27 APRIL 1038
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Ec
‘
onomisch~Statistische
Beric1tn.
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEEUNCEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
23E JAARGANG
WOENSDAG 27 APRIL 1938
No. 1165
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lieftinçk; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. 1e Vries en
IJ. M. H. A. van der Vallc (Redacteur-Secretaris).
Th. van Luy te/ver (warnemend Redacteur-Secretaris).
iedaciie-aclres.- Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina .f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh A van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenh4ge. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnements prijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Ecoitomisch-$tatis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f20,— per jaar. Buitenland en Kolonië resp. f 18,—,
f 6,—. en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlancisch Economisch instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een ;
–
ednctie op de verdere publicaties.
INHOUD:
BIz.
MONETAIRE ,,STIMULANSEN” IN DE VEREENIGos STATEN
door
C. A. Klaasse …………………………310
Bestrijding van het sparen door naainlooze :veiinoot
schappen door
Mr. Th. A. Fruin ……………….311
De spaarbanken en de rentedaling door
J. R.A. Buning 312
De tinpositie door
Ir. P. Hövig ………………..314
BU.!.TENLANDSOHE MEDË WERKING:
.1-let nieuwe economische programma in Frankrijk
door Dr. H. Weichmann ………………….317
AANTEEKENINGEN:
.
De ontwikkeling van liet toerisme
in
])uitschland
318
De recentè econdmische ont’ikkeling van ir azilië
320
De economische ontwikkeling van Mandsjoekwo ..
321
MAANDOIJFERS:
Emissies in Maart
1938 ……………………323
ONTVANGEN BOEKEN…………………………..
324
Statistieken:
.
GeÏdkoersenWisseIkoersen-Bankstaten
.
…………….
325, 328
Groothandeisprijzen …………………………………
326—327
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
In de verslagweek openden – na de Paasehdagen –
I)oIla.rs . tlatiw, i ii veaband niet aanbod, salnenhangcndc niet
de juist gepubliceei
–
de berichten inzake de fivaneice1-m-
tetaire plannen der Anier.ikaitnsche Regeering. Deze reac-
tie was itieer psychologisch georiëiiteerd dan dat zij op een
Ve]OVerVOgcIi oordeel inzake cle consequenties dier maat-
ie g
dcii
berusttc. Geleidelijk trad dan ook ccii herstel in,
niet het gevolg datons Ega.l•isatiefonds, dat de aanvanke-
lijke reactie stuitte door op
1,791,,
als kooper te willen
optreden, prac-tisch geen materiaal toegewezen kreeg. Na
tot
1,79%
te zijn opgeloopen, reageerde de Dollar in het
begiu van de nieuwe week waal- eenigszins tot
1,79%.
Pouden daalden eveneens in koers, niaar voor deze valu-
ta bleef het laagste niveau van
8,96,
w’aarop hat Egalisa-
tiefon(ls kooper wast gehandhaafd. Af en toe inoest liet
fonds posten opnemen, in tegenstelling dus niet de inter-
ventje voor Dollars, die meer nominaal bleef.
Zeer groot was deze week de belangetelling voor 1?raeics.
Het cri’tblijven vd,n da aankondiginig van definitieve finau
cieele saneeringsmaatregelen door de nieun’e Fransche Re-
geerilig gaf aanleiding tot allerlei geruchten
O.IU.
omtrc-iit
oneen.igheid in clan boezem van hèt kabinet. De situiitie
werd aldus, dat liet vertrouwen, dat door het simpele op-
treden van cle nationale regeeriug” was gewekt, cii dat
tot inde.kk.ing vail baisseposities en kapi.taairepatrieering
had geleid, weer spoedig verliep, zoodait de Franc weer te lijden had van verkoopen. Dat het resultaat van die markt-
positie eau belangrijke koersdaling w’as, is natuurlijk een gevolg, dat iitede toe te schrijven is aan de politiek die de
Fransche Rngeei’ing liet Egalisatiefosids liet volgen. Dit
fonds had
in
de i’oorgaande week omvangrijke bedragen
deviezen kunnen opkoopen, zoodat het ongetwijfeld moge-
lijk was geweest döor afgifte dier deviazen de Francskoers
te steunen. E’ena.l•s men iii de vorige vcek reeds dan in-
druk had lat een krachtige stijging van de valuta der Re
geering niet welgevaliig was, weshalve op ruime schaal
Fra,iics werden afgegeven, bleek than’s dat men, liever dan
een deel van het verworven deviezeninateriaal veer prijs
te geven, een koersi.nzinking liet tot stand kooien.
Onze, de vorige week geuite, veronderstelling, dat de
Fransche Regeei.ing geenszins een krachtig koers.herstel
uit prestiige-overwegingan beoogt, -zooa.ls destijds Po’in card, vinden wij door de in de verslagweek waargenomen
tactiek bevestigd. Aldus kwam de uoteering van
5,67 op
5,40,
waarna in liet begin van de nieuwe week een her-
stel geboekt werd tot
5,47,
waarschijnlijk mede als gevolg
viui de verklaring van dan Fi-ansche’n Ministerpresidaut;
dat er van oneenigheid in de Regeeriag geen sprake was.
Vast gestemd waren Sperinziarken, ‘zulks waarschijnlijk
iii veiband met de nieuwe Rcismanke’n.ragtling, waarvan
door velen verondersteld wordt, dat een vergroote vraag
nii-ar Sperrniarken het gevolg zal zijn. flat is zeer de vraag
of dat het geval zal zijn, terwijl bovendien daar tegenover
staat, dat het aanbod ‘van Auswanderersperrmark na de
 nschluss waarschijnlijk ook’ zal toenemen.
I)e geldniarkt is natuurlijk volkomen, onveranderd, zoo-
als ook uit de jongste inschrijving op sehatkistpapier
voor hot Egalisatiefoiids blijkt. De beleggingsmarkt blijft
heel langzaam
–
in herstel, de oerste, nieuwe conversie-uit- –
giften zijn reed’s weer aangekondigd: – .
310
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 April 1938
MONETAIRE ,,STIMULANSEN” IN DÉ
VEREENIGDE STATEN.
Presldént Roosevelt’s plannen om de verstopte
pomp van den economischén voorspoed door te stekei,
vallen uiteen in drie hoofdgroepen:
Overheidsuitgaven en overheidscredietverleening.
Belastingmaatregelen.
Monetaire maatregelen.
Doel van dit artikel is om de laatste groep aan
een korte beschouwing te onderwerpen.
De – voorgenomen monetaire maatregelen zijn va
tweeërlei aard:
Desterilisatie van het inactieve goudfonds.
Vermindering van de voorgeschreven reserven
der memberbanks.
Wat heteekent elk dezer maatregelen en welk effect
mag ervan verwacht worden?
De sterilisatie van den goudinvoer werd eind 1936
als onderdeel van een politiek tot heteugeling van
den opkomenden ,,boorn” in werking gesteld. Zooals
bekend, loopen sedert de stabilisatie van den Dollar
alle goudtransacties in de Vereenigde Staten ôver
de schatkist, die deze functie van de federal reserve
bank of New-York heeft overgenomen. Importeert
men in de Vereenigde Staten goud met het doel dit
een monetaire bestemming te geven dan verkoopt men
het goud aan de schatkist. Vôôr de invoering van de
sterilisatiepolitiek werd door de schatkist het aange-
kocht metaal aangewend tot basis van de uitgifte van
gldcertificates, welke aan de fedra1 reserve bank of
New-York werden afgegeven, die daartegen de schat-
kist crediteerde. Aldus kon de séhatkist het aange-
kocht goud betalen, en werd de positie van de schat-
kist door deze transacties niet beïnvloed. Zoodoende
steeg de circulatie met het volle bedrag van de goud-invoeren. Indien er behoefte was aan baukpapier kon
cle reservebank op basis van de goudcertificateii dit
uitgeven, zoo niet dan werd op de vorenomschreven
wijze de girale geldcirculatie uitgebreid.
De steriiisatiepolitiek beteekende, dat deze gang
van zaken werd stopgezet. Het door de schatkist aan-
gekochte goud werd niet meer als basis voor de uit-
gifte van goudcertificaten gebruikt, de reservebanks
ontvingen deze certificaten dus niet, en de geldeir-
culatie bleef dus door deze transacties geheel onbe-
invloed. De schatkist moest derhalve op andere wijze
zich de middelen verschaffen om de goudaankoopen
te kunnen financieren. Dit geschiedde door de uit-
gifte van schatkistpapier. Door de schatkist werd dus
het voor goudaankoop benoodigde bedrag uit de markt
genomen, nadat het daaraan was toegevoerd door
aan de banken den koopprijs ter beschikking te stel-
lén.De deposito’s bij de banken stegen als gevolg van
de goudtransacties, maar tegelijk hun bezit aan schat-
kistpapir.
De aldus ontstane situatie komt feitelijk geheel
overeen met die in landen, waar Egalisatiefondsen de
goud- en wisselmarkt beheerschen en deze – fondsen
zich finaciern door plaatsing van schatkistpapier.
Het Engelsche exchange equalisation fund doet zulks en ons Egalisatiefonds. eveneens. Ons fonds is echter
in verhouding tot de totale goudimporten zoo klein,
• dat de ,,steriliseereude” werking ervan maar gering
is geweest; de goudoverdrachten aan de centrale
bank met daaraan inhacrente geldschepping waren daardoor veel omvangrijker dan het door het fonds
zelf door plaatsing van schatkistpapier gefinancierde
bedrag aan goudaankoopen.
Nadat eeni-gen
tijd
geleden met terugwerkende
kracht tot 1 Januari jl. in de Vereenigde Staten de
goudsterilisatie was verzacht in dier voege, dat alleen
importen boven de $ 100 millioen per kwartaal (merk-waaidigerwjjze gold de bepaling voor bruto-importen,
niet vom’- de netto-cijfers, na aftrek van exporten)
gesteriliseerd -zouden worden, is nu besloten het heele
reeds gesteriliseerde bedrag te ontdooien, en tevens
– een bedrag van $ 180 millioen uit het Egalisatiefonds,
gevormd bij de Dollarstabilisatie, te lichten en om te
zetten in goldcertificates. Dat aldus een bedrag van
bijna $ 1.400 millioen ,,in het verkeer wordt ge:
pompt”, moge erg gewichtig klinken, in wezen is de
heteekenis uitermate gering. Onder de werking van
een zuiveren gouden standaard zou dit éffeet reeds
van den beginne af aan zijn bereikt.
Bovendien heeft het in omloop brengen van nien-
we circulatie tot het genoemde bedrag niets uit te
staan met koopkrachtsuitoefening van eenigerlei
aard. Tegen de goudimporten werden hanksaldi ge-
creëerd, en die hebben ondanks cle sterilisatie van den
heginne af hun invloed kunnen uitoefenen op de
koopkrachtsbesteding. En die invloed is uitermate
gering geweest, want de goudbeweging hield verband
met kapitaalverschuiving, die niet tot koopkrachts-
uitoefening leidde.
Het effect van. dezen maatregel, evenals die van
de sterilisatie, welke ermee ongedaan gemaakt wordt
(behalve voor de toekomst, voor zoover per kwartaal
meer dan $ 100 millioen wrordt geïmporteerd), be-
perkt zih geheel en al tot de- liquiditeit der banken
en daarmee tot de -geldmarkt. De banken zullen via
de aflossing van schatkistpapier, welke het gevolg
van de sterilisatie zal zijn, hun liquide middelen in
den vorm van deposito’s bij de reservebanks zien toe-
nemen.
Volledigheidshalve zij in dit verband opgemerkt, dat
de sterilisatie van het goud het effect had om de
liquiditeit der banken-te verkleinen. Immers door de
goudinvoeren stegen wel de deposito’s bij de banken
niet echter de deposito’s der banken bij de reserve-
banks. En aangezien de memberhanks een zeker per-
centage van hun eigen obligo. in deposito bij de
reservebanks moeten aanhouden, werd die verhouding
ongunstiger, en daarmee hun liquiditeit minder, cii
dus ook hun capaciteit tot credietverleening. Dit
laatste was juist de doelstelling van de sterilisatie.
Men vreesde — althans president Roosevelt — dat de
de groote goudimporten tot credietinflatie zouden
leiden. Aangezien echter de ,,vrije” deposito’s van de memberbanks bij de reservebanks, dus die deposito’s
welice niet voor dekking van de obligo’s noodig waren
volgens de voorgeschreven percentages — afgezien
van een korte periode na de verhooging van die per-
centages — voortdurend zeer ruim zijn geweest, is
er van de sterilisatie practisch nimmer eenig effect
van beteekenis uitgegaan.
Wij konien hiermede tot het tweede onderdeel van
de recente monetaire maatregelen: de vermindering
van de verplichte reserven der memberhahks bij de
reservebanks, waarover wij na het bovenstaande kort
kunnen zijn.
Ook hier betreft het een (gedeeltelijk; de percenta-
ges werden in Mei 1936 verhoogd met 50 pOt. nu
met 12l pOt. verlaagd) ongedaan maken van een
tot
bestrijding
van een overdreven hausse getroffen
maatregel. President Roosevelt heeft aan het bank-
wezen en de geldmarktvoorziening altijd een groote
beteekenis toegekend voor wat betreft de mogelijkheid
van beïnvloeding van de conjunctuur. De easy-money-
policy is jarenlang een stokpaardje geweest, en, toen
de president bang werd voor een overdrijving vafl’ de
– prijsstijging, meende hij alweer de credietverleening
capaciteit der banken als wapen daartegen tot ondèr-
werp van zijn maatregelen te moeten maken.
Aldüs -had goudsterilisatie en de verhooging – der
verplichte reserves dezelfde strekking: vermijding
van -een te ruime geldmarktvoorziening, en remmen
van de potentieele credietverleening der banken. Pre-sident Roosevelt bewees hiermee éenerzijds – den in-
vloed
an de basis voor credietverleenung der banken,
en’ de daarmee verband houdende hoogte van de géld-rente op de conjunctuur te overschatten, en anderzijds
de mogelijkheid tot liquide maken van het omvang-
rijke bezit staatspapier in de bankenportefeuilles te
onderschatten.
27 April 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
311
Evenmin als destijds de negatieve maatregelen
sterilisatie en verhooging der reserves veel effect
hebben gehad, kan men thans van de positieve: ont-
(looien van het inactieve goudfoncls, en verlaging (ter
verplichte reseres veel invloed verwachten. Waarbij
men bedenken moet dat als regel de rem, clie van de
eerste soort maatregelen uitgaat, nog effectiever i
clan de stimulans die van de tweede soort ken wor-
den verwacht. Hoofdzaak is te constateeren dat door
beide maatregelen de koopkrachtsaanweriding met
geen dollarcent zal worden verhoogd, wanneer van
deze maatregelen geen creclietvraag het gevolg is. Dat
laatste is niet waarschijnlijk. C. A. KI.
BESTRIJDING VAN HET SPAREN DOOR NAAMLOOZE
VENNOOTSCHAPPEN.
In dit weekblad is onlangs reeds door Prof. Dr. J.
van Loon bezwaar gemaakt tegen het wetsontwerp
tot aanvulling der w’et op de richtige heffing der
directe belastingen
1)•
Mijn indruk is, dat de open-
bare meening het er voor houdt, dat ieeds nu vast-
staat, dat het wetsontwerp zal worden aangenomen,
zoodat elk protest daartegen vruchteloos zal zijn. De
fiscus behoeft geld, zegt men; zekere politielce par-
tijen stemmen toch voor, het ontwerp is minder erg
dan dat op de besloten naamlooze vennootschappen,
cle memorie van toelichting dreigt met een winstbe-
lasting op de naamlooze vennootschappen, als handel
en industrie zich tegen dit voorstel verzetten.
Toch wenseh ik met dan meesten nadruk tegen
de aannerning van dit voorstel te waarschuwen.
Wordt het wet, dan wordt goed beheer onzer naam-
boze vennootschappen onmogelijk gemaakt, het is
tegen goed beheerde naamlooze vennootschappen ge-
richt.
Het wetsontwerp zegt, dat voor de heffing van de
inkomstenbelasting, de gemeentefondshelasting en de
verdedigingsbelasting 1 geen rekening wordt gehou-den met het bestaan eener naamlooze vennootschap,
welke.r gedragslijn een aanmerkelijke belastingbespa-
ring voor haar aandeelhouders
Cli
andere deelgerech-
tigden in haar winst medebrengt. De strekking is
dus, dat die bepaling toepasselijk is op naamlooze
vennootschappen, die belangrijk minder dividend uit-
keeren dan haar winsten zouden toelaten. Het is alzoo
gericht tegen hoogere
afschrijvingen
dan noodzake-lijk en tegen het maken van reserves, stille of open-
lijke.
Het ontwerp maakt een uitzondering vooi het
,,enkel voor aanwijsbare bedrijfsdoeleinden reservee-
,,ren van bedragen uit de winst”. Zulk reserveeren
kan geen aanleiding tot toepassing der wet geven.
Wat zijn aanwijsbare bedrijfsdoeleinden? Het ont-werp zegt het, vreemd genoeg, niet, wel de memorie
van toelichting; deze geeft geen definitie, maar
noemt voorbeelden: ,,vorming of vergrooting van
,,reserves voor uitbreiding, reserves tot dekking van
,,grootere kapitaalbehoeften, welke het gevolg zullen
,,zijn van een te voorziene prijsstijging en reserves
,,tot dekking van zekere verzekerbare doch niet ver-
,,zekerde risico’s, zooals brand, molest- en arheids-
,,conflictenrisico’s.” Door deze beperking harer toe-
passelijkheid onderscheidt dit wetsvoorstel zich gun-
stig van het ontwerp van wet
01)
de Besloten Naam-
boze Vennootschappen.
Maar het staat door die bepaling dan ook eens en
vooral vast, dat elke afschrijving of reserveering, die
niet ,,aanwijsbaar” strekt voor zoodanige bedrijfsdoel-
einden aan den Inspecteur onder goedkeuring van
den Minister de bevoegdheid geeft om de wet in ver-
king te doen treden.
Beperking van uitdeeling met geen ander doel dan
besparing voor slechte
tijden
valt dus met volstrekte
‘) E.-S.B.
van 6 April 1938.
Men
zie ook de rubriek ,,Ontvangen
Boeken”
in dit
nunilrail (Red.).
zekerheid onder de wet. Deze strekt juist om zulke
beperking voor goed te weren.
Die strekking der wet acht ik heilboos, acht ik
verderfelijk voor de Nederlandsche oeconomie. Wie,
als ik, jaren lang gelegenheid had de uitdeelingspo-
litiek van grootere en kleinere naamlooze vennoot-
schappen van
nabij
gade te slaan, weet dat een ven-
nootsehap, die
bij
haar uitdeelingspolitiek, althans
in goede jaren, niet spaart om
en alleen ont
te spa-ren voor de slechte tijden, tot ondergang gedoemd is,
althans onherroepelijk tot kapitaalsafschrijving en
erger gedwongen wordt. Ieder, die in de crisisjaren
het lot onzer naambooze vennootschappen heeft ge-
volgd, weet, dat die, welke in de goede tijden niet
gespaard hadden, aan de crisis ten offer
zijn
geval-
len, althans tot
ingrijpende
reorganisatie gedwongen
werden; dat die het wel hadden gedaan konden blij-
ven voortbestaan en zelfs tot vreugde van aandeel-
houders – en van den fiscus – met uitdeelingen
konden voortgaan.
En wat is nu de straf op dat goede beheer? Niet,
dat aan de vennootschap over die besparingen belas-
ting zal worden opgelegd. Neen, met haar bestaan
wordt geen rekening gehouden. Haar aandeelhouders
worden dus in de inkomstenbelasting enz. aangesla-
gen alsof zij de dividenden. hadden ontvangen, die
de naamlooze vennootschap hun niet uitkeerde! De
bedoeling is natuurlijk om op die wijze de naambooze
vennootschap tot die dividenduitkeering te brengen.
Wil zij haar aandeelhouders niet in zeer erustige
ongelegenheid brengen, dan zal haar dividendpolitiek
dus moeten zijn zich onthouden van elke besparing.
Immers is eenmaal gezondigd, dan geldt de naam-
boze vennootschap
voor
goed
als niet bestaande, ten-
zij de Minister anders besluit.
Het gevolg der wet zal natuurlijk zijn, dat de
Directie van elke naambooze vennootschap voordat zij
een besluit neemt omtrent haar uit te keeren divi-
dend met den Inspecteur in overleg treedt en met
dezen over de door haar noodzakelijk geachte af-
schrijvingen en reserveeringen in debat treedt. De
wet geeft daartoe in een uitdrukkelijke bepaling de
gelegenheid. Het zal dan die Inspecteur zijn, welke
te beslissen heeft.
MT
or
dt aldus niet een toestand
bereikt, die buitengewoon veel overeenkomst heeft
met die welke het gevolg zoude zijn van een winst-
belasting? Men denke aan de ervaringen te dien aan-zien der Nederlandsch-Indische naamlooze vennoot-
schappen. Iliertegen kan niet worden aangevoerd,
dat de eindbeslissing toch altijd ligt bij het Gerechts-
hof te ‘s-Gravenhage. Vooreerst
rijst
de vraag of de
Haagsche raadsheeren de
bij
uitstek competente lie-
den zijn om over de uitdeelingspolitiek eener naam-
boze vennootschap te oordeeben. Maar al ware dat
zoo, bedenke men, dat dat College aan de wet gebon-
den is en beperking van dividend uitsluitend ter be-
sparing voor slechte jaren niet dulden
mag.
* *
*
Het ontwerp zegt weder —evenals zijn thans prijs-
gegeven voorganger – gericht te zijn tegen de ,,vele
,,helastingplichtigen, die in hun, in den vorm eener
,,naambooze vennootschap gehuld bedrijf behaalde
,,winst aan de heffing der belasting….onttrekken”.
Het is het bekende geval, doorn in het oog van den
fiscus. Een koopman heeft een
bedrijf,
dat hem
jaarlijks
f 20.000
winst oplevert.
Hij
behoeft voor
zijn vertering slechts
f 10.000
per jaar.
Hij
brengt
nu zijn bedrijf in een naambooze vennootschap in.
Van de dan door die naamlooze vennootschap ge-
maakte winst ad
f 20.000
keert deze verder
f
10.000 uit en reserveert het restant. Voortaan be-
taalt de koopman dan slechts inkomstenbelasting over
f 10.000.
Inderdaad kan dat het gevolg zijn van onze
belasting op de naambooze vennootschappen, die
slechts van haar uitdeelingen wordt geheven. Dit ge-
volg is, toen de Wet op de Dividend- en Tantièmebe-
lasting werd ingevoerd, voorzien. Men achtte het niet ernstig, omdat liet aldus bespaarde toch een-
312
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 Api’il. 1938
maal, zij het hij de liquidatie der vennootschap, zou
moeten worden uitgekeerd.
Het is intusschen begrijpelijk, dat de fiscus zich
aan zulke practijk-en ergert. Maar mogen zij gekeerd
worden door een maatregel als de voorgestelde, die
dreigt het oeconomisch leven van Nederland zoo
ernstig te schaden, door een wetsontwerp, dat in
karakter overeenkomt met de haar einde naderende
Amerikaansche belasting op onverdeelde winsten?
Ik zal het hierbij laten. Over de techniek van het
ontwerp ware nog een en ander te zeggen. Een ven-
nootschap keert over eenig jaar 5 pOt, uit, terwijl zij
15 pOt. kan uitkeeren. Zij wordt geacht niet te be-
staan en haar aandeelhouders worden belast, als had-
den zij die 15 pOt. ontvangen. Het volgende jaar
keert de vennootschap nu die achtergehoiïden 10 pOt.
extra uit. De wet geeft den Minister het recht den
Inspecteur op te dragen dat volgende jaar de wet
buiten toepassing te laten. De aandeelhouders beta-
len dan opnieuw belasting over die nu w’erkelijk ont-
vangen 10 pOt.
Heeft de ontwerper voorts wel gedacht aan naam-
boze vennootschappen, welker aandeelen alle aan
andere naamlooze vennootschappen behooren? Het
ontwerp spreekt over dat geval niet. Maar ik laat
de techniek van het ontwerp verder onbesproken.
Mijn bedoeling is slechts te waarschuwen. Moge
aan Nederland de aanneming van het wetsvoorstel
bespaard blijven. Th. A.
FRUIN.
DE SPAARBANKEN EN DE RENTEDALING
Dat ook de spaarbanken den invloed van de nu
reeds geruimen tijd aanhoudende daling van de rente
op de geld- en kapitaalmarkt
1)
aan den lijve onder-
vinden, ligt voor de hand. Over de mate, waarin die
invloed zich doet gevoelén, zullen hieronder enkele
beschouwingen volgen. Deze uiteenzetting beperkt
zich tot de spaarbanken, aangesloten bij en onder
contrôle van den Nederiandschen Spaarbankbond, t.w.
181 instellingen met een totaal inleggerstegoed van
ongeveer
f
480 millioen, uitmakende ruim 85 pOt.
van het totaal der aan alle bijzondere spaarbanken
toevertrouwde gelden.
Deze Bondsspaarbanken, die door haar bestuursle-
den geheel belangeloos worden beheerd, hebben tot
doel het aantrekken van spaargelden, die, ofschoon
dadelijk of met inachtneming van een korten opzeg-
gingstermijn opvraagbaar, in hun totaliteit voor lan-
gen duur aan haar worden toevertrouwd en waarover
rente moet worden vergoed. De passieve crediettrans-
acties zijn drhalve primair en uit de verplichting
tot rentevergoeding vloeit voort, dat de gelden ren-
dabel moeten worden gemaakt of m.a.w. moeten wor-
den belegd.
Beleg gings-eischen
Deze belegging moet atnn drie vereischten voldoen:
zij moet solide zijn; zij moet in zekere mate liquide
zijnen zij moet rendabel zijn. De beide eerstgenoemde
vereischten zullen steeds op dan voorgrond moeten
blijyen staan. Ieder, die gelden aan een spaarbank toevertrouwt, gaat terecht van de veronderstelling
uit, dat deze hem te eeniger tijd integraal zullen wor-
den terugbetaald. De belegging moet daartoe in staat
stellen en
–
dit beteekent dus, dat risico’s zooveel moge-
lijk moeten worden vermeden. Uit de’ belegging moe-
ten voorts regelmatig gelden vrij komen, opdat de
spaarhank de terughetalingen, voor zoover die de
ingelegde gelden overschrijden, zooveel mogelijk zelf
kan financieren. Daarbij wordt evenwel van het erva-
ringsfeit uitgegaan, dat in het ongunstigste geval
) In deze daling is voor kort weliswaar eentge stag-
natie „aekomen
j
doch het komt
mij
voor, dat zulks eerder
moet wordeci toegeschreven aan
cle
toen eenigs.zi.ns gespan-
nen internationale verhoudingen, den wel aan economische
factoren.
toch slechts een deel van het inleggerstegoed zal wor-
den opgevraagd, ofschoon dit inleggerstegoed, gelijk
hierboven reeds werd medegedeeld, op. korten termijn
geheel opvraaghaar is.
Daarnaast moeten cle beleggingen een zeker rende-
ment afwerpen, welk vereischte zich in beginsel
slecht verdraagt met de beide andere beleggings-
eischen. Immers een belegging, welke zeer solide is,
levert in den regel een laag rendement op, welk ren-
dement nog vermindert, indien die belegging boven-
dien liquide moet zijn, terwijl beleggingen met een hoog rendement meestal weinig solide en evenmin
zeer liquide zullen zijn.
Bij de belegging van de spaargelden gaat het er
dus om de belegging zôô samen te stellen, dat zij in
haar totaliteit zooveel mogelijk aan deze vereischten
voldoet, waarbij de liquiditeit voor een deel zal moe-
ten worden opgeofferd aan de rentabiliteit, maar
waarbij de soliditeit in ieder geval zal prevaleeren.
Wij mogen derhalve zeggen dat de rentabiliteit van
secondair belang is en achter moet staan bij de beide
andere beleggingseischen. Dit heteekent dus, dat de
inleggers eerder genoegen zullen moeten nemen met
een lagere rentevergoeding, dan dat getornd wordt
aan de eischen van zekerheid en liquiditeit.
Samensteling der beleggingen.
Wij laten hieronder volgen een procentueel over-
zicht van de verschillende beleggingscategorieëu der
Bondsspaarbanken, waarvoor de gegevens zijn ont-
leend aan de jaarverslagen van den Nederlandschen
Spaarbankbond.
Belegging in
ultimo
1936
1935
1934
Effecten …………….
54,_
52,1
52,9 Hypotheken
………….
27,-
29,2 29,8
Onderh. leeningen
10,-
10,2
9,2
Schatkistpapier
4,2
4,4 3,6
Diversen
…………….
4,8
4,1
4,5
Totaal
…………….
100
0
/0
100
01
0
100 01
Aantal spaarbanken
181
180
181
Wanneer wij dit overzicht nagaan, dan blijkt, dat
de effectenbelegging de overhand heeft. Deze beleg-
ging blijft vrijwel geheel beperkt tot obligatjën van
den Nederlandschen- en Ned.-Indischen Staat, Neder-.
landsche provinciën en gemeenten en pandhrieven
van in Nederland werkende hypotheekbanken, als-
mede enkele andere zuivere heleggingsfondsen; aan-
deelen en buitenlandsche fondsen komen onder cle
belegging, behoudens in enkele uitzonderingsgevallen
en tot zeer kleine bedragen, niet voor.
De hypotheken zijn uitsluitend eerste hypotheken,
zoowel op gebouwde- als ongebouwde perceelen.. Onder
de rubriek onderhandsche leeningeu vallen .de geld-
leeningen . op onderhandsche schuidbekentenis aan
provinciën, gemeenten en waterschappen of aan bij-
zondere instellingen, ten opzichte waarvan publiek-
rechteljke lichamen zich garant hebben verklaard
voor de rente en aflossing op de daaraan verstrekte
leeningen. – In de laatste jaren heeft de belegging in schatkistpapier een iets giooteren omvang aangeno-
men dan vroeger wel het geval was.
Rentabiliteit der belegging en verlaging der inleg-
gersrente.
Deze belegging heeft over de geheele, linie’ in de
laatste karen en wel in het bijzonder in 1937 in sterke
mate de gevolgen ondervonden van het rentedalings-
proces, getuige de vele conversies, zoowel’ van obliga-
tieleeningen als van leeningen op onderhandsche
schuldbekentenis, welke hebben plaats gehad, ter-
wijl ook de rente van hypotheken geleidelijk aan het
lagere niveau is aan-gepast.
De hierbedoele coilversies hebben uiteraard sterk
haar stempel gedrukt op de rentabiliteit het
spaarhankbedrijf. Het spreekt vanzelf, dat de verinin-
dring ‘van, rente-inkomsten, welke zich in den aan-
vang van dit jaar nog in ‘onverzwakte mete verder
27 April 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
313
heeft voortgezet, opgevangen moest worden door een
verlaging van de inleggersrente, aangezien de be-
drijfsonkosten niet of nauwelijks voor verlaging in
aanmerking kwamen, terwijl om de hierna te noemen
reden aan de reserve eer meer dan minder moest wor-
den toegevoegd.
De noodzaak tot renteverlaging heeft zich hij vrij-wbl alle spaarbanken doen gevoelen, maar deze be-
stond in het algemeen sterker bij de stedelijke- dan
bij de plattelandsspaarbanken. De eerste toch hebben
in het algemeen meer exploitatiekosten, voortvloeien-
de uit haar grooteren omvang, uit de exploitatie van
bijkantoren en uit de meerdere faciliteiten, welke zij
aan inleggers verleenen. De plattelandsspaarhanken
daarentegen
zijn
minder frequent opengesteld en heb-
ben naar verhouding veel minder beheersonkosten.
Ook verschilt de samenstelling van het inleggers-
tegoed bij de stedelijke- en plattelandsspaarbanken.
Bij de eerste wordt veel meer gespaard voor een nabij
gelegen doel als belastingen, studiekosten, brandstof-
fen, e.d. Daarentegen heeft het sparen
hij
de platte-
landsspaarbankeu meer het karakter van een voorzie-
ning voor den ouden dag. Dit brengt met zich, dat
de belegging dezer beide groepen van spaarbanken
eenigszins uiteenloopt en dat de liquiditeit
bij
de ste-
delijke spaarbanken veel meer op den voorgrond moet
staan dan bij db plattelandsspaarbanken. In vele ge-
valen neemt hij de laatste dan ook de belegging in
hypotheken een grootere plaats in dan
bij
de eerste,
een omstandigheid, waardoor ook de rentabiliteit van
de plattelandsspaarbanken minder sterk verminderd
is, dan die van haar zusterinstellingen in de stad.
Dit alles neemt evenwel niet weg, dat die verminde-
ring van de rentabiliteit zich over alle spaarbanken
heeft uitgestrekt, zoodat over de geheele linie een ver-
laging van de inleggersrente valt te constateeren.
Wij laten thans rubrieksgewijze volgen de inleggers-
rente, welke volgens de spaarhankgidsen hij’.len aan-
vang van de hieronder genoemde jaren door de Bonds-spaarbanken werd vergoed.
Vergoede interest
1938
1937
1936
Minder dan
2,64
0/. ……
16
–
2,64
0/. ………………
11
1 1
2,7-3
0/
.
…………..
61
12
12
3
ol
o
…………………
84
112
109
Hooger
dan
3 o/
maar
lager dan
31
0/.
……
6
27
26
3oi
……………….
1
9
7
Hooger
dan
31
Q/
maar
lager
dan
4
0
/o
……..
2
17
24
4
0/.
………………..
–
2 2
Aantal spaarbanken
181 180
181
In bovenstaand overzicht valt op, dat bij den aan-
vang van dit jaar een aantal spaarbanken de inleg-
gersrente verlaagd heeft tot een peil, dat ligt bene-
den do rente, welke door de Rijkspostspaarbank wordt
vergoed (2.64 pCt.). Het verst is hierin gegaan de Spaarbank voor de Stad Amsterdam, welke thans
2.16 pOt. rente aan inleggers geeft; daarop volgen de
Nutsspaarbanken te ‘s-Gravenhage en Amersfoort niet
2.25 pOt. rente, terwijl de overige spaarbanken, welke
een rente vergoeden lager dan 2.64 pOt., een rente
geven van 2.5 pOt.
Het is niet uitgesloten, dat een deel der spaarders
hij deze instelingen zijn tegoed overbrengt naar de
Rijkspostspaarbank, of dat nieuwe spaarders zich in
meerdere mate dan vroëger tot de rijksinstellin.g zul-
len wenden.
Merkwaardig is in dit opzicht een grafiek, voorko-
mend in de wekeljksche mededeeling van 2 April j.l.,
uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek, waarin de ioop wordt voorgesteld van het in-
legsaldo bij de Rijkspostspaarhank en bij de 40 be-
langrijkste particuliere spaarbanken, waarvan er zeer
vele in 1938 een inleggersrente zijn gaan vergoeden,
welke lager is dan die van de rijksinsteling. Uit deze
grafiek blijkt, dat het, inlegsaldo van de Rijkspost-
spaarhank in de jaren 1934 tot en met 1937 vrijwel
parallel loopt met dat bij de particuliere spaarbanken,
maar in 1938 is dit saldo
bij
de rjksinstelling aan-
merkelijk hooger dan bij de bijzondere spaarbanken.
De ervaringen zijn evenwel nog van korten duur,
maar mocht dit
verschijnsel
zich ook in de toekomst
blijven voordoen, dan zou dat voor de Rijkspostspaar-
bank, welke werd opgericht met de bedoeling om aan-
vullend werk te verrichten op de
bijzondere
spaarban-ken, een vingerwijzing kunnen zijn voor een verlaging
van de door haar aan inleggers vergoede rente.
Balanspositie.
Evenals op de rentabiliteit zijn de couversies ook
van invloed op de balanspositie der spaarbanken. Bij
den tegenwoordigen lagen rentestand noteeren vrijwel
alle in het bezit der spaarbanken zijnde obligatiën om
of
nabij
pan, maar het laat zich gereedelijk indenken,
dat de koersen dezer fondsen een vrij sterke daling
zullen ondergaan, zoodra de rentestand in de toekomst
weer eens een opwaartsche richting zou inslaan. Ook
al bestaat er voor de Bondsspaarbanken, dank zij de
bemoeiingen van den Nederlandschen Spaarbankbond,
een regeling, op grond waarvan die spaarbanken zich gerechtigd kunnen achten om de fondsen van Neder-
landsche pubiekrechtelijke lichamen tegen den koers
van aankoop met een maximum van 100 pOt. op de
balans te brengen, zoo zullen toch de meeste spaar-
banken de voorkeur geven aan het van oudsher ge-
volgde systeem van waardeering tegen dec beurskoers
op den halansdatum. Voor de spaarbanken zal het dus
zaak zijn om de reserves zooveel mogelijk te verstevi-
gen. Hier moet echter aanstonds aan worden toege-
voegd, dat de koersdaling op de intriusieke positie
van de spaarbanken geen schadelijken invloed behoeft
te hebben, voor zoover haar liquiditeit althans vol-
doende is, omdat aangenomen mag worden, dat zij
het moment kunnen afwachten, waarop die fondsen
zullen worden uitgeloot.
* *
*
Tot besluit dienen nog enkele woorden te worden
gewijd aan eenige
bijzondere
omstandigheden, welke
de spaarbanken in den laatsten tijd ondervinden.
Actueele positie; toevloed van gelden en liquiditeit.
Daar is in de eerste plaats het probleem van den
grooten toevloed van gelden naar de spaarbank. On-
der invloed van de vele conversies zijn er tal van per-
sonen, die er de voorkeur aan geven, hun geld aan de
spaarbank toe te vertrouwen in plaats van deel te ne-
men aan de conversies. Deze gelden, welke in vele gevallen niet het karakter hebben van zuiver spaar-
geld, hehooren feitelijk niet hij de spaarbank thuis.
Toch schuilen er wel zulke gelden onder de in 1937
hij de Bondsspaarbanken ingelegde gelden, welke de
terugbetalingen in dat jaar met ruim 40 millioen
gulden hebben overtroffen. Het is
noodzakelijk,
maar
tegelijkertijd zeer moeilijk, om zulke gelden te weren.
Bij een kleinere spaarbank, waar men de inleggers
persoonlijk kent, zal het in den regel niet moeilijk
vallen, eigenlijke deposito’s van zuiver spaargeld te
onderscheiden. Dat dit onderscheid ook bij een groo-
tere spaarbank niet onmogelijk is, blijkt uit de vol-
gende passage, welke werd aangetroffen in het jaar-
verslag over 1931 van de Nutsspaarbank te Gronin-
gen: ,,De inleg en terugbetaling op spaarbankboek-
jes, hebben door het weren van deze oneigenlijke
spaargelden, dan ook over 1937 een volkomen nor-
maal verloop gehad.” In het verslagjaar werd slechts
f
600.000 of wel ongeveer 1K pOt. van het inleg-
gerskapitaal per ultimo 1937 meer ingelegd dan te-
rugbetaald.
Dat het weren van zulke oneigenlijke spaargelden
niet overal even goed mogelijk is blijkt bijv. uit het
verslag van de Nutsspaarbank te ‘s-Gravenhage over
1931, waarin valt te lezen: ,,Hoewel er zooveel moge-
lijk tegen gewaakt werd, dergelijke beleggingsgelderi
aan te nemen, kon toch niet voorkomen worden dat een
314
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 April 1938
deel van die gelden hij cle Spaarhank kwam, zoodat
cle inleg ovr 1937 tot het nog nooit bereikte cijfer
van
f
41.800.000 steeg, waartegenover een uitbeta-
ling van
f
35.400.000 stond, gevende alzoo een toe-name van obligo van
f
6.400.000, behoudens de bij te
schrijven rente.” Van het inleggerskapitaal per ul
timo .1937 maakte dit bedrag van meer
f
6.000.000
ruim 14 pOt. uit.
Ook, het verslag van de Spaarbank te Rotterdam
maakt melding van een toeneming van het.. inleggers-tegôed met bijna
f
7.000.000 of wel
13
pOt, van het
totale inleggerskapitaal per ultimo 1937. Terecht laat
di-t verslag er op volgen: ,,In normale jaren zou een
dergelijke stijging van het obligio uiteraard met in-
stemming zijn begroet, maar thans,
bij
een rentestand
die lager is dan in vële decennia is voorgekomen,
dringt zich de vraag op of niet een belangrijk ge-
deelte van dezen aanwas meer, tot depositogeld, dan
wel tot echt spaargeld moet worden gerekend. Zoo-
veel, mogelijk zal dit in het vervolg
bij
grootere stor-
tingen dienen te woï’deu nagegaan.”
Deren toevloed van gelden tracht men tegen te
gaan door aan de kas bedragen te weigeren en door
toepassing van een gedifferentieerde inleggersrente,
waarbij men over de bedragen tot bijvoorbeeld drie of
vijf duizeijd gulden een hoogere rente vergoedt dan
over het saldo, waarmede zulk een bedrag wordt over-
schreden. Aan dit laatste systeem kleven wel enkele
bezwaren, omdat men daarmede spoedig de trouive
spaarders, die hun tegoed
hij
de spaarhank regelma-
tig.hehhen laten aangroeien, treft, terwijl anderen het
voorschrift dikwijls kunnen omzeilen, door bijv. meer
dan één boekje te nemen.
Voorts is ec ons nog een geval bekend waarin men
aan het toevloeien van gelden een rem tracht aan te
liggen door te bepalen, dat gedurende een kalender-
jaar nietrheer dan bijvoorbeeld 2.000 op één spaar-
bankboekje mag worden ingelegd. Ook dit voorschrift
is in vele gevallen te ontduiken door liet nemen van
iiieerdere spaarbarikboekjes.
Het euvel zal mi. aan de loketten der spaarbank
het best kunnen worden bestreden, doordat bij de
aanbieding van groote bedragen of hij een snelle stij-
ging vah het tegoed zooveel mogelijk wordt nagegaan,
of het spaargeld dan wel ‘depositogeld betreft. Wan-
neer men bedenkt, dat het totaal inleggerstegoed der
BQndsspa’arhanken ad ongeveer 480 millioen gulden
is verdeeld over 1.145.000 spaarbankboekjes, dan kan
toch worden vastgesteld, dat de spaarbanken in het
algemeen nog geenszins het karakter van eigenlijke
spaar-instelling hebben verloren, zooals men soms
wel eens wil beweren.
De toevloed van gelden naar de spaarbank dwingt
-tot verhooging van de liriuiditeit, omdat rekening
moet worden gehouden met een mogelijke verminde-
ring van het inleggerskapitaal ingeval van rentestij-
ging. Zulks is in de tegenwoordige tijdsomstandig-
heden ook al niet eenvoudig, aangezien een belegging
met korten looptijd vrijwel geen rente mer ‘opbrengt.
:Iii het meergenoemde jaarverslag van de ‘s-Graven-
haasche Nutsspaarbank trof mij de ‘volgende pas-
sage: ,,Beleggingen
01)
korten termijt, welke zich in
andere jaren in schatkistpapier, prolongaties en wis-
•sels voordeden, konden thans niet in aanmerking -k,o”
men, aangezien
zij
deels niet werden ‘aangeboden, ân-
derdeels een geheel ontoereikende rente opleverden.”
-Dit brengt- -natuurlijk -het gevaar met zich, dat de
•liquiditeit, welke theoretisch gesproken zou moeten
toenemen, in-feite echter afneemt, bij-gebreke aan be-
-leggingsmoglijlcheid in die richting.
– Behalve met een’ toevloed van gelden hebben de
spaarbanken den laatsten tijd te kampen meteen ge-.
-brek aan beleggingsmateriaal.
—
– Gebrek ‘aan beleg gingsm.ateriaal.
Zooals onlangs in een ‘artikeF in dit, blad’) werd
– t)
E. F. Phulipp: Be1egging.sweten beleggingsschaar.schte;
E.-S.B. van
23
Maart
1938,
blz.
215 e.v.
–
–
uiteengezet, neemt de vraag naar beleggingen, zooals
die bij de spaarbanken voorkomen, voortduren.d in
niet geringe mate toe, terwijl het aanbod in de laat-ste jaren geen toeneming van heteekenis heeft aan-
ge,toord. Daardoor dreigt er een wanverhouding te
ontstéan, waarop door den heer Philjpp in
zijn
zop
juist, bedoeld artikel terecht werd gewezen.
Onder invloed van deze omstandigheid is een en-
kele spaarbank- ertoe overgegaan, tot een beperkt .he’
diag onroerende goederen als belegging, aan te k,00–
pen. De vroeger daarmee opgedane ervaringen waren
evenwel niet erg aanmoedigend en afgezien van
andere overwegingen zal deze belegging voorshand-
geen grooten omvang aannemen; doordat zij. ii
de groote meerderheid der spaarbank-statuten niet
als toelaatbaar wordt opgenomen, tenzij het betreft
gebouwen, noodig voor de uitoefening van het bedrijf
of hypothecaire onderpanden, welke hij executie wer-
den ingekocht.
Belegginsaccoord.
De groote stroom’ van conversies, welke zich in
1937 en ook in de eerste maanden van dit jaar voor-
deed, heeft de spaarbanken ertoe geleid contact te
zoeken met andere groepen van geldgevers. De groote
meerderheid der spaarbanken heeft zich thans aange-
sloten hij het z.g. beleggingsaccoord.
De min of meer remmende werking, welke van dit
heleggingsaccoord is uitgegaan op de conveisies, die
somtijds van een eenigszins geforceerd karakter niet
waren vrij te pleiten, zal aan de spaarbanken ten
goede kunnen komen. Maar meer nog dan’ deze in-
vloed zal de tot stand gekomen samenwerking wel-
licht het voordeel kunnen ojlvren, dat in de toe-
komst hij het vaststelln van de voorwaarden, waarop
publiekrechtelijke lichamen gelden opnemen in meer-
dere mate rekening wordt gehouden. met de belangen
van de geldgevers.
J. R. A. BUN1NG.
DE TINPOSITIE.
Het jaar 1937 is voor de tinindustrie een record-
jaar geweest. Een wereldproductie van 207.400 ton is
in de geschiedenis nog niet voorgekomen; hetzelfde
geldt voor de (apparent) consumptie die 198:300 ton
beliep. Het dichtst hierbij komen de overeenkomstige
cijfers voor 1929, vlak voor de groote crisis, niet een
productie van 192.600 ton en een consumptie van
183.800 ton
1
).
Ook over den prijs, die voorhet tiu.gemaakt werd,
kunnen producenten tevreden zijn; deze bedroeg ge-
middeld over het geheele jaar £ 242.3 en is het hoogste
jaargemiddelde sinds de instelling van liet Interna-
tional Tin Control Scheme.
Van langen duur is deze voo.rspod echter niet ge-”eest. De tinprijs, die over de eerste negen maanden
van het jaar gemiddeld £
257
bedroeg, viel in het
laatste kwartaal met een scherpe daling terug van
gemiddeld £ 259.1 ovér September tot £190,7 over
N-ovmber en is sindsdien nog verder achteruitgeloo-
pen tot gemiddeld £ 183.2 over Februari jl. en zal –
over April nog lager blijken te liggen. –
Een overeenkomstig verschijnsèl geven ook, andere
metalen, koper, lood, zink te zien; het behoort ,symp-
tomatisch hij de algemeene teruggang van de econo-
mische wereldconj unctuur.
Met dit te constateeren zou men zich van het geval
kunnen afmaken, ware het niet dat tin tôt de,, d6r
een internationale overeenkomst .gecoiitroleèrde grond-
stoffen behoort, waarvan cle nadrukkelijke bedoeling is –
den prijs op een zoodanig niveau te handhaven dat
zoowel producent als consument ermede ,geh’aat zijn.
En dat is zeer zeker niet het geval wanneer in den
loop van enkele maanden de prijzen variaties vertoo-
‘.1)
De hier gebruikte cijfers zijn ontleend aan het ,-,Sta-
tistical Bulletin” van Februari en Maart
1938
en het Sta-
tistical Yearbook
1937.
27 Apri1
4
1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
315
nen die moer clan £ 100 uit elkaar liggen. Er is dus
zeker aanleiding het geval wat nader te bekijken.
Iii de statistische positie, zooals die tot uitdruk-
king komt in de verhouding van de zichtbare voor-
raden (visibie supply + carry over) tot de apparent
consumption, hebben zich in den loop van het jaar
geen zoodanige wijzigingen voorgedaan dat daarin vöor deze onrust een redelijke verklaring te vinden
zou zijn. Deze verhouding bedroeg gemiddeld 13 pCt.
niet uitersten van 15.2 •pCt. in Januari en 11.3 pOt.
in September.
Een ander beeld krijgt men echter wanneer men
de onzichtbare voorraden mede in het geding brengt.
Aan deze voorraden is tot nog toe betrekkelijk wei-
nig aandacht geschonken. Daar scheen te minder aan-
leiding toe omdat zij altijd in omvang hij cle zicht-
bare voorraden aanzienlijk ten achter stonden. Verder is het voor ieder bedrijf noodzakelijk altijd een zekere
reserve aan grondstoffen in de magazijnen in voor-
raad te hebben. Hoe groot die reserves zullen moeten
zijn, zal van verschillende omstandigheden afhanke-
lijk
zijn
doch, al is de omvang ervan daarmede van-
abel, zij hebben toch een permanent karakter en zul-
len daaiom op den prijs van die grondstof geen in-
vloed uitoefenen, althans zoolang zij blijven binnen
de grenzen van de industnieele behoefte. Anders
echter wordt het wanneer die grenzen overschreden
worden; van passief zullen zij dan actief op dan prijs
kunnen inwerken.
Dit geval doet zich thans voor. Tegenover de appa-
rent consumption van 198.300 ton stond over 1937
een ,,tin use in manufacture” van slechts 172.000 ton,
een verschil dus van 26.300 ton waarmede in den loop
van het jaar de onzichtbare voorraden
zijn
toegeno-
men; het is een hoeveelheid die nagenoeg overeen-
komt met die van de zichtbare voorraden die ultirno
Deceiber 25.711 ton bedroegen.
Ook dit zal wel een record zijn. Cijfers omtrent de
hoeveelheden ingekocht (apparent consumption) en
werkelijk verbruikt (use in manufacture) tin zijn
eerst geregistreerd sinds 1925. In dat jaar was er een
overschot – meer ingekocht dan verbruikt – van
5.700 ton. Zulk een overschot geven eveneens de jaren
1928 t/m. 1931 te zien; het grootste was dat van 1931
nl. 8.900 ton tegenover een zichtbareu voorraad op
het eind van dat jaar van 59.247 ton. In de overige
jaren was het omgekeerde het geval: was het werke-
lijke verbruik grooter dan de ingekochte hoeveelheid.
Op het eind van 1931 was zoodoende dit overschot
opgeloopen tot 23.800 ton. In den loop van de vol-
gende jaren is hierop geregeld ingeteerd zoodat het,
op het eind van 1936, nog slechts 1.500 ton bedroeg.
Met de 26.300 ton die in 1937 overgeschoten zijn
komt men dus tot een totaal van 27.800 ton dat ul-tiino December ji. aan onzichtbare voorraden aan-
wezig was, plus een zekere onbekende hoeveelheid ,,ii
”
die het overschot over de jaren v66r 1925 voorstelt.
Deze ,n” zal echter in hetgeen volgt verwaarloosd
worden. Zou men daar de voorraden aftrekken die om
zuiver technische redenen permanent in de magazij-
nen aanwezig moeten zijn, dan zal er waarschijnlijk
niet genoeg overblijven om op den prijs van het tin
van merkbaren invloed te
zijn.
Dat zal althans hier
gemakshalve maar worden aangenomen.
Rekent men nu bij dit overschot den op het eind
van het jaar aanwezigen voorraad van 25.711 ton, dan
kont men tot een totaal beschikbare hoeveelheid van
53.500 ton tin, overeenkomende niet ruim 31 pOt, van
het werkelijke verbruik (use in manufacture) dat
172.000 ton bedroeg, een cijfer dat wel zeer sterk af
wijkt van de 13 pOt. die de verhouding van zichtbare voorraad tot apparent consumption uitdrukt en waar-
naar men gewoonlijk de statistische positie beoordeelt.
Alvorens uit deze verhoudingen eenigerlei conclu-
sies te trekken zal men eerst met het volgende reke-
ii ing moeten houden.
Lliervoor werd reeds aangeduid dat de ,,industnieele
behoefte” waardoor de invloed van de onzichtbare
voorraden op den tinprjs beheerscht wordt, een rek-
haar begrip is, afhankelijk van allerlei wisselende om-
standigheden. Inderdaad’ werd deze term hier slechts
gebruikt omdat zoo gauw geen betere hij de hand was.
Die behoefte bestaat wezenlijk uit eenige cornl)Onefl-
ten van zeer verschilienden – technischen en corn-mercieeleis, economischen en politieken – aard. In
overeenstemming met het bijzondere karakter dat aan
elk dezer componenten eigen is, zal ook de beteekenis
die elk voor de samenstelling van den onzichtbaren
voorraad heeft, anders
zijn.
Het zal daarom noodig
zijn de 27.800 ton waar het hier om gaat, in dozen
zin te ontleden: daarvoor zal landsgewijs worden na-
gegaan hoe de overschotten zijn ontstaan.
• In de Vereenigde Staten was, in 1926, het werke-
lijke gebruik vrijwel gelijk aan de, in dat jaar, inge-
kochte hoeveelheid. Hetzelfde was in 1936 .het geval.
In de tusschenliggende jaren is op den, aanvankeljlc
aanwezigen – onbekenden – voorraad 12.824 ton in-
geteerd – meer verbruikt dan ingekocht – zoodat
men wel zal mogen aannemen dat, wat aan tin op het
eind van, 1936 nog in de
magazijnen
aanwezig was
binnen de grenzen van zuivere technische noodzake-
lijkheid bleef. In 1936 bedroeg het verbruik 73.260
ton of gemiddeld per maand 6105 ton. In Maart 1937
was het maandverbruik gestegen tot. 7320 ton. Had
het verbruik zich op dit peil voor de overige maanden
van, het jaar, kunnen handhaven dan zou het jaarver-
bruik tussehen de 85.000 en 86.000 ton gelegen heb-
ben; in werkelijkheid was het echter slechts 73.840
ton. Het is wel duidelijk dat het overschot van 12.823
ton dat 1937 te zien geeft, tin is waarmede men, als
gevolg van commercieele misrekening ten aanzien van
het verloDp van de conjunctuur, ongewild is blijven
zitten. Tevens zal men uit een en ander mogen con-
cludeeren dat de in de Vereenigde Staten aanwezige
onzichtbare voorraden waarschijnlijk niet veel grooter zijn dan dit overschot over 1937.
Doordat daarvoor de noodige gegevens ontbreken
kan voor andere landen, waarvoor de apparent con-
sumption in 1937 die van het jaar te voren overtrof:
Engeland (18.8 pOt.), Canada (15.5 pOt.), Zweden
(12.8 pOt.), België (13.8 pOt.), Nederland (14.5 pOt.),
een zelfde berekening niet worden opgesteld. Doch
daar deze percentages gelijk of lager zijn dan dat van
de Vereenigde Staten (18.7 pOt.) zal men wel mogen
aannemen dat ook voor deze landen geldt dat de even-
tueel aanwezige voorraden het ongeivilde gevolg zijn
van de algemeene inzinking. Duitschland geeftimet 36.7
pOt. een belangrijk hooger percentage te zien, doch dat
lijkt erger dan het is; het berust niet zoozeer daarop dat in 1937 zooveel meer, maar dat in 1936 zooveel
minder is ingekocht dan in de onmiddellijk vooraf-
gaande jaren. Ingekocht werden in
1933
1934
1935
1936
1937
10.227
ton
10.047
ton
10.419
ton
8.462
ton 11.643 ton
Duitschland zal men, wat den aard van eveutueele
aanwezige voorraden betreft, hij de andere liiden
mogen indeelen. Dat zal ook het geval zijn met de landen die in 1937 minder inkochten dan in ‘1936,
waaronder Frankrijk, Italië, Polen, Zwitserland enz.
Met Rusland staat het er anders voor. Rusland
heeft in 1937 belangrijk meer ingekocht dan met
eenig verhoogd verbruik in overeenstemming te bren-
gen is: 25.125 ton tegen 9.664 ton in 1936. Hier heeft
men blijkbaar ûiet met een misrekening ten aanzien
van het verbruik te doen maar met een opzettelijke
handeling. Rusland heeft daarnaast ook groote hoe-
veelheden andere metalen, waaronder kqper, inge-
kocht. Men heeft hier met een weloverwogen politiek te doen waarvan de bedoeling is een gedeelte van den
rijkelijken gou dvoorraad waarover de Sowjets heschi k-
ker, te beleggen in grondstoffen.
In de Vereenigde Staten is zulk een gewilde voor-
raad bezig zich te vormen. Bij de, op 25 Januari jl.,
316
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 April 1938
ingediende McReynolds Tin Bill wordt tin tot een
,,strategic material” verklaard en een Board for
Strategie Materials ingesteld met vergaande bevoegd-
heden. Het Amerikaansche Marine-Departement moet,
sinds het begin van dit jaar, wekelijks regelmatig
pl.m. 90 ton tin hebben ingekocht, wat geacht wordt
belangrijk meer te zijn dan ten behoeve van de vloot
inderdaad verbruikt wordt. Hoewel voor het oogenblik
nog van geen beteekenis, bestaat het vooruitzicht dat
binnen a.fzienbaren tijd, in de Vereenigde Staten een
opzettelijk gewilde voorraad zal ontstaan, naast de
ongewilde stocks, van aanmerkelijken omvang. Tussehen deze beide soorten van voorraden, de op-
zettelijk gekweekte en die welke ongewild ontstaan
zijn, zal, wat den invloed op de marktpositie van het
metaal betreft, een wezenlijk verschil bestaan. De on-
gewilde stoeks, die zich grootendeels in handen van
particuliere ondernemers zullen bevinden, zullen er
krachtig toe mede werken het prijsniveau te drukken.
De opzettelijke stocks, die gecontroleerd worden door
regeeringen of regeeringsiiistanties, zullen, zoolang de
politiek waaraan zij hun ontstaan danken gehand-
haafd blijft, op den marktprijs van het tin van weinig
of geen invloed behoeven te
zijn;
het is tin dat, zoo-
lang het duurt, commercieel immobiel geworden is.
Om de statistische positie, zooals die op het eind
van het vorige jaar was, te beoordeelen, dient men •te
weten hoe het met beide soorten van onzichtbare
stocks quantitatief gesteld was. Exacte gegevens daar-
omtrent zijn niet beschikbaar, doch men zal waar-
schijnlijk de plank niet ver misslaan, wanneer men
aanneemt, dat de opzettelijk gekweekte voorraden zich
nagenoeg geheel in de Sovjet Unie bevonden en dat
zij in hoeveelheid ongeveer het verschil bedroegen
tusschen de Russische inkoopen over 1936 (9.664 ton)
en 1937 (25.125 ton) dat is rond 15.000 ton.
Voor, de ongewilde voorraden zou dan 27.800 –
15.000 = 12.800 ton overblijven, die dan geheel voor
rekening van de Vereenigde Staten zouden komen,
daar dit cijfer overeenkomt met de hoeveelheid waar-
mede men daar te lande, gelijk hiervoor berekend
werd, is blijven zitten.
Het is alleen dit gedeelte van de onzichtbare stocks
– het actieve gedeelte – dat bij de samenstelling
van de totale voorraden in rekening gebracht dient
te worden; die komen daardoor dus op 12.800 +
25.711 (v.s. iilus c.o.) = 38.511 ton, d.i. op 22.4 pCt.
van het werkelijke verbruik – in plaats van de hier-
voor
becijferde
31 pCt. – en op 19 pOt. van de appa-
rent consumption, beide over het volle jaar 1937.
In onderstaande tabel volgt een overzicht van het
verloop van de onzichtbare, zichtbare en totale voor-raden, de percentages van deze laatsten van het wer-
kelijke verbruik en de apparent consumption alsmede,
ter vergelijking, de percentueele verhouding van zicht-
bare voorraden tot apparent consumption – het ge-
bruikelijke cijfer in de statistieken — en van den tin-
prijs, een en ander sinds 1925.
Voorraden
29
c°Il
Onzicht-
1
E 1
E ii
w
Zichtbarel Totale
z-..E
Il:
–
_
1
bare
ton
ton
II
1
ton
.
3II
‘
1
1925
5.700
18.600
24.300
16,0
15,5
11,8
261.3
1926
2.400
17.600 20.000
13,3
13,6
12,0 291.4
1927
– 700
17.100
16.400
10,6
10,9
11,3
289.1
1928
3.000 24.900 27.900 17,0
16,0 14,6 227.2
1929
6.800
32.400
39.200 21,7 21,3
17,7
203.9
1930
14.900 46.600 61.500 38,4 36,6 27,7
141.8
1931
23.800 59.200 83.000 61,6
58,4 41,8
118.6
1932
17.900 55.900 73.800 66,5 70,2 53,2
136._
1933
14.400 29.100 43.100 32,0 32,8 22,0
194.8 1934
6.500
17.100 23.600
18,0
19,2
13,9
230.4
1935
4.800
13.800
18.600
12,3
12,5
9,3
225.7
1936
1
1.500
22.700 24.200
14,1
15,0
14,1
204.6
1937
12.800 25.700
38.500 22,4
19,0
13,0 242.3
Hierbij zij aangeteekend dat voor de periode 1925
t/m. 1936 alle onzichtbare voorraden gerekend zijn te
hehoorert tot de ongewilde stocks; er zijn geen aan-
wijzingen, dat in .die jaren opzettelijke sto.ckvorming
– min of meer naar het voorbeeld van, Rusland in
1937 – heeft plaats ge)ad.
Voor een beoordeeling van de actueele tinpositie
gaat het er om wat men meent . van de toekomst
;
.i.c.
het jaar 1938, te moeten verwachten. –
In de eerste plaats zal men daarvoor moeten trach-
ten zich rekenschap te geven van de vermoedelijke
consumptie. Het spreekt van zelf, dat iedere voorstel-
ling, die men zich daarvan maakt, uitermate specula-
tief is. Het eenige waaromtrent ter zake waarschijn-
lijk geen twijfel zal bestaan. is dat zooel werkelijk
verbruik als apparent consumption belangrijk bene-
den die van 1937 zullen blijven. Beide
zijn
in de laat
ste maanden sterk achteruitgegaan: in Januari j.l.
bedroeg het werkelijke verbruik in de Vereenigde
Staten 3390 ton d.i. circa 55 pOt. van het gemiddelde
over 1937 (6150 ton); voor Engeland vindt men voor
dezelfde maand een (apparent) consumptie vermeld
van 1016 ton, tegen gemiddeld 2164 ton over het
voorafgaande jaar d..i. circa 47 pOt. Deze landen zijn
de twee grootste tinverbruikers. Naar berichten en
mededeelingen van verschillende zijde schijnt men in
industrieele kringen te verwachten, dat eerst in de
tweede helft van dit jaar in de algemeene conjunc-
tuur eenige verbetering zal komen, zôô dat men hoopt
75 pOt. van het gemiddelde peil van 1937 te halen.
Voor de grondstoffen zou het echter een flink stuk
lager liggen.
Dit alles ziet er weinig bemoedigend uit, maar zoo
erg als het in de jaren van de laatste crisis was, is
het toch nog niet en daarom schijnt er geen aanlei-
ding- zelfs niet voor pessimisten – aan te nemen,
dat het werkelijke verbruik van tin beneden dat van
het jaar van diepste depressie, 1932, toen het 111.000
ton bedroeg, zal terugvallen.
Bij de bezitters van ongewilde stocks zal zeker de
neiging bestaan die eerst op te ruimen. Doch dat is
een proces waarmede blijkbaar geruimen tijd gemoeid
kan zijn, afgaande op wat daaromtrent de jaren 1932-
1936 te zien geven. Om door de 23.800 ton ongewilde
voorraad die bij het begin aanwezig was, eenigszins
heen te raken heeft men toen 5 jaar noodig gehad.
De oorzaak van dit verschijnsel zal wel daarin te zoe-
ken zijn dat men, aan den anderen kant, ook weer profiteeren wil van de lage tinprjzen, die door die
stocks veroorzaakt worden. Als men voor zijn tin
£ 185 betaald in plaats van £ 230 kan men er wel wat
renteverlies voor overhebben. Die stocks zijn wezenlijk
een soort bufferpool, maar, van den kant van produ-
centen gezien, in verkeerde handen.
De Vereenigde Staten hebben hun McReynolds Tin
Bill gekregen. Rusland zet, althans voorloopig nog,
afgaande op de ingekochte hoeveelheid in Januari j.1.
(2307 ton tegen 664 ton in Januari 1937), de politiek
van conversie van goud in grondstoffen, voort.
Neemt men een en ander in aanmerking en taxeert
men dan de apparent cousumption voor 1938 op
140.000 ton, dart wil het voorkomen, dat men daar-
mede aan den veiligen, d.i. lagen kant blijft.
Hiertegenover moet dan de productie gesteld wor-
den. Voor het eerste kwartaal, bij quota van 75 pOt.
van de ,,operative tonnages” zal die 36.102 ton be-
dragen; voor het tweede kwartaal 28.628 ton, bij quota
van 55 pCt. Het is zeer de vraag of men tot verdere
verlaging der quota zal kunnen overgaan, gezien de
moeilijkheden die zich. nu
reeds in de F.M.S. voor-
doen: de werkloosheid die er door veroorzaakt wordt.
Zouden daarom de quota van 55 pOt. ook voor de
tweede helft van 1938 gehandhaafd blijven dan zou-
den de bij. het Control Scheme aangesloten landen op
een jaar-productie komen van 122.148 ton.
De productie van de niet-aangesloten landen heeft
vorig jaar 26.093 ton bedragen, waarbij nog 1325 ton
27 April 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
317
,,sundries” – hoofdzakelijk secundair tin – komen
of tezamen 27.400 ton.
Het is natuurlijk mogelijk, dat door de tegenwoor-
dige lage tinprijzen bij de outside-producenteii het’
animo eenigszins zal luwen, doch dat is niet iets
waarop men al te vast zal mogen rekenen; in de pro-
ductie over Januari jl. is daar nog niet veel van te
bespeuren (2200 ton). In elk geval zal men wel niet
mogen verwachten, dat een eventueele vermindering
van de outside-productie zoodanig zal zijn, dat zij van
beslissende beteekenis is voor de marktpositie.
Zooals het er op het oogeublik voorstaat ziet het er
dus naar uit, dat het in 1938 tot een totale jaarpro-
ductie zal komen die in de buurt van 145.000 ton zal
liggen.
Wanneer het nu met de consumptie maar wat mee-
valt – en dat is
bij
het huidige streven naar mili-
taire en economische weerbaarmaking geenszins on-
mogelijk, misschien mag men wel zeggen waarschijn-
lijk, te achten – zal men, bij handhaving der quota
op 55 pOt., er in kunnen slagen productie en con-
sumptie ongeveer in evenwicht te brengen, mogelijk
zelfs de overinatige totale voorraden wat te reclu-
ceeren.
Het ziet er echter niet naar uit, dat het ook luk-
ken zal in den loop van het jaar den tinprijs zoodanig te verbeteren, dat die het gewenschte en normaal ge-
achte niveau, dat tusschen £ 220 en £ 230 zou liggen,
zal halen.
Om dat te bereiken zal men nieuwe maatregelen
moeten treffen, waarbij men de keus zal hebben tus-
schen verdere restrictie of een bufferpool.
Ir. P. IIÖVJG.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
HET NIEUWE ECONOMISCHE PROGRAMMA IN
FRANKRIJK.
Dr. H. Weichmann te Parijs schrijft ons:
Bij de beoordeeling van het programma van het
kabinet-Daladier en van de eerste gunstige reacties op ‘de effecten- en deviezeumarkt moet een onder-
scheid worden gemaakt tusschen de begeleidende ver-
schijnselen en den materieelen inhoud van dit pi
gramma.
Gunstige begeleidende verschijnselen.
De begeleidende verschijnselen, waaronder het nieu-
we
kabinet en daarmede zijn programma tot stand
kwam, konden na den aanhoudenden crisistoestanl
van de laatste maanden als een bijzonderen vooruit-
gang worden gevoeld en wel in verschillend opzicht.
Door het massale vertrouwensvoturn van de Kamers
werd in de eerste plaats de politieke atmosfeer ge-
zuiverci. Dit was wel in de eerste plaats noodzakelijk.
Zonder kabinet van nationale eenheid in den feite-
lijken zin is de nationale eenheid hersteld, het parle-
ment is voor 114 maand met vacantie gegaan en heeft
aan het kabinet de volmachten nagelaten, waarnaar
verschillende voorafgaande regeeringen vergeefs had-
den gestreefd. De regeering bevindt zich daarmede
tegenover al haar voorgangsters in een uitzonderlijk
bevooi
–
rechte positie. Zij beschikt voor het beheer van
haar zaken over een ruime mate van politiek crediet en bovendien ook over de vereischte procuratie. De
druk van politieke onzekerheid, welke tot dusver over
het land lag en het bedrijfsleven ernstig belemmerde,
is weggenomen.
Met de wisseling van het kabinet verdween een
andere vrees, welke verlammend op het initiatief van
de economische krachten in het land werkte. Door de
samenstelling van het kabinet toch verdween de als
een zwaard van Damocles boven het hoofd hangende
bedreiging met overheidsmaatregelen, welke – in
priiicipe van anti-kapitalistische strekking zij
ii
dc –
een sterk dwangelement inhielden. Het programma van
Daladier werkte in de eerste plaats eenerzjds bemoe-
digend door alle maatregelen, waarvan het in tegen-
stelling tot het programma Blum afzag, t.w.: het toe-
zicht op cle valuta, de kapitaalheffing, het staken
van iommige a:flossingen, de herwaardecriug van
den’ goudvoorraad van de circulatiebank en de ver-
andering van effecten op naam in effecten aan
toonder.
Voorts was de nieuwe regeering gedurende de
eerste dagen al in staat een zekere ontspanning te
brengen in de atmosfeer van de sociale conflicten.
liet conflict in de bevapeningsindustrie, dat steeds
dreigender vormen aannam, kon door een arbitrale
uitspraak in de eerste plaats voor de Staats-vliegtut-
genindustrie worden bijgelegd. De Staat trad in
dit conflict weliswaar tegelijkertijd als eigenaar,
voornaamste cliënt en beslechter op, zoodat de toe-
passing van de Staatsprocedure tot beslechting van
arbeidsgeschillen tot op zekere hoogte een auomalie
kan worden genoemd, doch voor de hervatting van
het werk was toch een vooruitgang merkbaar. Bij dezen gang van raken en met de daardoor ver-
oorzaakte verbetering van de psychologische atmosfe3r
zijn de begeleidende verschijnselen – tot dusverre
ten minste – van meer beteekenis dan de positieve
inhoud van het nieuwe economische programma.
De materieele inhoud van het programma.
Op welke
wijze
is de materieele inhoud van het
programma geschikt om voor de verdere toekomst
een factor voor conjunctuurverbetering te kunnen
zijn?
Wat de principieele zijde betreft, schijnt het pro-
gramma van Daladier op het eerste gezicht een groote
en zelfs fatale overeenkomst te bezitten met het pro-
gramma-Blum. Ook het nieuwe kabinet gaat tot in-
flatie over en zelfs in niet geringe mate. Het crecliet
van de circulatiebank zal opnieuw tot dekking van de
loopende behoeften van den Staat met Fr. 10 milliard
worden verhoogd; bovendien wordt aan het program-
ma-Blum het deukbeeld ontleend van betaling der
leveringen aan den Staat met discontabele speciale
wissels.
Het verschil tusschen de beide programma’s is niet-
temin groot. De voorstellen van Blum berustteu op
het denkbeeld van de ,,inflation généralisée”. Geslo-
ten nationale omloop van het geld, verscherping van
het contrôlestelsel op monetair gebied en invoering
van een contrôlestelsel op den buitenlandsehen han-
dcl, zoo luidde het ,,Ankurbelungssystem” van gist3-
ren.
Het ging uit van de overtuiging, dat in de be-
staande omstandigheden den Staat de weg tot de
emissiemarkt was versperd en dat dus in plaats van
het gevluchte of opgepotte kapitaal een kunstrnatg
proces tot geldereatie moest komen.
Het uitgangspunt van het programma Daladier is
daaraan diametraal tegengesteld. De regeering hoopt
de blokkade van de emissiemarkt te kunnen verbre-•’
ken, ziet af van door het socialistische dogma ge-
wenscht geacht overheidsingrijpen, keert terug tot
de liberale principes en beschouwt het overgaan tot
iiiflatie slechts als een tijdelijk noodzakelijken maat-
regel met een geprononceerd overgangskarakter. liet
nieuwe beroep op de circulatiebank is niet meer de
uitdrukking van een ,,inflation généralisée”, doch in-
tegendeel een tijdelijke en in omvang beperkte inflatie.
De afzonderlijke maatregelen.
Het blijft evenwel de vraag, of de in het program-
ma voorziene maatregelen geschikt zijn om het in-
flatieproces binnen de gewenschte perken te houde;i.
Om den druk op de valuta weg te nemen, denkt de
regeering aan een reeks maatregelen op handelspoli-
tiek gebied. De douanetarieven zullen aan den docr
de devaluatie ontstanen toestand worden aangepast, de specifieke dounnerechten worden verhoogd. Bo-
vendien zullen tot opheffing van het tekort op de
handelsbalans algemeene maatregelen worden geno-
men om den uitvoer te bevorderen. Daar de betref-
fende verordeningen nog niet zijn uitgevaardigd,
moet een oordeel over de doelmatigheid van een actie
318
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 .April 1938
op dit gebied. worden voorbehouden. Bevordering valt
den handel met het buitenland döor het schep.pn
van
gezondê concurrentieverhoudingen, inzonderheid door
het uitoefenen van invloed op de productievoorwaar-
den, zou zeer welkom zijii, een verscherping van het
protectionisme moet daarentegen als bedenkelijk wor-
den beschouwd. .
Zonder.thans dieper op de zaak in te gaan kan men
echter wel zeggen, dat de valuta geenszins uitsluiten cl
van den kant van den buitenlandschen handel wordt
bedreigd. Het tekort op cle handelsbalans in 1936 be-
droeg Fr. 9.9 milliard en in 1937 Fr.
18.3
milliard.
Daartegenover waren de rentelooze voorschotten, van
de circulatiebank aan dan Staat in de beidé laatste
jaren Fr. 42 milliard, dus veel hooger, terwijl zij bin-
nenkort als gevolg van de hernieuwde verhooging van
het plafond met Fr. 10 milliard tot Fr. 52 milliard
zullen stijgen. Daar de totale geldcirculatie Fr. 94
milliard bedraagt, beloopen dus de door middel van
de bankbiljettenpers gemobiliseerde gelden meer dan
de helft van de geldcirculatie en evenzeer overschrij-
dén’ zij met een aanzienlijk bedrag de voor de dekking
van, het pasief saldo van de handelsbalans te four-
neeren bedragen.
Budgetaire maatregelen.
De regeering, die zich ongetwijfeld over dezen gang
van zaken geen illusies maakt, heeft dientengevolge
op haar nieuwe programma ook een reeks budgetaire
maatregelen.geplaatst. Ter bevoi’dering van het over-
zicht zal in de eerste plaats de door de verschillende
afzonderlijke kassen in den laatsten tijd in aanmer-
•
kelijke mate teloor gegane budgetaire eenheid worclea
hersteld. Voorts zal door eën belasting op de hewa-
peningswinstei en door andere belastingen ook nieuw
geld ter besch.ikking van de schatkist worden gesteld.
Tenilotte zal de regeei’ircg, zoodra de omstandigheden
zulks toelaten, met een leening aan de markt komen,
naar men zegt.ten bedrage yan Fr. 15 milliard. In-
dien deze leening slaagt en wanneer de belastingen
opbrengen, hetgeen men daarvan verwacht, zal daar-
door toch altijd slechts een gedeelte van het budge-
taire vraagstuk zijn opgelost. De Staatsuitgaven be-
droegen in de laatste twee jaren Fr. 200 milliard.
Fr. 100 milliard’ hiervan werd langs normalen weg
door belastingen opgebracht, Fr. 50 milliard werd
door leeningen verkregen, terwijl de circulatiebank
Fr. 40 milliard moest benen. De resteerende Fr. 10
milliard moeten thans, zooals reeds vermeld, ook door
dè circulatiebank worden verstrekt. Uit deze cijfers
• blijkt reeds, .dat noch de nieuw beoogde belastingen
noch de ophanden leenink voldoende . kunnen zijn
voor de behoefte van den Staat. Ook de ramingen tot
dusverre vöor de niet door gewone inkomsten gedekte
behoeften van den Staat tot het einde van dit jaar
toonen de te verwachten kastekorten. De schatkist
heeft voor April nog •Fr. 1.5 milliard’ noodig, voor
Mei Fr. 2.8 milliard, voor Juni Fr. 2.5 en voor het
tweede halfjaar 1938 Fr. 18 milliard. Hierbij komt
Fr. 8 milliard voor aflossing van leeningen, die in
cle periode April tot December vervallen. In totaal
moet dus nog ongeveer Fr. 35 milliard worden opge-bracht. Daar het blanco .crediet bij de circulatiehank
na de zoo jûist tot stand gekomen verhooging van
het plafond Fr. 12 milliard bedraagt en daar wel
nauwelijks gerekend’ mag worden met een grootere
leening dan Fr. 15 milliard, ontbreekt dus nog steeds
Fr. 8 milliard. Voor alles moet echter ter saneering
van den financieelen toestand een einde worden ge-
maakt aan het voortdurend beroep op het crediet van
de circulatiebank en aan het overmatige beroep op de
kapitaalmarkt. Hieruit blijkt, dat de oplossing voor
de financieele moeilijkheden niet definitief op het
gebied van de financieele techniek is te vinden,’ ook’
niet met het allerbeste financieele programma, doch
uitsluitend door middel van een verhooging van de
inkomsten van de volkshuishoucling..
Hiermede komt het feitelijke vraagstuk dus weder
0
1) den voorgrond, waarvoor het kabinet zich geplaatst
ziet, het vraagstuk van de opvoering der productie.
Het nieuwe programa heéft, zooals vanzelf spreekt,
de opgave niet over het hoofd gezien, welke zich op
dit ‘gebied voordoet. Het hoeft het vroegere program-
ma van den Minister van Financiën Marchandeau
overgenomen en belastingverlagiigen overwogen- vo6r
investeeringen, welke ten doel hebben de opbrengst
te verbeteren, alsook voor opvoering van de ‘produc-
tie boven den huidigeh omgang. Door de verlen
ging van den werktijd in de bewapeningsindustrieën
met vijf uur per week is ook eindelijk een’ bres
geschoten in het tot dusver’buitengewdon onelastische
stelsel van de veertigurige we’rkwêek.’ Deze maatrege-
len kunnen echter slechts als een eerste begin worden
beschouwd. Voor een wézenlijke stimuleéring vande
productie is een definitiev’ver’ekering van den’ so-
cialen vrede noodig”en véér alles 4t
j
uit den weg
ruimen van den izoodlottigen wedloo ti.isschen loo-
nen en prijzen.
,J
De beoordeeling van het nieuwe programma leidt
dus tot het ‘resultaat, dat het nog zeer onvolledig is.
Daarvan is ,de regeering zich zeer wel echter bewust.
In de toelichting tot de Wet inzake de volmachten
wordt uitdrukkelijk bepaald, dat de regeering slechts
voor de doorvoering van de allernoodzakelijkste voor- –
stellen vrijheid van handelen wenscht en dat beslis-
sende verdere maatregelen door middel van de wet-
geving zullen worden uitgevaardigd. De inhoud van
hetprogramma van Daladier bevat dus nog geen’be-
slissend aanknoopingspunten voor de ontwikkeling in
de toekomst. Zijn principieele beteekenis berust in
hoofdzaak. daarop, dat het den weg tot een gunstige
ontwikkeling niet heeft versperd, doch ,dezen integen-
deel heeft vrijgemaakt. Door het combineeren van
politieke stabilisatie, sociale ontspanning en liquida-
tie van de periode van het doctrinaire economische
experiment beteekent het een beroep op de natuürlijke
krachten van het bedrijfsleven op basis van het rijke
economische vermogen van Frankiijk. Wanneer de
regeering in staat zal zijn deze politiek vol te houden,
dan is het niet uitgesloten, dat inderdaad met het
nieuwe programma een keerpunt in de economische
en financieele ontwikkeling van het htnd is gekomen.
AANTEEKENINGEN.
De ontwikkeling van het toerisme in Duitschiand.
Het is opmerkelijk, höe snel het toerisme zich na den oorlog heeft ontwikkeld. In belangrijke mate is deze ontwikkeling te danken aan structuurverande-
ringen, welke in het vervoerwezen hebben plaatsge-
grepen. Met name is de opkomst van het autovervoer
van ‘grooten invloed op het toerisme geweest. J’al van
plaatsen, die met den trein niet te bereiken warèn,
zijn door de auto Voor het vreemdelingenverkeer ont-
sloteh. De algemeene verlaging van de poorwegtarie-
ven heeft voorts het reizen sterk in’ de h.snd gewerkt. Deze geheele ontvikkeling zou evenwel niet moge-
lijk gewèest’ zijn, zonder bepaalde wijzigingen van
socialen aard, die aan het toerisme het karakter van
Luxe ontnohien hebben. Dé vacantiereis’ kreeg meer eci
meer het .anzien van ,,massa-artikel”; wat vooral ook op het hotelbedrijf grooten invloed heeft gehad.
In de ,,Mitteilungen des Hamburgischen Weitwirt-
schaftsarchis” van Januari 1938 (4e Jaargang, no. 6)
wordt aan’ deze verschijnselen een interessant artikel
gewijd. Hèt blad wijst er op, dat het reizen tot voor
korten .tijd og het voorrecht’ was van enkele maat-
schappelijke grefpen. Dit exclusieve karakter gold’
speciéal voor den Engelschen reiziger, terwijl in
Duitschland hei. reizen ‘reeds véér dèn oorlog veel al-
gemeener werd. Deze tendens zette zich na den oorlog
voort, zoodat het toerisme in steeds breedere lagen van
het Duitsche volk ingang vond. Ook het bezoek van
Duitschers aan het buitenland bereikte een ongekende
hoôgte. Zoo gaven de Duitsche reizigers in de jâren
1927 tot 1932
, in het buitenland 430 millioen R.M.
27 April
1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
319
méér uit, dan de buitenlanders in Duitschland in de-
zelfde periode besteedden.
* *
*
In dezen toestand nu is in tweeërlei opzicht ver-
andering gekomen. Eenerzijds is het reisdoel van den
Duitscher tengevolge van de deviezenbepalingen meer
naar het binnenland verlegd. Anderzijds heeft de
mogelijkheid gebruik te maken van Sperrmarken het
reizen in Duitschiand voor den vreemdeling aanzien-
lijk goedkooper gemaakt. Ongeveer
75
pOt. der van
Maart
1933
tot Maart
1936 afgegeven Registermarken
werd voor reisdoeleinden aangewend (1 milliard R.M.).
De jaarlijksche omzet van het buitenlandsche toeristen-
verkeer bedraagt
350
millioen R.M., welk bedrag
sedert
1933
voortdurend stijgt.
De belangrijke toeneming van het vreemdelingen-bezoek blijkt duidelijk uit de volgende cijfers, welke
ontleend zijn aan ,,Monatsberichte des Oesterreichi-
schen Institutes für Konjunkturforschung”
(25
Jan.
1938):
Buitenlaiidsehe reizigers in J)uitschland.
Jaar
Aantal
Overnachtingen Overnachtingen
per reiziger
1929
1.972.000
30.532.000
± 15,5
1930
2.224 000
29.233.000
± 13,1
1931
1.656.000
25.213.000
± 17,6
1932
1.281.000
23.209.000
± 18,1
1933
1.051.000
24.556.000
± 23,4
1934
1.669.000
30.750.000
± 18,4
1935
1.954.000
32.590.000
± 16,7
1936
2.356.000
36.030.000
± 15,3
Vergeleken met 1933
vertoont het aantal overnach-
tingen voor
1936
een stijging van
47
pOt. Het zomer-
halfjaar van
1937
vertoonde vergeleken met dezelfde
periode in
1936
een achteruitgang van het aantal
overnachtingen met
5
pOt. Daar
1936
geen normaal
jaar was in verband met het bezoek aan de Olympische
Spelen, is deze geringe achteiuitgang zeer goed ver-
klaarhaar. De verhooging van den ,,Reisrnarken”-koers
is in dit opzicht eveneens een niet te verwaarloozeti
factor, terwijl overigens de Parijsche tentoonstelling
en Zwitserland wel veel reizigers aan Duitschiarid
zullen hebben onttrokken. Het bezoek aan de tentoon-
stelling te Düsseldorf kon dit niet voldoende compen-
seeren, daar zulk een reis in de meeste gevallen
slechts tot een kort verblijf in Duitschiand beperkt
gebleven zal zijn. De stijging van het aantal vreemde-
lingen met
5
pOt. tegenover de daling van het aantal
overnachtingen met hetzelfde percentage geeft hier-
voor een aanwijzing. Voorshands behoeft dus van een
achteruitgang in het vreemdelingenbezoek geen sprake
te zijn.
* *
*
Een vergelijking met de ontwikkeling van het
vreemdelingenverkeer in andere landen toont, dat
Duitschland niet alleen absoluut, doch ook relatief
vooruitgegaan is.
Ontwikkeling van het vreemdelingenverkeer in de
Midden-Europeesche landen
(1929-1936).
t)
1936 = 100.
Jaar Oosten- Zwitser- Duitschiand Tsjecho- Yougo- Hongarije
rijk
land Zomer Winter Slowa- Slavië Buda- Sam-
kije
pest
ton
1929 .. 150
–
83
86
–
–
54
–
1930.. 147
–
99
72
–
70
58
–
1931 .. . 164
–
73
60
–
51
49
–
1932 .. 154
–
53
58
–
50
49
–
1933 .. 108
–
43
53
–
85
55
–
1934..
70
107
70
74
126
88
61
54
1935..
86
107
79
100
105
89
81
87
1936..
100
100
100
100
100
100
100
100
‘) Ontleend aan het ,,Oeaterreichisehes Inatitut für Kon-
ju nktttrforsohuug”.
Het aantal Engelschen, dat in
1936
Duitschland
bezocht, steeg van
16.5
pOt. in
1935
tot
19
pOt., het
aantal Amerikanen nam toe van
8.7
pOt. tot 11 pOt.
Het bezoek van Nederlanders daalde daarentegen van
21.7
pOt. op
16 pOt
De verhouding is nu aldus:
Winter
196_’37
1
)
Zomer
1931
1
)
Engelshen …………….
11 01
22
0
/0
Nederlanders …………..
11
sj
14
Denen, Zweden en Noren
13
0/
15
0
10
Amerikanen …………..
7 oo
11 °j
Zwitsers ………………
7 °Io
4
u1,
Tsjechen ………………
6 oj
5
Franschen, Belgen, Luxem-
burgers ……………
8
01
0
8 oj
1)
Deze percentages zijn berekend uit de gegevens van
res.p.
700
en
865
plaatsen.
Vergeleken met de gegevens over het zomerhalf-
jaar
1936
(April-Sept.), blijken de veranderingen in
de verhoudingscijfers zich in het zomerhalfjaar
1937
nog verder te hebben voortgezet. Het percentage
Engelschen en Amerikanen
blijkt
nog meer te zijn
toegenomen, terwijl het percentage Nederlanders ook
in
1937
daalde.
* *
*
Niet alleen internationaal, doch ook nationaal is
het toerisme in Duitschland sterk vooruitgegaan. Ook
de Duitscher reist meer en goedkooper, waartoe vooral
de organisatie ,,Kraf t durch Freude” zeer veel heeft
bijgedragen. De vacantiereis is in Duitschland meer
en meer een massabehoefte geworden, hetgeen niet
mogelijk zou zijn geweest zonder de goedkoope tarief-
politiek van de vervoerondernemingen, het recht van
iederen Duitschen arbeider op vacantie onder door-
betaling van het loon en de voordeelige aanbiedingen
van de hotels: zg. ,,Pauschalkuren”. (Hierbij betaalt
men een bedrag ineens voor alle verblijfkosten, inclu-
sief uitstapjes, entree musea, enz.) Volgens mede-
deelingen van de Duitsche Spoorwegen is het aantal
extra-treinen sedert
1929
verviervoudigd. ,,Kraft
durch Freude” organiseerde in
1936/’37
ongeveer
38.000
vacantiereizen van 1 of
2
weken met
5.28
mil-
lioen deelnemers.
Hoewel de gezelschapsreis steeds meer de privé-
reis verdringt – het aantal privé-reizigers daalde
sedert 1929 met
40
pOt. – blijft het hotelbedrijf toch
geheel ingesteld op den koopkrachti gen privé-reiziger.
Het hotelbedrijf in Duitschiand heeft slechts ten deele
van de toeneming der reislust geprofiteerd. De groo-
tere vraag naar logies is minder van kwalitatieven
dan van kwantitatieven aard, zoodat
wij
dan ook een
duidelijken overgang zien van het eerste klas hotel
naar goedkoopere hotels. Vooral de particuliere peti-
sions zijn sterk toegenomen. Volgens het ,,Bayerische
Statistische Landesamt” is van
1932
tot
’35
in
956
Beiersche gemeenten het aantal bedden in hotels e.d.
met 7.2
pOt. tot 140.000 gestegen, terwijl het aantal
bedden in particuliere pensions met
53.7
pOt. tot
113.226
toenam.
Natuurlijk beteekent de hoogere omzet, die het
hotelbedrijf desniettemin kan boeken, een daling van de vaste kosten. De gunstige invloed die van het toe-
risme op de vaste kosten uitgaat, is evenwel niet van
die beteekenis als men wel
2ou
verwachten. Behalve
aan de concurrentie van de particuliere pensions is
dit vooral te wijten aan het gebruik van de maaltijden
buiten het hotel. De rentabiliteit van het hotelbedrijf
is reeds sedert vele jaren weinig bevredigend.
T.engevolge van de dure sanitaire en technische in-
richting en de noodzakelijkheid een hotel in het cen-
trum van een plaats te vestigen, bedraagt het vaste
kapitaal ongeveer
90
pOt. van het totale kapitaal.
Weinige bedrijven hebben dan ook zooveel vaste kos-
ten als het hotelbedrijf en het valt niet te verwonde
1
ren, dat de rentabiliteit onvoldoende is om deze kos-ten gded te maken. Overigens is dit een verschijnsel,
dat zich ook in andere reislanden vertoont (Zwitser-
land, Italië, Frankrijk en ook in de Vereenigde Staten
van Noord-Amerika). Van de zijde der hotelhouders
dringt men dan ook aan op verlaging van de vaste
lasten, wettelijke regeling van de pensions, verlenging
van het reisseizoen door verdeeling van de vacanties
over een langere periode.
Verder tracht het hotelbedrijf zelf den privé-reizi-‘
320
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
27 April 1938
ger weer terug te winnen door verleening van allerlei
faciliteiten. Daartoe behoort vooral de Hotelgutschein,
die den privé-reiziger alle voordeelen van de gezel-
schapsreis biedt. Zij voorziet bovendien in de behoef-
ten van het in Duitschiand steeds belangrijker wor-
clende auto-toerisme.
De recente economische ontwikkeling van
Brazilië.
De werelddepressie is uit den aard der zaak van
grooten invloed geweest op de Zuid-Amerikaansche
Staten, die. als grondstoflanden de ineenstorting na
1929 in alle hevigheid en als het ware ,,uit de eerste
hand” ondergingen. Hoe groot deze invloed wel is
geweest,
blijkt
o.a. uit de uitvoercijfers, die voor Bra-
zilië terugliepen van resp. 3860.4 millioen Milreis in
1929 tot 2.536.8 millioen Milreis in 1932, ondanks
het feit, dat de Milreis’ sedert 1929 sterk gedepre-
cieerd is, terwijl de invoercijfers een daling vertoon-
den van 3.528 millioen Milreis in 1929 op 1.519:2
millioeki Milreis in 1932. Na het jaar 1932 deed zich
weer een opgaande beweging gelden, zoodat in 1936 de invoer 4.268.4 en de uitvoer 4.899.6 millioen Mii-
reis bedroegen.
Deze groote conjunctuurgevoeligheid is in belang-
rijke mate een gevolg van de zeer
eenzijdig
opge-
bouwde economische structuur van Brazilië. Dit blijkt duidelijk, indien men de relatieve beteekenis der ver-
schillende uitvoerproducten nagaat. In 1929 bedroeg
de koffie-uitvoer 70.98 pot. van de totale uitvoer-
waarde, gevolgd door huiden en vellen met 4.22 pCt.
en ruwe katoen met 3.99 pCt. Een dergelijke afhan-
kelijkheid van één product – wel aangeduid als mo-
noculture – is uiterst gevaarlijk voor een stabiele
ontwikkeling van het land. Immers de welvaart van
dat land staat of valt met den prijs van dat artikel,
in dit geval van de koffie. De prijs van koffie daalde,
ondanks alle pogingen van Braziliaansche zijde om
dit te voorkomen (valorisatiepolitiek) steeds verder,
tot in 1936 een zeker herstel plaats had, waarna ech-
ter in November 1937 een hernieuwde daling ont-
stond.
Teneinde een beeld te geven van de beweging in den
koffieprijs volgt hier een overzicht van de index-
cijfers van Superior Santos-koffie loco R’dam, A’dam,
ontleend aan de statistiek van groothandelsprizen
van dit weekblad, waarbij het gemiddelde over 1927
t/rn. 1929 op 100 is gesteld:
1927
……..
91.4
1933
……..
38.6
1928
……..
107.3
1934
……..
31,1
1239
……..
101,2
1935
……..
25,7
1930
……..
64.4
1936
……..
28.5
1931
……..
45.8
1937
……..
37.8 1932
……..
50,8
–
1938
……..
26.2 ‘)
1)
Jan. t/m. Mrt.
Met het doel aan deze eenzijdige economische struc-
tuur een einde, te maken, is men er sedert het begin van de crisis op uit, de afhankelijkheid van het land
van cie koffie te verminderen. En niet zonder succes,
immers de verhouding tusschen de verschillende uit-
voerproducten is sedert 1929 sterk gewijzigd: de kof-fie-uitvoer bedroeg in 1936 nog slechts 45.5 pOt. van
de totale uitvoerwaarde, terwijl daarentegen het per-
centage van katoen gestegen was tot 19. Wel moet
hierbij in het oog worden gehouden, dat de gemiddel-
de prijs van koffie in de periode 1932/’36 daalde,
terwijl de prijzen van katoen daarentegen stegen. Een
belangrijke vooruitgang is bovendien te constateeren
in den uitvoer van fruit (vooral sinaasappelen) en
cacao. Nevenstaande uitvoerstatistiek brengt de wij-
zigingen sedert 1929 naar voren.
Doch niet alleen hebben in de crisis verschuivin-gen plaats gehad in de verhouding tusschen de ver-schillende producten, die de grondslag vormen van
Brazilië’s economisch bestaan, ook heeft men getracht
de stabiliteit te verhoogen door de ontwikkeling van een geheel nieuwe productietak, nl. een binnenland-
Product
uitvoerwaarde
(Waarde 1000 Milreis)
Percentage v.d. totale
1929
1
1932
1
1936
1
1929
1
1932
1
1936
Cacao
….
105.000 114.000 258.000 2.72 4.49
5.27
Koffie
….
2.740.000 1.824.000 2.231.500 70.98 71.90 45.58
Katoen…. 154.000 2.000 930.000 3.99 0.07 19.00
Fruit en
noten ..
37.500
70.000 149.500 0.97
2.75
3.06
1-luiden en
vellen .. 169.000
95.000 209.000 4.22 3.75
4.26
Vleesch .. 120.500
70.500 132.500 3.12 2.77
2.71
Zaden en
noten ..
67.000
32.000. 187.000
1.73
1.25
3.82
Yerba maté 106.500
87.000
64.000 2.76 3.43 1.31
Tot. uivoer 3.860.500 2.537.000 4.900.000 100.00 100.00 100.00
sche industrie. Reeds nu zijn de resultaten gunstig
te noemen en kan men Brazilië als het meest geïn-
dustrialiseerde land van Zuid-Amerika beschouwen
1).
Vooral de ceinentindustrie boekt goede resultaten;
de textielindustrie heeft zich reeds zoo sterk ontwik-
keld, dat belangrijke hoeveelheden katoenen goederen
naar andere Zuid-Amerikaansche Staten kunnen wor
–
den geëxporteerd. Overigens echter is de industrie,
althans nog voorloopig, aangewezen o de binnen-
landsche markt, waarbij het bezwaar zich ‘voordoet,
dat de zeer lage levensstandaard een geringe koop-
kracht meebrengt.
Dat zich bij deze evolutie van agrarisch tot agra-
risch-industrieel land groote moeilijkheden voordoen
is te begrijpen, indien men de factoren nagaat, die
daarvoor noodig zijn.
In de eerste plaats wordt kapitaal vereischt. En
daar de kapitaalvorming in het land zelf weinig be-
teekent, is Brazilië zoo goed als geheel op kapitaal-
import aangewezen. Grondstoffen daarentegen zijn
voldoende voorhanden. Wat de hulpstoffen betreft,
mist Brazilië kolen van goede kwaliteit, waartegen-
over staat, dat het een overvloed aan waterkracht
en dus aan ,,witte steenkool” bezit. De arbeid is noch
overvloedig, noch goed, echter, buitengewoon goed-
koop.
In dit verband kan gewezen worden op een artikel
van Prof. André Siegfried in ,,The Economist” van
12 Maart 1938, waarin hij land en volk beschrijft.
Hij wijst op de geweldige uitgestrektheid van Bra-
zilië, dat grooter is dan de Vereenigde Staten, terwijl
de bevolking relatief gering is (42.395.151.in 1936).
Bovendien is de bevolking grootendeels opgehoopt aan
de Atlantische zeekust; naar het binnenland neemt
ze sterk af (tot twee inwoners per vierkante mijl).
Deze opeenhooping kan een gunstige factor zijn voor
de industriaiisatie. De basis van het volk wordt ge-
vormd door de Portugeezen; in het zuiden had ech-
S
ter vermenging plaats met negers, die meest lui zijn,
in het noorden met Indianen, die weer ongeschikt
zijn voor arbeid in de.fabriek.
Een uitgebreide nieuwe inimigratie uit Europa wij-
zigde eenigszins de samenstelling der bevolking in
cosmopolitische richting. Van. 1886 tot 1935 immi-
greerden 4.010.913 personen, hoofdzakelijk Italianen
(1.373.722), Portugeezen (1.149.502), Spanjaarden
(558.087), Duitschers en Japanners. De immigratie
is tegenwoordig aan strenge bepalingen onderworpen.
Belangrijker nog dan het arbeidersprobleem is
echter de reeds genoemde kapitaalvoorziening. De
betalingsbélans over 1932 vertoonde de volgende pos-
ten (in millioenen Gouddollars):
Debet’
Credit
–
Goederen
……….
109.0
Kap. beweging op korten
Goud
…………..
3.9
en langen termijn
….
48.9
Intrest en dividend
….
56.5
Andere diengten
……..
14.2
De handelsbalans moet dus zeer gunstig zijn, ten-
einde de groote bedragen, welke aan het buitenland
‘) Zie Econon,isoh-Staçtistisoli Maandbericht September
1936,
blz.
161.
27 April 1938
S
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
321
verschuldigd zijn, te kunnen voldoen. De instabiliteit
op economisch gebied echter leidt hier vooral tot
groote moeilijkheden. Immers de grootte der benoo-
digde uitvoersaldi is zeer wisselvallig; de maandge-
middelden (in millioenen Milreis) toonen dit aan:
1928
23.2
1933 54.6
1929
27.7
1934 79.7
1930
47.0
1935 : 20.7
1931 : 126.5
1936 : 52.3
1932
84.8
Van Januari t/m November 1937 was er zelfs een
invoersaldo van totaal 835.000 Milreis.
Terwijl dus de inkomsten van Brazilië voortdurend
sterk veranderen, blijft cle oude rentelast een vrij
constante druk uitoefenen. Door de niet zelden on-
economische beleggingen der voortdurend geïmpor-teerde kapitalen, zou daarenboven zelfs bij stabielera
inkomsten deze druk onevenredig groot geworden
zijn. Het is dan ook niet te verwouder.en, dat reeds
driemaal (in 1898, 1914 en 1931) door de buitenland-sche crediteuren een korting op hun vorderingen toe-
gestaan moest worden, terwijl in 1934 eenzijdig door
Brazilië het ,,Aranha-plan” opgesteld werd, dat voor
de verschillende buitenlandsche lecningen van Bra-
zilië de te transfereeren rente-percentages en amor-
tisatiebedragen vaststelde, hetgeen weer werd gevolgd
door het bekende besluit van President Vargas, op
10 November 1937, tot opschorting van den dienst
der bu.itenlaudsche schulden. Deze ontwikkeling kan
weinig stimuleerend voor de buitenlandsche kapi-
taalsinvesteering genoemd worden, die toch noodzake-
lijk is voor de beoogde industrialisatie.
Het zal niet gemakkelijk zijn voor Brazilië uit deze
impasse te geraken, vooral als men bedenkt, dat op
de binnenlandsche begrooting van Brazilië sedert het
begin van de crisis bijna voortdurend aanzienlijke
tekorten voorkwamen (voor ’37 geschat op 492.500.000
Milreis). Hieraan zijn in niet geringe mate de uit-
gaven voor defensie schuld (in 1928: 402.6 millioen,
in 1937 gestegen tot 8i7.7 millioen Milreis).
Wel is dezer dagen door de regeering de toezeg-
ging gedaan, dat de buitenlandsche schuldendienst
spoedig hervat zal worden en dat, indien de buiten-
landsche handel daarvoor geen overschot vertoont,
de schulden in een buitenlandsche leening omgezet
zullen worden. Het is echter zeer de vraag, of zoo’n
leening succes zal hebben en zelfs al mocht dit het
geval zijn, dan zou het probleem hiermede toch slechts
grootendeels verschoven zijn. Immers het zou voor
Brazilië een nieuwe rentelast beteekenen, zonder dat
daar nieuwe dekkingsmiddelen tegenover staan.
Zonder een verbetering van de economische en f i-nancieele toestand van Brazilië komt men dus weinig
verder en daarom zijn ingrijpende regeeringsmaat-
regelen getroffen om te trachten deze verbetering tot stand te brengen, maatregelen, eenerzijds om een di-
recte verlichting teweeg te brengen, anderzijds om. de meer structureele wijzigingen te bevorderen.
Een der belangrijkste is wel de gelijktijdig met cle
proclamatie van de nieuwe constitutie van 10 Nov.
1937 aangekondigde verandering in de koffiepolitiek.
De. valorisatiepolitjek kwam in hoofdzaak neer op
l)evoordeeling der andere, concurreerencie koffie-ex-
portlanden en Brazilië heeft daarom nu o.a. de hooge
exportrechten op koffie verlaagd van 45 tot 12 Mil-
reis per baal. Ook zoekt men naar een meer econo-
mische bestemming van de thans aan vernietiging
prijsgegeven koffie. Pogingen, die met hulp van Duit-
sche zijde aangewend worden, teneinde waardevolle
bijproducten af te scheiden (waaronder vooral olie)
schijnen succes te hebben.
Andere reeds eerder getroffen maatregelen zijn o.a.
subsidies aan de suikerindustrie, het oprichten van
een proefstation voor wijnbouw en het oprichten van
een cacao-instituut.
Maar vooral aan de katoencultuur heeft de regee-
ring aaiidacht geschonken. Het Staatsmonopolie voor
katoenzaad heeft minderwaardi ge productie voorko-
men en veel bijgedragen tot het succes in de katoen-
productie. Bovendien zijn maatregelen genomen ter
voorkoming van monopolievormiug en te groote bui-
tenlandschen invloed.
Door de oprichting van een nationaal-tarwe-insti-
tuut, de aanleg van proefvelden en door directe maat-
regelen, als verhooging der invoerrechten op tarwe,
tracht de regeering den zwaren druk, die door de be-
langrijke tarweimport (in 1936: 14Y pOt, van de
totale invoerwaarde) op de betalingsbalans wordt uit-geoefend, te verminderen.
Op de sinaasappelenujtvoer oefent het ministerie
van landbouw strenge controle uit.
Tenslotte wordt veel aandacht besteed aan de mo-
gelijkheid van export van ijzererts, dat in den Staat Minas Geraes voorkomt, echter ten gevolge van de
slechte verbinding met de kust nog weinig belang-
rijk is.
I
–
Iet resultaat van deze bemoeiingen is reeds aan-
getoond in het begin van dit artikel.
Voorloopig komt het in hoofdzaak neer op een
verdringing van koffie door katoen. Het blijkt ech-
ter, dat ook de katoenprijzen aan sterke fluctuaties
onderhevig zijn. Stelt men weer 1927 t/m 1929 op
100, dan vindt men de volgende prjsindexcijfers voor
katoen, ontleend aan statistiek van groothandeisprj-
zen in dit weekblad:
1928 : 105.8
1936 40.4
1930 : 71.4
1937 : 44.2
1932
33.8
1938 : 33.8 (Jan.
t/m
1934 : 38.9
Mrt.)
Tenzij zich spoedig weer een krachtig herstel voor-
doet, is de naaste toekomst voor Brazilië niet roos-
kleurig te noemen. Scheen het in het begin van 1937
alsof ook voor Brazilië de ,,vette jaren” aangebroken
waren, het is nu duidelijk, dat deze nog wel op zich zullen laten wachten.
Ongetwijfeld zal men daarom doorgaan met de ver-
breeding van de basis waarop de economie van Bra-
zilië berust; het laat zich aanzien, dat het dictato-
riale regiem van President Vargas nog sterker dan
voorheen, regeeringsingrijpen zal meebrengen, tui-
einde de geschetste ontwikkeling te bevorderen.
J.L.
De economische ontwikkeling van Mandsjoekwo
De ontwikkeling van het conilict in het Verre
Oosten, en de speculaties omtrent de plannen, welke
Japan heeft met de reeds bezette gebieden van
China, vestigen opnieuw de aandacht op Mandsjoe-
kwo. Het kan daarom beteekenis hebben, na te gaan
hoe dit land zich sinds 1931, toen het door J’apan
bezet werd en later formeel onafhankelijk werd, ont-
wikkeld heeft.
Mandsjoekwo was en is in hoofdzaalc ecn agrarisJi
land, wat o.a. blijkt uït het feit, dat ruim 80 pOt.
van de bevolking in den landbouw werkzaam is, ter-
wijl de export ook meerendeels landbouwproducten
omvat. De
ontwi1c1celing op agrarisch gebied
was over
het algemeen gunstig gedurende de laatste jaren. In
1936 was er een bevredigende oogst van sojaboonen –
welke circa 60 pOt. van den uitvoer vormen – ter-
wijl de prijzen, behoudens een korte onderbreking,
stegen. Ook andere agrarische producten (mals, rijst,
kaoliang, tarwe, hennep) profiteerden van gunstige
prijzen en bevredigende oogsten, terwijl de uitbreiding
van het spoorwegnet den afzet stimuleerde. Over he
algemeen konden echter nog niet de oogstcijfers van
1928-1930 bereikt worden. In den loop van 1937
vertoonden de prijzen over het algemeen een reactie.
De katoenaanplant levert, ondanks de getrooste in-
spanning, nog weinig resultaten. De vruchtenteelt
gaat vooruit, doch voor de cultuur van versche groen-
ten blijkt hct lclimaat ongeschilct te zijn. De slechte
wol van het gedegenereerde Mongoolsche schaap• kan
322
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 April
1938
slechts door Amerikaansche en Ohieesche .tapijtwe-
verijen gebruikt worden, doch heen vooralsnog geen
beteekenis ala grondstof voor de Japansche wolindus-
trie. Door import, van .fokschaien wil men trachten
de kwaliteit van de wol te verbeteren, terwijl tege-
lijkertijd de hoeveelheid schapen aanmerkelijk uitge-
breid zal worden..
De zoutwinning, welke uitsluitend voor bevrediging
van Japansche behoeften dient, neemt sterk toe.
Onder de takken van
industrie
.vertoont vooral de
zware industrie een gunstige. ontwikkeling. De be-
langrijkste delfstof is de steenkool, de productie hier-
van bereikte in 1936 een grootte van ruim 10 mii-
lioen ton, waarmede de productie van 1929 voor het
eerst overschreden werd.
Daar het ijzergehaite ‘van de ertsen uit de be-
staande mijnen laag was, uerden hier tot nog toe
verliezen geleden. Het ijzer, dat voor een steeds be-
langrijker gedeelte in Mandsjoekwo zelf gewaist
wordt, gaat voor het grootste deel naar Japan.
Een verdere vrij belangrijke, delfstof is nog het:
magnesiet, terwijl de winning van aluminium uit
bauxiet ter hand genomen zal worden. De, overigens
weinig beteekenende, goudproductie neemt toe.
De ontwikkeling van de industrie vertoont een
weinig uniform beeld. Men kan twee groepen onder-
scheiden; de eerste groep welke met name de basis-
industrieën omvat, werkt met kapitaal gefourneerd
door de Japansche en Mandsjoekwosche regeering,
terwijl ook de Zuid-Mandsjoekwosche spoorweg voor
zeer aanzienlijke bedragen hierin heeft deelgenomen.
Deze industrieën ontwikkelen zich, gelijk boven reeds
bleek, over het algemeen gunstig. Dit is een gevolg van het feit, dat de ontwikkeling van Mandsjoekwo
in het bijzonder ten behove van de Japansche be-
wapening geschiedt.
De tweede groep van industrieën omvat verschil-
lende consumptiegoederenindustrieën, o.a. de textiel-
industrie, en deze groep profiteert uiteraard minder
van de gunstige ontwikkeling van het land.
In Mei 1937 is de z.g. ,,Major Iiidustries Control
Law” ingevoerd. Onder deze wet vallen 19 z.g. basis-
industrieën, niet alleen op het gebied der zware in-
dustrie, doch ook alle militair belangrijke cousump-
tiegoederenindustrieën. De Regeering heeft zeer groo-
te ‘bevoegdheden met betrekking tot deze industrieën,
welke o.a. de vestiging, de uitbreiding en de prijs-
regeling omvatten.
De overige industrieën – welke echter van weinig
of geeii beteekenis zijn – blijven vrij in de uitoefe-
ning van het bedrijf.
De buitenlandsche handel
had over het algemeen
een gunstig verloop, alleen de doorvoer verminderde
in verband met de minder gunstige verhouding tot
Rusland.
De volgende cijfers geven een indruk over ‘den
loop van den huitenlandschen handel (ontleend aan
..The Japan and Manchuri an Yearhook”)
Ijirvoei-
Uirtrner
.
–
Saldo
(In millioenen
Yu.an)
1933
……
515.8
48.4
—
-‘
67.4V
1935
……
604.1
421-0-
—183.1
1936
……
691.9 602.8
–
-89.1
ie
halljaar 1936
….
..
33’8.5
344.0
+
5.5
2e half jaar 1937
……
407.8
358.3″
–
.49.5
De handelsbalans is sedert 1933 tengevolg van den
grooten invoer van materialen voor den economischen
opbouw in hooge mate passief. In 1936 was .het as-
pect tijdelijk gunstiger tengevolge van de zeer be-
vredigende prijsontwikkeling van de Mandsjoekwosohe
uitvoerproducten, voornamelijk stapelartikelen. ‘zooals
soj ahoonen en producten daarvan. –
In de geografische verdeelingvan den buitenland-
schen handel uit zich duidelijk het lapansche sti-evëri
naar inter-imperieele zelfvoorziening.
‘èrdeeling van den invoer in pOt.
i).
1929
1934-1936 ‘-
Japan
en
Koreq
………….
42.4
‘73.9
–
Chiivt
……………………
30.4.
7.3 )-
U.S.S.R.
…………………
–
4.8
‘
0.4
‘er,eeni.gde
Staten
…………
7.9
;4.5
root-Britta.anië
………….
2.9
–
t
1.4
1I)uitschland
………………
‘
2.6
2.F
) Ontleend aan de ,,Far Enstern Surve”.
liet aandeel van Japan in den uitvoer is niet zoo
overheerschend als dat in den invoer (1936: 47.4
pCt.), ook China (met in 1936 voor 21.3 pOt.) en
Duitschiand (in 1936 voor 8.3 pOt.) zijn hier van
heteekenis. ,
Duitschiand had onder de Europeesche industrie-
landen in de handelsbetrekkingen nog het meeste suc
ces. ‘In 1936 werd een handelsaccoord gesloten,’ dat later verlengd werd. De verhouding van den uitvoer
naar Duitschland en den invoer uit dit land werd op
4:1 bepaald. Het verdrag heeft aanvankelijk niet aan
alle verwachtingen beantwoord.
Hoewel formeel de open-deur politiek gehandhaafd
bleef, is door allerlei geheime’ rabatten en discrimi-
natie de handel met Japan bevorderd. Een schrijver
in de ,,Far Eastern Survey” spreekt dan ook van de
,,One way passage outward” i.p.v. de open deur.
De investee’iingen
van de Westersche mogendheden
vertoonen evenmin een opwekkend beeld. Zelfs als
men afziet van politieke factoren, moet geconcludeerd
worden, dat men in Mandsjoekwo rnaatregeleh neemt
die het Westersch kapitaal eer afstooten dan aan-
trekken.
In dit verband kunnen genoemd worden de ingrij-
peride staatscontrôle op de industiie en de instelling
van handelsrnonopolies o.a. ‘voor lucifers, petroleum
en derivaten, filmverhuur, waarbij een slag aan de
bestaande Westersche belangen werd toegebracht.
Daarentegen stegen de Japansôhe investeeringen
tusschen 1932 en 1936, volgens de ,,Far Eastern Sur-
vey”, met 1166 millioên Yuan.
Op
monetair gebied
kan gewezen worden op het
feit, dat de Yuan, welke aanvankelijk gelijk wi.-s aan
den Chineeschen Dollar, sinds September 1935 ge-
stabiliseerd is op het niveau van den Japanschen
Yen. Hoe nauw het verband tussehen deze beide va-
luta’s is, blijkt b.v. uit het feit, dat het in Januari
1937 in Japan tot handhaving van den Yen ingevoer-
de invoerlicentiesysteem, sinds den herfst van 1937
ook voor Mandsjoekwo geldt.
De invoer van verschillende artikelen is, verboden,
voor verschillende consumptiegoederen bestaat een
drastische beperking van den invoer.
Van groote beteekenis voor de beoordeeling van de
economische toestand is uit den aard der zaak cle
fi-
nancieele positie
van het land. Op het gebied van de belastingheffing werden be-
langrijke verbeteriengen aangebracht, waardoor de
opbrengsten konden stijgen. Beperkt iien zich tot het
budget van het land zelf, dan
blijken
de’ deficitten,
afgezien van de jaren 1932-1933 niet bijzonder groot
e zijn. Bovendien staan teegnovei deze deficitten be-
langrijke uitgaven voor dpenbâre werken. De defi-èitten weiden 6ver het al-emée’n gedekt met’ vdor-
schotten vn dé ‘Centrale Bank. , .
De ‘Regeérig ‘ heeft verdei een imi.tige .léeningpo-
litiek – gevoerd, d& belangrijkste leening bedroeg ‘180
nfilIioei . Yen, en diende voor den aankoo.j’ van den
Chineeschen Ooster’Spoorweg. Het spreekt vanzelf,
datideze’ leeningen alle in Japan geplaatst zijn.’
Döôh dp deze wijze k’rijgt-men een geflatteerd’ beeld
van de financieele positie van Mandsjoekwo. De zeer
hooge posten van het Kwantoeng leger, welke. sinds
1932 reeds ruim’ 1 hillioen Yen -zouden bedragen heb-
bdii, drukken grooten deels op het Japantehe. budget.
Bovendien zijn de investeeringen in Mandsjoekwo
voor het grootste deel eveneens uit Japansche bron-
nen afkomstig. In het bijzonder de Zuid-Mandsjoe-
kwosche Spoorweg is sterk geïnteresseerd
bij
verschil-
27 April 1938
ECONOMISCH-STATISTISÇHE BERICHTEN
323
lende industrieele ondernemingen. Deze maatschap-
pij had tot voor kort meer succes met haar emissies
op de Japaiische kapitaalmarkt dan de Staat, zoo-
dat een belangrijk deel van de financiering van den
opbouw van Mandsjoekwo via haar geschied is.
Deze groote afhankelijkheid van Japan blijkt ook
uit de wijze van financiering van het- vijf-jaren-plan
(1937-1941).
Dit plan beoogt den aanleg van nieuwe
wegen en de uitbreiding van de zware industrie. De
kosten zullen
1.5
billioen Yen bedragen. Hiervan
zullen
300
millioen opgenomen worden door Mnds-
joekwo zelf, waardoor de Staatsschuld verdubbeld
wordt, terwijl
200
millioen uit nieuwe belastingen
moet komen. Verder zullen worden gefourneerd:
500
millioen door den Zuid-Mandsjoekwoschen spoorweg,
200
millioen door een nieuw op te richten industrieele
bank, en
300
millioert als investeeringen van parti-
culiere Japansche belangen.
Kort samengevat heteekeut deze wijze van finan-
ciering, dat Japan voor het overgroote deel moet zor-
gen. Tijdelijk kan men zijn toevlucht nemen tot
voorschotten, doch wanneer men verdere inflatie wil vermijden, moet vroeg of laat consolidatie volgen.
De geneigdheid van de Japansche kapitalisten om
gelden te investeeren in Mandsjoekwo, is niet groot.
De vergaande regeeringscontrôle en het overwegend militair karakter der investeeringen maken de winst-
vooruitzichten in dit land twijfelachtig.
Onder deze omstandigheden beteekende de Mand-
sjoekwosche vraag een zware ,,drain” op de Japansce
kapitaalmarkt. Dit w’as reeds voor Juli
1937
het ge-
val, doch het uitbreken en voortduren van het Ja-
pansch-Ohineesch conflict heeft deze moeilijkheden
extra geaccentueerd. Andere doeleinden gaan thans
voor
01)
de Japansche kapitaalmarkt. Zelfs de Zuid-
Manclsjoekwosche spoorweg heeft al haar middelen
noodig voor de ontwikkeling der spoorwegen in
Noord-China en ontmoet sinds eenigen
tijd
ook moei-
lijkheden bij het plaatsen van obligaties. Deze maat-
schappij zou haar groote belangen in de zware in-
dustrie afstooten aan een nieuw op te richten ,,Man-churia Heavy Industry Company”, waarin de leiding
zou berusten hij de regeering van beide landen en een
belangrijke groep kapitalisten (de Nissangroep) uit
Japan. Blijkbaar wil men ook particuliere investee-
ringen in Mandsjoekwo wat aantrekkelijker maken.
Ook tracht men thans het buitenland weer te inte-
résseeren voor het land, doch of dit .succes zal heb-
ben, valt te betwijfelen. Alleen van Duitsche zijde is
een leening, groot
35
millioen Yen, verkregen, welke
echter kwantitatief van weinig beteekenis is.
Duidelijk is, dat thans de geheele monetaire en
financieele toestand van Mandsjoekwo ten nauwste
samenhang-t met dien van Japan, hetgeen vooralsnog
weinig gunstige aspecten opent.
Resumeerencie kan geconstateerd wrorden, dat Japan
in het land een belangrijk grondstoffen-gebied heeft
gevonden, waardoor in het bijzonder de ,,Wehrwirt-
schaft” vnu Japan versterkt kan worden. TJit dit
gezichtspunt heeft Mandsjoekwro reeds resultaten op-
geleverd, al zijn de groote verwachtingen niet ver-
vuld. Voor de toekomst zal in het bijzonder het kapi-
taalgebrek een
belangrijke
factor zijn. De maatregelèn
van
1931
hadden plaats onder hetffiotto, dat Mand-
sjoekwo noodzakelijk voor Japan gewonnen moest woi-
den om de beteekenis van dit gebied als ,,uitlaat
klep” voor – de groote Japansche bevolkingsover-
schotten. In dit opzicht moet men vooralsnog van een
mislukking spreken, gezien het feit, dat het aantal
Japansche kolonisten nog slechts enkele duizenden
bedraagt. P. K.
‘) Geraadpieegde bronnen:,, Far 16a8tern Su.rvey”, ,,’Phe
Japan and Ma’nchurian Yearbook”, ,,De economische toe-
stio-irci in het buitenland”, le Jaai’gang No. 12 Mandsjoerije.
Scheepvaartzorgen.
Rectificatie. In het artikel van den heer C. J.
P. Zaalherg onder bovenstaanden titel in E.-S.B. van
20 April
1938
werd in de derde alinea van de tweede
kolom op blz.
292
een regel verkeerd afgedrukt. Deze
alinea moet luiden:
,,Do heer Kennedy kon in deze kring op een
vriendschappelijke ontvangst rekenen, vooral omdat
de Verenigde Staten, zeker niet zonder
zijn
invloed,
een eide hadden gemâakt aan de exorbitante mail-
en andere subsidies, die sedert de oorlog vele hon-
derden millioenen naar de rederijen deden stromen
zonder enig
blijvend
succes voor het land als zee-
varende natie.”
MAANDCIJFERS.
EMISSIES IN MAART
1938.
Prov. en Gem-eentel. Leeningen
1)
..
f
13.733.502,50
zijnde
Nederlant.l
Prov. Gelderland
f
6.040.000
2)
29/
8-
jam. obi.
im.
1O1%0/0
..
f
6.145.700,-
Prov. Noordholland
f
3.340.000
2i4
0
10
10-
ier.
obi.
9.
10101
0
….
..3.373.400,-
Gein. Dordrecht f3.120.000
2,3..0/
8-
–
jar.
obi.
9.
1010/
0
…….3.151.200,-
Gein. Oldeiizaal
–
f719.000
3-3.01oob1.
9.
99%
0
/o
.
-………….717.202.e0
(.1cm. Rotterdam
f
24.360.0009 3-3 YP/o
.
obi.
9.
1000/
……….346.000,
Polders, Watersch. es
puhl. rechtel.
lichamen
…………………..,,
1.493.875,-
-zijnde:
Nederland
–
–
Hoogheemraadsehap Dell-
land f 1.810.000
4)
3%
–
obl.
9.
1000/
0
……..f
407.000,-
Waterschap
,,1aas
en
Waal” f 187.500) 33-
0
10
–
obi.
a
i&io/
o
……..
..189.375,-
Noorwegen
District Akershn-s
$
500.Ô0
0°)
.30-jar.
bul-
tenl. sinking hond obi.
a
71
0
/
.. ………
..897.500,—
Bank- en Credietinstellingen
7)
95.000,-
zijnde:
Nederland
Obligatiën:
NV.
Maatschappij
voor
Gemeente Crediet
f 2.000.0009
3
0
/
o-bl.
9.
99Y4°/o
…………..f
95.000,-
Diversen
…………………….,,
3.000.000,-
zijnde:
jTederlaiat
–
Obligatiën:
,,N.V.
Gemeenschappelijk
Eigendom”
f 1.500.000
4
0
/0
obl.
9.
1000/
0
. .
.. f 1.500.000,-
A.andeelen:
N.W
Rotterdanisch
Be-
leggingsconso rt.iuni
f 1.250.000
aand.
9.
12001
……………,, 1.500.000,-
Traniweg-Maatschappijen
…………,,
150.000,-
zijn-de:
?iederland
Aandeelen:
GeJ-deonche Tramweg
Maatsch.
f
500.0009
gew. aand. a 130%
..
f
150.000,-
Kérkelijke Leeningen
10)
.
1.128.950,-
zijnde:
Nederland
E.E.
Zusters
Fr-ancisca-
nessen
van
–
St. Lueia,
–
J3en-nebioek f 625.000′-9
–
324
ECONOMÏSCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27 April 1938
/
3Y2
0
10 20-jar. obi.
1000/
0
……………
Liefdegesticht, ‘s-l-leiito-
gen’bosch,
f
330.00012)
334010 obi. h 1000/
R.K. Par. Kerkbest. van
0. L. V. Keniiigin
-v.
cl.
Allerh. Rozenkrans,
Rotterdam
f
250.000
3Y2°/o obi. á
1
00
0
/0
R.K. Parochie van St.
Paschalis Baylon,
‘s-Gravenhage,
f 420.000
13
) 3
0
/0
obi.
a
99%
0
/0
…………
Totaal . . . .
f 19.601.327,5Ô
Bovendien conversie:
Nederland:
Prov. Geicleria,nd
f
12.281.000 3
0
/ 16-jar. obi. i 100
3
/
o
O/o;.
Prov. Noorcihol-
land f 6.180.000 2-30/ 15-jar. obl. ft 1000/
0
; Pro’.
Noordholland f 10.189.000 3
0
/ 34-jar. obi. it 99
0
/0;
Gem.
Dordreh’t f6.700.000 3-3YO/o obi. f 100
0
/0;
Geni. Gro-
ningen f2.304.000 3
0
/o obi. 0. 100
0
/0;
Gem. ilengelo
f
1.150.000 3
0
10 obi. 0. 990/0.
), 7
Noorwegen:
Stad Oslo N.Kr. 19.148000 4
0
/ obi. 0. 97 Y.-Ol
o
.R.
Vani de totale leeni.ng, groot
f
11.040.000, is reeds
een bedrag van f 5.000.000 op emissievoorwaarden ge-
plaatst.
Van het netto-provenu der lee ing is een bedrag van
f 24.014.000 voor conversie afgetrokken.
Van het netto-proveuu der leenig is eén bedrag van
f
1.403.000 voor conversie afgetrokken.
Van de ‘totaie lenning, groet f 687.500, is reeds een
bedrag van f 500.000 01) inschrijvingsvoorwaarden ge-
plaatst.
0)
Van de totale leeniug, groot $ 7.000.000, is reeds een bedrag van $ 6.500.000 ‘in het buitenland geplaatst.
Bovendien conversie:
Nederland: Obligatiën:
•Neder-
landsohe Grondbriefbank f4.900.000 4O/ obi. 9, 1000/0.
Van het netto-provenu der leening is een bedrag van
f 1.890.000 voor conversie afgetrokken.
0)
Uitsluitend voor aandeelhouders en voor houders van
4
0
/ obl. der leening 1937 in de verhouding 1 : 3.
Van het netto-provenu der leening is een bedrag van
f 500.000 voor con’versie aifge.trokken.
10)
Bovendien oonversie:
Nederland:
St. Adfonsusstïch-
tinig, Eerw. partere redernptoi’isten, Apisterdam, f 500.000
3X-plo obl. 9. 100
0
/0;
R.K. Kerkbest. v. d. Parochie vaas
0. L. Vrouwe van Altijddurenden bijstand, Bussum,
f285.000 32
0
/0
obl. 0. 1000/0; Ver. tot opr. en instandh.
van Chr. scholen voor M.U.L.O., ‘s-Gr.aven.hage,
f
60.000
3>
0
/0
obl. 0. 1000/; Ver, voor voorber. lager en M.TJ.L.O.
op Geref. grondslag, Anisterdam-N.,
f
39.000 4
0
/0
obl. 9.
1000/
0
(deel •eener leening groot f43.000).
1.1)
Van het netto-provenu der leeniin.g is een bedrag
van
f
9 1. 000 voor conversie afgetrokken.
13)
Van de totale leening, groot
f
500.000, is reeds een
bedrag van
f
170.000 op emissievoorwaarden geplaatst.
13)
Van het netto-provenu der leening is een bedrag
van
f
404.000 voor coaversie afgetrokken.
Voorts werd hier te lande dè inschrijving opengesteld
op een beperkt bedrag cert. van 10 aand. Air Reduotio.n Co. 0. pim. $ 4034 l).a.; een beperkt bedrag cert. van 10
aiuid. The ‘Greyhound Corporation 9. pl.m. $ 8 pa. (initro-
duotie); op een beperkt bedrag cert. van 10 aand. 0. $ 10
R.
J.
Reynolds Tobacco Co. 0. pl.m. $28y
2
p..a. (intro-
ductie) ; op een beperkt bedrag ceit, van
1
ƒ
50
depoteenheid
van pref. aand in acht Amer. Mijen ,,Un’iprefs” á, pl.m.
f335 p.c. (introductie).
Emissies in 1938.
(In Guldens)
Nieuw kapitaal:
Conve sie:
Obligatiën Aandeelen
Totaal
lah……2.461.075,-
1.740.000,- 4.201.675,-
1.076.5
.650,-
Febr…..9.267.401,25
636.000,-
9.903.401,25
110,140.600,-
Maart …
17.951.327,50
1.650.000,-
19.601.327,50
81.525.748,-
29.679.803,75
4.026.000,-
33.705.803,75
1.268.1998,-
GROOTHANDELSPRIJZEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1928-1929 = 100).
TUINBOTJWARTIKELEN
(‘s-Gravenhage)
ROODE
WITTE
KOOL
UIEN
KOOL
le kwal.
gewoon
le kwal.
1-5 pond
per 100 kg
1E5 pond
per lOO kg
Broek op
per 100kg
Broek op
Langendijk Broek op
Langendijk
Langendijk
1928
17,23
130,9
13,25
105,8
4,55 76,3
1929
9,10
69,1
11,78
94,2 7,38
123,7
1930
5,77
43,8
2,14
17,1
2,05 34,4
1931
6,96 52,9
1,94
15,5.
3,06 51,3
1932 1,84 14,0
8,07
64,5
1,49
.
25,0
t
)
1933
2,60
19,7
2,30
18,4
0,82
13,7
1934
3,04
23,1
1,89
15,1
3,23
54,1 1935
5,25
39,9 2,58
20,6
2,21
37,0
1936
6,10
46,3 2,17
17,3
3,45
57,8
1937
2,38
18,1
4,61
36,8
1,12 18,8
Jan.
1936
6,41
48,7 2,26
18,1
4,47
74,9
Febr.
7,43 56,4
2,59
20,7
4,50
75,4
Mrt.
9,06
68,8 3,05
24,4 6,60
110,6
Nov.
,
– –
1,60 12,8
0,85
14,2
Dec.
,,
1,48
11,2
1,36
10,9
0,84
14,1
Jan.
1937 1,84
14,0 1,29 10,3
1,05
17,6
Febr.
2,15
16,3 1,13
9,0
1,03
17,1
Mrt.
1,88
14,3
0,94
7,5
1,02
17,1
Oct.
–
–
8,18
65,4
1,0
17,1
Nov.
2,51
19,1
7,77
62,1 1,03
17,1
Dec.
»
3,53 26,8 8,34
66,6
1,57
26,3
Jan.
1938
5,43
41,2
11;54
92,2 2,53 42,4
Febr.
5,19
39,4
12,31
98,4
2,32
38,9
Mrt.
5,25
39,9
12,45
99,5
2,58 43,3
2-9
Febr.
,,
4,90 37,2
11,77
94,0 2,33
39,1
9-18
,,
,,
5,56 42,2
12,19
97,4 2,34
39,2
18-26
,,
5,20
39,5
12,73
101,7
2,29
38,4
26 Feb.-9 Mrt.
5,28
40,1
13,19 105,4
2,34
39,2
9-17 Mrt.
5,34
40,6
11,46
91,6
2,93
49,1
17-25
,,
4,89
37,1
–
–
2,54
42,6
2531
»
5,40
41,0
13,-
103,9
2,45
41,1
1-7 April
6,70
50,9
–
–
2,74 45,9
ONTVANGEN BOEKEN.
De Nmlooze TTennootscha.p,
Maandblad voor den
ondernemingsvorm en het hedrijfswezen in Ne-
derland en Nederl.-Indië. Zeventiende jaargang
No. 1.
(Roermond 15 April
1938; H.
van der
Marck’s Uitgevers-Mij..
N.V.
Ab.-prijs
f
10,-
per jaar).
Dit nummer, •dat geheel gewijd Is aan de ,,Aanvull.ing
‘van de wet tot bevordering van de richtige heffing der
Directe I3elashingen”, opent met een artikel van Prof: Dr.
N. J. Polak :,,Te hefitige richting?”. Vervolgens bevat het bijdragen van de hand van de heeren Prof. Mr; G.
Russel, A. M. Vroom, Mr. G. H. A. Grosheide, Prof. Dr. J.
van Loon, W. H Meijbur.g, J. J. M. H. Nijst, Mr. Dr.
H: F.
A.
Völlmar, Mr. G. L. A. van Dijk, Mr. S. C. H.
Nederburgh, terwijl het besluit met een conjunctuurbe-
‘richt van Jhr. Ir. M. J. de Bosch Kemper.
5 3 4.000,-
330.000,-
250.000,-
14.950,-
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
Amsterdam
.
Totaal
Art
ikelen
17-23
April
–
Sedert
Overeenk.’
1723
April
‘
Sedert
–
‘
Overeenk.
1938 1937 1938
1 Jan.
1938
tlJdaak
1937
.
1938
1
Jan.
1938
tijdvak
1937
Tarwe
29.115
410.395 556.534
–
3 750
15.804
414 145
572 338
3.240
54.364 –
lÔ3..877
_-
‘-
‘
2.875
54.364
106.752
96
4.581
2.838
– –
–
4.581
2.838
Mais ……………….
18.965
390.234 ‘ 426.842
400.’
.
47.041
53.718:
437.275 480:560
Rogge
………………..
9.506
133.632 125.885
: 5.074:..
5.939 138.706
131.824
Boekweit …………………
2.470
‘86.441
‘
53.923
‘….–
:
1.45,0
2.280
87.891
56.203
Gerst
……………….
Haver
…………………
1.401
…
41.906
.583
–
92.659
78.379
….
134.565
152.962
Lijnzaad
……………..
Lijnkoek …………..
.’.
1.000.
.
25.497
‘
20.762
200
……..
–
–
–
25.497
20.762
Tarwemeel
………….
1.385
‘
18.903
‘
1.1.736
25
5.469
1.625
24.372
13.361
Andere meelsoorten ..
.
820
11.114
.
14.103
60
1.544 1.293
12.658
15.396
27 April 1938
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
325
STATISTIEKEN.
BAN KDlSCON1’O’.
Ned8Wissels. 2
3Dec.’36
Lissabon
. . .
.411 Aug.’37
Londen ……2
30Juni’32
}
B
e
l
c
B
in
..Eff.
2
3Dec.’36
Vrsch.inR.C.
21
3Dec.’36
Madrid ……5
9Juli’35
Athene ……….
6
4Jan.’37
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14Jan.
’37
Oslo
…….. 31
5Jan.’38
Belgrado ……..
5
1Febr.’35
Parijs
……
312 Nov.’37
Berlijn ……….
4
228ept.’32
Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest …….
.
q
15Dec.’34
Pretoria
. . .
3
15Mei’33
Brusse.l ……….
2
16Mei’35
Rome ……..4
18Mei’36
Boedapest
……
4
28Aug.’35
Stockholm
.
.21
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Weenen …… 3
10Juli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau ..
..
4
18Dec.’37
Kopenhagen
….
4
19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.1
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1938
23
19123
11116
4
1
9
April
April
April
April
~1~9~132’14
9
pril
1936
20/25
April
1914
20(24
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
11
4
21
4
11
4
2)
114
114
1
–
/l6
3118_3116
Prolong.
1
12
2
12 11
2
2)
1
12
1
1
_l/
3
21/
4
.31
4
Londen
Daggeld
1-1
1
12.1
‘/a-1
‘/i-1
1
12_1
1
/2..1
1314-2
Partic. disc.
17132
17/32
171
11
32
171
33
_21
39
17132..9116
411
4
.31
4
Ben/in
Daggeld…
–
2
3
14-3
2314-31/92
2
3
14-3
3
19
I
7
19-214
2-14
–
MaandeId 214-3
2
3
14-3
2314-3
2)
2
3
14-3
21/3-314
2
3
14-3
–
Part,
disc.
2
7
/8
2718
2
7
18
2
)
2
7
18
2
7
18
3
2
1
(-
1
(2
Warenw.
..
4-11
4.11
4
411
2)
4.11
3
4.11
4
4.21
4
–
Vew
York
Daggeld
1)
1
1
1
2)
1
1
1
2 2)
1 1
3
1
4
13
1
4
21
1
2
Partic.dlsc.
1
1
1
1
2
11
2
51
91
1
–
Koers van 22
April
en daaraan voorafgaande weken t/m. V 1/dag.
11-14 April.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batai’ia
York *)
*)
)
*)
*)
1)
19 April 1938
1.79%
8.97%
72.30
5.68 30.28 100%
20
,,
1938
1.79% 8.97
72.35
5.67
30.31 100%
11
,,
1938
1.79%
8.96%
72.33
5.61%
30.31
100%
22
,,
1938
1.79%
8.96%
72.28
5.56
30.31
100%
23
,,
1938
1.79%
8.96
72.28
5.40
30.331
100%
25
,,
1038
1.79%
8.96%
72.20
5.47
30.26
100%8
Laagste d.w’)
1.79
8.95%
72.171
5.35
30.24
99%
Hoogste d.w1)
1.80
8.97%
72.40
5.69
30.36
100%
Muntpariteit 1
1.469
12.1071
59.263
9.747 124.906
100
Da a
Zwit-
ser
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
1)
rest
1)
‘)
19 April 1938
41.40
6.26
– –
–
20
,,
1938
41.37%
6.271
–
–
–
21
,,
1938
41.34%
6.261
–
– –
22
1938
41.31
6.26
–
–
–
23
,,
1938
41.3134 6.27
–
–
–
25
1938
41.29
6.26
–
–
–
Laagste d.w
1
)
41.27
6.221
1.35
9.55
–
Hoogste d.w’)
41.44 6.30
1.40
9.571
–
Muntpariteit
1
48.003
7.371
1.488
–
13.094 48.52
D a a Stock-
holrn) hagen*)
Kopen-
û iO
Ii,l1
forfl)
Buenos-
Aires’)
Mon-
treall)
19 April 1938
46.25
40.071
45.10
3.971
46%
1.78%
20
,,
1938
46.25
40.05
45.071
3.97
46%
1.79
21
,,
1938
46.25
40.05
45.071
3.97
47
1.79
22
,,
1938
46.20
40.021
45.05
3.97
46%
1.79
23
1938
46.20
40.021
45.05
3.97
47%
1.79
25
,,
1938
46.20
40.021 45.05
3.97
47%
1.78%
Laagste
d.wl)
46.121
39.95
44.971
3.95
46
1.78
Hoogste
d.w’j
46.27k 40.10
45.121
3.94
47%
1.79%
Muntpaniteit
46.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
*)
Noteering te Amsterdam.
aS)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t
late
of 2de No. van iedere maand komt
een
overziclt
voor van
een
aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D t
a a
Londen
($
per
)
Parijs
($ p. 100ff.)
Berlijn
($ p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gld.)
19 April
1938
4,99%
3,15%
40,31%
55,68
20
,,
1938
4,98%
3,14%
40,25
55,64
21
,,
1938
4,99%
3,13%
40,27
55,67
22
,,
1938
4,98%
3,03%
40,25
55,65%
23
,,
1938
4,98% 3,02%
40,24
55,67
25
,,
1938
4,99%
3,11%
40,24
55,72
26 April
1937
4,9325/
4,43%
40,21
54,76
l4untpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%8
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
9
Apr.
1938
16
Apr.
1938
1
19/23
Apr. 1938
LaagstelHoogstel
123
Apr. 1938
Alexandrië..
Piast.p..
97%
97%
97%
97%
97%
Athene
….
Dr. p.
547%
547%
540
555
54734
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1
1
10%
1
1
10%
1/10%
1
1
10%
Budapest
..
Pen. p. £
25%
2534
24%
25%
25%
BuenosAires’
p.pesop.
19.75
19.401
18.90
19.45
19.00
Calcutta
….
Sh. p. rup.
1/6%
116%
6
115
81
1
116%
116
Istanbul
..
Piast. p. £
620 620
620 620 620
Hongkong
..
Sh. p.
$
112%
112%
1/2%
1/3
112%
Sh. p. yen
112 112
111 ly,
112%
112 Lissabon….
Escu.p.Cll0%6
110%
110
110%
110%
Mexico
….
$
per £
– –
– –
Montevideo
.
d.perc
20 20
19%
20% 20
Kobe
…….
Montreal
..
$
per £
4.99k
5.02
5.00%
5.03
5.01%
Rio d. Janeiro
d. per Mil.
2%
2%
2%
2%
2%
Shanghai
..
Sh. p.
$
111
1/1%
110%
1/1%
111%
Singapore
..
id. p.
$
213% 213% 213%
214%
2/3%
Valparaiso
2).
$
per £
125
125
125
125 125
Warschau
..
Zl. p. £
1
26%
26%
1
26%
1
26%
26%
1)
Offlc. not.
15 laten, gem. not.,
welke imp. hebben
te betalen 10
Dec.
1936 16.12.
2)
90
dg. Vanaf
13 Dec. 1937
laatste
,export”
noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.YOrkl)
Londen
19 April 1938.. 189
6
42%
19 April 1938….
139/6
20
,,
1938..
18′
42%
20
,,
1938….
13916
21
,,
1938..
18%
42%
21
,,
1938….
139/6
22
,,
1938..
181%
3
42% 22
,,
1938….
13916
23
,,
1938..
18′
–
23
,,
1938….
139/71
25
,,
19.38..
18%
42%
25
,,
1938….
13916
26 April 1937.. 20%
44%
26 April
1937….
140191
27 Juli
1914.. 24%
59 27 Juli
1914….
84110%
1)
in
pence p. oz.stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz.
fine.
3)
in sh. p.oz. fine
STAND VAN ‘a RIJKS KAS
Vorderingen.
1
14April1938
23April1938
Saldo van ‘s Rijks SchatkIst
bij
De Ne.
f
95663.743,97
f
1
12.926.570,60
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
870.284,92
,,
103.229,05
Voorsch. op
uit. Mrt.
(resp. Febr.)
1938
a/d. gemeent. verstr. op a. haar
uit
te
derlandsche Bank ……………….
keeren hoofds. der
pers. bel.,
aand.
in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmcde opc. op die belas-
tingen en op
de
vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndi
………
29.264.282,89
,,
24.825.890,70
Idem aan
Suriname
………………
13.169.124,50
,,
13.194.487,71
Kasvord.weg. credietverst. alh. bultenl.
.
•
102.233.551,09
,,
102.417.744,78
Daggeldleeningen
tegen onderpand..
….
– –
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen
35.040.024,31
.
38.774.434,-
Vond,
op
het Alg. Burg.
Pensioenf.l)…
–
.
–
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
8.726.133,57
.
8.967.119,85
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank Ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatklstbiljetten In omloop ………
f234.233.000,-
f234.233.000,-
Schatkistpromessen in omloop
19.500.000,-
,,
19.500.000,-
,,
1.094.316,-
,,
1.094.031,-
Schuld op uIt. Mrt. (resp. Febr.) 1938
a/d.
.
Zilverbons in omloop ……………..
gem. weg. a.ht
uit te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand. 1. d. hooi ds. d. grondb.
e.
d.
gem.
fondsb. alsm. opc. op die
bel. en op de vermogensbelasting
,
3.204.543,14
•
3.204.543,14
Schuld aan Curaçao’) …………….
SchuId
het Alg. Burg. Pensloenf.
1)
aan
30.028.446,22
1.138.660,93
30.113.906,77
• •
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
,,
180.936.034,82
..1.260.773,61
184339.593,89
.
25.500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…….
24.250.000,-
Id. aan diverse instellingen
1) ………
..
57.327.388,45
,,
159.323.568,26
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
16 April 1938 1 23 April 1938
Vorderingen:1)
Saldo Javasche Bank
…………….
f
389.000,-
–
Saldo b. d.
Postchèque- en Glrodlenst
,,
294.000,-
f
176.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
,,
29.264.000,-
•
24.826.000,-
16.500.000,-
,,
16.500.000,-
Schatkistbiljetten in omloop .. …….
,,
5.000.000,-
,,
5.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds
1.972.000,-
,
1.972.000,-
Schatkistpromessen in omloop………
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
1.146.000,-
.
•
1.434.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
,,
530.000,-
,
530.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
…
,,
1.265.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas
f
31.169.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.
Data
Metaal
ci
latie
Andere
oP,lsfib.
Discont.
ID
7,greÇ
26 Maart1938..
881
1.105 619 567 1.157
19
,,
1938..
881
1.052 642 568
1.147
12
1938..
878
1.114
629 572
1.189
5
1938..
878 1.193
679
576
1.192
26 Febr.
1938..
870
1.233
613
581
1.246
1 Juli
1914..
645
1.100
580
735
396
1)
Sltiitp. der activa.
326
.
CROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS-
EN
GENOT
OERST
MAIS
ROGGE
TARWE BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer
EIEREN
64;5 kg
Russische ‘:
Rotterdam per 2Q00 kg.
•
74kg Russi-
Rotterdam per 100 kg. Loonzein Alkmaar
Gem. not.
Helling
1)
Zieblz.2O5
loco
sche
1)
loco
Rotterdam
per cwt. f,o.b.
RangoonjBassein
Leeuwar-
der Comm.
krisis
Fabr.kaas
Eiermijn
Roermond
Termijn-
.
Amerik.
Termijn-
1
La Plata
1)
van E.-S. B.
v. l6Mrt.jl.
L_
Rotterdam
per2000kg.
noteer. op
1
1 of 2 tund. 1
Mixe
No 2)
per 100 kg.
noteer. op
1
of 2 mnd.
1
Locoprijs
FIerI.Ned.Ct.I
Not.
Noteering
uivel-
Centr.
gang exp.
per 50kg.
oo
St.
P.
T%
t
%
t
%
t
%7%
sh.
ff%f%
. 1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
102,5
13,82
5
110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
111314
2,03 98,4
–
43,30
95,0 7,96
9,3
1928
228,50
106,2
208,50 108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,57
5
100,1
3,475
99,9 6,43 98,4
10!7/4
2,11
102,3
–
48,05
105,4
7,99
99,6
1929 179,75
83,6
196,- 102,1
204,-
101,0 10,87
5
89,4
11,27
5
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
.
2,05 99,4
–
45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225
51,2
8,27
5
65,9
9,67
5
71,7 5,09 77,9
815
1,66
80,5
–
38,45
84,4
6,72
83,8
1931
107,25
49.9
78,25
40,8
84,50
41,8
4,55 37,4
4,65
37,0 5,55
41,1
3,09 47,3
516
1,34
64,9
–
31,30
68,7
5,35
66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5
77,25
38,2 4,62
5
38,0 4,70 37,4 5,225
38,7
2,59 39,6
5111
1
I2
0,94 45,6
–
22,70
49,8 4,14
51,6
1933
z
32,5
60,75
31,6
68,50
33,9 3,55 29,3 3,75 29,9 5,02
5
37,2
1,84
28,2 4,5112
0,61
29,6
0,96 20,20
44,3
3,71,
46,3
1934
u.
75,75
35,2
64,75
33,7
7075
35,0
3,325
27,3 3,25
25,9
3,67
5
27,3
1,74
26,6
41714
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
–
ui
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25 30,3
3,07
5
25,3
3,975
30,9
4,125
30,6
2,07 31,7
5(8
112
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,0
1936
n
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36.6
4,27
5
35,1
5,75
45,8
6,27
5
46,5
2,19 33,5
517
1
12′
0,58
28,1
0,885
17,55
38,5 3,50
43,0
1937
in
137,75
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0
8,95
73,6
8,02
5
63,9
8,925 66,2
2,70
41,3
61-
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3 3,96
49,4
Jan.
1937
61,4
99,75
52,0
97,50
48,3
7,975
65,5
8,0fl
64,3
8,40,
62,3
2,74
41,9
6!P12
0,66
32,0
0,85
17,07
5
37,5
3,45
43,C
Febr
0
Z
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8
8,72
5
71,7
7,92
5
63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5110ij4
0,69 33,4
0,80
18,75
41,1 3,81
47,
Maart
,
61,8
104,25
54,3
106,-
52,5
9,02
5
74,2
8,72
5
69,5 9,15
67,8
2,57
39,3
5(9
1
1
4
0,68
33,0
0,80
18,825
41,3
3,86
48,1
April
149,75
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9
10,-
82,2
9,40 74,9
10,175
75,4
2,72
41,6
6l-!4
0,69 33,4 0,80
16,45
36,1
3,05
38,C
Mei
,,
144,50
67,2
10,-
55,7
110,-
54,5
10,-
82,2
8,925
71,1
9,72
5
72,1
2,64
40,4
5110
1
12
0,71
34,5
0,72
5
17,32
5
38,0 2,89
361
luni
,,
w
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83.
522
5
59.9
8,95
66,3 2,63
40,3
5110
1
14
0,74
35,9
0,70
19,82
5
43,5
2,98
37,
Juli
Aug.
:
i
149.25
69.4
108,25
56.4
III,-
55,0
9,85
81,0
8,57
5
68,3
9,975
73.9
2,68
41,0
5/11
1
14
0,77
37,4
0,68
20,15
44,2
3,74
46,(
136,50
63,5
106,50
55.5
1
12,-
55,4 9,30
76,4
7,82
5
62,3
9,225
68,4
2,86
43,8
614
0,78 37,9
0,64
21,50
47,2
3,84
47,0
Sept.
,
z
129,50
60,2
107 –
55,7
122,-
604
9,225
75,8
7,55
60,1
8,52 63,2
2,96 45,3
67
0,85
41,3 0,52
5
21,
46,1
4,69 58,
Oct.
136 25
63,3
109-
56,8
1
14,75
56,8 8,57
5
70,5
7,62
5
60,7
8,50
63,0 2,96
45,3
617
1
14
1 ,
48,5 0,42
23,
50,5
4,99 62,
Nov.
133,50
62,1
106,25
55,3
1
16,-
57,4 7,22
5
59,4
7,10
56,5 8,12
5
60,2
2,53
38,7
5)7
1
12
0,96
.
46,6 0,46
22,20
48,7
4,99
62,
Dec.
0
130,25
60,6
1 10,-
57,3
120,75
59,8 .
7,30
60,0
7,05
56,1
8,02
5
59,5 2,43
37,2
515
0,84 40,8 0,60
20,80
45,6 5,24
65,
lan.
1938
137,-
63,7
113,75
59,2
117,25
55,0
7,65
62,9
7,45
59,3
8,40 62,3
2,35
36,0
513
0,80
38,8
0,61
5
21,45
47,1
4,15
51,
lebr.
,,
135,75
63,1
106,-
55,2
110,75
51,9 7,60 62,5
7,275 57,9
8,30 61,5 2,39
36,6
514
0,81
39,3
0,65
22,12
5
48,5
3,65
45,
Mrt.
132,-
61,4
104,50
54,4
109,75
51,5
7,10
54
677
5
53,9
7,70
57,1
2,36
36,1
513
0,81
39,3
,
0,56 21,70
47,6 2,80
34,0
29 Mrt-5 Apr.
130,0
60,7
108,-
56,3
116,-
54,4 6,85
5
53,1
7,40
54,9 2,33
35,7
512
1
14
0,78 37,9
0,50
19,-
41,7
2,75
-12 Apr. ’38
128,50
59,7
108.25
56,4
118,-
55,3
680
55,9
6,60
52,5 7,45
55,2 2,35
36,0
513
0,83
40,3
0,50
19,
41,7
2,85
12-20
,,
,,
127,50
59,3
107,25
55,9
1
19,-
55,8 6,60 54.2 6,45
51,4
7,30
54,1 2,41
36,9
514
1
J2
0,86
41,7
0,50
20,-
43,9 2,95
36,1
20-26
,
,,
125,50
58,4
106,25
55,3
1
18,-
55,3
6,30 51,8
6,42
51,2
7,25
53,7
2,60
39,8
5931
0,89
43,2
0,45
19,5
42,8
3,05
38,(
JUTE
.
KATOEN
.
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
.
,,First Marks” olie gekamd
loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed Middling Upland
Super Fine C.P. Crossbred Colonial Carded 50’s Av.
Merino 64’s Av.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.
wit Or. D. te
New York per Ib.
_
Smoked Sheets
loco Londen p. It
1
Herl.Ned.Ct.1
–
i•i:
–
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
FIerI.Ned.Ct.
iit
Herl.Ned.Ct.
1
H_
erl.Ned.Ct.
ït
Not
%
ets.
—
i:
e
ets.
%
pence
ets.
..
7
j
j
.
%
penc
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27
133,8
96,8 26,50 244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44 93
140,2
18,9
1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54 81,4
10,7
1929
395.49 92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,2
1930
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50 66,4
3,42 30
45,2
5$
1931
192,15
44,9
17.117
21,1
44,8 8,50
20,1
55,9
4,28
60,9 3,1
in
44,0
13,-
109,0
46,6
23,25
5,97 46,6 2,40
15
22,6
1932
m
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7 11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,3
1933 128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
11
16,6
3,2!
1934 115,85
27,1
15.9/9
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8 41,0
30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6
62
1935
Z
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2
30,5
14,-
84,5 36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,-
1936
w
=
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5 33,50
2,71
21,2
1,73
25
37.7
7,7
1937
c.
183,46
42,9
20.8j4
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4 23,75
132,7
56,8
35,50
3,30 25,8
1,865
36 54,3
9,51
P
1937
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2 5,88 88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92
30,6
2,145 38
57,3
10,3
e
169,23
39,5
18.1812
24,0
51,0
13,15
21,8
60,7
5,85 85,6
61,9
23,
–
133,6
57,2
35,75
3,53
27,6
1,93
40
60,3
10,5
Maart
April
ç
174,86 189,96
40,9
44,4
19.911
21.313
26,6
26,0
56,5
55,2
14,45 14,35
23,3
23,1
64,8 64,3
6,25 6,16
88,6
96,5
64,1
69,8
23,75 25,75
138,9 144,9
•
59,4
62,0
37,25 38,75
3,59
3,56
28,0 27,8
1,96 1,95
44
44 66,3 66,3
12,..
11,6
Mei
Z
201,20
47,0
22.716
24,3
51,6
13,35
22,7
63,2
6,04 97,4
70,4
26,-
142,9 61,1
38,25
3,25 25,4
1,78
5
38 57,3
10,2
Juni
86,90
43,7
20.1617
22,9 48,6
12,60
22,3
62,1
5,96 95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28
25,6
1,805
36 54,3
9,6
Juli
189,87
44,4 21.113
22,4 47,6
12,32
21,5 59,8
5,71
95,8 69,3
25,50
142,2
60,8
37,75
3,42 26,7
1,88
5
34 51,3
9E
Aug.
•
u:
188,67
44.1
20.1716
18.8
39,9
10,35
19,6
54,5 5,19 98,9 71,5 26,25
145,0
62,0
38,50 3.30
25,8
1,82
33
49,7 8,8
Sept.
,,
186,01
43,5
20.1413
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4 4,64
94,1
68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3,19
24,9
1,76
34 51,3
9,-
Oct.
–
188,16
44,0
20.1918
15,2
32,3
8,42
15,5 43,1
4,15
83,6
60,5
22,50
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,
Nov.
0
in
185,91
43,4
20.12110
14,4
30,6 7,99
•
15,2
42,3 4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5
27,75 2,86
2,71
22,3
1,58
5
27
40,7
7,1
Dec.
173,86
40,6
19.71-
14,9
31,6
8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
21,2
1,50
5
28 42,2
7,3
1938
0
w
168,56
39,4
18.1518
15,4
32,7
8,56
15.9
44,2 4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,495
26 39,2
7,-
l
an.
-“ebr. ,,
166,62
38,9
18.1117
16,1
34,2
9,00
16,5
45,9
4,41
63,9
46,2
17,-
98,1
42,0
26,25 2,78
21,7
1,55
5
27 40,7
7,1
Mrt.
,.
165,08
38,’i
18.81-
16,1
34,2
8,91
16,1
44,8
4,30
61,1
44,2
16,25
98,3
42,1
26,25
2,81
21,9
1,56
25 37,7
6,7
29 Mrt.-5 Apr.
161,44
37,7
18-1-
15,6
33,1
8,63
15,4
42,9
4,13
61,7
44,6
16,50
97,2
41,6
26,-
2,67
20,8
1,475
21
31,7
5,6
5-12 Apr. ’38
154,67
36,1
17.51-
15,6
33,1
8f6
15,5 43,1
4,14
61,6
44,6
16,50
95,3
40,8
25,50
2,69
21,0
1,49
22
33,2
5,8
12-20
,,
160,20
37,4
17.1716
15,9
33,8 8,88
15,6
43.4
417
59,8
43,2
16,-
95,2
40,7
25,50
2,73
21,3
1,51
5
23
34,7
6,1
20-26
,,
–
155,25
36,3
17.613
15,9
33,8 8,85
15,6
43,4
4,18
60,7
43,9
16,25
96,2
41,2
25,75
2,78
21,7
1,55
22
33,2
6,-
,
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
GIETERIJ-IJZER
. ZINK
ZILVER
Standaard
gem.
prompt en
•
Loco Londen Cleveland No. 3
(Lux III)
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen
1ev. 3 maanden
per Eng. ton
franco Middlesb.
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
per Standard
.
per Eng. ton
Londen perEng.ton
1
H
er
l.
N
e
d.C
t.1
it
per Eng. ton
t.o.b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce
Herl.Ned.Ct.
Not.
ied.Ct.j
Not.
llerl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
%
£
f
%
£
1927
675,10 85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
1
98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26
1
1
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2 21.314.
2749,50
94,6
227.418 39,85
94,6
65110
37,90
1
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135
103,8
261
1929
0
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2 23.4111
2465,65 84,8
203.18
1
10
42,45
100,8
7013
41,55
1
105,1
6819
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
7
1
1930
661 10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
96,1
67/-
35,95
1
91,0
5916
203,55
64,1
16.16/9
89
68,5
17
11
1931
43185
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,99
73,1
5115
140,05
44,1
12.8111
69
53,1
145
1932
275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12.-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
•
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17′
1933
268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/ll
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
51-
129,80
40,9
15.14111
62
47,7
1811
1934
226,80 28,8
30.615
82,65
29,8
11.11- 1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
21
1
1
1935
U
230,95
29,4
311811
103,46
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415 24,70 58,6
6812
20,25
51,2
561-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
1
5
1936
4
298,75 38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592.-
54,8
204.1218
28,40 67,4
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20′
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.71,10
41,30
98
1
0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1
1
1937
P
n r.
09
:
461,70 58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4
11
0
2060,25
70,9
229.18
1
9
36,30
86,2
81
1
–
34,20
86,5
7614
188,60
59,4
21.-jIl
78
60,0
20
7
1
”
522,10
664
58.7
1
2
248,-
89,3
27.1414
2080,65
71,6 232.1113
36,25
86,0
811-
34,75
87,9
7716
.219,45
69,2
24.1018 75
57,7
20
1
1
Maart
,
1-.
638,40
81,2
71.916
292,95
105,5
32.161-
2498,25
86,0
279.141-
36,15
85,8
811-
48,20
122,0
108(1
289,65 91,3
32.818
77
59,2
20
11
April
559,70
71,2
62.7/6
235,50 84,8
26.4110
2404,95 82,8
268-/-
36,35 86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2 26.615
78
60,0
20
1
1
M
e
i
1
Z
1545,951
69,4
I 60.151- 1214,951
77,4
I 23.18/5
12256,451
77.61
251.21- 1 36,401
86,4
1
811-
159,65
1150,9
113219
1209,351
66,0 123.5111
t
76
58,5
1 20
5
1
Juni
1
z
1
499,701
63,6
1
55.13/5
1
20
5,
40
1
74,0
1
22.1718
12245,101
77,31
250.216
36,35
86,3
1
81/-
160,60 1153,3
11351- 1194,551
61,3 121.1315
1
75
1
57,7
1
20
Juli
,,
1
1510,101 64,9
1
56.1113
1213,70
i
77,0
I
23.13/11
12365,201
8141
262.51-
i
45,551
108,1
1101
–
159,60 1150,8
113216 1205,751
64,8
122.1316
I
75
I
57,7
I
20
Aug.
,
1
>1517,551
65,8
1
57.6/-
1205,251
.73,9
I
22.14/6
12388,50
82,21
264.9/-
1 45,601
108,2
1101/-
148,60 1123,0
1109/-
1215,35/
67,9
123.16/8
I
75
57,7
119
7
/
Sept.
,,
I
Z
1474,251
60,3
1
52.15111
187,551
67,5
I
20.1718
12323,10
79,91
258.1216
1
45,351
07,6
1101/-
144,65
1113,0
I
9915
1191,801
60,4
121.7/1
I
74
56,9
119
7
!
Oct.
,,
I
1413,151
52,5
I
46.1111
1164,801 59,4
118.7/8
12036,851
70,11
227.51-
I
45,251107,4
/101/-
142,30 1107,0
I
9415
1162,051
51,1
118.1/7
I
75
57,7
I
20
Nov.
.1
u.
1357,501
45,5
I
39.1319
1150.101
54,1
116.1313
11726,601
59,41
59.71
191.141-
I
46,85
1
111
,
2
11041-
I
39,85 /100,8
1
8815
1143,20
1139.-
1
45,1
I15.17/11
I
74
1
56,9
1
19
11
Dec.
‘J
1362.701
46,1
40.712
14′,,90
52,2
116.216
1734,45
193.-/-
1
49,-
1
116,3
11091-
38,80
1
98,2
1
8614
43,8
115.915
1
70
53,8
185
/
Jan.
1938
1
67,75
1
46,8
1
40.1
1
6
1143,501
51,7
1
1
5.19/9
11640,651
56,51
182.16
1
1
48
,901116,1
11o9
/
136,50
1
92,4
1
81
1
4
1134,051
42,2
114.18/9
1
1
56,9
19
17
Febr.
,,
.1
Z
1353,701
45,0
I
39.819
/137,35
1
49,5
115.6/3
11642,151
56,51
183.1111
48,901116,1
1109!-
33,45
I
84,6
I
7416
1128,851
40,6 114.7/4
I
75
1
57,7
I
201
Mrt.
,,
I
1357,251
45,4
1
39.16
1
7
1144,801
52,2
116.2/10
I1649,651
56,81
183.18
1
2
1
48
,901116,1
109
1
–
131,80
1
80.5
1
70
1
11
11
28
,901
40,6 114.7/4
1
75
1
57.7
1
20
3
)
II
29 Mrt.-5 Apr.I
cI
349,151
44.4
t
38.1819
1143,501
51,7
116.-!-
11558,101
53,61
173.15/-
1
48,851115,9
1109/
131,40
1
79,5
t
70! 1124,401
39,2 113.17/6
1
71
1
54.6
18
7
)
5-12 Apr.
38
1 1
35
6,201
45,3
1
39.15/-
1144,501 52,0
116.26
11554,
80
1
53,5i
173.15
1
–
I
48851115,9
1109/-
133,60
85,0 1
75/-
11
25
,201
39,5
113.195
1
70
1
53,8
118′)
II
12-20
1
30,60
1
40
.
3
/9
1140,201 50,5
115.1216
11532,051
52,71
170.15
–
1
48,901116,1
1109/-
133,10
1
83,8
1
73
1
9
11
25
,351
39,5 113.19/5
1
71
t
54,6
1
18
,
1
20-26
.,
I
353,401
44,9
39.89
Il37,20I
49,4
115.6
1
3
11502,151
5
1
,7
1
167.12
1
6
I
48
,
8
5
1
11
5,
9
11091
–
33,05
i
83,6
I
739
1124,101
39,1
113.16/111
70
I
53,8
1871
DDELEN EN GRONDSTOFFEN.
–
(Indexcijfers geba8eerd op 1927
tjm
1929 =_100).
•
•
.
.
– •
327
GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND- CACAO G.F. KOFFIE
Loco R’damlA’dam
SUIKER
Witte kri8t.-
THEE
N.-Ind. thee-
RUNDEREN VARKENS
micidelgew, No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
per ’12 kg.
suiker loco
veiIln
A’dam
c
MMM
–
.
(versch)
per 100 kg
(versch)
oer lOO kg
Londen per cwt.
Londen per 8 Ibs. c.i.f. Nederland
Rotterdam!
Amsterdam
Oem.j’ava-en
Sumatrathee
Robusta
Superior
HerI. Ned.Ct.j Not.
Hen. Ned.Ct.I
Not.
Hen.
Ned.Ct.I
Not.
Rotterdam
Rotterdam
•
oantos
per 100kg.
per’12 kg.
–
r
—-
ir
–
t
%
–
7
—
i
—
i;:
—
Ï
–
sh.
9
cts.
1927
–
–
–
–
65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21
119,4
68f-
4,575
95,5
54,10 91,4
19125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
303
102,4
5/-
34,64
100,4
5713
49,62
5
101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5
109,2 67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60 60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44 82,4
414
13,84
40,1
2417
25 50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50 44,0
25,46
382
58/7
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9 30,04
50,8
6,32
5
39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0 30,74 46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10 43,0 22,83 38,6
5,32
5
34,5
32,75
43,2 87,0
1934
1935
61,50 48,125
64,9
50,8
46,65
54,7
60,5
32,94
49,5
8811
1
42
48,0
319
1
12
8,15
23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5
25,5
40
52,8
34,9
1936
53,425
56,4
51,625
48,60 57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
8815
9316 1,19 1,48
40,2
313
1
12
50,0
319
1
12
8,15
12,05
23,6 34,9
2216 3014
14,10 13,625
28,7
27,8
15,21
16,87
5
25,7
285
3,85 4,02
5
24,1
25,2
34,50
48
45,5
52,8
32,5
39,2
1937
71,27
5
75,3
61,85
72,5 42,27
63,5
9411
190
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5
33,9
22,37
5
37,8 6,22
5
38,9
53,50
70,6
53,6
Jan.’
1937
64,60 68,2
52,75
61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
41.
1
1
2
24,50 71,0
5418
16,75
34,1
22,12
5
37,4
5,575
34,9
50,50 66,7
52,0
Febr.
64,17
5
67,8 53,32
5
62,5
38,49 57,8
86-
1,80
60,8
4/-
1
14
21,09
61,1
4712
18,25
31,2
24
40,6
5,72
5
35,8 53,50
70,6
52,4
Maart
66,15
69,9
54,82
5
64,3
39,83 59,8
8912 1,67
56,4
3/8
3
14
23,-
66,7
5116
18
36,7
23,80
•
402
6,10
38,1
55
72,6 53,1
April
71,-
75,0 56,25
65,9
42,32
63,6 94(3
1,72
58,1
3110
20,83 60,3
4615
17,87
5
36,4
233P
39,5
6,125
383
54,25
71,6 54,4
Mei
,
73,325
77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
412
3
14
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5
38,0
55
72,6
53,6
tuni
80,25
84,7
55,75
65,3 39,87
59,9
88110
2,04 68,9
416/2
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9 6,525 40,8 50,50 66,7
52,7
Juli
78,45
82,8
60,85
71,3
42,63 64,0
9416
1,97
66,6
414h
z
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5
41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,575
82,2
67,875
79,6
46,32 69,6
10216
2,13
72,0
4/8i12
17,61
51,0
391-
17
34,6
23
38,9
6,50 40,6
54,75
72,3
55,3
Sept.
72,425
76,5
69,20
81,1
46,17 69,3
102110
1,96
66,2
4(4(1
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,32
5
39,6
56
73,9
55,1
Oct.
59,975
73,7 70,20
82,3
43,70
65,6 9716
1,91
64,5
413
12,55
•
36,4
281-
15,75
32,1
22,875
38,7
6,40
40,0
55,25
72,9 55,0
Nov.
68,17
5
72,0
72,37
5
84,8
40,77
61,2
9016 1,95
65,9 4
1
4
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8
6,425
40,2
53,75
71,0
52,2
Dec.
68,95
72,8
72,15 84,6 43,23
64,9
9612 1,92
64,9
413
1
1
11,07 32,1 2418
13
26,5
17,25
29,2 6,40
40,0
47,75
63,0
51,0
Jan.
1938
70,825
74,8 70,37
5
82,5 43,54
65,4
97!-
1,96
66,2
41411
12,18
35,3
2712
13
26,5
16,10
27,2 6,17
5
38,6 51,25
67,7 51,3
Febr.
70,25
742
68,75
80,6
43,95
66,0
98/-
2,08
70,3
417J2
12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0
5,40
33,8 50,25 66,3 50,5
Mrt.
,
69,15
73,0 66,37
5
77,8 45,87
68,9
10212
1,90
64,2
4/3
13,30
38,5
2918 13
26,5
15,50
26,2
5,05 31,6
52,25
69,0 48,9
Mrt.-5Apr.
73,9
65,-
76,2
46,20
69,4
1031-
1,79
60,5
41-
12,56
36,4
281-
13
26,5
15
25,4
4,75 29,7
53,75
71,0
47,8
.12 Apr.’38
70,70
74,7
65,-
76,2
47,09
70,7
1051- 1,79
60,5
4/-
12,55
36,4
281-
13
26,5
15
25,4 4,62
5
28,9
54,25
71,6
48,0
.20
,,
,,
75,0
64,50
75,6
47,04
70,6
105/-
1,83
61,8
411
11,87
34,4
2616
13
26,5
15
25,4
4,62
5
28,9
54,25
71,6
48,1
-26
70,-
73,9
64,-
75,0
47,09
70,7
105/-
1,98
66,9
4/5
11,44
33,1
25/6
13
26,5
15
25,4
4,6251
28,9
52,75
69,6
48,3
GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
VUREN-
HOUT
basis
f.o.b.
K5
HUIDEN
COPRA
Ned.-lnd.
GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
LIJNZAAD
La Plata
GOUD
Londen
cash
‘
1
1
,
21/
2
X
7 per standaard
7″
Zweden/FinI.
Gaat, open kop
57-61 pond
t. m. s.
per Iongton
loco
per ounce fine
ex opslagpi. Londen perstandaard
Veiling te
per 100kg c.i.f. Londen
Rotterdam
van 4.672 M.
Amsterdam
Amsterdam
per 1000′)
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not,
7
7
7
7
T
ƒ
–
–
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5
106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21..!-
185,25
95,1
51,45
100,0 851-
102,0
100.2 94.6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5
89,4 230,16 92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7 95,4 84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3 22,62
5
73,9 175,55
70,2
14.10/4
181,75
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7 16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2/11
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9
51,25 99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4 90,39
36,1
10.19/4
75,50 38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1
13718
31,6 31,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2 31,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,2
40,1
1937
205,35 89,3
.22.1712 132,25
86,6 23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1
14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
140/9
53,4
57,8 58,3
Jan.
1937
18i-
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,62
5
67,3
145,04
58,0
16.3/9
102,75
52,8
63,45
123,3
14118
55,1
56,4 58,5
Febr.
,,
187
:95
81,7
21.-/-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
99,25
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
51,0
59,5
Maart
,,
201,84
87,8
22.12/-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81- 106,75
54,8 63,60
123,6
142/4
51,5 61,5
64,8
April
,,
208,79
90,8
23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3
80,4
63,6
Mei
•
211,29
91,9
23.101-
137,-
.89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
112,50
57,8 63,15
122,7
140/8 56,7 60,2 58,2
Juni
,,
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25 60,5
14,325
46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
140174
54,8
59,0
56,1
Juli
,,
212,-
92,2 23.101-
136,25
89,5
59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7
140/-
55,2
60,2 56,3
212,40
92,4 23.101-
135,-
88,4
62,4
13,95
45,6
126,66
50,6 14.-16
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,7
59,2 55,3
Sept.
211,08
91,8
23.10/-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2
63,05
122,5
14014
52,4 57,9 55,3
Oct.
•
210,65
91,6 23.101-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4.
140164
50,4
56,1
51,2
Nov.
,,
209,46
91,1
23.51-
132,50
86,8
44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140114
41,7
53,2 46,7
Dec.
•
206,69
89,9
23-1-
125,–
81,9
17,-
42,4
12,37
5
40,4
105,31 42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
46,3
Jan.
1938
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6
47,4
11,87
5
38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
52,0 44,7
Febr.
199,56
86,8
2251-
122,50
80,2
17,-
42,4
10,95
35,8
95,86
38,3
10.1319
108,-
55.5
62,70
121,9
139194
43,4
51,0 44,3
Mrt.
,,
197,49
85,9
22.-/-
116,25
76,1
.15,-
37,4
10,975
35,8
92,92
37,2
I’Ô.7/2
106,25
54,6
62,75
122,0
139/11
41,8 50,0
43,2
Mrt.- 5Apr.
197,34
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
1
10,50
34,3
87,43
35,0
9.151-
102,25
52,5
62,80
122,1
1401-4
39,8
48,8
40,0
-12Apr.’38
197,31
85,8
22.-!-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,625
34,7
91,85
36,7 10.51-
101,75
52,3
62,75
122,0 1401-4
40,0
49,0 40,7
-20
,,
197,13
85,7
22.-t-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,75
35,1
90,85
36,3
10.216
101,50
52,1
62,60
121,7
1396
40,2
49,1
41,3
-26
,
197,34
85,8
22.-j-
110,-
72,0
14,50
36,2
10,625
34,7
90,73
36,3
10.216
101,25
52,0
62,50
121,5
13916
40,0 48,9 40,2
Westf /Holl.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
PETROLEUM Mid. Contin. Crude
33 tjm. 33.9° Bé
5.
g.
te N.-Vork p. barrel
BENZINE
Gulf Exp. 64/66° per
U.S. gallon
KALK-
SALPETER
franco schip
Ned.
ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco schip
CEMENT
levering bij
50 ton franco
T E E N E N
__________________
w_
Q
–
‘9
=
=
binnenmuur
r.
1000 stuks
buitenmuur
P.
1000
stuks
A’dam per
per 100kg
bruto
Ned. per 100kg
voor den wal Rotterdam
Rood en
Klinkers en
.
_
1000kg.
HerI.Ned.Ct./ Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Boeregrauw Hardgrauw
%
7
5
T
–
Y
i1i.
7
7 7
–
_7_
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37
128,0 14,66 11,48 102,6
11,44
102,5
18,-
99,0.
13,65
104,3
16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9 9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60
104,0
19,50 104,5
96,5 99,0
1929
11,40
104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
107,1
88,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
111 21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55
102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1 1,42 46,1
057
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0 7,73
69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20.
37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
II,-
58,9
49,6 43,0
1933
7,
64,1 1,14
37,0 0,57 9,24 32,0 4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
II,-
60,5
8,75 66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20 56,8
1,40
45,5 0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5 8,50
45,5
44,8
38,8
1935
6,05 55,4
1,39
45,1
0,94 7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
II,-
60,5
6,75 51,6 8,50 45,5
46,4
39,9
1936
6,60 60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70
51,0
4,82 43,2
10,50
57,7 6,75
51,6 8,75 46,9
48,5
44,1 1937
8,80 80,6 2,09
67,7
1,15
11,08
38,3 6,10 5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3 9,50 50,9
66,4
60,5
lan.
1937
8,05 73,7
1,90
61,7
1,04
10
‘
61
36,7
5,81
5,65
50,5 4,85
43,5
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
62,7 59,2
Pebr.
,,
8,25
75,6 2,12
68,8
1,16
10,95
37,9 5,99 5,70 51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
64,8
59,9
Maart
,,
8,30
76,0 2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10 5,75 51,4
4,95 44,4
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
73,9
66,5
April
.,
8,55
78,3
2,12 68,8
1,16
11,30
39,1
6,18 5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25 49,6
68.4
64,2
Mei
82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6 6,30
5,85
52,3
5,05 45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25
49,6 70,9 64,4
juni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,48
39,7
6,31
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
7,25 55,4 9,25 49,6
69,8 63,0
Juli
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80
43,0
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50 50,9
70,3
63,4
Aug.
9,-
82,4
2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,45 56,9
9,50 50,9 68,2 61,6
Sept.
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0 6,38 5,75 51,4 4,95 44,4
11,35
62,4
7,45
56,9 9,50 50,9 65,8 59,6
Oct.
,,
8,95
82,0
2,10
68,0
1,16
11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
f1,35
62,4
8,25
63,1
9,75.
52,2
62,1
56,8
Nov.
,.
–
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3 5,82
5,85
52,3 5,05
45,3
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2 59,0 53,9
Dec.
,,
9,35
85,6
2,09 67,7
1,16
9,60
33,2 5,34
5,95
53,2 5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75
52,2 58,5
52,3.
i,an.
1938
9,90
90,7 2,08 67,4
1,16
9,34
32,3 5,20 6,05
54,1
5,25
47,0
12,85
70,7 8,50 65,0
10,50
56,2
59,1
52,4
rebr.
,,
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,10
31,5
5,09
6,10
54,5 5,30
47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
58,0
51,4
Mrt.
,,
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16
9,08
31,4
5,05
6,15
55,0 5,35
47,9
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
1
Mrt-5Apr.1
9,90
90,7 2,10
68,0
1,16
9,25 32,0
5,13 6,20 55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
51,4
49,4
-12Apr.’38
9,90
90,7
2,09
67,7
1,16
8,92
30,8 4,94
6,20
55,4 5,40 48,4
12,85
70,7
8,50
65,0
1
10,50
56,2
51,7
49,7
-20
,
9,90
90,7
2,08 67,4
1,16
8,90
30,8
4,94
6,20
55,4
5,40 48,4
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2
51,5
49,7
1-26
.
–
9,90
90,7
–
2,08
67,4
1,16
8,85
30,6
4,94
6,20
55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
51,1
49,4
328
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
27
April
1938
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 25 April 1938
Activa.
Binnen!. Wis-(Hfdbk.
f
8.622.670,35
sels, Prom.,j Bijbnk.
133.005,46
eua.iu uIse..ttg.seu.
O154.5
1,95
f
9.120.248,46
Papier o. h. Buiteni. in disconto
……
Idem eigen portef.
f
5.400.000,-
Af:
Verkochtmaar voor
de bk.nog niet afgel.
–
Beleeningen
incLvsch.
Hfdbk.
f
289.989.737,171)
in rek.-crt.
Bijbnk.
3.737.689,17
op onderp.
Ag.sch.
26.918.810,96
f
320.646.237,30
Op Effecten enz.
f
319.739.162,461)
Op Goederen en Ceel.
907.074,84
320.646.237,301)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,
–
Munt, Goud ……
f
113.537.485,-
Muntmat., Goud .. ,,1.366.744.778,25
[1.480.282.263,25
Munt, Zilver, ena.
17.562.930,27
Muntmat. Zilver.
1.497.845.193:52
1
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
…………………….,,
42.069.359,95
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.600.000,-
Diverse
rekeningen ……………….,,
9.997.130,14
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221)
10.193.915,19
fl.899.872.O84,56
___________________
Paseiva.
kapitaal …………….
. ………..
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.338.707,82
Bijzondere
reserve
………………,,
6.600.000,-
Pensioenfonds
………………….,,
11.361.723,40
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
900.708.140,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
27.230,28
Rek.-Cour.
J
Het Rijk
f
106.384.706,37
saldo’s:
‘,, Anderen
,,844.562.080,39
950.946.786,76
Diverse rekeningen ………………
,,
5.889.496,30
f
1.899.872.084,56
Beschikbaar metaalsaldo
…………f
757.666.385,53
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.894.165.960,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht
………………..,,
–
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indit
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99)
……..
f
65.883.125,-
‘)
Waarvan in het buitenland ………………..
…….92.838.394,36
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt
Muntmat.
Circulatie opeischb.
schulden
Metaal-,
saldo
kings
perc.
25 April’38 113537 J..366.745
900.708 950.974
757.666
81
19
,,
’38 113557 1.366.745
908.296 940.919
755.417
80
25
Juli
’14 65.703
96.410 310.437
6.198
43.521
54
Totaal
Schatkist-
Beiee-
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
nin en
op het
reke-
disconto’s
rechtstreeks
buiten!.
ningen
1
)
25 April 1938
9.120
–
320.646
5.400
9.997
19
,,
1938
9.129
–
321.082
5.400
10.296
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
‘)Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Andere
Besch ik
Data
Goud
Zilver
Cjrculatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
23 Apr.’38
5
)
Ïi70
185.870 73.220
32.734
16
,,
’38
2
)
136.090 189.270 73.390 31.026
26Mrt.1938
‘116.574
1
20.092
183.575
83.680 29.764
19
,,
1938
116.574
1
19.407
185669
82.814 28.588
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
Wissels,
1
Diverse
Dek-
Data
buiten
Dis-
Belee-
1
reke-
1
kings-
N.-Ind. conto’s
ningen
J
ningen’)
j
percen-
______________
betaalb.
tage
23 Apr.’38’)
•
1.560
7R
5
560
60.580
53
16
,,
’38
9
)
1.770
74.840
64.840
52
26 Mrt. 1938
1.810
113.330
49.627 70.382
51 19
,,
1938
2.356
13.234
1
49.836
68.284
51
25Juli 1914
61395
7.259
75.541
2.228
44
1
1
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilj.
1
OtherSecurities
Data
Metaal
in
un BankinglDisc.andl
circulatie) Departm. Advances
13
,,
1938
1
327.231
1
497248 1 29.159 1 9.598 1 19.648
22 Juli 1914 40.164
29.317
33.633
Data
Gov.
Public
Other
1
Reservel kings
.
OtherDeposits
1
1
Dek-
Sec.
Depos.
1
Bankers
_Accountsl
1
perc.
1
20April’38 1117.616
18.027 1-103.’951
1064611 36.125 1 31.6441 19,7
13 ,, ’38 116.136
17.731
35.996 ) 29.982119,_
22 Juli ’14 11.005 14.736
42.185
29
.
297
1 52
1) Verhouding tiisschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
1
Te goed
Wis
waarv.l
Belee-
IRenteloos
Data
Goud
Zilver1
in h t
Ibuit:nl.
–
1
sels
Ibuitenl.l
op het t
t
1
n_neen
IV.d.
voorschot
Staat
14Apr.38
4081
22112.005
8111
4.611
1
3.200
7
,,
’38
55.807
4061
20112.118
812
4.702 3.200
23Juli’14
4.104
6401
–
_
1.541_
81
769
_
–
Bonsv.d)
1
Diver-
1Rekg.Courant
1
__________
Data
zelfst.
.
amort. k.
j
sen
1)
1
Circulatie
Staat
1
Zelfst.
1
–
kmort.k.I
culieren
14Apr.’38
5.575
1
2.814
1
98.063
27
1
2.183
1
2
1.598
7
,,
’38
5.575 2.822
J
98.144
30
2.154
21.390
231uli’14
–
–
1
5.912
1
401
1
–
1943
-, .JIUILjJU1I a_tIVU.
DUITSCHE RIJKSBANK. Daarvan
1
Deviezen
I
Andere
Data
Goud
bij bui-
1
als goud-
wissels
Belee-
ten!. circ.
dekking
en
ningen
banken ‘) 1 geldende
t
cheques
14 April 1938
70,8
20,3
5,6
5379,5
48,5
1938 70,8
20,3
5,3
5.504,0
47,6
30 Juli
1914
1.356,9
–
–
750,9 50,2
Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Actival)
latie
Crt.
Passiva
14
April 1938
100,7
1.519,8
1
5.524,2
1.221,9
215,6
7
,,
1938
114,1
1.359,8
5.476,3
1.245,1
209,9
30 Juli
1914
330,8
200,4
1
1.890,9
944,-
40.0
‘,i unoelast..) w.o. xenienDanKScncine 14, 1 Apr. resp. II, iS miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belga’,).
Data
Goud
c
c
1
RekgCrt.
s-
1
1938
0
.
‘uu
2114
52
11.1321
192
37
150
228 4.389
38
1
403
13/4
.
.13.1391
51
11.1321
194 36
150
228 4.432
18
393
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
.
Wissels
Data
,,Other
1
Goud-
In her-
I
In de
Totaal
certifi-
cash”
i)
disc. v. d.
open
bedrag
calen
1)
member
i
markt
banks
1
gekocht
6 A, p r.’3 81
9.231,1
1
9.222,0
444,9
11,3
1
0,6
30 Mrt.’38
9.222,6
9.212,7
473,5
12,0
0,6
Belegd
1
F. R.
1
Totaal
1
Goud-
1
Aluem.
1
Data
In U. S.
Notes
1
Gestort
1
Dek-
IYek-
Oov.Sec.
1
In circu-I
Kapitaall
kings-
1
kings-
latie
1
1
perc.S)
t perc.4)
6 Apr.’381
2.564,0
1
4.158,2
1
7.874,5
133,3
1
80,4
1
–
30
Mrt.’381
2.564,0
)
4.121,7
7.919,1
133,3
80,5
1
–
‘)ueze certiricaten weroen noor ae bcnatKist aan ne Keserve ijanken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.
1
34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad
tegenover opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad inuntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN
AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis-
1
1
I
Reserve
1
Totaal
1 1
Waarvan
Data
1 Aantal
contos
1
Beleg-
bil de
depo-
1
time
Ileentn.J
en
beleen.
1
gingen
1
t
F R.
1
banks
1
sito’s
1
deposits
3OMrt.’38l
11
1
8.771
112.039
5.755
1.25.620
1
5.218
23
,,
‘381
–
1
8.805
1
1.107
1.5-773
1
25.768
5.231
ltD PUDIDI1 VUll lID flDU. DUflS CV ODWDDIIIU
OUflfl
Dli CV Dal… Cl
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van de betreffende valuta.