23 OCTOBER 1940
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomisch~Státistische
Berichten
ALG EMEEN WEEKBtAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
25E JAARGANG
WOENSDAG 23 OCTOBER 1940
No. 1292
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. G. Koopmans; P. Lie ftinch; N. J. Polak; J. Tinbergen
en F. de Vries.
Secretaris van de Redactie: M. F. J. Gooi.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg’ 122, Rotterdanz-W
A angeteekende stukken: Bijkantoor R uigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Abonnementsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk
is opgenomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,
f,anco p. p. in Nederland f 20,— per jaar. Buitenland en
holoniën f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad gratis en genieten een reductie op
de verdere publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan
de Redactie.
Advertenties voorpagina
f
0,50 per regel. Andere pagina’s
/ 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.
Administratie van advertenties: Nijgh en van Ditmar N. V.,
Uitgevers, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Post-
chèque- en girorekening Nr. 145192. Adres te Rotterdam:
Erasmushuis, Tel. Nr. 3166.
INIHOUD:
Blz.
Pachtopdrijvingsbesluit
1940 door
Jhr. Mr. C. M. 0.
van iVispen tot Sevenaer ……………………642
De Federal Revenue Act
1940
door
Mr. Dr. F. E.
Schmey …………………………………644
I)e Rijksmiddelen over September
1940 ……….(347
A a n
t
e e k e n i n g e n.
Overheidsmaatregelen op economisch gebied . . ..
648
Ontvangen boeken, brochures en
s t a t i s t i e k e n ……………………….
650
M a a n dcij fe rs.
Overzicht van den stand van de Rijksmiddelen ..
651
S
t a t i s t i e k e n.
Bankdisconto’s – Geld- en Wisselkoersen – Bank-
staten …….. . …………………….
651-652
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Op de
geidmarkt
blijft de vraag practisch beperkt tot
het zeer kortloopende materiaal, hetgeen, naar wij in onze
vorige overzichten reeds hebben aangeduid, volkomen in
overeenstemming is met de ervaringen in vorige jaren
omstreeks dezen tijd opgedaan. De komende 1-November-
termijn doet de geidgevers een groote reserve in acht
nemen ten aanzien van langere uitzettingen. Deze om-
standigheid is er ook de oorzaak van, dat het ,,overheve-
len” van het omvangrijke per begin van deze maand
door de schatkist bij de çentrale bank ondergebrachte
schatkistpapier, dat anders ongetwijfeld zou hebben
plaats gehad, nu nog achterwege bleef. De banken be-
waren een ruime liquiditeit en pas nadat de komende
ultimo goed en wel achter den rug is, mag men een ont-
spanning op de geidmarkt verwachten, gepaard gaande met
vraag ook voor de langere termijnen. Trouwens, wanneer men in aanmerking neemt, dat het bedrag aan bankpapier
in omloop in de laatste maanden vrij belangrijk is toege-
nomen, dan moet geconstateerd worden, dat de omvang
van de schatkistfinanciering bij de centrale bank nog zeer
aan den bescheiden kant is. In feite is de stijging van den
bankpapieromloop sedert 10 Mei even hoog als het door de
schatkist opgevraagde,destijds bij De Nederlandsche Bank
aanwezige, creditsaldo, gevogd bij het bij de centrale
bank opgenomen crediet. Die twee groepen mutaties
dekken elkaar vrijwel. En voor het overige heeft de markt
zich derhalve geheel bedropen.
De
kapitaalmarkt
heeft geen noemenswaarde wijziging
in tendens vertoond. In het Verordeningenbiad is thans
aan den Secretaris-Generaal van Financiën de bevoegd-
heid verleend om over te gaan tot consolidatie van vlotten-
de schuld op een tijdstip en onder voorwaarden, door hem te bepalen. Men zal deze verordening moeten zien als een
door de huidige buitengewone staatsrechtelijke verhou-
dingen vereischte formaliteit, die er nog geenszins op hoeft te wijzen, dat men in feite binnen korten tijd op
omvangrijke schaal tot consolidatie wenscht over te gaan.
Weliswaar is de vlottende schuld thans tot recordhoogte
gestegen, maar de situatie op de geldmarkt is – zulks
in afwijking van de verhoudingen, die in het verleden
véôr een consolidatie-operatie vaak war&n waar te nemen
– ook van dien aard, dat een omvangrijke vlottende-
schuld-financiering volkomen verantwoord is. De be-
stemming, die een belangrijk deel van de middelen, door
de overheid uitgegeven, tenslotte heeft gekregen, heeft,
als het ware, vanzelf den weg gewezen tot de financierings-
methode. Die middelen immers zijn via de stérk gestegen
liquiditeit van het bedrijfsleven in de geldmarktsfeer
te land gekomen, en niets was dus logischer dan dat cle
schatkist die middelen daar onmiddellijk weer opving,
zoodat aldus een sluitende financierings-cirkelgang werd
verkregen. Het zou een miskenning van deze situatie zijn,
wanneer men op overwegingen, diQ vroeger konden
gelden, onder geheel andere verhoudingen tot consoliçlatie
op een te vroeg tijdstip of in een te snel tempo overging.
Het feit, dat een deel der overheidsuitgaven, welke ge-
financierd moeten worden, weliswaar latente, maar toch
voor geruimen tijd volkomen geïmmobiliseerde, koop-
kraëht schept, blijft zoowel terzake van de monetaire
consequenties als met betrekking tot den vorm der ge-
wenschte financiering van overheerschende beteekenis.
642
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 October 1940
PACHTOPDRIJVINGSBESLUIT 1940,
Op 12 Augustus 1940 hebben de Secretarissen-Generaal
van de Departementen van Landbouw en Visscherij en
Justitie, ter voorkoming van pachtprijsopdrijving, boven-
staand Besluit afgekondigd. Reeds eerder was bij Konink-
lijke Boodschap van 26 April I1 ingediend het Ontwerp:
,,Bepa]ingen ten aanzien van de pacht, in het bijzonder
tot voorkoming van het opdrijven van pachtprijzen in
de tegenwoordige buitengewone omstandigheden”. Beider
strekking is duidelijk: het opdrijven van pachten moet
worden voorkomen.
Menig grondeigenaar zal huiverig staan tegenover de
practische gevolgen van voormeld Besluit. liet bevriezen
der pachtprijzen – en daarop komt het Besluit toch tot
0
1
)
zekere hoogte neer – zal hem, die fiscaal toch al niet in een
bevoorrechte positie verkeert, weinig welkom zijn. lIet
ligt dus voor de hand, dat hij naar de gronden van voor-meld Ontwerp en Besluit vraagt. Nu moet men dadelijk
voorop stellen, dat bij het Besluit geen motiveering, geen
toelichting is gevoegd, zoodat men naar de motieven,
voor zoover zij niet reeds ten aanzien van het Ontwerp
werden medegedeeld, moet gissen. Dit laatste
zal
men in alle geval hebben te doen ten aanzien van de wijzigingen,
die het Ontwerp onderging, tenzij natuurlijk uit het ver-
band der bepalingen een en ander kan worden verklaard.
Zooals men weet, heeft de Pachtwet van 31 Mei ’37
reeds een matigenden invloed uitgeoefend op de pachtprij-
zen, doordat zij nl. de Pachtkamer de bevoegdheid heeft
gegeven alle pachtcontracten te toetsen op hun buiten-
sporigheid, althans op de vraag, ,,of de pachtprijs zoodanig
is vastgesteld, dat hij den pachter, ook bij bijzondere be-
kwaamheid en ijver, de mogelijkheid van een redelijk
bestaan uit de opbrengst van het gepachte goed zal laten”).
Dit neemt intusschen niet weg, dat een toestand is ont-
staan, zooals de Memorie van Toelichting op het Ontwerp
die schetst: ,,Thans spannen tal van factoren samen om
den pachtprijs op te schroeven tot een peil, hetwelkwellicht
in een redelijke verhouding staat tot de voor het land
geboden koopprijzen, maar geenszins tot de opbrengst-
mogelijkheid van het boerenbedrijf”.
Als een van die factoren noemde de Regeering, naast de
vlucht van het beleggingskapitaal in den grond, den mobili-
satie-toestand. ,,Evenmin”, zoo gaat de Toelichting voort
,,als op ander gebied – men denke aan de Prijsopdrijvings-
en llamsterwet 1939 – mag de Regeering ten aanzien
van de pacht aan dezen factor vrij spel laten. Dit klemt
te meer, nu de pachtprijzen reeds zonder invloed van
dien factor de grens van het toelaatbare hebben bereikt,
zoo niet overschreden. En dat, hoewel het landbouw
–
bedrijf slechts met moeite en dan nog dank zi.j den steun
van een heel stelsel van overheidsmaatregelen het hoofd
boven water heeft weten te houden”.
Is dit standpunt tegenover den afzonderlijken verpachter
welgerechtvaardigd? Wij willen trachten op die vraag het
antwoord te geven door in het kort de positie van den
eigenaar-verpachfer te bezien. Wat is het voorwerp der
pachtovereenkomst? Dit is het nuttig gebruik van den
bodem oftewel de gebruikswaarde van een bepaald stuk grond. Dit brengt mede, dat er evenredigheid behoort te
zijn tusschen pachtsom en opbrengstmogelijkheid. Wet en
rechtspraak erkennen dien samenhang op velerlei wijze.
Huurder is in het algemeen gesproken niet verplicht
tot prestatie zijnerzijds, dus tot betaling, indien buiten zijn
schuld, en afgezien van het contractueele bedrijfsrisico,
de contra-prestatie voor hem komt te vervallen. Toe-
passingen van dit beginsel vindt men in de artt. 1589 en
1628 B.W., en in de wijze, waarop de rechtspraak deze
artikelen, vooral art. 1589 B.W., uitlegt, komt dit beginsel
eveneens tot uitdrukking.
1)
Vgl. art. 7 Pachtwet. Bij art. 60 Pw. heeft het Pacht-
bureau de bevoegdheid pachtovereenkomsten goed te
keuren, niet te vernietigen.
De geheel eigen plaats van den verpachter als kapitaal-
verstrekker komt mede tot gelding ir het juridisch ver-
schil, dat bestaat tusschen den verpimhter eenerzijds
en hem, die geld gaf aan het boerenbedrijf, al of niet gedekt
door hypotheek, anderzijds. De grondeigenaar verstrekt
rechtstreeks kapitaalgoederen als landbouwcrediet; het
geld daarentegen, dat de hypotheeknemer verschafte, was
weliswaar in den regel bestemd om aan het verpachte
dienstbaar te worden gemaakt, de wij ze van aanwending ligt
hier evenwel buiten den aard van het contract als zoodanig.
Economisch is het in wezen niet anders. Verpachting is een bijzondere vorm van kapitaalverschaffing. l)oor-
dat immers de grondeigenaar den bodem verschaft, is er
een direct verband tusschen de opbrengstmogelijkheid
van het bedrijf en liet – door hem verleende – crediet.
De slechte kansen van liet landbouwbedrijf ziet cle eigenaar
uitgedrukt in verminderde pachtwaarde en daarmede
gepaard gaande verminderde pachtsom – b.v. het geval,
dat achteraf door bijzondere omstandigheden de ver-wachte pachtwaarde niet wordt verwezenlijkt – doch,
tenzij in geval van verwaarloozing, nooit in een teniet-
gaan van het kapitaal.
Indien derhalve, aldus onze conclusie, tengevolge van bij-
zondere overheidsmaatregelen een fictieve pachtwaarde
wordt geschapen, dan kan het niet onredelijk schijnen,
dat de overheid, om te voorkomen, dat zij verder in cle
richting wordt gedreven van subsidieering van liet land-
bouwbedrijf, maatregelen treft ter voorkoming van pacht-
prijsopdrijving. De eigenaar, die aldus de opbrengst-
waarde van hetverpachte beperkt ziet, weet daartegenover,
dat zijn kapitaal intact blijft.
Natuurlijk ligt het probleem wel eenigszins anders,
indien het algemeene prijsniveau zich in stijgende richting
zou gaan bewegen. In dit geval dient wijziging, i.c. ver-
hooging, van de pachtprijzen wèl mogelijk te zijn. Op dit
punt vertoont het Besluit twee belangrijke verschillen met
het Ontwerp. Allereerst dit: het Besluit kent niet, gelijk het
Ontwerp, terugwerkende kracht. Pachtovereenkomsten
gesloten vÔôr 10 Augustusjl. —datum van de inwerking-
treding van de verordening – blijven, hoezeer zij liet
peil van 1 September 1939 overschrijden, gehandhaafd. Een
ander onderscheid ligt in de mogelijkheid van afwijking.
Art. 2 gaat
2),
gelijk het Ontwerp, er van uit, dat de
prijzen moeten gestabiliseerd worden op het peil van 1
September 1939. Wijziging is echter volgens het Besluit
slechts in bijzondere gevallen mogelijk.. Art. 2, 2e lid
luidt nI.: ,,Het voorgaande geldt niet, indien in een
bijzonder geval de Secretaris-Generaal van Landbouw
en Visscherij, in overeënstemming met het bevoegde Pacht-
bureau, een verklaring heeft afgegeven, dat bij hem tegen
verhooging geen bezwaar bestaat”.
Art. 9 van het Ontwerp gaf daarentegen de olgende
veel algemeener regeling:
,,Onze Minister, het bestuur van Den Nederlandschen Pachtraad gehoord, is bevoegd te bepalen, dat de pacht-
prijs, welke op 1 September ’39gold of geacht wordt te
hebben gegolden, met een door hem vast te stellen per-
centage wordt vermeerderd.”
„Het in het vorige lid bedoelde percentage kan voor
verschillende gebieden verschillend worden vastgesteld.”
,,Indien
…………
enz.’
Bedenkt men nu, dat er tienduizenden van pacht-
contracten bestaan, dan kan men zich een denkbeeld er
van vormen, hoe bij een verhooging van het algemeen
prijspeil het proces van het aantreklcen der pachtprijzen
zich volgens het stelsel van het Besluit zou moeten vol-
trekken. Men kan zich eenvoudig niet voorstellen, hoe
2)
Art. 2, le lid luidt: ,,Iiet is verboden een pacht-
overeenkomst of een overeenkomst tot wijziging of aan-
vulling van een pachtovereenkomst te sluiten, indien de
bedongen pachtprjs hooger is dan die, welke voor het
verpachte gold op 1 Sept. 1939.”
23 October 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
643
langs den weg dezer individueele voorziening duizenden
verpachters hun aanspraak op een hooger pachtsom zouden
verwezenlijkt moeten zien. Men moet dan ook wel tot de conclusie komen, dat de overheid of wel overtuigd is het
algemeen prijspeil in handen te hebben, of wel, dat zij
van oordeel is, dat den verpachters als groep redelijker-
wijze nooit eenige verhooging toekomt.
De intusschen verschenen Uitvoeringsbeschikking van
het Besluit – gedateerd op 19 September ji. – geeft een
uitvoerige regeling om te komen tot een verhoogden pacht-
prijs. De verpachter, die een verklaring, als bedoeld in art.
2 (en art. 5) van het Besluit wenscht, richt een daartoe
strekkend verzoek aan het bevoegde Pachtbureau op een
bijzonderlijk daartoe ter beschikking gesteld formulier.
lIet Pachthureau voorziet, tenzi.j het ‘t verzoek onmiddellijk
van de hand wijst, de aanvraag binnen 4 weken van Zijne
zienswijze en zendt een en ander door naar den daar-
toe aangewezen Rijkslandbouwconsu1et. Deze voorziet
de aanvrage van zijn advies en zendt haar binnen acht da-
gen door aan den Directeur-Generaal van den Landbouw,
waarop de Secretaris-Generaal een beslissing neemt.
Men zou in dit verband de vraag kunnen stellen, waarom
het
Pachtbureau
ten deze als de bevoegde instantie werd
aangewezen en niet de
Pachtkainer,
die toch volgens de
Pachtwet het eigenlijke orgaan in pachtzaken is, terwijl
liet Pachtbureau slechts een aanvullende functie
vervult. Dit verschil komt bij de Pachtwet daarin tot uit-drukking, dat —nog afgezien van het feit, dat het Pacht-
bureau geen eigenlijke rechterlijke functie vervult –
dit niet gerechtigd is contracten nietig te verklaren, doch
slechts om ze goed te keuren. Fliervan werd overigens
wel gebruik, of zoo men wil misbruik, gemaakt om te hooge
pachtprijzen te bedingen. 1mmes op een niet-goedgekeurd
pachtcontract, d.w.z. een pachtcontract, dat, hetzij noch bij
het Pachtbureau noch hij de Pachtkamer was ingezonden,
hetzij bij het Pachtbuieau was ingezonden, maar door dit
bureau niet was goedgekeurd, werd art. 9 van de Pachtwet
van toepassing, d.w.z. de verpachting werd geacht te zijn
geschied ,,op voorwaarden als ten •tijde van het sluiten
der overeenkomst ter plaatse voor overeenkomstige
hoeven of los land gebruikelijk waren, voor zoover niet de
overeenkomst voor den pachter gunstiger bepalingen
bevatte”. Was het gebruik ter plaatse gunstig voor den
verpachter, bijv. golden zeer hooge pachtprijzen, dan werd
eenvoudig een zeer hooge pachtprijs bedongen, welke
dan, ingevolge de niet-goedkeuring door het Pachtbüreau,
of niet-inzending bij de Pachtkamer, automatisch gewij-
zigd werd in de plaatselijk gebruikelijke hooge pacht.
Er zijn nog andere niet onbelangrijke verschillen tus-
schen liet Besluit en het Ontwerp. Zoo is in art. 1 sub 2
van het Besluit de fictie neergelegd
3),
dat verkoopingen
van gras op stam en hooilandverpachtingen voor de toe-
passing van het Besluit als verpachtingen worden
beschouwd. Nu weten we allang, dat juridisch zeer veel
mogelijk is. In liet Ontwerp kwam daarentegen niets
omtrent hooilandverpachtingen voor. liet l3esluit nu
gaat er kennelijk van uit, dat, zooals trouwens rechtspraak
en schrijvers aannemen, hooilandverpachtingen eigenlijk
geen veipachtingen zijn, maar verkoopen van te velde staand gewas, voigroeid of nog toekomstig, zoodat de
overheidscoutrôle volgens de Pachtwet of het Besluit
daarop zonder uitdrukkelijke vermelding niet van toe-
passing zou zijn. De bedoeling der bepaling is natuurlijk
om tegen te gaan, dat hij graslandverpachting (de ge-
bruikelijke openbare verpachtingen werden reeds bij art. 6
verboden) de dam, door de overheid gesteld aan mogelijk
aanzwellende prijsverhooging, wordt verbroken. In-
tusschen doet de toepasselijkverklaring van het Besluit
op de zgn. hooigrasverpachtingen wel eenigszins vreemd
3)
Art. 1 sub 2 luidt: ,,Verkoopingen van gras op stam
en hootlandverpachtingen worden voor de toepassing
van dit besluit als verpachtingen beschouwd.”
aan. Immers bij deze verpachtingen ontbreekt ten eenen-
male de maatstaf, die ten aanzien van de gewone verpach-
tingen gelegen is in de pachtwaarde of de gebruikswaarde
op 1 September 1939. De waarde van hooiland toch wordt
niet bepaald door de
opbrengst-mogelijkheid
van het land,
doch
door de opbrengst zel(
,
e,
d.w.z. de hoedanigheid en de
veelheid van het gewonnen gras op een bepaalden datum,
die echter bijna nooit was die van 1 September. Deze beide
factoren- kunnen van jaar op jaar ontzaglijk verschillen.
De beperking ,,voor de toepassing van dit besluit”
doet voorts de interessante vraag rijzen, of voor het overige,
dus buy. ten aanzien van het risic0
4
), de regelen van het
burgerlijk recht omtrent koop en verkoop blijven gelden.
Ongetwijfeld moet men, op grond van de redactie van
art. 1 sub 2, dit dualisme aannemen. Een ander onderscheid tusschen Besluit en Ontwerp
ligt in het navolgende: Art. 2 van het Ontwerp luidde:
,,Indien de pachtprij van een na het in werking treden
dezer wet bij de Pachtkamer overeenkomstig artikel 7,
lid 1, of 11, lid 1, van de Pachtwet ingezonden pacht-
overeenkomst of overeenkomst tot wijziging of aanvul-
ling van een pachtovereenkomst hooger is dan die, w’elke
voor het gepachte gold op 1 September 1939, en de Pacht-
kamer van oordeel is, dat die overeenkomst niet behoort
te worden nietigverklaard overeenkomstig artikel 8, lid 2,
van de Pachtwet, wijzigt de Paclitkamer na verhoor of
oproeping van verpachter en pachter de pachtvoorwaarden
zéédanig, dat de pachtprijs overeenkomt met dien, welke
op genoemd tijdstip gold”, terwijl art. 3 een ongeveer
gelijkluidende regeling gaf voor het geval de pachtover-
eenkomst bij het Pachtbureau was ingediend. Dit is thans
kort en bondig aldus geredigeerd:
,,(1) Een pachtprijs, welke in strijd met het bepaalde
in artikél 2 is vastgesteld, wordt als buitensporig in den zin van de Pachtwet beschouwd.
Indien een overeenkomst in strijd met het bepaalde
in art. 2 is gesloten, is de pachter niet gehouden den
pachtprijs te betalen, terwijl hij ook overigens tot geen
enkele vergoeding gehouden is.
Het vorige lid is niet van toepassing, indien partijen
hebben toegestemd in de door den rechter noodig geoor-
deelde wijzigingen”.
Ook hier voltrekt zich in volle consequentie de reeds
bestaande eenzijdigheid der Pachtwet in geval van
nietigheid van een pachtcontract als gevolg van het feit,
dat het niet schriftelijk werd opgesteld. In hoofdzaak
brengt de Pachtwet de nadeelen daarvan ten laste van verpachter. 1-let is natuurlijk vanzelfsprekend, dat op
overtreding van de dwingende wetsvoorschriften een
belangrijke sanctie bestaat, maar het wil ons toch als een
ernstige eenzijdigheid voorkomen als een dergelijke
sanctie niet alleen hij uitsluiting ten laste van één der
contractanten wordt gebracht, maar bovendien ten bate
van den andere. Dit bezwaar spreekt vooral in ge-
vallen, waarin die ander, nl. de pachter, wellicht in
groote eensgezindheid met den verpachter, de wets-
bepaling mede overtrad. Zoo zal het mogelijk zijn, dat
ingeval partijen in gemeen overleg, misschien zelfs vol-
komen te goeder tiouw, de wet overtraden – hetzij door
geen schriftelijk contract op te stellen conform art. 6
Pachtwet, hetzij door een hoogeren prijs overeen te
komen dan het Besluit toelaat -, dan na jaren de
pachter de door hem betaalde pachtpenningen terug
kan vorderen zonder zijnerzijds verplicht te zijn iets voor
het genot, dat hij reeds had, terug te geven.
Nu kan men natuurlijk betoogen, dat verpachter het
volkomen in zijn hand heeft geen contracten te sluiten,
4)
Art. 1496 B.W. bepaalt, zooals bekend, dat een zaak,
die verkocht is, maar nog niet geleverd, sedert het tijdstip
van den koop voor rekening van den köoper komt. Vergaat
zij dus na dit tijdstip buiten schuld van den verkooper,
dan heeft deze desniettemin het recht den prijs te vorderen.
644
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 October 1940
die in strijd komen met het Besluit, doch dit is een ijdele
v&rwachting. Immers, art. 2 geeft een veel te straffe, en,
in verband met de strekking van het Besluit, niet ver-
antwoorde omschrijving van den pachtprijs. Deze he-
gripsbepaling heeft ni. tot gevolg, dat bij
iedere nieunu
verplichting des pachters, ho& onheduidend deze ook zij,
de verpachter het Fisico loopt, dat hij zijn aan-
spraak op de pachtsom verbeurt. Want iedere nieuwe
verplichting, naast den tot dan geldenden pachtprijs in geld,
doet de maat ten nadeele des verpachters overloopen,
hijv. als pachter zich voor de toekomst – bij een nieuw
contract of hij een wijzigingsovereenkomst – verbindt
meer dier]ijke mest op het land te spreiden, zich de
straf aan verpachter reeds voltrekt.
Wat toch is het geval? Art. 2 verbiedt een pacht-
prijs te bedingen hooger dan die voor het verpachte
gold op 1 September ’39. Nu verstaat art. 1 echter onder
pachtprijs nipt enkel: ,,de geldpacht” doch ,,het geheel
van de door den pachter bij of ter zake van de pacht-
overeenkomst op zich genomen verplichtingen.”
hierdoor is dus iedere verzwaring van verplichtingen –
als bijv. in het zoo juist genoemde geval – verboden.
Wij hebben echter nog een ernstiger bezwaar tegen het
artikel. liet beziet den pahtprijs niet in verband met de
tegenprestatie van den verpachter, het vraagt er niet naar,
of het economisch synallagma in dit wederkeerig contract
wordt verbroken ten nadeele des pachters, dôch ziet
alleen naar de eene zijde, ni. de verplichtingen van den
pachter. Dit moet tot gevolg hebben, dat in geval van
eene door den verpachter aanvaarde nieuwe verplichting,
bv. die van reparatie, of het bouwen van een schuuf,
de pachter zich niet zou kunnen verbinden tot een
contra-prestatie, op gevaar, dat daardoor formeel
w’ordt gezondigd tegen art. 1. IÏisschien kan in dergelijke
gevallen een uitweg gevonden worden door, geheel buiten
de pachtovereenkomst, een afzonderlijk contract te maken,
waarbi,I de verpachter op zich neemt tegen een afzonder-
lijke vergoeding, hetzij een reparatie te verrichten, hetzij
een gebouw te stichten, maar het blijft niettemin onzeker,
of een dergelijke regeling zonder gevaar is.
Ons dunkt, dat daarmede de formuleering van art. 1
stellig moet worden geacht te zijn veroordeeld.
Nu is het waar, dat de Uitvoeringsbeschikking, waar-
schijnlijk om verpachter voor deze, wel heel krasse, ge-
volgen te bewaren, in haar formulier klaarblijkelijk den
verpachter de gedachte wil ingeven om zich in dergelijke
gevallen te wenden tot den Secretaris-Generaal van het
Departement van Landbouw en Visscherij. Wij vreezen echter, dat vele pachters en verpachters, niet voldoende
gewend aan dergelijke overheidsbemoeiïng met hun
contractueele verhouding, een en ander te goeder trouw
zullen nalaten, en daarnaast moet ons de opmerking
van het hart, dat in al die gevallen, waarin een pacht-
prijsverhooging klaarblijkelijk – nI. omdal zij de tegen-
waarde is van een vermeerdering van verplichtingen aan
de zijde van verpachter – gerechtvaardigd moet worden
geacht, het veel eenvoudiger en minder tijdroovend
ware geweest de beslissing in handen van het Pachtbureau
te laten. liet hooîdhezwaar is echter het risico, dat ver-
pachters bij deze verplichtingen voor pachter – zelfs de
geringste – loopen.
Men zal waarschijnlijk tegenwerpen, dat de verpachter
altijd gedekt is, indien hij zijn contract – hetzij het oor-
spronkelijke, hetzij het wijzigingscontract – inzendt
bij Pachtkamèr of Pachthureau en deze aan het contract
hun goedkeuring niet hebben onthouden. Doch de wet
zegt niet, dat in zulk geval de, in strijd met art. 2 gesloten
pacht, geldig is. Noch Pachtkamer noch Pachtbureau
kunnen een in strijd met het Besluit gesloten contract,
door het toch goed te keuren, geldig doen zijn; daarvoor
ware een uitdrukkelijke bepaling noodig, die in het
Besluit evenwel ontbreekt. Slechts in geval er sprake is
van wijziging van het contract door de Pachtkamer –
niet door het Pachtbureau – is verpachter gedekt, zie
art. 3 lid 3. En verleent deSecretaris-Generaal—–tegçn alle
verwachting in – zij n’goedkeuring niet, dan verbeurt ver-
pachter niet alleen zijn aanspraken op grond derwijzigings- of
aanvullingsovereenkomst, maar tevens die op pachtbetaling.
Mocht verpachter nog meenen, dat hij op eenigerlei
wijze de gebiedende voorschriften der Pa.chtwet inzake
inzending van het contract bij den rechter zou kunnen
ontgaan, dan vete hij, dat ook deze weg hem door het
Besluit wordt afgesneden. Wij hehhen reeds gezegd
waarom: Art. 9 van de Pachtwet stelde tot dusver op het
niet inzenden van aangegane pachtovereenkomsten de
straf, dat de verpachting geacht wordt te zijn geschied
,,op voorwaarden, als ten tijde van het sluiten der over-
eenkomst voor overeenkomstige hoeven of los land
gebruikelijk waren.” Hierin lag echter, naar wij reeds
hebben gezien,een middel om hoogere pachten af te sluiten
dan Pachtkamer of Pachtbureau zouden toelaten. Men
probeerde goedkeuring van het Pachtbureau op den, door de
Pachtkamei’ als te hoog te beschouwen, pachtprijs te ver-
krijgen. Faalde die poging, geen nood. De mogelijkheid
bleef dan immers bestaan zich te houden aan het plaatse-
lijk gebruik, dat een even hooge of bijna even hooge pacht
meebracht. –
1-let ligt dan ook voor de hand, dat het Besluit, in over-
eenstemming met het Ontwerp, thans bepaald heeft
dat een door het Pachtbureau niet goedgekeurd pacht-
contract nietig is.
Wij zeiden reeds, dat openbare verpachtingen thans
door artikel 6 verboden zijn. Dit kan tot practische
moeilijkheden aanleiding geven. De zoogenaamde hooi-
landverpachtingen – ge] ij k opgemerkt eigen] ij k ver-
koopingen,van gras – plachten als regel openbaar te ge-
beuren. De hooigrasverpachtingen zullen dus onderhands
dienen te geschieden. Waar het grasland betreft, dat steeds
van jaar tot jaar van gebruiker verwisselt – immers over-
gaat, al naar de behoefte der gegadigden, van den een
op den ander – kan het voorschrift tot moeilijkheden
aanleiding geven. Afgewacht zal dienen te worden, wëlke
uitweg de practijk hier zal weten te vinden.
C. M. 0. VAN NISPEN TOT SEVENAER.
DE FEDERAL REVENUE ACT 1940.
De Federal Revenue Act 1940, afgekondigd op 25
Juni 1940, staat in het teeken der financiering van het
bewapeningsprogramma der Vereenigde Staten, waarvan
de kosten opgebracht moeten worden door belasting-
verhoogingen en nieuwe leeningen. Beide mogelijkheden
worden dan ook gretig aangegrepen: de F.R.A. 1940
he’at eenerzijds een nieuwe leeningsmachtiging, groot
$ 4 milliard, terwijl anderzijds nagenoeg alle bestaande
federale belastingen grootendeels drastisch worden verhoogd.
De helastingverhoogingen zijn onder te verdeelen in
twee groepen, nI. in tijdelijke en permanente. De tijdelijke
belastingverhoogingen worden samengevat onder den
naam , ,Defense Tax”.Met dezen verzamelnaam wordt aange-
duid een verhooging met gemiddeld 10 opcenten van alle
directe en van het meerendeel der indirecte belastingen.
De/ense Tav.
De geldigheidsduur der Defense Tax is bepaald op ge-
middeld vijf jaar, behoudens verlenging krachtens de
wet. De Defense Tax treedt voor de verschillende
directe
belastingen
op uiteenloopende tijdstippen in werking:
voor de inkomstenbelasting der matuurIijke en iechts-
personen, alsmede voor de ,,surtax on personal holding
companies”, op 1 Januari 1940; op deze belastingen
worden 10 opcenten geheven voor de helastingjaren,
beginnende ná 31 December 1939, doch v36r 1 Jan. 1945;
voor de ,,capital stock tax” en de ,,excess-profits tax”
op 30 Juni 1939; op deze belastingen worden 10 opcenten
geheven voor de belastingjaren,
eindigende
ná 30 Juni
1940, doch v56r 1 Juli 1945;
– voor de federale successierechten op 26 Juni 1940;
23 October 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
645
10 opcenten zijn verschuldigd van de nalatenschappen
van hen, die op of nd 26 Juni 1940, doch véôr 26 Juni
1945 zijn overleden of komen te overlijden. In tegenstel-
ling hiermede loopen de opcenten op de federale schenkings-
rechten gedurende de kalenderjaren 1940 t/m 1945.
Op het gebied der
indirecte belastingen
wordt de Defense
Tax geheven gedurende het tijdperk van 1 Juli t/m 30
Juni 1945. De tijdelijke verhooging der hieronder val-
lende accijnzen, registratierechten, zegelrechten en spe-
ciale omzetbelastingen bedraagt in den regel eveneens
10 pCt., doch zij gaat dit percentage dikwijls te boven,
omdat lage heffingspercentages veelal met een half of
een vol percent verhoogd worden: bv. het zegel voor de
eerste uitgifte van aandeelbewijzen van 2 cts. op 3 cts.,
het ze.gelrecht voor de overdracht van aandeelbewijzen
resp. van 4 cts. op 5 cts. en van 5 cts. op 6 ets., idem
voor de overdracht van obligatiën van 4 cts. op 5 cts.,
de omzetbelasting voor vrachtauto’s van 2 pCt. op 2
pCt., idem voor luxe auto’s van 3 pCt. op 3j pCt., de
accijns op benzine van 1 pCt. op 1 pCt.,de accijns voor
gedistilleerd van $ 2.25 op $ 3.— per gallon, enz.
De opcenten worden in alle gevallen berekend op basis van
de door de F.R.A. 1940 reeds verhoogde belastingtarieven.
Over het algemeen treedt de Defense Tax in werking
tegelijk met de
permanente
belastingverhoögingen onder
de F.R.A. 1940.
Permanente belastingaerhoo gingen.
De belangrijkste permanente belastingverhoogingen
zijn die der inkomstenbelasting der natuurlijke per-
sonen (,,income tax on individuals”) en die der winstbe-
lasting der rechtspersonen (,,income tax on corporations”).
Inkomstenbelasting der natuurlijke personen.
i)e F.R.A. 1940 heeft de verruiming an de haMs der inkomstenbelasting van natuurlijke personen, die i’eeds
zoo vaak aan de orde werd gesteld, doch telkenmale
op den onwil van het Congres aîstuitte, uiteindelijk ver-
wezenlijkt. De belastingvrije bedragen zijn verlaagd
van $ 1.000.— op $ 800.— voor ongehuwden en niet
in gezinsverhand levende personen, en van $ 2500.— op
S 2.000.— voor gehuwden en gezinshoofden.
De inkomstenbelasting der natuurlijke personen is
tweeledig: zij is onderverdeeld in de ,,normal tax”, waarvan
het tarief over de geheele lijn uniform 4 pCt. bedraagt,
en in cle ,,surtax,” w’aarvan het.tarief sterk progressief is.
De F.R.A. 1940 heeft de normal tax ongemoeid gelaten;
het tarief der surtax daarentegen verhoogd, en wel in
hoofdzaak voor de belastbare inkomens tusschen de
$ 6.000.— en
S
100.000.–. B.v. van een-zuiver inkomen
van $ 100.000.— waren tot nog toe de volgende belas-tingbedragen verschuldigd: $ 4.000.— normal tax plus
S 30.000.— surtax = $ 34.000.—. Door de F.R.A.
1940 is de surtax gebracht op $ 36.780.-.-, zoodat thans
het totaal $ 40.780.— bedraagt, een toeneming met
S 6.780.-,-. Tengevolge van den trapsgewijzen opbouw van
het tarief der surtax is deze voor alle inkomens boven de
$ 100.000.— verhoogd met hetzelfde bedrag van $ 6.780.—.
Ook de
heffings net hod
der inkomstenbelasting heeft
door de F.R.A. 1940 een ingrijpende wijziging onder-
gaan. liet vroegere systeem kwam hierop neer, dat het
aantal kleine aangiften zooveel mogelijk werd beperkt,
aangezien de hiermede gemoeide administratiekosten niet
in een juiste vei’houding tot de opbrengst stonden. Te dien einde werd tot nog toe in den regel geen aangifte
gevraagd van belastingplichtigen, wier zuiver inkomen
het belastingvrije bedrag niet te hoven ging, mits hun
onzuiver inkomen beneden de $ 5.000.— bleef. Dit systeem
had practisch tot gevôlg, dat gemiddeld niet meer dan
3 pCt. van de belastingplichtigen een aangiftebiljet voor de inkomstenbelasting hehoefden in te dienen.
Ook hierin brengt de F.R.A. 1940 wijziging: thans
is de aangifte verplicht voor alle belastingplichtigen,
wier onzuiver inkomen het voor hen toepasselijke be-
lastingv.rïje bedrag te boven gaat. Bijgevolg moeten thans
aangifte doen ongehuwden of niet in gezinsverband
levende belastingplichtigen met een bruto-inkomen van
$ 800.— of hooger, en gehuwden met een bruto-inkomen
van $ 2.000.— of hooger, zoodat bet aantal in tè dienen
aangiftebiljetten een veelvoud van het vroegere zal be-
reiken. Ook dit beteekent een verzwaring van den be-
lastingdruk, aangezien voor de gemeenschap als geheel
bezien verscherping der heffingsmethode dezelfde totaal-
uitwerking heeft als verhooging van het tarief. Het
is wel opmerkelijk, dat de F.R.A. zich niet ontzien
heeft, juist op de psychologisch meest gevoelige plek van
het geheele federale belastingstelsel, nI. ten opzichte van
de ,,marginale” inkomens van natuurlijke personen, den
belastingdruk langs
bei.de
wegen gelijktijdig te verzwaren.
Non-resident aliens.
Niet binnen de Vereenigde Staten gevestigde vreem-
delingen, het is bekend genoeg, worden sedert de F.R.A
1936 voor de federale belastingen in twee categorieën
onderverdeeld: zij, die binnen de Vereenigde Staten een
beroep of bedrijf uitoefenen, of aldaar een kantoor of
een andere zakelijke nederzetting onderhouden, worden
met hun inkomsten uit Amerikaansche bronnen in de
federale inkomstenbelasting op geli,j ken voet aangeslagen
als
ingezetenen.
Daarentegen zijn zij, die dit zakelijke
contact met de Vereenigde Staten missen, slechts be-
lastbaar voor zekere periodiek wederkeerende inkomsten
uit Amerikaansche bronnen. Van deze categorie van
belastingplichtigen wordt de verschuldigde federale in-
komstenbelasting in hoofdzaak geheven bij wijze van
aftrek
•
bij de bron.
Beide categorieën van niet binnen de Vereenigde Staten
gevestigde vreemdelingen dragen bij in de belasting-
verhooging; de eerste categorie, de ,,non-resident aliens
engaged in trade or business within the United States”,
doordat het belastingvrije bedrag voor hen wordt ver-laagd van $ 1.000.— op $ 800.—, terwijl het voor in-
gezetenen geldende verhoogde tarief der inkomsten-belasting op hen toepasselijk is; de tweede groep der
,,non-resident aliens
not
engaged in trade or business
within the United States”, waartoe het meerendeel der
buitenlandsche bezitters van Amerikaansche fondsen behoort, doordat het percentage van den aftrek bij de
bron in belangrijke mate wordt verhoogd. De aftrek
bedraagt thans voor niet binnen de Vereenigde Staten
gevestigde vreemdelingen, die aldaar’ geen beroep of
bedrijf uitoefenen 15 pCt. (tot nog toe 10 pCt.) van alle
belastbare inkomsten uit Amerikaansche bronnen, mits
deze een bedrag van $ 24.000.— (tot nog toe $ 21.600.—)
‘s jaars niet te boven gaan. Hoogere inkomsten zijn onder-
worpen aan het voor ingezetenen geldende progressieve tarief.
Dit reeds verhoogde heffingspercentage. wordt opn iCuw
verhoogd met 10 opcenten voor de Defense Tax, zoodat
de aftrek hij de bi’on thans in totaal 161 pCt. beloopt.
Een uitzondering hierop geldt slechts voor ingezetenen van Canada, en in beperkte mate ook vooi’ ingezetenen
van Zweden, zulks op grond van de dooi’ die landen met de Vereenigde Staten gesloten belastingverdragen. Inge-
zetenen van Canada betalen van hun belastbare inkom-
sten uit Amerikaansche bronnen over de geheele lijn 5
pCt. zonder eenige verhooging. Ten behoeve van inge-
zetenen van Zweden is de belastingheffing van Amen-
kaansche
dic’idenden
beperkt tot 10 pCt., eveneens zonder
verhooging. Hieruit blijkt, dat niet zonder gegronde
redenen dooi’ deskundigen bij herhaling
01)
het totstand-
brengen van een Nederlandsch-Amenikaansch belasting-
verdrag is aangedrongen; het blijft te betreuren, dat zulks
niet is mogen gelukken.
De verhoogde belastingaftrek met inbegrip van de
Defense Tax .is ingegaan op 25 Juni 1940.
JVinstbelasting der naamlooze oennootschap pen.
De winstbelastïng der naamlooze vennootschappen
646
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 October 1940
t.
-.
is pas door de F.R.A. 1939 op ingrijpende wijze herzien
1).
Er zij slechts herinnerd aan de intrekking der ,,surtax
on undistributed profits” en aan de wijziging van het
winsthegrip op twee uiterst belangrijke punten,
t.w.
ten
aanzien van de behandeling der ,,capital gains” en van het saldo-verlies. Tevens werd door de F.R.A. 1-939 verande-
ring gebracht in het heffingspercentage: dit werd – be-
houdens voor naamlooze vennootschappen met een zuivere
winst beneden of iets boven de $ 25.000.- —gesteld
01)18
pCt.
Deze tariefswijziging zou van kracht worden voor de
helastingjaren, beginnende nk 31 Deçember 1939. Zij is
echter niet in werking getreden, omdat de F.R.A. 1940
nieuw’e tariefwijzigingen bracht, die op hetzelfde tijdstip
ingaan. Het heffingspercentage is gebracht op 19 pCt.,
tijdelijk verhoogd met 10 opcenten voor de Defense
Tax, derhalve in totaal 20.9 pCt. Het speciale tarief voor
naamlooze vennootschappen met een zuivere jaarlijksche
winst van $ 25.000.— of lager bedraagt thans:
13 pCt. van de eerste
$ 5.000.—,
15 pCt. van de volgende $ 15.000,—,
17 pCt. van de volgende $ 5.000.—,
telkens verhoogd met 10 opcenten voor de Defense Tax.
Voor naamlooze vennootschappen met een zuivere
w’inst, die iets boven de $ 25.000.— ligt, bedraagt de
belasting $ 3.775.— plus 33 pCt. van het bedrag, waarmede
de winst de S 25.000.— te boven gaat; dit tarief is toe-
passelijk voorzooyer het leidt tot een lager belastingbe-
drag dan waartoe toepassing van het gewone heffingsper-
centage van 19 pCt. zou leiden. Ook dit belastingbedrag
wordt verhoogd met 10 opcenten voor de Defense Tax.
Vermogensbelasting der naamlooze cennootschap pen.
liet tarief der vermogensbelasting der naamlooze
vennootschappen, de zgn. ,,capital stock tax”, die geheven
wordt van de zuivere waarde (,,declared value” resp.
,,adjusted declared value”) van het bedrijfsvermogen,
w’ordt tijdelijk gebracht van 1
0
/
00
op 1.1
0
/
00
‘s jaars.
D.w.z., de oude basis wordt met 10 pCt. voor de Defense Tax verhoogd.
hetzelfde geldt voor de ,,excess-profits tax.”, die de aan-
vulling op de capital stock tax vormt. Het belastbare
zuivere bedrijfsverrnogen der naamlooze vennootschap-
pen wordt immers niet door middel van een aanslag
vastgesteld, doch moet door belastingplichtigen zelve wor-
den geschat. Teneinde te lage schattingen te voorkomen,
zijn winsten, die een zeker percentage van het door be-
lastingplichtigen opgegeven (,,declared”) zuiver bedrijfs-
vermogen te boven gaan, aan een extra-heffing onder-
worpen. 1-Jet tarief dezer excess-profits tax blijft onge-
wijzigd. liet bedraagt 6 pCt. van dat gedeelte van de
zuivere winst, dat 10, doch niet 15 pCt. van het voor de
capital stock tax opgegeven zuiver bedrijfsvermogen
te boven gaat, en 12 pCt. van het boven 15 pGt. van de
,,declared value” liggende gedeelte dier winst. Evenwel
wordt door de heffing van 10 opcenten voor de Defense
Tax het tarief tijdelijk gebracht op 6.6, resp. 13.2 pCt.
B uitenlandsche naamlooze gennooischappen.
De buitenlandsche naamlooze vennootschappen worden
uit fiscaalrechtelijk oogpunt onderverdeeld in twee cate-
gorieën, geheeten ,,resident”, resp .,, non-resident,” foreign
corporations. Als ,,residentforeign corporations”worden die
buitenlandsche naamlooze vennootschappen beschouwd,
welke binnen de Vereenigde Staten een bedrijf uitoefenen
of aldaar een kantoor of andere plaats van vestiging
hebben. De overige buitenlandsche naamlooze vennoot-
schappen, die aan deze voorwaarden niet voldoen, vormen
de groep der ,,non-resident foreign corporations”.
Resident foreign corporations betalen over hun winst, voorzoover voortvloeiende uit Amerikaansche bronnen,
19 pCt. winstbelasting (,,income tax on eorporations”),
1)
Zie: Mr. Dr. F. E. Schmey, De Federal Revenue Act
1039, E-S. B. van 2 Augustus 1939.
ongeacht het absolute bedrag van deze winst, verhoogd
met 10 opcenten voor de Defense Tax. Het gereduceerde
tarief, dat geldt voor inheemsche naamlooze vennoot-
schappen met een zuivere winst beneden de $ 25.000.–,
is op hen niet toepasselijk. Voorts betalen zij ,,capital
stock tax” and ,,excess-profits tax” op gelijken voet als binnenlandsche naamlooze vennootschappen, met dien
verstande, dt slechts het Amerikaansche gedeelte van het
hedrijfsvermogen, resp. van de bedrijfswinst, den heffings-
grondslag vormt. –
Non-resident foreign corporations betalen, evenals
niet-ingezeten natuurlijke personen, die in de Ver-
eenigde Staten geen zaak drijven en aldaar geen kantoor
of plaats van vestiging hebben, federale inkomsten-
belasting slechts van hun periodieke en wederkeerefide in-komsten uit zekere in de wet limitatief opgesomde Amen-
kaansche bronnen, en wel bij wijze van aftrek bij de bron.
Bedoelde aftrek bedroeg tot nog toe 15 pCt., behalve
voor dividenden op Amenikaansch aandeelenbezit, waar-
van slechts 10 pCt. werd geheven en bij de bron afge-
houden. Dit pnivilege van het dividendinkomen is nu
vervallen. Thans bedraagt de aftrek hij de bron voor
non-resident foreign corporations, evenals voor de over-
eenkomstige categorie der ,,non-resident aliens not enga-
ged in trade ôr business within the United States”, over
de geheele lijn 15 pCt., verhoogd met 10 opcenten voor de
Defense Tax. De verhoogde belastingaftrek is ingegaan
op 25 Juni 1940.
Uitgezonderd zijn wederom Canadeesche en Zweedsche
naamlooze vennootschappen, op grond van de respec-
tievelijke belastingverdragen: het heffingspercentage en
de aftrek voor Canadeesche naamlooze vennootschappen bedragen over de geheele lijn slechts 5 pCt., waarop geen
opeenten worden geheven. Daarentegen is door het
Zweedsch-Amerikaansche belastingverdrag slechts de we-
derzijdsclie belastingheffing van dividenden gelimiteerd en
wel op 10 pCt. Dientengevolge betalen Zweedsche naamlooze
vennootschappen, die in de categorie
non-resident
foreign
corporations vallen, van hun Amenikaansch dividend-
inkomen slechts 10 pCt. zonder opcenten, voor het overige
echter het normale heffingspercentage van 15 pCt.,
verhoogd met 10 opcenten voor de Defense Tax.
Successie- en schenkingsrechten.
lIet tarief der federale successie- en sclienkingsrechten blijft ongewijzigd; er worden echter tijdelijk 10 opcenten
ten behoeve van de Defense Tax geheven.
Nieu(ve oorlogs(vinstbelasting.
Buiten het kader der F.R.A. 1940 valt de oorlogs-
winstbelasting, die met name van de extra-winsten der
bewapeningsindustrie zal worden geheven. Deze speciale
,,excess-profits tax” moet volgens courantenberichten zeer
onlangs het ,,Statute Boôk” hebben bereikt; hierom-
trent zijn echter nog geen nadere gegevens beschikbaar.
Verdere pers pectier’en.
–
De tegenwoordige oorlog heeft ook
01)
de F.R.A. 1940 zijn stempel gedrukt: hierin ligt immers de oorzaak der
belangrijke verzwaring van den belastingdruk, die on-
getwijfeld niet van voorbijgaanden aard is.
Bij dezen stand van zaken behoeft het geen verbazing
te wekken, dat de constructieve vernieuwing van het
federale belastingstelsel, waarvan in de federale belasting-
wetten der jaren 1938 en 1939 duidelijke symptomen
varen te bespeuren
2),
dit jaar weinig vooruitgang heeft gemaakt. Een uitzondering vormt slechts de hierboven
gereleveerde verruiming van den grondslag der federale
inkomstenbelasting, die van duurzame beteekenis zou
kunnen blijken te zijn. rIr.
Dr. F. E. SCHMEY.
2)
Zie: Mr. F. E. Schmey, De belastingwetgeving der
ereenigde Staten in 1938, E.-S. B. van 26 October1938,
en De belastingpolitieke consequenties der fiscale wetgeving
1938 in de Vereenigde Staten, E.-S. B. van 2 Nov. 1938.
23 October 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
647
DE RIJKSMIDDELEN OVER SEPTEMBER 1940
Algemeen beeld.
Het totaalcijfer van de niet-directe heffingen verschilt
ditmaal niet veel van dat van de gelijknamige maand van
het vorige jaar. Tegenover een ontvangst in September
1939 van f 37.816.200 staat thans een opbrengst van
f 37.365.600. 1-let nadeelig verschil bedraagt derhalve
niet meer dan f450.600. In vergelijking met de maand-
raming is de vergelijking zelfs nog iets gunstiger; immers
de ontvangsten zijn slechts f 176.100 bij de verwachting
ten achter gebleven. Een nadere beschouwing doet
echter zien, dat bij de afzonderlijke middelen belang-
rijke verschillen bestaan.
Aan de eene zijde hebben de dividend- en tantième-
belasting, de invoerrechten, het statistiekrecht, de wijn-accijns, de suikeraccijns, de couponbelasting, de zegel-
rechten en de loodsgelden gezamenlijk f 7.140.200 minder
opgeleverd; het leeuwendeel hiervan komt op rekening
van de beide eerstgenoemde middelen. Daartegenover
wijzen cle gedistilleerdaccijns, de tahakaccijns en de
registratierechten een aanmerkelijk hooger opbrengstcijfer
aan; alle drie kwamen ver boven het normale. Naast deze
middelen vertoonen ook de zoutaccijns, de geslacht-
accijns, de bieraccijas, de belasting op gouden en zilveren
werken, de omzetbelasting en de successierechten een min of meer belangrijk accres. De in opbrengst stijgende mid-
delen brachten tezamen f 6.689.600 méér in ‘s Rijks
schatkist. Bij verder onderzoek blijkt intusschen wel,
dat sommige verhoogingen van incidenteelen aard zijn,
zoodat deze maandopbrengst weinig zegt voor het peil,
waarop ‘s Lands middelen zich in de naaste toekomst
zullen gaan bewegen.
De totale opbrengst over de eerste drie kwartalen be-
draagt f 321.854.100 tegen f 349.214.200 in hetzelfde tijd-
vak van het vorige jaar en bij een evenredige raming
van f 337.875.000. Voor de vierde maal werd hij hetzelfde
zevental middelen (de zout-, de geslacht-, de gedistilleerd-,
de hier- en de tabakaccijns, de belasting op gouden
en zilveren werken en de omzetbelasting) zoowel de op-
hrengst van het vorige jaar als de raming overschreden.
Dio.jdend- en tantièrnebelasting.
De dividend- en tantièmebelasting wees een teruggang
van niet minder dan f 2.024.200 aan, waardoor de achter-
stand over de reeds verstreken maanden van het jaar klom
tot f 8.525.200. Door den onzekeren internationalen
toestand zijn de winstuitdeelingen van zeer veel onder-
nemingeri lager dan verleden jaar. Overigens gaat de
dividend- en tantièmebelasting in de kort geleden inge-
voerde winstbelasting over.
Jnpoerrcchten.
De invoerrechten varen al weer iets hooger clan de vorige maand. In vergelijking met Septeniber 1939 is
een nadeelig verschil van f .936.800 te constateeren, maar de invoerrechten waren in de eerste maand van
den in Europa ingetreden oorlogstoestand ook bijzonder
hoog..Toch valt er bij deze middelengroep nog niet te
roemen; aan de gemiddelde maandraming ontbreekt
althans nog f 2.889.300. Zoolang wij van het overzee-
sche vericeer zijn afgesloten, zal hierin wel niet veel ver-
betering komen. Dat de omvang van onzen buitenland-
schert handel zich iets herstelt, blijkt ook uit het sta-
tistiekrecht, dat ditmaal f 105.900 opleverde, tegen
f 93.809 in Augustus jl. Vergeleken met September 1939
heteekent dit een verlaging met f 44.600.
Accijnzen.
De accijnzen blijven nog steeds
01)
peil. Het zout gaf
een surplus van f5.400 boven de raming; de opbrengst
was, in tegenstelling met de bijzonder gunstige voor-
afgaande maanden, normaal. Daarentegen kwam de
geslachtaccijns als gevolg van de vele afslachtingen van
den laatsten tijd weer ver hoven het gemiddelde uit; de
ontvangst van September 1939 werd met niet
minder dan f 394.900 overtroffen. Door den minderen
invoer en de verleening van uitstel van betaling in
bepaalde gevallen bleef de opbrengst van den wijn-
accijns f 144.700 bij die van dezelfde maand van het vorige
jaar ten achter. Opvallend hoog was de gedistiUeerd-
accijns; een ontvangst van f4.372.200 (f 1.487.500 hoven
die van September 1939 en f1.955.600 meer dan de ge-
middelde maandraming) werd nog nimmer verkregen.
De oorzaak van deze sterke stijging is te zoeken in de
aanvulling van verloren gegane voorraden en in de stij-
ging van het verbruik. Ook de bieraccijns gaf een record-
opbrengstcïjfer te zien; de ontvangst steeg tot f1.025.300.
Dat de opbrengst van September 1939 inet niet meer
dan f 52.300 werd overschreden, is aan de omstandig-
heid toe te schrijven, dat ook toen de ontvangst uitzon-
derlijk hoog was. Ook in eenige der afgeloopen maanden
heeft de bieraccijris ruim gevloeid. In den suikeraccijns be-
gint zich de nadeelige invloed van de beperking van het ver-
bruik door distributiemaatregelen te weerspiegelen; dit-
maal kwam f 663.800 minder binnen dan in de gelijk-
namige maand van het vorige jaar. Ook de gemiddelde
maandraming werd niet gehaald (tekort f 46.300). Ten-
slotte trekt de tahakaccijns nog de aandacht, die het
exorbitante bedrag van f 6.129.300 in de schatkist bracht,
zijnde f 2.468.400 meer dan in September 1939 en zelfs
f 3.129.300 boven de maandraming. De tabakaccijns
kent verschillende crediettermijnen; naast de zucht van
het publiek tot het vormen van vo
p
rraden hebben ook
de uitvoer van rookartikelen en de leveranties aan de
Duitsche weermacht stimuleerend gewerkt. Bovendien
worden thans zegels tegen contante betaling verstrekt
boven het toegestane crediet. liet is intusschen duidelijk,
dat op zoo hooge opbrengsten als sommige accijnzen
ditmaal hebben opgeleverd, voor de verdere toekomst
niet mag worden gerekend.
Andere indirecte heffingen.
De belasting op gouden en zilveren werken bracht
f 24.000 meer op, dank zij de toenemende vraag naar
edelmetaalvoorwerpen. Ook de omzetbelasting gaf een
vrij aanzienlijk accres (van f 608.200), gevolg van de
grootere omzetten en de prijsstijging van verschillende
artikelen. De opbrengst van de couponbelasting bleef
zich in dalende richting bewegen, wegens de mindere
opbrengstuit hoofde van buitenlandsche effecten (terug-
gang f 52.800).
De zegelrechten gaven ditmaaP een minder gunstig
beeld te zien. Van den teruggang ad f 255.500 is niet
minder dan f 219.300 te wijten aan een trager vloeien
van de beursbelasting. Er is weinig bedrijvigheid in den
geidhandel. Daarentegen is er bi.j de registratierechten
een sterke opleving te bespeuren. In de maand Juni werd
nog f 626.400 ontvangen, doch in de daarop volgende
maanden bedroegen de opbrengsten resp. f 1.041.800, f 1.667.050 en thans .f 2.221.000. Er hebben veel aan-
koopen van vast goed plaats, waarin men een veilige
belegging meent te hebben. De successierechten waren
iets beter dan in den laatsten tijd. Een ontvangst van
f 3.686.600 (ongeveer f 20.000 boven de maandraming)
is niet onbevredigend. In vergelijking met de opbrengst
van September 1939 bedraagt de stijging f 394.600,
–
maar in genoemde maand waren de inkomsten uit dit
middel bijzonder laag. De loodsgelden leverden slechts
f 2.400 op.
Di,ecte belastingen.
liet nieuwe belastingjaar werkt nu krachtig door, al
is er ook nog een belangrijke achterstand in het binnen-komen der aangiften. Dit verk’laart, waarom de inkom-
stenbelasting thans nog slechts voor f 72.893.200 te boek
staat, terwijl het zuiver kohierbedrag op hetzelfde tijd-
stip van het vorige jaar reeds f 82.697.300 bedroeg. Men
behoeft hier volstrekt niet alleen aan een teruggang in
648
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHEN
23 October 1940
de opbrengst der belasting te denken. Ook de ver-
mogensbelasting en de verdedigingsbelasting 1 vertoonen
lagere kohierbedragen; de daling bedraagtresp. f2.041.000
en 1 1.916.300. Alleen de grondbelasting wijst een accres
aan, zij het tot het bescheiden bedrag van 1153.000.
In deze toeneming mag een normaal accres worden
gezien. Tenslotte zij nog vermeld, dat de opcenten op de
Gemeentefondsbelasting, die dit jaar voor het eerst op
den Middelenstaat voorkomen, thans voor f 21.454.000
te boek staan.
AANTEEKENINGEN.
Overheidsmaatregelen op economisch gebied.
HAKDEL EN NIJVERID.
Benzol. Met ingang van 3 October moet alle benzol,
welke in het vrije handelsverkeer wordt gebracht, aan
ze)ere eischen inzake de samenstelling voldoen. (E.V.
11/10/’40, pag. 1261; Stct. No. 193.)
Boter. Flet fabriekmatig bereiden van boter is met
ingang van 25 September slechts onder zekere voorwaar-
den (om. een aanmeldings- en .leveringsplicht) toegestaan.
Ook de handel in zelfbereide boter is aan beperkende
bepalingen onderworpen. De Zuivel-Centrale kan nadere
voorschriften geven omtrent de hoeveelheid waarin, de
w’ijze en het tijdstip waarop, de prijzen waartegen, en de
afnemers aan wie de boter mag worden verhandeld.
(BV. 4/10/’40, pag. 1224).
Confectie, liet uitoefenen van een confectieindustrie-
bedrijf is sinds 28 September slechts toegestaan aan
ondernemingen, die hij de sectie confectie van het Rijks-
bureau voor Wol en Lompen en van het Rijks-Textiel-
bureau zijn ingeschreven en in het bezit zijn van een door
den Directeur van genoemde sectie verleende vergunning.
Ondernemingen, welke uitsluitend in eigen bedrijf
vervaardigde tricotstoffen verwerken of doen verwerken,
vallen niet onder de bovengenoemde bepalingen. (BV.
4/10/’40, pag. 1224).
Prijzen. De verkoopsprijzen mogen worden verhoogd met
het ten gevolge van de wrijziging der omzetbelastingwet
meer aan belasting te betalen bedrag, voorzoover niet
op grond van de bepalingen dier wet de verplichting be-
staat de belasting afzonderlijk in rekening te brengen.
(BV. 4/10/’40, pag. 1223).
Schade-enquête-commissie. De schade-en quête-com-
missie te Rotterdam is bereid om op aanvrage, tegen
vergoeding der kosten, de adressen te verstrekken –
voozoover deze in haar archief aanwezig zijn – van
relaties met wie ieder contact vr]oren is. (E.V. 11/10/’40,
pag. 1261.)
Waisproducten. Beperkende bepalingen ten aanzien
van het verwerken en verhandelen van walsproducten.
(E.V.
4/10/’40, pag. 1224). –
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Aardappelen. Vaststelling van maximumprij zen voor
de diverse aardappelsoorten en van grossiers- en detail-
marges. Beperkende bepalingen ten aanzien van vervoer
en aflevering. Instellipg van productie- efi consumptie-gebieden. Voor den oogst 1941 is de teelt van fabrieks-
aardappelen geheel vrijgelaten. (E.V. 4/10/’40, pag. 1227
e.v.; 11/10/’40, pag. 1266.)
Appelen. Sinds 11 October is het verboden versche
appelen van alle soorten te vervoeren, te veilen, te ver-
handelen of te exporteeren. Algemeene ontheffing hiervan
wordt tot nader order verleend voor: de afleveringen door
den detaillist, mits niet grooter dan 5 K.G. per keer en
per afnemer en het vervoer hiervan door den consument;
het veilen van kroet van deze appelen. (E.V. 11/10/’40,
pag. 1262; 18/10/’40, pag. 1293; Stct. No. 195).
Bcdrjfscredieten wegens defensieschade. De mogelijk-
heid is geopend om in noodzakelijke gevallen, hij wijze
van voorschot op de als gevolg der oorlogs- en defensie-
handelingen geleden
bedrjfsschade,
aan den landbouw
credieten toe te staan, voorzoover de wet (Inundatiewet,
Wet op den Staat van Oorlog en Beleg) in schadeloos-
stelling voorziet.
In verband met het vergevorderde seizoen is de
gratis verstrekking van kunstmest, zaaizaad en pootgoed
aan de beschadigde bedrijven gestaakt. (BV. 4/10/’40,
pag. 1225).
Bindertouw. Ten aanzien van zgn tomatentouw is
dezelfde regeling getroffen als voor het gebruik van zgn.
bindertwine in den landbouw. (Zie E.-S. B. (1284), pag.
534.) Wat het hew’aarde gebruikte hindertwine voor den
landbouw betreft, dit. kan thans tegen vergoeding worden
ingeleverd, waarbij een inleveringsbewijs wordt ver-
strekt, dat hij aanvragen van bindertwine voor den oogst
1941 moet worden overgelegd. (BV. 11/10/’40, pag. 1266.)
Cacaoboonen en -producten. (Zie ook E.-S. B. (1284),
pag. 534.) De indertijd verleende ontheffingen van het
vervoer- en afleveringsverbod voor deze producten zijn
thans ingetrokken voor cacao, cacaoboonen, cacaomassa,
cacaopoeder, chocolade en cacaoboter. (E.V. 1 1/10/’40,
pag. 1262; 18/10/’40, pag. 1293; Stct. No. 195).
Crisisproducten. Van het verbod tot vervoer en af
–
levering van crisisproducten – waarvan reeds verschil-
lende ontheffingen waren verleend — is thans voor alle
producten ontheffing verleend, mits bij de aflevering
eenige formaliteiten (bestelhon en geleidebiljetten) in
acht worden genomen.
Voor eenige producten wordt, indien deze bestemd
zijn voor een handelaar in of fabrikant van pharmaceu-
tische artikelen en de hoeveelheid nièt meer dan 5 K.G.
bedraagt, algeheele ontheffing verleend, lIet dorschen van
crisisproducten is thans uitsluitend veroorloofd aan hen,
die daartoe van de betrokken Landbouwcrisisorganisaties
een dorschvergun ning hebben verkregen. (BV. 1 1/10/’40,
pag. 1262;,18/10/’40, pag. 1293; Stct. Nos. 167, 193, 195
en 200; Verordeningenblad No. 31).
Eieren.
Binnenkort zal een regeling worden va!tge-
steld, waarbij het opkoopen en inzamelen van dieren,
alsmede het in het groot verhandelen of opslaan in koel-
huizen en kalkputten en het verhandelen aan detaillisten
of het afleveren voor industrieele doeleinden van eieren,
slechts zal zijn toegestaan aan hen, die bij de Neder-
landsche Centrale voor Eieren en Pluimvee te Beekbergen
zijn georganiseerd. (BV. 11/10/’40, pag. ]263.)
Maanzaad en inosterdzaad. Ontheffing van vel-voer-
en afleveringsvei-bod voor deze producten; voor geel
mosterdzaad slechts voor het aî]overen door anderen dan
de telers ervan.
(E.V.
11/10/’40, pag. 1262; Stct. No. 195.)
Mcngvoedcrs. Afkondigig van een gewijzigde Meng-
v’ederbeschikking 1939 en van nieuwe voorschriften
nopens de samenstelling van mengvoeders. (BV. 11/10/’40,
pag. 1264; 18/10/40, pag. 1293; Stct. Nos. 193 en 196).
Pluimveestapel. Nadere richtlijnen voor een regeling
van de inkrimping van den pluimveestapel, welke, wat de –
kippen betreft, ziJ moeten worden teruggebracht tot on-geveer 115 deel van zijn omvang bij de inventarisatie in
September 1939, terwijl de eendenstapel een nog sterker
inkrimping zal moeten ondergaan.
hierbij is men er van uitgegaan, dat de kippenhouderi,j
het best gedreven kan w’orden als onderdeel van het
landbouwbedrijf op de boerderij. Om groote verschui-
vingen te voorkomen zullen de bedrijven met een kleifien
stapel relatief meer dieren mogen aanhouden dan de
bedrijven iiet een grooteren pluimveestapel; ander-
zijds zijn de voedertoewijzingen voor de laatste groep
relatief iets gunstiger dan voor de houders van een kleine
hoeveelheid kippen.
23 October 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
649
Door het vaststellen van de eierprijzen heeft men
eenige compensatie willen geven voor de gedaalde in-.
komsten in het pluimveebedrijf. Ook de prijs van het op te ruimen pluimvee wordt op een redelijk peil ge-
houden. Eveneens zal worden gezorgd voor de houders van
die bedrijven, die als gevolg van bovengenoemde maat-regelen, naast de kosten van levensonderhoud, over niet
genoeg inkomsten meer beschikken ter betaling van
renten en publieke lasten. (E.V. 11/10/’401 pag. 1263;
18/10/’40, pag. 1294).
Schapenvieeseli. Het be- en verwerken hiervan tot
vleeschwaren is, behoudens vergunning van de Vee-
houderijcentrale, sinds 4 October verboden. (E.V. 11/10/’40,
pag. 1265; Stct. No. 193.)
Slachtgevogelte. Verplichte opgave, naar den stand
van 1 October, van, de in vrieshuizen opgeslagen of op
andere wijze verduurzaamde voorraden gevogelte en van
de veranderingen hierin na dien datum. Afleveren en ge-
bruik in eigen bedrijf slechts niet machtiging van de
Centrale voor Eieren en Pluimvee. Het, slachten van
kippen, eenden, kalkoenen en ganzen is verboden, tenzij
de dieren uit eigen bedrijf afkomstig zijn en voor eigen
gebruik dienen, of indien men tot het slachten machtiging
heeft verkregen van de Centrale. (E.V. 4/10/40, pag.
1230).
Tarwegluten. Ontheffing van het verbod tot vervoeren
en afleveren, voorzoover dit geschiedt naar en aan weder-
verkoopers en in normale hoeveelheden. (E.V. 11/10/40,
pag. 1262; Stct. No. 195.)
Tceltplan akkerbouw oogst 1941. Hierbij is uitgegaan
van de gedachte, dat in de vrijheid van den landbouwer
inzake de organisatie van zijn bedrijf zoo weinig mogelijk moet worden ingegrepen. 1-let hoofddoel is een zoo groot
mogelijke opbrengst van voedsel vooi- mensch en dier,
in verband waarmede de teelt van sommige gewassen,
o.a. karwij, mosterd- en maanzaad, ed., als ongewenscht
moet worden beschouwd en slechts in uitzonderings-
gevallen vooi’. het winnen van zaad of als noodgewas
kan worden toegestaan. De productie van voedingsmidde-
len voor den niensch moet de voorkeur hebben boven de teelt van hakvruchten voor veevoeder; ook moet er voor
gewaakt worden, dat producten, welke voor mensche-
lijke voeding kunnen dienen, niet op de een of andere wijze
als veevoeder worden gebruikt. Flet uitbreiden van gras-
land ten koste van houwland is verboden. Op het scheuren
van grasland kan onder bepaalde voorwaarden (o.a. moet
de stand van het gewas op het gescheurde perceel aan
zekei-e kwaliteitseischen voldoen) een premie van maxi-
maal f 100.– per ha. worden verleend. (E.V. 4/10/’40,
pag. 1225 cv.).
Varkens. Nadere regeling inzake het voorhanden heb-
ben van varkens (,,Varkensbesluit 1940″) en het verrichten
van huissiachtingen (,,Huisslachtïngsbesluit 1940 Varkens”)
en in verband hiermede de regeling vieeschdistri-
hutie. Nieuwe toewijzingen voor het houden van varkens
zullen in den regel lager zijn dan de thans geldende. (E.V.
11/10/’40, pag. 1264 e. v.; 18/10/’40, pag. 1293; Stct.
Nos. 195 en 200).
Visehcollserven.
Vaststelling van maximum-groo t-
handelsprijzen.
(E.V.
11/10/’40, pag. 1265; Stct. No. 193.)
RANTSOENEERHG EN DISTRIBUTIE.
Banden.
Verplichte vooi’raadopgave dooi- alle houders
van motorrijwiel- en autobanden, tractorbanclen en
vliegtuighanden. Zonder vergunning van het Rijksbureau
voor Rubber mogen geen feitelijke of rechtshandelingen
t.a.v. banden worden verricht. Het normale verbruik
blijft geoorloofd. Verplichte levering tegen vast te stellen
prijzen aan aan te wijzen personen of instanties kan
gevorderd worden. (E.V. 4/10/’40, pag. 1233; 18/10/’40,
pag. 1296).
Brandstoffen. Regeling van de distributie van vaste
brandstoffen met ingang van 9 October. (E.V. 11/10/’40,
pag. 1269 e. v.)
Brood en vleesch voor hotels, restaurants enz. Met in-
gang van 1 October kunnen deze goederen ook in hotels,
restaurants e.d. slechts tegen afgifte van een distributie-
bon verkregen worden. (r.V. 4/10/’40, pag. 1231).
Donkere olie. Verschenen is een nieuwe tekst van de
Donkere Olieheschikking 1939 No. 1 waarin opgenomen
zijn bepalingen omtrent het verbod tot verkoop, aflevering
en verbruik, inschrijvingsplicht, opgave van voorraden
en afleveringen, betali9gen en dispensatie’s, alsmede de
verplichting tot levering tegen bepaalde voorwaarden aan
aan te wijzen instanties. Sinds 1 October is elke afleve-
ring zonder geldige bon of bewijsstuk verboden. Voor
elke aflevering moet een vergunning worden aangevraagd
waarbij de verbruikers worden onderscheiden in: Scheep-
vaart, Visscherij en alle overigen. (E.V. 4/10/’40, pag.
1234; 11/10f’40, pag. 1271.)
hotel-, €afe-, Restaurant- en Pensionbelrjf. Ver-
plichte inschrijving hij het Rijksbureau voor deze be
drijven. (E.V. 11/10/’40, pag. 1267; Verordeningen-
blad No. 30.)
Hout. Intrekking van de dispensatie van hèt• verbod
van koop, verkoop, enz., van hout, ten aanzien van
eenige soorten hout en voor bepaalde transacties. (E.V.
11/10/’40, pag. 1269.)
Huipstoffen voor de verf-en drukinktiiidustrie. Ver-
plichte maandelijksche opgave van vborraad en verbruik
van deze goederen dooie fabrikanten aan de sectie Verf
en Verfgrondstoffen van het Rijksbureau voor Chemische
Produc.ten. (E.V. 4/10/’40, pag. 1235).
Kwikzilver, nikkel, eiiz. Verplichte voorraadopgave
voor ieder, die tenminste 3 K.G. kwikzilver, nikkel, cobalt,
cadmium, vanadium en/of chroorn voorhanden of in
voorraad heeft en niet is ingeschrevii bij liet R.ijkshureau
voor Non-Ferrometalen. (E.V. 4/10/’40, pag. 1271).
Lood, tin en legeeringen ervan. Ingevolge de Non-
Ferrometalen-beschikking 1940 No. 3 is het verw’erken
en verhandelen van deze artikelen verboden. Op be-
paalde voorwaarden kan de grafische industrie vergun-
ning verkrijgen tot liet koopn, bewerken en verwerken
van genoemde metalen.
(E.V.
11/10/’40, pag. 1271.)
Papier. Maatregelen zullen ivorden getroffen ten aan-
zien van de distributie van alle soorten papier en carton,
waaronder stroocarton, in rollen en vellen. Verwerkers
van en handelaren in papier, die in 1938 en 1939 over
een gemiddelden voorraad papier beschikter van min-
stens 5000 K.G., alsmede importeurs van en agenten
in papier, dienen zich bij het Rijkshureau voor Papier
te laten inschrijven. Een beperking van de aflevering
zal niet behoeven te geschieden, terwijl, naar zich laat
aanzien, evenmin maatregelen zullen w’orden genomen tot regeling van de levering van papier aan liet publiek.
Wijziging en aanvulling van
fi
Papierdistributieheschïk-
king1939 No. 1. (E.V. 11/i0
1
’40, pag. 1268; 18/10/’40, pag. 1295; Stct. No. 201).
Rubber. Wijziging van de Ruhberbeschikking 1939
no. 2, ivaarhij de definitie van rubber en rubherartikelen
belangrijk is uitgebreid. Afkondiging van de Eerste en
Tweede Uitvoeringsbeschikking, waarin bepalingen voor-
komen inzake dispensatie van de inschrijvingsverplichting,
het veriverkingsverhod, het verkoop- en afleverings-
verbod, liet vervoerverbod, en van de verplichting tot be-
taling van consentgeld. (E.V. 4/10/40, pag. 1234;
SteL. No. 191).
Schoenen. Na 2 October is de verkoop van zomer-
schoeisel niet meer vrij. Schoeisel, dat na verkregen
nIachtiging van den Directeur van het Rijkshureau vooi
Huiclen en Leder is gestempeld met de woorden vrij van
bon” of ,,afgekeurd schoeisel R.I-l.L.” kan Vrij aan het
publiek verkocht worden. (E.V. 11/10/’40, pag. 1267.)
650
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 October 1940
Terpentijn en lijnolie voor schilders. Regeling van de
distributie van deze goederen. Verplichte opgave door
personen, die het schildersbedrijf uitoefenen,van voorraden
van deze artikelen, alsmede van het aantal personen,
dat op 1 October in hun bedrijf werkzaam was. (E.T.
4/10/’40, pag. 1235; Stct. No. 191). Turf. Nieuwe regeling van den verkoop, aflevering en
liet vervoer van turf i. v. m. de distributie van vaste
brandstoffen. (E.V. 11/10/’40, pag. 1271.)
Textielproducten. Voorzoover dit nog niet was geschied,
zijn alle textielproducten thans als distributiegoed aan-
gewezen. Verplichté inschrijving van alle ondernemingen
hij het Rijksbureau voor de Distributie van textielpro-
ducten. Zonder schriftelijke toestemming van dat Bureau
is het verbpden textielproducten te vervoeren, te koopen of te verkoopen en af te leveren, anders dan aan verbrui-
kers. (E.V. 4/10/’40, pag. 1232; Stct. No. 188).
Eenige nadere regelingen zijn gepubliceerd met be-
trekking tot de distributie van textielproducten door
den handel. (E.V. 11/10/’40, pag. 1266).
Verf en Verfgiondstoffen. Verlengingvan de dispensatie
van het verbod tot het koopen, verkoopen en afleveren
of verwerken van deze grondstoffen van 2 October tot
1 November voor bij de Sectie Verf en Vorfgrondstoffen
van het Rijksbureau voor Chemische Producten inge-
schreven ondernemingen. (E.V. 4/10/’40, pag. 1235).
Winterkleeding. Tegen inlevering van een heerencostuum,
wollen deken, wintermantel of jas bij een plaatselijk
Kleeding-Comité kan men, indien het ingeleverde goed aan zekere eischen van kwaliteit voldoet, het recht ver-
krijgen tegen inlevering van een speciale bon der textiel-
kaart een winterjas of mantel of de daarvoor bestemde
stof bij een w’inkelier te koopen. Inlevering dient vé5r
13 October te geschieden, waarna de ingeleverde goederen
gratis aan dat deel der bevolking, dat hieraan het meest
behoefte heeft, zullen worden uitgereikt. (E.V. 4/10/’40,
pag. 1232).
IJzer en Staal. Afkoridiging van de IJzer- en Staal-
beschikking 1940 no. 1 ter regeling van de werkzaam-
heden van het Rijksbureau voor IJzer en Staal. De Metaal-
beschikking 1939 no. 1 is ingetrokken. (E.V. 4/10/’40,
pag. 1233).
Zeep. Verkoop van alle soorten medicinale- en toilet-
zeep van oude samenstelling is sinds 28 September j.l.,
behalve voor den kleinhandel tegen afgifte der aangewezen
distributiebon, verboden i.v. m. onjuiste voorraadopgaven
door een aantal fabrikanten en handelaren.
Ter voorkoming van ongewenschte concurrentie zijn de
wasscherijen verplicht van hun cliënten een zeepbon
voor iedere 8 K.G. droog waschgoed te vorderen.
Verplichte inschrijving van alle wasscherijen hij het
Rijksbureau voor Chemische Producten (Sectie Zeep).
(E.V. 4110/’40, pag. 1233); 11/10/’40, pag. 1268).
ONTVANGEN BOEKEN BROCHURES EN
STATISTIEKEN.
BOEKEN.
Rotterdanis bedrijfsieQen in het oerleden
door Dr. Z. W.
Sneller, 1 Ioogleeraar te Rotterdam. (A mstBrd am
1940; II. J. Paris. Prijs ing. f 3.90, geb. £490).
De linnenhandel nan Amsterdam in de X Viiie eeuto
door
Dr. J. G. van Bel. Bijdragen voor Economische
geschiedenis onder leiding van Prof. Dr. Z. W. Sneller.
(Amsterdam 1940; II. J. Paris. Prijs ing. f 2.50.)
Besluit op de FVinstbelasting
1940, bewerkt dooi’ J. de
Willigen (Deventer 1940; N.V. Uitg.-Mij. JE. E.
Kluwer. Prijs f 4.25).
Besluit op de TVinstbelasting.
Gids voor de praktijk, door
Jan C. W. Polak. (‘s-Graveqhage 1940; W. P. van
Stockum & Zoon).
De economisçhe onuvikkeling nan het bounbedrijf in lVe-
derland
door Ir. J. J. van der Wal. (Delft 1940;
drukkerij Waltman (A. J. Mulder). Prijs ing. f 3.90,
get. f 4.90.)
De gemeente Herten (Limburg).
Dorp aan de overgang
door i)r. II. J. van ZiTylen: (Groningen—Batavia
1940; J. B. Wolters Uitgevers-Maatschappij N.V.
Prijs f 3.90).
Stadst iekn’et, stadstiekrechtn’et en 000rschrif ten betreffende
de statistiek oan den in-, uit- en doornoer
door P.
Karnmelk. De Belastingwetgeving Serie 1 & A, No.
13. (Gorinchem 1940; J. Noorduyn & Zoon N.V.
Prijs ing. f 4.50, gec. f 4.90, losbl. f 5.50).
Deoiezenoeroi’dening
1940
met uitooeringsbepalingen,
i nge-
leid en verklaard door Mr. Dr. F. E. Schmey (Pur-
merend 1940; J. Muusses. Prijs f 2.75).
Relceneenheid en ruilmidclel
door Dr. G. van der Wal
(Den llelder 1940, N.V. Drukkerij en Uitgeverij
v/h C. de Boer Jr. Prijs f450).
Jaarboek 000r Scheepoacirt en Scheepsbomo
1940, samen-
gesteld met medewerking van de Nederlandsclie
Reedersvereeniging en de hoofdinspectie voor de
Scheepvaart. (‘s-Gravenhage 1940; Moorman’s Perio-
dieke Pers N.V. 224 blz.).
De contrôle en repressiemiddelen aan de fiscus,
stenografisch
verslag van het debat over de praeadviezen van de
ileeren Mr. P. W. van .Doorne en W. J. de Langen.
No. 50 der geschriften van de Vereeniging voor be-
lastingwetenschap. (Purmerend 1940; J. Muusses.
86 blz.).
Economie aan gisteren en. morgen
door A. F. Schouten Pzn.
(Bussum 1940; N.V. Uitg.-Mij. C. A. J. van Dishoeck.
Prijs ing. f 2.90, geb. f 3.90.)
Probleme der Kriegsfinanzierung.
Vortriige, gehalten auf
der 1. Arbeitstagung des Vereins Deutscher Wirt-
schaftswissenschafter von K. C.
rfllalheim
II. Jecht,
K. W. Rath, Ii. 1-1. Flohifeld, II. X. Nicklisch, W.
I-Ioffmann, H. Kretschmar. (Jena 1940; Verlag von
Gustav Fischer. Prijs R.M. 6.—.)
lianse, 1)owning Street und Deutschiands Leb3nsrau.m.
Uitgegeven door Prof. Dr. heinrich Hunke. (Berlin
1940; Ilaude & Spenersche Buchhandlung Max
Paschke.)
Marktregulierung und Marktordnung in de, lF’eltagrarivirt-
schaft
door Dr. II. Schiller. Probleme dci’ WTeltwirt-
schaft no. 67. Uitgave van het Institut für Weltwirt-
schaft an der Universitüt Kiel, (Jena 1940; Verlag
von Gustav Fischer).
BROChURE
S.
Korte inededeelingen,
uitgegeven door het Nedeiiandscl
instituut voor Efficiency, No. 9.
Verpakkings-nunimer
(‘s-Gravenhage 1940).
De oerhooging omzetbelasting
1940 door Mr. C. P. r1LIk
(Den haag 1940; W. P. van Stockum & .Zn.).
Enkele concrete richtlijnen voor den socialen en economischen
opbouiv
door Drs. A. M. Groot. (Purmerend 1940;
J. Muusses. Prijs f 0.40.)
The legal status of branch banking in the United States
hy Frederic.k A. Bradford, Ph. D., issued by American
Economists Council for the study of branch banking.
(New York 1940).
STATISTIEKEN.
Recente ccono,nisch-statistische literatuur over Duitschland.
(‘s-Gravenhage 1940; Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek, Bibliotheek Lijst No. 6). Lichturen-tabel 1 Sept e;nber
1940
tot 1 Mei
1941.
(‘s-Gravenhage, September 1940; Ten Hagen’s Druk-
kerij en Uitgevers-Mij N.V. Prijs f 0.35).
Statistiek voor het slagersbedrijf Vi
(1938/1939). Uitgave
van de stichting Economisch Instituut voor den
Middenstand. (‘s-Gravenhage 1940).
23 October 1940
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
651
MAANDCIJFERS.
OVERZIChT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
Uit. Sept. 1940 (in Guldens).
AFDEELING Ja
Koliieren
voor den dienst
1940 ‘) Dir. belastingen
0E
‘
‘4
Bedragen,
welke zijn
,
terugge-
Benaming der
Totaal geven of
Zuiver
middelen bedrag
anders dan bedrag
wegens
betaling
op de koh.
NW
0
104
afgesclir.
Grondbelast. a)
10.860.890
23.810
10.837.086
10.084.097
Inkornst.bel. b)
75.187.853
2.294.701
72.893.152 82.697.315
Vermogensbel. c)
1 5.096.518 ‘107.652
14.988.867
17.029.831
Verdedig.bel. T
8.320.264
95.261
8.225.002
10.141.273
Opc.
v.. cl.
Gem,
fondsbel. Wet
van 2 Dec. ’39
(St.bl. no. 407)
21.673.419
219.431
21.453.9S8
–
Totaal
131.138.950
2.740.855
128.398.095
120.552.506
a) ‘/ hoofdsom + 20 opcenten op de boofdsom der gebouwde
eigendommen. Jij lIoofdsom + 70-88 opcenten. c) Hoofd-
som + 75 opcenten.
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen bestaan de
vermelde bedragen uit ‘/, gedeelte van liet belastingjaar 1 940/1 941
en ‘/ gedeelte van het belastingjaar 193911940, ‘) Voor de be-
lastingen naar inkomen en vermogen bestaan de vermelde be-
dragen uit
1/,
gedeelte van het belastlngjaar 193911940 en ‘/
gedeelte van het belastingjaar 193811939. ‘) Voor de Gemeente-
fondsbelasting bestaan de bedragen uit 15 opcenten over liet
helastingjaar 193911940 en ‘/, gedeelte van 50 opcenten over
liet belastingjaar 194011941.
AFDEELING Ib
Overige middelen
Se
t
1
‘
Sedert
1 Jan.
1940
Overeen-
kornstige
periode
1939
Benaming der middelen
Divid.- entantièmebel,
.
184.964
14.027.710
22.552.862
Rechten op den invoer
.
‘)
6.110.748
1
)63.949.017
87.150.963
Statistiekrecht
105.866
1.289.236
1.800.036
Accijns op zout
150.680 2.089.125
1.437.905
Accijns op geslacht
1.129.134
7.909.814 5.567.798
Accijns op wijn
386.797 1.517.007
1.813.631
Accijns op gedistill
4.372.238
25.641.874 22.278.237
Accijns op bier
………1.025.299
7.180.682
6.831.178
Accijns op suiker
4.870.323 41.927.660
43.766249
Accijns op tabak
0.1 29.294
35.977.820 28.947.169
Bel, op gouden en zilverv
74.928 498.795
439.048
68.307.190 02.696.858
Omzetbelasting
………5.546.000
Couponbelasting
289.630 3.008.994 3.803.748
Recht, en boeten v. zegel ‘)
1.079.623
‘)
8.806.124 14.834.200
Recht, en boet. v. registr.
2.221.048 9.494.412
10.705.129
Recht, en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden en v. schenking
3.686.585 30.142.309
33.945.283
Opbrengst d. loodsgelden
2.435
85.774
583.815
Totalen …….
37.365.592
321.854.143
349.214.162
‘) hieronder begrepen de sedert 11 Februari 1940 ten bate van
liet Leeningîonds 1940 geheven meerdere invoerrechten (Wet van 26 April 1940, Stbl. no. 404). ‘) Hieronder begrepen wegens zegel,
recht van nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten-
enz. / 260.856 (Beursbel.) ‘) Idem! 1.074.112
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1939.
Zuivere op-
brengst over het
BenamIng der middelen
Bedrag van de
tijdvak van 1
raming
Jan. 1939 tot en met de maand
Sept. 1940
Gi’ondbelasting.
(4 hoofdsom
+
20 opcenten
op de h000dsom der ge-
bouwde eigendommen)
.
10.703.000 10.663.813
Inkomstenbelasting
82.500.000
95.060.894
Vermogensbelasting.
……
21.000.000 21.347.644 10.500.000
10.878.690
Belasting v. d. doode hand
2.000,000 2.209.688
Divid.- en tantièmebel
27.000.000
.
26.378.336
Verdedigingsbel. T……..
Rechten op den invoer
. . .
96.000.000
122.755.156
Statistleki’echt
2.500.000 2.539.018
Accijns op zout
2.000.000 1.710.816
Accijns op geslacht
7.500.000 7.929.726
2.371.202
Accijns op gedistilleerd
.
28.050.000
31.502.614 9.168.257
Accijns op suiker
56.100.000
61.126.759
Accijns op tabak
30.000.000
39.507.684
Bel, op gouden en zilverw.
575.000
636.598
Accijns op
wijn
………..2.250.000
Accijns op
bier
………..8.000.000
82.000.000 88.784.298
4.682.480
Rechten en boeten v. zegel
23.000.000 18.017.660
Rechten en boeten v. registr.
16.500.000
13.494.674
Omzetbelasting
………..
Couponhelasting ………..5.500.000
Rechten en boeten v. succes-
sie, v, overgang bij over-
lijden en v. schenking ….
48.000.000 44.218.695
Opbrengst der loodsgelden.
.
.750.000
658.426
Totalen
568.428.000
1
615.643.068
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN HET
5rIIItKLOOSIIEIDSSUBSIDIEFONDS
Zuiver bedrag
Dienst 1940
Bedrag van kohieren tot en
rainlng
niet de maand
Sej)t. 1940
Grondbelasting
(veertig
ten
hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van cle
hoofdsom
wegens
ongebouwde
9.797.147
Personeele
belasting
(tachtig
ten
honderd van de lioofdsoni naar
den eersten, tweeden en derden
.9.000.000
19.602.335
Genieentefondsbelasting
(vijf
en
eigendommen)
……………..9.745.000
twintig
opccnten
op
dc
hoofd-
16.000.000
10.485.910
groildslag)
………………….
Vermogensbelasting (twee en twin-
tig opcenten op de lioofdsom)
.
2.500.000
1
.473.230
som)
…………………..
Inkomstenbelasting
(tien opcentcn
5.150.000
3.486.352
op de hoofdsom)
…………..
Totalen
………
52.395.000
64.844.980
INKOMSTEN TN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
Sept. 1940
1940
1939
Motorrijtuigen- belasting
542.507
11.725.316
19.481.916
Rijwielbelasting
. .
232.395
8.279.050 8.330.798
Totalen
. . . .
774.902
20.004.306 27.812.712
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONOS
Dienst
1 939/1940
Zuiver bedrag dci’ ko-
Zuiver bedrag der
heren voor den dienst
kohieren lot en niet
1938/’39 tot en
iii.
cle-
de maand Sept.1 940
zelfde maand v. 1939
Gemeente.f.belast..
.
69.483.386 67.659.988
Opc.verm. t. get. v.50
5.976.373 6.003.995
OVERZICI’IT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET LEENINGFONDS 1940.
Benansihg der
middelen.
Opbrengst over de
mOandl Sept. 1940
Opbrengst over cle
anden Mei t/in.
ma
Sept. 1940.
10
opcenten op den
suikeraccijns
343.222 1.056.279
15 opcenten
op
de
rechten van succes-
sie, van overgang en van schenking
38.981
54.322
Dc ten bate van dit fonds sedert 11 Februari 1940 gelieven
meerdere invoerrechten zijn als ,,Rechten op den invoer” verant-
woord onder de rubriek Ib Overige Middelen.
STATISTIEKEN.
BANKDISCON’rO’S.
N
‘ Ç
Disc. Wiss. 3 28Aug. ’39
Lissabon
..
. . 4 11 Aug.’ 37
B
Bel.Bi.Eff. 34 28Aug.
1
39
Londen ……..2 26 Oct. ’39
Vrsch.inRC 34 28Aug.’39
Madrid
……4 29Mrt, ’39
1
)
Athene
……6 4 Jan. ’37
N.-York F.R.B. 1 27 Aug. ’37
Batavia
……3 14 Jan. ’37
Oslo ………. 4421 Sept. ’39
Belgrado ……5 1 Febr. ’35
Parijs
……..2
3 Jan. ’39
Berlijn ……..34 9 Apr. ’40
Praag……….3
1 Jan. ’36
Boekarest
. . . . 3 12Sept.’40
Pretoria …….. 34 15Mei ’33
Brussel
……
9
) 25 Jan. ’40
Rome ………. 44 18 Mei ’30
Boedapest . . . .
28Aug. ’35
Stockholm ……3417 Mei ’40
Calcutta
28 Nov. ’35
Tokio ……..3.46 11 Mrt’38
Dantzig
2 Jan, ’37
Warschau ……4418 Dec. ’37
Helsingfors . . . .
3 Dec. ’34
Zwits. Nat. Bk.
14
25 Nov. ’36
Kopenhagen . .
15 Oct. ’40
i
‘) 3 % voor wissels, promessen en leningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.
‘) Niet, officieel bevestigd,
OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLANDSOJIE BANK
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
IN.-York
1
Berlijn
1Brussel
1
Zürich
IStockli.1
Helsinki 8 Oct. 1940
1.88’/,
75.354
30.14
43.48
44.854
3.814
9
1940
1.88’1, 75.354
30.14
43.59
44.854 3.814
10
1940
1.88
8
/,
75.354
30.14
43.634 44.854
3.814
II
,,
1940
1.88
1
/.
75.354
30.14
43.634 44.854
3.814
12
,,
1940
1.88
5
/,
75.354
30.14
43.634
44.854
3.814
14
1940
1.88
3
1,
75.354
30.14
43.634
44.854
3.818
Hoogste d.w. 1.88’/,,
75.28
30.11
43.44
44.81
3.81
Laagste d,w.
1.88’/,,
75.43
30.17 43.68 44.90
3.82
15
,,
1940 1.88
5
/,
75.354
30.16
43.634 44.854
3.814
40
,,
1940
1.88’1, 75.354
30.14
43.634
44.854
3.814
17
,,
1940
1.88’1, 75.354
30.14
43.634 44.854
3.814
18
1940
1.88’1,
75.354
30.14
43.634 44.854
3.814
19
,,
1940 1.88
1
1,
75.354
30.14
43.634
44.854 3.814
21
,,
1940
1.88’1,
75.354
30.14
43.634
44.854
3.814
Laagste d.w.
1.88’/,,
75.28
30.11
43.59
44.81
3.81
Hoogste d.w.
1.88
1
1,,
75.43 30.17
43.68
44.90
3.82
Muntpariteit
69.41
59.263 24.906
48.003
66.671
6.266
652
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 October 1940
KOERSEN
TE NEV-YORlC.
(Cable).
Data
Londen
Parijs
BerLijn
Amsterdam
($ per £)
(S per 100 fr.)($ p. 100 Mk.)
(8 p.
/
100)
IS
Oct. 1940
4.031,
–
40.05
–
16
,,
1940
4.03/,
–
40.05
17
,,
1940
4.031,
–
40.05
–
18
,,
1940 4.03
–
40.05
–
19
,,
1940
4.031,
–
40.05
–
21
,,
1940
4.031/.
—
40.05
–
23
,,
1939
4.01’/
2.27/,
40.10
53.09
Muntpar!teit
4.86
3.90
5
1,
23.81
1
1
40
1
1,,
IfO1eItSI’N
‘FE T.fle1)PN
Plaatsen en
tanden
Not.
eenh.
14119
Oct. ’40
Laagste
1
Hoogste
1
19Oct.
1940
7/12 Oct. ’40
1
Laagste
l
Hoogstél
112
Oct.
1940
Officieel:
New York
S p.
£
4.024
4.030
6.03
4.02*
4.034
4.03
Parijs Fr.p.8
–
–
–
–
–
–
Stockholm
Kr.p.8
16.85 16.95
16.90
16.85 16.95
16.90
Montreal
$
p.
£
4.43
4.47 4.45
4.43
4.47
4.45
Buenos Aires
Pcs.pC
16.90
17.13
17.014 16.90
17.13
17.014
Niet_Officieel:
Alexandrië
P. p.
£
97.50 97.50 97.50 97.50 97.50 97.50
Athene
Dr.p.2
525
525
525
525
525
525
Bangkok
5h. p.taal
–
–
–
–
t
–
Bombay
d.p.r.
IS.-
18.-
18.-.
18.-
18.-
18.-
Budapest
P. p.
£
19.75
19.75
19.75
19.75
19.75
19.75
IIongkong
d. p.
$
IS.-
15.-
IS.-
I5.-
1 5.–
IS.-
Istanbul
TIp.2
515 515 515
515
515
515
Kobe
d.
P.
yen
14.25 14.25
11125
14.25
14.25
14.25
Lissabon
Eseu.p.I
99.80
100.20
100.-
99.80
100.20
100.-
Madrid
Pt.p.
£
37.70 37.70
37.70
37.70
37.70 37.70
Montevideo
cl.p. p.
–
–
– –
–
–
itio de Janeiro
d. p.
mii.
–
–
– – –
–
Shanghai
d. p.
$
3.68
3.68
3.68
3.51
3.68
3.68
Singapore
d. p.
$
28.18 28.18
28.18
28.18,
28.18
28.18
–
Z!LVERPStIJS
GOIJDPRIJS
Londen
6)
N. York’)
A’dam ‘)
Londen’)
15 Oct. 1940.. –
3411t 15 Oct. 1940.. 2125
1681-
16 ,,
1940.. 2311
6
,
3461 16
,,
1940.. 2125
1681-
17
1940.. 231
34
3
/ 17
1940.. 2125
168/-
18 ,,
19
1
.0.. 23’/,
,
34
3
1 18 ,,
1940.. 2125
1681-
19
1940.. –
–
19 ;,
1040.. 2125
1681-
21
1940.. 23’/,
34
1
/ 21
1940.. 2125
1681-
23 ,,
1939.. 23′,
36’/ 23 ,,
1939.. –
1681-
23 Aug. 1939.. 181,
37
1
1 23 Aug. 1939.. 2110
148/6
1
1,
1)
In pence p. oz. stand.
‘)
Foreign silver in $e. p. oz. line. ‘)
In guldens per Kg. 1000/t 000. ‘t In eb. p. oz. line.
STAND VAN IsRIJKS RAS.
o r d
e ringe n
1
7 Oct. 1940
15 Oct. 1940
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Necierlandsche Bank
–
–
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten …………….t
91.865,10 t
989.669,87
Voorschotten op uit. Sept. rcsp.
Aug. 1940 aan degemeenten
verstr. op a. haar uit te kee-
ren hoofds. der pers. bel.,
aand. In de hoofds. der
grondbel. en der gem. fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op de vermo-
gensbelasting …………
……..-
–
Voorschotten aan Ned.-IndiO’) ,, 107.105.466,78 ,, 107.576.812,77
Idem aan Suriname ‘) ……
….9.716.982,70 ,,
9.716.984,58
Kasvord. weg. eredietverst.
a/h. buiteni.
…………
…78.367.278,47 ,,
77.896.186,73
Daggeldleeningen tegen onder-
pand… ……………
…….-
–
Saldo der postrek. v. Rijks-
comptabelen ……………70.821.625,95 ,, 70.964.659,25
Vord. op het Alg. Burg. Pen-
sioenfonds
1)
….
……..
…….-
–
Vord. op andere Staatsbedr.
en Instellingen
1)
…18.853.800.57 .. 19.707.022.12
Verplichtingen
1
Voorschot door de Ned. Bank
ingev. art. 16 van haar oc-
trooi verstrekt ………..t 15.000.000,- f 14.884.920,49
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt .
6.436.178,15
–
Schuld aan de Bank voor
Ned. Gemeenten
–
.
–
Schatkistbiljetten in omloop ,, 176.566.000,- ,, 176.551.000,-
Schatkistpromessen in omloop ,, 769.200.000,-
2
) ,,
808.200.000,-
1
)
Daggeldleeningen ……….
………- –
Zilverbons in omloop ……
….26.785.845,50
28697.936,-
Schuld op uIt. Sept. resp. Aug
’40 aan de gem. weg’. ah, uit
te keeren hoofds. d. pers.
bel., aand. i. d. hoofcls. d.
grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting ….
……3.137.209,85 ,,
4.935.457,51
Schuld aan Curaçao ‘) ……
……..159.840,28 ,,
1.59.840,28
Schuld aan het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)
……1.018.212,59 ,,
1.050.115,31
Id. a h. Staatsbedr. der P.T.
en T.
1)
…2I3.256.02l,58 ,, 210.784.239,53
Id. aan andere Staatsbedrij-
ven
1)
…..8.200.000,- ,,
8.200.000,
17
–
Id. aan div. instellingen ‘) ..,,
7.325.590,34 ,, 176.603.076,80
6)
in rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist. ‘) Rechtstreeks hij De
Nederlandsche Bank 1 118.000.000,- ‘) Idem t 122.000.000,-
DE NEDERLANDSCLIE DANK.
Verkorte balans op 21 October 1940.
Aetiva.
Binnenl. Wissels,
1, }Ifdbank.
1
128.500.000
Promessen, enz.
.
Bijbank.
68.983
Agentsch.
,,
513.665
129.082.648
Papier op het Buitenland
. .
t
300.000
Af: Verkocht maar voor de
bank nog niet afgeloopen
–
300.000
Beleeningen
mcl.
t,
iTfdbank.
1
145.099.256 ‘)
voorschotten in
Bijbank.,,
–
3.990.994
rekening-courant
Agentsch.
48.499.578
op onderpand
t
197.589.828
Op Effecten enz.
……..
1
196.606.982
1)
Op Goederen en Ceelen ….
..982.846
197.589.828 ‘)
Voorschotten
aan het Rijk
………………
4.496.804
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal ……….t
1.121.021.356
Zilveren munt,
enz.
……
..15.261.926
1.136.283.282
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,
48.611.545
Gebouwen en meubelen der Bank
…………..
4.500.000
Diverse rekeningen
……………………….
67.641.648
1.588.505.755
Passiva.
Kapitaal
…………………………….1
20.000.000
Reservefonds
…………………………..
4.454.252
Bijzondere
reserves ………………………
13.494.514
Pensioenfonds
…………………………..
10.895.932
Bankbiljetten
in
omloop
………………….
1.361.036.465
Bankassignatien
in
omloop
…………………
62.162
ltek.-Couranty Van het Rijk
1
–
saldo’s
Van anderen
,,
173.092.906 173.092.906
Diverse
rekeningen
……………………..
5.469.524
1.588.505.755
Beschikbaar metaalsaldo
………………1
522.644.005
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de Bank gerechtigd
is
…………..
1.306.610.010
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank onder-
gebracht
……………………………..
122.000.000
1)
Waarvan
aan
Nederlaneisch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) 1
57.977.150
Voornaamste posten In duizenden guldens.
Gouden
1
.
Andere Beschikb. Dek-
Data,
munt en
‘)I
C1inu-
opeischb.
Metaal- kings-
Imuntmater.
1
schulden
saldo
perc.
21
Oct. ’40
1.121.021
l.361.03I
173.155
522.644
±7
4
14
‘4h
1.133.462
1.358.283
1
186.297
530.110
1
±7
4
7
’40
1.132.743 1.357.167
1
190.687
527.873
1
±75
6 Mei
’40
1.160.287 1.158.613
1
255.183
607.242
1
83
Totaal
Schatkist-
1
Betee-
Papier
Div.
Data
bedrag
prom.
op
het
reken. disconto’s
rechtstr.
ningen
buitent.
(act.)
21
Oct. ‘401
129.083 122.000
1
197.590
300
TZ
14
’40
129.063
122.000
1
199.165
300
54.582
7
,,
’40
125.063
118.000
1
207.365
300
53.869
6 Mei ’40
9.853
–
1
217.756
750
20.648
6)
Per 1 April 1940 hervaardeering van den goudvoorraad op basis
van een depreciatie-percentage van 18 pCt.
BANK VAN ENGELAND.
t
Bankbitj.
1
Bankbitj. Other securities
Data
Metaal
n
in Bank.
Disc.and
Secu-
1
circulatie
Advances
1
rities
16
Oct.
’40
1
680
1
597.720
32.520
1
5.390
21.550
9
,,
‘401
8001
601.340
28.910
1
6.610
21.700
2,,
‘401
900
605.260
24.990
1
2.800
23.020
25
Sept. ‘401
1.0401
604.760
25.470
3.540
21.890
23 Aug.
‘401
247.2631
508.064
38.353
t
5.711
24.334
Data
1
GOSi.
Public
Other DepositS
t
Reserve
t
Dek-
1
Sec.
Dspos
Banieers
Other
kings
Acc.
1
perc.
1)
16
Oct. ’40
139.000
19.850 409.150
t
52.240
32.950 18,2
9
,,
’40
146.230
19.090
115.300
1
51.970
1
29.460
14,8
2
11
’40
142.560
21.270
101.270
1
53.350
1
25.630
14,6
25 Sept. ’40
147.810
13.530 115.980
1
51.900
1
26.270
14,5
23 Aug. ’40
99.666
22.371
92.1321 36.229
1
39.199
26,0
DUITSCIIE RIJKSBÂNK.
Goud
Rent en-
1
Andere wissels
1
Belee-
Data
en
1
bank-
1
cleèque8’en
deviezen
scheine
1
schatkistpapier
ningen
15
Oct.
1940
t
77,5
432,7
1
12.809,3
t
16,3
.
7
,,
1940
1
77,2 223,4
1
13.062,2
1
14,5
30 Sept. 1940
1
77,6
219,3
1
13.206,5
1
15,8
23 Aug.
1939
1
77,0
27,2
1
8.140,0
1
22,2
Data
t
E/fec-
‘T5tverse
t
Circu-
1
Rekg.-
I
Diverse
1
ten
Activa
1
laGe
Crt.
1
Passiva
5 Oct.’40
t
55,8
1.726,7
1
12.352,7
t
1.870,1
1
525,0
7
,,
’40
I
51,2
1.577,3
1
12.658,7
I
1.580,4
I
571,2
30Sept.’40
t
49,8
1.796,9
i
12.846,5
I
1.794,9
t
518,9
23Aug. ’39
t
982,6
1.380,5
I
8.709,8
t
1.195,4
t
454,8