52 NOVEMBER 1939
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economi*sch,,Statistische,
Beri
‘ochten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
24EJAARGANG
S
WOENSDAG 22 NOVEMBER 1939
No. 1247
COMMISSIE VAN REDACTiE:
1
CVIJ)-. ICAP1TÂÂI FN W1RSl
MÂRICT
P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen,
H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries.
11. F. J. Gool – Secretaris van de Redactie.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh £ van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Oravenhagç. Pos tchè qua- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-
tisch jllaandbericht f5,- per jaar. Beide organen samen
f 20,— pér jaar. Buitenland en Koloniën resp.
f
18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
turs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
Blz.
De verhouding Nederland-België door
Ir. A. Plate….
856
Een Pool voor dekking van het oorlogssterfterisico
door
M. F. J. Gooi …………………………
858
‘Vederom verruiming van de rubberrestrictie door
J. F. Hacco( ……………………………….
860
Wie is ,,militair”? door
Prof. Mr. C. W. de Vries …..
862
Statistische toetsing van conjunctuurtheorieën: De
tweede Volkenbondspublicatie door
Prof. Dr. J. Tin-
bergen……………………………………
863
De Rijksmiddelen over October ………………..
864
AANTEEKENINGEN:
Het levensverzekeringsbedrijf in de oorlogvoerende
landen in
1914-1918 ……………………865
Voortbrenging en uitvoer van Suriname door het
Bureau voor Sociale. Economische en Crisiszaken
teParamaribo …………………………
…
867
ONTVANGEN BOEKEN EN STArISTIEKEN …………… 869
MAANDCIJFERS:
Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
870
Statistieken:
Groothandelsartikelen ……………………………..
872-873 Oetdkoersen-Wisselkoersen-Banksiaten ……………..
871, 874
Op cle wisselmarkt is in de verslagweek voor de
neutrale valuta’s, die in de vorige week deels onder
zeer z*areu druk hadden gestaan, weer de rust terug-
gekeerd. De koersen veranderden slechts weinig, om-
dat immers ook onder de zwaarste pressie de no.tee-
ringen door het Egalisatiefonds waren gehandhaafd.
Alleen voor den Belga., waarvan de nationale bank de
noteering niet ongewijzigd had gelaten, bi-acht nu
ook de ommekeer in de tendens een koersverhetering
teweeg. Voor den Gulden, de Scandinavische en. de
Zwitsersche valuta’s was nauwelijks koersverandering
te registreeren.
Ponden hebben nogal wat geschommeld. In de eer-
ste helft van de week zette het herstel, dat reeds in
de voorgaande week was iugetreden zich verder voort,
waardoor men bijna op 7.50 kwam: Sedertdien vond
echter weer een daling plaats, zoodat het pefl, waarop
de week werd ingezet, veer ongeveer werd bereikt.
Van een rustige uitgebala.nceerde markt kan no
steeds niet worden gesproken. Daarvoor is trouwens
de speculatie ook te actief; zoo moest de stijging van
de eerste helft der verslagweek zeker ten deele aan
contraminedekking. worden toegeschreven.
Een duidelijke aanduiding voor de verminderde ner-
vositeit hier te lande was de terugloopende koers van
Dollar-hankpapier. Ook de vraag uit België is veel
geringer geworden, wat natuurlijk aan den koers niet
ten goede is gekomen, temeer daar de handelaars
steeds gezorgd hebben voor aanvulling van den
VOO,.-
raad, hetgeen natuurlijk op de noteering drukt, wan-
neer de vraag afneemt. Opvallend was het, dat wei
vrij goede vraag bestond voor gouden Eagles, klaar-
blijkelijk voor Belgische rekening. Temeer vermel-
denswaard is dit feit, waar voor de rest goud eerdei
aangeboden was, niet alleen baargoud, doch ook
munten; alleen Eagles waren tegen goeden prijs ge-
vraagd.
De geldniarkt is onder den druk van de spanning
beduidend krapper geworden; weliswaar is sedert-
dien weer een ontspanning ingetreden, maar de koer-
sen blijven toch aan den hoogen kant. Driemaands-
papier gaat op circa
2
pOt., jaarspapier tegen de
3 pOt.
De kapitaalmarkt heeft eenige verbetering getoond.
Relatief hadden de obligatiekoersen minder van de
spanning te lijden gehad dan de noteeringen op de
geidmarkt, en is het – herstel dus ook binnen vrij
enge grenzen gebleven, maar de stemming was over
het algemeen toch beter.
856
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
DE VERHOUDING NEDERLAND-BELGIË.
)
Over de ontwikkeling van de verhoudingen tus
schen de volken ligt al te vaak de tragiek van de
traagheid. Traagheid in dezen zin, dat als op een
zeker moment de economische toestanden in twee
landen, een toenadering mogelijk zouden maken, de
politieke sfeer voo die toenaderiug nog niet rijp is.
Of wel, dat in het bedrijfsleven een sterke stroom ing
voor wederzijdsche bevordering van elkaars handel
aanwezig is, maar dat in den regeeringskrng invloe-
den van tegenovergestelden aard werken. En als dan
hij de regeeringen zelf het gevoel voor toenadering
begint te leven., is soms – eeononiiseh bezien – het
geschikte moment voorbij. Men is bijvoorbeeld in een
economisch dal terecht gekomen, en vindt het bedrijfs-
leven weinig bereid, oin mede te werken aan ophef-
fing van haridelsharrières.
Ook kan het zijn, dat vooruitziende regeeringen
om internationaal-politieke redenen de toenadering
zouden willen bevorderen, maar dat het publiek –
waarbij de pers een groote rol speelt – voor die toe-
nadering nog niet rijp is. De wet, van traagheid is
van groote beteekenis, vooral
itt
het politieke leven
en in democratische landen werk t die wet wellicht
bijzonder ste.rk, waartegeuover dan. als gelukkig ver-
schijnsel direct te constateeren valt, dat de economi-sche, sociale en politieke ontwikkeling er normnaler
verloopt en daardoor in. zichzelf krachtiger en gezon-
der is.
De ovtwik1ceiin.g der verhouding J3elgië-.tuxem.b’u,rg
Nederland.
Bij dit alles denk ik natuurlijk aan de verhouding
België-Luxemburg—Nederland.
Na den laatsten grooten oorlog is er een periode
geureest, waarin in heide landen de economische situ-atie z66 was, dat toenadering geen utopie beteekende.
Nederland leefde nog onder de vigueur van den vrjj-
handel. 1-let bezat een tarief van slechts 5 pOt., enkel
op afgewerkte fabrikaten, de z.g. toonbankartikelen.
geheven, later verhoogd tot S pOt., waarbij het in-
voorrecht nog in hoofdzaak een fiscaal karakter
droeg.
België bezat toen een tarief van een gematigd pro-
tectionistisch karakter. [‘let c.ontingenteeringssysteem
werd in de bedoelde periode door geen der beide lan-
den toegepast. En die periode van v66r 1.930 waren
uit een oogpunt van handelspolitiek de technische
moeilijkheden voor toenadering dus niet bijster
groot, ook al had Nederland zich, bij v66r 1914 verge-
leken, meer geïndustrialiseerd en had België zijn
land- en tuinbouw meer ontwikkeld. –
De mentaliteit in beide landen was echte:m niet rijp
voor coördinatie. Vraagstu.kken van geheel anderen
aard hielden, na Versailles, de gedachten vast, zoodat
men aan hestudeering van economischen samengang
niet toekwam.
De internationale politieke sfeer werd door ver-
schillende omstandigheden. in de crisisjaren na 1930
gaandeweg vatbaar voor coördinatie en men begon
zich warm te maken voor een. verinniging van de
heide volken, die zooveel jaren achtereen goede buien
waren geweest en die toch eigenlijk in den gang der
hi$orie va mi Europa gelijk o,p moesten inarchee.ren.
Maar naarmate de politieke sfeer voor coördinatie heer geschikt werd, verliep het getij, dat die coördi-
natie economisch mogelijk had gemaakt. Steeds schei-
per begon de economische crisis in te zetten. liet pro-
,tectionisme nam als gevolg ervan hand over hand
toe. C’ontingen teeringsmnaat.regelen op mi itgebre’ïde
schaal werden in hei-de landen genomen. Nederland
verhoogde voortdurend zijn clonanetarieven en
is
daarmede tot op een tarief van 20 pOt. voor vele ar-
tikelen aangelanci; het verhreed.de bovendien de basis
‘) Lezing van den heer 1 r. A.
.Plate,
op 23 November
199 ‘te houden voor de Nederlandsohe Kamer van Koop-
Iha
tOet m’oor België en Luxemburg to Bru’sse].
van artikelen, waarop invoerrechten werden geheven.
België heeft eveneens zijn beschermende maatregel en
uitgebreid.
De wet der traagheid dus. De politieke ri,jpheid
voor samenwerking komt als economisch het moment
voorbij is.
In 1932 komt dan als uitvloeisel van dit politieke
inzicht liet Verdrag van Ouchy, een. verdrag van
prachtige inventie. maar dat niet verwe.rkeiijkt werd.
Behalve de bekende hinderpaal, wolken Engeland iii den weg stelde, ontstond ook in de betrokken landen
zelf een sterke oppositie tegen de ontworpen. regeling.
Het onmiddellijke belang van sommige bedrijven
verzette zich tegen de verwerkelijking van de gedachte
van Ouchy, waarmede op den duur een nieuwe inter-
nationale econorhische politiek had kunnen worden
ingezet.
Steeds moeilijker scheen het te worden om Neder
land en België economisch nader tot elkaar te bren-
gen. De gedachte aan een tolunie, waarbij de fatale
kl ip van de meest-hegunstgingsclausule omzeild zou
kunnen worden en waarl.ij voor 100 pOt. wederzijds
een vrije markt gewaarborgd zou worden, won veld.
Maar de sprong bleek te groot. Mcii voelde, dat men
niet èver de sloot, maar midden erin terecht zo’u
komen.
En toch, zonder volkomen afbraak van alle handels-
barrières, verzeilt mee. in een conglomeraat van tech-
.rmische moeilijkheden.
Toen niets lukte .heef t de Nede.riandsche Kamer
van Koophandel voor België en Luxemburg, dank zij het voorbeeldig initiatief van haar Voorzitter, een ge-
inengde studiecommissie uitgert oocligd het moeilijke
vraagstuk van wederzijdsche verlaging van handels-
barrières te bestudeeren en de personen, die de lei-
ding van dit werk op zich hebben willen nemen, t.w.
de heeren Van Isacker en Dr.
. Posthuma, geven ons
een waarborg, dat met ernst en kennis gestreefd
wordt om te komen tot practische voorstellen.
De mogel?akheid tot nauwere economische samen-
werking.
Moeten wij pessimist zijn ten aanzien van de moge-
lijkheid tot nauwere economische samenwerking? 1-loo
staan de kansen?
En het debet moet worden gebracht het bestaan van
de genoemde handelsbarrières invoerrechten, contin-
ge.nteeringen met hun vele technische complicaties,
ook wat de verhouding tot derde landen betreft. In
dezeri oorlogstijd komen daarbij ook nog de uitvoer-
verboden. Een groote post in liet debet is ook de zeer
veranderde economische structuur in de wereld, welke
Nederland en België eveneens hebben ondergaan. Het
z.g. automatische aanpassingsproces uit den tijd v66r
1914, met zijn prachtig werkenden internationalen
goeclerenruil, gesteund door een verfijn.d en solide nio-
netair mechanisme, heeft grootendeels afgedaan.
Wij leven te midden van een groot evolutionair
proces.
Dit proces toekent zich reeds in enkele vaste lijnen
af. Voor ons belangrijk is het o,p het oogenblik alleen
om te co.nstateeren, hoe – dank zij het z.g. indirecte
produ.ceeren – tal van bedrijven z66 kapitaal-inten-
sief geworden zijn, dat zij bij minder vraag naar hun
j)roduct juis méér in. plaats van minder moeten pro-
duceeren ter verkrijging van een kostprijsverlaging.
liet evenwicht tussohen vraag en aanbod kan niet
mdce zooals vroeger in alle gevallen uitsluitend auto-matisch door inperkiug van productie worden verkre-
gen.. Hierin ligt een nieuwe handicap voor de econo-
mische toenadering van België en Nederland in veel
gevallen, waarin gelijksoortige industrieën in beide
landen elkaars afzetgebied betwisten.
Maar aan den anderen kant schept de snelle groei .der econoniisohe structuur juist situaties, welke het
opheffen van de handelsbelemmeringen kunnen ver-
gemakkelijken. ik denk aan de vele internationale
karteiafspraken, waarbij Belgische, Luxemhu.rgsclie
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
857
en Nederlandsclie industrieën betrokken zijn. Ik denk
o.
a. aan
cement, stikstofhouden de mes tstoffen, kunst-
zijden garen, gloeilampen, ciraaclnagels en nog tal van
andere producten, benevens aan afspraken tu ssch en
enkele Belgische en Nederlandsche industrieën betref-
feucle prijsregeiingen en quota, zooals voor verpak-
kingsgias, papieren zakken, rijwielbauden enz.
ik acht het denkbaar, dat zoo niet vandaag, clan
toch binnen betrekkelijk Icorten tijd – de evolutie
gaat wonderlijk snel in onze dagen – cle verinniging
van dergelijke afspraken zoo sterk wordt, dat een
nieuwe mentaliteit onder de bedrijfsleiders groei t,
waardoor zulke afspraken gemakkelijker en
111
issch en
zelfs zonder contingenteeringssteun gehandhaafd kun-
nen blijven.
Een mentaliteit, welke meer nog dan nu, véér alles
waarde hecht aan stabiele bedrijfstoestanden. i)e
groeiende samenwurkin g tussch en producenten en
handel is hierbij van bijzondere beteekenis. Ik acht
het niet illusoir, dat ook op den duur de moeilijkheid
van kostprijsverschilleni als gevolg van het verschil in
levensstandaard tusschen België en Nederland – clie
leelijke dehetpost op de balans der coördinatie – door
onderlinge afspralcen zooal niet opgeheven, clan toch
verkleind wordt.
Nu gaat het in de practijk gewoonlijk zoo: Econo-
niische verhoudingen beheerschen cle mentaliteit der
economische leiders, maar omgekeerd verandert de
economische situatie bij een nieuw gegroeide menta-
1 iteit.
ik zie dus de mogelijkheid, dat in verschillende in-
dustrieën in onze beide nabuurlanden, welke zich
thans nog door hun weclerzijdsche regeeringen zoeken
te dekken door het middel van hindernissen aan de
grens, zich een constellatie ontwikkelt, waaruit eerst
een tendenz tot samenwerking met behoud van de
grensbescherming en daarna een samenwerking met
open markt voor de 18 millioen Belgische, Luxem-
burgsche en Nederlandsche afnemers ontwikkelt. Ik
herhaal, gezien de zeer snelle verandering in de laat-
ste 10 tot 15 jaar acht ik een zoodanige ontwikkeling,
welke cle samenwerking zal vergemakkelijken, geens-
zins een utopie.
liet verschil in p?sniveau is niet prohibitief
Maar los hiervan: het verschil in prijsniveau in de
beide landen, gevolg ook van een vrij clep verschil in
leven.sgewoonten, levert een groote nioeilijkheicl
0
1).
Een tiental jaren gelede:n was ik in cle gelegenheid
om ‘door deskundigen een gedetailleerd onderzoek te
doen instellen naar de grondoorzaken van het ver-
schil in levensstandaard. Zij bleken van uiteenloopen-
den aard te zijn en moeilijk onder één algemeene for-
mule samen te vatten.
De druic in Nederland tot beschermende maatrege-
len tegen invoer uit België, vindt dikwijls zijn oorzaak
in groote kostprijiverschillen. De lagere bonen., cle
mindere sociale lasten in België zouden oorzaak zijn
van concurrentievermogen op de Nederlandsche
markt, waartegen in veel gevallen de Nederlandsche
producent niet op kan. Dit feit is niet te ontkennen.
Alleen: het argument mag niet worden overdreven,
en liet mag niet te gauw worden gegeneraliseerd.
Hoogere bonen en meer sociale lasten gaan dikwijls samen met betere outillage en met hoogere arbeids-
prestatie. Het verschil in bonen kan soms zelfs •vrij
hoog zijn, zonder dat een te hinderlijk concurrentie-
vermogen eruit voortvloeit. Ook tusschen de pro-
vincies en steden van elk land afzonderlijk is het
verschil in levensstandaard vaak groot.
Ik stip bovendien even de mogelijkheid aan om –
dis men oprecht de economische toenadering wenscht
– door middel van de invoerrechten de prijzen in
reguleerenden zin te bewerken. Een vraagstuk van
technischea aard ligt hierin verscholen, waarop ik
in dit korte bestek niet verder inga.
Het onlangs gesloten ha.v enaccoord.
Ik wil het vraagstuk nog van een heel andere zijde
bezien.
Een gebeurtenis van Vrij recenten datum stemt mij
hoopvol ten aanzien van de mogelijkheid om tot
reëele oplossingen te komen en doet mij golooven, dat de mbeilijkhecben, welke niet te overwinnen schijnen, toch overwonnen zullen worden. Die eene gebeurtenis
is het in April van dit jaar gesloten havenaccoorcl.
In de vele jaren, welke ik van nabij betroicken
r
a
s
hij de pijnlijke verhouding tusschen Antwerpen en
Rotterdam, voorzag ik geen oplossing, welke den strijd
van zijn scherpe kanten zou kunnen ontdoen. Ik zag integendeel de kans op een vergrooting van concur-
rentie, welke de perken van een natuurlijke medeclin-
ging te buiten ging en beiden strijdenden schade
moest berokkenen, als bijzonder groot. Aan Antwerpsche vrienden, met wie de mogelijkhe-
den tot verzachting van den strijd besproken werden,
gaf ik destijds ais mijn conclusie te kennen:, dat ik vooreerst geen practische oplossing voor het geval
zag. En sprekende over de mogelijkheden van een
economische samenwerking tusschen België en Ne-
derland, heb ik wel de meening geuit, dat men clie
oplossing zou zoeken geheel los van het havenvraag-
stuk, dat zijn eigen oplossing eerst veel later zou
kunnen vinden. Ik heb mij vergist en ik ben blij dit
te kunnen constateeren.
Vrij onverwacht is langs diplomatieken weg iets tot
stand gekomen, dat men gerust een vapenstilstand
tusschen de Belgische en Nederlandsche havens mag
noemen en wel één, die kans heeft van heel langen
duur te zullen worden. Ten aanzien van het vraag-
stuk vn de surtaxe d’entrepôt, van de Rijnvaart-
premies, van de haventarieven, werden hij tractaat
regelen gesteld.
Ik weet, dat ‘men in Antwerpen over dit verdrag
niet tevreden was, dat er zelfs ontstemming over
bestond. Laat mij tot troost zeggen, dat zulks in
Rotterdam eveneens het geval was. De hardnekkige
pogingen, jaren lang door de Rotterdamsche offi-
cieele instanties en door het bedrijfsleven onderno-
men om de Nederlandsche regeering te bewegen het
hare te doen om de Belgische R:ijnvaartpremies op-
geheven te krijgen, werden in het voorjaar van dit
jaar in de Nederbandsche havenstad als vergeefs
beschouwd. Men voelde den strijd verloren.
En nu? Beide havens maken door den oorlog een
zware depressie door. Moeilijkheden van geheel ande-
ren aard, van veel grooter omvang ook, hebben zich
opgedrongen. De mentaliteit richt zich daarop. Dc
acht het geeu optimisme te zeggen, dat straks, als het scheepvaartverkeer zich weer op de heide groote we-
reldhavens zal kunnen richten – wat wij vurig
hopen – de geschillen van vroeger vrijwel vergeten
zullen zijn.
Verarcclerencle onssto.ndigheden gev en veranderd
aspect.
Het
onverwachte
in deze oplossing is voor mij het
leerzame. Bij de snel veranderende omstandigheden,
door de snel zich opstapelende en verergerende moei-
lijkheden door den oorlog, kan er een situatie ont-
staan, waarin de obstakels voor een economischen
samengang van de Belgisch-Luxemhurgsche tolunie
en Nederland ineens geringer blijken te zijn dan zij
nu lijken. Of zuiverder gesteld, waarbij Icrachten in
het leven geroepen worden z66 sterk, dat die obstakels
ervoor wijken. Krachten van politieken aard nijs-
schien. Eens moet er vrede komen. Laat het geen
herhaling van Versailles zijn, maar een vrede, waarbij
niet de kiemen voor een nieuwen oorlog worden ge-
legd. Gezocht zal dan worden naar nieuwe associaties.
Laten België en Nederland dan – moge het buiten
de vredesconferentie zijn – het moment
grijpen
om
tesamen aan
–
den Noord-Westhoek van Europa een
coöperatie tot stand te brengen, waardoor cle rust
meer verzekord wordt.
858
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
En als het eind van dezen verschrikkelijken krijg
weer wèl een herhaling van Versailles worden mocht.,
dan is er reden te meer om België-Luxemburg en
Nederland elkaar te doen vinden in beider belang, tot onderlinge politieke versterking, tot tempering
van economische moeilijkheden.
Want dat tenslotte twee dichtbevolkte landen met
beperkte eigen markten in een tijd van hoog-indus-
trieele ontwikkeling beter zullen doen met elkaars
onderlingen handel te bemoeilijken dan elkaars markt
te verruimen, maakt geen protectionist mij duidelijk.
Onze vorsten hebben door wederzijdsche bezoeken
het symbolische teeken van vriendschap en wil tot
samengaan gegeven. De Koning der Belgen neemt
daarbij in deze dagen het bewonderenswaardige initia-
tief tot practische samenwerking.
Kort v66r en tijdens den oorlog is door gezamenlijk
optreden naar buiten de band versterkt. Politiek be-
zien, wordt de atmosfeer zuiver voor nauwer samen-werking. Op economisch gebied zijn echter de moei-lijkheden nog vele, deels van technischen aard, deels omdat hier de mentaliteit nog niet voldoende gunstig
is. De heer Van Isacker heeft kort geleden in een
Nederlandsch tijdschrift
2)
punten genoemd, waarop
men elkander nu juist in dezen oorlogstijd zou kun-
nen vinden. Ik geloof, dat zij juist gesteld zijn.
Bezwaren zijn er om overwonnen, te worden..
Er zijn in Nederland en waarschijnlijk ook in Bel-
gië ernstige, maar zwaarwichtige lieden, die in hun
gedachten de practische bezwaren om tot coördinatie
te komen
te
hoog aanslaan. Hua zij het woord van
Thorbecke in herinnering gebracht: ,,een zwaar hoofd
wordt onder het denken zwaarder en zwaarder”. Laten
wij daarom niet
te
lang denken.
Als wij ons blind staren op de moeilijkheden, welke
er ontegenzeggelijk zijn, missen wij het gunstige
oogenblik, waarop wij de handen ineen kunnen slaan.
Een gevaar ligt ook in het gebruik van een verkeerde
methode om de moeilijkheden op te willen lossen.
Want een verkeerde methode wordt het, om op de
gebruikelijke wijze
tegenover
elkaar te gaan zitten
en den bekenden koehaudel te drijven, waarmede in
het algemeen handelsaccoorden worden afgesloten.
Op deze wijze komt er van een Belgisch-Nederland-
sche samenwerking niet veel terecht.
Als wij te nauwlettend de invoerbedragen weder-
zijds als basis voor te verleenen handelsfaciliteiten
nemen, als wij m.a.w. een zuiver bilaterale gelijkstel-
ling van onzen onderlingen in- en uitvoer als doel
nastreven, dan zou – laat het mij openhartig zeggen –
het initiatief vooral van Belgische
zijde
moeten uit-
gaan. Immers wijst in de laatste jaren de handelsba-
lans tusschen dc Belgisch-Luxemburgsche tolunie en
Nederland een actief saldo voor de unie aan, dat in
1937 en 1938 tot 20 pOt. opliep. Maar van uit dezen
gezichtshoek zou ik de te volgen onderhandelings-
methode niet willen zien gevolgd.
Als België en Nederland elkaar werkelijk vinden
willen, moeten hun vertegenwoordigers niet
tegen-
over
elkaar, maar aan
dezelfde
zijde van de tafel gaan
zitten, zooals een oud-Nederlandsch Minister van
Economische Zaken het uitdrukte. Als uitgangspunt
nemen wij de noodzakelijkheid om tot een zoo nauw
mogelijke samenwerking te geraken, in het belang
van elkaars economie, in het belang ook van elkaars
politiek, in het belang vooral van een toekomstig
Europa, waar, bij al haar ontreddering, althans aan
den helangrijken Noord-Westhoek van haar continent,
twee landen eendrachtig in economischen en in poli-
tieken zin opbouwenden arbeid kunnen verrichten.
Hierin moet te midden van den gevaarlijken chaos,
welke ons mogelijk te wachten staat, een zeker rust-
punt liggen.
A. PLATE.
2)
Nederlandsohe Mercuur No. 44 ‘van
2
iNoveenimr ji.;
..Nede•rlaaidsnh-Belgische economische sarnemvei-kiag in
oorlogstijd” (Redactie E.-S.B.).
EEN POOL VOOR DEKKING VAN HET
OORLOGSSTERFTERISICO.
In een tweetal artikelen in dit blad heb ik achter-
eenvolgens geschetst de regeling voor de dekking van
het oorlogssterfterisico door een aantal der grootere levens.verzekeringsmaatschappijen ‘) en de criteria,
waaraan, naar mijn meening, de regeling van het oor-
logssterfterisico behoort te voldoen op grond van om-
vang en karakter van dit risico en van het wezen
der levensverzekering
2).
Tot goed begrip van zaken
zij vooraf kortelings geresumeerd, waarop de regeling, door verschillende der bedoelde maatschappijen
3)
ge-
troffen, neerkomt. De aangekondigde maatregelen
kunnen verkort schematisch in de volgende vier pun-
ten worden weergegeven:
lo. De getroffen regeling geldt voor:
alle nieuwe verzekerden vanaf een zeker tijdstip;
de oude verzekerden, die vrijwillig toepassing
aanvragen
en in beide gevallen voor burgers en militairen ge-
lijkelijk.
2o. De regeling gaat eerst in op het moment, dat
ons land feitelijk of juridisch in oorlog komt te ver-
keeren.
3o. De extra-dekking van het oorlogssterfterisico wordt verkregen door korting op de verzekerde be-dragen met 10 pOt. van het verzekerde kapitaal (of
met een zekere beperking van de rentesommen) op het
moment, dat deze betalingen in de toekomst schuldig
worden; extra premieheffing blijft achterwege.
4o. Voor nieuwe risico’s wordt de oorlogssterfte
slechts gedekt na afloop van een wachttijd volgens
een gestaffeld systeem.
Toetsing aan de gestelde criteria.
Toetsen wij nu de hierboven summier weergegeven
regeling aan de in het slot van ons vorige artikel ge-
formuleerde criteria.
Gevolgen van oorlogssterf te buiten het normale be-
drijf houden.
De onmogelijkheid om zoowel den duur van een
everitueelen oorlog als de grootte van het te verwach-
ten verlies te taxeeren, heeft tot gevolg, dat niemand
kan zeggen, of de 10 pOt. korting op de te verzekeren
kapitalen voldoende zal zijn. Mocht onverhoopt blij-
ken, dat deze korting onvoldoende is, dan zal men bij
de thans getroffen regeling tot de conclusie moeten
komen, dat het dekken van het meerdere verlies niet
mogelijk zal zijn zonder het brengen van de gevolgen
van de oorlogssterfte binnen het ,,normale” bedrijf.
Beter ware mi. daarom een regeling, waarbij het
oorlogssterfteverlies na eiken oorlog wordt bepaald
en afgerekend en daardoor wordt gehouden buiten
het ,,normale” bedrijf. Bovendien is bedoelde 10 pCt.
thans door de meeste maatschappijen
4)
zonder eenige
beperking bepaald en het kan ook
blijken
aanzienlijk
te hoog te zijn gegrepen aan het einde van een, bij-
voorbeeld zeer korten, oorlog. De thans getroffen regelingen zouden dan de maat-
schappijen in het geheel niet verplichten tot afreke-
ning met verzekerden over te gaan en de korting op de
verzekerde kapitalen terug te brengen tot het werkelijke
verlies uit den ooilogstijd. Het moge waarschijnlijk
‘) Zie Economlkch-Staitisbische Berichten van
25
October
1939, blz. 784
,,Dekking van het oorlogsrisico door de
Nederla nr1sche lovensver.zekeri.ngsmaatsohaqrpijen”.
Idem
15
November
1939,
blz.
845
,,Le’vensverzekering
en oor1o•gsrisico”.
Van de geboden gelegenheid maak ik gaarne gebruik
een fout te herstellen in noot 1 van mijn art, van
25
Oct.,
waarin abusievelijk de ,,Nieuwe Eerste Nedenlaindsohe” is
genoemd, welke de Maatachappij eohter een sehadeverz.eke-
tiiigemaaitschaippij
is.
Versdhillende onderlinge maatsohappijen (Olveh, Ver-
zekering-Maatsohappij van het N.O.2.) en ook de Holland-
sche Sooieteit hebben zich in haar regeling tot liquidatie van het oorlogssterfteverlies na den oorlog verplicht.
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
859
zijn, dat verschillende der maatschappijen in die om-
standigheden vrijwillig een dergelijke regeling zullen
treffen, aan het doorvoeren daarvan zit het typische
bezwaar, dat dit leidt tot het bepalen van het ver-
lies door oorlogssterfte per maatschappij, welke ver-
liezen door onderling afwijkende geografische verdee-
ling der verzekerden en door verschillen in opbouw
der verzekeringsportefeuiiles, belangrijke onderlinge
differenties zullen vertoonen. Overigens zou een der-
gelijke ,,afrekening” in strijd zijn met den opzet, dat de 10 püt. korting geldt voor den vollen duur
van de polis en elk oorlogssterfterisico – ook voor
eventueele volgende oorlogen – dekt.
Het risico worde voor een ieder gedelct.
Dat de uiterste consequentie van dezen eisch moet zijn een stelling nemen voor een sociale verzekering
tegen oorlogssterfte, ongeacht de vraag, of iemand zijn
leven verzekerd heeft of niet, laat ik hier terzijde.
1
–
let aangesneden vraagstuk ligt in en wil ik houden
in de sfeer van de vrijwillige levensverzekering en
buiten die van de verplichte sociale verzekering.
Het niet voor een iegelijk zonder meer geldig zijn
der getroffen regeling is duidelijk in
strijd
met deze
tweede stelling, luidende: ,,Het risico behoort zon-
(Ier onderscheid tusschen burgers en militairen voor
een ieder te worden gedekt. Weliswraar zit voor nieu-
we .verzekerden in de getroffen regeling het goede
element van samenvatten van burger en militair risi-
co, maar het feit, dat de oude verzekerden zelven
op grond van hun eigen inzicht in hun positie kun-
nen decideeren, of zij bij deze regeling al dan niet
weuschen mee te doen, is strijdig met den eisch, dat
onder de huidige omstandigheden een regeling van
een dergelijk
algemeen
risico, dat door iedereen wordt
geloopen, eerst dan als billijk zal worden aangevoeld,
wanneer ook iedereen daaraan meedraagt. Dat dit
punt door de verzekeringsmaatschappijen zoo geregeld
is, valt licht te begrijpen en is een gevolg van het
feit, dat deze maatschappijen er niet toe hebben wil-
len overgaan overheidshulp in te roepen, waar zij
zelve het gesloten contract niet kunnen aantasten.
Dit standpunt, dat op grond van de hooge waarde
van het gesloten contract de Maatschappijen er niet
toe mogen medewerken op welke wijze ook in die afspraken wijziging te doen brengen, verdient alle
waardeering.
Ook de regeling van den gestaffelden wachttijd
brengt een aantal menschen voor eenigen tijd buiten
de getroffen regeling.
De dekicing van het risico vrage eveniedige offers.
Een, in mijn appreciatie zeer ernstig, bezwaar tegen
de getroffen regeling is, dat deze een even groote
korting toepast op alle verzekerde kapitalen (en ren-
tesommen) ongeacht den leeftijd van de toetredende
polis. Het is toch duidelijk, dat de oude verzekerden,
die zich bij de regeling aansluiten, de maatschappijen
slechts een extra-risico bezorgen evenredig met het z.g.
risicokapitaal (d.i. het verzekerde kapitaal vermin-
derd met de wiskundige reserve of afkoopwaarde van
den loopenden post op het moment van het insluiten
van het oorlogssterfterisico). Uiteraard dwingt nie-
mand hen deze consequentie te aanvaarden en kunnen
zij ook het oorlogsrisico afzonderlijk dekken tegen
betalihg van
7Y2
pOt. van het risicokapitaal.
Zie ik het goed, dan is deze regeling een noodwen-
dig gevolg van de omstandigheid, dat men geen moge-
lijkheid zag, zonder de blijkbaar niet gewilde Over-
heidshulp, de regeling zoo algemeen te maken, dat de
dekking niet behoefde te komen uit een voor de maat-
schappijen ongunstige selectie van posten.
Immers, deze regeling zal tengevolge hebben, dat
de verzekerden, die de maatschappijen zullen yerzoe-
ken de oorlogssterfterisicoclausules op hun contrac-
ten toe te passen, voor de maatschappijen over het al-
gemeen een ongunstige selectie zullen vormen, omdat
zij voornamelijk zullen bestaan uit een groep verzeker-
den met een hoog oorlogssterfterisico. De regeling
door de verzekeringsmaatschappijen op dit moment is
dan ook kennelijk ontworpen met het doel voor onze
gemobiliseerden meer zekerheid te scheppen, dan deze
bij de bestaande regelingen hadden.
De regeling zij begrijpelijk en blijve buiten de on-
derlinge concurrentie.
Op dit punt voldoen de getroffen regelingen verre-
weg het best aan de geformuleerde eischen. De uni-
form lijkende regeling is eenvoudig en begrijpelijk
en er is alle aanleiding om aan te nemen, dat men er
naar streeft nu en in de toekomst de kwestie der dek-
king van het oorlogssterfterisico te houden buiten de
sfeer der onderlinge concurrentie, waarin men echter
slechts ten deele geslaagd is, omdat maar een beperkt
aantal maatschappijen tot een min of meer uniforme
regeling is kunnen komen.
Toch zal de thans gekozen individueele regeling
juist daardoor leiden tot een ongewenscht gevolg. Het
zal toch na den oorlog bij een eventueele afrekening
met verzekerden in onderling overleg blijken, dat, in-
dien men werkelijk deze zaak buiten de concurrentie
wil houjd, dit dan slechts mogelijk zal zijn op een
basis, waarbij de korting voor oorlogssterfteverlies
door alle maatschappijen wordt vastgesteld op een
percentage gelijk aan het hoogste percentage verlies
der medewerkende lichamen.
Dit zal dientengevolge in dezen bedrijfstak langs
een omweg een element brengen, dat bij verschillen-
de kartelregelingen zoo bijzonder onaangenaam aan-
doet en dat als specimen van slechte ordening zooveel
verzet heeft doen
rijzen
tegen een samengaan van
ondernemers op tijdstippen, dat toch de volledig vrije
concurrentie ook voor het algemeene belang niet ge-
wenschte gevolgen niet zich bracht.
Aux grands maux de grands remèdes.
Hij, die critiek uit, is gehouden tot het aangeven
van wat beters. Hoe had men het insluiten van het
oorlogssterfterisico in het Nederlandsche levensver-zekeringsbedrijf kunnen regelen en toch aan de door
mij gestelde principieele eischen kunnen voldoen?
Waar blijkens de betreffende literatuur in kringen
van verzekeringsdeskundigen al sinds jaren het besef
levendig is, dat de bestaande regeling ongeschikt was
voor het op redelijke wijze dekken van het oorlogs-
sterfterisico en waar men in het bijzonder in deze
kringen de overtuiging had gekregen, dat het risico
van oorlogssterfte door de genoemde verschuivingen
in samenleving en oorlogvoering was geworden een
aigcneen
risico, had het zoo gekund, dat de levens-
verzekeringsmaatschappijen zich te dezer zake, al dan
niet via de Verzekeringskamer, tot de Regeering had-
den gewend met het verzoek te bevorderen, dat een
regeling tot stand kwam, waarbij eenerzijds den levens-
verzekeringsmaatschappijen wordt verboden een polis
af te sluiten of te handhaven, zonder dat dit risico
mede is inbegrepen, terwijl anderzijds allen, die op het
momenb van de wetsafkondiging een levensverzekering
hebben loopen, worden verplicht insluiting van hot
oorlogssterfterisico te aanvaarden. Wil deze suggestie
billijk worden uitgewerkt, dan is het duidelijk, dat
het oorlogssterfterisico voor alle bestaande polissen
moet worden bepaald op het bedrag van het risico-
kapitaal op het moment van wetsafkondiging. Op
deze wijze kan worden voldaan aan den tweeden en
den derden der door mij geformuleerde eischen.
De financieele regeling ‘van het op deze wijze te
aanvaarden oorlogssterfterisico zou dan verder zoo
moeten worden geconstrueerd, dat dit risico blijft
buiten het normale bedrijf der maatschappijen. Dit
wijst in de richting van het creëeren van een lichaam,
dat dit risico van de maatschappijen overneemt en
dat door de deelnemers in den vorm van een pool
wordt geconstrueerd. In deze speciale instelling, die
door alle maatschappijen gezamenlijk zou moeten
worden opgericht, zouden dus moeten vloeien. de extra-
bedragen v de verzekerden tot dekking van dit
bijzondere risico, terwijl de Pool met de Maatschap-
860
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
pijen afr ekent liet extra-verlies door oversterf te uit
oorlogsoorzaken, vastgesteld onder contrôle van de
Verzekeringskarner
5).
De inbreng zou in overleg met
de Verzekeringskamer zoo hoog moeten zijn, dat men-
scheljkerwrijs gesproken een nadeelig saldo uitgesloten
te achten is. Een. dan nog achteraf h]ijkend nadeelig
saldo zou clan door de Overheid moeten worden gega-
randeerd. Het karakter van het oorlogsrisico, bezien
in verband met de sociale functie van het levensver-
zekeringswezen, leidt tot de conclusie, dat regeling
van dit risico slechts uitvoerbaar is ôf als overheids-
taak ôf ds maatregel der verzekeringsmaatschappijen,
maar dan met de typische kenmerken van het onder-
linge systeem. Door deze constructie blijft de bepa-
ling van dit risico buiten den normalen bedrijfsgang.
Bovendien heeft deze regeling nog het volgemte
aanlokkelijke kenmerk. liet oorlogssterfteveriies, dat
na afloop van een oorlog zal blijicen te zijn geleden,
zal voor alle maatschappijen gezamenlijk gelijk zijn
en samenvallen met het gewogen gemiddelde der ver-
liespercen.tages van het verzekerde kapitaal der ver-
schillende deelnemers. iliermede wordt dit verlies-
percentage voor elke maatschappij even groot, waar-
door bereikt wordt, dat na afrelcening de regeling van
liet oorlogssterfteveriies geen concurrentie-element
kan zijn, en het algemeene verlies lager moet uitvallen
dan wanneer elke maatschappij zelve haar verlies
draagt en de maatschappijen onderling afspreken een
gelijk (en dan het hoogste) percentage op de verze-kerde kapitalen (en rentesommen) te korten.
Het is mijn stellige overtuiging, dat de bovenge-
schetste regelin.g meer in overeenstemming is met de
functie der levensverzekeringsmaatschappijen dan die,
welke thans is getroffen. De merkwaardige positie,
wharin de verschillende maatschappijen thans zijn ge-
komen, doordat zij haar oude verzekerden niet kun-
nen dwingen aan de regeling deel te nemen en zij er
toch direct belang bij hebben, dat zooveel mogelijk van deze verzekerden tot de nieuwe regeling over-
gaan, heeft reeds tot ongewenschte gevolgen geleid
0).
* *
*
Zie ik het wel, dan is de verklaring van liet uit-
blijven van een regeling als boven geschetst te zoeken in de hooge waarde, die de maatschappijen toekennen
aan de bedrijfsvrijheid. Men vreest door het inroepen
van hulp door de Overheid in een zin als hierboven
aangegeven het ,,paard van Troje” met overheids-
hemoeiing binnen te halen. Door mij wordt deze vrees
niet gedeeld. De Overheid, te hulp geroepen in een
bedrijf, dat overigens blijk geeft zijn taak uitnemend
te kunnen vervullen, zal geen ander doel vinden dan
liet verleenen van de gevraagde hulp. Eerst als een
bedrijfstak toont niet meer van zins of in staat
t
zijn den van hem gevergden dienst op de goede wijze
te verleenen, zal er voor de Overheid aanleiding be-
staan oni ten behoeve van de maatschappelijke be-
langen, die dan in het spel zijn, in te grijpèro. 1-let
komt mij voor, dat het niet volledig vervullen van
zijn functie het levensverzekeringsbedrijf dichter bij
Overheidsinmenging zal brengen clan ee.n vraag om
bijstan.d op een moment, waarop alleen wettelijke
regeling uitkomst kan brengen.
M.
C.
5)
Zou men terzake niet vrijwillig aller medewerking
kunnen verkrijgen, dan zou mogelijk langs den weg der
verbinclendverkiariaig van cu nnderu.cmersoivereenkoonst
dit resultaat kunnen worden verkregen, waar hier zeer
zeker een groot algemeen belang aan verbonden is.
(1
) Zoo igaf een der groots iriaat’soha.ppijen, die vanaf
het begin aan de regeling itiocledeod, een extra-nuimniar
uit van haar ina andbiad, waarin hmigs een uitvoerig ju ri-
disch betoog dcii verzekerden van deze Maatsohappij, diie
.iiieen:den als niet-militair tegen oorlogssteift.erisico ‘te zijn
gedekt, vordt duidelijk gena.akt, dat hun ineeniin.g feitelijk
niet gegrond is.
De
onderhavige Maatschappij looft
f
100
uit voor hem, die een definitie weet te vinden van het be-
grip nii]itaiir en erkent hieimiede ‘inmpii.cite, dat haar con-
tracten een clausule bevatten, die een anderen indruk wekt
dan zij wel moest maken.
WEDEROM VERRUIMING VAN DE
RUBBERRESTRICTIE.
Het besluit van het internationale rubbercomité
om het uitvoe.rpercentage op 80 voor het eerste kwar-
taal van 1940 vast te stellen, maakt voor de positie van de rubber en de vooruitzichten der maatschap-pijen, die zich niet de winning van dit stapelartikel
bezighouden, een zeer gun,stigen indruk. Terwijl het
uitvoerpercentage over het tweede kwartaal van 1930
nog slechts 50 was, is het voor het eerste kwartaal
van 1940, na geleidelijke verhoogingen voor de tus-
schen liggende perioden, voorloopig vastgesteld op 80.
Voor liet artilcel rubber heeft thans de oorlog als
centraal punt de belangstelling van belanghebben-
den. i)e oorlog kan verschillende invloeden oefenen,
nI. dien van den ooriogstoestand, dien van de voorbe-
reiding daartoe en een psychologischen. De invloed
van den oorlogstoestand zelf is tweezijdig, nI. ver-
meerdering en vermindering van het verbruik. Wij
hebben indertijd in dit iveelcblad
1
) uiteengezet, w’aar-
om wij de overtuiging hadden, dat een oorlog als re-
sultaat een vermindering van rubberverbruik zou
geven. Nu is in dezen oorlog de vernietiging in het
‘t
esten nog niet begonnen; wij meenen veeleer te
moeten vaststellen, .dat wij thans nog .steeds leven in
het stadium van de tot het koortsachti.ge opgevoerde
bewapening. Doch daarnaast uit zich de invloed van
den oorlog toch reeds in een vermindering van con-
sumptie, resp. invoer. De psychologische invloed kan.
voorts duidelijk in de vorming of vergrooting van
voorraden worden waargenomen.
Uiteraard hebben wij nog geen cijfermateriaal om
de vermindering van het verbruik aan te toonen;
onze overtuiging is nog zuiver deductief ontstaan.
Cijfers over de absorp Lie zijn voor September nog
slechts gedeeltelijk bekend en overigens door het in-
ternationale rubbercomité geraanid. Opvallend echter
is, dat het comité de totale absorptie van het Euro-
peesche continent in September lager raamt, nI.
14.000 ton tegen een gemiddelde van 22.740 ton in
de voorafgaande 8 maanden en 21.819 ton in Septem-
ber 1938. Nu’rnoet daarbij in aanmerking worden ge-
nomen, dat de absorptie in Augustus buitengewoon
groot is geweest, nl. 26.000 ton, doch tevens, dat er
weinig aanleiding bestaat ohi aan te nemen, dat men
de vooraden, tenzij door den nood gedwongen, kleiner
heeft laten worden en dat het hooge Augustuscijfer
zeker nauw verband houdt met de groote aankoopen
van .Duitschland, welks invoeren van April af be-
langrijk grooter zijn geweest dan in de overeemikom-stige maanden van 1938.
Hetzelfde geldt voor de rest van de wereld wat
1939 betreft; tegenover een gemiddelde absorptie in
de eerste S maanden van 1939 van 10.141 ton geeft
September een cijfer van 9.075 ton. Aan den anderen
kant nemen wij ook een verhoogde oorlogsactiviteit
waar in liet verbruik van Groot-Brittannië (9.964 ton
tegen 9.009 ton in Augustus en een gemiddelde van
9.945 ton in cle eerste 8 maanden), Canada (2.500 ton tegen resji. 2.083 en ongeveer 2.400) en vermoedelijk
cle Vereenigde Staten (55.764 ton in October en 50.150
ton in September tegen resp. 50.481 en 46.116 ton).
Het streven naar de vergrooting der voorraden
komt, behalve in de berichten uit de Vereenigde
Staten, in dan grooteren invoer in België en enkele
andere landen tot uiting en bijv. ook in liet voor-
schrift hier te lande, dat fabrikanten een voorraad
van 3 maanden verbruik moeten hebben.
Doch, zooais gezegd, de cijfers zijn nog zeer onvol-
ledig, zoodat volkomen vergelijkingsmateriaal ont-
breekt. Wel moet worden geconstateerd, dat Duitsch-
land tot nu toe nog steeds niet als rubberconsument
is uitgeschakeld, omdat aanvoer via Rusland (Sihe-
rië) en Italië mogelijk blijkt. In hoeverre de andere
partij deze aanvoermogelijkheden zal afsluiten (ni
‘) Zie E.-S.13. vali
13
September
1939.
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
861
alle risico’s daaraan verbonden), zal ons de toekomst
]eeren.
Statistische positie.
De beoordeeli ug van de statistische positie is nog
moeilijker geworden, doordat Groot-Brittannië geen
opgave van de in cle veemen opgeslagen voorraden en de in beslag genomen rubber meer verstrekt. Derhalve
gaan wij uit van den toestand op eind Augustus, toen
de wereldvoorraacl buiten de restrietiegebieden, be-
halve in Frankrijk, Japan en Nederland
door het internationale rubbercomite wei’d ge-
taxeerd op ………………………….
370.446 ton
augezien de totale early-over nog steeds min-
dci clan toelaatbaar is, kunnen dc restricjtie-
landen, bhalvc Fraitseh-Indo China, in de
4
laatste maanden van
1939
nog uitvoeren …
348.964
Geraanicle uitvoer van Franscjh Indo-China an
cle outsiders ………………………….
36.000
Totaal . …
755.410
ton
Gcira.cuiide abso rptc Sclyteniber … 83.189
ton
Oct./t)ee…..
258.000
extra-toegelaten uitvoer voor ruil-
transactie …………………
37.975
379.164
Geraamde rereJdvooi.,uad buiten de restrictie-
gebieden aan het einde vani
1939
zonder •de
hoeveelheid van de ruiltransantie ……….
376.246
ton
Voorraad aan ht begin van
1939 …………452.109
ton
Wij zien hieruit, dat de wereidvoorraad buiten de
restrictiegebieden ondanks het vrijgeven van groo-
tere hoeveelheden in den loop van 1939 een belang-
rijke verbetering zal hebben ondergaan en per einde
van het jaar, aangenomen dat geen belangrijke wij-
ziging meer in den carry-over zal komen, overeenkomt
met ongeveer 4Y2 maand wereldabsorptie. Dat wij
daarbij de hoeveelheid der Britseh-Amerikaansclie
ruiltransactie buiten beschouwing laten, is duidelijk, indien men bedenkt, dat deze voorraad moet worden
geblokkeerd.
Wij wijzen er uitdrukkelijk op, dat onze raming
van de wereldabsorptie slechts moet worden beschouwd
als een indivatie van onze verwachting; over bepaalde
gegevens tav. het verbruik beschikken wij niet, doch
wij nemen aan, dat het grootere verbruik door Ame-
rika ten dccle zal worden gecompenseerd door ver-
mindering elders. Voorzoover zulks thans kan wor-
den beoordeeld, zal daarbij niet een gebrek aan
scheepsruirnte een factor zijn, doch wel de andere
factoren, die wij in dit weekblad t.a.p. reeds hebben
uiteengezet.
Basis van het besluit.
Onder de tegenwoordige omstandigheden is een
vrije voorraad van beneden cle 400.000 ton zeker niet
groot te noemen en indien wij de verdeeling be-
schouwen, dan treft het ons, dat in de Vereenigde Staten een zeer kleine hoeveelheid ligt. Per einde
October toch was de loco-voorraad daar verminderd
tot 133.184 ton tegen 231.500 ton aan het begin van
1939. In Amerika gaan dan ook steeds luider stem-
men op om den vrijen voorraad tot 200.000 ii 225.000
ton te vergrooten, omdat men den voorraad van het
oogenblik (minder dan 3 maanden verbruik) te klein
acht. De naar Amerika stoomende partijen per eind
October uraren dan ook belangrijk grooter dan die
per eind September, nl. 100.500 tegen 68.310 ton, wel een bewijs, dat het daar thans ernst is met den
wensch naar grootere voorraden. Nemen wij voor
November een verbruik van ruim 55.000 ton aan en
veronderstellen wij voorts, dat geen uitvoer van
ruwe rubber – zooals in September en October –
zal plaats vinden, dan zouden over November de
loco-voorraden met 45.000 ton tot ongeveer 178.000
ton toenemen, indien in deze 100.500 ton niet de
hoeveelheden der ruiltransactie zijn begrepen. Aan
een voorraad van 200.000 ton ontbreken dan nog
22.000 ton.
Wat den rubberprijs betreft, is er nog steeds geen
sprake van ccii pariteit; Londen noteert zoowel in
verhouclin.g tot cle afsclieepmarkten. der productie-
gebieden als tot den prijs in New-York veel te laag,
terwijl de prijzen der afscheepmarkten vaaic op hun
beurt weer hoven cle New-Yorksche pariteit zijn, een
gevolg van den nog steeds onove.rzichtelijken toe-
stand en in(.;iclenteele vraag voor afscheep naar be-
paalde gebieden.
Het voorlaatste besluit van het internationale rub-bereomité had de bedoeling, invloed op den rubber-
prijs in de Vereenigde Staten te oefenen en in hoe-
verre zulks is geslaagd, blijkt uit het volgende over-
zicht:
Prijzen voor 23Sept. 25Sept. 26Sept.
10Nov. 13Nov. 14Nov.
Loco-sheets..
21 22 21 20y
s
2034 20y,
$cts.
Loopenden of
eerst geno-
teerden term.
21.501) 20.751) 20.051) 20.452) 20.452) 20.15
2
)
laatstenterm.
18.92 18.40 18.55 17.60 17.70 17.75
‘) September-termijn.
1)
Deceniber-terrnijn.
Niet alleen dus, dat een verdere prijsstijging wel
degelijk is voorkomen, doch bovendien is de prijs
iets gedaald, zij het dat in dit opzicht het succes
niet groot is geweest. Daarbij moet worden bedacht,
dat de Novemberprijzen reeds onder den invloed
stonden van de algemeene verwachting, dat het uit-
voerpercentage voor het eerste kwartaal niet 5 tot 80
zou worden verhoogd, zoodat een handhaven op 75
vermoedelijk tot een stijging van den rubberprijs zou
hebben geleid.
Tenslotte blijft als derde factor de Britsch-Ame-
rikaanscheruiltransactie van katoen tegen rubber.
Volgens een nadere berekening omvat deze niet
80.000, maar ongeveer 85.000 ton rubber, zoodat met de vaststelling van liet uitvoerpercentage er op moest
worden gerekend, dat nog ongeveer 85.000 ton min
ongeveer 38.000 ton (in 1939 vrijgegeven), dus 47.000
ton, nioest worden vrijgegeven.
Deze factoren te zamen genomen en vooral het feit,
dat de markt reeds ccii verkleining der restrietie tot
20 pOt. in den rubberprijs had verdisconteerd, maak-
ten een andere dan de genomen beslissing welhaast
onmogelijk.
Betee/cenis besluit.
Door de grootere standaardquota voor 1940 betee-
kent een uitvoerperceutage van 80, dat de restrictie-
landen, behalve Fransch Judo-China, in het eerste
kwartaal van 1940 zullen mogen uitvoeren
308.300
ton
veriinoedelijkc uitvoer van Fransoh Indo-China
en de outsiders ……………………..
25.700
334.000
ton
daarvan gaat af:
‘iioodig voor de ruiltra.nsactie ….
47.000
ton
aanvu 1h iig Aine ri kaaiische n voor-
raad …………………….
22.000
69.000
resteert ter bestrijding van de ve’reldabsorpit.ic
265.000
ton
Aangenomen, dat liet internationale rubbercomité
den zichtbaren voorraad buiten cle restrictiegebieden
en elders dan in Amerika opgeslagen niet te groot
acht – en hij zal op het einde van het jaar, indien de
aanvulling niet 22.000 toc in de Vereenigde Staten
niet heeft plaats gehad en ongerekend wat stoomend
is naar Amerika, ongeveer 150.000 h 180.000 ton, dus
ongeveer 5 maanden ahsorptie dezer gebieden bedra-
gen – moet de aanvulling van den voorraad in Ame-
rika extra worden vrijgegeven en doet het er voor de
probleemstelling weinig toe, of de aanvulling voor
Amerika in 1939 of begin 1040 plaats heeft; het uit-
eindelijke beeld der statistische positie wordt er niet
door veranderd, al kan het wel tot een uiteenloopend
prijsniveau op de verschillende markten leiden.
Wat de absorptie buiten de restrictiegehieden aan-
gaat, hiervan valt weinig te zeggen. Veel hangt af
van het verloop van den oorlog; leidt deze niet tot
vernietiging op groote schaal van rubber, dan moet
worden bedacht, dat er eens een einde komt aan de
862
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
toeneming der hewapeningsvoorraden, terwijl het
verbruik voor andere doeleinden vermindert en de
aanvoer naar Groot-Duitschiand eerder moeilijker dan
gemakkelijker zal worden. Bovendien heeft het min-
der sterk of niet meer aanvullen van de voorraden
aan vernietigingsmateriaal ook in directen invloed,
omdat het een terugsiag zal geven op de bedrijvigheid
in de Vereenigde Staten – met de gevolgen van dien
voor de automobielindustrie. Wordt de oorlog als een
werkelijke oorlog gevoerd, dan zal aanvulling van de
reserves noodig blijven, wat dus de ahsorptie ten
goede zal komen, al blijft het o.i. dubieus of dit het
mindere verbruik elders zal compen.seeren. De moge-
lijkheid van het staken der vijandelijkheden, met zijn
invloed op het rubberverbruik, laten wij vooralsnog
buiten beschouwing.
Nemen wij aan, dat gemiddeld per maand in het
eerste kwartaal van 1940 buiten de productiegebieden
zal worden geabsorheerd 86.000 ton, tegen ruim
83.000 ton iii September 1039 en gemiddeld 88.300
ton in de eerste 9 maanden van dit jaar, dan komen
wij op een totaal van 258.000 ton voor het eerste
kwartaal van 1940. Hierbij is ervan uitgegaan, dat
de bedrijvigheid in de Vereenigde Staten op een hoog
niveau blijft gehandhaafd en dat in de eerste 9 maan-
den in de invoercijfers van tal van landen ook een
onzichtbare voorraadvorming is opgenomen. Wij gaan
er dan voorts van uit, dat een verder vergrooten der
voorraden aan ooriogsmateriaal direct en indirect
(Amerika) het verbruik van rubber ten goede komt.
Zou dit cijfer van de wei’eldabsorptie buiten de
productiegehieden juist zijn, dan zien wij, dat tegen-
over een vrijen wereiduitvoer – zonder wijziging van
den carry-over – van 265.000 ton een absorptie van
258.000 ton zou staan, dat dus het evenwicht vrijwel
gehandhaafd blijft en er zeker niet van een belang-
rijke toeneming van voorraden kan worden gespro-
ken. Het besluit van het comité brengt dus geen
enkel gevaar met zich, hoewel kan worden aangeno-
men, dat de rubberprijs in Amerika thans eerder een
dalende dan een stijgende tendens zal gaan vertoonen.
Doch ook dit kan voor rubberproducenten slechts een. voordeel zijn, omdat hij tot eind Augustus genliiddeld
ongeveer 16 Dollarcents – tegen gemiddeld 14.6 in
1.938 – is geweest en de kosten van vervoer niet met
4 Dollarcents per 1h. zijn gestegen. Een te hooge rub-
berprijs bevordert het verbruik van reclaimed rub-
ber
2)
en kan op den duur dus nooit bevorderlijk zijn
voor de rubberpositie. Bovendien heeft het interna-tionale comité een bepaalden prijs als ,,den redelij-
ken” voor oogen en wij meenen uit zijn besluiten te
mogen afleiden, dat deze beneden een Amerikaanscli
niveau van 21 Dollarcents ligt.
Verdere toekomst.
Zijn onze conclusies juist, dan kan ook voor het
tweede kwartaal een veronderstelling omtrent het
uitvoerpercentage worden gewaagd. Aan nemende, dat
de carry-over ongeveer ongewijzigd blijft en de voor-
raden buiten de restrictiegebieclen als voldoende znl-
len worden beschouwd, mede rekening houdende met
de toegenomen onzichtbare voorraden, zal dan een hoe-
veelheid van 60.000 ton uitvallen. Tenzij zich dus bij
de absorptie bijzondere feiten zouden voordoen, zou dit
beteekenen, dat voor het tweede kwartaal de restric-
tie, om evenwicht met de ahsorptie te behouden,
met 15 pOt. zou moeten worden verscherpt, dat dus het uitvoerpercentage op 65 zou moeten worden ge-
fixeerd, indien de markt, dus de prijzen, een dergelijke
verscherping zouden gedoogen. Dit is uiteraard een
vraagstuk, dat thans nog niet kan worden overzien;
echter ligt, indien de hoeveelheid voor de ruiltrans-
actie is bijeengebracht, een verscherping der restric-
tie in den aard der dingen. J. F. H.
2)
In •de eerste
9
maanden van
1939
in de Vei-eenigde Staten
130.067
ton
of
ruim 31′
pOt. tegen in dezelfde
periode van
1938 81.964
ton en over heel
1938 120.800 of
27.6
pOt. voor Groot-Brittannië resp.
7.777, 5.549
en
8.882
ton.
WIE IS ,,MILITAIR”?
In het extra-nummer (1 Nov. 1939) van ,,De
Wacht” (maandblad van een groote levensverzekering-
mij.) wordt, in verband met de oorlogsclausule, de
volgende mededeeling gedaan:
,,Aan hem, die een definitie geeft, welke het dichtst
komt hij die, welke wij overwegen hij a. militairen,
toe te passen, zal een bedrag van
f 100
worden toe-
gekend.”
Bij het oplossen van deze prijsvraag bestaat een
vrije competitie. Geheimhouding van de namen van
hen, die een oplossing beproeven, wordt niet beloofd.
lid vaag een oplossing voor te stellen in het openbaar.
De redactie van de prijsvraag doet ietwat eigen-
aardig aan, omdat de heeren zelf een definitie heb-
ben opgesteld en nu slechts vragen naar een definitie,
welke bij deze geheime, definitie het dichtst nabij
komt.
Ik moet dezen opzet ter zijde stellen en alleen de vraag beantwoorden, wie, in Nederland, in den zin
van ons positief administratief recht, is ,,militair”.
Hier is een duidelijke definitie te geven. Duidelijke
woorden zijn er gelukkig nog wèl.
Een ,,militair” is: ,,een persoon, die onderworpen
is aan het militaire gezag”.
Hier is hij de toepassing geen moeilijkheid. Wan-
neer mij de bovenbedoelde
f 100
worden toegekend,
ben ik bereid
f 1
te betalen aan hem of haar, die mij
een geval voorlegt,’ waarbij de toepassing van mijn
definitie niet opgaat. Ik houd er mij van verzekerd,
dat ik niets zal hebben uit te betalen. Daar de vaststelling van het administratiefrechte-lijk begrip ,,militair” voor het levensverzekerinsg’e-
drijf van het grootste belang is, wensch ik de definitie
hier toe te lichten met het oog op het gebruik van
het woord ,,militair” en ,,niet-militair” in den zin
van art. 36 van de Oorlogswet 1899. Het komt mij
n.m.l. voor, dat het genoemde extra-nummer juist in
dit verband enkele onjuistheden vermeldt, welke ge-
vaarlijk zijn voor de juiste interpretatie van de zoo-
gen. ,,00rlogsclausule” in vele levensverzekeringspolis-
sen. De uitgedrukte gedachtenreeks: ,,Het is echter
wel duidelijk dat, met uitzondering van de vrouwen (en dit is zelfs dubieus), bij staat van beleg (die di-
rect wordt afgekondigd als er oorlog dreigt) practisch
iederéén, jong en oud, in de termen zal vallen om
deel uit te maken van de militaire macht (art. 36 van
de wet op den Staat van Oorlog en Beleg, enz.)” be
vat reeds dadelijk tal van onjuistheden, welke hier nu
niet behoeven te worden vermeld.
Vastgesteld wordt echter, dat het bij de beantwoor-
ding van deze prijsvraag gaat om de vaststelling van
het begrip, verbonden aan het zelfstandig naamwoord
,,militair”, zooals dit woord in polissen voorkomt, en
dus niet om allerlei andere uitdrukkingen als: deel uitmaken van de militaire macht, militaire officie-
ren, militair strafrecht, tot de zee- of landmacht be-
hooren, dienstplichtigen die onder de wapenen zijn geroepen, het militaire verband of wel het militaire
dienstverband. Het woord militair wordt in allerlei
combinatie gebruikt. Hier gaat het om het zelfstan-dige naamwoord. Een ,,militair” is een persoon, die
onderworpen is aan het ,,militair gezag”. Deze def i-nitie wordt hier toegelicht met het oog op één artikel
uit de Oorlogswet. In een breedere administratief-
rechtelijke beschouwing zonde blijken, dat deze def i-
nitie ook past voor de Dienstplichtwet. In de proce-
dure van die wet wordt een burger op één bepaald
moment van ,,burger” tot ,,militair”. Dit wil volstrekt
niet zeggen, dat de persoon al zijn rechten en plichten
als burger verliest (hij gaat door belastiilg te beta-len), maar hij wordt wel ,,militair” op één bepaald
moment.
Hier wordt nu overigens slechts rekening gehouden
met genoemd art. 36 der Oorlogswet, luidende:
Art.
36. Het
militaire gezag is bevoegd, indien het be-
lang der defensiè zulks noodzakelijk doet zijn, uiet-militai-
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
863
ren op te roepen om deel uitte maken van de miliitaLre
mauhit en als zoodairig, hulp en medewerking te verlôenen,
hetzij tot
hewaiing
der rust
of
tot deelneming aan de
wcrkdadige verdediging, hetzij tot het verriohten van die
militaire werkzaam.hoden, welke door hen kunnen geschie-
den. Zij werden van het tijdstip al, waartegen zij zijn op-geroepen, als militairen aangemerkt. De oproeping geldt
als eene oproeping voor den werkelijken dienst. Naar ge-
lang zij zijn opgeroepen om deel uit te maken van de zee-
of van de liindmacjit, worden zij geaoht tot dc zee- of tot
de landmacht ‘te behoo ren.
Er wordt hier niet een verklaring gegeven van alle
woorden van dit wetsartikel. Het gaat om de vraag,
wie zijn deze ,,rnilitairen”. In ,,De Wacht” wordt nu
opgemerkt en aan deze vergissing kan het best dacle-
lijk het betoog worden vastgeknoopt, dat iemand die
treedt onder de bevelen van het militaire gezag of die
verplicht is te gehoorzamen aan dat gezag, taalkundig
beschouwd moeten worden als ,,te staan onder militair
gezag”. Dit kan nooit geheel juist zijn.
Hier moet nu worden onderscheiden
.. Het militaire
gezag heeft tegenover de burgerbevolking en tegeti-
over de burgerlijke autoriteiten, wanneer de staat van
beleg is afgekondigd, speciale bevoegdheden. Niet
alleen gaan bevoegdheden van het burgerlijke gezag
over op het militaire gezag, neen, het militaire gezag
krijgt bevoegdheden, welke het burgerlijke gezag nooit
bezat.
Van beide gevallen een voorbeeld.
In het, in staat van beleg verklaarde, gebied bepaalt
het militaire gezag het sluitingsuur der café’s. Op
het aangegeven uur kan een militaire patrouille, bijv.
uitgezonden door den wachtcommandant, in de café’s
binnenkomen, de bezoekers verwijderen en de deur
sluiten. Dit zijn handelingen tegenover burgers, die
wel, onder bedreiging van straf, verplicht zijn aan
de bevelen van het militaire gezag (na de waarschu-wing: ,,hoogste tijd, heeren”) te gehoorzamen, maar
die daarom niet zijn onderworpen aan het militaire.
gezag. Deze cafébezoekers zijn dus burgers, geen mi-
litairen.
Het militaire gezag heeft ook de bevoegdheid een censuur tegenover de pel-s uit te oefenen. Dit is een
nieuwe bevoegdheid van hbt militaire gezag, welke
aan het burgerlijke gezag nooit toekwam. Art. 18 der
Oorlogswet handelt over het tegengaan van het be-
kendmaken van berichten en opmerkingen betref-
fende militaire maatregelen. Wanneer dit ,,00rlogs-
nieuws” wordt verspreid door middel van de druk-
pers, kan het militaire gezag dit tegengaan, zelfs
w’anneer alleen de staat van oorlog is verklaard. Op
het overtreden van het verbod van het militaire gezag
staat: straf.
De militaire commandant bemerkt, door de con-
trôle, die hij heeft over telefoon en telegraaf, dat in
zijn gebied een geheime drukpers werkt. Het mili-
taire gezag verbiedt het gebruik van de middelen van
publicatie aan wie? Aan ,,burgers”!
Zij
gehoorzamen
of overtreden het militaire bevel. Maar zij zijn, goede
of slechte burgers, zij zijn niet ,,inilitairen”, onder-
worpen aan het militaire gezag.
Thans art. 36. Het militaire gezag heeft arbeids-
krachten noodig binnen het gebied, dat in staat van
beleg is verklaard. Natuurlijk kunnen burgers daar-
toe vrijwillig worden aangenomen.
Maart
burgers kun-
nen niet worden verplicht hand- en spandiensten te
verrichten.
Nu zegt de wet (art. 36 Oorlogswet): gij, burger,
die een oproeping hebt ontvangen als genoed in
art. 36 der wet, zult ,,militair” zijn. Gij zult onder-
worpen zijn aan het militaire gezag
en wel vait het
oogenblilc
af,
dat de oproepin,g u is vÂtgereikt.
Dat
is het preciese moment van den overgang. Gij zijt
militair zoolang de oproeping geldt. Eindigt uw ter-
mijn van oproeping, dan eindigt het feit, dat gij
onderworpen zijt aan het militaire gezag.
Deze militair komt nu de bevelen van het militaire
gezag na. (Een burger
kân
eenvoudig die bevelen niet
nakomen). De militair kan een uniform te dragen
krijgen, misschien werkt hij in burger.
Deze militair is beschermd door de bepalingen van
het Landoorlogreglenient 1907. Deze militair is on-
derworpen aan de militaire krijgstucht. Deze militair
is beschermd door de bepalingen van het Militair
Strafwetboek.
Een burger geniet deze bescherming niet. Wanneer
deze definitief wordt toegepast, schijnt de conclusie
van ,,De Wacht”, dat practisch, wanneer de staat
van beleg is afgekondigd, iedereen militair is, er vol-
komen naast.
Geenszins. De burgerbevolking gehoorzaamt aan de
bevelen door het militaire gezag gegeven. De burgers
zijn de dragers van rechten en verplichtingen, ge-
regeld in de wet, tegenover den Staat thans werkende
met het orgaan: het militaire gezag.
Slechts zij, die speciaal een oproeping ontvangen
als bedoeld in art. 36 der Oorlogswet, en er staat in
de wet niet, dat deze oproeping tot ,,mannen” is
beperkt, zijn onderworpen aan het militaire gezag.
Deze zijn door wetsduiding: militairen.
C. W.
Ds
lts
STATISTISCHE TOETSLNG VAN CONJUNC-
TUURTHEORIEËN: DE TWEEDE
VOLKENBONDSPUBLICATIE.
Zoals de lezers van dit blad weten, is door de
Economische Voorlichtingsdienst van het Volken-
bondssecretariaat reeds enige jaren werk verricht ten
aanzien vén het statistisch toetsen van conjunctuur-
verklaringen
i).
Bij een vorige gelegenheid werd een overzicht ge-
geven van de eerste publicatie op dit gebied door
het Secretariaat; met het uitbreken van den oorlog
kwam deel II uit, waaraan ondergetekende even-
eens het genoegen had zijn krachten te geven, daar-
in in het bijzonder bijgestaan door onzen landgenoot
Dr. J. J. Polak, voor wiens rekening belangrijke ge-
deelten komen. Het zij mij vergiind in dit artikel in
eenvoudige bewoordingen het een en ander mee te
delen over de inhoud van dit deel II. Het zal de
lezers overigens wellicht belang inboezemen te ver-
nemen, dat de energieke directeur van de Voorlich-
tingsdienst bij het Secretariaat, de heer Loveday,
thans het conjunctuurwerk geheel heeft doen concen-
treren op de vraagstukken van de te verwachten na-
oorlogse depressie.
Het onderwerp van deel II is de conjunctuurge-
schiedenis van de Verenigde Staten tussen 1919 en
1932. Getracht is om langs statistische weg te weten
te komen, hoe de conjunctuurbewegingen in die pe-
riode tot stand zijn gekomen en na te gaan, welke
theorieën voor de verklaring daarvan de belangrijk-
ste elementen opleveren.
De methode, die daarbij is gebruikt, werd in deel 1
van deze serie beschreven. Met een modern woord,
ontleend aan de Zweedse school, is het de
sequence
analysis,
waarvan kort geleden Prof. Kreukniet in
zijn intreerede te Groningen
2)
een duidelijke karak-
teristiek gaf. Men schenkt hij deze methode in het
bijzonder aandacht aan de vraag, hoe de economische
toestand in een gegeven jaar bepaald wordt door die
Van het voorafgaande jaar en de sindsdien opge-
treden externe wijzigingen. Het heden is bepaald door
het verleden en bepaalt op zijn beurt de toekomst –
zo is, met een korreltje zout, het uitgangspunt.
Wil men een dergelijke projectie van de loop der
conjunctuur in de toekomst volvoeren, dan moet men
daartoe de structuur van het economische mechanis-
me tamelijk gedetailleerd kennen, en bovendien quau-
titatief kennen. Evenals in physieke zin een netwerk
‘) Zie: J. J. Pohak, Mathematisoh-staitistiscihe con-
junotuurstudie vanwege den Volkenbond, E.-S.B. van 15
Maart
1939, blz. 217.
2)
Conjunctuurtheorie en oenjunctuurtoeoriedn, Wolters,
Groningen
1939.
864
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
slechts bepaald is, als men elke verbinding tussen
twee knopen kent naar lengte cii sterkte, evenzo is
het netwerk van de economische structuur pas be-
kenci, als men van alle economische causale reacties
cle tijdsduur kent, iioclig voor hun uitwerking en de
intensiteit, waarmee ze werken. Een voorbeeld ter
verduidelijking: een groter inkomen zal bijv. leiden
tot grotere uitgaven; de vraag is lo. een
hoe grote
verhoging van uitgaven volgt op een gegeven ver-
hoging van inkomen en 2o.
na
welke tijdsduur
zijn
de uitgaven aan het hogere inkomen aangepast?
Nu kan men, teneinde liet netwerk te overzien,
daarin op twee of meer alternatieve wijzen. orde
scheppen. Men kan zich afvragen: op welke andere
verschijnselen werkt verschijnsel a direct in? en deze
vraag voor elk der relevante verschijnselen beant-
woorden. Dan k:ijkt men a.h.w. vooruit, in de richting
van de causale verbinding. Men kan zich ook afvra-
gen: door welke andere verschijnselen wordt ver-
schijnsel
a
beïnvloed? en deze vraag vervolgens voor
elk der relevante verschijnselen stellen. Da.n kijkt
men terug. In andere woorden: hij de eerste methode
beschrijft men alle causale connecties door ze te
groeperen volgens de verschijnselen waarvan ze uit-gaan, bij de tweede methode volgens de verschijnse-
len, waarin ze ,,samenkomen”.
Dit klinkt misschien erg abstiact, doch wordt voor-
opgesteld om clan lezer aan te tonen, dat naar een
zekere logische geslotenhieid is gestreefd.
De aard der onderzoekingen kan verder echter be-
ter worden duidelijk gemaakt door enkele voorbeelden
te behandelen. Een daarvan is het reeds eve:n aange-
stipte voorbeeld: door welke factoren worden de fluc-
tuaties in de uitgaven bepaald? Uitgaven hier op te
vatten als de gezamenlijke gelduitgaven voor finaaL goederen en -diensten van alle huishoudingen. Zoals
men weet, is liet geldbedrag van de in totaal uitge-
oefende vraag naar deze diensten en goederen een
zeer belangrijk element in de bepaling van de con-
junctuur. Men kan het op zijn minst splitsen in twee
bedragen, nl. het voor consumptiegoederen bestede
bedrag en het voor kapitaaigoederen bestede bedrag
3).
Het eerste zal door de consumenten, het tweede door
de bedrijfshuishoudingen besteed worden. Tezamen
bepalen ze – grotendeels althans – weer liet inko-
men even later. Zelf hangen ze – onder meet – in
sterke mate af van de even te voren genoten inko-
mens; individuele inkomens voor wat de consumptie
betreft, bedrijfsinkomens voor wat de investeringen
betreft.
Beschouwen wij thans de consumptieve uitgaven
nader. Behalve van de inkomens der verschillende
categorieën van personen – hijv. arbeiders, boeren,
en alle overige personen – zullen ze ook nog afhan-
gen van liet prijsniveau; niogelijk ook van de verde-
ling der inkomens. De afhankelijkheid van de inki-
mens zal nog verschillend zijn voor arbeiders en
voor anderen. De eerstgeuoemde:n zullen waarschijn-
lijk een groter deel van een eventuele inkomensver-
meerdering consumeren dan de laatstgenoemde, meer
welgestelde, personen. In de taal van Keynes: de
(marginale) ,,propensity to consume” zal bij hen gro-
ter zijn. In de publicatie, waarvan wij thans spreken,
is getracht om deze ,,propeusity” statistisch te bena-deren. Daarbij bleek, dat de consumptieve uitgaven,
behalve voor de inkomens, waarschijnlijk ook in be-
langrijke mate worden bepaald door de speculatiewiu-
sten, die aan de beurs – effecten- zowel als goe-
derenbeurs – worden gemaakt. Althans zou het ver-
loop van de consuniptieve uitgaven aanmerkelijk min-
der goed te benaderen zijn, wanneer men laatstge-
noemde ,,winsten” buiten beschouwing liet. Voorts
bleek een goede overeenstemming te verkrijgen, als
men een ,,marginal propeusity” van 0.95 voor de lonen,
een van 0.78 voor de lopende inkomens der niet-ar-
3) tenvou.digheidshal’ve zijn niet goederen hier ook dien-
sten bedoeld.
beiders in de steden en ecn van 0.28 voor de specu-
lati cve win sten aanneemt.
Weliswaar blijken ook andere getallen mogelijk,
doch men is verre van vrij in de keuze daar van, wil
mcii niet de statistische feiten in overeensteniming
blijven.
Overgaande tot andere voorbeelden, kan worden vastgesteld, dat allerlei elasticiteitscoëfficiënten of daarmee gelijkstaande grootheden zijn bepaald; zo
hijv. de elasticiteit van liet aanbod van consumptie-
goederen, van productiemiddelen, van arbeid, van
geld en van korte kredieten. Daarbij is voortgebouwd
op werk van verschillende Amerikaanse onderzoekers,
zoals Schultz, Roos, Waugh, Siiyder, Riefler. e.a.
Voor ]iet bepalen van de elasticiteit van liet aan-
bod van geld – waarvoor liet gezamenlijke bedrag
van chartale en girale betalingsmiddelen is genomen
– is een uitvoerige analyse van liet bankwez€.n der
Verenigde Staten nodig geweest, waarbij in liet bij-
zonder van het werk van Ourrie en Riefler it uitge-
gaan en voorts getracht is de ,,hindingen”, waaraan het stelsel is onderworpen, in quantitatieve vorm te
brengen.
Behalve de aanbodzijde is de
vraazijde
natuurlijk ook beschouwd. Voor liet artikel ,,geld” is daarbij
in liet
bijzonder
aandacht besteed aan de afhankelijk
–
heid, die de hoeveelheid geld-ii -omloop vertoont van
de inkomens, welke afhankelijkheid tot en met 1930
zeer nauwkeurig blijkt aanwezig te zijn. Op grond
daarvan is liet mogelijk voor de jaren daarna een
schatting te maken van de ,,hoarding”, welke kan
worden getoetst aan andere schattingen.
Ook de andere onderdelen van de monetaire sfeer
worden uitvoerig besproken. Ik rnee.n te mogen zeg-
gen, dat een eerste poging is gewaagd om met het
instrument van de statistische vraag- en aanbod-
analyse deze sfeer quantitatief te beschrijven. In. het
bijzonder in dit gedeelte is de medewerking van Dr.
Polak van veel belang geweest.
De kennis van een aantal elasticiteitscoëfficiënten
in deze sfeer is onontbeerlijk voor de beoordeling van
allerlei monetaire maatregelen en andere vornien van
conjunctuurpolitiek.
Daartoe moet men echter de gevonden resultaten
in onderling verband verwerken. Over enkele der
conclusies t.a.v. de veroorzaking en beïnvloeding der
conjunctuur in de Verenigde Staten in een volgend
artikel. J.
TINBERGEN.
DE RIJKSMIDDELEN OVER OCTOBER.
Algemeen beeld.
Tot dusver blijven de Rijksrniddelen na het intre-
den van den oorlogstoestand ruime baten opleve-
ren. De opbrengst van de maand October was zelfs
bijzonder hoog. De niet-directe heffingen toch brach-
ten tezamen een bedrag van
f
47.007.000 in ‘s Rijks
schatkist, d.i.
f
10.866.500 meer dan in de gelijk-
namige maand van liet vorige jaar en
f
10.196.600
meer dan waarop blijkens de maandraming gemiddeld
wordt gerekend. Weliswaar zit de vooruitgang in
hoofdzaak in de omzetbelasting, die een accres van
f
7.524.400 vertoonde, doch ook verschillende andere
heffingen gaven belangrijk stijgende ontvangsten ie
zien. Zoo de dividend- en tantièmebelasting, de in-
voerrechten (vermeerdering
f
1.569.200) en de accijn-
zen, op den zoutaccijus en den wijnaccijns na. De in-
vloed van de huidige oorlogspositie en van de mobi-
lisatie der weermacht dringt slechts langzaam in cle
middelenoverzichten door. Duidelijk manifesteert zich
die invloed ten ongunste bij liet statistiekrecht en de loodsgelden; ook bij de zegel- en registratierechten.
Alles hijeengenomen, heeft de tegenwoordige situatie
echter tot nog toe stimuleerend op ‘de ontvangsten
uit de niet-directe belastingen gewerkt.
De totale ontvangsten over de eerste tien maanden van
dit jaar bedragen
f
396.221.100 tegen
f
366.697.100
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
865
in hetzelfde tijdvak van 1938 en hij een evenredige
raming van
f
368.104.200. In vergelijking met het
vorige jaar droegen twaalf middelen tot cle verlioo-
ging bij met een gezamenlijk bedrag van
f
39.454.800;
cle resteerende vijf middelen brachten tezamen
f
9.930.800 minder op. De vooruitgang komt in hoofd-
zaak
0
.1) rekening van de invoerrechten en van cle
omzetbelasting, die tezamen bijna
f
29 3′. millioen
méér in de schatkist brachten. Bij cle raming valt een gelijksoortige verhouding op te merken.
Dividend- en tantiè7nebelctsting.
Opnieuw gaf cle dividend- en tantièmebelasting een
eceres bove.n de opbrengst van dezelf cle maand van
1938 te zien; de vooruitgang bedroeg ditmaal
f
582.700 en dcccl den in de reeds verstreken maan-
den van het jaar verkregen voorsprong stijgen tot
.f
1.650.800. Reeds meermalen werd opgemerkt, dat het ruimer vloeien van dit middel geheel aan de ver-
hooging der Rijksopce.nten in Mei 1938 is te danken.
Zo.iicler dezc.n factor zou de in 1938 unzinkende con-
Junctuur allicht een daling van de opbrengst hebben
veroorzaaict.
Invoerrechten.
De invoerrechten leverden een record-opbrengst
op, nI. van f11.531.700 tegen f9.962.500 in October
1938 en bij een gemiddelde maandraming van
f
8.000.000. T-let is nog niet duidelijk, in welke rich-
ting de loop van deze heffing zich ontwikkelen zal.
Op dit oogenhlik worden nog belangrijke hoeveel-
heden goederen sneller dan gewoonlijk uit entrepôt
gehaald en ter markt gebracht. Voor de toekomst zal
rekening moeten worden gehouden eenerzijds met
het stagneeren en zelfs voor een deel stilleggen van
in- en uitvoer en voorts met een beperking van het
verbruik, welke vroeger of later zal moeten plaats
vinden, anderzijds zullen de prijzen der gocderen een
stijgende tendens gaan aanwijzen. Voorshands be-
houden de ,,guiastige” invloeden nog de overhand.
Het statistiekrecht gaf f 20.300 minder; hierin komt
voornamelijk cle achteruitgang van onzen export tot
uitdrukking.
Accijnzen,.
De accijnzen waren over het algemeen aanzienlijk
hooger; de tijdsomstandigheden oefenen hier een gun-
stigen invloed uit, o.a. door de voorraadvorming door
particulieren (van suiker, tabak, vleeschconserven
ed.). Alleen de zoutaccijns en de wijuaccijns vertoo-
nen een lager opbre.ngstcijfer. Voor de vermindering
van de opbrengst van eerstgen,oemnden accijns (met
f
19.400) is een bepaalde oorzaak niet aanwijshaar.
De wijn verschafte ditmaal f 12.100 minder, doch de
eerste maand van het kwartaal is voor deze heffing
van weinig beteekenis. De geslachtaccijris floreert dcii
laatsten tijd bijzonder; er kwam ditmaal f133.100
meer binnen clan in dezelfde maand van het vorige
jaar, dank zij het toenemende vleeschverbruik ten be-
hoeve van het leger. Aan gedistilleerdaccijus werd
f
578.900 méér ontvangen, hoewel geen verschil in
crediettermijnen in het spel was. Vermoedelijk is mok
deze stijging aan de mobilisatie toe te schrijven. Dit
laatste is allicht tevens het geval bij de.n hieraccijns,
waarvan de vermeerdering in ontvangst
f
239.700
bedroeg; hij dit laatste middel is ook de toeneming
van de hierproductie in de zomermaanden van ge-
wicht. Wegens het alom maken van voorraad in ver-
band met den gespannen toestand leverde cle suiker-
accijns een surplus van
f
726.000 op; een maandop-
brengst van f 5.961.700 is voor dit middel uitzon-
clerlijk hoog. Ook de tabaksaccijns vertoonde een re-
cordcijfer; cle ontvangsten heliepe:n f4.093.800, het-
geen een toeneming met
f
1.006.500 heteekent, ge-
volg van de contante betaling van zegels, die böven
het verleende crediet werden besteld. Verwacht mag
worden, dat de accijnzen vooralsnog ruime baten zul-
len blijven opleveren, zoolang niet een meer omvat-
tend distributiestelsel dan het thans ingestelde nood-
zakelijk wordt.
Andere indir ccie heffingen..
De belasting op gouden en zilveren werken bracht
f
6.700 méér op. Gerekend over tien maanden, be-
draagt cle vooruitgang bij dit kleine middel
f
49.900.
De opbrengst van de omzetbelasting ging ver hoven
de verwachtingen . uit. Een maandontvaugst van
f
13.118.500 werd nog nimmer behaald. Zooais bc-
bekend, zijn hier vooral technische oorzaken (verschui-
ving van de hetalingstermijnen) in het spel; daar-
naast hebben in den laatsten tijd groote inslagen van
goederen plaats gehad. Gerekend over tien maanden,
is het loopende jaar reeds
f
13.252.900 in het voor-
deel. Met de couponbelasting gaat het nog voortdu-
rend bergafwaarts; het nadeelige verschil ‘bedroeg in
de afgeloopen maand f 150.600 (over tien maanden
f
392.100).
Aan zegelrechten werd’ f431.400 minder ontvan-
gen, welke daling voor een groot deel
(f
259.700) is
te wijten aan het terugloopen van de beursbelasting. Ook de registratierechten vertoonen een dieptepunt;
bij dit middel bleven do ontvangsten
f
326.000 bij
die van October 1938 ten achter. De hier besproken
groep van middelen vertegenwoordigt een zwakke
plek in de Rijksfinauciën. De geldhandel en de han-
del in vast goed worden door den oorlogstoestanci
in Europa merkbaar aangetast. Zooals steeds reageert
deze groep van middelen het eerst op de ongnnstige
wending in de economische verhoudingen.
De successierechten liepen terug met f
483.100.
Ook op zichzelf beschouwd, waren de ontvangsten laag
(f
852.800 beneden de raming). Tot dusver werd in
1939 reeds
f
5.346.000 minder ontvangen dan in het
voorafgaande jaar. Het geldt hier echter een uiterst
wisselvallig middel. De loodsgeiden zijn bijzonder
sterk gedaald; er kwam ditmaal’maar f24.300 bin-
nen, d.i.
f
57.900 minder dan in October 1938. Bij
dit middel manifesteert de handelsbelemmering ten-
gevolge van den oorlog zich’ al in zeer sterke mate.
Directe belastingen.
Eenige reactie tengevolge van de huidige mohih-
satie der weermacht kan in deze afdeeling nog niet
worden waargenomen. Immers, de opbrengst van na-
genoeg alle directe belastingen steunt op een jaar-lijkschen aanslag, welke zich eerst na verloop van
eenigen tijd aan de gewijzigde omstandigheden kan
aanpassen. Het totaal van de zuivere kohierbedragen
op ultimo October ji. komt
f
13.682.900 uit hoven dat
van de overeenkomstige dienstjaren op 31 October
1938. De inkomstenbelasting droeg tot dezen voor-
uitgang hij met een bedrag van f 13.462.500. Gedeel-
telijk houdt dit voordeelig verschil verband niet de
verbetering van den economischen toestand in 1937;
anderdeels is het te danken aan een vlotter verloop
van de aanslagregeling. De verschillen in Icohierhe-drag, die de overige directe heffingen te zien gevel),
zijn van betrekkelijk weinig gewicht en laten zich
niet gemakkelijk toelichten.
AANTEEKENINGEN.
Het levensverzekeringsbedrijf in de oorlogvoe-
rende landen in 1914-1918.
Het feit, dat het behoorlijk functionneeren van het
levensverzekeringsbedrjf een sociaal belang van de
eerste orde vormt, maakt het begrijpelijk, dat men er
overal naar gestreefd heeft ook in oorlogstijd den
goeden gang van zaken zooveel mogelijk te handhaven.
Voorop mag hierbij worden gesteld, dat de maat-
schappijen zelve steeds van een zeer hooge opvatting
van haar taak hebben blijk gegeven.
Nu zijn de moeilijkheden, waarmede het bedrijf te
kampen had in hoofdzaak tot 3 factoren te herleiden: Verliezen door oversterfte t.g.v. oorlogsgeweld;
een premiebetalingsmoratorium;
beleggingsproblenien.
866
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
Oorlogssterfterisico.
Alleen in Engeland was bij het uitbreken van den
oorlog onbeperkte verzekering, zonder oorlogsrisico-
clausule, regel. De ,,Industrial Oompanies” hieven in
liet geheel geen extra-premie; de ,,Ordivary Corn-panies” alleen van leden der land- en zeemacht, en
wel 3.3 tot 5.5 pOt. van het verzekerde kapitaal.
In Frankrijk en Duitschland was in 1914 het oor-
logsrisico gewoonlijk in het verzekeringscontract uit-
gesloten. Natuurlijk kon dit, na 1914, niet zoo blij-
ven; in beide landen heeft men het heffen van een
extra-premie als oplossing van het probleem gekozen,
in beide landen rees daartegen vrij veel verzet. Het
systeem is natuurlijk voor de minst draagkrachtigen
het meest bezwaarlijk. De Duitsche maatschappijen
hieven in den regel een premie ineens van 10 pCt.
voor officieren, tot 3 pCt. voor non-combattanten over
het verzekerde kapitaal minus de afkoopwaarde;
daarnaast kwamen echter ook tal van andere regelin-
gen voor, waarvan de jaarlijksche extra-premie als
de voornaamste moet worden genoemd. De hoogte van
de extra-heffing werd steeds door het ,,Aufsichtsanit”
gecontroleerd.
Vermeldenswaard is hier nog de oprichting van
oorlogsreservefondsen, die men uit allerlei bronnen
(vul. de oorlogsrisicopremies) financierde.
In Frankrijk bedroeg de extra-premie ineens 5 tot 10 pCt. over het verzekerde kapitaal (soms over het
verzekerde kapitaal minus de afkoopwaarde) naar ge-
lang van de verschillen in risico van de betrokkenen.
Van deze gelegenheid om ook het oorlogsrisico in
de verzekering op te nemen, werd veel gebruik ge-
maakt. Dit hield verband met een faciliteit, die
alleen in Frankrijk is voorgekomen: men kon zijn
polis renteloos beleenen, doch alleen om daarmede
ôf vervallen premies ôf vervallen renten op vroegere
voorschotten af te lossen; wie nu reeds tenminste
drie jaren verzekerd was, mocht op deze wijze ook
zijn oorlogsrisicopremie voldoen.
Premiebetalingsmoraorin.
Een algemeen premiebetalingsmoratorium heeft
alleen in
Frankrijk
bestaan; het werd den lOen
Augustus 1914 afgekondigd. Degenen, die hun ach-
terstand na den oorlog zouden inhalen, behoefden
over dat bedrag slechts 3 pOt. rente te betalen. Daar
nu de premie-ontvangst snel terugliep, werd ook een
uitbetalingsmoratorium noodzakelijk: iedere uitbeta-
ling (ook terugkoop) mocht 30 dagen worden uitge-
steld, voorloopig zou slechts 10 pOt. van het verze-
kerde bedrag worden uitgekeerd (met een maximum
van Frs. 5000). Voor het restant zou na den oorlog
een regeling worden getroffen. Alleen de ]ijfrenten
werden stipt op tijd uitbetaald, doch tot een bedrag
van niet meet dan Frs. 1200 per jaar.
Het uitstel werd spoedig op 60 dagen gebracht;
percentage en maxImum bedrag werden eerst tot 15
pOt. en Frs. 7500, nog later tot 20 pOt. en Frs. 40.000
verhoogd. Bij den veel voorkomenden terugkoop hiel-
den dc maatschappijen zich aan een uitbetaling van
10 pOt.
Sedert 1917 mochten zij van haar niet-betalende
verzekerden de onderteekening van een ,,engagement”
(waarbij dezen zich verbonden na den oorlog alles te
betalen) eischen, doch veel effect had deze maatregel
niet.
In Engeland werden de Industrial Companies bij
een wet, van 26 Augustus 1914 aaii een premieheta-
lingsmoratorium (met enkele beperkingen) onderwor-
pen, dat eerst na den oorlog is opgeheven, hoewel
het tot vrij veel moeilijkheden leidde. In 1916 is
sprake geweest van een dergelijke regeling voor de
Ordinary Companies; haar verzet heeft echter een
doorvoering weten te voorkomen.
Alleen Duitsehland heeft geen eigenlijk morato-
rium gekend; wel werd reeds den lOen Augustus
1914 bepaald, dat op verzoek van den debiteur de
normale gevolgen van het niet betalen van de premie
achterwege konden blijven. In December 1917 volgde
een besluit, dat ieder, die met zijn premiehetaling
ten achter was geraakt, op herstel van ‘zijn rechten
aanspraak mocht maken.
Beleggingsproblemeri,.
Aanzienlijke verliezen
01)
de beleggingen heeft men
nergens kunnen voorkomen.
In Engeland en Duitschland concentreerden de
maatschappijen zich reeds voor den oorlog meer op effecten en minder op hypotheken; daarvan werden
later groote nadeelen ondervonden. Zoo verloren de
,,Kriegsanleihen”, die een groot deel van de activa der
Duitsche maatschappijen uitmaakten, na 1918 prac-
tisch alle waarde.
Dat de belegging vooral in Duitschiand een groot
probleem vormde, blijkt wel uit het feit, dat men in
1917 en 1918, toen de productie sterk ging stijgen,
meermalen heeft moeten weigeren nieuwe verzeke-
ringen aan te nemen, omdat men geen behoorlijk be-
leggingsobject meer kon vinden.
De waardevermindering van het bezit der Fran-
sche maatschappijen is voornamelijk te wijten aan
haar groote kapitaalsinvesteering in Rusland. Na dec
oorlog kregen zij vergunning haar verliezen op effec-
ten (plus minus 20 pOt.) in 15 jaren af te schrijven.
Algemeene opmer1in gen.
liet spreekt vanzelf, dat men overal met moeilijk-
heden in de interie organisatie als oproeping van
het personeel (waarvan het loon vaak werd doorbe-
taald) e.d. te kampen heeft gehad.
De polisheleening is in Engeland, behalve in de
allereerste oorlogsperiode, normaal voortgezet, alleen
werd bepaald, dat de rente gelijk aan de bankrente
zou zijn, met een minimum van 5 pOt. De rentelooze
polisbeleening in Frankrijk werd reeds genoemd. Bij
de Duitsche maatschappijen kwamen direct bij het
uitbreken van den oorlog zooveel beleeningsaanvragen
binnen, dat zij moesten worden geweigerd.
Ook het verloop van de productie was zeer ver-
schillend. In Frankrijk en Duitschiand daalde zij na
1914; in het laatste land volgde een aanzienlijk her-
stel in 1917 en 1918. In Engeland daarentegen bleef
de productie toenemen gedurende den geheelen oor-
log, hoewel de toeneming veel geringer was dan in
gewone tijden.
Dienovereenkomstig bleven de premie-ontvangsten
in Engeland een zekere stijging vertoonen; in de
beide andere landen liepen zij sterk terug.
Tenslotte verdienen nog eenige belangwekkende
verschijnselen in Duitschiand de aandacht:
de zelfstandige oorlogsrisicoverzekering: men
was alleen tegen overlijden door oorlogsoorzaken ver-
zekerd;
de oorlogskassen; men nam daarin aandeelen van
5-10 Mark, bij overlijden werd een hooger bedrag
uitgekeerd naarmate de gemiddelde sterfte lager
was. (Spaarkasgedachte); de onvolwaardigen-verzekering kwam op; dit was
vooral van belang voor de vele gewond terugkeerende
soldaten.
Conclusie.
De solvahiliteit van het bedrijf is door den eigen-lijken oorlog noch in Engeland noch in Duitschiand
aangetast.
De Engeische verzekerden hebben alleen door het
verminderen van hun winstuitkeering eenig nadeel
geleden.
De Duitsche maatschappijen zijn eerst door den na-
oorlogschen inflatietijd in een onhoudbare positie
gebracht; degenen, die aanzienlijke verzekeringen in
het buitenland hadden, failleerden allen – tot Juli
1923 was het verboden de prerniereserve geheel of
gedeeltelijk in niet-Duitsche waarden te beleggen.
Een
uitsaak
van 23 November 1923 verklaarde
daarna de z.g. ,,Aufwertung” (valorisatie) van hypo-
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
867
thecaire vorderingen voor gerechtvaardigd. Nadat
aldus de waarde der activa van de ievensverzekeriiigs-
maatschappijen in belangrijke mate was hersteld,
volgde in Februari 1924 de 3e ,,Steuernotvorordnurig”:
het ,,aufgewertete” vermogen van. de maatschappijen
(bestaande uit hypotheken, staats- en gemeente-obli-
gaties, en eventueel nog andere waarden) kwam in
handen van een executeur (Treuhiiuder), die e.en plan’
moest opstellen, waarbij alle verzekerden een redelij-
ke aanspraak verkregn, terwijl het totaal der aan-
spraken in de juiste verhouding tot de activa stond.
Na afloop van deze procedure gaf hij dan het ver-
mogen weer in handen van de directie.
Alleen in Frankrijk heeft de oorlog in belangrijke
mate stopzetting van de uitbetalingen met zich mede-
gebracht.
Voortbrenging en uitvoer van Suriname.
Het Bureau voor Sociale, Econômische en Crisis-
zaken te Paramaribo schrijft ons:
De voortbrenging van Surinanie kan men gevoe-
gelijk in twee groepen van bedrijfstakken onderbren-
gen, ni. die, van den landbouw en die van de z.g.
boschbedrijven.
De eerste omvat den grooten en den kleinen land-
bouw, terwijl de tweede onder te verdeelen is in mijn-
bedrijven, beperkt tot bauxiet- en goudwinning, en
halata- en houtbedrijven.
De groote landbouw (het plantagebedrijf) is sedert
omstreeks 1910 beperkt tot de suiker- en de koffie-
cultuur. De sinaasappelcultuur is van recenten datum
en nog weinig of niet produceerend.
De kleine landbouw kent als producten van hetee-
kenis: rijst (het voornaamste product), mals, aard-
vruchten, pinda en sinaasappelen.
Groot-landbov,w.
De cijfers van het plantagebedrijf, in zijn beide
cultures (suiker en koffie), wijzen op afnemende pro-
ductie.
Van 1930 tfm 1938 vinden wij de volgende produc-
tiecijfers (afgerond in quintaien: de cijfers van 1938
zijn voorloopig):
Jaar
Suiker
Koffie
1930
183.970
35.117
1931
225.405
23.439
1932
245.720
36.724
1933
164.549
24.343
1934
180.070 ‘
38.568
1935
173.456
41143
1936
183.341
31.319
1937
155.644
29.392
1938
‘ 128.565
17.652
Ten aanzien van den uitvoer van de hierboven ge-
noerisde producten volgen hieronder
cijfers
van de
uitgevoerde hoeveelheden en de waarde daarvan.
S u i k e r
K o f f i e
Jaar Hoeveelheid Waarde Hoeveelheid Waarde
(quintalen)
(gid.)
(quintalen)
(gid.)
1930
151.116
1.080.151
29.913
1.386.054
1931
204.144
1.020.423
28.610 ‘
915.580
1932
201.480
1.007.633
32.517
1.084.286
1933
134.235
503.380
26.588
828.115
1934
160.418
602.567
30.169
875.660
1935
150.650
482.083
44.799
898.480
1936
161.155
427.060
40.278
686.947
1937
122.332
621.992
24.939′
529.416
1938
109.203
546.016
27.849
465.920
Klein-land bostw.
Bij den klein-landbouw wijzen de producticijfers,
hoewel veelal nog sterk schommelend, daarentegen
op geleidelijk toenemende voortbrenging.
Van een vijftal der voornaamste producten yan
dezen bedrijfstak zijn de cijfers in het volgende over-
zicht opgenomen:
Jaar Rijst(padi)
Mais Aardvruchten
Pinda
Sinaasappelen
(q ei u
talen)
(100 stuks)
1930
207.953
9.357
27.849
221
22.193
1931
243.947 ‘ 11.038
23.186
461
41.916
1932
250.485
17.066
37.317
1.948
31.941
1933
273.393
17.994
.30.614
4.358
33.803
1934
125.078*)
17.094
20.389
7.193
25.120
1935
255.322
16.244
19.335
6.855
28.981
1936
341.675. 15.6801
22.851
20.027
34.760
1937
353.548 20.491
27.034
16.925
21.042
1938
387.453 21.518
35.090
15.299
32.017
) .Gedeeltlijke oogstmislukking.
De uitvorcijfers van rijst vertoonen een sterke
stijging in de laatste jaren, na een inzinking in 1935.
Jaar
Gepelde Rijst
Hoeveelheid (qulntalen)
Waarde ‘(guldens)
1930
22.767
234778
Ival
.,U.U0
238.684
1932
27.129
201.560
1933
16.351
96.668
1934
20.139
.
87.156
1935 46
285
1936
12.056
‘
53.623
1937
74.433
413.992
1938
74.015
441.898
Mjjnbedrijven.
Van de mijnbedrijven is het bauxietbedrijf het voor-
naamste en in de laatste jaren sterk vooruitgegaan.
De
productiecijfers
van 1930 t/m 1938 volgen hier
–
onder:
Jaar
I
Productie
Jaar
u
Prodctie
(ton v. 1000
kg)
(ton
v. 1000 kg)
1930
264.555
1935
112.682
1931
173.154
1936
234.845
1932
126.513
1937
392.447
1933
‘ 103.977
1938
377.213
1934
103.338
Blijkens de hieronder opgenomen grafiek van de
wereidproductie van bauxiet over de jaren 1929 tot
en met 1937, neemt Suriname thans de vierde plaats
in onder de bauxiet-produceereude landen.
PRODUCTIE VAN BAUXIËT 2029-15537
(n tonncn van 1000 kg.)
700000
000000
500000
h00000
300000
200000
10000C
AMEPnÇA
GUYANA
De tw6ede tak van mijnbedrijf, het
goucibedrijf,
leverde in de jaren 1930 tot en met 1938 de volgende
productie (in grammen). Na een periode van inzin-king gedurende de jaren 1928 tot en met 1931 is de
productie in de laatste ‘jaren eenigermate vooruitge-
gaan.
1930
……………..’
148.200
1931
…………….
143.400
1932
…………….
278.800
1933
…………….
385.400
1934
…………….
369.700
1935
352.700
1936
…………….
443.400
1937
…………….
396.700
1938
……………..
440.200
100000
,00000
500000
500000
500000
200000
100000
M
.
50
zo
30
20
10
Lei
AMERiKA
868
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
Is liet bauxietbecirijf in zijn geheel een grootbe-cirijf, het goucibedrijf is tot nu toe uitgeoefend als
kleinbedrijf.
De pogingen tot vestiging van het grootbedrjf zijn
tot nu toe niet geslaagd.
De u itvoergegevens van deze m:ijnbouwproducten
zijn de volgende:
—
Bauxiet
Goud
Jaar
hoeveelheid Waarde
Hoeveelheid
Waarde
–
(ton tien)
(gid .)
(grammen)
(g1d)
1930
263.015
3.287.687
127.787 191.678
1931.
190.596
2.382.450
146.827
220.240
1932
126.520 1.581.500 269.476
374.491
1933
106.377
1.329.715
397.018
555.827
1934
101.007
1.262.588
375.556
525.777
1935
315.189 1.439.865
398.095
557.332
1936
233.909
2.923.865 478.106
694.205
1937
392.329
4.904.116 438.606
74.765
1938
377.598
1
3.826.492
485.181
839.364
Het waardecijfer van het uitgevoerde bauxiet ver-
eischt eenige nadere toelichting. Vôôr 1937 is, over-
eenkomstig de concessievoorwaarde.n der Surinaam-
sche Bauxidt Maatschappij naar het vastgesteld ge-
halte van het erts, de waarde in de statistiek
0
1)
t
12.50 per ton van 1000 kg gesteld. De verandering
in het ertsgehalte bracht voor 1937 en 1938 een wij-
ziging in hët waardecijfer, dat beneden
f 12
per ton
ligt.
Boschbedrjjven
T
–
Jet
balatabecirijf,
dat in vroegere jaren van zoo
groote beteekenis voor Suriname was (in
1920
leverde
dit bedrijf nog een bedrag van rond
f
300.000 aan
rechtstreeksche baten voor de Landskas), nam in la-
tere jaren sterk in beteekenis af; vanaf 1936 ver-
toont de productie weer eenige stijging.
UITVOER
(n duazendeii
7000
—
7000
ET er’i GOUD.
6000
6000
5000
5000
4000
000
3000
3000
2000
2000
1000
1000
0
193031 ’32 ’33 3 3 36 37 ’38
De productiecijfers van 1930 tot en met 1938 zijn
de volgende (in kilogrammen):
1930
…………….
487.000
1931
…………….
429.00(1
1932
…………….
42.000
1933 …………….110.000
1934
…………….
263.000
1935
…………….
86.000
1936
…………….
121.000
1937
……………..
198.000
1938
…………….
274.000
Deze cijfers vertoonen sterke schommelingen; de
uitvoergegevens hebben een wat rustiger beloop:
Balata
Jaar
Hooeveellieid (kg)
Waarde (guidleis)
1930
477.099
1.296.218
1931
344.600
768.518
1932
96.184
127.583
1933
129.658
130.660
1934
170.625
178.701
1935
143.524
135.778
1936
161.338
142.830
1937
183.059
189.750
1938
277.338
312.770
Het
houtbedrijf
produceert overwegend voor de bin-
nenlandsche behoeftenvoorziening. Productiecijfers
zijn niet beschikbaar.
De uitvoer van het Surinaamsche hout is sedert
1930 ook sterk teruggeloopen. Voor 1937 ee 1938
100
UITVÖEP
192O-1Ç36. 100
(AANDEEL IN PROCENTEN)
90
80
70
60
50
40
30
20
‘
10
0
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
869
wijzen de cijfers echter weer op eenige toeneming. De
uitvoerwaarde van alle houtprodueten beliep:
1930 …………..f247.000
1931 ………….. .,316.000
1932 ………………1.07.000
1933 …………….72.000
1934 …………….84.000
1935
. …………….05.000
1936 …………….39.000
1937 …………… .,
59.000
1938 …………….
67.000
Slo’topmerlingen.
In de grafiek op blz. 868, eerste kolom, is in beeld
gebracht de uitvoer van cle landhouwprodücten: kof-
fie, suiker en bijproducten, rijst, sinaasappelen en de
mi.jnbouwproducten bauxiet en goud.
De cijfers van de totale uitvoerwaarde van Suri-
name over de jaren 1930 t/in 1938 zijn de volgende
(hierin niet begrepen de muntuitvoer):
1930
…………..
7.900.000
1931
……………
6.000.000
1932
……………
4.600.000
1933
…………..
3.600.000
1934
………
.
.
. . .
3.700.000
1935
……………
3.600.000
1936
…………..
5.000.000
1937
…………..
7.500.000
1938
…………..
6.600.000
De uitvoer van Suriname richt zich in hoofdzaak
naar Noord-Amerika en Nederlaud Ter vergelijking
is het aandeel van elk dezer beide landen in de tweede kolom op blz. 868 grafisch uitgebeeld.
In de waarde van de voortbrenging valt een sterke
verschuiving van groot- naar kleinbedrijf waar te iie-
men. Naar de beide bedrijfstakken is de waarde van-
af 1930 de volgende geweest (zie nevenstaande tabel).
Vôor 1938 zijn cle cijfers nog iiiet. beschikbaar.
P!JST —
UITVOER (in miii. kg.)
TOTAAL.•
NAAP GUADELOUPE..
—.
.
MARTINIQUE.
FR.GUYANA’.
.
7
– ——
BP. GUYANA’;
()
I
116
51
1
15
41
•1
1
_.•••’.•
,…,
1
—
1
.’.
//
«-4.
•
…….
.
.•
/
‘
1930
’31’
’32
’33
34
.
35
Waarde der voortbreu•ging.
Klein-landbouw
. Groot-landbouw
Jaar
Absol. cijfer In
0
/0
van Absol. cijfer In
o,’
van
(guldens)
het totaal
(guldens) .
ht totaal
1930
1.914.000
18
8.726.000*)
82
1931
1.768.000
40
2.657.000
60
1932
1.442.000
41
2.086.000
59
1933
1.597.000
52
1.478.000
48
1934
1.156.000
37
1.966.000
63
1935
1.796.000
52
1.671.000
48
1936
1.818.000
56
1.411.000
44
1937
2.065.000
.
55
1.712.000
45
) liet vershi1 niet de volgende cijfers is een gevolg van
‘craucleri.ng der niaatst’aiveii van de waardebepa.liisg
;
deze
geschiedde tot
1930
naar de bin,uenlaudsnhe detailprijzen;
sedert
1931
richt nice zich, naar de exportprijaen.
Onder de landbouwproducten neemt de rijst, wat
productiewaarde betref t, thans de eerste plaats in.
De uitvoer van de rijst is in nevenstaande grafiek in
beeld gebracht.
ONTVANGEN BOEKEN EN STATISTIEKEN,
Boeken.
‘Central Ban/ring
door
lvi.
II. de Koek. (Londen 1939;
P. S. King & Son Ltd. Prijs 15/-).
The Economics of Building
door Herhert W. Robin-
son. (Londen 1939; P. S. King & Son Ltd. Prijs
10/6).
De naamlooze vennootschap en haar aandeelhouders
door F. Schoepp. (‘s-Gravenhage 1939; II. P.
Leopold’s Uitg.-Mij.
N
.
V.
Prijs ingen.
f
3.50,
geb.
f
4.50).
Kapitalexport uncl Zahlun.gsbila.rcz, Deel 1
door Dr.
,E. Kellenherger. No. 2 in de Serie ,,Theorie und
Praxis des schweizerischen Geld-, Bank- und Bör-
senwesens seit Aushruch des Weltkrieges (19 14—
1939)”. (Bern 1939; Verlag A. Francke A.G.
Prijs Er. 12.50).
Der Kairn.pf mit clem Wal
door Cesco Tomaselli. (Zü-
rich-Leipzig 1939. Prijs gebroch. Fr. 6, R.M.
3.60, ingen. Fr. 8, R.M. 4.80).
Brood voor twee rnillai-cl nzenschen
door Anton E.
Zischka. (Tilburg 1939; N.V. Het Nederlandsche
Boekhuis Prijs ingen.
f
2.90, geb.
f
3.90).
Handleiding voor de in- en uitvoerverboden,
bewerkt
door R. W. ‘Zuur. (Deventer 1039; N.V. Uitg.-
Mij.
A.
E. Kluwer. Prijs
f
2.50).
Wie is Bata en wat wil hij?
door J. Groot. (Den Haag
1939; N.V. Drukkerij Albani).
Eenige beschouwingen over de Gemeentelijke Comp-
tabiliteit
door H. de Ruiter. (Alphen aan den
Rijn 1939; N. Samson N.V. Prijs
f 2.25).
Enquîtes vanwege buitenlandsche regeeringen aan-
gaa.nde het grootbedri.jf in den detailhandel in-.
zonderheid met betrekking tot het eenheids prijs-
bedrijf,
prae-advies door Mr. Fred. L. Polak aan
de Vereeniging van groot-werkgevers in het win-
kel- en inagazijubedrijf. (Amsterdam 1939; N.V.
Noord-Hollandsehe Uitgevers-Mij.).
Eenige beschouwingen over de verhouding tusschen
klein- en grootwinkelbedrijf inzonderheid met
betrekking tot het eenhei”lsprijsbedrijf,
prae-advi es
door Mr. Fred. L. Polak aan cle ‘Tereenigi.ng va:n
groot-werkgeve:rs in liet winkel- en magazijnhe-
drijf. (Amsterdam 1939; N.V. Noord-Holland-
sche Uitgevers-Mij.).
Wat is de Dow Theorie
door R. Rhea. (Amsterdam
1939; N.V. Uitgevers Maatschappij ,,Elsevier”)..
TTerslag van de werkzaamheden van de Rijksbemidde-
laars gedurende 1938. (‘s-Graveihage 1039; Alge-
meene Landsdrukkerij. Prijs
f 2.—).
870
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22
November
1939
Mon.etary Equilibrium
door G. Myrdal. (Londen
1939;
William Hodge
& Co.
Prijs
12/6).
Nederla’n.cl pas op1
door
0. J. P.
Zaalberg. Distel-
lezing van het Qrisisveld. (Rotterdam
1939; N.V.
Nijgh & Van Ditmar. Prijs
f 0.75).
Theoretische economie
door Dr.
P. 0.
van Traa. (Lei-
den
1939;
H. E. Steufert Kroese’s Uitgeversmij.
N.V. Prijs
f 2.40).
Statistieken.
Heffing te Amsterdam van de inkomstenbelasting en
de vermogensbelasting in de jaren 1930131 tot
en met 1938139 (volgens de oorspronkelijk vast-
gestelde kohieren).
No.
113
der Statistische Me-
cledeelingen van het Bureau van Statistiek der
Gemeente Amsterdam. (Amsterdam
1939;
G.
M. Meulenhoff. Prijs
f 0.25).
Verslag van het onderzoek naar een aantal levensge-
woonten in 1939 van 2217 Rotterdamsche abon-
née’s (huisvrouwen) van het Rotterdamsch
Nieuwsblad, woonachtig in straten met huren,
welke in doorsnede varieeren van ongeveer f 500
tot f 1000 per jaar en per woning. Uitgave van
de N.V. Rotterdamsch Nieuwsblad.
De Nederiandsche Volkshuishouding 1914-1918.
Spe-
ciaal No.
3
van De Nederlandsche Conjunctuur.
Samengesteld door het Centraal Bureau voor de
Statistiek. (Den Haag
1939;
N.V. Drukkerij
Albani. Prijs
f 0.50).
Bankenkrise und Bankenreorganisation in. Belgien
door Dr. Fritz Herbert Pfeiffer. (Würzburg-
Aumühle
1939;
Kônrad Triltsch Verlag. Prijs
R.M.
3.60).
World Economic Survey. Eighth year 1938139.
(Ge-
nève
1939;
Société des Nations. Prijs ingen.
6/-
of
$1,50,
geb.
7/6
of
$2.-;
Verkrijgbaar bij M.
Nijhoff, Den Haag).
Belastingdruk in Nederland 193911940.
Uitgave van
het Centraal Bureau voor de Statistiek. (‘s-Gra-
venhage
1939;
N.V.. Drukkerij Albani. Prijs
fl.10).
Uitkomsten der inventarisaties van land- en tuinbouw
1937 en 1938 en andere, aan de inventarisaties
ontleende, statistische gegevens. No. 3
der ver-
slagen van economisch-statistische onderzoekin-
gen op landbouwgebied. Uitgave van het Depar-
tement van Economische Zaken. (Den Haag
1939;
Algemeene Landsdrukkerij. Prijs
f 0.75).
Rotterdam. Statistiek van Handel, Nijverheid en Ver-
keer 1939 1.
(Rotterdam
1939).
Statistiek van de Wieringermeerbevolking op 1 Janu-
ari 1938
door Mr. Dr. J. El. van Zanten. Pu-
blicatie No.
3
van de Stichting voor het bevol-
kingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepol-
ders. (Alphen a/d. Rijn
1939;
N. Samson N.V.
Prijs voor inschrijvers op de geheele serie publi-
caties
fl.20,
afz.
fl.75).
Statistical Yecrrbook 1939 of the lnterna.tiona2 Tin
Research and Developirbent Council.
(Den Haag
1939).
Deutschlands Wirtschaftslage in der Jahresmitte 1989.
Uitgegeven door de RichsKredit-Gesellschaf t,
Berlijn.
Koffiestatistiek voor Nederlandsch-Indië voor het
jaar 1939.
Samengesteld door Gijselman & Steup.
(Batavia-Soerabaia
1939).
Voedingstoestand van’schoolkinderen.
Onderzoek te
‘s-Gravenhage in
1934
en
1937.
(‘s-Gravenhage
1939).
Das schweizerische Bankwesen im Jahre 1938.
Mit-
teilungen des statistischen Bureaus der schweize-
rischen Nationalbank. Heft
21.
(Zürich
1939;
Oreil Füssli Verlag).
MAANDCIJFERS.
OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
Uit. Oct. 1939 (in Guldens)
AFDEELINGIa
Kohieren
voor den dienst
1939
1
)
Dir.
belastinges
Bedragen,
Zo
welke zijn terugge-
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver
‘
E
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
‘
0
a
.a o
wegens
betaling
op de koh. afgeschr.
Grondbelast. a) 10.732.026
22.481 10.709.545 10.518.685
Inkomst.bel. b) 92.478.392 4.023.912 88.454.481 74.992.004
Vermogensb. c) 18.079.366 118.009 17.961.357 17.612.217
Verdedig.bel. 1
10.405.813 106.482 10.299.331 10.697.769
Bel.v.d.dooclehd.
1.921.615
11.293
1.910.322
1.831.420
Totaal 133.617.212 4.282.177 129.335.036 115.652.095
a)
Y
4
hoofdsom + 20 opcenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hooidsom + 70-88 opeenten.
c) Hoofdsom + 75 opcenten.
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het be-
lastingd’ienstjaar 1939/1940 en % gedeelte van het belas-
tingdienstjaar 1938/1939. ) Voor de belastingen naar in-
komen en vermogen bestaan de vermelde bedragen utt
% gedeelte van het belastin.gdienstjaar 1938/1939 en
gedeelte van het belaatiingdienstjaar 1937/1938.
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.
Dienst
193811939
Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1937j’38
tot en met de-
de maand Oct.
1939
zelfde maand van
1938
Gemeente.f.belast…
65.686.716
60.054.710
Opc. verm. t. get. v. 50
1
5.986.522
6.036.417
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
.1
Oct.1939
1
1939
1
1938
Motorrijtuigenbelasting1.767.3851 21.249.299j 20.366.797
Rijwielbelasting ……….49.475 8.380.2731 7.746.275
Totalen ………1.816.860 29.629.572 28.113.072
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
13-19 Nov.
Sedert
Overeenk.
13-19 Nov.
Sedert
Overeenk.
1939 1938
1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938 1939
1Jan.
1939
tijdvak
1938
11.223
691,782 1.336.722
5.598
67.923
7.525
759.705 1.344.247
1.500
143.418
197.022
–
1.700
–
145.118 197.022
1.102
13022
15.476
–
– –
13.022 15.476
Tarwe
………………
Maïs ………………
17.856
585.053
1.068.519
4.530
80.171
81.988
665.224
1.150.507
Rogge
………………
Boekweit …………….
1.702
233.037
452.256
595
13.095
23.282
246.132
475.538
Gerst
–
……………
.._
3.600
.
176.935
203.103
–
2.360 8.462
179.2Ö5
211565
Haver
…….
………
Lijnzaad
……………
1.120
133 390
144.733 6.257
228.817 200.827
.
362.207
345.560
..
74.738 51.478
–
150
225
74.888 51.703
Lijnkoek ……………200
Tarwe
eel ………….
m
3.410
47.960
•
51.059
–
5.446
9.885
.
.
53.406
60.944
Andere meelsoorten ….
–
19.444
32.322
–
4.912 4.900
24.350
37.222
22 November 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
871
AFDEELING Ib
i
I
Oct
Sedert
Overeen- 1Jan.
komstige
m.
Oversge iddelen
1939
1939
periode
1938
Benaming der middelen
Divid.- en tantièinebel.
1.904.567 24.457.429 22.806.609
Rechten op den invoer 11.531.676 98.682.639 82.448.527
Statistiekrecht ………..208.252
2.068.289
2.063.867
Accijns op zout …………78.717
1.516.622
1.774.905
Accijns op geslacht . . .
775.836
6 343.634
6.151.729
Accijns op wijn
28.074
1.841.704
1.757.285
Accijns op gedistili. . .
3.009.592 25.287.829 23.180.424
Accijns op bier ………..871.334
7.702 512
6.746.545
Accijns op suiker . . . 5.961.692 49.727.934 47.064.502 Accijns op tabak …….4.093.831 33.041.000 30.881.478
Bel, op gouden en zilverw. 64.388 503.435 453.518
Omzetbelasting ………13.118.509 75.815.368 62.562.421
Couponbelasting …….208.390 4.012.138 4.404.249
Recht, en boeten v. zegel
1
1.172.072
2
)16.006.333 18.179.587
Recht, en boet. v. registr. 808.500 11.513.628 13.274.800
Recht. en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over-
lijden en v. schenking 3.147.237 37.092.520 42.438.509
Opbrengst d. loodsgelden
24.301
608.116
508.163
Totalen…. 47.006.968 396.221.130 366.697.118
1)
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f
162.038
(Beursbel.).
2)
Idem
f
2.969.158.
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
liET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
Zuiver bedrag
Dienst 1939
Bedrag van kohieren tot en
raming
met de maand
Oct. 1939
Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom wegens ongebouwde
9.684.293
Personeele belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweèden en derden
.9.000.000
19.490.300
grondslag)
……………….
Gemeentefoudsbelasting
(vijf
en
twintig opcenten op de hoofd-
eigendommen)
……………9.681.000
15.500.000
14.870.731
ermogensbelasting
(twee
en
twintig opeenten op de hoofd-
som)
…………………….
2.640.000 2.010.493
Inkomstenbelasting
(tien opeen-
som)
…………………….
ten op de hoofdsom)
4.800.000
5.036.501
.51.621.000
51.092.318
Totalen ……
AFDEELING II. DIENSTJAAR
1938.
Zuivere
op-
brengstoverhet
Bedrag van de
tijdvak van
1
Benaming der middelen
raming
Jan. 1938 tot en
met de maand
Oct._1939
Urondbelasting.
(y, hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.600.000
10.465.547
Inkomstenbelasting
75.000.000 84.836.515
Vermogensbelasting
20.000.000 21.418.124
11.285.957
Belasting v. d. doode hand
.
1.800.000
2.110.454
Divid.- en tantièmebelasting
21.000.000 25.039.288 98.000.000
99.152.027
2.459.190
Statistiekrecht
………….2.500.000
1.981.017
7.424.848 2.263.529
Accijns op
zout
………….2.000.000
Accijns op geslacht
………7.200.000
Accijns op gedistilleerd
28.000.000
28.921.244 8.119.599
Verdedigingsbel.
1
……….9.000.000
55.000.000
56.853.631
Accijns
op tabak
…………
35.000.000 36.512.955
Rechten op den invoer …….
Belast, op gouden en zilverw.
575.000 577.096
77.132.031
Accijns op wijn
…………2.200.000
Omzetbelasting
………….75.000.000
4.996.633
Accijns op
bier
………….7.000.000
Accijns op suiker
………..
Rechten en boeten van zegel
26.000.000
21.112.051
Rechten en boeten v. registr.
17.000.000 16.605.610
Couponbelasting
…………6.000.000
Rechten en boeten v. succes- sie, v. overgang bij overlij-
den en v. schenking
46.000.000 50.321.940
Opbrengst der loodsgelden
.
750.000 663.225
545.625.000
570.252.511
Totalen.
STATISTIEKEN.
BANKJMSCONTO’S.
Disc.Wissels. 3
28Aug.’39
Lissabon
…. 4
11A.ug.’37
Bk
Bel.Binn.Eff.
iVrsch.inR.C.
3
28Aug.’39
Londen ……2
26 Oct.’39
.
28Aug.’39
Madrid ……5
15 Juli’35
Athene ……….
6
4Jan.
1
37
N.-YorkF.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia
…….
3
14 Jan.’37
Oslo …….. 4j
21 Sept.’39
Belgrado ……..
5
1
Febr.’35
Parijs
……
2
3
Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest
……
3j
5Mei’38
Pretoria
…. 3j
15Mei’33 Brussel
……..
2′)6
Juli’39
Rome …….. 4j
18Mei’36 Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
.. 2j
1Dec.’33
Calcutta ……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Warschau….
418Dec.’37
Helsingfors ……
4
3Dec.’34 Zwits. Nat. Bk.
4
25Nov.’36
Kopenhagen
….
51
9
Oct.’39
1
)1
1
12% bankwissels
1.
z. verk. Belgische
prod. in het buitenland.
OPEN MARKT.
–
1939
1938 JL1937
_
11
1939
18
Nov.
1
13118
Nov.
1
6111
Nov.
30Oct.!
4 Nov.
14/19
Nov.
15120
Nov.
14/19
Aug.
Am3terdam
Partic.disc.
2/4
2-
3
/8
1’1
1
/4
1118-5/8
31
114
I2
Prolong.
214
2j4
1
3
14
1142
1
12
‘Ii
314
Lcndn
Daggeld…
31e
11/4 2)
14114 3)
3/
4
_ 11/4
3
141’14
1
121
1121
1/2_3114
Partic.disc.
13/16-
1
1
4
2)
13116-1143)
I31
1
6_1/4
15132-
17
,32-
3
14
17132-911e
131371
Berlijn
3116
Daggeld…
l
7
/s-2
1
/s
2
)
17/4-2114
17j5-2
2
/4
211
4
3/
4
2’18-
51s
2f4-3j
4
1
4
5/
4
Maandeld
22/4.1/3 2)
21/
4
5/
8
3)
2’4-5(8
2
3
/8-
5
/8
23/
4
-3
23/4-7/4
23/g-5f
Part, disc.
23182)
23/
4
-3/43)
2/53/4
23/4
2
l
is
214
23/4
Warenw…
4/2 2)
4..1/3)
4_1/2
.
41/2
4_1/
2
4′.
1
/
4.1/
ew York
Daggeld
1)
1 1
1
1
1
1
1
Partic.disc.
1
12
‘Ii
1
12
‘Ii
11
11
3
1
/2
Koers van 17 Nov. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
II Nov.
3)
6/11 Nov.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York )
S)
)
5)
5)
1)
14 Nov. 1939
1.88%
7.47
75.55 4.24 30.68
100%
15
1939 1.88%
7.42
75.50
4.22
30.90 100%
16
1939 1.88%
7.41%
75.55
4.20%
30.90
100
16
1939
1.88%
7.37%
75.60
4.18%
30.86
100%
18
1939
1.88%
7.36
75.65
4.18 30.93
100%
20
1939 1.88%
7.36%
75.60
4.17%
30.96
100%
Laagste d.wi)
1.88
7.32
75.-
4.15
20.65
100
Hoogsted.w’)
1.88%
7.50
75.87JI
428
31.–
101
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.2631
9.747
24.906
100
Data
Zwit-
serland
Praaf
Boeka-
Milaan
Madrid
14 Nov. 1939
42.37
–
–
–
–
15
,,
1939
42.31
– –
–
–
16
1939
42.32
– –
–
–
17
,,
1939
42.27%
–
–
– –
18
,,
1939
42.27%
–
–
– –
20
1939
42.27
–
– –
–
Laagste d.wi)
4225
–
– –
–
Hoogste d.
w
i)
42.37
–
–
9.60
–
Muntpariteit
48.003
1
7.371
1
1.488
1
13.094
1
48.52
D to
Stock-
Kopen-
Oslo’
Hel
Buenos-
Mon-
holm) hagen
5)
‘
Aires
1)
t real
1)
14 Nov. 1939
44.90
36.421
42.85
3.75
44
166
25
1939
44.90
36.421
42.85
3.75
44
167
16
1939
44.90
36.421
42.85
3.821
44
166
17
1939
44.90
36.421
42.85
3.80
44%
165%
18
1939
44.90
36.421
42.85
3.82
44%
165
20
,,
1939
44.921 36.421
42.85
3.80
44%
165
Laagste d.wi)
44.80
36.30
42.70
3.70 43%
264
Hoogste d.wi)
45.-
36.50 42.90
3.90
44%
169
Muntpariteit
66.671 66.671
66.871
6.268
95%
2.1878
5) Noteering te Amsterdam.
5*)
Not. te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of 2de No. van iedere maand komt een overzioht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Data
Londen
($
per
)
Parijs
(S
p. IOOfr.)
Berlijn
(5 p. 100 Mk.)
I
Amsterdam
($ p. 100 gld.)
14
Nov.
1939
3,93% 2,23
1
/
8
40,15
53,10
15
1939
3,94%
2,23%
40,15 53,09
16
1939
3,93%
2,23
40,15
53,09
17
1939
3,90% 2,21%
40,15 53,09
18
1939
3,89%
2,21%
40,15
53,09%
20
1939
3,92% 2,22%
40,20 53,10
21
Nov.
1938
4
1
69%
2,62%
40,06
53,09%
Muntpariteit..
4,86
3,909,
23,81%
40%
572
GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT-
GERST
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer
EIEREN
(groote)
L)
Zie blz.833
san
E.-S.B.
59/60 kg
Marokko’) Rotterdam per 2000 kg.
Bahia Blan- Rotterdam per 100 kg. Loonzein
per cwt. f.o.b.
Alkmaar
Gem. not.
Leeuwar-
Heffing
Termijn-
noteer. op
1
La Plalal)
Termijn-
noteer. op
80kg Roe-
meensche
5)
V.
8 Nov.jl.
loco
Rotterdam
1)
ca
loco
Rotterdam RangoonjBassein
der Comm.
Crisis Zuivel-
Fabr.kaas gang exp.
Eiermijn
Roermond
per2000kg.
1 of 2 mnd.
per 100 kg. 1 of 2 rond.
Locoprijs
__________________
Herl.Ned.Ct./_Not.
Noteering
1
Centr.
per 50 kg.’l
p.IOO st.
T%
/
%
fT/
%r%f%/%
sh.
f
1%
f3>
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,47
5
102,5
13,82
5
110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113114
2,03
98,4
–
43,30
95,0 7,96 99,3
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,57
5
1001
13,47
5
99,9 6,43
98,4
I0!7/4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5
89,4
11,27
89:8
12,25
90,8
6,34 97,0
1016
2,05
99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,1
1930 111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7 6,22
5
51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7
5,09 77,9
815
1,66
80,5
–
38,45
84,4 6,72 83,8
1931
107,25
49,9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55
374
4,65
37,0
5,55
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9
–
31,30
68,7 5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2
4,62
5
380
4,70
37,4 5,22
5
38,7 2,59
39,6
511 I
1
J,
0,94 45,6
–
22,70 49,8
4,14
51,6
1933
Z
70,-
32,5
60,75
31,6
68,50 33,9 3,55
29,3
375
29,9 5,02
5
37,2
1,84
28,2
415L/,
0,61
29,6
0,96
20,20 44,3
3,71
48,3
1934
75,75
35,2
64,75
33,7
70,75
350
3,325
27,3
325
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
4(73/4
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
SJ
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30:3
3,07
5
25,3
3,87e
30,9
4,12
5
30,6
2,07 31,7
518
1
1
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,9
1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,
36,6 4,27
5
35,1
5,75 45,8
6,27
5
46,5 2,19
33,5
517
1
1,
0,58
28,1
0,88
5
17,55
38,5
3,50 43,6
49,4′
1937
9
137,75
64,0
105,75
55,1
III
–
55.0 8,95
173,6
8,02
5
63,9
8,92
5
66,2
2,70
41,3
61-
0,78
37,9
0.67
19,75
43,3
3,96
1938 103,00
47,9
100,50
52,3
106:50
4
9,9
5,72
5
47,1
5,40
43,0
6,20 46,0
2,48 38,0
517
0,80
38,8
0,58
21,27′
46,7 3,98
49,6
lan.
1939
88,
40,9
96,75
50,4
106,25
49,8
–
4,30
35,3 3,75 29,9
3
1
85
28,5 2,12
32,5
4111
1
14
0,84 40,8 0,62
5
20,07
5
44,0
4,29
53,5
l’ebr.
,,
(eI
84,50
39,3
89,-
46,4
97,75
45,8
4,22
5
34,7
3,50
27,9
3,67
5
27,2
2,27
34,8
512’14
0,86
41,7
0,60
19.95
43,8
3,41
42,5
Maart
89,75
41,7
89,25
46,5
98,25
46,1
4,22
5
34,7
3,575
28,5
3,62
5
26,9 2,42
37,1
5/5
3
14
0,80 38,8 0,60
18,15
39,8 3,50 43,6
April
Z
93,
43,2
90,75
47,3
101,25
47,5 4,25 34,9
3,575
28,5 3,82
5
28,4
2,57
39,4
5193/
0,75
36,4 0,55
16,57
5
36,4 3,55
44,3
Mei
,,
91, 42,3
89,75
46,7
100,50
47,2
4,10 33,7
3,92
5
31,2
3,95 29,3 2,65 40,6
611
0,69
33,5 0,55
17,45
38,3 3,40
42,4
Juni
,,
J,
90,75
42,2
90,50
47,1
97,25 45,6
3,90
32,1
3,47
5
27,7
3,82
5
28
1
4
2,62
40,1
5(1 1
3
/8
0,75
36,4 0,60
17,10
37.5 3,45 43,0
Juli
,,
t
87,
40,5
83,25
43,4
91,25 42,8
3,87
5
31,9
3,35
26,7
3,45 25,6
2,54
38,9
5(91/2
0,76 36,9
0,54
16,55
36,3 3,49
43,5
Aug.
85,75 39,9 82,75
43,1
82,50
41,0
4,45
36,6
3,27′
26,1
3,50 25,9 2,57
39,4
5/10
3(4
0,72 35,0
0,55
15,95
35,0
4,04 50,4
Sept.,
0,73 35,4 0,59
23,15
50,8 4,06 50,6
Oct.
1eI
—-
0,80
38,8
0,72
5
25.95
56,9
4,88
60,8
.*)0,80
38,80,6330,25
66,44,8560,5
1
017
8)
————————-
*)
2,24
———
34,3
7h
1
12
0,8038,80,6527,-
59,2
4,50
56,1
17-24,,
_*)
8
)0,80
38,8
0,80 23,50
51,6
4,90
61,1
24-3IOct,
_*)
_*)
_*)
_S)
–
—
–
–
–
—
–
–
—
–
—-
–
—-
–
—-
–
——-
–
–
_*)
-‘i
0,80
38,8
0,80
23,-
50,5
5,45
68,0
31Oct.-7NOv.
————————–
2,22
31,0
7/1
1
12
0,80 38,8
0,80
22,-
48,3
5,90
73,6
7-I4Nov.’39
_*)
————————————
–
0,80 38,8
0,80
21,-
46,1
5,85
72,9
14-21
_*)
——————————-
———————————-
–
–
————————————
)0,80
38,80,80
19,50
42,8 5,50
68,6
S)
In verband met den internationalen toestand geen noteering, waardoor ook het berekenen der indexcijfers achterwege moet blijven.
JUTE
KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUI3BER
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per 1h.
13114 Dernier
wit Gr. D. te Stand. Ribbed
Smoked Sheets
Middling Upland
Super FineC.P.
Crossbred Colonial
Carded 505 Av.
,
Merino 64s Av.
c.r.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.
New York per 1h.
loco Londen p. 1h.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
HerI.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ncd.Ct.
I
Not.
Herl.Ned.Ct.1 Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
/
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
/
%
$
cts.
%
pence
1927
442,38
103,4
36.10/-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2
18,50
1928
445,89
104,2
36.16/11
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
395,49 92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4 10,25
1930
0
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50 66,4 3,42
30
45,2
5,87!
1931
192,15
44,°
17.1(7
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0
109,0
46,6
23,25 5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,12!
1932
146,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7 11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,37!
1933 128,63
30,1 15.1212 17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9 41,5
28,25
3,21 25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934
115,85
27,1
15.919
18,3
38,9
12,30 13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8 41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6
6,25
1935 134,52
31,4
18.1118 17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87 42,2 30,5
84,5 36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
u
142,61
33,3
18.6/8
19,0
40,4
12,10 18,2
50,7 5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7
7,75
1937
183,46
42,9
20.814
20$
44,2
11,44
20,0
55,7 5,34 89,0 64,4
23,75
132,1
56,8
35,50 3.30 25,8
1,865
36
54,3
9,50
1938
,
165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3
8,64
15,1
42,0 4,08 61,9
44,8
16,75 96,1 41,1
26,-
2,99 23,3
1,64
27
40,7
7,25
Jan.
1939
0
178,37
41,7
20.151-
16,5
35,0
8,91
14,8
41,2 4,14 58,5
42,3
16,25
89,2
38,2
25.-
3,37
26,3
1,83
29
43,7
8,-
Pebr.
,
203,23
47,5
23.5/8
16,8
35,7
8,99
14,7
40
1
9
4,05
58,6
42,4
16,-
90,1
38,6
24,75
3,80
29,7 2,03
29
43,7
8,-
Maart
,,
208,49 48,7
23.12/6
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3 4,13
59,8
43,2
16,25
90,8
38,9
24,75
4,07
31,8
2,16
30
45,2 8,25
April
•
236,15
55,2
26.1613
16,7
35,5 8,86
15,2
42,3 4,15 59,9
43,3
16,25
89,2
38,2
24,25 4,38 34,2
2,32
29
43,7
8,-
Mei
,,
249,48 58,3
28.1113
17,7
37,6
9,51 15,8
44,0 4,33 62,3
45,1 17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5 2,57
5
29
43,7
8,121
Juni
z
231,90
54,2
26.71-
18,7
39,7
9,91 16,2 45,1
4,42 65,3
47,2
17,75
91,4
39,1
25,-
4,71
36,8
38,1
2,50 30 30 45,2
45,2 8,25
8,37!
)uli
,,
217,84
50,9
24.15111 18,3
38,9 9,76
15,6
43,4
4,26
70,7
51,1
19,25
94,5 40,0
25,75 4,88
2,60
Aug.
182,05
42,5
21.119
17,2
36,5
9,23
15,5 43,1
4,30
70,0
50,6
19,50
92.0
39,4
25,50
4,72
36,8
2,53
31
46,7
8,621
Sept.
,,
0
– –
–
17,3
36
1
7
9,17
18,5
51,5 5,90
60,7
43,9
19,50
79,1
33,8
25,50 6, 46,9
3,20
30
45,2 9,12
1
Oct.
–
– –
–
17,4
38,9 9,25
17,5
48,7
5,55
– –
–
–
–
5,74
44,8
3,05
32
48,2
10,25
3-10Oct.’39
0
–
–
_*)
17,1
36,3
9,09
17,6
49,0 5,58
– –
_*)
– –
_*)
5,56
43,42,96
30
45,2
9,621
10-17
,,
Z
–
–
_*)
17,3
36,7
9,21 17,2
47,9 5,43
–
–
_*)
– –
…..*)
5,58 43,6
2,97
32
48,2
10,121
17-24
,
,,
–
–
-“1
17,5
37,2
9,30
17,4
48,4 5,54
– –
*)
–
– –
-)
5,58
43,6
2,96
34
51,3
10,75
24-3lOct.,
– –
_*)
17,6
37,4
9,34
17,7
49,3
5,63
–
–
-‘)
–
_*)
5,60
43,72,97
35
52,8
11,- 31 Oct.-7 Nov.
–
–
_*)
17,6
37,4
9,33
17,7
49,3 5,64
–
–
_*)
–
_*)
6,40 50,0
3,40
35
32,8
11,25
7-14Nov.’39
–
–
-)
18,5
39,3 9,82
18,4
51,2 5,94
– –
-) – –
_*)
– – –
34
51,3
11,121
14-21,,
–
–
-)
18,839,99,9819,454,06,28
–
–
-t
)
–
–
-‘)
–
–
-)34
51,311,12
1
KOPER
Standaard
Loco Londen
per Eng, ton
LOOD
gem. prompt en 1ev. 3 niaanden
Londen per Eng. ton
r
OTlNnd n
oc
E
0
e
per
ng.
on
IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton
GIETERIJ-IJZER
(Lux
III)
per Eng. ton
I. o.
b. Antwerpen
ZINK
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen
p.
Eng. ton
ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
HerI.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Herl.Ned.Ct.1 Not.
/
%
£
/
%
£
/
%
£
7
%
sh.
7
%
Sh.
/
%
£
cts.
%
pence
1927
675,10 85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
72/9
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9/11
132
101,5
26’1,
1928
771,20
98,1
63.14(9
256,15
92,2
21.3/4
2749,50
94,6
227.4/8
39,85
94,6 65/10
37,90
95,9 62(8
305,75
96,4
25.5/5
135
103,8
267/4
1929
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2
23.4/11 2465,65 84,8
203.18/10
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
68/9
300,80
94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
(a
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
96,1
671-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.16/9
89
68,5
17
11
/,
1931
‘
431,85 54,9
38.7/9
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.9(1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
14
5
/
1932
z
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
58(6 22,20 56,2
5111
118,95
37,5
13.13/10
64
49,2
17
11
/11
1933
113
268,40
34,1
32.11/4
97,25
35,0
11.16/1
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
621-
21,-
53,1
511-
129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
(5
1934
226,80
28,8
30.6/5
82,65
29,8
–
11.1/-
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66/11
20,25
51,2
54(1
103,05
32,5
13.15/6
66
50,8
2111
4
1935
r,
230,95
29,4
31.18/1
103,40
37,2
14.5/8
1634,25
56,2
225.14/5
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87 66,9 28
15
!1(
1936 E
298,75 38,0
38.8/1
137,15
49,4 17.12/7
1592,
–
54,8
204.12/8
28,40
67,4
73
1
–
22,40
56,7
57
1
7
116,55
36,7
14.19/7
65
50,0
201
1
16
1937
488,55
62,1
54.8
1
3 208,95
75,3
23.5
1
6
2176,70
74,9
242.7/10
41,30 98
1
0
91/11
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.4/4
75
57,7
201/16
1938
361,40 46,0
40.1318
135,75
48,9 15.5/6
1684,25
58,0
189.13/1
48,45
115,0
1091-
30,30
76,7
6812
–
125,15
39.4
14.1110
72
55,4
19
9
116
Jan.
1939
371,15 47,2
42.19
1
8 125,15
45,1
14.9
1
10
1857,55
63,9
215.2/6
42,65
101,2
99
1
–
28.90
73,1
67
1
1
–
118,35
37,3
13.14
1
1
73
56,2 20
1
!,
Febr.
,,
371,40 47,2
42.911
125,55
45,2
14.711
1876,25
64,6
214.915
43,30
102,8-
991-
29,55
74,6
6716
119,95
37,8
13.1413
74 56,9
20
7
116
Maart
,,
379,65
48,
43.-14
130,35
46,9
14.1514
1902,50
65,5
215.1113
43
0
70
103,7
991-
29,80
75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75 57,7 20
5
/,
April
370,30
47,1
42.-1-
126,75
45,6
14.7,6
1915,95
65,9
217.6
1
3 43,65
103,6
99
1
30,05
76,0
68
1
2
118,70
37,4
13.9
1
3
73
56,2 20
Mei
364,65
46,4
41.15
1
–
127,25
45,8
14.11
1
7
1970,55
67,8
225.12/-
43,25
102,7
991-
31,20
78,9
71(6
120,65
38,0
13.1613
73
56,2
20
1
/8
Juni
>
369,65
47,0
41.1819
128,50
46,3
14.1117
2000,25 68,8
226.18/9
43,65
103,6
991-
32,25
81,6
7312
125,20
39,5
14.411
73 56,2
19
3
14
Juli
,,
377,80
48,0
43.3j3
129,85
46,8
14.13/5
2020,95 69,5
229.16/6
43,55
103,4
991-
31,05
78,6
70(7 126,15
39,8
14.6111
62
47,7
16″1,,
Aug.
W
379,50
48,3 44.1816
136,40
49,1
16.2112
1942,50
66,8
229.1716
42,15
100,0
991-
30,75
77,8
72/2
124,70
39,3
14.1515
63
48,5
17
3
14
Sept.
,,
u.
–
–
–
–
–
–
1693,60
58,3
229.5110
36,55
86,7
991-
68
52,3
21″h,
Oct.
,,
– –
– –
–
–
1735,10
59,7
229.19/6
37,35
88,6 99
1
–
72
55,4
22
13
1
,,
3-
10
Oct.’39
E.
–
–
)
– –
_*)
1741,40
599230.-!-
37,50
89,0 99
1
–
8
)
72
55,4
22
7
1
10-17,,
–
–
_*)
–
–
-)1734,8059,7230.-/-
37,35
88
,6
99/-
‘)73
56,2
231
1
4
17
–
24
–
z
–
–
-)
–
–
_*)
1737,10
59,8230.-!-
37,40
88,8
99!-
–
–
—
–
—
–
–
–
–
–
–
–
—
–
–
-*
_*)
73
56,2
23′!
24-31 Oct-
0
– –
_*)
–
–
_5)
1731,35
59,6
230.-/
37,2
88,4
99/-
52.60
133,1
–
–
—
–
–
–
–
–
—
–
—–
139,9
_*)
74 56,9 23
7
i
16
31 Oct -7 Nov.
–
–
_S)
–
–
_*)
1718,40
59,1
230.-!-
40,35
95,8
1081-
—
–
–
—
–
–
–
–
–
—
–
—–
_*)
_S)
72
55,4
23
1
11
7-14 Nov. ’39
–
–
–
1
–
–
-‘)
1685,90
58,0
230.-!-
39,60
94,0
108/-
52,05
13l,2
142!-
_t)
72
55,4
23
1
h
1693,95
58,3
230.-!-
94,3
108
1
–
51,55
130,4
1
40!
–
-)
72
55,4
23112
MIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).
873
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-
–
CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’da,n
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-lnd.thee-
RUNDEREN VARKENS
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
per
1
12 kg.
suiker ioco veiling A’dam
(versch)
(versch)
Londen per cwt.
Londen per 8 lbs.
CII. Nederland’)
Rotterdam/
Gem.Java- en
Robusta
Superior
er 100 kg
ger 100 kg
Amsterdam
Sumatrathee
g E
HerI.Ned.Ct.
T/st
HerI.Ned.Ct.l
Not:
Herl.Ned.Ct.
t
otterdam
t
per 100kg.
per’,kg.
1927
_7_
T
sh.
T
% 811.
7
X.
sh.
cts.
%
cts.
%
7
%
cts.
%
– – –
–
65,15 97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21 119,4 681-
46,87
5
95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
102,8
1928
93,-
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
110/5
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
5713
49,62
5
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,1
1929
96,40
101,8
93,12
5
109,2 67,81 101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45/10
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,5
1930
108,-
114,0
72,90
85,5 57,19
85,9
94/7
2,97
100,3
4/11
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60 60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3 35,72 53,6
63/6
2,44
82,4
414
13,84
40,1
24/7
25 50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
52,9
1932
61
–
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5
39,6
28,25
37,3
43,1
1933
5
2
:
–
54,9
49,50
58,0 30,74 46,2
74/7
1,54
52,0
3/9
9,30 26,9
22/7
2110
43,0
22,83
38,6
5,32
5
34,5
32,75
43,2
36,7
1934
61,50 64,9 46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3
1
95/
2
8,15
23,6
21/10
16:80
3
4,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8
34,6
1935
48,125
50,8
51,625
60,5
32,-
48,1
8815
1,19
.40,2
3/311,
8,15
23,6
22/6
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50
45,5 32,3
1936
53,425
56,4 48,60
57,0
36,37
54,6
93/6
1,48
50,0 3/912
12,05
34,9
3014
13,62
5
27,8
16,87
5
28,5 4,02
5
25,2
40
52,8
39,3
1937
71,275
75,3
61,85
72,5
42,27
63.5
94/1
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5
33,9
22,37
5
37,8
6,22
5
38,9
53,50
70,6
53,8
1938
67,55
75,3
63,62
5
74,6
44,17
66,3
99/5
1,95
65,9
414
5
12
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2
5,20 32,5
51,-
67,3
46,4
Jan.
1939
63,67
5
67,2
56,875
66,7
41,93
63,0
97/6
1,94
65,5
4
1
6
1
14
8,95 25,9
20194
13,20
26,9
15
25,4
5,85 36,6
47,50
62,7
43,3
Febr.
61,85
65,3
55,95
65,6
43,61
65,5
100/-
1,90
64,2
414
9,14
26,5
201104
13
26,5
15
25,4
5,775
36,1
48,75 64,4
41,7
Maart
,,
62,47
5
66,0 55,825 65,4
44,39
66,7
10017
1,84
62,2
4/2
9,27 26,9
211-
13
25,5
15
25,4
6,275
39,2 50,50
66,7
42,7
April
,,
65,32
5
69.0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
1,75
59,1
3111
8
14
9,05 26,2 20/64
13
26,5
15
25,4
7,32
5
45.8
53,50
70,6
42,9
Mei
57,-
70
1
7
55,95
65
1
6
39,28
59,0
90/-
.
1,85
62,5
4/2
3
/4
8,85 25,6
20134
13
26,5
15
25,4 8,52
5
53,3
52,25 69,0
43,1
Juni
,,
65,47
5
69,1
54,70
64,1
40,23
60,4
91/3
1,84
62,2
4/2
8,86
25,7
201
12,75
26,0
14,50
21,5 8,07
5
50,5
51,25
67,7
42,1
Juli
.
65,25
68.9 59,175 69,4
43,05
64,6
98/-
1,96
66,2 4/51/,
8,65
25,1
19181/
4
12,50
25.5
14
23,7
8,10
50,7
50,-
66,0
42,4
Aug.
65,30
69,0
60,50
70,9
42,73
64,2
98110
2.01
67,9
418
8,58
24,9
1994
1250
25.5
14
23,7 6,70
41,9
49,50 65,3
42,4
Sept.
71,85
75,9
68,125 79.9
37,65
56,5
100/-
1,87
63,2
51-
14,58
42,2
–
14,87
5
30,3
16,25
27,5
– –
52.50 69,3
Oct.
69,80
73,7
76,625
89,8
41,21
61,9
109/-
1,89
63,9
51- 12,72
36,8
–
16,50
33,6
18,-
30,4
-9
–
54,25 71,6
3-10 Oct. ’39
69,30
73,2
76,-
89,1
41,79
62,8
110/-
1,90
64,2
5/-
14,-
40,6
–
16,50
33,6
18,-
30,4
_*)
–
54,25 71,6
0-17
75,30
75,3
78.-
91,4
37,90
56,9
1001-
1,90
61,2
51- 13,75
39,8
–
16,50
33,6
18,-
30,4
-9
–
54,25
71,6
1724
,,
,
69,30
73,2
76,-
89,1
41,44
62,2
110/-
1,88
63,5
5/-
12,13
35,1
–
16,50
33,6
18,-
30,4
_*)
–
54,25 71,6
24-31 Oct. ’39
69,30
73.2
76,50
89,7
41,61
62,5
1101-
1,89
63,9
5/-
II,-
31,9
–
17,-
34,6
18,50
31.3
_*)
–
54,25
71,6
31 Oct.-7 Nov.
69,30
73,2
75,-
89,1
43,29
65,0 115/-
1,83
63.5
5!-
11,50
33,3
–
17.-
31,6
18,50.
31,3
_*)
–
57,-
75,2
7-14 Nov. ’39
68,-
71,8 75,50 88,5 42,88 64,4
1151-
2,11
71,3
518
15,75
34,0
–
17,50
35,7
18,50
31,3
-9
–
57,-
75,2
4-21
,,
,,
68,-
71,8
75,-
87,9 ————–
9
–
9
–
–
17,50
35,7
18,50
31,3
_*)
–
57,-
75,2
GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2
,X
7 per standaard
ex opslagpi. Londen
VUREN-
HOUT
basis 7′ f.o.b.
ZwedenFinI.
per standaard
van 4.672 M.
KOE- HUIDEN
Gaat, open kop
57-65 pond
Veiling te Amsterdam
COPRA
Ned.-lnd.
t. m.
per 100 kg
Amsterdam
/
GRONDNOTEN
1
Gepelde Coromandel,
/
per longton
c.i.t. )’dam/Hamburg
LIJNZAAD
L. Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.
1)
GOUD
cash Londen
per ounce line
Hen. Ned.Ct.I
Not.
=
,
r
1-lerI. Ned. Ct.
iE
1
Hen. Ned. Ct.
Not,
r
–
r r
r
–
r
–
–
r
8h.
1927
230,28
100,1
19.-1-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4
21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3 104,3
124,1 1928
229,90
100
1
0
19.-/-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,87
5
104,1
254,10
101,6
21.-1-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0
100,4
94,6
1929 229,71
99,9
19.-1-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5
89,4 230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,1
95,3 84,5
1930
218,43
95,0
18.1/2
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5
73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3 51,40
99,9
85/-
69,6
15,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
92/5
47,6 54,4
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51,25
99,6
118/-
35,1
43,0 38,4
1933
1313,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.19/4 75,50 38,8 51,35
99,8
124/7
33,1
38,9
34,5
1934 534,02
58,3
17.1814
76,50
50,1 12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.12/3
72,75
37,3
51,50
100,1 13718
31,6 37,2
36,5
2
35
127,91
55,6
17.1314
59,50 39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.8/-
67,25
34,5 51,50
100,1
142/2
32,2
36,9 34,8
36
139,98
60,9 17.19/10
78,25 51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.11/9
85,-
43,6
54,60
106,1 14014
39,0
42,2 40,7
1937
205,35 89,3
22.1712 132,25
86,6 23,35
58,2
15,22
5
49,7
127,81
51,1
14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9
53,4 57,9
55,9
1938 189,94
82,6
21.717
109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5
32,9
92,12 36,8
10.713
99,-
50,9 63,30
123,0
14216
41,1
48,4 44,5
Jan.
1939
174,17
75,7
20.5/-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5
29,6
88,20
35,3
10.419
89,25
45,9
64,20
124,8
14818
40,7
46,5 45,7
Febr.
169,53
73,7
19.8/9
109,80
71,9
14,50
36,2
9,40
30,7 90,50 35,2
10.611
90,50 46,5 64,90
126,1 14814
42,1
46,4
46,1
Maart
,,
169,89
73,9
19.51- 116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
35,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148144
43,5 47,5
47,8
April
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9
39,9 9,475 30,9
91,89
36,7
10.815
94,50 48,5 65,45
127,2
148/6
44,5 41,8 48,8
Mei
178,52
77,6
21-16
119,50
78,3
16,50
41,2
9,85
32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3
64,85
126,0
148,54
46,4 48,6
49,9
Juni
186,26
81,0
21.2/6
126,25
82,7
42,4
9,975
32,6
105,46
42,6
12.117
99,75
51,2
65,55
127,4
148184
47,5
49,1
50,0
Juli
,,
186,71
81,2
21.51-
132,50
86,8
17,25
43,0
9,02
5
29,5
101,24
40,5 11.10/3
94,-
48,3 65,30
126,9
14816
47,2 48,6
49,4
Aug.
.,
189,28
82,3
21.18/-
132,50
86,8
44,9
8,97
5
29,3
104,26
41,7 11.18,3
94,50
48,5
64,50
125,4
15118
46,4 48,3
48,4
Sept.
186,24
81,0
25.2;6
–
–
18,-
44,9
–
–
–
–
– – –
62,30
121,1
166/-
Oct.
..
189,98
82,6
25.2/6
135,-
88,4
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
– –
–
63,40
123,2 1681-
3-10 Oct. ’39
190,45
82,8
25.216
-9
–
18,-
44,9
13,-s)
42,4
–
–
_*) 9
–
63,60
123,6
1681-
0-17
,,
,,
190,89
83,0
25.216
-9
–
18,-
44,9
13,-s)
42,4
–
–
_*)
9
–
63,35
123,1
1681-
7-24
,,
–
189,32
82,3
25.216
135,-
83,4
18,-
44,9
13,-s)
42,4
–
–
._*)
_*)
–
63,45
123,3
168/-
14-31 Oct. ’39
190,07
82,7
25.216
135,-
88,4
18,-
44,9
13,-a)
42,4
– –
-9
-9
–
63,25
122,9
1681-
7 Oct.-7 Nov.
189,16
82,3
25.216
135,-
88,4
18,-
44,9
13,- a)
42,4
–
–
_9
-9
–
62,75
122,0
1681-
7-14 Nov. ’39
184,17
80,1
25.216
135,-
88,4
18,-
44,9
12,50 a)
42,8
–
–
–
_*)
–
61,55
119,6
1681-
4-21
–
–
–
9
135,-
88,4
18,-
44,9
12,50 a)
42,8
– –
–
9
–
61,85
120,2
168/-
Nominaal
A’dam per
Westf.,Holl.
Mid. Contin. Cnude
Gulf Exp. 60-620
SALPETER IZWAVELZURE
___
butikenk. ongez. 33 tm. 339° Bé 5. g.
65 OZ’) pen
franco Schip
franco schip
SOton tranco
p. 1000 stuks p. 1000 stuks
t.o.b. R’dam/
tè N.-Yonk p. barrel
U.S. gallon
Ned. pen 100kg / Ned. pen 100kg
Rotterdam
Rood en
Klinkers en
.
ÏÊNKOLEN
PETROLEUM
BENZINE
KALK-
1
CEMENT
S T EE N E N
.
=
1000kg.
Henl.Ned.Ct.l Not.
Henl.Ned.Ct.
Not.
bruto°)
/
/
AMMONIAK
levering bij
binnenmuur buitenmuur
‘-
voor den wal
Boeregrauw Hardgrauw
x
r’r-j
-7-r—-i–r %
f-
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0
14,86
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-
99,0
13,65
104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
971
1,20
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6
11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
104,0
19,50
104,5
96,5
99,0
1929
11,40
1044
3,06
994
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18155
102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
1930
51,35
1040
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
931
10,05
92,1
2,42
46,2
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43,0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0
0,57
9,24
32,0
4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,-
60,5
8,75
66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0.94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50
45,5
44,8
38,8
1935
6,05
55,4
1,39
45,1
0,94
7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
II,-
60,5
6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70
51,0
4,82
43,2
10,50
57,7
6,75
51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4
4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50
50,9
66,4
60,5
1938
9,75
89,3
2,03
65,8
1,12
8,84
30,6
4,87
5,95
53.2
5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9
56,1
48,0
Jan.
2939
9,-
82,4
1,78
57,7
0,96
8,08
21,9
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,1
48,5
Febr.
•
9,15
83,8
1,79
58,0
0,96
8,18
28,3
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,5
49,4
Maart
,,
9,65
88,4
1,81
58,6
0,96
8,31
28,7
4,41
6,10
54,5
5,30
47,5
22,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,5
50,6
April
,,
9,65
88,4
1,81
58,6
0,96
8,66
29,9
4,60
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,3
50,9
Mei
10, –
91,6
1,79
58,0
0,96
8,74
30,2
4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,9
52,1
Juni
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5
4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
58,0
53,2
Juli
20,30
94,3
1,92
62,2
1,02
9,16
31,7
4,88
5,25
46,9
4,75
42,6
12,35
67,9
9,50
72,6
12,–
64,3
56,5
52,4
Aug.
10,25
93,9
1,91
61,9
1,02
9,18
31,7
4,90
5,35
47,8
4,85
43,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,
61,3
56,6
52,0
Sept.
11,40
104,4
1,92
62,2
1,02
11,53
39,9
6,13
5,40
48,3
4,90
43,9
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
Oct.
..
11,50
105,3
1,92
62,2
1,02
11,96
41,4
6,35
5,45
48,7
4,95
44,4
1335
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
3-10 Oct. ’39
11,50
105,3
1,92
62,2
1,02
12,10
41,8
6,44
5,45
48,7
4,95
44,4
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
0-17
11,50
105,3
1,92
62,2
1,02
12,12
41,9
6,44
5,45
48,7
4,95
44,4
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
7-24
,,
,,
11,50
105,3
1,92
62,2
1,02
22,02
41,6
6,38
5,45
48,7
4,95
44,4
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
4-31. Oct.’39
11,50
105,3
1,92
62,2
1,32
11,77
40,7
6,25
5,45
48,7
4,95
44,4
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
t Oct.-7 Nov.
12,50
114.5
1,92
62,2
1,02
11,77
40,7
6,25
5,55
49,6
5,05
45,3
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
7-14 Nov. ’39
12,50
114,5
1,92
62.2
1,02
11,77
40,7
6,25
5,55
49.6
5,05
45,3
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3 4-21
,,
12,50
114,5
1,92
62,2
1,02
–
–
-9
5,55
49,6
5,05
45,3
13,35
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
874
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
22 November 1939
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
lNoteerings-I
Landen
I
eenheden
1
28
Oct.
1
1939
1
4Nov.
1939
6111
Nov.
’39
LaagstelHoogste
II
Nov,
1939
Alexandrië..
Piast. p.
z
e
.97M
97.3.
97
97%
97
Athene
….
Dr. p. X
535
535 535 535 535
Bangkok….
Sh.p.tical
–
–
– – –
Budapest
..
Pen. p. £
22.- 22.-
21.50
22.-
21.50
BuenosAires
1
P. pesop.c
11.15 17.15
16.90
17.50
17.25
Calcutta….
Sh. p. rup.
–
–
–
–
–
Hongkong ..
Sli. p.
$
1/3
1/3
1/2%
1/3%
13
Istanbul….
Piast. p. X
510
510 510 510 510
Sli. p. yen
1/2%
1/2% 1/2%
1/2%
1/2%,
Lissabon….
Escu.p.
110%
110%
109%
111
110
Montevideo
.
d.per
23
22% 21%
23% 22%
Kobe
…….
Montreal
..
$
per
£
4.45 4.45 4.43 4.47
4.45
Rio d. Janeiro
d. per Mii.
3y
4
3%
3%,
3%
3
Shanghai
..
d. p.
$
5
5% 4%
6
5%,
Singapore ..
Sh. p.
$
214%,
2/4%,
2
1
1
4%,
2/4%,
2/4%,
Vaiparaiso
9
).
$per Y,
95
110 110 110
110
Warschau ..
Zi. P.
£
–
– – –
–
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij de Ne-
/
238.504.98
–
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
55.308,46
f
95.707,50
Voorschott. op uit. Sept. resp. Oct. 1939
a!d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel, en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
derlandsche tfank
……………….
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndië ……….
85.981.666,32
,.
86.986.220,62
Idem aan Suriname ……………….
.11.17l.013.15
,,
11.373.071,01
Kasvord.weg. credietverst. ajh. buitenl
89.026.127,70 88.962.980,23
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen
–
.,
44.388.708,36
–
,.
45.600.699,01
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
– –
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
18.191.442,21
.
18.103.291,59
Verplichtingen
Voorschot door de Ned. Bank ingev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt..
–
f
14.648.507,62
Voorschot
door
de
Ned.
Bank
in
rekening-courant verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in
omloop ………
f
99.956.000,-
,. 99.956.000,-
Schatkistproniessen in omloop ……
281.800.000-
277.800.000,-
2)
.
1.067.635,-
,,
1.067.443.-
Zilverbons
in
omloop ……………..
Daggeldieeningen
…………………
,,
5.000.000,-
,.
5.000.000,
Schuld op uit. Sept. resp. Oct. 1939 ajd.
gem.weg. a. hult te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.
.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
..
bel, en op de vermogensbelasting..
,
10.845.692,-
•
13.528.247,74
,,
1.765.369,31
,,
1.760.701,85
Schuld aan het
Alg. Burg. Pensioent.
1)
,,
3.456.882,45 414.169,07
Schuld
aan
Curaçao’)
…………….
Id. a. h. Staadsbedr. der P.T. en T.
)
.189.694.562,67 195.041.113fl
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
….
20.014.861
–
20.014.861,-
Id. aan
diverse
instellingen’) ……..
..340.958.047.58
1
332886.675,56
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
2)
Rechtstreeks bij
de Nederland-
sche Bank geplaatst f8.000.000.-.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
11Nov.1939
1
18 Nov. 1939
–
549.000,-
Saldo Javasche Bank……………….
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
/
176.000,-
,
913.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell
83.597.000,-
,,
87.821.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
0.000.000,-
,,
30.000.000,-
Schuld a. d. Indische Pensioentondsen
20.000.000,-
,,
20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.
2.824.000,-
,,
2.824.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
…
•
211.000,
–
,,
50.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
1.030.00),-
,.
1.030.000,-
Voorschot van de Javasche Bank ………
3.003.000,-
–
‘) Betaalmiddelen in de Landskassen
/
37.161.000.-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Andere
oPelsb.
Discont.
Di
k
.
j
!
;
re
g,,
23 Sept.
1939..
“7
1.156 529
547
1.391
16
1939..
874
1.177
546 546 1.420
9
1939..
850
1.221
529 547
1.407
2
,,
1939..
856 1.326 593
551
1.380
26 Aug
1939..
885
1.251
562
554 1.392
19 Aug.
1939..
886 1.176
586
552
1.373
OIUItp.
‘Je,
UCLIVd.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 20 November
1939.
Activa.
Binnenj. Wis-(Hfdbk.
f
33.473.092,68
sels, Prom.,’ Bijbnk. ,,
1.034.977,42
enz.indisc.Ag.sch. ,,
2.964.447,73
f
37.472.517,83
Papier o. h. Buiten!,
f
1.575.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
–
1.575.000,-
Beleeningen
‘ Ufdbk.
181.436.075,18
1
)
mci. vrsch.i
in
rek.-crt.t
Brjbnk.
,
2.957.950,90
op onderp.J
iAg.sch.
41.472.266 27
f
225.866.292,35
Op
Effecten enz. ..
1f
224.003.039,98
1)
OpGoederenenCeel. ,,
1.863.252,37
225.866.292,351)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..,,
15.000.000,-
Munt, Goud
……f
105.497.605,-
Muntmat., Goud.. ,,
933.091.264,79
[1.038.588.869,79
Munt, Zilver, enz.
11.135.024,67
Muntmat., Zilver..
–
1.049.723.894,46
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
……………………
43.874.676,90
Gebouwen en Meub. der Bank
……..,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
30.514.241,04
Staatd. Nederl. (Wetv.
7/51’32,
S.
No. 221)
,,
7.629.955,16
[‘1.416.236.577,74
Pas,va.
Iapitaa1 ……………….
………
f
20.000.000,-
Reservefoncis ……………………,,
4.277.243,54
Bijzondere
reserve
………………,,
7.756.940,37
Pensioenfonds
………………….,,
11.965.703,79
Bankbiljetten in omloop …………..
..
1.131.647.460,-
Bankassignatiën in omloop
……….,,
25.489,59
Rek.-Cour.J Het Rijk
f
–
saldo’s:
‘l,,
Anderen,,235.822.790,72
,,
235.822.790,72
Diverse rekeningen
………………
,,
4.740.949,73
f
1.416.236.577,74
Beschikbaar metaalsaldo
…………f
502.692.896,21
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.256.732.240,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..,,
20.000.000,-
L)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15Maart1933, Staatsbiad No. 99) ………..
/
60.612.475,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
1 Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
1
Circulatie
lopeischb.I
Metaal-
1
kings Munt
1
Muntnsat.)
1schulden
saldo
1
perc.
20 Nov.’3911054981
933.091
1.131.6471235.848
1
502
.
693
1
77
13
,,
‘3911054981
953.101 1.133.755
223.500 1
526.790j
79
21Aug.’39j1059581.023.467
_1.011.
5
8
2
1
401
.
626
_590.049j
79.9
1
Totaal
Schatkist-
1
Belee-
Papier
Diverse
Data
1
bedrag
1
promessen
1
nin
g
en
p
het
_1
‘
uitenl.
reke-
Idïsconto’slrechtstreeks
ningen
1
)
20 Nov. 1939
1
37.473
1
20.000 225.866
1
1.575
30.514
13
..
1939
1
17.606
1
–
219.824
1
1.575
28.529
21 Aug. 1939
1
21.297
1
–
214.812
1.575
11.581
1) Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver CirculaUe
opeischb.
metaal-
I
schulden
I
saldo
18Nov.’39
2
)
145.390 197.780
91.910 29.514
11
‘392)
147.060
201.860
92.090
29.480
23 Sept. ’39
‘12876
18.682
197.595
81.046
35.901
16
,,
39
128.676
18.382
200.289
76.353
36.402
9 Aug. ’39
128.676
19.235
1
198.914 72.384 39.392
I
Diverse
buiten’
I
Dis-
1
Belee-
rei,e-
krflS-
Data
1
N.-Ind.
conto’s
1
ningen ningenl)
1
percen-
1
betaalb.
1
tage
18
Nov.
‘392) 18.860
‘
74640
64.310
’50
11
,,
‘392)
16.590 79.970
63.760
50
23 Sept. 1939
11.07i)
14.079
55.209 53.269
53
16
,,
1939
8.901
14.014
54.909 54.133
53
19 Aug. 1939
9.300 13.890
48.920 519.42
55
‘)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
1)
Offic. not. 15 laten, gem. not.,welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londeni) N.York’)
A’dam
8
) Londen
4
)
14 Nov. 1939.. 23%, 34% 14 Nov. 1939.. 2090 168/_
15
1939.. 23%
34% 15 ,, 1939.. 2090 163/_
16
1939.. 23.j
34% 16
,,
1939.. 2085 168/_
17 ,,
1939.. 23%
3454
17
1939.. 2085 168/-
18 ,, 1939.. –
–
18
1939. • 2085 168/_
20
1939.. 23%
34% 20 ,, 1939.. 2080 1681_
21 Nov. 1938.. 20%, . 42% 21 Nov. 1938.. 2075 147/114
23 Aug. 1939.. 18%, 137y
4
23 Aug. 1939.. 2110 148/64
1)
In pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line. ) In guldens
per lCg. 100011000.
4)
In sh. p. oz. line.
STAND VAN RIJKS KAS.
Vorderingen
1
7Nov.1939
1
15Nov.1939