12,
54,
124
345
Voedselvoorziening
……
26,
159,
173,
258
Bouwnijverheid
………………..
69
Oncierneiningabelasting
…………..
159
Voorraden
………………………
258
Buitenlandsche handel, 25, 82,
110,
124,
158
Organisatie bedrijfsleven..
12,
25,
172,
195,
Vordering
……………
.
……..
26
Chemische
producten
…………..
25
344
Waardepapieren
………………
124
CoÖ
eratie
12
Pacht
……………………
110,
258
Zaden
…………….
26,
110,
173,
345
Economishe rechtspraak
25
‘
IJiiee
344
Zuivel
12
110
124
tal
35
Effecten
………………….
124,
315
40
121
173
345
Lacuatie
158
Prijaregelingen 12, 26, 40,
5,
83,’
110,’
124,
……………………
Iru,t
…………………………
110
Rijnvaart
……………………..
195,
258,
344
110
Groenten
……………………..
110
Schapen
……………………..
110
Grond
……………………….
39
Sierteelt
……………………
12.,
83
–
Handel
..
12 25, 39, 82,
110,
12,,
195, 258,
Sleepvaart
………………..
110,
124
344
Spertijden
……………………
26
Hotels,
enz…………………….
39
Steunverleening stilgelegde bedrijven 26, 40,
Hout
e.d.
…………….
……….
344
195,
345
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
Onze speciale afdeeling: drukwerk voor
contr:ôle
en
‘administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accçiraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenhèid van werk-
wijze en ;apaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300
Onze terzake-kundige staf is te allen tijde voor gratis
(3 lijnen)
advies te Uwer beschikking.
Overzicht van de ontwikkeling der
handelspohtÎek van • het Koninkrijk
der Nederlanden van 1923 t/m. 1938
(Samengesteld door een groep mede.
‘erkers van het N. E. 1., onder leiding van
Prof. Mr. P. Leftinck) ,
28ste publicatie van het Nederl. Econom. Instituut
Prijs f 2.10*
(Prijs voor donateurs en leden .’an het N. E. 1.
f 1.50, bestellen bj het N. E. 1.).
Verkrijgbaar in den boekhandel
UITGAVE:
DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
De Scheepsbouwnijverheid in Nederland
door Ir. J. W. Bonebakker
Publicatie no. 16 van het ‘Nederlandsch Economisch Instituut
Prijs
f 1.55*.
Donateurs en leden
f
1.10; bestellen bij het N. E. 1.
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave van De Erven F. Bohn P1.V. – Haarlem
Een Analyse van de
Arbe.idsprod uctt-
viteit in Nederland
door
Dr. Ir. F. J. C. YAH DER SCHALk
24ste Publicatie van het
Nederlandsch Econé-
misch
Instituut
PRIJS f 2.60*
(Prijs voor donateurs en
leden van het N.E.i .f 1.85;
bestellen bij het N. E. Q.
Verkrijgbaar in den ‘Boekhandel
Uitgave: De Erven
F. 00Hfl N.V.- Haarlem
Hypotheekbanken
en Woningmarkt in
Nederland
door
Ch. GLASZ,
•
15de publlcatievan
het Nederlondsch
Econom. Instituut
Prijs f
1.55*
(Prijs voor donateurs’en
leden van het N.E.I. fl.10)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave:
De Erven F. Bohu N.Y.. – Haailem
/
Verantwoordelijk voor het red. gedeelte: Dis., M. F. J. Cool te Rotterdam; voor de advertenties: H. A. M. Roelants te
– Schiedam. Drukker en Uitgever: H. A. M. Roelants te Schiedam. Verschijnt wekelijks. Abonnementsprijs f 20.85 per jaar.
Prijs per nummer 50 ct. P 1299/1. K 2193,