Ga direct naar de content

Jrg. 25, editie 1259

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 14 1940

14 FEBRUARI 1940

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

EconomischStatistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

25E
JAARGANG

WOENSDAG 14 FEBRUARI
1940

No. 1259

COAJMIESJE VAN REDACTIE:
P. Lief tinck;
N.
J. Polak; J. Tinbergen;
II.
M. H.
A. van der Valk; F. de Vries.

11. F. J. Cool – Secretaris van de Redactie.

Redactie-adres: Pieter de lloochwcg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij
abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh an Ditmar NV., Uitgevers,
Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Oravenhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.

.4bonnernentsprijs voor het secekblad franco p. p.
in
Arederland f 16,—. A bonnemcntsprjs Economisch-Sta ijs-
tisch Aluandbericht
f
5,— per. jaar.
Beide organen samen

f
20,— per jaar. Buitenland en. Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50
cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlancisch Economisch Instituut
ontvangen
het iveckblod en het
Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.

BERICHT.

Met zeer veel genoegen heeft de Redactie van ons
weekblad kennis genomen van het Koninklijk Besluit
van 8 dez6r, waarbij haar medelid, Dr. 11. M.H. A.
van der Vaik werd benoemd tot hoogieeraar in de
staathuishoudkuncie en in de theorie en de geschiede-
nis van de statistiek aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht.
In de overtuiging mede namens een groot deel van den lezerskring van E.-S.B. te spreken, biedt zij hem
ook
langs dezen weg haar hartelijke gelukwenschen aan.

Redactie.

INHOUD

BIz.

Herwaardeering van den goudvoorraad of open markt-
politiek door Dr. H. AL H.
A. Van der Valk ……..112

Het. Fonds voor de Economische Verdediging door
J. C.
de Brvyn …………………………….113

Jeugdregstratie door
Meyer da Vries ………….. 115

Onze voedsel-
en
veevoederproductie in oorlogstijd
door
Dr. W. K. H. FeuiUetau cie Bruyn …………117

De economische en financieele regeeringspolitiek van
Frankrijk in oorlogstijd door
E. F. Philipp ……….120

De prijsvorming van niet door licenties gedekte bevol-
kingsrubber door
J; F. ffaccoft

………………
122

De pepersituatie door
J. Willems ………………124

MAANDCIJFERS:
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen
……..
126
Hypotheekrente in Nederland ………………..
127

INGEZONDEN STUKKEN:
Verzekering van gebouwen tegen oorlogsmolest door

cle
Directie van cle Vereeniging ,,Molest-R’isico” .. 127

ONTVANCEN
BOEKEN EN BROCHURES
…………….
127
Statistieken:
Verkorte opgave der Groothandelsprijzen ……………….128
Qeldkoergen-Wj8selkoersen-Bankstaten

— ………… 129-130

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Op de 11nisselinarkt wa.s over ‘liet algenieen de houding
van den Gulden aanmerkelijk vester dan in den laatsten
‘tijd het geval was geweest. De Dol’larnoteering heeft zich
– voortdurend bewogen &nder dcii afgifteprijs van het Egali-
satiefonds en is zelfs een oo’ge’nblik gedaald tot
1.37%,
waarna echter iceer een hc’rte’l is i.ngetreden tot boven
de 1.88.

In dit verband zij in heil [nering gobrac-ht, dat ook ria
dle aankondiging van cle vorige Staatsicening tijdelijk de
Dollar een flauwere stcniining aan dcii dag heeft gelegd.
lit lijkt niet onwaarsahijnlij’k, dat er ook dit keer een
zeker veilband bestaat tusscihen de stemming voor den
Gulden un de komende Stantsleen.ing. Weliswaar zou het
onjuist zijit te meenen, dat beleggers, die een dccl van hun
vermogen naar Amerika hebben verplaatst, in de eerste
plaats dat bezit zullen aanwenden om middelen vrij te
maken voor de nieuwe leening. Veeleer mag men het tegen-
deel verw.ah’ten. Iets anders ligt cle situatie met betrek-
king tot ondernemingen, die onder de heer’schende omstan-
.dig’hedeu weinig animo vertoonden om meer Dollars te
realisecron ‘dan strikt noodzakelijk was. Waar de koers
vrijwel constant tege ii di’ pla foud koe is van het Egalisa-
tiefo.nds bleef hangen, achtte men weinig kwade kansen
in aanhouden aanwezig, terwijl men anderzijds de moge-lijkheid van een winst toch niet heleinaal buitensloot. Nu
zal de gedwongen ‘in’sch rij ving op de Stantsleen ing wellicht
hier en daar l’iquid.iteits’verkoope’n i.iitbokken. En waar de
markt in clan laatsten tijd tooh al geen groot vae-uuiii aan-
toonde, dat ‘door cle nionetaira autoriteiten gevuld moest
wordCn, kon een betrekkelijk gering aanbod al koersclruk-
kend werken. Van ecu diepe ‘inzinking is echter geen
sprake geweest.
De andere valuta’s gingen ongeveer evenredig mei den
Dollar omlaag, a.lIen Belga’s moestn meer prijsgeven. Wij
lmebbeie ei

reeds meer op grieven, ‘dat de tactiek van de
13anque Nationale niet erg doorzichtig is, en dat deze ge-
baseerd is op, althans gepaard gaat niet, vrij hefitige schoni-
mcl tegen op en
ii
eer, zond er dat daar iii een bepaal cle lijn
i’s te onderkeam.nen. De Pondeiikoers was ook lager, niet
alleen ten opiiohte van den Gulden. maar ook iei in
verhouding tot den Dollar. Groot waren overigens déze
schommelingen niet en cle marge tu’sshen officieelen en
vrijen Pondenkoers blijft nog steeds b’in,neu zeer enge
gi-ensen –

Op de geidmarkt was het aanbod voor kortere termijnen
iets krapper -in verband met de ‘komende Staatsleening.
Driemaandspapier en langer was vrijwel onveranderd.
Op de obligatiemarkt was het aanbod overwegend. Het is niet onmogelijk, dat hier ook reeds sprake is van liqui-
da’ties om ruimte rte maken voor ‘de gediwo’ngen deelneming
in de nieuwe leening. De vraag naar bestaande leeningen is uitermate gering, omdat vele beleggers de dispon.ibele
middelen moeten reserveeren voor de gedwongen in’sehrij-
ving. Beschouwt men de nieuwe leei.cin.g uit clan gezichis-
ho&k van den meel- duurzamen invloed op ‘cle heleggings-
markt, dan moet men wei conc-Judeei-en, dat het systeem
van -gedwongen leen’ingen, die ,.onder de markt” liggen,
wat condities betreft, de bestaande obligatiën gunstig moet
bei.nvloeden. Onder een systeem van vrije leeningen nou
men vrij zeker een constant stijgende rente moeten ver-
wachten. thans ‘hoeft uien daarvoor niet bevreesd te zijn,
em-der zal op de ohl.i.gatiën der oude leeni.n’ge’u een zekere
o’pw’aantsche druk wonden uitgeoefend. De ‘shor.t-run-in-
vloed was echter ilén ‘van koersd ruk, waaidoor Staaitslee-
dagen diie tot vier Punten moesten prijsgeven, dus mcce
dan de stijging mia de vorige leeiii.n’g had hedvagen.

112

ECONOMISCH.STATÏSTISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

HERWAARDEER1NG VAN DEN GOUD-

VOORRAAD OF OPEN MARKTPOLITIEK.

Ten opzichte van het vraagstuk van de herwaar-
deeriug van den goudvoorraad zijn. de volgende stand-
punten mogelijk:

to. herwaardeering en vercieeling van de winst,
zooals in het ingediende wetsontwerp is voorgesteld,

2o, herwaardeering zonder verdeeliug van de
winst,

3o. uitstel van de herwaardeering tot na den
oorlog.
Het thans ingediende wetsontwerp zal tweeërlei ef-
fect hebben, al.
le. Het beschikbaar komen van een aanzienlijk be-
drag, dat tot gedeeltelijke dekking van de enorme mo-
bilisatie-uitgaven kan dienen.

2o. Een verruiming van de geldmarkt en daardoor
lagere geldtarieven.

Over het eerste punt kunnen wij kort zijn.
Het uitkeeren van deze winst brengt een oogenblik-kelijke verlichting voor de schatkist. Daartegenover
staat, dat het Leeningfonids begint met een toevallige
hate als eerste belangrijke bron van inkomsten. In
deren tijd, waarin een groot deel van ons volk bereid
is offers te brengen, komt het ons juister voor om
het Leeningfonds te beginnen met inkomsten uit ver-
hoogde of nieuwe belastingen en de winst op den te
herwaardeeren goudvoorraad meer als middenstuk of
sluitstuk dan als beginstuk te gebruiken.
Het argument, dat reserves gebruikt moeten wor-
den als er inderdaad behoefte aan is, achten wij vol-
komen juist, maar hier niet ter zake. Immers, het
staat vast, dat de totale uitgaven van de Overheid
niet door belastingen gedekt zullen (kunnen) wor-

den. Er zal dus
altijd
een tekort blijven bestaan, dat,
naar het zich laat. aanzien, grooter zal worden dan
het nu reeds is. De reserve, die in onzen goudvoor-
raad bij de huidige depreciatie ligt, zal dus nog al-
tijd kunnen dienen tot gedeeltelijke dekking van de

tekorten.

Het effect van verruiming van de geidmarkt

is belangrijker.
Het belang van een ruime geldmarkt kan in de
tegenwoordige omstandigheden niet hoog genoeg wor-
den geschat, omdat lage geldkoersen tevens een gun-
stigen factor vormen voor de kapitaalmarkt en daar-
mede voor de leeningpolitiek van de Regeering. De vraag rijst echter, of alleen een herwaardeering van
den goudvoorraad in de huidige omstandigheden een
ruime geldmarkt kan bewerkstelligen. Wij meenen dit

te moeten betwijfelen.
Zooals in een vorig artikel is uiteengezet, kan de
geldmarkt hij een goudvoorraad van een mii hard
Gulden veel ruimer zijn dan zij aan het einde van het
afgeloopen jaar was. Om dit doel te bereiken, had

De Nederla.ndsche Bank gebruik kunnen maken van de bevoegdheid, haar in Fhruari 1037 bij de wet toe-
gekend, om open rnarkttransacties te verrichten. Dit
monetaire wapen heeft tot dusverre in Nederland
weinig toepassing gevonden. Thans is o.i. daarvoor
de tijd aangebroken. Met open markttransacties kunnen twee doeleinden
worden nagestreefd. Zij kunnen namelijk dienen:
to.
vo
😮
r
het voorkomen van tijdelijke storingen op
de geld- en kapitaalmarkt,
2o. voor credietpolitieke doeleinden, bijv. om
ere-

diet overvloedig en goedkoop te maken.
Wij hebben er in ons laatste artikel
1)
op gewezen,

dat de schaarschte op de geldmarkt aan het einde van
het vorige jaar, wat de aanbodzjde betreft, waar-
schijalijk voor een belangrijk deel aan oppotting van
bankbiljetten is toe te schrjven. Ii. et effect van deze tijdelijke storing op de geldmarkt zou door een open

t)
,,Oorzaken van de recente schaarschte aan middelen op de geidmarkt” in E.-S.B. van 7 Febr. ji.

marktpolitiek ongedaan gemaakt kunnen worden.
Deze vorm van open marktpolitiek valt onder het
bovengenoemde eerste punt; hij is van neutralisee-ronden aard in tegenstelling tot den tweeden vorm,
‘elke activeerend werkt. Er kan dus tegen toepas-
sing van dezen vorm van open marktpolitiek, zelfs bij
(Ie meest orthodoxen op monetair gebied, geen be-
zwaar bestaan. Het is dan ook zeer te verwonderen.
dat de centrale bank nog niet van dit middel heeft
gebruik gemaakt. Indien op de geidmarkt in Neder-
land sedert het uitbreken van de vijandelijkheden een
constructieve credietpolitiek was gevoerd, had de 4 pOt. staatsleening o.i. het succes verkregen, dat
wenschelijk ware geweest.
Door een dergelijke open marktpoiitiek zouden de
geidkoersen eveneens zijn gedaald en zou het finan-
cieel belang van den Staat, dat in het wetsontwerp
inzake de herwaardeering van den goudvoorraad
0
1)
den voorgrond wordt gesteld, niet zoo’n groote rol
hebben gespeeld.

In elk geval blijkt uit het vorenstaande, dat her-
waardeering van den goudvoorraad en uitkeering van
de huidige yinst op het oogenblik niet noodzakelijk
zijn om de geldniarkt te verruimen.
Acht men echter herwaardeering van den goud-voorraad, om welke redenen ook, wenscheljk, dan
zouden
wij
de voorkeur geven aan een herwaardee-
ring zonder winstuitkeering. Dit is mogelijk door de
winst op basis van de huidige depreciatie aan het
Egalisatiefonds uit te keeren en vervolgens elke ver-
anciering in de waarde van den goudvoorraad tenge-
volge van een wijziging van den goudprijs ten laste
of ten gunste van het Egalisatiefonds te brengen.
Dit stelsel heeft boven dc in het wetsontwerp voor-
gestelde regeling twee voordeelen:

to. de winst, welke thans gemaakt zal worden, blijft
intact en kan nog altijd als reserve in het veld wor-
den gebracht,

2o.
de elasticiteit van ons monetaire stelsel blijft
gehandhaafd. Indien de winst gerealiseerd wordt op
basis van een depreciatie van 18 pOt., wordt het bijna
onmogelijk tot een appreciatie van den Gulden te
komen
2)
De elastjcitejt van ons monetaire stelsel
wordt nl. door het voorgestelde wetsontwerp in één
richting beperkt.
Het voordeel, dat het wetsontwerp heeft, nl. ver-
ruiming van de geldmarkt, kan ook bij herwaardee-
ring zonder winstuitkeering worden verkregen. Tech-
nisch moet het mogelijk zijn om – al of niet na wij-
ziging van de wet op het Egalisatiefonds – met de
bedragen, die in dat geval aan dit Fonds toevloeien,
het aanbod van middelen op de geldmarkt te ver-
grooten.

Na onze uiteenzettingen van de oorzaken van de
geldschaarschte op cle geidmarkt en de middelen, die aangewend kunnen worden om in deren toestand ver-
hetering te brengen, is het duidelijk, dat de kern van
het wetsontwerp o.i. ligt in de vraag of een deel
van de monetaire reserves, waarover ons land be-
schikt, reeds in het begin van den oorlogstoestand
moet worden aangewend.
Dit vraagstuk kunnen wij niet volledig beoordee-
len. 1-let hangt o.m. samen met de hudgetaire en he-
lastingpolitiek en onttrekt zich aan onze waarne-
ming. Indien het wretsontsverp tot wet wordt verhe-
ven, is het te hopen, dat de monetaire autoriteiten
later geen spijt zullen hebben, deze reserves op een
te vroeg tijdstip te hebben gemobiliseerd en volledig
te hebben gebruikt.
v. d V.

) Zoea.ls uiteengezet iii ons artikel ,,Herwaardeering
van den goudvoorraad, Egalisa.tiefonds en monetaire po-
litiek” opgenomen in E.-S.B. van
31
Jan. jl.

14 Februari 1940

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

113

HET FONDS VOOR DE ECONOMISCHE

VÉRDEDIGING.

liet bij Koninklijke Boodschap van 10 Januari ji.

bij de Staten-Generaal-ingediende wetsontwerp tot in-
stelling van een Fonds voor de Economische Verde-
diging) voegt aan de rij van cle reeds bestaande
Rijksbegrootingsfondsen een nieuw fonds toe, dat,
mede om cle grootte van cle bedragen, welke met be-
hulp van dat fonds gefinancierd zullen. worden, aati-
d aclitige beschouwing verdient. Twee vragen (toen
zich hierbij voor, ni. ten eerste, welk is het werkings-
gebied van het fonds, en ten tweede, hoe past het in
het Nederlandsche comptabele stelsel, in het. stelsel
van bogrooting en rekening, contrôle door de Reken-
kamer, budgetrecht van de Staten-Generaal enz. 1)oel
van de hierna volgende beschouwing is in hoofdzaak
het geven van een antwoord op de tweede, de comp-
tabele vraag. Het zal daarbij echter niet mogelijk zijn,
de eerste geheel te laten rusten, integendeel zal
eenige aanduiding van het werkingsgebied van h&

fonds noodzakelijk blijken.

Eijksbegrootingsfondsen.

Wat zijn, comptabel gesproken, Rijksbegrootings-
fondsen? Men zou geneigd zijn, hierop te antwoorden
,,raadpleeg de Rijlcscomptabiliteitswet”, di. de wet,
die het geheele beheer van ‘s Rijks gelden regelt, en ge
zult ongetwijfeld een bevredigend antwoord op uw
vraag vinden. Toch is dit niet zoo voor de hand lig-
gend, als men zou denken, want in de Oomptabili-
teitswet komt nergens de benaming ,,Rijksbegrootings-
fonds” voor. Men zal van elders dus moeten w’eten,

dat het gewenschte antwoord te vinden is in artikel
87 van de wet, waarvan, het eerste lid luidt: ,,Het
voorschrijven van een afzonderlijk beheer voor be-

paalde onderdeelen van den Rijksdienst kan alleen ge-
schieden bij de wet”. De wet opent hier dus de gele-
genheid on’ voor bepaalde on.derdeelen van den Rijks-
dienst af te wijken van het algemeene stelsel van be-
heer der Rijksgelden, volgens hetwelk alle uitgaven
op de algemeene Rijksbegrooting gebracht en alle out-
vangs ten in de Rïjksrnidde!euwet verantwoord worden.
Bij het uitvaardigen van de Oornptabiliteitswet werd
voor enkele onderdeelen van den Rijksdienst reeds
zulk een afzonderlijk beheer gevoerd en die onderdee-
len werden in de prac.tijk aangeduid als ,,fondsen.”,

buy, het Tiendfonds en. het Fonds tot voltooiing van het vestingstelsel. De’ naam ,,fonds” had burgerrecht
verkregen.
Volgens art. 87 kan dus bij een speciale wet voor
een bepaald dienstonderdeel een afzonderlijk beheer
worden voorgeschreven. Het bepaalt verder, dat die
speciale wet tevens de wijze regelt, waarop ‘an dat
beheer jaarlijks rekening en verantwoording zal wor-
den afgelegd en dat daarbij o.m. bepaald moet wor-
den, dat jaarlijks een begrooting en rekening moeten
worden opgemaakt en vastgesteld volgens dezelf de re-

gelen als bij de Comptabiliteitswet voor de Rijksbe-
grooting en de Rijksrekening is bepaald. Hier hebben
wij dus den wettelijken grondslag van de Rijksbegroo-
ti.ngsfondsen met als kenmerk eenerzijds inrichting
van een afzonderlijke begrootin.g van ontvangsten en
uitgaven en anderzijds verband met het algemeen
goidbeheer door de bepaling, dat voor begrooting en
rekening dezelfde voorschriften gelden als voor de
Rijksbegrooting en Rijksrekening. Het eerste beten-
kent dus, dat de uitgaven van het fonds niet gebracht
worden op de algemeene begrooting van Rijksuitga-
ven en dat de middelen van het fonds niet geboekt
worden onder de algemeene Rijksmidde],en, doch dat
èn de uitgaven van het fonds èn de middelén in een
afzonderlijke begrooting worden opgenomen en tegen-
over elkaar ‘gesteld, waardoor de mogelijkheid wordt
geschapen, van den geldelijken toestand van het be-
trokken dienstonderdeel een duidelijk beeld te vormen.

‘)
Bijl. Hand. Tweede Ka.mer,
1939-1940, 235 No., 2.

}iet tweede beteekent, dat de hegrooting van het
fonds moet worden vastgesteld bij de wet en dat voor
de inrichting van de hegrooting – en dus ook van
de rekening – dezelfde bepalingen gelden als voor (le
al
g
emeene begrooting, dus veedeeli.ng in kapitaal-
dienst en geivonen dienst, verdeeling in afdeelingén,
duidelijke omschrijving van de artikelen enz. Ook de
bepalingen betreffende het ontwerpen en de wijze van
indiening
rijn
van toepassing, zoodat buy. de invloed
van den Minister van Financiën op de inrichting van
de fondsbegrooting dezelfde is als ten aanzien van ide gewone hegrootingshoofdstukken en deze onder meer bezwaar tegen de fondsbegrooting kan maken, indi’én
en voor zoove.r het toestaan van de aangevraagde gel-
den met het oog op den toestand van ‘sR.ijks finan-
ciën. hem ii iet toelaatbaar voorkomt (art. 11, lid 3).
De – t.tten-Generaal kunnen het hudgetrecht ten
0p
zichte van de fondshegrootingen onverkort uitoefenen
op dezelfde wijze als ten opzichte van de. algemeene
Rij’ksbegrooting. .flet inrichten van fondsbegrooti n –
gen maakt in geen enkel opzicht inbreuk op de han-
teering van hmi toezicht op het geldelijk beheer, het-
geen ook duidelijk tot uiting komt in het voorschrift
van art. 90 der Compt.wet, waarin is bepaald, dat hij
het wetsontwerp tot vaststelling van het slot der al-
gemeene
Rijksrekening
van ontvangsten en uitgavn
de door de Algemeene Rekenkamer goedgekeurde re-
keningen van. de fondsen (en van de Staatsbedrjven)
aan de Staten-Generaal moeten worden overgelegd.
De begrootingsfondsen
zijn
derhalve ‘geen op zid.h-
zelf staande lichamen of instellingen, maar niet an-
clers dan administratieve zelfstandigheden, welke
zelfstandigheid niet verder gaat dan het inrichten
van afzonderlijke begrootingen en rekeningen, waar-
bij er angstvallig voor is gezorgd, om deze te doen
aanpassen aan het algemeene geldelijke beheer. Een
bijkomstig punt, waaruit de administratieve zelfstan-
digheid van de fondsen, blijkt, is dit, dat het saldo
van de jaarrekening niet wordt opgenomen in de
al-
gemeene Rijksrekening van ontvangsten en uitgaveii, maar afzonderlijk wordt geadministreerd in dien zifc,
dat een voordeelig saldo in een volgend jaar voor liet-
zelfde fonds kan worden benut en dat een nadeelig
saldo moet worden gedekt uit toekomstige middeleh.
Laat ons nu nagaan of cle voorgesteldé regolihg
overeenkomt met de algemeene door ‘de Comp t-wet gegeveii karakteristiek. Vooi’af echter eerst iets ons-trent liet doel van het fonds.

Doel en werlcï’ngsgebïed van het Fonds.

Volgens art. 1 van het wetsontwerp wordt het fonds
ingesteld ten behoeve van de financiering der Econo-
mische Verdediging en treedt het, voor zoover betreft
den landbouw, tot nadere voorziening in de plaats
van het Landbouwerisisfonds. J)it laatste fonds wordt
dus tijdelijk buiten werking gesteld, zijn functie wordt
voorshands door liet nieuwe fonds overgenomen en
uitgebreid met cle nieuwe tack.
Welke motieven hebben de Regeering tot deze ver-
anderingen geleid? In de Memorie van. Toelichting
wordt een exposé daarvan gegeven, waarin de Regee-
ring uiteenzet ,,dat de buitengewone maatregelen, die
,,ten behoeve van de economische verdediging zoowel
,,op het gebied der voedselvoorziening voor mensch en
,,dier als op industrieel gebied en de geldende crisis-
,maatregelen liet economisch arsenaal vormen, met
,,hehulp waarvan de economische verdediging zal moe-ten worden gevoerd”. Als hoofdbeginselen. van die ver-
dediging worden genoemd instandhouding van het
bedrijfsleven, voör zoover dat van vitaal belang is
voor de militaire landsverdediging, zorg voor een zoo
goed mogelijke voorziening, een zoo rechtvaardig mo-gelijke verdeeling en een zoo economisch mogelijk ge-
bruik van de beschikbare producten en grondstoffen
– waarbij’ verwezen wordt naar de Distributiewet
1939, dé Landbouwerisiswet 1933, dle Prijsopdrij-
vings- en Hamsterwet 1939 enz. -, voorts de reg?e-
ling van den aanvoer van binnen- en buitenlandsche

114

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

producten en grondstoffen, mede door aankoop van
Regeeringswege, de regeling van de productie, het
verleenen van financieelen steun aan het bedrijfs-
leven, alsmede cle regeling van uit- en invoer.
Dit sarnenstel van economische maatregelen eischt
uitgebreide financieele voorzieningen. Tot dusver –
zegt de toelichting – zijn de daaraan verbonden uit-
gaven bestreden uit het daartoe bij de wet van 6 Sep-
tember 1939 (Stbl. no. 3603) toegestane crediet van
60 mi1lion Gulden – waarvan een verhooging tot
160 miljoen is aangevraagd – zoomede uit de mid-
delen van het Landbou’.vcrisisfonds. De minister acht
hef niet gwenscht, deze wijze van financiering te be-
stendigen. Bij den aankoop van producten van Re-
geeringswege doet zich het bezwaar voor, dat het niet mogelijk is de opbrengst bij verkoop der aangekochte
goederen aan te wenden ter dekking van nieuwe aan-
koopen. Dit leidt er toe, .dat telkens credietverhoo-
ging bij de Staten-Generaal moet worden aangevL’aagd.
Ook de financiering uit het Landhouworisisfonds
ondervindt moeilijkheden, ondat de gelden van dit
fonds bestemd zijn voor steun aan landbouw en vis-
scherij, maar niet mogen worden aangewend ten be-
hoeve van de voedselvoorziening. Met voorbeelden toont de Minister aan, dat het in vele gevallen, bijv.
bij den aankoop van graan, zeer moeilijk vast te stel-
len is, welk deel van de uitgaven betrekking heeft
op de voedselvoorziening en welk deel strekt tot steun aan den landbouw (goedkoope voedergranen). Ook bij
uitvoering van andere maatregelen worden soortge-

lijke moeilijkheden ondervonden. Door ten behoeve
van de geheele economische verdediging één fonds te
vormen, waaruit alle desbetreffende maatregelen be-
kostigd kunnen worden, kan dit worden verholpen.

Het Fonds beschouwd in het kader van het Necler
landsche comptabele stelsel.

Toetsen wij nu het karakter van het nieuwe fonds
aan de algemeene omschrijving van de Rijksbegroo-
tingsfondsen, dan blijkt het geheel daaraan te vol-
doen., evenals het Landhouwcrisisfonds, welks functie
het tijdelijk overneemt.
Artikel 1, lid 2, van het ontwerp
schrijft
voor, dat
de inkomsten en uitgaven van het fonds jaarlijks hij
afzonderlijke hegrooting worden vastgestel cl.
Artikel 2, lid 3, bepaalt, dat op de begrooting en
de rekening van het fonds de bepalingen van de
Oomptabiliteitswet toepasselijk zijn, voor zoover daar-
van hij de onderhavige vet niet wordt afgeweken.
Die afwijkingen betreffen echter niet het tot stand
komen van de begrooting en het opmaken van de re-
kening, zoodat daarvoor onverkort geldt, dat de be-
grooting
bij de wet
moet worden vastgesteld, en dat
de rekening aan de Staten-Generaal moet worden
overgelegd bij het wetsontwerp tot vaststelling van
het slot der algemeene jaarrekening. 1-let toezicht van
de Staten-Generaal en de uitoefening van het huci-
getrecht zijn dus volledig verzekerd.
Ik wijs in dit verband ook nog op art. 1, lid 4..De
middelen van het fonds maken deel uit van het Rijks-
vermogen”, waarmede duidelijk de beperkte zelfstan-
digheid van het fonds wordt aangetoond. Het is geen
op zichzelf staand lichaam, geen rechtspersoonlijk-
heid, maar niet meer dan een administratieve zelf-
standigheid. Het vermogen van het fonds behoort tot het vermogen van het Rijk. Deze bepaling is overge-
nomen uit de wet tot instelling van het Landbouw-
crisisfoncls (Landhouwcrisiswet 1933). Aanvankelijk
stond deze bepaling daar niet in – evenmin als in
andere wetten, waarbij fondsen zijn ingesteld – maar
hij de behandeling van het groote wijzigingsontwerp
in 1934 stelde de Tweede Kamer de vraag, welke dc
rechtsfiguur is, die op het fonds toepassing behoort
te vinden. Deze vraag kon, naar men meende, van
practisch belang zijn met het oog op de bepaling,
die het verstrekken van rentedragende credieten mo-
gelijk maakt; ter voorkoming van moeilijkheden hij
de terugvordering moet vaststaan, aan wien het vor-
deringsrecht toekomt, aan het Rijk of aan het fonds.
De toenmalige Regeering erkedde, dat de vraag hij
de bestaande bepalingen der wet voor tweeërlei uitleg
vatbaar was en vulde het artikel aan, als aangegeven, waardoor buiten twijfel is gesteld, dat het fonds geen
rechtspersoonlijkheid bezit, maar als onderdeel van
het Rijksvermogen moet worden beschouwd. Dit geldt van A tot,
Z
ook voor het nieuwe fonds.
liet wetsontwerp schrijft . verder, voor, dat de be-
grooting verdeeld moet worden in twee hoofdstukken,
te weten: I. het hoofdstuk ,,Landhouw en Voedsel-
voorziening” en H. het hoofdstuk: ,,,Handei, Nijver-heid en Scheepvaart”. Waar hoofdstuk 1 alle inkom-
sten en uitgaven, betrekking hebbende op de Land-bouwcrisiswet 1933, zal omvatten, zullen ook de op die wet gebaseerde maatregelen ten behoeve van de
visscherij uit het nieuwe fonds worden gefinancierd.
Dat het bij het nieuwe fonds om een zeer groot en in-
grijpend deel van het geldelijk beheer gaat, kan intus-
schen blijken uit de ramingscijfers van de eerste be-
grooting, tot vaststelling waarvan eveneens een wets-
ontwerp is ingediend. Dit ontwerp bevat de volgende
ramingen
2):

Hoofdstuk 1

Gewone dienst Kapitaa.l.dienst
uitgaven ……………
f 205.045.000

f 172.140.000
inkomsten

……………
205.045.000

204.913.000

nIdo ……………..nihil

+ f 32.773.000
Hoofdstuk II
ui(tgaven ……………
f

3.392.000
inkomsten …………..
3L392.000

saldo ………………nihil

Hierboven heb ik reeds melding gemaakt van de
bepaling, dat de Oomptabiliteitswet op het fonds toe-
passelijk is, voorzoover. daarvan bij de onderwerpe-
lijke wat niet wordt afgeweken. Thans dus nog een
enkel woord over cie afwijkingen.
Uitschakeling van de bijzondere bepalingen der
Comptabiliteitswet betreffende het beheer der on.t-
vangsten,
te weten de artikelen 27, 28 en 29 (behalve
lid 1). Ook voor het Landbouwcrisisfoncls waren deze
bepalingen uitgeschakeld. Zij behelzen voorschriften omtrent de boeking van ontvangsten, het kw.ijtschel-
den. van vorderingen, het verkoopen van roerende
goederen en het verrekenen van bepaalde ontvangsten
met bepaalde uitgaven. Deze voorschriften, noodig
voor het goede beheer der Rijksgelden in het alge-
meen, waren wegens het bijzondere karakter van het
Landbouwcrisisfonds te knellend in de practijk en
daaroni buiten toepassing verklaard. Voor het nieuwe
fonds gelden blijkbaar dezelfde overwegingen.
Uitschakeling van de bijzondere bepalingen be-
treffende het doen der dtgaven,
de artikelen 31 tot
mm met 38 van de Oomptabiliteitswet. Deze artikelen
bevatten voorschriften omtrent de boeking van uit-
gaven, het sluiten van overeenkomsten, waaruit uit-
gaven ten laste van het Rijk voortvloeien, het uit-
voeren van werken, het verleenen van voorschotten
aan aannemers, liet indienen der vorderingen, het op-
maken van betalingsstukken, het openen van kredie-
ten door den Minister van Financiën, het doen van
betalingen zonder kredietopeningen en het verstrek-
ken van gelden ter goede rekening. Ook voor het
Landhouwcrisisfonds waren deze bepalingen als te
belemmerend voor de practijk buiten toepassing ver-
ki aard.

Uitschakeling van de artikelen 76 tot en met 88
van de Comptabiliteitswet betreffende de contrôle
door de Algemeene Rekenkamer.
Ook in dit opzicht
wordt voortgezet, wat hij het Landbouwcrisisfonds
reeds toepassing vond. De uitgaven van het fonds zul-
len clerhaiv e niet onderworpen zijn aan cle verevening
door de Rekenkamer. Daarvoor in de plaats is de be-
paling gekomen, dat de Rekenkamer ter plaatse, waar
de boekhouding van het fonds wordt gevoerd, voor
zoover haar dit no.odig voorkomt, toezicht houdt
0
1)
2)
Bij de beoordeel.ing van deeijfers dient bedach.t te
worden, dat de ‘eenste fondsbegrooti.ng geldt voor het tijd-
vak’
1
September
1939-31
December
1940.

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

115

de juistheid der bedragen, welke ten laste en ten bate
van het fonds worden gebracht. Zij onderzoekt aldaar
de boeken, rekeningen, verantwoordingen, bewijsstuk-
ken en verdere bescheiden, zooals zij dat noodig acht
voor het uitvoeren van haar taak.
Na afsluiting van dan dienst van eenig jaar wordt
de rekening van het fonds via den Minister van
Financiën aan de Rekenkamer ter goedkeuring toe-
gezonden. Heeft deze bezwaren, dan volgt de gewone
procedure tot oplossing van de moeilijkheden en als
geen resultaat bereikt wordt, moet de wetgever de
zaak tot afdoening brengen, d.w.z. er moet een wets-
ontwerp ingediend worden, Iioudende de bepaling,
dat de rekening van liet fonds alsnog door de Reken-
kamer zal worden goedgekeurd. Alles precies als voor
het Laudbouwcr isisfonds is voorgeschreven.

Aanwijzing vo.n een algemeenen comptabele voor
het fonds.
Volgens art.
39
van de Oomptabiliteitswet
zijn o.a. alle personen, die gemunt geld of geldswaar-dig papier van het Rijk onder zich hebben, comptahe-
len, en als zoodanig rekenplichtig aan de Reken-
kamer. Aangezien voor de uitvoering van de Land-
bouwcrisiswet vele instellingen in het leven waren
geroepen, waren er tal van personen, die rekenplich-
tig aan de Rekenkamer zouden zijn. Om den inge-
wikkelden administratieven omslag, welke daarvan het gevolg zou zijn, te vermijden, werd de bepaling
opgenomen, dat de Minister een ambtenaar zou moe-
ten aanwijzen, die met uitsluiting van alle andere,
bij de vorenbedoelde instellingen werkzaam zijnde
personen rekenplichtig aan de Rekenkamer zou zijn. Voor het geheele foncisbeheer wordt alzoo één alge-
meene, het geheele kasbeheer omvattende, verantw’oor-
ding aan de Rekenkamer gedaan, ivaarin dus de ver-
antwoordingen van alle onder het fonds ressorteeren-de comptabelen zijn opgenomen. Hiermede werd een
hoogst belangrijke adinin istratieve vereenvoudiging
verkregen.

invoering van zelfstandig kasbeheer.
Als alge-
meen kenmerk van de begrootingsfondsen is aange-
duid de omstandigheid, (lat z.ij slechts administratieve
zelfstandigheclen zijn, wier ontvangsten en uitgaven
over de algemeene rijkskas loopen. Voor het Land-
bouwcrisisfonds was hierop een uitzondering gemaakt
en dit geschiedt eveneens voor het nieuwe fonds. De wet bepaalt uitdrukkelijk, dat het beheer der kasmid-

delen van het fonds administratief afgescheiden
wordt van het beheer der overige kasmiddelen. van
liet Rijk. Dit beteekent dus, dat voor het fonds een
aparte kas wordt gevormd, dat de zelfstandigheid in
liet beheer der gelden dus veel grooter is dan hij de
andere fondsen. liet fonds zorgt zelf voor zijn beta-
lingen. en is zelf belast met liet beheer der inkomsten.
Dit leidt echter tot de consequentie, dat, als de kas
leeg is, de schatkist een voorschot moet verstrekken,
want de betalingen moeten doorgaan, en dat ander-
zijds geld, dat tijdelijk teveel in kas is, bij de schat-
kist kan worden gestort. J-Iieruit vloeit een rekening-
courantverhouding met cle schatkist voort, ten aan-
zien waarvan de wet bepaalt, dat de Minister van
Financiën jaarlijks het percentage vaststelt van de
rente, welke in clie rekeningcourant zal worden he-
rek-end. Leidt deze renterekening tot een voorcleelig
saldo, dan wordt dit geboekt onder cle inkomsten van
het fonds, een eventueel nadeelig rentesaido komt
onder de uitgaven.

Overzien wij tenslotte de uitkomsten van onzc be-
schouwingen, dan kunnen wij vaststellen, dat de op-zet van het fonds geheel past in het comptahele stel-
sel, neergelegd in de Oomptabiliteitswet, dat toezicht en contrôle van Staten-Generaal en Rekenkamer vol-ledig gewaarborgd zijn, en dat de afwijkingen van de
Comptabiliteitswet, welke voor het nieuwe fonds wor-den geschapen, volledig overeenstemmen niet hetgeen
ten aanzien van liet Landhouwcrisisfonds reeds ver-
scheidene jaren toepassing heeft gevonden.
J.
C.
DII BRUYN.

JEUGDREGISTRATIE.

Omvang en verloop der jeugdwerkloosheid.

De circulaire van den Minister van Sociale Zaken
aan
45
gemeenten, waar een arbeidsbeurs gevestigd is,
omtrent de instelling bij deze beurs van een bureau
voor jeugdregistratie, heeft weer de, aandacht geves-
tigd op het vraagstuk van de werkloosheid onder de
jeugd. Er waren de laatste maanden stemmen opge-
gaan, welke verklaarden, dat van iverkloosheid onder
deze groei) eigenlijk geen sprake meer was. Zij baseer-
(en zich op mededeelingen, welke hier en daar waren
gedaan en trokken daaruit de zoo juist genoemde con-
clusie. Dat de werkelijkheid wel eenigszins anders is
– wel mag met vreugde worden geconstateerd, dat
van, een belangrijke afneming kan worden gesproken
– moge blijken uit het volgende gegeven:

Aantal personen beneden 25 jaar als werkloos ingesch ieven
bij de organen der openbare arb&dsbenci.d.deJ.ing.

1
= absolute getallen.

2=indexcijfers
;
Januari 1936 = 100.

1936
1937
1938

1939

1

2
1
2
1

2

1

2
1
Jan.
104.798

100
92.072
87.9
84.626 80.8 74.432 71.0
1
April
90.571 86.4
74.968
71.5
66.032 63

50.787 40.5
1
Juli
74.105 70.7
51.109
48.8
48.616 46.4 29.615 28.3
1 Oct.
80.533 76.8
59.528
56.8
50.492 48.2 34.440 329

In Januari
1939
bedroeg het aantal ingeschreven
werkloozen 71 püt. van het aantal van Januari
1935.
In April
1939
daalde het percentage jonge werkloozen
in verhouding tot April
1936
tot
56.
In Juli
1939
bedroeg het
40
van het aantal van Juli
1936;
in
October
1939
ongeveer
42
van het aantal van
October
1936.
Vooral dus in de tweede helft van
1939
heeft de dalende beweging der jeugdwerkloosheid zich op versterkte wijze voortgezet. De voormobilisatie van
April
1939
en de mobilisatie van Augustus
1939
heb-
ben hier op den gang van zaken grooten invloed uit-
geoefend.
Toch is deze werkloosheid nog van zoodanigen om-
vang, dat zij juist in deze tijden de Overheid niet
011-
verschillig mag laten, te meer niet omdat verschil-
lende onderzoekingen hebben aangetoond, dat geinid.
deld de helft van de jongeren, die werkloos zijn, zich
niet bij de organen der arbeidsbemiddeling laten in-
schrijven. De werkelijkheid is dus ernstiger dan de
cijfers zouden doen vermoeden.
De Minister schreef dan ook aan de gemeentebestu-
ren, dat juist thans, nu alle krachten moeten ivorden
ingespannen om de toekomst zoo sterk mogelijk tege-
moet te kunnen treden, in het bijzonder op de belan-
gen van de werklooze jeugd dient te worden gelet.
Nu wordt in ons land door tal van vereenigingen,
welke zich met de jeugd bezighouden, veel arbeid voor
hen verricht. De vrije jeugdvereenigingen in Neder-
land van allerlei richting er komt te weinig van
naar buiten – verrichten met betrekkelijk weinig
geld en gesteund door alle lagen der bevolking, een
stuk werk, dat ons aller bewondering moet hebben.

De jeugd en haar activiteit.

Wanneer het echter gaat om de belangen van de
jonge werkloozen – dit
zijn
dus zij, die overdag in
het bijzonder zorg behoeven – dan kunnen de jeugd-
vereenigingen uiteraard slechts ten deele helpend op-
treden, dan moet de Overheid mede zorgen, dat er
voorzieningen worden getroffen. Op dit gebied
IS
sedert zeven jaren door middel van werk-objecten ter plaatse, centrale werkplaatsen, kampwerk, cursussen,
e.d. veel geschied. Met enkele cijfers moge dit worden
toegelicht’)

1)
Tot op dit oogenblik zijn alleen de geiren bekend
tot eind September van het vorige jaar, doch ook na dien
tijd is het aantal deelnemers ongeveer hetzelfde gebleven.

116

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

Leeftijden van cle deelnemers aa.ii het cultu reel werk
iii Juli,’ A.uguatus en September
1939.

Juli

Augustus $epteinber
Van
14
t/in
17
jaar….
1.042 (lii) 980 ( 91) 981 ( 43)
Van
18
t/m
21
jaar….
1.516 ( 36) 1.347 ( 10) 1 280 ( 18)
Overigen beneden
25
j.
1.782 (481) 1.241 (161) 1.394 (481)

Totaal beneden
25
jaar
4.670 (628) 3.568
(262)
3
.655 (542)

Van
25
t/m 30 jaar….

1.003 ( 46)

701 ( 18)

752 ( 41)
Van
31
jaar en ouder..
4.453 (111) .081 ( 63) 3.774 (121)

Totaal
v. 25
j. en ouder
5.456 (157) 3.782 ( 81) 4.526 (162)

Totaal_generaal
10.126 (785) 7.350 (343) 8.181 (704)

Men ziet uit dozen staat (de cijfers tu.sschen haak-
jos betreffen liet aantal vrouwen), dat de jongeren
slecht’s voor een klein percentage deelneme:ii aan al
den. arbeid, welke in de gemeenten en in de kampen,
in samenwerking met het Rijk, voor hen wordt ge-
oiganiseerd.’ De ouderen – zij dus, die boven de 25
jaar zijn – toonen meer ambitie clan cle jongeren.
Van neer men nu let op den omvang van tie werk-
loosheid onder de jongeren, welke zich eind October 1939 in werkelijkheid om de 60 t 70.000 bewoog, en
men ziet, dat maar een 7 a 8 pOt. van hen zich actief
toont, dan laat het zich begrijpen, dat de Overheid
van haar kant weer stappen ter verbetering neemt.
Nu schrijft de Minister in de desbetreffende cir-
culiii re, dat helaas moet worden geconstateerd, gelijk
ook uit vorenstaande cijfers blijkt, dat vele jongeren
aan den arbeid, welke voor hen. wordt georgan iseerci,
niet deelnemen. Echter kan wel worden vastge-
stelci, dat in clie gemeenten, alwaar de zorg van ge-
meentewege ten behoeve van de hierhedoelde jonge-
ren is samengetrokken in een bijzondere instelling,
nl. een bureau voor jeugdregistratie, het deelnemen
van hen, anti dien genoeniden arbeid veel giooter is
clan voorheen liet geval was.
De juistheid van deze verklaring blijkt om., wan-neer men kennis neem t van de resultaten in clie ge-
meenten, waar zoo’:n bureau is gevestigd.

TVerlcwjjz e der jeugdregistraie.

Men moet het bureau voor de jeugdregistratie zien
als het, centrale punt in eèn gemeente, waar de be-
langen van de n iet-schoolgaan de jeugd worden be-
hartigd, in het bijzonder voor het geval deze jeugd
met werkloosheid heeft te kampen. Door goede kennis
omtrent iederen jongen, die
hij
het bureau staat
ingeschreven, zal het mogelijk zijn, mede door zoo
mogelijk gebruik te maken van, voorzieningen
0
het
gebied van voorlichting hij beroepskeuze, dat de lei-
ding van het bureau den jongen man met raad en
daad ter zijde staat, hem o.a. bij werlcloosheicl aan-
raadt aan cursussen, kampwerk, e.d. deel te nemen.
hierdoor wordt bereikt, dat betrokkene niet alleen iii
•tijden van werkloosheid aan zinvollen arbeid deel-
neemt, maar bovendien, dat zijn, geschiktheid, om in het vrije bedrijf te worden, geplaatst, wordt vergroot.
liet hoofcicloel van cle jeugdregistratie moet nl. zijn.
liet aandragen van het materiaal, dat cle plaatsing in
het vrije bedrijf bevordert. Daarom acht cle Minister
vereen iging met de arheidsbeurs wenschelijk
2)•

2
)
Daaruit
vloeit ook
weet- voert, ‘dat slechts laat, mate
cle organisatie
s’ari
cle .arbe’idsbemidcleii.ng beter wordt ook
moer burcaux voor jeugd registratie kunnen worden opge-
richt.

Van alle jonge mannen van 14 tot 21 jaar worden
de namen uit cie hevolkingsregisters gelicht. Voor zoo-
ver zij niet schooigaand zijn, of dit om andere redenen.
niet noodig is, worden
zij
persoon voor persoon naar
het bureau geroepen, waar de leider of een van zijn
assistenten niet van achter een. loket, doch anti een
tafel in het bureau, met ieder van de jongens praat.
Van alle jongens wordt een z.g.,, staat van dienst”
gemaakt. Deze gegevens komen in een boekje te staan,
dat den jongen, worden u.itgereikt, terwijl ze ook op
liet bureau voor de jeugd.registratie worden bewaard.
In het boekje wordt volstaan ‘met het weergeven van
zakelijke gegevens, o.a. of hij aan cursussen e.d. deel-neemt. Een beoordeeling wordt er niet in opgenomen.
Er moet verder door het bureau voortdurend wor-
den samengewerkt met de werlcgevers, teneinde n.a te
gaan, welke jolige mannen nog hij he.n werken. Dit is noodig, omdat telkens per
2
maanden moet vaststaan,
of.een jonge ‘man werkt en, zoo ja, waar, dan wel of
hij niet werkt.

Het resultaat van een dergelijk systeem leidt ertoe, dat wordt verkregen:

een volledig overzicht van de arbeidsmarkt van de jongeren van 14 t/m 21 jaar;

dat de werkgevers beter in de gelegenheid zijn
betrouwbare bil ichtingen te krijgen bij sollicitaties;

dat aan de jonge arbeiders voorlichting wordt
gegeven bij cle keuze van een beroep, in verband met
hun persoonlijken aanleg, doel) ook in verband met de
kansen
0])
de arbeidsmarkt;

dat de jongeren voortdurend worden herinnerd
aan de mogelijkheden, welke voor hen bestaan’ om door
het volgen van cursussen, e.d.. hun vakhekwaamheid
te vergrooten;

dat werklooze jongens worden gewezen op de ver-
schillende mogelijkheden, welke er voor hen zijn om
in perioden van werkloosheid niet doelloos rod te
loopen;

‘f.
dat de jongeren er in sterkere mate toe ‘worden
gebracht zich bij de Arheidsbeurs te laten inschrijven,
waardoor, indien tevens een speciale afdeeling voor
arbeidsbemiddeling voor hen bestaat, de plaatsi ngs-
mogelijkheid wordt vergroot.
Er zijn, thans bu.reaux vooi jeugdreg’istratie geves-
‘tigd in de volgende gemeenten:
Almel o’

Amersfoort

Arnhem
Breda

Dordrecht

Eindhoven.
Gou da

1 [aarlem

Heerenveen
ileerlen

, Den Helder

Helmond
‘s-Ilertogen bosch

Leiden

Maastricht
Nijmegen

Roosendaal

Vi aard inge.n
T
assenta
i.

Winschoten

Zeist
Zutphen
Thans is aan 45 gemeenten verzocht het voorbeeld
van de hierboven genoemde gemeenten te willeii vol-gen. Geschiedt dit, dan, zal in steeds toenemende mate
een beeld worden verkregen van de arbeidsmarkt,
dat voor, de toekomst van groote wiiarde zal
zijD.
Problemen als vakopleiding, betere scholing, enz.,
zullen ook beter dan tot nu toe hehartigd kunnen
worden.
MEYER DE
Vatas.

Overzicht
,
der jeugd-
registratie

Aantal gemeen-
ten waar de
jeugdregistratie
ingevoerd is
2

Tot. aanlal jongens
van

i4-2l jaar die
voor arbeid dispo-
nibel zijn
5)

3

Perc. jongens die
voor hun 22ste jaar
eenigen tijd werk-
loos geweest zijn
4

Van de in kolom 3 bedoelde jongens waren werkloos op het aangegeven
tijdstip absoluut

percentage
5

6

Van deze werkloozen namen
deel aan plaataelijk of
kampwerk
absoluut

l

percentage
7

1

8

31_1_1937″

6
19168

50 3711


19
602


16
28-2_1938′,
11


24986

50
4955
20
681
14
30_4-1938
16
35132


50
6180

17

.
929
15
30-61938
20

42099
51
6006
14′


992

16
31-8-1938
21
45403
53,7 6479
14.2
1252
19:3
31-10-1938
22
.51017
536
7393
14.5

.
1667.

.
22.6
31-12-1938
23
56704
53,6 8361
,
14.7

1681
21
28-2-1930
23
56416
54,5
7962
,
14.1
1655
20
30_4_1939
23
56958
53,8
6492
11.4 1329
20.4
30-6-1939

23′
60961

57,1
.

4479
7.3


1087
24.2
1)
Degenen, die instellingen voor dagonderwijs bezoeken of in militairen dienst zijn, worden hierbij niet medegerekend.

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

117

ONZE VOEDSEL- EN VEEVOEDER-
PRODUCTIE IN OORLOGSTIJD.

Menschelijk voedsel en veevoeder.

Rogge, maïs, gerst en haver vormen naast de vee-
koeken het normale veevoeder. De voor menschelijk
voedsel gebezigde broodgraneu, rijst, erwten, boonen
en aardappelen, kunnen echter 66k als veevoeder wor-
den gebruikt. Erwten en boonen werden in den oor-
log 1914—’18 vooral gebruikt als paardenvoer, dus
als haver-Ersatz. Nu de Regeering het haver-areaal
voor het oogstjaar 1939/’40 tot /
5
per landbouwbe-
drijf heeft ingeperict, krijgen deze gwassen voor som-
mige boerenbedrijven een bijzondere waarde.
Voorts heeft de oorlogservaring in vrijwel alle lan-
den geleerd, dat als cle vleesch-, boter-, melk- en kaas-
prijzen sterk
stijgen,
de boer er niet voor terugschrikt
om ook gewassen te vervoederen aan het vee, die voor
menschelijk voedsel hard noodig zijn, indien hij al-
thans op deze wijze grootere verdiensten kan maken.
Door krachtig tegengaan van al te scherpe stijging
van de prijzen dier landbouwproducten, kan men dit
euvel beperken. Dit is echter zeer moeilijk, omdat wij
voor de grondstoffen, die dienen voor de voortbren-
ging onzer veredelde landbouwproducten, grootendeels
van den aanvoer over zee afhankelijk zijn. Een sterke
stijging van prijzen dier grondstoffen, niet alleen op de wereldmarkt, maar mede door hoogere vrachten,
molestrisico, enz., kan men niet voorkomen.
Maar wel zal men, evenals in den wereldoorlog is
geschied,
zoo noodig
onzen uitvoer van veredelde
iandbouwproducten tegen hooge prijzen moeten be-perken door den uitvoer alleen op betaalde licenties
toe te staan, terwijl in het biitnenland door voldoende
ruim aanbod de jrijzen op redelijk peil dienen te
blijven. Daardoor maakt de boer een normale winst,
terwijl het voor hem geen voordeel oplevert om voor
menschelijk voedsel geschikte gewassen aan het vee
te vervoederen.
Dit laatste is in den oorlog 19 14—”18 in. Nederland
helaas niet
altijd
geschied.
De ervaring heeft geleerd, dat, alleen door den boer
een redelijke belooning te ,qarandeeren voor zijn
,
vro-
duct en door een goed geleide prijsregelin,qspolitiek,
de landbouw productie in goede banen kan worden ge-
leid en gestimuleerd.

Mais als veevoeder.

Onze productie aan korrelmaïs heeft tot nog toe
niet veel te beteekenen en zal ongeveer 4.000 ton
per jaar bedragen, dus ruim 0.4 pOt. van de 996.000 ton maïs, die wij in 1937 als veevoeder verbruikten.
Ondanks de goede resultaten, clie daarmede bereikt
zijn, is er een sterk vooroordeel tegen den maïshouw
in ons land. Toch zijn zeer belangrijke producties in
ons land bereikt niet Pfarrkirchner, een kleine, doch
snel r.ijpende meïssoort. die goed
01)
lichter, grond
groeit en die 5.5
t
6.8 ton maïs per ha oplevert. De
Montana is een groote, maar later nijpende maïssoort,
clie beter op zwaardere gronden groeit en ongeveer
5k 5.5 ton per ha oplevert, terwijl de Chiemgauer en
andere rnaïssoorten nog beproefd worden. Men kan
dan ook nu reeds constateeren, dat een
1/2′
ha tnaïs,
mits door kundige telers geplant, meet oplevert alleen
aan korrelmaïs dan 1 ha haver of rogge. Maïszaad
moet zich echter aanpassen aan de gronden en de cul-
tuur moet geleerd worden.
Maïs is een. plant, die voor de vruchtwisseling van
groote heteekenis is en daar
zij
bovendien wordt uit-gezaaid op rijen met 75 cm tussehenruimte, leent de
cultuur zich ook voor den aanplant van tusschenge-
wassen als stoppeiknolien, stoppel wor’telen, sojahoo-
neu, enz.
Nederlandsche maïs heeft een hoog eiwitgehalte en
een normaal vetgehalte. Het eiwitgehalte van ronde
maïs is echter hooger dan dat van paarcientand maïs.
In het Zuiden van ons land wordt door de land-
bouwvakhiaden een krachtige propaganda gevoerd

voor het gewas. Wij staan thans voor liet Probleem oni ccii maximum van veevdeder uit den: bodem te
halen. De inalspiant levert niet alleen een belangrijke
hoeveelheid korrelmaïs op, maar ook 8 k 10 ton maïs-
groen per ha, dat evenals het maïsstroo als veevoeder
van groote beteekenis is, vooral omdat het de vet-
vorming in de melk bevordert. ‘Maïs kan bovendien
heel wat droogte verdragen.
De gunstige resultaten, die vooral in het Zuiden
van ons land met de maisteelt zijn bereikt, geven
hoop, dat men ook bij krachtige uitbreiding van de
teelt goede resultaten zal hebben.

De hav er productie.

Haver bevat 12 pOt. eiwit, 5.7 pOt. vet en 56.6 POt. koolhydraten. liet is veevoeder, maar tevens grondstof
voor menschelijk voedsel. llav ermeel, dat voor kinder-
voeding wordt gebruikt, bevat zelfs 14.56 pOt. eiwit
en 9.13 pOt. vet. Een deel van de in Nederland ver-
bruikte haver wordt gescluld, machu aal gebroken, ge-
stoomd en gedroogd en dan als havermout in den
handel gebracht. Dit is een zeer eiwitrijk voedsel, dat
13-15 pCt. eiwit en 5 k 8 pOt. vet bevat.
Haver is liet beste krachtvoeder voor paarden. In
totaal heeft het haververbruik in 1937 412.000 ton
bedragen, terwijl wij zelf in 1937 376.000 ton haver
produceerden.

De gerstproductie.

Gerst wordt gebruikt door de gerstpe]ierijen, waar-
bij vooral cle huikige soorten worden verwerkt op gort.
1-lierbij ontstaat gerstvoedermeel als afvalprocluct.
G-erstemee] wordt vooral als varkensvoeder gebruikt.’
De bierhrouwerijen gebruiken de twee-ruige zomer-
gerst, die minder eiwit bevat. Afvalproducten zijn de kiernen en de draf of bostel, die aan het. vee worden
vervoederd. Onze winter- en zomergerstproductie be-
droeg in 1937 1,35.000 ton, terwijl in totaal 345.000
ton gerst i:n. ons land werden verbruikt.

Veokoek en.

In 1937 werden 177.000 ton aan veekoeken inge-
voerd, terwijl 424.000 ton door de hinuenlandsche olie-
slagerijen werden afgeleverd. Totaal waren dus
601.000 ton veekoeken beschikbaar. Voor 1938 waren
de cijfers 163.000 ton, 438.000 ton en in totaal 601.000
ton. Het verbruik is dus in de beide laatste , jaren
merkwaardig constant gebleven
‘).

Het grasland.

De productie van liet grasiand is in sterke mate

afhankelijk van den regenval. Droge zomers zijn on-
gunstig voor de grasproductie. Natte zomers, waarbij
soms 25 pOt. van den hooi-oogst verloren gaat, zul-
len in de toekomst niet meer zoo schadelijk
zijn
voor

de hooiproductie als in het verleden, doordat de
droogtechniek thans zoodanige vorderingen heeft ge-
maakt, dat men het gras kan drogen tegen ongèveer

f
2 per 100 kg droog gras.
Gedroogd gras is een krachtvoeder van heteekenis.
Want terwijl hooi maar ongeveer 4 ])Ot. verteer-
haar eiwit bevat, is het eiwitgehalte van gedroogd
gras 12 k 17 pOt., al naar de kwaiitei.t van het gras.
Het bevat dus ongeveer 3 maal zooveel eiwit als hooi.
De verteerhaarheid van 75 pOt. van het eiwit van
gedroogd gras kan echter sterk terugloopen en is af-hankelijk van de wijze van, kunstmatig drogen. Di.t
kan geschieden met lucht dan wel met. rookgassen,
die da.n geen koolzuur, vliegasch en zwavehig zuur
mogen bevatten.
Bij
den hlaasdroger, waarbij liet
droogproces
bij
600° C. in zeer korten tijd verloopt,
is clie verteerbaarheid maar 58.9 pOt. Met den band-
droger, waarbij liet proces in 20 minuten bij 300
0
0.
verloopt, is die verteerbaarheid 72.6 pOt. Men kun
echter met den blaasdroger in korten tijd veel groo-tere hoeveelheden verwerken. In Duitschland, waar

1)
De land’bouwcris’ismaatregeien hunne werking en
uitvoering Dl XXI, p. 19-21.

118

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

de electrische stroom goedkoop is, wordt veel ge-
droogd met den ,,Glutstrahler”.
Het zetmeel in gedroogd gras komt op ongeveer
8
ct. per kg, dat van krachtvoer op 12 ct. per kg. Bo-
vendien is het vitamine A gehalte van goed gedroogd
gras ruim 2 maal zoo groot als van hooi. Gedroogd
gras kan dus het krachtvoer vervangen. Voorloopige
voederproeven hebben uitgemaakt, dat 2 kg gedroogd
gras gelijk gesteld kan worden met 1 kg prima hooi
en 1 kg krachtvoeder samen.
Ook door het ensilleeren van gras met A.I.V. -zuur,
behoeft thans bij slecht weder geen gras meer ver-
loren te gaan, wat voor de veevoedervoorziening van
groote beteekenis is.

Maatregelen tot verhoo ging der voedemiproductie.

– Op instigatie van den Inspecteur van den Land-
bouw is in September
1939
in de landbouwbladen
door een groep landhouwconsulenten een zeer belang-
rijk artikel gepubliceerd over de vermeerdering van
de veevoederproductie. De aanplant van stoppeiknol-
len, stoppelwortelen, mergkool, het gebruik van loof
en koppen van suikerbieten als veevoeder, het gebruik
van het blad van voederbieten, het inkuilen van
roode klaver, hopperups, seradella, enz. wordt aan-
bevolen. Voorts kan door het verbouwen van tus-
schengewassen als snijrogge en het rogge-zandwikken-
mengsel meer veevoeder worden gewonnen. En ten-
slotte wordt het uitbreiden van den aanplant van
aardappelen en voederhieten aanbevolen.
Vooral door uitbreiding van het aardappelareaal
en het inkuilen van gestoomde aardappelen kan veel bereikt worden. Per ha aardappelen, die in stede van
rogge geplant wordt, krijgt men een oogst, die equi-
valent is aan
6
ton rogge, terwijl. de gemiddelde
rogge-opbrengst maar 2.05 ton per ha bedraagt.

Sv,rrogaat-veevoeder.

In Duitschland heeft de chemische wetenschap zich
toegelegd op het vinden van nieuwe Ersatz-veevoe-
ders. De ,,Interessen Gemeinschaft Farben Industrie”
brengt, uitgaande van urinezuren, aardappeivlokken
en suikerhietensnijdsel, een Ersatz-voeder in den han-
del onder den naam van ,,Amidflokken”,
w
raarmede

tot 50 pOt. in de eiwitvoeding van rundvee en var-
kens kan worden voorzien. Het wordt thans zeer veel
in Duitschland gebruikt.
Eiwitvoederstoffen komen verder voor in suiker-
bietsnijdsel, afval van de aardappelmeelfabrieken, af-
val van de maïszetmeel- en gortfabrieken, enz. Dit
zijn bekende voedermiddelen. Eiwitvoeder wordt ook
gewonnen uit paardenkastanje, bittere lupine, enz.
Geruchten loopen, dat men in Nederland thans
aardappelviokkenfabrieken zal oprichten om aardap-

pelen te verwerken op veevoeder. Aardappelvlokkeu
kunnen zeer langen tijd bewaard worden zonder te
bederven. Zij worden gemaakt uit gekookte fijuge-
maakte aardappelen, die op heete w’alsen worden ge-droogd. Maar aardappelvlokken zijn verre van goed-
kbop en in de jaren van lage graanprijzen kunnen vlok-
ken duurder dan graan zijn. Aan het oprichten van een
aardappelvlokkenfabriek is dus belangrijk financieel
risico verbonden. Het product is echter een waarde-
vol hulpmiddel om verlies van aardappelen door be-
derf tegen te gaan, vooral bij vervoer. Want door
kneuzing bij vervoer en minder geschikte opsiagge-
legenheid, door bevriezen, enz. zijn tijdens den we-
reldoorlog enorme hoeveelheden aardappelen verlo-
ren gegaan. Men vergete niet, dat 10 pCI. besparing
op onzen totalen aardappeloogst van 29 inillioen hi een winst van pim. 185.000 ton aardappelen betee-
kent voor onze veevoeder- en voedselpositie.
In Duitschland worden thans door de ,,Ohemische
Fabrik A.G. Tornesch” volgens het Scholler-Tornesch
procédé uitgaande van hout, houtsuiker, glucose, al-
cohol en tenslotte voedergist gewonnen. De hout-
suiker -wördt, vermengd met aardappelvlokken, op de
markt gebracht. Uit 100 kg hout (zonder water)

krijgt men 50 kg houtsuiker voor veevoeder. Het pro-
cédé kan in oorlogstijd van belang zijn. Wij beschik-
ken echter niet over groote houtvoorraden, terwijl
wij ten aanzien van het procédé geen ervaring heb-
ben. Goedkoop schijnt deze Ersatz niet te zijn.
Meer succes belooft de behandeling van het stroo
met alkaliloog. Stroo wordt onder normale omstan-
digheden al aan het rundvee vervoederd. Het zomer-
stroo is beter verteerbaar dan het winterstroo. Door
behandeling met alkaliën neemt het zetmeelgehalte
sterk toe. Daartoe kan uien 5f het stroo bij
4 á 5
atmosferen druk met loog van
8
pOt. behandelen
clan wel het stroo 12 uren weeken in loog van
9
pOt.
Ook kan men het stroo met ongebluschte kalk en soda
behandelen. Daardoor verdwijnen de incrusteerende
substanties en neemt liet zetmeelgehalte toe. Het zet-
meelgehalte van gerstestroo vermeerdert daardoor
van
19.8
pOt. tot 55.2 pOt., dat van haverstroo van
17.5 pOt. tot
62.3
pOt. en dat van roggestroo van
18.4
pOt. tot 57.7 pOt.
Dit fijngemalen, met alkaliën behandelde stroo-
meel is in Duitschland tijdens den oorlog zelfs door
liet broodmeel verwerkt. Bij een gemiddelde van ruim
5 ton stroo per ha graan wordt bij een totaal-opper-vlak van 552.500 ha graan in ons land ongeveer
2.8
millioen ton stroo geproduceerd, dat bij behandeling
met alkaliën ongeveer
3
maal zooveel zetmeelwaarde
krijgt. flet is alleen bruikbaar als voeder voor rund-vee en paarden, niet voor varkens.
In het stroo zit
dus een belangrijke voeder-reserve, mits men over
voldoende alkaliën beschikt. .

Het verbruik van granen in oorlogstijd.

In 1918
werden
400
kg krachtvoeder vervoederd per
melkkoe,
800
kg per zwaar paard,
600
kg per licht
paard, 200 kg per paard beneden de 2 jaar, 150 kg
per varken boven de 50 kg. Aan de paarden werden
haver en boonen vervoederd, aan liet andere vee werd
voornamelijk gerst verstrekt. –
Intusschen leveren merigvoeders betere resultaten
op clan het vervoederen van één eigen verbouwde
soort graan. Maar met de mengvoeders kan sterk
geknoeid worden. De huidige Regeering heeft dan
ook standaardmengvoeders ingevoerd en oefent op de
fabricage daarvan ccii scherp toezicht uit.
In stede van hooi, waaraan in
1918
groot gebrek
was, werd voederstroo verstrekt. Erwten- en hoonen-
stroo, stroo van fijne zaden enz. deden toen fancy-
prijzen. Ondanks al die maatregelen daalde de boter-productie in
1918
tot op %, de kaasproductie tot op
de helf t.
Gaat men nu van dezelfde rantsoenen voor het
rundvee uit als in
1918,
waarbij dus ongeveer %
á
% be-
schikbaar is van wat anders in één winter wordt
verbruikt per koe, treict men voor het jongvee ouder
clan 1 jaar 100 kg graan uit en rekent men per var-
ken, dat tot 100 kg wordt opgefokt, op
400
kg graan
per jaar, dan komt men tot de volgende cijfers, waar-
bij tevens is uitgegaan van de veronderstelling, dat
de helft van den kippenstapel is afgeslacht.

Voor
1.540.000
melkkoeielLtm) ……. 9.400kg
616.000
ton
520.000
stuks jongvee ……..
100

52.000
1.8 mili.
varkens ……….. .-,
400 ..

720.000
311.600
paarden …………..
500

± 155.000
een op dhl Etgereduccer-den ki ppcIzstWel
425.000

Totaal verbruik door den veestapel ……
1.968.000-
ton

Verbruik aan granen (ta.rwe en rog) voor
nicit-schelijk voedsel, inclusief vrbruik va.II
cie rneelve-rwerkencle i nclustrie. banketbak-
kerij, diversen
3
)1.170.000 t

Totaal verbruik voor ntensrh en dier
3.138.000
ton

Rekening is gehouden met het afslaehten van
20 9.
30.000 dunne koeien en van beesten uit de geYnu-n-deerde
gebieden.
Zie
voor de berekening
E.S.B. v. 27 Dec. 19-39, p. 953.

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

119

Transport ….
3.138.000 ton
Totale gra.a uproductie van Nede riandschen bo-
dein
in 1937 (343.000
ton tarwe,
483.500
ton rogge,
135.000
ton gerst,
376.200
ton
haver) ……………………………
1.338.000

Totale
lirvoer, iioodig voor inetisch („n dier
1.800.000 ton

Bij dien import is echter nog geen rekening gehou-
den met clan import van granen voor brouwerijen,
gistfabrieken, jeneverstokerijen, enz. Rekent men dit
verbruik mede, clan zal onze jaarlijksche graanimport
ongeveer 2 millioen ton in oorlogstijd moeten bedra-
gen. Een deel hiervan zat worden gecompenseerd
door veekoeken.
In 1937 werd in Nederland verbruikt 3.27 millioen
ton aan granen en 04.100 ton meel (92.000 ton
graan), •dus in totaal rond 3.4 millioen ton granen
4).

Bovendien verbruikten wij rond 600.000 ton veekoe-ken. Daar wij zelf 1.34 miii. ton granen produceeren,
waren wij dus voor 2.06 miii. ton granen en pl.ni.
585.000 ton veekoeken van het buitenland afhankelijk.

De gractrbimport in cle periode September—De-
censber 1939.

De invoer van voedergranen (maïs, gerst, rogge cii
haver) bedroeg in dat tijdvak van 1938 384.000 ton,
in hetzelfde tijdvak van 1939 265.000 ton of. 66 pOt.
van 1938. De import van oliehoudende zaden daalde van 246.000 ton op 208.000 ton, dus op 85
pOL van
den import van 1938. Voor veekoeken waren die cij-
fers 50.000 ton, 32.000 ton en 64 pOt. Die van tarwc
waren respectievelijk 272.000 ton en 227.000 ton, zoo-
dat de tarwe-import dus 83 pOt. bedroeg van hetzelf-de tijdvak in 1938.
Uit deze cijfers blijkt dus, dat vooral de grondstof-
f en voor onze veeteelt het zwaarste getroffen zijn. Of
in de komende maanden in de aanvoeren verbetering
zal komen, moet de toekomst leeren. Uit die cijtfers
blijkt voorts, dat
cle totale graanimport op
75 pOt.

van den invoer van 1938 daalde, zoodat de jaarlijk-
sche import van het eerste oorlogsjaar, indien deze
procentueel even groot hhjft als thans, op rond
1.5 miii. ton graan en rond 475.000 ton veekoe-
ken zou terugvallen.
Tenzij dus een aanmerkelijke

verbetering in den aanvoer intreedt, zijn wij niet zou
heel ver meer af van een graanimport, die net vol-
doende is om den mensch en het vee op hei oorlogs-

rantsoen van 1918 te voeden.
In herinnering moge echter worden gebracht, dat door

de
thans reeds genomen
Regeeringsmaatregelen tot

het tegengaan van hederf en de opvoering der veevoe-
derproductie en de daartoe geprojecteerde maatrege-

(en,
minder import veevoeder noodig zal zijn. Om be-
grijpelijke redenen dient preciseering in cijfers hier
achterwege te blijven. Alarmeerend is onze voedsel-
voorziening thans stellig niet! Wel is zvinigb,eid bij
voedsel- en veevoeclerge.brnik geboden.
Uit bovenvermelde cijfers blijkt, dat om Neder-
land op rantsoen te stellen geen ,,rationing agree-
ments” noodig zijn. Want door de sterke vertraging, onzer schepen, door de contrôle hij Duins, naast het
oponthoud in de afscheepliavens, de langere routes, het
langzamer varen in gevaarlijke zones, enz., ontstaat
een dusdanige vermindering van den ,,turn round”
van onze schepen, dat hetzelfde doel wordt bereikt.

Algemeene richtlijnen tot het verhoogen van de

b odemproduc tie.

De Regeering acht den tijd blijkbaar nog niet ge-

komen om krachtig regelend in de landbouwproductie
in te grijpen, liet is echter verboden cultuurgrond,
die voor gebruik beschikbaar is, braak te laten liggen, om na 1 Januari 1940 bepaalde handelszaden, vias en
uien in dein grond te brengen, behalve na verkregen
vergunning, terwijl per bedrijf geen grooter opper-
vlak met haver mag worden heplant dan in 1939 en

7
Het verbruik ‘bedroeg
900.000
‘ton tarwe,
470.000
ton
rogge, 996.000
ton maIs,
345.000
ton gerst,
412.000
ton
haver,
148.000
ton rijst.

in geen geval meer dan
Y
5
van het oppervlak van elk
bedrijf. Volgens zijn nota van December 1939 aan de
Staten-Generaal meent de Minister zich in het alge-
m:een te moeten bepalen tot het tegengaan van uit-breiding van het gras en kuns’tweide areaal, terwijl
zonder speciale toestemming in den akkerbouw geen
andere gewassen mogen worden geteeld dan die voor
voeding van mensch en dier het meest noodzakelijk
zijn. liet zaaiplan voor den oogst 1940 zal zooveel
mogelijk in overeenstemming met dat van 1938/39
blijven.
Aan hen, die vrijwillig grond scheuren, zullen voorts
enkele voordeelen worden toegekend inzake de toewij-
zing van krachtvoer, terwijl zij de vrije beschikking
zullen houden over de op dien grond geteelde pro-
ducten.
Van
scheurdwanig is dus nog geen sprake.
Overigens is dit vrijwillig scheuren van grasland,
behalve van de bekwaamheid van den veeboer in den
akkerbouw, van de geaardheid van den grond, enz.,
vooral afhankelijk van de vraag, of het scheuren van
grasland den boer al dan niet meer voordeel belooft
op te leveren. De ervaring in den wereldoorlog heeft
geleerd, dat zelfs hooge premies voor het breken van
grasland, bv. tot een maximum van
f
250 per ha, bij
verbouwing van tarwe en rogge, het magere resul-
taat opleverden, dat maar 28.600 ha weiland vrijwil-
lig gebroken werd. Slagzinnen als ,,I-iet vaderland
vraagt koren spoedig en veel” bleken in 1918 weinig
indruk op de boeren te maken, zoodat in November
1.918 de scheurwet moest worden afgekondigd, waar-
bij bepaald was, dat voorloopig 100.000 ha gedwongen
moest worden gescheurd.

ill’aatregelen in het belang van onze voorziening in

voedsel en veevoeder.

In de voorgaande artikelen zijn tal van middelen
opgesomd, die ons in staat stellen om onze voedsel-
productie op te voeren en met de beschikbare voor-
raden te woekeren. Het staat echter wel vast, dat, in-
dien de oorlog lang duurt, wij wat soberder zullen
moeten leven. Hbnger hoeft er niet te worden gele-
den in Nederland, zoolang de import niet aa.n.mer-
kelijk meer terug loopt dan in de vier eerste maan-
den van den oorlog het geval is geweest. Op den duur
zal men echter op een belangrijke verscherping van

de blokkade moeten rekenen.
In herinnering moge daarom nogmaals worden ge-
bracht, dat, indien de wereidoorlög enkele maanden
langer had geduurd, wij voor de keuze zouden zijn ge-
steld om 5f aan den oorlog deel te nemen, bi te ver-
hongeren. Aanleggen en in stand honden van zoo
groot mogelijke buffervoorraden, in de eerste plaats
van granen en aardctppelmeel, is dus geboden. Met
b
r
oodrantsoneering en uitmalen van het broodgraan

tot 80 pCt., mag men daarom niet wachten.
Suiker is echter voor ons volk in verband met’d’en hoogen prijs meer een luxe en genotmiddel, dan een
bron van koolhydraten. In geval van nood kan men
zich overigens van saccharine bedienen,.. Toen dan ook in
1918 voedselschaarschte dreigde, kronip men het bieten-
areaal om die reden juist in. Thans wordt dit echter
met 25 pOt. uitgebreid. Daarvoor kunnen goede rede-
nen van landbouwkundigen aard gelden. Maar het
aanleggen van een reserve-suikervoorraad ‘wordt ge-
motiveerd door te wijzen op dc onzekere overzeesche
verbindingen. Dit argument lijkt niet erg sterk. Want
als werkelijk die overzeesche verbindingen zoo ernstig
bedreigd worden, dat liet aanleggen van een reserve-
suikervoorraad noodig wordt geacht, zou het van veel
meer belang voor de voorraadvorming van voedsel
zijn om die 11.000 ha met fabrieksaardappelen, gra-
nen of oliezaden te beplanten, dan met luxe voedsel.
Of overigens deze suiker goedkooper zal zijn dan de geïmporteerde suiker, hangt af van de uitkeering
aan de telers en den prijs van de Indische suiker te
Amsterdam. De uitkeering aan de telers bedroeg in
1939 volgens het vermelde op pag. 30 van de ministe-
rieele nota aan de Staten-Generaal van December

120

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.

14 Februari 1940

1939 echter
f
11.25 per ton tegen
f
10.25 in cle vorige
jaren. Deze uitkeering zal in den komenden herfst
van. 1940 over een kwantum van 414.000 ton meer
bieten dan in 1939
f
12.50 bedragen. De ,,Vereeni-
ging van suikerhietverbouwers in Noord-Holland”
acht dit echter niet voldoende en eischt
J
13.50 tot
j 14. Dan pas zal aan den eisch van een ,,redelijke
belooning” – het beginsel waarvan voortaan de land-
houwpolitiek der Regeering zal uitgaan instede van
,,cle vergoeding der onmisbare productiekosten” –
volgens die veree:niging zijn voldaan ).

Het begrip ,,redelijke belooning” is echter subjec-
tief en cle Regeering zal goed doen dit bgrip objec-tief nader en scherper te omschrijven. 1-loe het ook
zij, de Hollandsche suiker zal belangrijk duurder wor-
den en een nadere.niotiveering van dit besluit is wel
gewenscht.

,S’lotopmerkingen.

Uitvoering van vele der in de vorige artikelen voor-
gestelde maatregelen zullen op politiek en cconom i seh
verzet stuiten van de daardoor getroffen belangheb-
benden. Dit is alleszins begrijpelijk! Maar ook voor
cle voedselvoorziening in oorlogstijd moeten de richt-
lijnen gelden, die Prof.. .Poiak in zijn p.rae-advim op
den efficiency-dag van November 1939 uitstippelcie.
Deze richtlijnen hebben ten doel ,,de verzekerirg van
het voortbestaan van land en volk, behoud van volks-
kracht en (le daarvoor vitale behoeften, (bij) doelma-tig gebruik van beschikbare procluetieve krachten en
ptocluctemiddelen ….
‘ 5)
.

Wij leven te midden van oonlogvoerende landen en
kun.no.n zelf in den oorlog worden ineegesleept.
Als
het noodig is,
zal de Regeering niet mogen aarzelen
om het particuliere belang aan het algemeen belang
op te offeren. Maar vSSr alles is bij de uitvoerirg clan
maatregelen noodig een sterk besef van de noodzake
ljkheid van innige samenwerking bij het hedrijfs-
léven, is ook nood.ig een sterke leiding van cle zijde
der Regeering, een volstrekt vertroudren in de onpar-tijdigheid en belangeloosheid dier leiding en de over-
tuiging, dat de genomen maatregelen in het helanu
van ons volk onvermijdelijk zijn. Is dat niet het geval,
dan dreigen wij af te glijden naar een toestand als in
1918 bestond, waartegen .Treub met krachtige voor-
den in zijn. ,,Herinneringen en Overpeinzingen” op
pag. 365 waa rscli u wt, namelijk, dat…..„de organisa-
tie van de levensmiddelenvoorzienin.g damiate gebrek-
kig en onoverzichtelijk was, dat het nuttig effect er-
van niet evemdig was, noch kon zijn aan de offers,
welke zij van de schatkist vergde. ….de belangheb-benden bij de productie en handel hadden te veel en
de natuurlijke verteg’enwoorcl igers der consumenten
te weinig te zeggen.” Wat thans de politiek-sociale gevolgen van een der-
gelijken toestand als in 1-91.8 zouden kunne.n zijn, kan
buite.n beschouwing blijven.
Voor het overviinnen van
de hnidige moeilijkheden der economische situatie is
echter een diep gevoeld besef van samenwerking en
medeverantwoordelijkheid voor den alge,meenern gang

van zaken bij het
bedrijfsleven
in zijn vollen omvang
onontbeerlijk. Tot nog toe heeft de 1?egeering over
die samenwerking gelukkig geen klagen gehad.
Dr. W. K. H. FEUILLETAU DE UnUVN.

Verslag van een vergadering te 1l]loofddorp
3v
het Al-
erneen Handelsblad van
25-1-’40,
Oehitcu4blad
ii. 4.
N. J. Polak. In Shaarscihtotijd,
P• 7.

R e c t i f i c a t i e. Tot mijn spijt heeft cle tikfouten-
duivel mij weer te pakken gehad. In de rechtzetting
van in mijn artikel van 27 December 1939 gepubliceer-

(Ie cijfers betreffende de alcoholproductie in Duitsh-
land, opgenomen onder mijn
bijdrage
in E.-S.B. van
10 dezer, is wederom een fout geslopen in de opgave
van deze productie. De juiste
cijfers
zijn in millioe-
nen hectoliters: 1913/14, 3.84; 1914115, 2.62; 1915116,
2.35; 1916/17, 2.02 en 1917118, 2.36. W. It. 1f. F. d. 113.

DE ECONOMISCHE EN FINANCIEELE

REGEERINGSPOLITIEK VAN FRANKRIJK

IN OORLOGSTIJD.

Wij zagen in een vorig artikel
1),
dat het program
van Reynaud in vredestijd gericht was o.p verhooging
van de welvaart door vermeerdering van de produc-
tie en van de inkomens, welk doel werd n.agestreefd
door het aanwakkeren van den particulieren onder-
neinin.gsgeest. Als resultaat van deze politiek was de
industrieele bedrijvigheid binnen weinige maanden
met 20 pOt. gestegen en was een voortdurende stroom
van kapitaal het land binnen.gevloeicl. Het was dan
ook een economisch en moreel gesterkt Frankrijk, dat
in September in den oorlog werd gestort.
Van dat oogenblik af ging het niet langer om ver-
meeiidering van de welvaart, doch moest alles gezet
werden op het ontplooien van een maximale mili-

taire en economische strijclbaarheid, met behoud van het physieke en moreele weerstandsvermogen der be-
volking.

Ook onder deze nieuwe omstandigheden was het een levensbelang de productie op peil te houden en
zoo mogelijk op te voeren, maar nu moesten boven-
dien. de productieve krachten gericht worden op de
bevredig’in.g van de.
vitale
behoeften •des lands; cle
voortbrenging van alleen niaar nuttige, doch niet on-
misbare, goederen zou hiervoor zooveel doenlijk moe-
ten wijken. De consumptieve uitgaven moesten wor-den beperkt om een zoo groot mogelijk deel der bur-
gerlijke en militaire behoeften door eigen productie
te kunnen dekken en daarenboven voldoende produc-
ten over te houden voo:r den. export. Daarmede zou
clan dc invoer van noodzakelijke grondstoffen kunnen
worden betaald zonder aantasting van de beschikbare
reserves aan devieze.n, goud en buitenland sche activa,
waarmede als kostbare strijdkas zuinig moest worden
omgesprongen.

Deze economische doeleinden hebben uit den aard
der zaak alle oorlogvoerend.e mogendheden gemeen.
Ook zal in oorlogstijd de overheid in alle landen al-
leen reeds door de enorm iteit harer uitgaven een veel
grooter direeten invloed op het economisch bestel Icrijgen dan voordien het geval was. Toch ligt het
voor de hand, dat door een Regeering mët uitgespro-
ken liberale opvattingen in een zoo individualistisch
land als Frankrijk andere methoden te baat milen
worden genomen en dat voor de oplossing der oor-
logsp roblemen meer op spontane medewerking van
alle onderdanen zal worden vertrouwd clan in landen,
waar het geheele economische leven reeds gedurende
een aantal jaren volgens een vooropgezet plan onder
leiding van den Staat op de mogelijkheid van een
oorlog was ingesteld.

Wij laten nu in de eersté plaats in het kort de
belangrijkste maatregelen, welke de Fransche Regee-
ring tot dusverre op economisch en financieel gebied
getroffen heeft,. (Ie revue passeeren, om vervolgens
een beeld te geven van de ontwikkeling der indus-
triecle productie in cle eerste ooriogsmaanden.

Het Regeeringsprogram.
De wet ,,op de Organisatie der natie in oorlogstijd”,
die reeds van 11 Juli. 1938 dateerde, geeft de Regee.
ring zeer ruime vplmachten, (w.o. bijv. het recht
eiken Franschen ingezetene voor bepaalde werkzaam-
heden te requireeren). Vele hierna te noemen decre-

ten zijn op grond van deze wet uitgevaardigd. Verhoo ging der productie is
het oogmerlc van de verlenging van den arbeidsduur tot 60 uur per week
tot 56 uur voor continuhedrijven en, gedurende een
tijdperk van 12 weken, tot 72 uur voor bedrijven,
die van belang zijn i’oor cle nationale verdediging.

t)
Zie: .,.De onoitoittiscihe toesta oct van Frankrijk
i’66r
dcii oorlog”, It.-S.B. d.d.
7
Februari ji., blz. 99 e.v.

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

121

In den mijnbouw is de werktijd voor ondergrondschen arbeid op
52
uur per week bepaald.
Omschakeling der productie
wordt op indirecte
wijze in de hand gewerkt door verhooging der reedi
in 1939 ingevoerde taxe d’armemeut, een omzetbelas-
ting op luxe-artikelen tot 7 püt. en door de hieron-
der nog te bespreken verlaging van alle voor ver-
bruik beschikbare inkomsten. Het particulier ge-
bruik van bepaalde diensten, als telefoon en spoor-
wegen, dat coneurreert met dri rigen de behoeften van
militairen aard, wordt hetzij door tariefverhoog’ing
of door inkrimping der diensten geremd. De tabaks-
prijs wordt met 28 pOt, verhoogd. Voor het oprichten
of uitbreiden van handels- of industrieele bedrijve:r,
is voorafgaande goedkeuring der autoriteiten ver-
eiseht.

Het tegengaan van prijsstijging is het doel van het
weclerinvoeren der contrôle op de
prijzen,
die in Sep-
tem’her 1038 was afgeschaft. Elke pr’ijsverhoogin.g is
verboden zonder voorafgaande goedkeuring der con-trôle-instanties, welke alleen toestemming geven, in-dien de stijging der kostenfactoren of de omstandig-
heden der exploitatie van de betrokken ondernemin-
gen daartoe aanleiding geven. Om prij.sverhooging
zoolang mogelijk tegen te gaan, moesten alle op 1 Sep-
tember aanwezige voorraden tot den tôen geldenden
prijs worden verkocht. Deze bepalingen gelden uiter-
aard. niet voor de prijzen van ia.ndbouwartikeien,
welke door den betrokken minister worden vastgesteld,
noch voor die essen.tieele goederen, welker prijzen,
productie, in- en uitvoe.r en verdeeling worden gerc-
glenienteerd krachtens de reeds genoemde wet ,,op de
organisatie der natie in oorlogstijd”. Hiertoe hehoo-
ren o.a. vaste en vloeibare brandstoffen, ertsen, ijzer,
staal en andere metalen ed. Ook het maritieme
transport valt vrijwel geheel hieronder.
Overigens is het niet, de bedoeling, de onvermijde-
ljke prijsstijging door het oploopen der noteeringen
van geïmporteerde grondstoffen, de stijging – der
vrachten en andere factoren, zooals de verhooging
der taxe d’armement, te verhinderen. Getracht wordt
echter, de prijsstijging te beperken door het laag hou-
den van andere kostenfactoren, bijv. door de verla-
ging resp. afschaffing van invoerrechten op bepaalde
producten, zooals vleesch en reuzel, en met name
door beperking van de bonen.
Tot dat doel is een
,,loonstop”
uitgevaardigd
een verbod, bonen te verhoogen of te verlagen. Te-
vens worden alle bepalingen omtrent sliding seales
hij de loonbepaling en omtrent arbitrage terzake van
de arbeidsvoorwaarden, alsmede alle vacantieregeli n –
gen voor den duur van den oorlog opgeschort.
Vermindering der consumptieve uit gav en- is
mede
de bedoeling van de beperking van alle inkomens.
WT
a
t cie bonen, betreft, werd allereerst bepaald, dat
45 uur per week gewerkt zal worden voor hetzelfde
‘loon als waarvoor vroeger 40 uur gewerkt werd. 1-let
loon van het 41e tot het 45e uur wordt direct door
den werkgever gestort in een Fonds van Nationale
Solidariteit.

hieraan komt ook ten goede 40 pOt. van het loon,
verdiend in de overuren hoven 45 uur, welke beloond
worden met 40145 van het vroegere uurloon.. De werk-
teniers ontvangen voor deze overuren dus slechts 60
1)Ot. van, het nieuwe uurloon.
Alle beroepsinkomsten, vmh welken aard ook, wor-
den zwaarder belast door de verhooging der ,,contri-
bution nationale extra-ordinaire”, – welke eveneens
aan de bron geheven wordt – van 2 pOt. tot 5 pOt.
Deze belasting wordt verhoogd tot 15 pOt. van het
inkomen voor alle niet gemohiliseerde mannen van 1,8 tot 40 jaar. Van deze laatste verhooging zijn in-
tussehen cie oudstrijders uit den vorigen oorlog vrij-
gesteld; ook zijn de eerste Frs. 7.000 inkomen hier-
van vi-ijgesteld, terwijl voor elk kind een zekere ver-
dere vrijstelling wordt verleend.

Ook de opbrengst van deze belasting van 15 pOt.
wordt gestort ‘in het Fonds van Nationale Solidari-
teit, waaruit uitkeeringen worden gedaan aan de he-
hoeftige familieleden van gemobiliseerden, op basis
van Frs. 12 per dag te Parijs en Frs. S in andere g-
meenten boven 5000 inwoners, met een toeslag voor
elk kind van Frs. 5.50 te Parijs en Frs. 4.50 elders;
De z.g. cedulaire belastingen, die op alle inkomens
uit welke bron ook worden geheven, zijn van 1940 af
ook aan de bron af te houden en direct aan de schat-‘
kist af te dragen. Hierdoor is ontduiking zeer he-
inoeiljkt, het hinnenvloeien der baten ongeveer een

half jaar versneld en zal de schatkist bovendien iii
1940 practisch i.Y-.
,
maal deze belastingen incasseeremi.
Alle ,,plafo’n’ds” terzake van de progr’essie der alge-
mcciie inkomstenbelasting worden afgeschaft.
Wat de ondernencingswinst betreft, is een zeer in-
grijpende belasting op de overwiiist ingevoerd, die
berust
0
1) het principe, dat meerdere winst, behaald
door stijging van den,
omzet,
niet belast’ wordt, terwijl
daarentegen hoogere winst, ontstaan door vergroo-
tir&g der
winstmarge
vrijwel geheel wordt weghelast.
Winst op exportzaken behaald valt geheel buiten
deze belasting — een logische vrijstelling, gezien het
nationaal belang van bevordering van den export.
Dit breng’t ons tot een volgende groep van maat-
regelen, beo’ogend
het
behoud der reserves aan goud,
deviezen en bnitenla,ndsclse fondsen.
Deze omvat het
verbod van, in- en uitvoer van goederen zonder voor-
afgaand eonsent, ‘het verbod van kapitaaluitvoer en
de verplichting tot opgave der buitenlandsehe activa
van Fransche ingezetenen. Nalatigheid hij deze op-

gave werd niet zware straffen bedreigd, doch een
ruime termijn (inmiddels verstreken) w’erd voor de
opgave gesteld en in den tussehentijd kon liet voor-
rijen verzwegen vlueh tkap itaal zonder nadere fiscale
gevolgen worden gerep atrieerd.
Tot deze groep van maatregelen kan ook in zekeren zin, het financieel, economisch en industrieel accoord
niet Groot-Brittannië worden gerekend, dat in een
volgend artikel ter sprake zal komen.

Uit deze korte opsomming van de belangrijkste
maatregelen blijkt, dat de Fransche Regeering -na-tuurlijk wel op tal van vitale gebieden de volledige
contrôle in handen genomen heeft, doch dat zij’ voor
het overige wel vele regels van het spel heeft gewij-
zigd, maar het spelen zèlf, de aanpassing aan de ver-
anderde omstandigheden, toch binnen ruime grenzen
aan het particulier initiatief heeft meenen te kun-
nen overlaten.
Kenmerkend voor de
fiscale politiek, die deze Re-
geering zoowel in vredes- als in oorlogstijd voert, is,

dat zij met haar belastingheffing behalve inkomsten
voor de schatkist ook – en veelal in de eerste plaats — economische of sociale doeleinden nastreeft. Dit
blijkt wei duidelijk hieruit, dat in de bovenstaande

opsomming der op economisch en financieel gebied
getroffen maatregel en reeds vrijwel alle hela:ngrijke
belastingwijzigingen ter sprake kwamen.

Deze zullen, naar verwacht wordt, tesamen met de
reeds bestaande ir.komstenbr’on.rLen, voldoende zijn om
alle civiele uitgaven te dekken, welke in totaal op 79
milliard Frs. worden geraamd ‘).

1)aarentegen zullen alle militaire uitgaven “door
leeningen of geldcreati’e moeten worden gefinancierd.
Wat deze laatste betreft, heeft de Banque de Franee

) De gewone bogrooting voor
1039
bedroeg ca. 66.5 mii-
in cd. lie uitgaven van ma ilita.ire’n aard, die in ‘de gewone
i)cgrootirLg van
1939
nog met ca. 15 miIl’inrd w’aren begre-
pen, zijn uit de hegrooting voor
1940
geël’iinineerd. Daar-
entegen zijn claarim wel verwerkt de kosten voor onder-
,t,eu ii ing der noodlijdende fnni1 ies van ge’mobiliseerden en
de kosten dor evacuaties, garaamd op bijna
17
nmill.iard, als-
mede een stijging van den dienst der Nationale’ Schuld
it 6 miljard.

122

ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN

14
Februari 1940

een nieuwe rentelooze credietfaciliteit van 25 mii-
hard voor den Staat geopend, welke ongeveer in ver-
houding staat tot de stijging van de biljettenoircula-
tie der bank sinids begin Augustus. Tot dusverre heeft
de Regeering hierop echter nog slechts voor pim.
16 milliard getrokken, ofschoon zij in de eerste maan-
den van den oorlog enorme ,,inrichtingskosten” heeft
moeten betalen, zoodat de eerste 72 dagen 78 mii-

hard hebben gekost.
Voor het eerste kwartaal van 1940 zijn militaire
credieten ten bedrage van Ers. 55 milliard geopend. 01) basis van militaire uitgaven van 220 ii. 250 mii-hard per jaar zouden ongeveer 25 pOt. der totale re-
geeringsuitgaven worden gedekt door belastingen

tegen ca. 50 pOt. in Engeland.

Wat is nti tot dusverre het resultaat van al deze
maatregelen geweest?
Van alles-overheerschend belang is uiteraard de
ontwikkeling der productie. Op dit gebied waren
groote problemen
01)
te lossen.
De z.g. ,,actieve bevolking van Frankrijk kan wor-
den geraamd op ongeveer 13 millioen mannen, waar-
van v(r den oorlog ongeveer een half millioen in
militairen dienst, en 7.3 inillioen. vrouwen.
In het licht van dese cijfers is het duidelijk, dat de
algemeene niobi1isate van September, die heteekende,
dat 4Y2 á 5 miilioen man onder de wapenen kwam,
een groote ontwrichting van het bedrijfsleven tesveeg
moest brengen, ook afgezien van de stihlegging van

het noTmale verkeer wegens de eischen van liet mili-
taire vervoer. 1-Jet is dan ook geen wonder, dat de in-
dustrieele productie-index, clie in ,l[uni nog 100 pCt.
van het niveau van 1928 had bereikt, in de maand
Septeimher volgens ruwe schatting tot pl.m. 50 pOt.
is gedaald. 1-let plotselinge gebrek aan werkkrachten
werd verergerd, doordat ook de leiders en geschoolde

vaklieden werden gemobiliseerd, en verder gecompli –
ceerd door de even plotselinge verschuiving in de be-
hoefte aan werkkrachten tussohen de verbruiksgoed e-

ren- en oorlogshedrijven.
Men kan well zeggen, dat het Fransche mobilisatie-
systeem niet heeft toegestaan voldoende rekening te
houden met de eischen van den ,,totalen”, d.w.z. voor
een groot deel ook economischen, oorlog.
Intusschen zijn de door de mobilisatie geschapen
problemen in de maanden October—Decemher met
verrassend succes aangepakt. De ,,Statistique Gén-
rale” heeft helaas de publicatie van alle inclices ge-
staakt, doch er bestaat reden vertrouwen te hebben
in de ramingen van den bekenden statisticus Jean
Dessirier, volgens wien de industrieele bedrijvigheid
zich als volgt heeft ontwikkeld:

1938
1939

1940

Juli ……..
.80,5
99

Jan.
90 S 92
Augustus
70,4
1
)
85
1)

September.
80,7
50
October.

83
70
November 86,7
83
December
87,7
86

1)
Vaearrties.

De kolenproiductie, die in 1.938 gemiddeld 3.963.000
ton per maand had bedragen, en in Juli jl. 3.987.000
ton, was reeds in October tot 4.1.19.000 ton gestegen
en zulks trots een vermindering van het aantal en-dergrondsche arbeiders van pl.m. 162.000 tot pim.

1.40.000.
Hoe is het mogelijk geweest de productie zoo spoe-
dig weer op peil te brengen trots mobilisatie van on-

geveer
een derde
der arbeidende mannelijke bevol-
king? Door geleidelijke demnohilisatie van voor de pro-

ductie belangrijke werkkrachten, door het inschake-
len van vrouwen en gepensionueerden en vôôral door
liet opvoeren van den werkcluur. In Juli werkten
nog slechts 43.3 pOt. der arbeiders langer dan 40
uur per week en 56.7 ])Ct. 40 uur of korter. De hier-

in schuilende l)elangrijke reserve aan werkkracht is
op grond van het bovenverinelde regeeringsdecreet,
maar zeer zeker ook dank zij de spontane medew’er-
king van alle werkers, benut. Tevens kan men vaststellen, dat de oorlogsbedrij-
ven hereids op hoogere capaciteit werken dan in
Juli jl.:

Juli 1938

Juli
1939

Raming
December
1939

Mijnbouw ……..

92,2

99

100
Chemie ……….

97;2

109

120
Metallurgie

57,2

94

100
Metaalbewerking

69,1

96

100
Textiel ……….
86,1

105

94,5

Men mag aannemen, dat de staalproductie van
Frankrijk momenteel 9 á 1.0 millioen ton per jaar be-
draagt, d.w.z. het dubbele van de productie in 1913.
Bedenkt men, dat in den vorigen oorlog niet alleen
Elzas Lotharingen met zijn ijzermijlnen, zijn kali en
zijn kolen, tot Duitschland behoorde, maar dat ook
het belangrijke industriegebied van Noord-Frankrijk
al spoedig door het Duitsche leger bezet was, dan is
het duidelijk, dat de productieprohiemen van Frank-
rijk vooralsnog niet zoo netehig zijn als in 1.914.
Wellicht komt het volksfrontexperiment thans in
zooverre te stade, dat de sociale wetten, die indertijd
zijn ingevoerd, de industrieele ondernemingen tot

vergaande ration alisatie hebben genoot, zoodat het
rendement van den arbeid thans vermoedelijk niet
onbelangrijk hooger ligt dan enkele jaren geleden.
Een geleidelijke verdere stijging der productie kan
wellicht worden verwacht, naarmate de aanpassing
aan den ,,totalen” oorlogstoestand vordert en de her

scholing van arbeiders voor bepaalde vakken voort-
gang maakt. Wellicht zal hij verdere decnobilisatie,
als koloniale troepen en verdere Engelsche contin-
genten. aankomen, ook de werkduur weer eenigszins
kunnen worden verlaagd, want het valt te hetuife-
len, of een werktijd van meer dan 9 uur per dag
01)
den duur kan worden volgehouden zonder verninde-

ring van het rendement. Zoowel militair als industrieel van groot belang is
de goede staat, waarin de Fransche spoorwegen en
hun rollend materieel verkeeren. Men mag wel aan-
nemen, dat de wagonverladingen momenteel 40 a 50
pOt. boven het niveau van het vorige jaar liggen.
Teneinde aan nog hoogere eischen te kunnen voldoen,
zijn aan binnenlandsche, doch ook aan Engelsche en
andere huitenlandsche fabrieken belangrijke opdirachi-
ten voor nieuw materieel verstrekt.
In een laatste artikel zal worden besproken, hoe
Frankrijk er voor staat wat de grondstoffenvoorzie-
ning en de deviezenpositie betreft en welke proble-
men zich hij de oorlogsfinanciering voordoen met
betrekking tot het hinnenlandsche prijsniveau.

E. F. PHILIPP.

DE PRIJSVORMING VAN NIET DOOR

LICENTIES GEDEKTE BEVOLKINGS-

RUBBER.

In ons artikel in E.-S.B. van 1 juni 1938 hebben
wij een beschouwing gewijd aaii de prijsvorming hij
cle hevolkingsrubber en zijn daarbij tot enkele con-
clusies gekomen, die wij thans, nu het prijsverloop
over een langere periode bekend is, nader willen toet-
seri. Daarnaast vragen wij de aandacht voor een paar
vraagstukken, die ook voor cle rubberondernemingen
van groote beteekenis zijn.
In het genoemde artikel hebben wij geconstateerd,

dat er drieërlei prijsverloo]) is, nl. dat van rubber
gedekt door uitvoervergunningen, dat van niet door
uitvoervergunningen gedekte rubber en dat van de
uitvoervergunningen zelf; de heide laatste prijsver-
loopen interesseeren ons. Wij voegen de toen gegeven
grafieken, bijgewerkt tot Juli 1939 toe; de thans ge-

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISFISCHE BERICHTEN

123

nomen periode dekt een wisselvallig prijsverloop
0
1)
cle rubbermarkt en perioden van inkrimping en ver-
ruiming der restrictie. In dit artikel zullen wij de
prijsvorming voor ongeclekte rubber beschouwen en
in een volgend dat van cle licenties en voorts een
paar algemeene punten bespreken.

Prijsverloop ongeciekte rubber.

In genoemde beschouwing hebben wij voor dit prijs-
verloop
2
conclusies gegeven, t.w. dat er een zeer uit-
gesproken tendens moet worden waargenomen, om
den prijs voor ongedekte rubber tot het minimum te
drukken en dat cle prijsvorming hier zuiver een kwes-
tie is van het minimum om cle vereischte hoeveelheid
rubber te krijgen en ten tweede, dat cle prijs voor niet
door licenties gedekte rubber eind 1937 dicht hij het
absolute minimum, dat nog voldoende aantrekkelijk-
heici biedt om de toegestane hoeveelheid voort te
brengen, lag. Deze teudenzen worden volkomen be-
vestigd, zooais beide grafieken aantoonen, en dit is
eigenlijk logisch. De prijs van de ongeclekte rubber
zou theoretisch kunnen zijn: de beslissende ruhher-
prijs (dus de prijs te Singapore, teruggerekend tot
eerste kosten c-x porthaven Ned.-Indië), verminderd
met den prijs der lice.nties en voorts de transport-
kosten en winsten der tusschenscliakels. Deze theore-
tische berekening van den prijs heeft echter in de
practijk geen waarde, door cle verhouding van vraag
en aanbod. hiervoor ligt de verhouding zoo, dat e.r
is een beperkte mogelijkheid tot uitvoer, dus een be-
perkte vraag, en daartegenover een groot potentieel aanbod, ni. de poteutieele productie, die blijkens de
ervaring in het verleden de vraag overtreft. Daaruit
volgt, dat in dit geval de prijs voor ongedekte rubber het niveau zal zoeken, dat in staat stelt de gewensch-
te hoeveelheid te verkrijgen, dus zich op dat zekere
minimum zal stellen, waarop uit een overvloed het
noodzakelijke gedeelte kan worden verkregen. Dit mi-
nimum-niveau zelf ligt echter onder verschillende
omstandigheden, dus in de verschillende gebieden zeer
verschillend, al naar gelang van de heteekenis, die
de rubber voor de huishouding heeft en naar gelang
van de wijze van voortbrenging. In dit verband ishet
gemiddelde standaardquotum per tniubezitter eirn
aanwijzing. De laagste prijs, 7X
,
â 8 ets. per kg, kwam
voor in Atjeh, Tapanoeli, Banka, en incidenteel eens
in Djambi en Indragiri, w’aarvan de drie eerstge-
noemde gewesten die zijn met een zeer klein gemid-
delci bezit per tuinhezitter; de over het algemeen
hoogste prijzen ter Sumatra’s Oostkust, Sumatra’s
Westkust, Indragiri, Zuid-Sumatra, Djamhi, Wester-,
Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, alle gebie-
den – behalve Sumatra’s Westkust – met een ge-
middeld bezit van boven de 200 kg. Dit verschijnsel
is ook volkomen verklaarbaar,
le categorie. Voor de keuterboer.tjes is de ruhber-
kehon een soort spaarpotje geweest – en dus nog –
waaruit uitgaven konden worden bekostigd, voor de
kleine, doch iets grootere bezitters was en is het een
der middelen voor het gezin om in het levensonder-
houd te voorzien. De bezitters van grootere complexen
echter hadden vroeger arbeidskrachten ih dienst om
– in deeltap of tegen geldelijke helooning – de
rubber voort te brengen en hun groote quota leiden
ertoe, dat deze ook thans nog ten deele zullen moeten
worden aangetrokken en dus zoodanig betaald, dat
zij tot den tap tegen vergoeding bereid zijn. Hieruit
volgt, dat daar, waar de tuinbezitter zelf met het ge-zin de voorthrenging verzorgt, – en daarbij, naast op
de opbrengst der licentie, ook nog
0])
andere middelen
van bestaan, steunt (voedsellandbouw) – een sterke
druk op de prijzen bestaat, waardoor deze omstreeks
het minimum worden gefixeerd, zulks te eerder, waar
de kebon de spaarpot is; immers, hij heeft een he-staansbasis en ivat de ongedekte rabber opbrengt,
wordt meer de gewenschte of noodzakelijke bijver-
dienste, waardoor -zelfs een intensiveeren der voort-
hrenging in de hand wordt gewerkt door een verlaging

der prijzen binnen zekere grenzen. En dit valt ook
waar te nemen en zelfs zoo, dat cle prijs op de kri-
tieke grens komt; een iets verdere verlaging werkt
dan remmend op de voortbrenging, iets wat in be-
paalde perioden gewen.scht kan zijn. Slechts door
voortgezette prijsverlaging kon in 1938, nadat dc
eerste 7 maanden een surplus aan uitvoer voor de
meeste gebieden met lage quota per tuinbezitter te
zien geven, worden bereikt, dat de uitvoer aan het
uitvoerdiuotum werd aangepast en tegen het einde
van het jaar moest zelfs bj deze categorie de prijs
hier en daar worden verhoogd om te voorkomen, dat
er een te groot tekort zou ontstaan. In onze grafiek
No. 1, die omvat de gewesten met Icleine gemiddelde
quota per tuinhezitter (Atjeh, Banka, Tapanoeli, Su-
matra’s Westkust, Bengkalis en als grensgebied het

GRAFIEK T.

937

1

1934
1

1939

cuituurgebied van Sumatra’s Oostkust), ziet men dui-delijk, hoe weinig schommeling er in den gemiciclel-
den prijs voor ongedekte rubber valt waar te nemen,
nadat een zekere grens is bereikt; af en toe iets
lager, doel) daarna wordt dit weer ingehaald. Ook van
de verruiming van den uitvoer en cle verscherping der restrictie valt, nadat de prijs op het minimuni-
niveau is aangekomen, slechts een zeer geringe in-
vloed te bespeuren. Deze geringe gemiddelde invloed
is echter liet gevolg van elkaar opheffende factoren,
want in de gewesten vallen hij afzonderlijke beschou-
ving wei degelijk verschillen waar te nemen.’ Een
verscherping der restrictie, die ertoe leidt, dat de
bevolking dus minder baten uit haar coupons krijgt
en bovendien minder rubber kan produceeren, brengt
in de gewesten met het kleinste gemiddelde quotum
(Atjeh, Ba:nka en Tapanoeli), de prijzen voor onge-
dekte rubber op een hooger niveau, iii Bengkaiis op
een lager – hij een stijgenden rubberprijs – terwijl
zij in het cultuurgehied Sumatra’s Oostkust en
0
1)
Sumatra’s Westkust nagenoeg ongewijzigd blijven;
m.a.w. de eerste 3 gewesten profiteeren van een prijs-
stijging, die noodig blijkt om de toegestane uitvoer-
hoeveelheid zoo goed mogelijk te halen, dus feitelijk
een verhooging boven den prijs, die productie-stimu-
leerend werkte; in Bengkalis daarentegen – welic
gewest aan het einde van het jaar den grootsten ach-
terstand heeft tegen per uit. Juli 1938 nog een sur-
plus – remt men de productie af door den prijs te
laag te fixeeren, terwijl in de beide andere gewesteii
liet feit, dat, bij over het algemeen onveranderde
prijzen, aan het, einde van liet jaar een achterstand is, erop wijst, dat zij feitelijk te laag gefixeerd zijn
en blijven. Voor Sumatra’s Oostkust laten wij hier
buiten beschouwing, dat in December 1938 plotseling
zeer tijdelijk de prijs sterk werd verlaagd, omdat hier
een speciale factor optrad, nl. liet besluit, dat Tapa-
noeli-oogstvergunningen ter Oostkust alleen mochten
worden gebruikt, indien aangetoond was, dat een over-
eenk-omstige hoeveelheid Tapanoeli-rubber naar de
Oostkust was gegaan. Een verruiming van den uit-
voer – zooals in 1939 plaats had – heteekent voor
Banka het omgekeerde van cle verscherping der res-trictie, nl. een prijsverlagende werking, dus eigenlijk
den dwang om nieer te produceeren om hetzelfde in-
komen te halen, voor Bengkalis, Atjeh, Tapanoeli en
Sumatra’s Westkcist blijft liet prijsniveau ongeveer
gelijk, terwijl hij in liet cultuurgehied ter Sumatra’s
Oostkust wordt verhoogd; hier blijkt weer liet grens-

1124

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

geval voor dit gebied; meer productie kan alleen
tegen hoogeren prijs worden verkregen.
e categorie.
Hier moeten cle verhoudingen anders
liggen, wat ook in grafiek No. 2 tot uiting komt.
Weliswaar wordt ook daar een zeker minimum ge-
handhaafd, nL dat van de opbrengst van den gezins-tap, waarbij de verhoudingen, zij het minder scherp,

GRAFIEK II

937

1

953

1

930

51.Sh..l,

P.fllkli..i
9 MA Mi 2 *50 P4OJ
9
MA Mi 2 *5000)9
M
AMJ
9*1t93

25

20

I0

0

39

40

55

53

50

30

met die der le categorie ovoreonkomen, doch zoodra
een grootere
VOO
rtbrenging wordt vereischt, ontstaat
er dadelijk een tendens tot verhooging van cle prijzen
voor ongedekte rubber. En dit zien wij ook in de lijn,
die geprononceerder begint te worden, nadat het in-
tergewestelijk transport van bevolkingsrubber zich
meer en meer tot locaal verkeer gaat beperken. In

tijden van verscherpte
.
restrictie zien wij in het ge-
west met de grootste gemiddelde productie per tuin-
hezitter (Djambi) lagere prijzen voor ongedekte rub-
bej, het gewone middel om den lust tot productie te
verminderen voor de betaalde arbeidskrachten. In
Zuid-Sumatra blijven de prijzen dezelfde, doch op
Borneo en in Indragiri leidt de verscherping tot hoo-
gere
prijzen
voor ongedekte rubber. Toch is in Djambi
de prijsdaling, indien eenmaal een zeker niveau is
bereikt, meer, een fluctueeren, noodig om de juiste
hoeveelheid te halcn; in de Zuider- en Oosterafdee-
ling van Bo,rneo betaat weinig tapwill igheid hij lage
prijzen en het gevolg is, dat rubber daar werd aan-gevoerd uit het cultuurgebied van Sumatra’s Oost-
kust en, zoodra dit grootendeels ophoudt, gaan de
prijzen omhoog. Bij een verruiming der uitvoermo-

gelijkheid zien wij een handhaven der prijzen slechts
daar, waar gezinstap de meerdere productie overwe-
gend kan leveren, nI. in Zuid-Sumatra en de Wester-
afdeeling van Borneo, terwijl zij in Djambi, Indragiri
en de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo tot

hoogere
prijzen
leidt. In alle gebieden van deze cate-
gorie houdt de prijsheweging voor ongedekte rubber
echter geen verband met het prijsverloop voor ruwe
rubber, doch blijft inderdaad op het minimum, waar-tegen de vereischte hoeveelheid kan worden verkre-
gen. Dit minimum komt evenwel op een hooger ni-
veau, omdat vreem.de arbeiders tot den tap bereid
moeten worden gevonden en in de grafiek No. 2 zien
wij clan ook duidelijk, sedert medio 1938, een tcndens
tot stijging van den prijs ii] tegenstelling tot in gra-
f.iek No. 1, waarbij wij juist een tendens tot drukken

van den prijs waarnemen.

Algemeene conclusie ongeclelcte rubber.

Uit het bovenstaande mag dus worden geconclu-
deerd, dat er geen verband bestaat tusschen dan
rnarktprijs voor ruwe rubber en de prijzen, die in het
binnenland voo.r niet door licenties gedekte rubber
worden betaald. De hoogte van dit laatste prijsniveau
hangt af van de heteekenis, welke de rubber in (le
huishouding van den Inlander nog heeft en dit is
overwegend spaarpot en nevenbedrijf. Moeten vreem-

de arbeidskrachten worden aangetrolcicen – thans
vrijwel overal met belooning in natura – dan moet

liet prijsniveau worden verhoogd.

J. F. Ef.

DE PEPERSITUATIE.

De toestand op de markt.

Inleiding.

Nederlandsch-Indië is de voornaamste peperprodu-
cent en wordt zoodoende het zwaarst getroffen door
de ongunstige siiiiatie van dit product gedurende de
laatste jaren. Het is dan ook niet . te verwonderen,
dat men, in navolging van de pogingen bij andere
grondstoffen gedaan om den producenten een bonen-
den afzet te verzekeren door uitvoer- of productie-
beperking, ook thans hoort van plannen om door in-
grijpen van Overheidswege een verbetering van de
peperpositie te. verkrijgen en zoodoende de hestaans-
mogelijkheden voor de bevolking in deze cultuur te
handhaven en te verbeteren.
Alvorens een oordeel uit te spreken over .eventueele
maatregelen en hun uitwerking, wil ik in dit artikel
in het kort nagaan welke de omstandigheden zijn, die
tot het overwegen van deze plannen noopten – tegen
welk kwaad men dus te velde trekt — en hoe deze

situatie is ontstaan.
Het lijkt mij echter nuttig vooraf een beknopt
overzicht te geven van de Indische pepercultuur.

De Indische pepercultuvr.

De peperplant is een meerjarige klimplant, die,
evenals bijv. de hop en de wijnstok, langs stokken
groeit. De voortplanting geschiedt door middel van
stekken. Na ee.n groeiperiode van één jaar worden
de jonge peperplanten, die dan 2 tot 3 voet gegroeid
zijn, van haar steunsel losgemaakt, op den grond
gelegd en met een laagje aarde bedekt, waarna uit
de stengelknoopen een aantal nieuwe loten opschie-
ten, die, opnieuw zich ontwikkelende en vasthech-
tende, binnen weinige jaren een dichte, breede en
krachtige plant vormen. In het begin vereischt de
plant veel zorg aan snoeien en het uitbreken van
alle overtollige waterioten, tevens moeten de geval-
1,en ra.uken zorgvuldig weer opgebonden worden.
Het aantal peperranken in Indië wordt momenteel
op ongei eer 50 millioen geschat, eerdeeld over pim.
40.000 pepertuinen.
Na een groeiperiode van drie tot vijf jaar kan zij
gedurende ongeveer twintig jaren vrucht dragen, een
bes, welke de witte — het binnenste van die vrucht
of de zwarte peper – dat is de gedroogde, vaak min.-
der rijpe, bes zooals deze van de plant komt – op-
levert. De witte peper vindt haar afzet in hoofdzaak
in Europa, de zwarte heeft de voorkeur in de Ver-
eenigde Staten. In het laatste land wordt de peper
niet alleen voor verschillende consumptie- en conser-
veeringsdoeleinden gebruikt, maar wordt ook veel
peper aangewend om hontwerk ed. in den handel
tegen motten te beschermen.
Besteedt men veel zorg aan de I)lant dan is het
zelfs mogelijk, om gedurende een periode van onge-
veer dertig jaren hiervan vruchten te plukken. In de
dunhevolkte Lampongs in Zuid-Suniatra, het voor-
naamste pepergebied, is het aanleggen van nieuwen
aanplant vrij eenvoudig en weinig kostbaar; men
geeft er dan oo.k de voorkeur aan nieuwe peperstoic-
ken te planten indien de oudere meer zorg gaan ver-

eischen.
In Nederlandsch-Indië is peper voor vrijwel 100
pOt. hevolkingscultuur. De ondernemingsproductie
bedroeg in 1938 slechts ongeveer 230 tons, waarvan

177 tans op Java werden geoogst. Zooais reeds opgemerkt, is dit land de voornaamste
producent en exporteur van peper. Onderstaande
tabel geeft een overzicht van de werelduitvoeren va.n
peper en het aandeel van Nederlandsch-Indië hierin ‘).

‘) De gegevens in dit artikel zijn — tenzij anders vel-
meld — in hoofdzaak ontleend aan:, ,De La.ndbouwexport-go’vassen van Ncderla.n.dsch-I.udië”; mededeeiin.g van het
Centraal Kantoor voor de Statistiek te Baitavia.

ziober
1).

Wit

1938
.1
1939
1.862
2.712

1.203
1.219
1.075
321
938

3.009 4.332

1.643
197
412
1.195 455 1.067

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

125

1
Wereld-uitvoer

Uitvoer van

Jaar

Ned.-Indië

Aandeel van
1
N.L in pCt
In duizenden tons

1930
43,2 32,4
75
0
/0
1931
.45,9
31,8
69
0
10
1932
46,8
35,6
76
0
/o
1933
54,7
44,0
80
0
/0
1934
61,5
48,2
78 ol,
1935
70,4
58,5
83
0i
1936
85,0
78,1
920/,
1937
39,4
31,1
79 o
o

1938
64,3
54,5
85
0
/0

De opbrengst van dien uitvoer is sinds 1930 sterk
gedaald van 40 millioen Gulden tot het laagterecord
in 1937 van 7 millioeri Gulden. In 1938 bedroeg de
uitvoerwaarde ruim 83-1 millioen Gulden, dat is 1.3
pOt. van den totalen uitvoer van Nede.rlandsch-Indië.
De uitvoer over de eerste tien maanden van 1939
bedroeg 55.700 ton met een waarde van
f
8.0 inillioen.

Andere producenten van peper zijn:
in. Azië:

B r i tsch-In dië, Ceylon, Malakka, Serawak, Noord-Borneo, Judo-China en Thaïland (Siam);
in Afrika:
Madagaskar, Nigeria en Sierra Leone.

TVerc1duitvor van peper; in ,tons.

1938
1937
1936
1935 1934

295
137
221 199
202 5.705
3.851
3.899
3.432
4.001
3.064
2.213 2.057
1.768
4.772

Aîrikv

……………..
Indo-Cimina

………..

en Noord Bomen
Serawak

………….

1
)
865
0)
3.673
01
Malakka

………….
Thaïland (Siam)
2
1
4
865
Ceylon
…………..3
74 56
9
85
l3 ritsclj-Indië

……..
.
1.215
722
2.846
3.343
Ned.-Inclië

……….
70
..
.
54.502
.3
31.060 78.086
58.488
48.200

Totaal

……………
64.272
30.417
85.042 70.419 61.468

1)
In
1938, 1930
en
1934
invoerexcedent van resp.
41.9,
6.817
en
6.755
tons.

Uit onderstaande tabel. die cle uitvoeroverschotten
van zwarte en witte peper in 1938, verdeel.d over de
verschillende preduetiegehieden in de Bui tengewes-
ten, geeft, krijgt uien een indruk van de verdeeling
van deze cultuur over Neder]andsch-Indië.

Uitvoeroveeschotten van de .11uitengeoveaten van zwarte
cmi witte peper;
in
tonnen (1938).

Zwarte peper
Witte
peper
Totaal

Lanipongsclie Districten

…….
38.752
112
38.864
740
9.088
9.828
Banka en Biliton

…………..
Z.
en 0. afd. van Borneo
52 1.937 1.989
Atjeh en

Onderh.

…………
1.489
7
1.496
557
473 1.030
I3enkoelen

………………..
.62
661 723
643
53
696
Sumatra’s W. kust …………


Westerafd.
v.
l3orneo…………

14
19

Palembang

………………..

Djanibi
…………………..5
Oostkust v. Sumatra ……….
18

.
.

18
Celebes en Onderh…………..
.

.-


Riouw en Onderh ………….
– –

Totaal Buitengewesten ………
42.318
1
12.345
1
54.663

In 1938 werd nog 117 ton peper door ondernemin.
gen op Java geproduceerd; hoofdzakelijk in de resi
denties Semarang (92.3 ton), Batavia (52.9) ton, Soe-
rakarta en. Klaten (16.2 ton), Ba.ntam (7.4 ton) en
Oheribon (6.6 ton).
De productie van zwarte peper in de Lamnpongs
bedroeg naar schatting in (duizenden tons):

1930……18,0

1933……24,0

1936 …… 46,9
1931 …… 11,0

1934 …… 26,1

1937.. …. 27,4
1932……12,4

1935……52,6

1938 …… 37,0

Over de bestemmiig van den export geeft onder-
staande tabel eenige gegevens:

Uitvoer van peper; in tons; Januari70

Bestemming
Zwart

1938
1
1939

21.388
21.474
Singapore ………………
1.984
4.323
2 504

Vereenigde Staten ………..

Groot-Brittannië ………..
.
373

.

1.689
Britsch-Indië
…………….302

1.080
1.794
531
948
283

..

978

Italië …………………..
Duitschiand ……………….

Nederland ………………
834
935
Brazi1ië

………………….

148

389
Argentinië

…………………
Andere bestemmingen …….
.36
2.5
7.276

Totaal ……………….
130.459 142.3101 9.330112.310
‘) Ontleend aan ,.Eeonomisoh Weekblad voor Neder-
1anclsch-Tnc1ië; dcl.
29
December
1939.

De handel is in hoofdzaak in Nederlandsch-Indi-
sche handen. Via de Chineesehe opkoopers komt het
product van den inlander in bezit van den exporteur,
die zijn vertegenwoordigers heeft in de voornaamste
markten, waarvan New-York thans de belangrijkste is.

Het ontstaan van cle huidige situatie.

Zooals uit de eerste tabel valt af te lezen, is van
1930 tot en met 1936 de wereldpeperuitvoer voort-
durend toegenomen, zoodat deze in het laatste jaar
bijna het dubbele van den uitvoer in 1930 bedroeg.
De toeneming van het aandeel van Nederlandseh-
Indië in dien uitvoer was n.og sterker en bedroeg
over clie periode ruim 140 pOt. Deze toenemende uitvoer ging echter geenszins ge-
paard met een evenredige stijging van het opnemings-
vermogen van den handel.
Nauwkeurige statistische gegevens over deze opne-
mingscapaciteit zijn, niet bekend, wel is deze stijgende
en wordt momenteel op 60 ii 70.000 tans per jaar ge-
schat. I

ioevel in berichten betreffende de peper vaak
van over-productie wordt gesproken, is dit begrip hier
waarschijnlijk minder gelukkig gekozen. Iii de eerste
plaats is de grootte van den oogst zeer wisselvallig
door de afhankelijkheid van klimatologisché factoren
en productievermog-en van de planten (ziekte, verzor-
ging, hemesting e.d.), terwijl ook de prjsontwikkelinu
aanleiding kan zijn tot groote schommelingen in dc
hoeveelheid van het artikel, die door den inlandseben
producent iran de markt wordt gebracht. in 1935
werd buy, naar schatting – zie tabel hierboven – in
de Lampongs alleen al 52.000 ton zwarte peper inge-
zameld,
terwijl
de oogst in 1.937, een ongunstig jaar
voor de peper, naar schatting slechts 27.400 ton
zwarte peper bedroeg. Een wereldproductie van pl.m.
80000 ton peper, waarvan pl.m. 13.000 ton witte
peper, zou clan ook bij de huidige productieverliou-
dingen niet onmogelijk geacht moeten worden; alleen
zal men bij de huidige ongunstige positie van het pro-
duct er geenszins naar streven deze hoeveelheid te
bereiken. Men kan wellicht beter spreken van een mo-
gelijkheid tot overproductie, die een deprimeerendeu
invloed op de markt uitoefent.
Deze ongunstige statistische positie wordt duide-
lijk geïllustreerd door de enorme toeneming van cle
voorraden op de voornaamste consumptiemarkten.

.Pepmvoorm-aden op de voornaamste mai-kten aan liet eind
van het jaar; in duizenden tons
‘).

ILonden (Nederland 1 New-York 1 Totaal

1930 ……….
.0,8
0,3
0,9
2,0
1931 ………..0,8
1,0 1,0
2,8
1932 ……….

.

4,4

0,9 2,5
4,3
1933 ……….
0,9
3,1
6,7
1934……….
0,8
4,1
19,3
1935 ……….

.0,9

15,3
1,7
6,2
23,2
1936 ……….

.2,7

13,7

.

1,6
26,3 41,5
1937 ……….
13,1
..
1,8
26,9
41,7
1938 ……….
.10,9
.
1,7
38,3
58,9

‘)
Ontleend aan gegevens in ,,De Java Bode’.

Zooals uit
dezen
staat duidelijk
blijkt, heeft zich
gedurende de
laatste jaren een groote
voorraad opge-
hoopt op de consumentenmarkten.

126

ECONOMISCH-STATÏ%TISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

In hoofdzaak is de positie te New-York – thans
de voornaamste pepermarkt – van heteekenis; te
Londen bestaat de voorraad voornamelijk uit witte
peper en wordt deze geheel door een verkooppool
– ontstaan na de mislukte pepercorner in 1935 (zie
hieronder) – heheerscht. Het ontstaan van de groote voorraden te New-York is in hoofdzaak een gevolg
van het feit, dat de spe.culatie aldaar zich in toene-
mende mate van dit product heeft meester gemaakt,
hetgeen voornamelijk veroorzaakt wordt door de zeer
wisselvalhig’e oogstobrengst van de peper,
In 1937, toen reeds groote voorraden aldaar waren
opgeslagen onder invloed van de lage prijzen in. 1930,
werd te New-York een termijnmarkt geopend voor
de peper, waardoor het handhaven van groote voor-
raden aldaar minder risico’s bood en tevens gestimu-
leerd werd. in sommige peperkringen betreurt men het tot stand komen van. deze termijnmarkt, omdat
men meent, dat het product in te geringe hoeveel-
heid (pl.m. 60 á 70.000 ton per jaar) verhandeld wordt
en cle oogst te wisselvallig .is, om den termijuhandel
ten allen tijde behoorlijk te. doen functionneeren.
1-lierhij gaat men uit van het standpunt, dat één van
de voorwaarden voor het goed fuctioneeren van den
termijahandel is, dat het goed in groote massa’s wordt

geproduceerd en dat ee.n regelniatige aanvoer verze-
kerd is, teneinde steeds over het goed in voldoende

quanti tei ten te kunnen Jesch.ikken ).
Bij de voorraden in de consumptiegebieden moet
men nog de carry-over in de verschillende
.
producti&

landen optellen om den totalen wereidvoorraad te
wetep. Naar schatting bedroeg deze op het eind van
1938 pim. 93.000 ton, waarvan 72.000 ton zwarte
peper.
Indien aan den opslag de noodige zorg wordt
besteed, is het product niet licht aan hederf of kwa-
hteitsvermindering onderhevig. Dit is mede een fac-

2)
Zie o.a. ,.Tnte•rnationale Goedercn’markten” van Dr.
A
cle Graaff.

tor, die gevoegd bij het speculatieve karakter van het artikel, de voorraadvorming in de hand werkt.
Het heeft dan ook niet aan pogingen ontbroken
om een pepercorner te vormen, gezien het betrekkelijk
kleine volume van het product, dat verhandeld wordt.
Men denke hierbij slechts aan. de Londensche piper-
pool, die begin 1935 in groote moeilijkheden kwam,
doordat ziji de onverwacht .groote hoeveelheid witte
peper die aangevoerd werd niet kon verwerken.. In de
eerste plaats bleek men de opbrengst van den mdi-
schen oogst ver onderschat te hebben, terwijl ook het

feit, dat men op vrij eenvoudige manier witte peper
– 5ij het van mindere kwaliteit – uit de zwarte
soort kan verkrijgen, medewerkte om deze poging te

doen stranden. Een hijkomstige factor was nog, dat de

combinatie dooi tegenslagen in andere speculaties
(scheilak), financieel vriji zwak was komen te staan.
In overeenstemming met deze weinig gunstige ont-
wikkeling en wellicht ook in correllatie met het
algemeen prijsheloop voor grondstoffen en voedings-

middelen, is ook de peperprijs na 1929 scherp ge-
daald. Van ongeveer 30 $cts. per 1h. (zwart, c.i.f.
Vereenigde Staten haven) te New-York in de eerste
helft van 1929 daalde de prijs tot 6 â 7 $cts. per lb.
op het eind van 1932. Daarna vond een matig her-
stel plaats tot pl.rn. 13 $cts. per lb. in de tweede lielf t

van 1934, maar hierna liep cle prijs weer sterk terug,
tot eind Augustus 1936 een laagterecord (pl.m.
4: $cts. per lb.) bereikt werd. Een poging om door
middel van vrachtverlagingen den producenten een
hoogere opbrengst te verzekeren had geen succes, dacr
slechts een daling van den c.i.f. prijs te New-York
het gevolg, hiervan was. Onder invloed van dezen
lagen prijs begon men in de Vereenigde Staten
groote hoeveelheden peper op te koopen, hetgeen toen
plotseling eenige prijsstijging veroorzaakte, tot pl.m.
7 $cts. per ib. per eind 1936; in 1937 bleef de prijs
over de eerste drie kwartalen gemiddeid boven de
6% $cts., maar gedurende het laatste kwartaal van

MAANDCIJFERS.

Indexcijfers ‘van Nederlandsche aandeelen.
1)

Index:cijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari
1929 = 100.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:

Banken

Ku.nst-
Industrie
EIect
?.
Miji
Olie
Rubber
Scheep-

Suiker
Tabak
Thee

]

tale

‘e0I.

Gem.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4
95.6
88.6
99.1
100.2
95…
99.9
87.3
92.7 103.2
’30
94.2
34.1
90.1
1004
71.6 63.9
93.1 52.1
71.-
76.2
65.5
74.5
84.3
’31
73.6 22.7
60.7
83.-
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3
45.5
46.3
55.1
’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4 34.1
17.6 29.3
27._
25.8 30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7
80.7
41.-
40.-
41.-
26.7
28.2 27.4
25.4 39.5
40.5
’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6 22.2
23.2
26.2 50.2
39.4
’35
50.-
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4
43.8
43.2
23.7
24.4
29.3
47.1
42._
36
56.8
13.9
57.6
78.2 50.2
58.2
73.1
58.7
34.8 37.1
44.8
51.5
55.2
37
73.3 26.2 77.8
108.5
78.-
77._
99.-
101.1
73.6
60.4
59.-
76.4
77.7
’38
67.-
17.7 75.3 123.7
70.7
72.-
82.7 71.5
65.4
53.9
51.8 67.4
69.-
’39 54.6
14.8
64.4
116.4
62.6 64,4
73.-
63.5
62.3 52.3 34.5
61.4
59.9

Jan.
’39
61.3
16.1
70.3
124.8
68.-
71.6 77.3
67.9
63.4 53.9
44.8 66.4
64.8
Feb.

,,
59.6 15.3
69.2 122.8 65.8
67.2 76.6
64.9 60.9 51.4
43._
63.9 63.3
Mrt.
59.5
16.4
70.3
121.2
66.1
66.1
77.-
65.4 60.9
52.2
40.9
.
64.5
63.7
Apr.

,,

14.7
65.1
108.7
61.9
60.1
71.2 57.6 57.2 49.7
,

34.6
61.3
58.8
Mei
57.6
15.8
67.9
116.7
65.4
65.-
74.5
59.7
60.6 53.9 34.4

61.4
61.6
Juni

,,
57.9
15.7
69.7
120.8
63.8
64.9
76.4 60.8
59.- 54.-
36.2
62.-
62.6
Juli

,,
56.4
15.4
67.6
121.1
62.3 63.5
74.6
58.6 56.9 51.6
33.1
601
60.8
Aug.

15.1
67.3
120.9
62.1
62.7
73.2
59.4
56.9 50.6
32.-
59.3
60.1
Sept. ,,
51.4
12.9
58.4
115.3
63.4
64.7 79.7
71.1
72.6
’54._

29.5
61.-
60.2
Oct.

,,
47.9
12.4
55.9
107.7
58.5 60.7
69.4
66.7
69.2
51.-.
28.4
58.-
55.5
Nov.

.,
47.5
12.8
56.2
108.3
57.9
624
64.6
65.2
66.5
52.1 28.7 59.1
54.3
Dec.

,,
44.9
14.3
54.6
108.-
56.7 64.3 62.8 65.5
.

64.7 53.3
29.2
60.4
53.2

Jan.
’40
46.1
1

14.5
1

54.9
108.2

58._


65.4
64.3
65.1
66.8
53.5
30.3
1

60.9
1

54._

lndexcijfer der totale beurswaarde
2
Januari
‘1940 1 3.086.051.000
=
100.

2
Jan.
100.- ’17 Jan. 98.2 31
Jan.
98.3
10 ,,

100.5 24

,,

98.3
11
Men zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van E.-S.B. van
12
Febr.
1936,
blz.
120.

Ndrvk verboden.

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

127

dit jaar vond reeds eenigen teruggang plaats tot gein.
5Y $cts. per 1h. (Deze tijdelijke prijsverbetering had
om, tot gevolg, dat men in de Lampongs weer vrij
sterk tot aanplant van peper overging
8)
en dat deze
vermeerdering, clie thans ongeveer in productie komt, de situatie nog ongunstiger maakt). Sinds
begin 1938 zijn de prijzen in New-York weer verder
gedaald; ziji zijn zelfs beneden de Indische pariteit
gekomen. Gedurende 1939 bewogen zij zich op een
buitengewoon laag niveau. De meest recente gegevens
omtrent de prijsontwikkeling voor peper vertoonen
een iets gunstiger tendens.
Den laatsten tijd heeft zich oök het verschijutol
voorgedaan, dat het prijsniveau voor zwarte peper
in Indië, het productieland, hoewel ook daar de prij-
zen scherp gedaald zijn, zich gunstiger ontwikkelde
dan in New-York, het consutnptiegehiecl. Dit had
tweeërlei oorzaaic. In de eerste plaats leidden de
groote oogstverwachtingen voor de Lampongs tot
haisseverkoopen op de consumptiemarkten. Aan den
anderen kant rekende men in Indië, onder invloed
van de reeds lang circuleerende geruchten omtrent
een ingrijpen op de pepermarkt, op een toekomstige
prijsverbetering, hetgeen o.m. ook aanleiding was, dat
wellicht peper uit den nieuwen oogst werd achter-
gehouden; ook was de uitvoerontwikkeling, zoowel
wat hoeveelheid als verdee-ling over de verschillende
bestemmingsgebieden betreft, iets gunstiger dan ver-
leden jaar. Beide factoren hadden een eenigsains
prijsstimuleereeiden invloed.

De huidige sivaie.

Na hetgeen hierboven gezegd werd over het ont-
staan van de ongunstige peperpositie, kan volstaan
worden met een korte samenvatting om den toestand
weer te geven, die tot het overwegen van een peper-
i’estrictie leidde.

Er is mogelijkheid tot overproductie van, peper,
voornamelijk dan van het zwarte product, welke een
prijadrukkenden invloed op de markt uitoefent.
Momenteel vallen nog geen factoren waar te ne-men, die op een sterke toeneming van het verbruik
wijzen, zoodat dit meer in overeenstemming met het
productievermogen zou komen, al kan misschien met
een geringe verbetering gerekend worden door de,
o.a. voor militaire doeleinden, zich uitbreidende con-
servenindustrie (worst, vleesch en groenten in blik).
In hoeverre, en in welke hoeveelheden, peper voor
oorlogsdoeleinden wordt gebruikt (o.a. voor de fabri-
cage van springstoffen welke in bommen aangewend
worden of hij de bereiding van strijdgassen.) is, door
gebrek aan gegevens dienaangaan.de, een vrij – onbe-
kende factor.
De voorraad is momenteel zeer groot en bevindt
zich voor een groot deel op de voornaamste consuinp-
tiemarkten., met name New-York, dat thans de he-
langrijlcste pepesinarkt is en waar voorraden liggen
opgeslagen, overeenkomende met een verbruik van de
Vereenigde Staten gedurende ongeveer twee tot drie
jaar.

Het is echter zeer wel mogelijk, dat, onder invloed
van een toenemend verbruik voor bepaalde doeleinden
(zie hierboven) en in correllatie met de in he.t alge-
ineen stijgende vraag naar goederen, deze• voorraden
zullen slinken, waardoor cle situatie wel geheel zou
veranderen. De vastere stemming op de markt voor
dit artikel gedurende den allerlaatsten tijd, is wiel-
licht aan een dergelijke ontwikkeling toe te schrijven.
De inkomsten uit de pepercultuur voor de inland-
sche producenten, vooral die in de Lampongs, zijn
door de lage prijzen, de laatste jaren zoozeer gedaald,
dat, mocht men zijn inkomsten niet uit andere hi’on
nen kunnen aanvullen, hierin een verbetering zeer
gewencht is. , –
In een tweede artikel wil ik een bespreking geven
van het streven naar een verbetering van dezen
toestand. J.
WILLF.rl5.
3)
,,Economisch’ Weekblad voor Noderlandsch-rndië”;
Jaarovemicht
1936.

INGEZONDEN STUKKEN.

VERZEKERING VAN GEBOUWEN TEGEN

OORLOGSMOLEST.

De Directie van de Vereeniging ,,Molest Risico”
schrijft ons:

Met beg.rijpelijlce belangstelling lazen wij hetgeen
de heer Mr. J. R. H. Patijn onder bovenvermelden
titel in het nummer van 3 Januari jl. van uw week-
blad schreef. Het wil ons voorkomen, dat het plan

voor een dekking van het molestrisico op gebouwen,
door Mr. Patijn geschetst, in de practijk niet zoo

eenvoudig zou zijn uit te voeren als de schrijver meent
en dat ook overigens tegen dat plan verschillende
bezwaren zouden zijn aan te voeren. Wij hebben over-
wogen, of wij die bezwaren in een artikel zouden uit-
eenzetten. Aangezien echter een commissie is inge-
steld, aan welke is opgedragen opkorten termijn
over de molestverzekering van roerende -en onroeren-
de goederen aan de Regeering rapport uit te brengen,
komt het ons beter voor thans niet in een nadere
beschouwing van het door den heer Patijn ontwik-
kelde denkbeeld te treden. Wij zullen daarop t.z.t.
gaarne nader terugkomen.

MAANDCIJFERS.

HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.

Am-
sterdam
r
eigen.

Den

ag

t’
dom

W
co

Middel-
burg
Rotter-
dam
WO
e

4.67 —
4.98
4.93
5.01
4.98 4.70 4.89
1934 ……..
4.49 4.65
4.69
4.95
4.89
4.52
4.65 4.54
4.54
4.58
4.80 4.50
4.40
4.44
4.58 4.69
4.63
4.87
5

4.50
4.47 4.51
1935………

4.-
4.-
4.04
4.34
4.-
4.12
4.03

1933 ………

1936 ………
1938 ……..
3.74
3.77
3.72
3.91
3.81
3.79 3.59
1939 ……..
3,76 3.80
3.82
4.08 3.83
3.93
3.63

1937 ………

Jan.
1939
3.50

.

34
3.75
4.-
4-34
2)

3.35
34
Febr.

.
3.50
34_4 3.75

4_34 ‘)
3.57
344
lirt.
3.50
34
3.75
4.-
4_34
1)

4._
34
April
3.50
34


3.75

4_34
1)

3.70
34

lfei
3.50
34
3.75
4..-
4_34
2)

3.74
34_4
Juni
3.50
34_4
3.75
4.25
4_34 ‘)
4.-
34
juli

,,
3.50
34.J4
3.75
4.-
4_34
1)

3.82
34_4
Aug.

,,
4.-
4
3.50

4_34 1)

34
Sept.

,,
4.25
34
4.-

4_34
0)

4
Dct.
4.06,

4.-
4.25
4
4.35
34_4
Nov.
3.75
44


4
4.32
4
Dec ………
4.50
4_4

4.25

4_44
4
)
4.42
4

Jan.

1940

.. .
4.50
44_4
4.50
4.75
4_444)

4.50
4_4

‘) Op gebouwen
4
0/;
op landerijen
34 o/o.
2)
Op gebouwen
deels
4
0
/o,
deels
34 o/; op
landerijen
34 °Io•
3)
°p gebouwen
4 oj;
op landerijen deels
34
0
/0,
deels
4
0/0.
4)
Op landerijen
4
0/
t
, op andere objecten
44

Nadruk verboden


ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.
Boeken.

Colonial quest.ion.s and peace.
A survey prepared un
der the direction of Emanuel Moresco. (Parijs
1939; International Institute of Inteliectual Go-
operation. Prijs 7/6;
$2.-).
World tradir&g systems.
A study of American and
British commercial policjes, by Henri J. Tasca. (Parijs’1939; International Institute of Inteliec-
tual Oooperation. Prijs’ 6/6; $ 1.50). –

De moderne mensch ontstaat. Een reporta.ge
van
‘vreugde en vrees,
door Otto Neurath. (Amtdr-
dam’1940; N.V. Noord-ioilandsche F’Jitg. Mij.
Prijs geb.
f
3.90).

Vrijheid van valdorganiscvtie
door Mr. G. F. Ornstein.
(Amsterdam 1940; H.
J.
Paris. Prijs
f
2.90).

Het Hypotheelebanlcbedrijf, zijne boèkhouding en con
irôle
door B. Maten, met medewerking van Mr.
– Dr. J. H Luiting Maten. (Utrecht 1939; Uitg.
Mij. Kemink & Zoon N.V. Prijs
f
3.90).

128

ECONOMISCH-STATfSTISCHE
BERICHTEN

14
Februari
1940

Brohures.
At

k

1
r

t

e


Vreemde
Prijs in
Index-

De statistische nethode, iv he

bijzo,der in, haar toe-
munt
Guldens
eiïfer

passin.q op çle o?cle?vernin[J, Deel
II.
door Mr.
£42.-I-

)
315,84
73,8
Dr.

J. H.

van

Zanten.

(Purmerend
1940

J.
Scis
II.-
0,21
44,6

I_


T)

.Ç 1
uusses.

rijs

.-.
penc.751
*)
0,235
65
,4

.

.

.

.

.

De Realistische School vs

de Economie.
Rede, uitge-

Jute

…………..
………………..
katoen,

Mid.

Uplund

…………….
a

Katoen

Stip.

F’Ine

Ooinra

……….

Aiistr.

Wol,

Crossbr.

Col.

Carded
8

lap.

Zijde

…….

…..
Austr.

Wol,

Merino

………………..

………….
$
3,52
4
)
6,62
51.7
sproken op den gedenkdag van de Technische
Rtihhei

…………. .. …… . ……
.penc.

3,-

0;4l
(1,8

Roogeschool
op 8
J’an.
1940,
door den Rector-
Grenetiiout

…………………….
Vurenhout

…….
……………….
£25216
2
)

189,16
170,-‘
8.
1
111.3
Magnificus Prof. Dr. J.
A.
Veraart (Delft
1940;
J

21-
5
)
52,4

Drukkerij Waitman, Prijs
f
0.50).

.

Koehulden

……………………..
Copr

………………………….

.

1250

4(1,8

o

Grondnoten

…………………….
Lijozaad

……… ……………….
.-

Goud

.. …………………………
.sh. 1681-
62,90
122,1

STATISTIEKEN.
Koper

… ………………………

_*)

Grooihandeisprijzen
van belangrijke voedings- en

:

:

:::::::::
Co

..’.’.’,’.’.’::’:,’.i’.’.’.’.::::

£

241.76

18040
genotmiddelen en grondstoffen.

(lndexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929
= 100).
8)
GleteriJ-Uzer

……………………..5h.i481l0

55,50

140,4
Zink

…………… . … ………….

_*)

..

Laatste noteeringen (6-13 Febr. 1940).

:

IJzer.

Cleveland

…………………sh. 1111-

41,50

9.5

..
Zilver

………..

……………….penc. 21
2
,’i,

0,66

50,8
Steenkolen

…………………………-

14,50

112,8

A
r t
i
k e
1
Vreemde
munt
Pri’s in
Guldens
Index-
cijfer
Petroleum

………………………..$
1.02

1,92

62,2
Benzine

………………………..$c1s
5,75

0,1082

17.4
Kalksalr.eter

………………….

.-

6 05

51,1


_*)
r
.erst

Mais. La Plata
.!

…………… . ……


_*)
_*)


.

Zwavelz

ammoniak

……………..-

5,65

50,11
C

Cenmen
.
………………………

13,35

73,4
Steenen,

blnnenmuur

…………….-

9,50

72,6

.

…………………………..
C

MuTs,

termijn

……………………

lt,,gge

……

……………………


_*)

Ø
Steenen.

buitenmuur

……………-

12,-

64,3

Heffing Crisis Zuivel-Centrale.

r8-

*)
Noteering van 30 Januari.
8

‘I’mirwe.

termijn

………………….
‘l’arwe,

Roemeonsciie

…………..

m

mr

” ::: …..:…i.. .’..:: :

:::::::::
2)
Noteering van
1
Februari.
2-

..

..-
2
4:

52,7
4)
Noteering van 18 Januari.
4,75
59,2
)
Noteering van November.
Kaas ………………………………….
8)

Eieren

………………………….

73,-
77,1

,
t)

In

verband

niet den

internationalen

toestand

geen

tioteering

74,
86,7
.
ten gevolge waarvan het berekenen van indexcijfers achterwege moet
sh.

5)42)
2,01
67,9
blijven.
sh. 125/_
2
)
47,05
70,7

C

GesI.

runderen

……………………
Geel.

varkens

………….. …….. ….
si

Bevr.

Arg.

rundvleesch

………….

itobuqt’i
O’7
346
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistze

Fl;mcomm

…………………………..

(oftiv.

Sup.

SantoB
. : :: :: : :::’.:::::
:
0
$)

30,4
/en dcie week het gebruikelijk overzicht der groothandels.

Time

……………………………

0,6025
79,5
prijzen.)

AANVOER VAN GRArEN. (In
tons van
1000
kg.)

Rotterdam
.

Amsterdam
Totaal

Artikelen
4-10
Feb.

Sedert

Overeenk.
4-10
Feb.

Sedert

Overeenk.
1
40

1
39
1940

1Jan.
1940

tijdvak
1939
1940

1Jan.
1940

tijdvak
1939

27.930

2.702

78.081

84.785

4.038

13.822

654

2.338

Tarwe

………………4.214

50.151

82.083

ltl
aïs
………………

36.227

138.744

100.106
20.708

54.686

20.316

193.430

120.422

Rogge

………………1.507

4.038

13.822
l3
oekweit
……………….-

654

2.338
6.395

8.395

1.547

30.469

28.660
Gerst

………………..-

22.074

27.113
650

5.150

1.460

13:340

17.479
Haver

…………….

5.0
.20

8.190

16.019
Lijnzaad

……………1.524

2.524

6.485:
10.392

17.738

63.913

20.262

70.398

150

19.854

11.072
Lijnkoek
…………….

910

19.854

10.922
. ….

.

5.250

445

10.338

5.888
Tarwemeel ……..4.488

5.088

5.443
Andere meelsoorten

2.739.
,-‘

470

.
3.209

Noot bij
groothandelprijzen.
1)
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter
No.
2; van Jan.
van 7
Oct.
1935-18 Mei 1936 62/63 kg Zuid-Russische;

1931 tot 26 Sept. 1932 79 kg La Plato; van 26 Sept. 1932
;

van 18 Mei 1936-23 Aug. 1937 64/65 kg La Plata; van

tot
5 Febr. 1934 Manitoba
No.
2; van 5 Febr. 1934 tot
23 Aug. 1937-1 Jan. 1938 64/65 kg Russische; van
1
Jan.

6 Juli 1936 80 kg La Plata; van 6 Juli 1036 tot 30
Nov.
1938-31 Jan. 1938 65/6 kg Russiselie. Van 31 Jan. 1938

1936 Manitoba;

van 30 Nov.

1936-2 Aug. 1937

Bahia
-7 Juni 1938 64165 kg Russische. Van 7 Juni 1938-20

Blanco; van 2 Aug.-16 Aug. 1937 La Plata; van 16-
Maart 1939 64/65
kg
Amer.
No.
3. Van 20 Maart 1939-

23 Aug. 1037 Bahia Blanco; van 23 Aug. 1937-19 Juni
4
Sept. 1939 64/65 kg La Plata.
1938 La Plata; va.n 19 Juni-15 Aug. 1938 Bahia Blanca;
Mais:
Tot Jan. 1937 2000 kg La Plata. Van Jan. 1937-

v.an 15 Aug.-5 Sept. 1938. Hardwi.uter
No.
2. Van 5-12
4 Sept. 1939 Amer. Mixed
No.
2.

Sept. 1938 1fardwinter
No. 1.
Tot 28
Nov.
1938 80 kg Zuid-
Lijniaad:
Vanaf
1
Jan. 1938 per
1000
kg tevoren pei’

Russische.
1960 kg. De vroegere prijzen weiden herleid
op
basis van

Rogge:
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16
1000
kg.

Dec. 1929 A.merican
No.
2; van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei
Benzine:
Tot
11
Juli 1939 Gulf
Exp.
64166
0
375
EP.

1930 74/5 kg Hongaarsche; vanaf 28 Mei 1930 tot 23
Mei
Kaas:
Van 29 Sept.-13 Oct. 1939 consumptie.

1932 74
kg
Zuid-Russisehe; van 23 Mei 1932 tot 2 Oct.
Cacao:
No.teering vanaf
11
Sept. 1939 in Guldens.
1933 No. 2 Canada; van 2 Oct. 1933-25 Oct. 1937 La Plato.
Kalksalpeter:
Vanaf November 1939 niet meer verkocht

Van 25 Oct. 1937-20 Maart 1939
74
kg Russische.
.

in jute balen, doch uitsluitend
in
papieren balen. De no-

Gerst:
Tot
Jan. 1928 Maltirig; van Jan. 1928 tot 9 Febr.
teerin.gen zijn vanaf Juli 1939 .gereotificeerd.

1931 American No. 2; van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932
)
Voor de artikelen: .gerst, maïs, rogge, tarwe, koper,

64/5 kg Zuid-Russisehe; van 23 Mei-19 Sept. 1932
No.
3;
lood, zink, suiker en lij.nzaad een acht-rnaandsnh;
wol,
koe-

van 19 Sept. 1932 tot 24 Juli 1933 62/63 kg Zïjid-Rus-
huiden en groiidnoten een .negen-maandseih;

rijst, jute en

sische; van 24 Juli 1033-7 Oct. 1935 64/65 kg La Plato;
gietet’ij.-ijzer een tien-maandsch;

vurenhout en copra een

elf-maandsch gemiddelde.

14 Februari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

129

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 12 Februari
1940.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f

28.894.923,26
sets, Prom.,, Bijbnk.
,,

390.499,57
enz.indisc.Ag.sch.
,,

2.333.336,53
f

31.61875936
Papier o. h. Buitenl.

f

1.575.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.


1.575.000,-
BeleeningenHfdbk.
f
210.587.461,401)
ncl.
vrsch.
in rek.-crt.
Bijbnk.
,,

5.749.319,17

op onderp.
Ag.sch.
,

36.420.529,30

f
252.757.309,87

Op Effecten enz.
..
f
247.771.633,691)
OpGoederenenCeel.
,,

4.985.676,18
252.757.309,871)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,

15.000.000,-
Junt, Goud ……
f

105.167.605,-
Muntmat., Goud..
,,

908.354.600,39

[1.013.522.205,39
Munt, Zilver, enz.

,,

10.570.172,37
Muntmat., Zilver.
.


1.024.092.377,76
Belegging van kapitaal, reserves en pen.

sioenfonds

……………………

43.862.120,40
Gebouwen en Meub. der Bank

……..

4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,

25.289.579,82
Staatd. Nederi. (Wetv.27/5J’32, S. No. 221)
,,

7.629.955,16

Pa88Iva.
f
1.406.405.102,37

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

4.277.243,54
Bijzondere

reserve

………………
,,

7.756.940,37
Pensioenfonds

…………………
•.
Bankbiljetten in omloop …………..

,,

11.950.949,04
,,

1.104.620.155,-
Bankassiguatiën in omloop

……….
,,

18.818,33
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f


saldo’s:

‘,
Anderen
,,
250.441.302,26

250.441.302,20
Diverse

rekeningen ………………
,,

7.339.693,83

f
1.406.405.102,37

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

482.096.501,34
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,

1.205.241.250,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..
,,

22.000.000,-
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indjg
(Wet van 15Maart 1933, Staatsbiad No. 99)………..
t

60.611475,-

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
i
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
-I
Circulat ie
opeischb.I
Metaal-
1
kings
Munt

Muntmat.I
1
schulden saldo
1
perc.

12
Feb.’4011051681

908 355
1.104.6201250.460
1

482.0971
76
5 Feb. ‘4011051681
908.355

1.117.757
228.324

1

485.7871
76

21 Aug.’391059581.023.467
1.011.582
1
401.626

1

590.049
79.9
1

Totaal
1
Schatkist-
Belee-

1
Papier
1
Diverse
Data
1

bedrag
promessen
ningen

op het

1
reke-
Idisconto sjrechtstreeks
buiteni.
ningen’)

12 Feb.1940
1

31.619
22.000
1
252.757
1

1.5
75
1
25.290
5 Feb. 1940
1

25.683
16.000
247.683
1

1.575

1

27.903

21 Aug. 1939
21.297

1
214.812
1.575
11.581
1)
tincier
ae activa.

JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
10 Feb.’40
2
)
14910
202.810
93.390 31.330
3

,,

1
402)
149.700
199.420 94.780
32.020

13 Jan.’40
3
)
132.190

1
16.481
202.298
89.679
31.881
6

,,

’40
3
)
132.190
17.282
201.794
85.897 34.390

19 Aug. ’39
128.676
j
19.235
198.914
72.384
39.392

Data

1

Wissels,
1

buiten
1
1

Dis-
1
1

Belee-
Diverse
reke-
Dek-
kings-

______________
1

N.-Jnd.
1

betaaib.

1

conto’s
1 1
ningen
1
ningen’)
percen-
tage

10 Feb.’40
2
)
16.060
84:760
60.470
51
3

,,

’40
2
)
16.060
79.490 63.650
51

13 Jan. ’40
8
)
15.164
15.663
1 58.935 57.565
51
6

,,

’40
3
)
15.274 15.803 59.221
50.742
52

19Aug. 1939
9.300
13.890
48.920
51.942
55
1)
Sluitpost activa.
2)

Cijfers
telegrafisch ontvangen.
3)

De

cijfers
van de weekbalansen op
4
en II Nov. hebben wij nog niet
ontvangen

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilj.
1
Bankbilj.
I
Other Securities Data

Metaal

in

un
Banking, Disc.and
t
circulatie
1
Departm.
1
Advances Securitim

31
Jan.
1940
1
973
1
527.723
52.497
I
3.064

1
24.527
24

,,

1940
1

1.013
522.791
57.428
1
3.270
24.060
23 Aug. 1939
1
247.263

1
508.064
38.353
5.711

j
24.334

1
Gov.
1

Public

1
Other Deposits
I
1

Dek-
Data
Sec.
Depos.

1
Bankers

t

Other
IReservel
kings-
IAccounfsl
1
perc.
1)
31 Jan.’40
119.356
I

39.678′
98.144
1

44.341
153.2501
29.2

24

,,

’40
1

56.687
1
80.137
1

43.020

58.2221
32,3
23 Aug.’39

1112.291

99.666
1

22.371
1
92.132 36.229
.39.1091

26,0
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN
FRANKRIJK.

Data
Goud

Zilverl
1
Te goed
1

in het
Wis-
1

sels
Waarv.I
op het
Belee-

.

1
ningen
Renteloos
voorschot
buitenl.1
.
buiteni.
1°•
d. Staat

1 Feb.’40 97.270
1
8991
34
39′
4

1
4.166
1
30.473
25 Jan.’40 97.268
910j
40
~131

13.7781
72

1
3.673
1

30.473
17Aug.’3997.266
1
6631
14

9.6171

705
3.825
30.577

Bonsv.d
1
Diver

Rekg. Courant
Data
amort.
zelfst.
k.
sen
1)

Ci
rculatie
Staat
_____________________________
1
Zelfst.
Parti-
,amort.k.i
culieren
1 Feb.’401
5.401
1

5.192
1

154.455
138
1
1.517
‘14.468
25
Jan.’401
5.401
1

3.821
1

151.738
201 1.632 14.965
17 Aug.’39
5.466
3.051

123.135
3.013
1
2.104 20.538
1) Sluitpost activa.
DUITSCI

IE RIJKSBANK.

Goud
Andere wis-
Data
en
Rentebank-
sels,chèques
Belee-
deviezen scheine
en schat- ningen
kistpapier

31 Jan. 1940..
77,4
167,4
11.142,9
32,6
13

,,

1940..

77,2
182,2
10.810,1 26,2

13 Aug. 1939..
77,0
27,2
8.140,0
22,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa
latie
Cr1.
Passiva

31 Jan. 1940
373,6
1.950,5
11.505,2
1.627,7

13

,,

1940
487,8
1.576,7
10.800,2
1.769,5

13 Aug. 1939
982,6 1.380,5
8.709,8
1.195,4
454,8

NATIONALE BANK VAN BELGIË (in BeIga’i’.

Data

c
‘.s
0

Rekg. Cr1.

.0
0

8/2..
4.265
33
1.119
140
139 .
289
5.713
T
179
112

..
4.244
35
1.109
169 139
288 5.705
4
183
1511..
4.214
37
1.083
152
139
289
5.658
2
163

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad
Wissels

Data
,,Of her
cash”
2)
Totaal
1

Goud-
certifi-
In her-

1
disc. v. d.
1
In de
open
bedrag
caten’)
member
markt
banks
gekocht

3 Jan.’40
15.314,0
115.304,1
315,6
6,8

1

17 Dec.’39
15.183,7 15.173,8

269,3
8,1

Data
Belegd
in U.
s.
1
F. R.
Notes
t
1
Totaal
1
1
Gestort
l
Goud-
I

Dek-
t
Algeoi.
I

Dek.
Gov.Sec.
1
in circu-1
IKapitaall
kings-
1

kings.
latie
1
1
1
perc

)
1

perc.
4
,l

3 Jan.’40’
2.484,3
1
4.947,8

11.025,21

135,9

1

87,0
1


17
Dec.’391
2.489,4
1
12
.816,91
135,5
86,8
1


tIlLaIÇlL WL UCII
UJUI
UÇOLIJdLflIbI
flat uc
ACbC,VV OfihifiCU
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd. 8)
Other Cash” does not Inctude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiscl,bare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot voorraad muntrnateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. flES. STELSEL.

1
Dis-
t
Reservet
Totaal

1
1
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
en
1

Beleg-

1
l

gin
g
en
bij
de
1

F. R.
1

depo-
1

time
leening.1
beleen.
1
1
banks

sito’s
1
1
deposits
17 Dec.’39j

1

8.758
1
14.502
1

0.089
1

33.289
1

5.274
10

,,

‘I
1
8.932
14.533 9.577
33.486
1

5.255
.Je poaien van ue rlea. Bank, ae Javascne bank en ae Bank
0?
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

130

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 Februari 1940

BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels.
Ned
3

28Aug.’39
Lissabon

….
4
llAv.ç.’37
‘Bel.Binn.Eff.
Bk
1Vrsch.i
34
28Aug.’39
Londen ……2
26 Oct.’39
nR.C.
34
28Aug.’39
Madrid ……5 15
Juli’35
Athene ……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia

……..
3
14Jan.’37
Oslo ……..4421
Sept.’39
Belgrado ……..
5

1 Febr.’35
Parijs

……2
3

Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
34
5Mei’38
Pretoria

….
34
15Mei’33,
Brussel

……..
2
1
)25Jan.’40
Rome ……..
44
l8Mei’361
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

..
3

14Dec.’39,
1

Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau….
41
18 Dec.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk. 1425
Nov.’36
Kopenhagen

….
54

9
Oct.’39
1)
1
1
12
% bankwissels
i. z. verk. Belgische
prod. in het buitenland.

OPEN MARKT.

1940
1939
1938
1939

10
5110
29Jan.
1

22/27
6111
7112
14119
Febr.
Febr.
3
Febr.
Jan.
Febr. Febr.
Aug.

Amsterdam
Partic.disc.
111
2
.9116
11/
2
-314
1
5
1-
7
j
151-2
11
4

11
4

11
2

Prolong.
2112
2
/2
211
9

2112
i/
1
12
31
4

r.onde,,
Daggeld
31
4
-111
4
2)
3
14-1
1
/4
4
)
3141114

3
14.1
1
14
11
2
..1
‘Ia

I
1
12_3
1
14
Partic. disc.
11/
32
.1/
16
1
1
/33_1(54)
1
1
132_
1
18
11131-3132
1

171
33

1
7132
131
16
_371
4

sertgn
2)
)aggeld .
..
2-11

2)
211
4
5)
7
/_2
3
1
6

1
3
14.2
1187

2118314
2’/4-
7
18
211
4
51
5

ttaandeld
2
1
18-
3
1

3)
2
1
js-I

1)

21/-3/

6)
2’js-ja
7)
23/4.3
2
3
-3
2/A-
5
/5
Part, disc.
2112
11
2’/i
5)
21/2

6)
2
112
7)
2
7
1
q
2
7
1s
2
3
1
4
Warenw.
..
4-‘Ii
3)
4.1/35)
4_1j

6)
41/
9
7)
4tja
4-s
4,119
Tew York
Daggeld
1)
t
1
1
1 1
t
1
‘artic.dlsc.
1
12

1/2
1(2
1/
9

1
1
9

1
/2
.
1
11
1)
Koers van 9 Febr, en daaraan voorafgaande weken
tlm.
Vrijdag.
2)3
Feb.
3)
8 Feb.
4)
29 Jan.13 Feb.
5)
218 Feb.
6)
2
6Jan.11 Feb.
7
)19125 Jan.

WISSELKOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
1
Berlijn

1
Parijs
Brussel
Batavle
York
)
*)
•)
*)
)
1)

6 Feb.

1940
1.8894
7.51

75.55
4.25h
31.77
100%
7

,,

1940
1.87194
7.48%

75.35
4.24%
31.624
100%
8

,,

1940
1.883.4
7.49k

75.40 4.24% 31.66
100%
9

,,

1940
1.88
7.47%

75.40
4.24 31.62
100%
10

,,

1940
1.3894
7.49

7540
424%
31.70
100%
12

,,

1940
1.88y
,
7.478/,

75.55
4.24
31.70
100%
Laagste d.w’)
1.97 7.47

75.20
4.22%
31.55
100%
hoogste d.w
1
)1
1.88%
7.52

75.70
4.26% 31.85
101
Muntpariteit
1.460
12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Data
Serland
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid
rest

6 Feb.

1940
42.23




7

,,

1940
4213
– – –

8

1940
42.18




9

1940
42.16




10

1940
422234




12

1940
42.20



-.
Laagste
d.wl)
420734




hoogste d.wt)
42 25


9.57%

Muntiariteit
48.003
7.371
1.488

13.094
48.52

Data
Stock-
1

Kopen-
S
lo)
Hel..
Buenos

MOn
holm

hagen
*1
for!”)
Aires
1)
treal
1)

6 Feb.

1940
44.85

36.374
42.80

43%
165
7

,,

1940
44.75

36.30 42.70

43%
164%
8

,,

1940
44.80

36.35
42.774

43%
164%
9

,,

1940
44.824 36.324
42.724

43%
163%
10

.,

1940
4485

36.40
42.75

44
164
12

1940
44.85

36.374 42.80

44%
163%
Laagste d.w’)
44.60

36.174
42574
2.80
42%
162%
hoogste d.w’>
44 924 36
424
42.874
3

44%
165%
Iuntpariteit

66.671166.671166.6711
6.266
95%
2.1878
)
Noteering te Amstedani.

)
Not. te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No, van iedere maand komt een overz1cht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Data
Londen
($
per £)
Parijs
($
p. IOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
1 Amsterdam
($
p. 100 gld.

6 Feb.

1940
3,98%
2,26
40,20
53,20
7

,,

1940
3,98% 2,25%
40,20
53,20
8

,,

1940
3,98%
2,25%
40,20
53,20
9.

1940
3,98%
2,25% 40,20
53,18
10

1940
3,97% 2,25%
40,20
53,13
12

1940

– – –

13Feb.

1930




Iuntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
4094

EOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en

1Noteerings-1
20Jan.
1
27
jan.

29Jan.i3 Feb,19401
3
Febr.
Landen

1
eenheden
1

1940
1

1940

~
Laagste:Hoogstej
1940

Alexandrië,.
Piast. p.,
9734
97%
97% 07% 97%
Athene

….
Dr. p. £
535
535 535
535
535
Bangkok….
Sh.p.tical
22.18 22.18 22.18
22.18
22.18
Budapest

..
Pen. p. £
22% 22% 22%
22%
22%
BuenosAiresi
p.pesop.
17.621
17.52k
17.40 17.65
17.524
Calcutta
.. . –
Sh. p. rup.





Hongkong
..
Sh. p.
$
1,2%
1/2% 1/2%
113%
4

112
29
/
Istanbul….
Piast.p.0 510 510 510
510 510
3h. p. yen
112%
1123.4 112
1,2%
1/2%
Lissabon….
Escu. p. £
108%
108% 107%
108%
108%
Montevideo
.
d.per.
22
22%
21%
23% 22%

Robe

…….

Montreal

..
$ per
£
4.45
4.45 4.43 4.47
4.45
Rio d. Janeiro
J. per Mii.
31V
32

3%
37/54
3% 3%
Shanghai

..
d. p.
$
4%
49/
4

4
5
4%
Singapore
– .
Sh. p.
$
21494 21494
2/43.4
2,494
21494
Valparaiso).
$perc
110 110 110 110
110
Warschau
..
Zl.p.€
– –
– – –
1)
Offic. not. 15
laten, gem.
not., welke
imp. hebben
te betalen
15Nov.1938
17.13.
2
)90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste
,,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londenl)
6 Feb, 1940.. 2 1 ly
,

N.Yorki)
34%
A’dams)
6 Feb.

1940.. 2085
Londen
4)
1681_
7

,,

1940..

21%
34%
7

,,

1940.. 2085
1681.
8

,,

1940..

21%
34%
8

,,

1940.. 2085
168/_
9

,,

1940..

21%
34%
9

,,

1940.. 2085
1681_
10

,,

1940..

21%
10

,,

1940.

2085
1681_
12

,,

1940..

2194
34%
12

,,

1940.. 2085
1681_
13 Feb.

1930..

203.4

13 Jan. 1939.. 2095
148/41
23 Aug. 1939..

2O3.1′

137y
4

23 Aug. 1939.. 2110
148/64
1)
In pence p. oz. stand.

2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.

3)
In
guldens
per Kg. 100011000.
4)
In sh. p. oz. line.
STAND VAN ‘.RIJKS
KAS.
V
orde r 1 n gen
1

31

lan. 1940

1

7 Febr. 1>140 va

Saldo
b.
d. Bank voor Ned. Gemeenten
t

178.082,63
f

125.859,-
Voorschott. op ultimo December 1939
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers.
bel.,
aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die
belas-
tingen en op de vermogensbetasting


Voorschotten aan Ned.-lndië ………

77.344.068,12 81.539.273,92
Idem aan Suriname ……………….

,,

12.230.747,51

12.263.311,29
Kasvord.weg. credietverst. ajh. buitenl

86.727.046,33
,,

86.178.874,49
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek. v.
Rijkscomptabelen

66.869.251,66

Vord. op
het
Alg.
Burg. Pensioen>.’)
,,

53.866.722,92

Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
25.889.542,31

27.435.198,87
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt
f
15.000.000,-

f
15.000.000,-
Voorschot

door

de

Ned.

Bank

in
rekening-courant verstrekt ………

1.820.104,70
,,

684.729,19
,.

79.189.000,-
79.164.000,-
Schatkistpromessen 1fl Omloop
……
398.800.000,-
1)
.423.8
00
.
00
0,-
3)
Daggeldieeningen
………….
…….
10.000.000,-

,,

10.000.000,-

Schatkistbiljetten

in Omloop ………..

Schuld op ultimo December
1939
a/d.
.,

1.065.623,50

..

,,

1.065.461,-

gem. weg. a. h.uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

….
Zilverbons in

Omloop …
……………

e. d. gem. fondsb. alsm. opc.
op die
bel, en op de vermogensbelasting

9.221.788,31

9.221.788,31
Schuld aan Curaçao’)
………….
..

1.126333,32
,,

1.088.726,53
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioen>.’)
2.807.364,38
,,

3.811.222,94
Id. a. h. Staadsbedr. der P. T. en T.
1)

.

176.942.9
34
,82
,,
173.065.714,84
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
20.000.000,-
,,

20.000.000,-
Id. aan diverse

instellingen’) ……….

148.257.134.73

146.719.707.99
1)
In rekg.

crt. met’s
Rijks Schatkist.
2)

Rechtstreeks bij de Nederland.
sche Bank geplaatst
f
16.000.000,-.
3)
Idem fl6.000.000,-.
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

voraeringen:
‘t

f


Saldo Javasche

Bank ………………….
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
f
88.000
,,

287.000
Saldo Indisch Muntfonds

………….
3.823.00/)
,,

3.560.000
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas es. Rijksinsteli
,,
86.495.000
75.311.000
Voorschot van de Javasche Bank
,,
1.140.000
,,

6.285.000
Schatkistpromessen
in omloop …….
,,
40.000.000

40.000.000
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds


Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen
,,

.

9.353.000
,,

9.353.000
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank
274.000
593.000
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
1.030.000
1.030.000
1)
Betaalmiddelen in de Landskassen
f
33.505.000,-.
SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.


Data
Metaal
Circa-
IDadelijk opeischb.I
schulden
Discont.
IDtv.
reke-
lafFe
Goueern.I Ander.
ningen
1)

9 Dec.’391
909
1

1.247
1

490
1
692 526 1.441
2

’39
894 1.302
1

460
730
526
1.463
5Nov.’39
940
1.155
510 629 542
1.434
18

,,

1
39
907 1.144
/

538 612
545
1.432
9Aug.’39
886
1.176
757
1 586
1

552
1.373
‘t sIuitp. oer activa.

Auteur