Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1155

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 16 1938

16 FEBRUARI 1938

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch-Statistische
Benchten

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEÔEDEELINGEN
VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
23
1
JAARGANG

WOENSDAG 16 FEBRUARI 1938

No. 1155

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
Lieftinck; N; J. Polak; J. Tinbergen; F. ie Vries. en

H. M.
H;
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Th. van Luytelaer (waarnemend Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina / 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnonjenten en advertenties:
Nijgh
d
van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postcflèque- en giro-rekening

No. 145192.

A.bonnemcntsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland / 16,—. Abonncmcntsprijs Economisch-Statis-

tisch ilïaandbericht / 5,— per jaar. Beide organen samen

/ 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. / 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op dc verdere publicaties.

INHOUD:

Blz.

HEr BELANG VAN DE ECONOMISCHE VERDEI)IGINCSVOOR-

BEREIDING
door
Prof. Dr. J. E. de Quay ……….114

Het geldvraagstuk door
Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn

Stuart
…………………………………….
117

Beleggers-samenwerking door
0. A.
Klaasse … . …… 119

Loontoeslagen 1 door
A.
Kaan ………………..120

Internationale samenwerking in de vrachtvaart door

Mr. H. E. Schoffer ………………………
……122

BW.TENLANDSOHE MEDEWERKING:

Nieuwe regeling der Belgische werkloosheidsver.

zekering door
Dr. 0. Ronart ………………125

AANPEEKENINGEN:

luvestatieverboden en verplichte investeeringel.1 in

Duitscliland …………………………….
126

INGEzONDEN STUKKEN:

De volslagen slager door
Mr. M. J. Broekhvysen Jr.
met Naschrift door
Prof. Dr. N. J. Polak ……127

?1AANDOIJFERS:

Emissies in Januari
1938 ………………….128

ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..
129

Statistieken:
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten
…………….
129, 132
Oroothandeisprijzen
…………… . …………………..
130-131

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

In de afgeloopen week was voor het eerst sedert
geruimen tijd de marktpositie van den Gulden van

dien aard, dat het Egalisatiefonds niet behoefde in te
grijpen, terwijl in verband daarmee de Pondenkoers

iets monteerde, een koerswinst, die echter in het be-

gin van de nieuwe week vrijwel geheel teniet ging.
Op zichzelf was de verminderde vraag naar Guldens

volkomen logisch, omdat in de laatste weken voort-
durend aanbod van Ponden op de markt had gedrukt

in verband met de as. aflossing van de obligatielee-
ning der Koninklijke. Nu dat aanbod blijkbaar heeft
opgehouden, was een minder vaste Stemming voor
Guldens begrijpelijk. Van meer belang was wellicht

nog de discussie in de Eerste Kamer, waaruit (luide-

lijk is gebleken, dat de Regeering van meening is, dat

het geldende depreciatiepercentage economisch gemo-
tiveerd, noch te hoog, noch te laag is. In den laatsten
tijd had men uit de voortdurende zij het zeer lang-
zame, stijging van den Gulden den indruk gekregen,
dat erop aangestuurd werd geleidelijk aan de clepre-

ciatie te verminderen. Na de recente uitlatingen van
de Regeering moet men aannemen, dat die conclusie
onjuist geweest is. Voor de valutamarkt is dit een
steun, die zich dan ook manifesteerde in een vraag
naar Ponden. Dat desondanks de Dollar lager was, is
in overeenstemming met de internationaa-1 flauwere
houding van deze valuta. Omdat nu eenmaal ook

voorheen de Dollarkoers hier al was ingeschoten op
ruim aanbod in deze valuta, heeft men de daling van
de noteering relatief kleiner gehouden dan te Londen
door het Pond iets te laten oploopen.
Fransche Francs waren in de verslagweek betrek-
kelijk gunstig gestemd, de koerswinst ging echter in
de nieuwe week ten deele weer verloren. Vermelding
verdient, .dat ook op de termijnmarkt een iets betere
stemming zich manifesteerde. De operaties van het
Fransche egalisatiefonds bleven tot den minimum

beperkt. Het feit, dat de Regeering aan het fonds
weer een bedrag goud heeft toegevoerd, dat eenigen
tijd geleden aan de Banque de France was overge-
dragen, kan bij de speculatie den indruk hebben be-
vestigd, dat de Regeering er alles op wil zetten om den
Franc op het huidige peil te verdedigen.

Op de termijnmarkt te onzent was nogal aanbod,
zoodat het agio van den Gulden iets opliep. Wat Dol-
lars betreft, is het voor aanbod van lange termijnen
moeilijker geworden tegenpartijen te vinden, hetgeen
mogelijk in verband staat met de altijd weer opdui-
kende geruchten inzake mogelijke Doilardevaluatie.

De discontokoersen toonen weinig verandering.
Jaarspapier is gezocht op
Y21
pOt., het iangstloopende
Op 17
pOt.

Op de beleggingsmarkt was weinig verandering te
bespeuren. De nieuwe staatsleening blijft zeer vast ge-
stemd..
214
pOt. oude schuld was iets in reactie na
d vooi

afgaande stijging tot recordhoogte. Af te
wachten valt thans, of de invloed van het beleggers-
accoord zich
01)
de verdere ontwikkeling zal doen
gelden.

114

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Februari 1938

HET BELANG VAN DE ECONOMISCHE

VERDEDIGINGS VOORBEREIDING.

Onder cleia druk van de ongunstige, internationale

verhoudingen, is men hier in Nederland – zij het

ook laat – overgegaan tot een belangrijke verbete-

ring van de defensie en dientengevolge is ook het
vraagstuk van de Economische Verdedigingsvoorhe-
reiding met een grootere kracht clan voorheen ter

hand genomen. De weermachtsversterking heeft ook
een economisch – en een finantieel aspect en het is
duidelijk, dat er een zeker evenwicht moet bestaan
tusschen hetgeen militair noodzakelijk – en hetgeen fi-nantieel, voor elken staat afzonderlijk, verantwoord is.
“Vandaar, dat men ook in elk land in den loop der
jaren verschuivingen ziet in de defensie-uitgaven,

zoowel wat het totaal bedrag hetref t, alsodk- wat hun
aandeel in de geheele rijkshegrooting aangaat. Zoo is
het te verklaren, dat in Nederland na den laatsten

oorlog de defensie-uitgaven onder de hoop van een langere vredesperiode, zijn gedaald. Zoo is het ook
vei’klaarbaar, dat thans – ik herhaal, zij het wat erg

laat – de uitgaven voor onze defensie een belangrijk

aandeel zijn gaan innemen van de totale rijkshegroo-
ting, onder het ernstige voorbeeld en de daaruit voor
ons land voortspruitende gevaren van huitenlandsche

zijden.
Het is echter voor de eerste maal, dat het begrip
Economische Verdedigingsvoorbereiding in ons land
met meer klem naar voren is gebracht. De eerste in-
stelling op dit gebied hier te lande was het door den
huidigen Minister van Defensie, gedurende zijn eerste ambtsperiode opgerichte, bureau ,,Voho”. 1:Tet is dus
te verwachten, dat Minister Van Dijk, clie deze eerste
schrede reeds zette in een periode, dat nog weiniger

belangstelling
0
1)
dit onderwerp was gericht, onder de
zoo zeer veranderde tijdsomstandigheden aan deze

organisatie een krachtigen steun zal geven.

Aangeien het karakter van den hedenclaagschen

oorlog op veler gebied veranderd is, is ook inderdaad

het belang van een dergelijke voorbereiding veel en
veel grooter geworden. Allereerst constateeren wij een
sterke mechanisatie van de weermachten, zich uitend
niet alleen in een verzwaring en een perfectionnee-
ring van de vroeger gebruikte middelen, zooais vuur-

monden, niitrailleurs en geweren, maar ook in een
sinds de laatste eeuw ontstane instrunientatie van
pantserauto’s, tanks, vervoerauto’s, vliegtuigen, duik-
hooten, luchtafweergeschut, kabelhallons, speciale he-
tonbouw voor forten en loopgraven, chemische indus-
•trie van gasoorlog en de afweer hiertegeu, enz., enz.,
welke vooiheen door de strijdende legers ptactisch

niet werden gebruikt.
1-let gevolg daarvan is, dat niet alleen een belang-
rijke materieel voorziening nhast een personeel voor-
ziening noodig is, doch evenzoo, dat naast een regel-
matigen aanvoer van personeel ook een regelmatige
toestroorning van materieele goedereii noodzakelijk
zal zijn. Ook al moet de, strijd worden uitgevochten
door den man, indied hij heden ten dage niet met al
deze moderne middelen is uitgerust en gewapend, kan
hij als een vrijwel weerloos slachtoffer tegenover cle
tegenstanders worden beschouwd.

Aangezien zooveel materieel en de voor hun ge-
bruik ‘noodzakelijke ‘grondstoffen dus voor een oorlog-
voering noodig zijn, hebben de meeste landen bij de
beangstigeude opvoering van hun bewapening, ook het

vraagstuk van de economische verdedigingsvoorherei –
ding ernstig ter hand genomen. Zij zullen evenzoo
trachten om hi.j een eventueelen oorlog hun tegen-
standers juist van de voorziening val) deze middelen
af te sijden. De laatste wereldoorlog, wtarin deze
mechanisatie nog lang niet zoo ver v’as gevorderd als
thims, heeft al eleerd, met nime aan dè centrale
mogendheden, wat edn isolatie heteekent»Deze in-
sluitin kan zelfs z66 vr v6rden doorgevoerd, dat
niet afleen de wdermacht, maar ‘6ok de hurgerbevol-
king ernstig hierdoor wordt geschaad. 1

let achter-

land zal dus in een toekomstigen oorlog zorg hebben

le dragen voor den regelmatigemi aanvoer van alle
niogelmjke Icrijgsn’iateriaal ; l)Ovendiem’I voor de kleeding
en dle voeding en cle andere, nieest noodzakelijke be-
noodmgdheden van de weermacht, en van het eigen volk. ‘Tandaar, dat veel meer nog dan vroeger in de

toekomst een strijd gestreden zal worden, niet tus-
schen legers alleen, maar tusschen volkeren. En ook
zij, die niet direct hij cle weermacht zijn ingeschakeld
zuilen toch
01)
indirecte wijze aan, deze – naar wij

hopen no
g
lang uitblijvende – verschrikking, ter ver-

diediging van eigen grondgebied n1oeteu rnedewerken.

* *
*

In alle landen, die in den laatsten wereldoorlog
betrokken zijn geweest, heeft men dan ook sindsdien

met ernst het vraagstuk van de economische verde-
cl igingsvoorbereiding bestudeerd en uitgewerkt. Zoo

heeft men hijv. in
Frankrijk
de algemeene leiding
van de economische verdedigingsvoorbereiding in han-

den gelegd van een ‘Oppersten Verdedigingsraaci (Con-
seil superieur de, la Défense), waarvan de President
van de Republiek ,voorzitte’r is, waar verschillende
ministers zitting in hebben, terwijl een adviseerende
stem is toegekend aan de chefs van den Generalen
Staf en van den Marimiestaf. Aan dezen Raad is een al-
gemeen secretariaat toegevoegd, alsmede een aantal
studie-commissies, bestaande uit de vertegenwoordi-

gers der ministeries en staatsbedrijven, welke verschil-
lende vraagstukken hestudeeren en op het gebied van, de economische verdedigingsvoorhereiding voorstel-

len doen aan de bovengenoemde ,,Conseil Supérieur”.
Na verschillende wetsvoorstellen, welke echtet nooit
zijn aangenomen, is in het jaar 1936 een ontwerp

goedgekeurd door den Oppersten Verdedigingsraad en
thans hij de Kamers, ingediend. Dit ontwerp regelt’
voor géval van oorlog of oorlogsgevaar eed burgerlijke
en economische mobilisatie, welke de geheele natie
omvat, teneinde op een snelle en afdoende wijze alle
bestaande huiphronnen (zoowel van materieel als per-

soneel), in dienst van het land te kunnen stellen. Aan
dit wetsontwerp liggen eigenlijk twee principes ten

grondslag:
le. dat elke mannelijke persoon boven de 18 jaar

zich in dienst moet stellen van het vaderland;

2e. dat elk winstbejag
01)
leveringen aan den Staat

moet zijn uitgesloten.
Hieruit blijkt dus, dat men inderdaad het heele

volk met al zijn materieele hulpbronneu wil inscha-
kelen in geval van oorlog of oorlogstoestand, dat d,è

hu rgerlijke dienstplicht wordt doorgevoerd, een
staatscontrôle zal worden toegepast op alle bedrijven, die voor de oorlogvoering van belang zijn, ook in een

perode van vrede, dat specialisten gevormd worden,

aan wie belangrijke taken kunnen worden opgedra-gen op het gebied! van 1egei-administratie, douane,

technische diensten, militaire post- en telegraafdienst
enz. zoodat dus het heele economische apparaat op het
eene doel zal zijn georiënteerd.

In
Ralië,
dat nog onlangs in den Abessijnschen

oorlog niet dit stelsel heeft geëxperimenteerd en in
dlit opzicht een belangrijke ervaring heeft opgedaan,
mede tengevolge van . de door andere landen toege-

paste economische sancties, heeft men reeds in 1,923
aan een Oppersten Verdedigingsraad alle vraagstuk-
ken opgedragen, die betrekking hebben op de organi-
satie van. de nationale verdediging, met name ook het

gebruik van alle in oorlogstijd benoodigde hulpmid-
delen en daaruit voort,vloeiend de samenwerking van de
verschillende instanties, welke bij de voorbereiding en de
uitvoering der te treffen maatregelen noodzakelijk zijn.
Ook hier zien wij een Beraadsiagend Comité, Raad-

gevende Organisaties en een Algemeen Secretariaat.

Hier is de leiding
hij
den Minister-President en zijn

eveneens verschillende ministers en hooge ambtenaremi

lid. Daarnaast heeft men in Italië een Comité tot
voorbereiding van de Nationale mobilisatie, een in-
stelling, welke dus vooral niet de voorbereiding is be-

10 Februari
1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

115

last en waarin ook weer vooraanstaande personen uit

de Regeeringskringen, doch tevens uit handel en

industriE, zitting hebben. In 1925 kreeg dit bureau
reeds uitgebreide bevoegdheden, os. het recht van
g-

bruikmaking van alle hulpbronnen des lands in zoo-

‘verre dit voor een deugdelijke oorlogsvoorberei ding

nood ig was. Bij cle wet van
S
Juni. 1925 werd os. cie

algemeene mobilisatie geregeld, welke zoowel de bur-

gerlijke, als cle militaire mobilisatie omvatte en waar-

b cle Regeering, ala het noodig was, de bevoegdheid
kreeg, om alle, burgers, zoowel mannen als vrouwen;
aan de landsverdediging te doen medewerken; waar-
bij alle bedrijven op ieder oogenhlilc geheel in dienst
van de economische verdediging kunnen worden ge-
steld. Daarnaast zijn nog verschillende functionaris-

sen aangesteld, die den Opperstéfi Verdedigingsraad
r’egelmatig op de hoogte inoeten houden van de be-
staande productiemiddelen, van de behoefte aan
grondstoffen “en van de arbeidsbezetting in de ver-

schillende bedrijfstakken. Italië is er op uit om het

economisch leven zôôdanig te organiseeren, dat het
in geval van oorlog onafhankelijk van het buitenland
kan leven en door eigen voortbreng’ing, in de behoefte

van, wêermacht en volk zal kunnen voorzien. Een
van de moeilijkste onderdeelen van deze organisatie is
zeer zeker de voorziening van brandstoffen, een in de

moderne oorlogsvoering iii tert belangrijk artikel,

waarvoor het op ‘het oogenblik vrijwel geheel op het
buitenland is aangewezen.

Ook
Ehgeland,
dat cie laatste jaren zulk een in-

drukwekkend hewapeningsprogram heeft opgezet, om
zijn wereldgebied tegen’ aanvallen van hui’ten op de

vele bedreigde punten te kunnen beschermen, heeft
ook in hetmoederland het vraagstuk van de econo-
in i schc verded igi ngsvoorberei d ing met kracht ter
hand genomen. In een Britsch bewapeningsplan heeft
men dienaangaande twee phasen ingevoerd, waiirbij

cle eerste gevormd wordt door het op sterkte brengen
van het door verschillnde oorzaken terugloopen der
militaire voorraden, overeenkomstig een te voren op-
gezet programma van modernisatie, mechanisatie, ver-
vanging en oorlogsreserves. Deze eerste phase beoogt
dus eigenlijk het nemen van maatregelen, die spoedig
resultaten kunnen opleveren en hoofdzakelijk van or-

ganisatorischen aard zijn.

• In de tweede phase – waarmee thans reeds be-

gonnen is – beoogt men een industrieele mobilisatie
voor de toekomst voor te bereiden. Hierbij volgt men
het systeem van de z.g. schaduw-industrieën. De ge-dachte, die aan deze schaduw-industrieën ten grond-
slag ligt, komt vooral hierop neer, dat verscheidene
particuliere bedrijven met het volledig behoud van
eigen werkzaamheid, erin toestemmen, om hun Orga-

nisatie te, doen gebruiken voor de aanvullende fabri-
eagc, die in geval van oorlog noodzakelijk zal zijn.
t )czc SCh aduw-inclustri eën worden opgericht voor oorlogsmatcrieel, vooral voor munitie, vliegtuigen en
bepaalde geschcitssoorten. Naast de reeds bestaande
bedrijven, die uitsluitend
01)
deze artikelen zijn in-
gesteld, tracht men dus een groep van neven-bedrij-

ven te vinden, waar een kleine kern in vredestijd
wordt opgebbuwcl, die in geval van mobilisatie spoe-dig kan worden uitgebreid. Kleine brdcrs worden aan (leze schaduw-industrieën ook in tijd van vrede reeds
verstrekt, zoodat de eventueel speciaal voor dit doel

aangeschafte productiemiddelen, zij het ook slechts
pen oci i ek, kunnen worden gebruikt, terwijl cle ar-
iibi(isk.rachten in deze productie kunnen worden ge-
oefend.
Ofschoon vrijwel in alle landen thans veel aandacht

wordt geschonken aan het vraagstuk van de Econo-
iii i sche Vcrded i gingsvoorbercidi ng en i ic h i ‘er slechts
enkele als prototypen heb genoemd, moge door mij
nog vermeld worden de wijze, waarop dit vraagstuk
in
Zweden is
ter hand genomen, in verband met een
zeer eigen karakter, dat aan een deel van deze or-
ganisatie is gegeven.

Aan die in 1028 opgerichte Rijkscommissie voor de

Economische Verdedi gi ngsvoorbereid ing werd om. cie
taak opgedragen om in samenwerking met cie ver-

tegenwoordigers der industrie, voorbereidende maat-
regelen te treffen voor de behoefte-voorziening van

weermacht en burgerbevolking in geval van oorlog of
andere buitengewone omstandigheden. In Zweden vil

men dit nu bereiken door de distributie van grond-

stoffen en hulpstoffen zoodanig te regelen, dat deze

in geval van oorlog uitsluitend worden aangewend

voor de l)rOductie van de onder die omstandigheden

benoodigcle hoeveelheden, met het gevolg, dat alle

voorbereidingen onder staatstoezicht staan en indien

noodig kunnen worden opgevoerd. Ter vermijding

van het risico, dat de productie van ,,lebenswich-

tige” artikelen bij onvoldoende medeuerking zou stag-

neeren, wordt overwogen, om door de Regeening zon
noodig bepaalde bedrijven in itaatsdienst te doeu
stellen.

Het meest karakteristieke echter van de Zweedsche regeling is wel, dat door de Commissie van Economi-
sche Verded igingsvoorberei ding werd voorgesteld, om
van staatswege voorraden aan te schaffen. Dit voor-
stel is inmiddels aangenomei


zeer groot gedeelte aangewe
vrede op grondstoffen uit het de bestond er terecht de vree
zijn aanvoerwegen betreft, no
ligt, toch op ht gebied van d
oorlog spoedig zou
zijn
uitge
van buitenaf onmogelijk zou
In het hegrootingsjaar 19
genoemd, voorstel door den
men, is een bedrag van 70 n:
doel gevoteerd. Een Rijksrese
gericht en de leider van de
aankoopen en het aanleggen van clé voorraden. be[ast.
Men heeft daarbij de voorraad-vorming beperkt tot

eén gering aantal goederen en daarbij beoogd de hoe-
veelheden zoo groot te nemen, dat men op de voor-
ziening van de overeenkomstige vredeshehoef te van
één jaai’ is verzekerd. liet criterium voor de aanwij-
zing van de goederen is gelegen in de ,,moeilijkhe-
den, die nien verwacht hij de aanschaffing in geval
van de afsluiting van den aanvoer” en derhalve niet
in de prijssituatie.
Tenslotte heeft men om een verstoring van de
marktverhoudingen en den prijs te voorkomen be-
paald, dat de voorraden in een geleidelijk tempo zul-
len worden aangeschaft en daarom heeft men het in het eerste jaar tot 70 millioen Kronen beperkt,
terwijl voor dit doel in totaal 220 millioen Kronen
zijn uitgetrokken waarvan. 60 milhioen grohdstoffen voor den landbouw (kunstmest en veevoeder) en le-vensmiddelen, 30 millioen voor brandstoffen (petro-
leum en steenkolen), 45 millioen voor metalen (ert-sen), 55 millioen voor de textielindustnie en 30 mil-lioen voor rubber, zout en industrieele grondstoffen.

* *
*

Na dit korte overzicht van enkele, in dit oj)zicht
karakteristieke vreemde naties, zou ik nog een oogen-
blik hij
de Nederlandsche sitnatie en de hier geno-
men maatregelen
willen stilstaan.
Allereerst moge er dan de aandacht op gevestigd
worden, dat voor Nederland een goede economische
verdedigingsvoorhereiding zeer zeker van het grootste
gewicht is. Ook al mag men het uitgesloten achten,
dat Nederland ooit alleen in oorlog zal komen
en dus alleen op eigen voorziening zal zijn aangewe-
zen, toch mag om verschillende redenen liet vraag-
stuk van de economische vcrdedigingsvoorbcreiding
niet verwaarloosd worden.
Allereerst mag men in Nederland blijven hopen, dat een behoorlijke en goed ‘georganiseerde weer-
macht, zooais deze gelukkig door cle huidige Regee-
ring wordt opgebouwd, voldoende preventieve wer-
king zal bezitten, om hij een toekomstig West-Euro-

116

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Februari 1938

peesch conflict, evenals in de lange en gevaarlijke

periode van 1914-1918, ons buiten den oorlog te

houden. In dat geval zullen wij, evenals in dien tijd,
op een eigen voorziening van weermacht en burger-bevolking zijn aangewezen. In geval van neutraliteit

zouden wij het voordeel hebben, dat wij dan de be-
schikking hebben vooral op het gebied van de le-
vensmiddelen-voorziening over het geheele Neder-

landsche grondgebied en de toegenomen graanbouw

zou waarschijnlijk de ‘positie van Nederland in dat
opzicht versterken. Toch heeft ook de ervaring ons

in dit opzicht geleerd, want de
toeva,llige
groote

rjstvoorraad, die in Augustus 1914 in ons land was,
is een niet te onderschttten bron voor de voedsel-

voorziening geweest.

Een tweede motief, waarom het noodig is, om de economische verdediging goed voor te bereiden is,
dat indien Nederland den oorlog niet buiten zijn gren-

zen kan houden, het wel steun van een medepartij

kan verwachten, maar toch niet zoodanig, dat daar-
om deze aangelegenheid door ons zelf verwaarloosd
mag worden. Elke natie, die in den strijd betrokken

zal worden, zal zich allereerst instellen op de voor-
– —– van haar eigen krachten en daardoor zal wei
• m enorme inspanning worden vereischt, dat
msch niet direct gereed zal staan om het
matel’iaal en de noodige grondstoffen aan te
elfs niet naar een medestrijder. En al is
– mogelijk, om materieel van buitenaf aan
dan personeel, toch blijft hier ook te ver- t in den aanvang is gezegd, dat naar ver-

.waarde van materieel en grondstoffen

degenornen.

niotief ‘voor een goede voorziening is
gen in de gro’ote kwetsbaarheid, die
lit opzicht bezit. Zeer speciale maat-
ege1ij oral door den tegenwoordigen Minister
van Defensie genomen, om de gevaren van een strate-

gische overvalling te keeren. Politietroepen zijn op

do belangrijke overgangen en kruispunten. gestation-
neerd en grensbataljons zullen binnen afzienharen
tijd een gordel vormen aan den buitenrand van Ne-
derland. Deze militaire kwetsbaarheid heteekent ech-

ter evenzoo een economische kwetsbaarheid en we-
gens de geringe diepte van ons land zal het voor een
eventueelen aanvaller gemakkelijker zijn, om belang-

rijke punten te verstoren dan wahneer het land diep
en dus de afstand gioot zou zijn.

Tenslotte iiwgen wij verwachten, dat in een der-
gelijke omstandigheid, van waar de aanval ook komt
(wij mogen aannemen, dat Nederland niet aanvalt,

omdat dit geheel in
strijd
is met onze inderdaad vre-

clelievende politiek), een deel van het eigen grond-
gebied zal worden afgesneden, althans niet in de gelegenheid zal zijn, om als hulpbron voor land-
houwproducten en industrieele goederen zorg te

dragen.

Nadat hier te lande langen tijd gewerkt was met
het Bureau ,,Vobo”, dat uitsluitend op de eenvou-
digste voorziening voor de weermacht was ingesteld
en nadat daarna nog eenige commissies voor onder-geschikte punten op dit terrein werkzaam waren ge-
weest, werd door de Nederlandsche Regeering in
April 1936 een interdepartementale Commissie, de
zgn. Commissie Sluyter ingesteld, welke tot taak had
de noodige maatregelen voor te bereiden ter voor-
ziening in alle behoeften van de bevolking ten tijde
van mobilisatie en oorlog. De behandeling van de ver-
schillende vraagstukken op dit gebied geschiedt na
voorbereiding door de uit deze Commissie gevormde
.Werk-Commissje, terwijl de Interdepartementale Com-
missie zelve rechtstreeks onder den Raad van Minis-
ters staat.

De uitvoering van de verschillende complexen is
op het oogenbiik opgedragen aan • een drietal hureaux,
t.w. het Regeeringscommissariaat aan het Departe-
ment van Defensie, onder leiding van Ir. A. Groot-
hoff, waar alle werkzaamheden betreffende de voor-

bereiding voor de weermacht zijn geconcentreerd.

Daarnaast zijn twee bureaux werkzaam aan het De-

partement van Economische Zaken, nI. het Bureau
Economische Verdedigingsvoorbereiding en het Rijks-

bureau ter Voorbereiding van Voedselvoorziening in
Oorlogstijd, welke beide meer in het
bijzonder
voor
de verzorging van de burgerbevolking
zijn
ingesteld.
Deze bureaux zijn nog niet erg lang werkzaam en

aangezien voorbereiding en hestudeering van onder-
wierpen, welke natuurlijk aan de uitvoering vooraf

moet gaan, tamelijk veel tijd in beslag neemt, kan in
dit opzicht uiterlijk ook nog niet veel tot stand ge-

komen zijn. Toch wijzen de teekenen er wel op, dat thans met dit onderwerp ernst wordt gemaakt.
* *

Voor ons land lijkt mij tenslotte van veel belang

dat – en dit
01)
voorbeeld van datgene, wat wij uit

het buitenland kunne loeren, aangezien men daar
reeds verder is in de organisatie – bij den opbouw

van de Economische Verdedigingsvoorbere:icling spe-

ciaal de volgende punten in het oog worden ge-
houden:

i
:
e Dat vooral gestreefd wordt naar een nog in-

tensere coördinatie tusschen de verschillende diensten,
die op dit gebied werkzaam zijn. Het Nederlandsche
bedrijfsleven staat in ‘t algemeen zeker niet afkeerig

tegenover verzoeken tot medewerking op dit gebied.

Wanneer men zich den ernst van de situatie duide-

lijk voor oogen stelt en tevens inziet dat men hier-

mede de algemeene belangen kan dienen, zal men ook

zelfs bereid
zijn,
om, waar dit noodig is, eenigo offers

te brengen. Echter moet voorkomen worden, dat dub-

bel werk wordt gedaan en uiteraard, dat tegenwer-

-king tusschen verschillende instanties zou ontstaan.

Vele overheids-instellingen beschikken thans reeds
over gegevens, die ook voor de economische verdedi-
gingsvoorbereiding van groot belang zijn en in zulke
gevallen mag ook verwacht worden, dat• de hureaux

voor Economische Verdedigingsvoorbereiding geen

extra belasting op het
bedrijfsleven
leggen.

2e. Ook acht ik. voor ons land het vraagstuk van de
voorraadsvoorziening van groote importantie, omdat

-wij ten aanzien van verscheidene grondstoffen in een
gelijksoortige positie
zijn
als Zweden en omdat de

aanvoer zeker moeilijker nog. ‘kan zijn, dan voor dit
land. In dit opzicht -kan men niet volstaan met het

hanteeren van • uitvoerverboden, maar zal ook een
meer positieve voorbereiding door het organiseeren
van voorraadshouding moeten plaats hebben. Enkele
grondstoffen zijn zoo onmisbaar, dat op het oogenblik

een leger, zonder het bezit hiervan, niet kan function-
neeren. Ik denk hierbij o.a. aan de benzine en aan de
uitspraak van Keynes naar aanleiding van de over-
winning van de geallieerden in den laatsten wereld-
oorlog, die zeide – zij het ook wat paradoxaal -,

dat ,,de benzine den wereldoorlog had gewonnen.”
Daarnaast zijn er uiteraard nog verschillende andere
artikelen en grondstoffen, welke inderdaad in be-
langrijke hoeveelheden voorradig moeten zijn, die Ne-
derland, ook als het buiten den oorlog kan blijven,
waarlijk niet kan ontbeeren.

Het Zweedsche stelsel van de voorraadsvorming zal zeker wel geïnspireerd zijn door den economist
Cassel, die meer waarde hechtte aan deze materialen dan aan een extra hoeveelheid goud. Ik ben van meening, dat de voorraadsvorming hier

ook op andere
wijze
en wel in overleg met de betrok-
ken particuliere instanties geregeld kan worden, waar-
bij eventueel een extra daarvoor genomen risico door
de Overheid zou kunnen worden overgenomen. Hier-
bij kan ook overwogen worden het stelsel van de z.g.
uitgestelde contracten, welke in vredestijd worden
afgesloten met de daarvoor in aanmerking komende
industrieën voor levering bij mobilisatie, waarbij
eenerzijds de industrieel zich verbindt tot het leveren
der bestelde goederen, doch anderzijds de Regeering
op zich neemt, om alle middelen te verschaffen,

16 Februari 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

117

waardoor cle aangegane verplichting kan worden na-
gekomen. Dc contracten vermelden de soort der goe
deren, hoeveelheid, kwaliteit, leveringstermijn, wijze

van ontvangst en prijs, waarbij dan de prijs gebaseerd

kan zijn op den gemiddelden prijs van een aan cle

mobilisatie voorafgegane periode. Dit átelsel wordt
o.a. in België gebruikt.

3e. Gezien de kwetsbaarheid van ons land en de

iioodzakelijkheid van een groote uitzetting van de ooi-

logsproductie in geval van mobilisatie en oorlog, acht
ik ook het stelsel van de. schaduw-industrieën, zooals
dit in Engeland wordt toegepast, voor ons van groote

waarde. D.it stelsel van schaduw-industrieën zal be-

perkt moeten blijven tot de typische oorlogsi ndustrie
en zal, zooals dit trouwens ook in Engeland geschiedt,

geleidelijk aan moeten worden opgebouwd. Naast de
voorbereidende Organisatie is hiervoor zeer zeker ook
noodig, de medewerking van de particuliere bedrijven,
waarbij van hun zijde werkelijk overwogen moet wor-

den de plicht tot medewerken, die iedereen heeft in

oogenblikken van gevaar en waarbij dus ook in vredes-
tijd het winststreven niet primair mag zijn.

4e. In verband met het gevaar, dat bepaalde ge-
I)Icdsdeelen in geval van oorlog geheel of gedeeltelijk
zullen worden afgesneden, dient men eenerzijds voor
uiterst
belangrijke
bedrijven en bedrijfsonderdeelen,

een evacuatie naar de minder kwetsbare gedelten
voor te bereiden en anderzijds de vestiging van
nieuwe bedrijven door dezen bril critisch te bezien.
lIet gdvolg van dezen maatregel mag en kan uiter-
aard niet zijn, dat alle industrieën zich gaan samen-

hoopen in een klein gedeelte van het land. Zooals er
een evenwicht moest
zijn
tusschen hntgeen militair
noodzakelijk is en hetgeen finantieel verantwoord is,
zoo zal ook een evenwicht moeten bestaan tussehen
hetgeen algemeen economisch in vredestijd gcwenscht

is en hetgeen in verband met de voorniening in oor-
logstijd noodzakelijk is.

De algemeene overwegingen leiden er zeker niet toe,
om het geheele industrieele apparaat van Nederland
in een enkele provincie te eoncenti:eeren. Men dient
er echter wel zorg voor te dragen, dat ondernemingen,
die bij de oorlogvoering van het allergrootste
(
belang
zijn niet in de geografische hoeken van het land wor-

den geplaatst. Het zou onjuist zijn hieruit de con-
clusie te trekken, dat het in de bedoeling ligt om
bepaalde gebiedsdeelen zonder meer prijs te geven.
Elk land heeft nu eenmaal zijn gevaarlijke en kwets-

bare gedeelten en zijn veiliger streken. Het is niet

zonder reden, dat een belangrijk gedeelte van de
staal- en oorlogsiridustrie uit het Ruhrgehied meer

naar het midden van het land is verphatst, ofschoon
dan dat Rnhrgebied – militair gesproken – nog wel
minder gevaar van afsnijding zal loopen, dan enkele
provincies van Nederland.

* *
*

In den aanvang van dit artikel is er op gewezen,
(lat de economische verdedigingsvoorbereiding noodig
is, in verband met de gevaren die ons van buitenaf
bedreigen, zooals Nederland op het oogenhlik ook ge-
dwongen wordt tot de versterking van zijn veer-
machtsapparaat door de bedreigingen van zijn veilig-
heid en zelfstandigheid. Verscheidene landen voeren
op grond van een soortgelijke motiveering een sterke,
autarkische politiek. Het is niet noodig, dat door ons
land dit voorbeeld in den uitersten vorm wordt ge-
volgd, doch de tegenstanders van een protectionisti-
sche en industrieele politiek mogen zich in het licht
der zelfstandigheid rea]iseeren, dat reeds Adam
Smith in zijn ,,Inquiry into the nature and causes
of the Wealth of Nations” heeft gezegd: ,,There seem
however to he two cases in which it will generally be
advantageous to la.y some burden upon foreign for
the encouragement of dornestic industry. The first
is when some particular sort of industry is necessary
for the clefence of the country.”
Zoo zullen ook zij, die bij de Nederlandsche handel

eu nijverheid betrokken zijn in cle bedrijfspolitiek,

onder de aanwijzing van de Overheid, rekening die-
nen te houden met de maatregelen, die terwille van
onze onafhankelijkheid en zelfstandigheid op het ge-

bied van de economische verdedigingsvoorbereiding
getroffen moeten worden.

J.
E.
DE QuiY.

HET CELDVRAAGSTUK.

De. rede, door den President van De Nederlandsc]ie

Bank op 8 Februari gehouden voor het Amsterdam:
sche Departement van de Nederlandsche Maatschappi.j

voor Nijverheid en ilandel, heeft binnen en buiten (Ie
lunchvergadering, waarin
zij
werd uitgesproken,
uiteraard groote belangstelling gewekt. Wie tochkaii

het publiek beter inlichten over de geheimenissen van
onze geldpolitiek dan hij, die met de dagelijksche.
leiding daarvan is belast? En wie is eerder geroepen
om de
richtlijnen
der in de toekomst te volgen geld-
politiek aan te geven dan de President van de cen-
trale bank?

Dat het in de gegeven omstandigheden vrijwel on-
mogelijk is om een volkomen strak en vast omlijnd

programma van monetaire maatregelen op te stellen,

spreekt wêl van zelf. Dc wereld is verscheurd door
politieke tegenstellingen en oorlogsgeweld; in zulk

een situatie laat zich een ideale geldpolitiek natuur-
lijk niet verwezenlijken. Maar wel dient te worden

aangegeven, volgens welke beginselen zich de geld-
voorziening binnen onze landsgrenzen dient te vol-

trekken en op welke wijze ons land met andere lan-den zal moeten samenwerken aan een bcvrëdigendc

regeling van het internationale betalingsverkeer. Ook

hierbij zal het niet altijd mogelijk zijn om tot een
ideale oplossing te geraken, maar wel kan men toch

zekere principes opstellen, die zooveel mogelijk in het
oog gehouden moeten worden en zonder welke een

ration.eele geldpolitiek niet kan worden gevoerd.

Dat is blijkbaar ook de gedachtengang van den
Bankpresident geweest en hij heeft aan zijn gehoor de

beginselen uiteengezet, die zijns inziens moeten wor-
den nageleefd ter verkrjging van een zoo goed mo-
gelijk geldstelsel.

Nieuws heeft de Bankpresideut bij deze uiteenzet-
ting niet geboden. Zijn ideaal ligt in het verleden
en hij is opgetreden als
,,lccvda lor lom poris
ach”. Te-
rug naar den gouden standaard, dat is zijn wensch.

Dit beteekent niet, dat Nederland zou moeten te-
rugkomen op de ,,de facto” devaluatie van Septem-

ber 1.936. Dat ware al te bezwaarlijk voor ons be-
drijfsleven en nu deze devaluatie eenmaal een feit is,
wordt zij blijkbaar met erkenning van de voordeelen
voor ons bedrijfsleven (waaraan dc Banlpresident op

voorzichtige wijze al reeds uiting had gegeven op
blz. 13 en 14 van zijn laatste jaarverslag), en wel-
licht met een verholen gevoel van dankbaarheid aan-
vaard.

Ook beteekent de wensch tot terugkeer naar den

gouden standaard niet, dat Nederland zich thans na
bijna anderhalf jaar van zwevende valuta
motit p’roprio
zou moaten binden aan een nieuwen goudkoers. Dit
laatste kan slechts geschieden in overleg met de

groote mogendheden en op een oogenblik, waarop deze
landen daartoe hunnerzijds het voorbeeld geven. Maar

liet ware, aldus de spreker, wel zeer wenschelijk, in-
dien dit eerlang zou geschieden en indien om te be-
ginnen het. zeszijdig Monetair Accoord zou worden

verstevigd in dezen zin, dat het niet meer met 24
uur kan worden opgezegd, doch voor geruimeren tijd
de feit1jke stabiliteit der wisselkoersen van de

daarbij betrokken landen op basis van wederkeerige
goudafgifte zou vastleggen.

Daarmee zou een aanvang gemaakt zijn met het her-
stel van- den gouden standaard, en de Bankpresident
verwacht, dat zulks een nieuwe area van rust in het
economisch leven zou inluiden.

118

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Februari 1938

• De hoofdvoordeeleu van terugkeer tot den gouden

standaard ziet de Bankpresident in het herstel van

liet vertrouwen, dat het goud als dekking verzekert
aan het in het dageliji.sch verkeer gebezigde bank-

papier en giraalgeld, en in de Stal)iliteit der wissel-

koersen, die van dat herstel het gevolg zou zijn.

Oer het eerste punt’ behoeven wij niet veel te zeg-

gen. De ervaring van de laatste jaren heeft mat
betrekking tot een groot aantal landen, waaronder ook

Nederland, wel afdoende geleerd, dat i’oor het dage-

lijksch verkeer de omvang van cle gciitdd.ekldng van

liet ruilmidclei en de vaste gebondenheid der geld-

eenheid aan het edele metaal een onverschillige zaak

is. Het hankpapier en het girale geld hebben hier
na 26 September 1936 hun functie
0.1)
dezelfde wijze

vervuld als voordien en deze ervaring is dezelfde ge-

weest, als die, i’elke in andere landen reeds eerder

was opgedaan, toen zij de banden tusschen hun geld
en het goud slaakten.

Blijft dus de stabiliteit der wisselicoersen. Uiter-
aard kan worden toeg’egeven – en is ook, ‘voorzoover

wij weten, nimmer betwist – dat deze stabiliteit een

gemak beteekent voor den internationalen handel en
voor het internationale credietverkeer. De zin .’an

den gouden standaard is immers deze, dat via het

goud de verschillende geldeenheden aan elkander

gekoppeld worden en nog slechts binnen enge gren-
zen kunnen schommelen.

I

Iet gemak van deze koppeling mag echter het oog

niet doen sluiten voor de groote gevaren, die juist
daardoor de landen, welke hun eigen geldeenheid aa ii

dje van andere landen verbinden, kunnen bedreigen

Niet alleen is het goud zelf niet stabiel van .ivaarde

als gevolg van ongolijkmatigheid der goudproductie

eeh bezwaar tegen den gouden standaard, da.t ook
door den Bankp.resident wordt erkend – maar bo”en-
dien heteekent— en dat werd door hem in zijn’ rede
in een geheel verkeerd licht gesteld – gebondenheid

van een land aan een internationalen standaard, dat

het de monetaire zijde van de conjunctuurbeweging
i.n andere landen automatisch moet medemaken tot
‘schade van de gelijkmatigheid van de economische

ontwikkeling binnen de eigen landsgrenzen. Dit be-
zwaar geldt ‘in het bijzonder voor een klein land als
Nedërlarid dat niet zijnerzijds de wereldconjunctuur

bepaalt, doch ‘veeleer de bewegingen in de groote,
toonaangevende landen in zijn eigen monetaire ver-
houdingen weerspiegeld zal zien, zoodra liet zijn geld-wezen via een gemeenschappelijicen standaard aan dat

van die andere landen vasthaakt.

Hierin ligt het giootste bezwaar van den gouden

standaard. Het stelsel zou redelijk kunnen fungeeren,
wanneer de geldpolitiek’ in de ui’oote landen gericht
i”are op de stabilisatie van de geldwaarde i) Er is

ach ter geen wiiarhorg, dat een dergelijke politiek in
de toekomst zal worden gevoerd. En zoolang zulk ëen
waarborg blijft ontbreken, ware het te eenen male
onraadzaani om voôr Nederland aansluiting te he
pleiten bij een ‘n n n
teationale standaard daarmee
toch zou men liet Nederlandsche economische leven
volkomen afhankelijk maken van de ups en downs

van andere landen, over welker geldpoltiek men geen
zeggenschap heeft. .

Nu zullen, door de talrijke internationale betrek-
kingen, welke ons land met de buitenwereld onder-hotidt, deze ups en downs zich ook zonder gemeen-
schappelijken standaard wei doen gevoelen, naar hij

een verstandige, op stabilisatie der geldwaarde ge-
richte monetaire politiek hier te lande behoeven zij
dan lang niet zoo veel invloed te hebben, als wanneer
ons land zich via een gemeenschappeljken standaard restioos zou openstellen voor de huitenlandsche con-
j unctuurbeweging.

t)
Met’ 1ietrekking tot cle wijze, waarop uien de ‘voor
deze staibil’isatie – vereisahte richtlijnen zou nioeteii vast-
stellen, verw’ijzen
w’ij
-naar ons van Novemier ji.
voor de Verecniiging voor Wani-devast Geld.

Ter adstructie vah deze stelling meenen wij te mo-

gen verwijzen naar het opmerkelijk verschil in- con-
junctunu’verloop in de jaren 1931-1936 in de z.g.
,,papierlanden” eenerzijds, de ,;goudlanden” – ander-
zijds. De eerstgenoemde groep onttrok zich cloor het

loslaten van den gouden standaard aan het interna-

tionale deflatieproces en opende zich daarriaee den
weg naar een spoedig intredend economisch herstel,

terwijl in de voormalige goudianden, die aan den in’

ternationalen standaard meenden te moeten vasthou-
den, de econoniische depressie om zich heen bleef
grijpen.

Wanneer thans de gouden standaard zou worden hersteld, zoo zou dit, indien niet afdoende waarhr-

geit voor stabilisatie van’ de geldwaarde werden ge-

troffen, slechts tot een herhaling van de vroegere-
misère leiden.

Nu is de kans op dit herstel minimaal. In Amerika

loopt cle conjunctuur terug, in Engeland vertoonen

zich teekenen van een zekerë stagnatie. Deze landen
hebben genoeg geleerd, hoe gevaarlijk de gouden stan-
daard in
tijden
van depressie zijn kan en ztillen
thans waarlijk niet gauw overgaan tot een nieuwe

gebondenheid, die slechts bedenkelijke gevolgen zou
kunnen hebben.

Daarom zal Nederland, of de President van de cir.-

culatiehank het aangenaam vindt of niet, zijn valuta

nog wel ,een heelen tijdmoeten laten ,,zweven”. En of

het ,,iibei-haupt” nog ooit tot herstel van den ouen

standaard zal komen, is iere van zeker. 1-let kon best

eens zijn, dat de Bankpresident niet anders gedaan

had dan het houden van een lofrecle
01)
een instituut,

dat evenals zooveel uit het verleden, in liet koele
graf is beland.

Daarom rust op de leiders van liet economisoh
leven van dozen tijd en inzonderheid
0
1)
cle beheerders
van het geldstelsel de taak te zheken naar. ccii bruik-
baar systeem
Op
nieuw’en grondslag. Wij kunnén be-

grijpen, dat de Bankpresident niet geestidriftig ge-

stemcl is voor de Amerikaansche politiek. Deze heeft

in dle laatste jaren door tal van, innerlijke tegenstrij-

digheden uitgemunt en al moet men – hetgeen de

Bankpresident in zijn redie niet deed – billijkheids-

halve erkennen, dat -in Amerika sinds den w’anhoops-

toestand dien Roosevelt hij zijn ambtsaanvaarding in
liet begin 1,933 aantrof, zeer veel is verbeterd, ideaal

is (Ie conjunctuurpolitiek aan gene zijde van den
Oceaan zeker niet geweest.
1
)
– Mcci’ ivil dit zeggen, dat er op het gebied der mo-
netaire conjunctuurpolitiek niets te bereiken valt?

T-leeft de Sterlinggroep ons niets ‘te leeren

? En- is
werkelijk cle eeni’ge houdling, die wij zouden kunnen

aannemen, die van afwachten, totdiat andere landen
clan gouden standaard herstellen om dlezdn opnieuw te gaan toepassen zonder voldoende waarborgen voor sta-
biliteit van de geldwaarde en van de economische ont-
wikkeling en om ons dan vervolgens opnieuw -op -dit
drijvend gouda’nkei’ te gaan vastleggen?
1-let komt ons i’oor, dat deze tijd een andere hou-dl ing .vereitoht dan die eener monetaire passtviteit,

zooals cle Bankpresident deze schijnt aan te hevelen.

Het getij – is “oor den gouden standaard verloopen;
men kan het goud, omdat het er nu eenmaal is, als
internationaal betaalmiddel blijven bezigen, als
sccrs-

claard heeft liet voorshands – en mogelijk definitief
– afgedaan. Daarom zullen de leiders van het geld-wezen de bakens moeten verzetten; hen wacht een
andere taak dan in het verleden. Het is jammer, dat cle President der Nederlandsche Bank ‘zich daarvn
niet doordrongen heeft betoondl en dat hij in plaats
van een nieuw en hoopvol geluid slechts conserva-

tieve of, als meir wil, zelfs reactionnaire klanken

heeft doen hooren. . CMVS

1)
Zie yve,’ enkele tlegen’strijd’igihe’c1en -iii Roosevelt’s New
Deal onze inauguree]e rede, uitgesproken te Utrecht op
15 October
1934
en getiteld ,,Verstoniiing en herstel v-aii
economisch evmei-oh’t” (Haarlem, De Em-ven
F.
Bolin,
1934).

16 Februari 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

119

BELEGGERS-SAMENWERKING.

Reeds geruimen tijd hebben de vooriaainste instel-
linen uit cle groep ,,beroepsbeleggers”, dus levens-

verzekering-maatschappijen, pensioenfon dsen, spaar-
banken contact met elkaar gezocht, om te overleggen
overeen probleem (lat hen allen in hooge mate raakt:
het verloop van de kapitaalrente. Dit contact heeft

reeds in het vorige jaar geleid tot zekere afspraken,
die ten doel hadden om door gezamenlijk optreden, of juistei: gezamenlijk onthouden van bepaalde objecten
waarvan ‘de conditiès niet aan de gestelde maatsta-

ven voidednV invloed uit te oefenen op de intrest-
condities voôr nieuwe en conversieleeningen, zoo ori-

dershands als openbaar. Wat de onderhan dsche leeni n-

gen betreft, is natuurlijk de invloed dien deze groei)
kan uitoefenen, belangrijk grooter clan hij openbare
cm issies. Voor de schuldbekeri ten.isleeni ngen vormen
zij tezamen het voornaamste ,,marktpersoneel” aan
geldgeverszijde, voor de publieke leeiiingen hebben zij

naast zich cle groote groep van de individueele be-

leggers.
liet eerste belangrijke resultaat van de actie van
dit heieggershlok heeft men kunnen waarnemen in de
voorwaarden van de kortelings uitgegeven staats-
convers ieleening. Het principe van de o ploopende
rente, dat het kenmerk van deze leening is, moet wel

grootendeels als vrucht van het overleg met het
,,blok” worden beschouwd. Uit de inmiddels gepubli-
ceercie mededeelingea over dit onderwerp is gebleken,
dat behalve particuliere instellingen ook de Rijks-

fondsen tot het bloic zijn toegetreden, terwijl het in
cle bedoeling ligt de samenwerking ook na de staats-

conversi e te bestendigen.

Aard en doel van de aaneensluiting.

Naar het wezen kan met de blokvorming vergelij-
ken met elk ander verkoopskartel, dat beoogt door ge-
zamenlijk optreden de prjszetting en verkoopsvoor-

waarden te beïnvloeden. Of ook kan men een parallel
trekken met de arbeiderssamenwerking via de vak-

vereeniging ter vaststelling van een minimum-vraag

prijs voor de arbeidsprestatie. :[n zooverre zou men dus
kunnen zeggen dat groepsvotrning op dit terrein in

de lijn der moderne ontwikkeling ligt.
De opzet van de aaneensluiting van aanbieders van
goederen en diensten is als regel oni een marktprijs
te forceeren, die bij een Vrij spel van de krachten van
vraag en aanbod niet tot stand zou komen. Deze front-
vorming heeft in de allereerste plaats beteekenis in
tijden waarin er feitelijk een constant aanhodssurplus is, waardoor de prijs hij een geheel vrij marktverloop

de tèndens heeft gedrukt te worden tot de waarde
voor den marginalen vrager. liet gevaar voor overma-
tigen prijsdruk in zulk een geval is het grootst ivan-
neer de differeutiëele kosten aan de aanbodszijde
maar een geringe rol spelen, of wanneer kostprijs-
overwegingen beelemaal buiten het geding blijven. Vandaar dat men de kartelvorming ook in de eerste

plaats waarneemt in bedrijfstakken met relatief om-
vangrijke overhead-eosts, of daar waar geen kostprijs
bestaat, zooals hij den arbeid.
Wat de goeclerenproduetie betreft, gaat het dus
voornamelijk om voortbrenging van grondstoffen in
kapitaalsintensieve bedrijven (b.v. staal, stikstof), hij cle dien.verleening om soortgelijke gevallen (vracht-
vaart), daarnaast is hij cle arheidsdiensten deze gang

van zaken in overeenstemming met het genoemde uit-
gangspunt, en ook de nieuwste loot van dezen stam

ligt in deze
lijn
van ontwikkeling.
Wat het tijdstip betreft: er is sedert eenigen tijd
een voortdurend overschot van kapitaalaaubod boven
vraag. En wat prjsdrukkansen betreft: een kostprijs
is er voor den kapitalist niet, daling van den prijs
hoeft niet vermindering van aanbod met zich te bren-
gen, waardoor weer prijsherstel langs natuurlijken
weg zou kunnen intreden, doch integendeel is er een
groote kans dat rentedaling de kapitaalvorming zal
stimuleeren, waardoor het aanbod nog weer grooter

wordt en cndens tot prijsdruk versterkt.
Die tendens tot stijgende kapitaalvorming hij da-
lende rente is er automatisch wat betreft het levens-
verzekeringswezen, dat de premies moet verhoogen,
en ook de particulier, die spaart met het oog gericht
op het bereiken van een zéker rente-inkomen, zal hij
rentedaling de neiging moeten hebben meer te sparen.

Gerichtop rent eniv eau of leeningsvoorwaarden
In dit licht bezien zou men dus in analogie niet cle
andere gevallen van blokvormiug kunnen denken dat

de opzet was: tegenhouden van de bei’eging van
rentedaling, lIet ware echter ook mogelijk, dat de
plannen van minder vergaande strekking zijn, en al-

leen beoogd wordt een
wijziging
in de bijna traditio-

neel geworden leeningsvoorwaarden te bewerkstelli-
gen. Er zijn verkoopskartellen clie de prijsvorming geheel aan de markt overlaten, doch alleen de ver-
koopsvoorwaarden regelen (Konditionenkartelle).
Wanneer men in het laatste jaar liet oor hij de en-
tiek te luisteren heeft gelegd, dan valt het niet moei-lijk uit te maken op welk punt cle geldgevers de con-
dities sterk in hun nadeel achten. Sinds jaar en dag
immers behoudt de geldnemer zich hij lange leenin-
gen het recht voor om te allen tijde tot vervroegde
aflossing over te gaan, hetgeen heteekent, dat van-
iaeer de rente daalt, cle geldnemer daarvan steeds kan
profiteeren. De gevallen waarin conversie voor cciii-
gen tijd is uitgesloten, zijn betrekkelijk zeldzaam en
stammen voornamelijk uit perioden waarin de rente
relatief hoog is en het aanbod van kapitaal in ver-
houding tot de vraag klein, zoodat dan cle geldgever
min of meer een machtspositie heeft en condities kan
bedingen. Anderzijds heeft de geidgever nimmer het
recht om hij stijgende rente de leening op te zeggen,
of op andere wijze te profiteeren van de zich in zijn
voordeel ontwikkelende marktpositie.
De nadeelen van deze situatie voor den belegger
worden natuurlijk vooral gevoeld in een tijdvak van
zeer lage rente, waarin men de kans groot acht, dat
binnen afzienbaren tijd de rentevoet zal stijgen. Het
feit dat daarvan de geidgever niet kan profitenren,
wordt als een onhilljkheid gevoeld, maar meer nog als een gevaar, omdat immers in zulk een geval de
koers van de laagrentende leeningen aanmerkelijk
kan worden gedrukt. Dat deze factor zwaar wordt ge-
wogen juist door de opgeielde categorie der beroeps-
beleggers is begrijpelijk, omdat hun halansopmaak als
regel (met uitzondering van enkele spaarbanken die
een z.g. wetenschappelijke balans opmaken), geba-
seerd is op de heurswaarde van het effectenhezit.
De invloed van de onderhavige strooming op de
voorwaarden van de recente staatsconversie (waarvan
de rente voor de eerste tien jaar zeker niet spreekt

voor ingaan tegen de tenclen.s van intrestdaling, doch
de verhooging van de rente tot 314 püt. daarna dui-
delijk tegemoet komt aan het opgemelde geldgevers-
bezwaar), zou doen veronderstellen, dat men in de
eerste plaats den invloed
0])
dit punt, dus op de con-
dities, wil richten. Weliswaar is door deze conditie het gecalculeerde rendement op de nieuwe leening
3Y pOt.., maar die berekening heeft maar betrekke-
lijke waarde: door conversie kan de renteverhooging
tot 314 pOt. illusoir gemaakt worden. Weliswaar kan
hij elke leening door conversie het berekende rende-
ment een illusie worden, maar hier kan couversie al
plaats vinden wanneer maar de rente op het huidige
peil blijft, hij normale leeningen alleen wanneer de

rente verder daalt!
Ook in de publicatie ten aanzien van het doel van
liet accoord staat vermeld, dat men niet het doel heeft
een ,,natuurlijke rentedaling” tegen te gaan, doch
alleen excessen wil bestrijden. Omtrent de strekking
van deze doelstelling is het moeilijk een afdoend oor-
deel te vormen. Temeer omdat men daarnaast kennis
neemt van de richtlijnen, die de contact-commissie
voorloopig heeft vastgesteld: men zal geen mede-
werking venleeneui aan genieenteleeningen met een
rendement van minder dan 3Y2i pOt. en aan provin-

120

ECONOMISCH..STATTSTISCHE. BERICHTEN

10 Februari 1938

cieleeningen met minder clan 3Y pOt, rendement
(tarieven die uitgesproken liggen ,,boven de markt”,

zooals die zich voor, deze publicatie had ontwikkeld).
Vanueer men dit ziet, kan men zich niet onttrek-

ken aan den indruk, dat toch de rentevoet zelve tot
inzet van ,het streven wordt- gemaakt. Of ioet- uit

dezen grondslag worden afgeleid, .dat men een lagere
rente dan de opgemelde als een exces ‘beschouwt en

niet als een product van natuurlijke rentedaling?
Onder de geschetste omstandigheden moet men zoo-
el deii opzet als het resultaat van -de hlokyorming nog met een zekere reserve bezien. Veel zal daarbij
wellicht ook afhangen van’ het succes der beweging.

Het /capitaalcw,nb od dat buiten cle sam enw er/ring
valt.

De vraag in -hoeverre de opzet zal kunnen slagen

en een werkelijke invloed op de markt van het ,,kar-
tel” zal kunnen uitgaan, hangt samen met de betee-

kenis van de aangesloten groepen in het totale markt-
personeel. – –

Ongetwijfeld vormen de bij het accoord aangesloten
instellingen een niet te onderschatten factor
01)
de
kapitaalmarkt. Maar de ,,ongeorganiseerde” beleggers
vormen tezamen numeriek (naar het bedrag gere-
kend) een nog belangrijker groep. Bij de huidige si-

tuatie van vraag en aanbod kan men gerust zeggen

dat, voor zoover betreft leeningen clie nieuw geld vra-
gen, een onthouding van het blok weinig invloed
0
1)
hetmarktverloop zou kunnen uitoefenen. Het kapi-

taalaanbod uit andere bronnen dan van de aangeslo-
tenen laat nog een overschot na hevrediging van de
nieuwe kapitaalvraag.

Anders staat het natuurlijk met de voor de markt

veel belangrijker conversieleeningen. Een tijdlang zou.

mön het wellicht kunnen stellen zonder de inschrij-
vingen van de reden van het blok, en het door dezen
teruggetrokken kapitaal kunnen vervangen door dat van individueele beleggers. Maar duurzaam kan cle

obligatiemarkt in dit verband toch niet buiten de
medewerking van de heroepsbeleggers.

Dit laatste feit alleen reeds zal echter een psycho-
logischen invloed hebben ook op de stemming van de

rest van het beleggend publiek. Wanneer men aan-
neemt dat het blok succes zal hebben met zijn streven,
begint het l)ubliek zich voorloopig ook terughoudend

te toonen ten aanzien van objecten, die niet vallen
binnen de door cle kongsi gestelde richtlijnen. En al-dus kan de invloed van het blok ziëh veel verder uit-
strekken dan alleen tot het eigen ,kapitaalaanbod. De
conversiebeweging zou aldus steric geremd kunnen
worden; en daardoor wordt natuurljic ook de markt
voor nieuw geld naar evenredigheid beïnvloed. Ook
op dit punt is het echter moeilijk thans reeds een ge-
motiveerd oordeel te vormen.
Hoe zal de ,,politiek” van het blok zich verder Ont-
wikkelen, en hoelang zal het ongeorganiseerde pu-
bliek zich achter deze richtlijnen scharen, ondanks dèr
vroeger daarmee ongedane minder gunstige ervarin-
gen, die er tenslotte toe hebben geleid, dat zij die mèt
de beroepsbeleggers zich onthielden van ,,meedoen”
aan conversies tenslotte toch kochten en dan aanmer-
kelijk duurder?

Voorloopig lijkt het meest waarschijnlijk, dat de
actie ertoe zal leiden, dat het principe van de gestaf-
felcie rente meer ingang zal vinden, en dat zou erop neerkomen, dat cle invloed reëel meer beperkt blijft

tot de leeningscondities, en dat de rentevoet zelve-

alleen wordt beïnvloed in dier voege, dat het gecal-
culeerde rendement wordt geflatteerd met de moge-

ljkheid, van de latere renteverhooging. Pas- over
jaren zal dan dus kunnen blijken of het succes reëel
is geweest of meer een ,,succès d’estime”. Voor het
moment wordt in dat geval de rentedaling ook niet

tegengehouden en dat zou het meest in overeenstem–
‘ming zijn. met het bovenvermelde uitgangspunt van

het streven. Dan ware het echter ook logisch de vast-
gestelde, richtlijn uitdrukkelijk zoo te formuleeren, en

een minimum-rendement past in dien opzet niet,

evenmin trouw’ens als een verschil tusschen gemeente-
en provincieleeningen.

Wanneer in deze richting zich de activiteit van ht heleggersblok zou ontwikkelen, ware aan een reeds
lang bestaand reëel bezwaar van geldgeverszjjde tegen

cle gehi’ui kelijke leeni ngscondities tegemoet gekomen,

terwijl het element van de ,,rentecontrôle”, dat in een
markt met overvloedig aanbod met een bovendien be-

langrijk ongeorganiseerd deel van de beleggers een
ge’vaarlijk experiment zou kunnen zijn, zou vervallen.

In het licht van het bovenstaande zal men èn over

den opzet èn over het te verwachten resultaat van de

beweging een definitief oordeel moeten opschorten,
en eerst de ontwikkeling in de naaste toekomst nauw

kdurig moeten volgen. C. A. ¶Ç]

LOONTOESLAGEN.

I.

Loom’mtoeslagen als crisismaatregel.

Onder de vele niiddelen die men in de afgeloopen
jaren heeft hooren aanprijzen tot bestrijding van de

werkloosheid, komt in den laatsten tijd het geven
van loontoeslagen naar voren. De vorm, waarin men

dit middel het meest hoort aanprijzen, is clie waarbij
de overheid een toeslag geeft op het loon van die
arbeiders,’ die door de werkgevers hoven een bepaald
aantal worden tewerkgestelci. Men gaat daarbij uit

van de gedachte dat er op het moment een werkloos-
heid van een zekeren omvang is; wil men deze werk-

loozen weer in het productieproces doen opnemen,
wel.nu, maak het dan voor de werkgevers aantrekke-
lijk nie’uwe arbeiders tewerk te stellen, maak de kos-
ten van den arbeid zoo laag, dat het voor de werk-
gevers loonetid wordt wreer van de voor hen te dure
arbeidskrachten in het bedrijf gebruik te maken. Ver-
laging van: den kostprijs met enkele procenten, aldus

hoort men vaak, zou menigen fabrikant in staat stel-
len zijn afzet uit te breiden en waar het loon in vele
bedrijven een integreerend deel van den kostprijs

is, zou een veriniiiderin:g van den prijs van den arbeid
ongetwijfeld tot vergrooting van de werkgelegenheid

leiden. Aa.ngezin een vei-mindering der loonkosten
door loonsverlaging, hetzij ôver de geheele linie, het-

zij alleen voor de nieuw aan te zetten arbeiders, in
den regel op vele en ernstige bezwaren stuit, kan
he verminderen der loonkosten door het geven van
een toeslag op de bonen, hetzelfde gunstige resultaat’

teweeg brengen, zonder de moeilijkheden die aan een
loonsverlaging vastzitten.

De kosten kunnen voor de overheid nimmer een
bezwaar zijn, aangezien deze anders toch voor een
groot gedeelte der werkloozemi moet zorgen. De uit-
gaven voor de loontoeslagen kunnen gemakkelijk wor-

dIen bekostigd uit de bespaarde steunuitkeeringen,
terwijl de overheid daaimaast ruimere inkomsten zal
ontvangen uit belastingen en voor de door haar ge-

leverde diensten aan bedrijven en arbeiders. En zijn
de arbeiders weer eenmaal in, het productieproces
opgenomen, dan icunnen, als later het bedrijfsleven
zich weei’ van d6 depressie heeft hersteld, de loon-
toeslagen wordn afgeschaft.

In deze redeneering sehi,milt inderdaad veel aan-
trekkeljks.

– –

Verdient reeds elke poging om tot vergrooting
van de werkgelegenheid te komen ons aller sympa-
thie, hoezeer is dit dan niet het geval met een plan
vaarvoor niemand zich extra -geldelijke offers be-
hoeft te getroosten, waarvan integendeel zoowel werk-
gevers, als arbeiders en overheid geldelijke voordee-
len genieten en dat zich daarbij door zijn eenvoud
met het icenmerk van het ware aandient?

Bezwaren door de ongelijire war/ring op de bedrijven.

Teh zitten aan het geven van loontoeslage in en
eschetsten vorm bezwaren vast. Een van de begin-

selen waarvan men in den regel uitgaat, en dat ik

16 Februari 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

121

in den aanvang reeds noemde, is, dat men den loon-
toeslag geeft voor die arbeiders die boven een be-
paald aantal worden tewerkgesteld. Hier rijst reeds

dadelijk een groote moeilijkheid: waar moet men de
grens trekken? In den gedachtengang van de voor-

standers van zulk een toeslagregeling, dient men er
voor te waken, dat de nieuw aan te stellen arbeiders
met toeslag, cle reeds werkende zonder toeslag, ver-

dringen. Men moet daarom uitgaan van een bepaal-
den bestaanden omvang der werkgelegenheid en eerst

voor hetgeen daaraan wordt toegevoegd, mag men

toeslagen geven.
In de ,,Verordnung des Reichspriisidenten zur Be-

.lebung der Wirtschaft” van 4 September 1932, het
plan-von Papen, waarvan het geven van loontoeslagen

een belangrijk onderdeel vormde, ging men uit van
(te gemiddelde bezetting der bedrijven in het tijdvak
;runi—Augustus 1932. Voor eiken arbeider, dien men
in zijn bedrijf gedurende een jaar zou tewerkstellen,

zou de Regeering een bedrag van R.M. 400 aan be-lastingbons uitkeeren. Het is duidelijk, dat zulk een
regeling het gestelde doel, bestrijding der werkloos-
heid, niet op rationeele wijze kan verwezenlijken.
Allereerst vallen buiten de regeling, die bedrijven

die gedurende de depressie getracht hebben hun per-
soneel zooveel mogelijk aan te houden, ook al had
mei hier niet altijd regelmatig werk voor. In den
regel zullen het niet de slechtste bedrijven
zijn
die dit
hebben gedaan. Afgezien van de moreele zijde van
de zaak, dat die bedrijven die in sociaal opzicht het
meeste deden, thans het minste profiteeren van zulke

overheidsmaatregelen, is in economisch opzicht de
bedenkelijke kant dat de zwakke bedrijven aldus meer
gesteund worden dan de sterke. En dit gevaar is
geenszins denkbeeldig.
Er zijn tal van bedrijven die met het ontslaan van
personeel zeer zuinig zijn geweest en dit hebben aan-
gehouden waar andere onder gelijke omstandigheden
tot ontslag overgingen. Zoo gaat een der gL-oote bank-
instellingen van ons land er prat op, dat zij geduren-
de de depressie niet één harer bedienden heeft ont-
slagen, hoewel zij haar werkzaamheden beduidend zag
v.erminderen. Deze bedrijven zullen in eerste instan-
tie niet van de toeslagregeling kunnen profiteeren,
aangezien er voor hen geen prikkel tot uitbreiding
van personeel is, zoolang de oude bezetting niet vol-
ledig werk heeft. Zelfs zuilen zij aanvankelijk schade
ondervinden van de andere bedrijven die voor een

gedeelte hunner productie door den toeslag met lagere
kosten werken.

De geschetste bezwaren zullen zich in het bijzonder
doen gevoelen wanneer geheel nieuwe bedrijven wor-
den opgericht. Laat men deze zonder onderscheid
van de toeslagregeling profiteeren, dan vergroot men
de deloyale concurrentie met de bestaande bedrijven
die, omdat zij geheel of gedeeltelijk met ,,toeslagloos”
personeel arbeiden, hoogere arbeidskosten moeten cal-
culeeren. Sluit men de nieuwe bedrijven geheel van
de toeslagregeling uit, dan bevoordeelt men de be-
staande bedrijven en belemmert men wellicht een op zichzelf rationeele ontwikkeling van de productie.
Een tweede hedenking is, dat de tijdsperiode waar-
van men bij het vaststellen van een gemiddelde be-
drjfsbezetting uitgaat, voor de onderscheiden be-
drijfstakken van zeer verschillende beteekenis kan
zijn. In de eerste plaats denk ik hierbij aan de sei-
zocnbedrijven. Ook al neemt men niet, zooals in het
plan-von Papen werd gedaan, een drietal zomermaan-
den als hasistijd, altijd zal, zoolang in elk der sei-
zoenen weer andere bedrijven hun grootste drukte
hebben, het vaststellen van een periode die korter is
dan een jaar, voor bepaalde bedrijfstakken gunstiger
zijn dan voor andere. Men behoeft daarbij nog niet
eens te denken aan uitgesproken seizoenbedrijven als
het bouwbedrijf, de kleedingindustrie of het conser-
veeren van fruit, ook bedrijven als de metaalnijver-heid, de diamantindustrie e.a. hebben hun seizoen-
fluctuaties. Nu kan men aan deze bezwaren ten deele

ontkomen door van een gemiddelde bedrijfsdrukte
over een geheel jaar uit te gaan. Voor vele bedrijven
zal het wel eens moeilijkheden opleveren hun juiste
gemiddelde bezetting aan te toonen, maar voor de

grootere, goed geadministreerde bedrijven zijn deze
zeker niet onoverkomelijk. Wel blijft echter het be-

zwaar, dat de plaats binnen de conjunctuurcyclus

voor de onderscheiden bedrijfstakken tengevolge van
hun verschil in conjunctuurgevoeligheid, in een be-
paald jaar, ongelijk is. Terwijl de eene bedrijfstak

nog niet haar laagtepunt heeft bereikt, is de andere
dit al gepasseerd en weer
01)
weg naar het herstel.

De dyna.rnielc van hei bedrijfsleven als bezwaar.

Een andere moeilijkheid geeft de voortdu.rende

splitsing en samenvoeging van bedrijven. Het be-

drijfsleven is ook in dit opzicht voortdurend in be-
weging, vorming van vennootschappen, belangenge-
meenschappen, fusionneering, stilleggen van fabrie-

ken en concentratie der productie, deze geheele dyna-

miek van het bedrijfsleven, zal het uitermate moei-
lijk maken, om vast te stellen vat over een langere
periode de gemiddelde bezetting van een bepaald be-

drijf is. Slechts waar de verhoudingen in bedrijf en productie weinig veranderen, doen deze vraagstuk-
ken zich niet gevoelen. Er zijn echter niet veel be-drijfstakken waarin op dit punt een zoodanige rust
heerscht, dat men gemakkelijk vaste, objectieve nor-
men kan stellen.

Een der weinige groote bedrijfstakken waar men dit zou kunnen doen, is de landbouw, waar men de
normen kan baseeren op een vast bedrag, dat per
hectare wordt verbond. Ook ten onzent zijn van Re-
geeringswege op deze basis plannen gemaakt voor
een algemeene toeslagregeling. Voor de verschillende
cultures waren per hectare hépaalde bedragen aan
arbeidsloon vastgesteld, waarboven de werkgever in de meer uit te betalen bonen een toeslag zou krijgen
van 50 pOt. Deze regeling heeft het echter nimmer
tot algemeene toepassing kunnen brengen. Toch zijn
deze bezwaren in de meeste gevallen stellig wel te
overwinnen.

Overige bezwaren.

Een veel grooter bezwaar is het, dat men door dit
stelsel van subsidieering vooral de ontwikkeling be-
vordert van die bedrijfstakken, die de grootste in-
zinking hebben gehad, die dus het gevoeligst zijn
voor de conjunctuur, terwijl de bedrijven die een
meer stabiele werkgelegenheid scheppen, in mindere
mate van de toeslagregeling zullen profiteeren. De
overheid bevordert hierdoor de bedrijven die het
snelst en het meest tot de werkloosheid
bijdragen
en
helpt daardoor de voorwaarden scheppen voor een-
zelfde euvel in de toekomst, als
zij
thans wil be-
strijden.

Een ander nadeel van het geschetste systeem is,
dat de premie verhoudingsgewijs grooter wordt, naar-

mate de arbeidskracht goedkooper is. Een vaste uit-keering per boventallige arbeider en per jaar, zooals
in het plan-von Papen, maakt procentsgeivijze den
arbeid der laagst bezoldigden het goedkoopst. Dit
behoeft niet steeds een nadeel te zijn; bij een groote
werkloosheid onder de goedkoopste arbeidskrachten, hijv. jeugdigen of ongeschoolden, kan dit gevolg wel
juist gewenscht zijn. Meestal echter zijn het de duur-dere krachten die het vlugste en het meeste werkloos worden en wier wederopneming in het productiepro-
ces het moeilijkste en tevens het meest gewenschte
is. Een toeslagregeling waarbij een percentage van
het arbeidsloon wordt vergoed, zal dit bezwaar on-
dervangen.

Een ander bezwaar, dat men evenmin licht moet
tellen, is de moeilijkheid – die men bij elken steun-
maatregel aan het bedrijf ondervindt – am de toe-
slagregeling te doen eindigen. Het is verwonderlijk
om te zien hoe snel het bedrijfsleven zich op over-
heidssteun instelt en hoeveel weerstanden er te over-

122

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

10
Februari
1938

winnen zijn om zulke ondersteuning te doen eindi-
gen of zelfs maar te verminderen. De geschiedenis
van de overheidshulp aan het bedrijfsleven is
01)
dit

punt omvangrijk en instructief. Nu is cle ervaring

op het gebied van de loontoslagen zelf ve1 niet
grôot, omdat deze weinig zijn toegepast – het daar

straks genoemd plan-von Papen. vond een voortijdig

einde door het aan het bewind komen van de na-

ti6naal-socialisten, die het experiment blijkbaar nièt

tot het einde hebben voortezet – maar er is geen

enkele reden om aan te nemen, dat van dezen vorm

van steunverleening gemakkelijker is af te komen dan
van beschermende rechten, producti eprem ies, garan-

ties van afzet of rendement van vermogen en wat

clies meer zij.

Een bescheiden, maar niettemin leerzaam voor-

beeld biedt de toeslagregeling in de Amsterdamsche

diamantindustrie, waarvoor de gemeentelijke overheid
in het jaar 1932 besloot tot het geven van een toe-
slag op de bonen in dit bedrijf, aangezien dit in de
hoofdstad door de hevige loonconcurrentie van het
buitenland dreigde teniet te gaan. In de voordracht

aan den gemeenteraad stellen B. & W. van Amster-

dam de regeling voor als een noodmaatregel om een
moeilijke periode door te komen. ,,Een tijdvak van
een jaar achten wij met de Commissie (van Advies
voo
t

dit werkverru im i ngspl an) voldoende om de
proef te kunnen doen slagen” heet het in deze voor-

clracht – de regeling bestaat heden ten dage nog,
zij het in gewijzigden vorm.

T
7
oordeel va.n de lontoeslagen.

Naast al deze nadeelen heeft het stelsel van loon-
toeslagen ook onmiskenbaar voordeelen. De vergroo-
ting aan werkgelegenheid, die door een loon toeslag-
regeling ongetwijfeld wordt geschapen, mag men niet
laag aanslaan. Naast de groote jnoreele heteekenis
van den arbeid voor de individu, die voor een ieder

clie van nabij met de gevolgen van de werkloosheid

bekend is, zeker w’el het zwaarste zal vegen, heeft
zulk een regeling ook economische voordeelen.
De overheid kan door de loontoeslagregeling haar

financiën gunstig beïnvloeden, omdat in den regel
met een lager bedrag aan toeslag kan worden vol-
staan voor het tewerkstelleu van een werkloozen
arbeider dan voorheen diens ondersteuning eiscite.
In het meermalen genoemde plan-von Papen w’as de loontoeslag vastgesteld op R.M. 400 per jaar, terwijl de steunuitgaven per werkloozen Duitsohen arbeider
jaarlijks R.M. 500 bedroegen.

Ook de toeslagregeling voor de Amsterdamsche
diamantindustrie laat aan de overheid een batig
saldo. Volgens de jaarverslagen van cle Gemeente
Arheiclsheurs te Amsterdam, bedroegen cle kosten van
de toeslagregeling gemiddeld per tewerkgestelde en
pr jaar in 1934:f 304, in 1935: f447 en iii 1936:

f
464. Rekeniig houdencie met het feit, dat van de
tewerkgestelden o.ngeveer 70 pCt. voorheen een on-
dersteuning genoot van, ruwweg geschat
f
650 per
jaar, blijkt de overheid met haar loontoeslagen dus
voordeebig uit te zijn, temeer waar zij, als de arbei-
ders werken, vershiilende ontvangten heeft wegens belasting, levering van gas en electriciteit, enz., die
zij anders derft.

Beschouwt men de economische gevolgen van het
invoeren van de toeslagregeling niet van het stand-
punt van de overheid, maar vân dat van de ge-
meenschap in haar geheel, dan blijken de uitkomsten
nog heel wat gunstiger te zijn! Immers, voor het
geld dat aan toeslagen wordt uitgegeven, krijgt de
gemeenschap een directe tegenwaarde terug: (lat wat
nu meer geproduceerd w’ordt. De waarde van dit
geproduceerde wordt aan het inkomen van de ge-
meenschap toegevoegd, terwijl door het opnemen van
do werklooze arbeiders in het productieproces en het
daaruit volgende onderhouden van hun vakbekwaam-heid wordt voorkomen, dat het stukje gemeenschai)s-

vermogen teniet kaat, dat in de scholing dier arhei-
clers is geïnvesteerd.

Daarnaast voorkomt de toeslagregeling verdere
verarming tengevolge van het ongebruikt laten ian
het vaste kapitaal, dat nu weer in de productie wordt

ingeschakeld en waarvan rente en afschrijving weer
in cle opbrengst van het product terugkooen, terwijl
misschien zelfs nog winst gemaakt woidt.

Neemt men weer de Amsterdamsche diamantindus-
trie als voorbeeld, dan komt men tot •de volgende
rekening: –

le. door het inschakelen van de arbeiders in het

productieproces, voegen deze aan het maatschai)pelijk
inkonien een waarde toe gelijk aan hèt loon, dat
ij
ontvangen, verminderd met den toeslag. Dit gedeelte

van het loon; dat dus netto vèor rekening van het

bedrijf komt, kan inen in cle diamaiitindustrie over
deze jaren aannemen op ce.
f800
per jaar;
2e. door de tewerkstelling der arbeiders wordt een

cledl van de kosten van hèt vaste kapitaal, via het product, tot inkomen voor de gemeenschap; in de
diamantindustrie, waar het vaste kapitaal klein is, moet dit bedrag op zeker niet meer dan
f 100
pei
arbeider en per jaar worden aangenomen;

3e. door de tewerkstelling worden nog enkele eco-
nomische voordeelen geboekt, die moeilijk meetbaar

zijh al het behoud van de vakbekwaamheicl der ‘ar-
heideis, de ondernemerswinst, enz.

Maar ook als met deze laatste post geen rekening
wodt gehoûden, blijkt dat het inkdmen, dat aan dat
dei- gemeenschap door het werken vanen diamant-

bewerker wordt toegevoegd; te bedragen f
800 + f 100

=
.f
900 i)er jaar, terwijl hij zijn werkloos-zij het ge-meenschapsvermogen met teit minste
f
100 (verlies
aan rente en afschrijving) per arbeider en per jaar

achteruitgaat. Bij de keus: werkloos-zijn zonder toe-
slag of weiken met toeslag, kan de beslissing voor
cle gemeenschap niét moeilijk zijn. Zij zal nvoor-

waardeljk tot het laatste besluiten.
In een tweede artikel
hooi)
ik enkele beginselen te
.ontwilckel en . waarop een éventueele Idontoeslagrege-
li
n
!
g
cli.ent te worden gebaseerd.

A. KAAN.

INTERNATIONALE SAMENWERKING IN DE

VRACHT VAART.

Toen in het bgih van 1935 de daling van het
vrachtenpeil zoodanige afmetingën had aangenomen,
dat vele trampreederjen zich met ondergang be-
dreigd zagen, is een bijkans revolutionnaire verande-
ring tottând gekomeii op de wereldvrachteumarkt,
clie van oudsher als het klassieke vdorbedld gegoiden heeft van een markt, waar algeheele concurrentievrj-
heid heerscht en vraag en aanbod een onbeperkte ver-
king uitoefenen.

De beslissende stoot heeft de einde 1934 tot stand
gekomen Britsche Shipping Assistance At gegeven,
waiirbj voor het verstrekken van subsidies aan
trauipschepen als voorwaarden een zekdre iiiafe van
organisatie (of naar het hedendaagschd spraakge-
bruik ordening) van het tiamscheepvaar thedrijf en
een georganiseerde samenwerking van, ieeders wa-
ren gesteld. Onder zâchte dwang van de Regeering namen hierop de Britsche reeders, in samen’erking
met té Londen gevestigde Grieksche reeders, die na
dc Engelschen de tweede plaats in cle graansaart van
de La Plata-rivier innemen, het initiatief om in deze

vaart niinimumvrachten vast td stellen, teneinde de
markt eenigszins op peil te houden en verdere in-
zinkingen te voorkomen.
Deze rninimumvrâchtenregeling voor de La Plata-
vaiirt kwaiii op 14 Februari 1935 tot stand en werd
kort hidrop gevolgd door soortgelijke regelingen voor
de graanvaart van de St. Lawrencé oh die van Aus-
tralië haar Europa en het Verre Oosten. De buiten-
la.ndscbe .reeders, waaronder ook de Nederlahdsche,
besloten al spoedig aan de uitnoodiging tot mede-

16 Februari 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

123

werking gehoor te geven en aan deze poging om door
zekere beperkingen van de individueele vrijheid het algemeen reedersbelang te bevorderen steun te ver-
leenen.

Het aldus begonnen experiment – uit nood ge-

boren en niet zonder scepsis begroet, gezien de vele
mislukte pogingen in vroegere jaren om trampree-
ders inteniationaal tot blijvende samenwerking te

bewegen – kan zonder twijfel na een driejarige er-
varing als geslaagd beschouwd worden. In het in

Januari 1937 verschenen 4e rapport, uitgebracht
door het met het algemeen beheer der minimum-

vrachtenregelingen belaste Tramp Shipping Admi-
nistrative Committee, wordt er
01)
gewezen dat twee
resultaten bereikt
zijn:
,,In the first place it has
saveci the freight markets from imminent collapse
and therehy restored conficlence to the tramp ship-
ping industry. In the second place, hy stabilising
freight rates on a moderately rising curve, it has
created a firm jumping-off ground for the Industry,

of which advantage has heen taken wlien the dernand for tonnage developed.”

Inderdaad is van het minimum vrachtensvsteem
een zeer gunstige invloed op het wereldscheep-
vaarthedrijf uitgegaan, niet slechts wat betreft de
omstandigheden in de vaarten, waarvoor minimum-

vrachten zijn vastgesteld, doch ook de overige scheep-
vaart, waaronder de lijnreederijen, hebben geprofi-
teerd van de stabiliseerende

werking, die hieruit
voor het algemeen vrachtuiveau is voortgevloeid.
De regeling is op vrij eenvoudige wijze getroffen.
Voor de graanvaart van Argentinië, van Canada en
eenige havens aan de Noord Oostkust van de Ver-

eenigde Staten en van Australië zijn minimumvrach-
ten vastgesteld, gedifferentieerd naar gelang van de
verschillende héstemmingshavens. Bevrach ting dient
op bepaalde voorgeschreven charterpartijen te ge-

schieden, van welker voorwaarden niet mag wrorden
afgeweken. Voorts bevatten de z.g. ,,scherna’s” nog
eenige algemeene bepalingen, welke in acht genomen

moeten worden, terwijl ook voor het graanvervoer
met lijuschepen zekere bepalingen zijn overeenge-
komen.

De uitvoering ehet toezicht berusten bij het hier-
boven reeds genoemde Tramp Shipping Administra-
tive Committee, uitsluitend bestaande uit Engelsche
reeders, waarvan enkele het ljnhedrijf uitoefenen.
Voor de verschillende vaarten zijn aclviseerende sub-
commissies in het leven geroepen, waarin ook de
buitenlandsche reeders, o.a. de Nederlandsche, ver-

tegen woord igcl zijn. Eerstgenoemde commissie en ook
cle subcommissies voor de La Plata-vaart komen
vrijwel wekelijks te Londen bijeen, teneinde nauw-
keurig het verloop van de marktverhoudingen te vol-
gen en ten aanzien van alle zich voordoende geval-
len die maatregelen te kunnen nemen, die in de
practijk een soepele en doelmatige werking van het
systeem verzekeren.

Een zeer belangrijk onderdeel daarbij vormen de
ballastrestricties, d.w.z. het verbod om in ballast uit
te varen zonder dat het schip voor de thuisreis he-
vracht is. Deze beperking beoogt de opeenhooping van onhevrachte tonnage in de laadhavens te voor-
komen en zoodoende het aanbod aan de vraag aan
te passen. In het voorjaar van 1936 toen de vraag

naar ruimte voor graanverschepingen van de La
Plata-rivier sterk afnam en een groot aantal schepen
aldaar wekenlang
0
1
)
bevrachting lag te wachten,
heeft slechts strenge toepassing van dit ballast res-
trictiestelsel verdere overvoering van de markt kun-
iien tegengaan en handhaving van het schema, dat
ernstig met ontbinding bedreigd werd, mogelijk ge-
maakt.
* *
*
Uiteraard is het moeilijk met nauwkeurigheid vast
te stellen welken invloed de internationale samen-
werking van trampreeders op het verloop der vrach-
ten heeft uitgeoefemicl. In den aanvang van 1935 wa-

ren dle La Plata-vrachten tot 12/- gedaald, een ten-

m’nemnale verliesgevend peil, waarbij een belang rijk
gedeelte der vervoerkosten ongedekt moest blijven.
Als niniinumnvracht werd toen door de commissie
een vracht van 14/- vastgesteld, welke vooral voor
Nederiandsche reeders, die nog ten volle onder het
valutaverschil gebukt gingen, als zeer laag beschouwd
moest worden. Men wildie echter bij deze eerste proef-
neming voorzichtig te werk gaan; eerst geleidelijk

werd tot verhooging besloten, van 1 Mei 1935 af gold

een basisvracht van 16/6, welke in October van dat

jaar op 17/9 gesteld werd. Het geheele verloop blijkt
uit onderstaand overzicht, waarin naast elkaar zijn
vern

mold de opeenvolgende verhoogingen van de mi-nimumvrachten voor de in dit opzicht toonaangeven-
de La Plata-vaart en de algemeene vrachtindexcijfers.

Minirnumvrachteii La Plata-vaart

Vrachtindexeijler Chaniber of
Shipping (1929= 100)
Openmarktvracht Jan. 1935 121_ Jan…….1935 74.67
Minimumvracht Feb.

14/_ Febr…..

69.24
le helft
Maart

1416 Maart …..,

71.23
2e helft
Maart

151_
le helft
April

15/6 April

73.02
2e helft
April ,,

16/3
1 Mei

,,

16/6 Mei …….,

7.09
Juni ……

71.41
Juli ……

74.71
4 Oct.,,

1719 October .

88.42
December

90.43
Januari . 1936 85.28
April . . .

80.74
6Juli1936. 1813 Juli ……

83.19
27 Juli ,,

1910
19Aug. ,, 1919 Augustus

88.30
September

97.63
23Oct. ,, 2213 October .

104.18

November

104.82
December

127.50
29 Jan. 1937 251_ Ie halfjaar 1937 135.70
Juli ……

137.76
September

172.22
November

136.47

December

118.78

Ongeveer overeenkomstige verhoogi ngen ondergin-
gen ook de minimumvrachten in cle andere vaarten,
wraarvoo r minimumvrachtèn zijn vastgesteld. In de

n
St. Lawrence vaart werd begonne met een basis-
vracht van 1/6 per qr.; sinds 29 Januari 1937 geldt
een minimum van
2/9;
voor Australië naar U../
Continent werd in Maart 1935 een minimurnvracht
van 22/6 vastgesteld, welke sinds Januari 1937 suc-
cessieveljk
01)
31/- tot 34/6 gebracht werd naar ge-
lang van de laadhavens en of het graan in 1)111k dan
wel in zakken verscheept wordt.

hadden aanvankelijk de rninimumvrachten tot ge-
volg, dat aan verdere vrachtendaling een einde kwam
en een matige verhooging intrad, die zonder dit
ingrijpen niet zou hebben plaats gevonden, naarmate
dealgemeene vraag naar scheepsru,imte toenam door
vorlevendiging van het handelsverkeer en bepaalde
oogstverhoudi ngen, stegen de m arktvrachten aanmer-
kelijk hoven de minima. Als een bewijs van welken
omvang de opleving in de 2e helft van 1936 is ge-
weest, moge worden vermeld, dat in dit halfjaar 1194
hevrachtingen voor graanvan de La Plata-rivier tot
stand kwamen, tegen slechts 286 in het eerste half-
jaar 1936.

De Commissie te Londen weerston.d de verleiding
om door verdere verhoogingen de markt te volgen
en de vrachten op te drijven. Zij bleef trouw aan het aangenomen beginsel, dat slechts minimum-
vrachten dienden te worden vastgesteld. De op-
eenvolgende verhoogingen vonden haar rechtvaar-
diging in de sterke stijging van de exploitatie-
kosten en de noodzakelijkheid voor de reeders om
langzamerhand ook weder afschrijving en rente van
het ingevesteerde kapitaal te kunnen verdienen. Ver-

124

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Februari 1938

der dan dekking van de normale bedrijfskosten is

men echter niet gegaan. Vandaar dat nu al meer dan

een jaar de miuimumvracht van de La Plata-vaart
op 25/- gehandhaafd is gebleven, ofschoon i.n den
loop• van het jaar 1937 herhaaldelijk vrachten van

30/- tot 35/- en zelfs hooger bedongen konden worden.

Deze ,,boom”-periode is echter slechts van korten

duur gew’eest; in de laatste maanden is het vrachten-
peil snel gedaald en thans zijn de vrachtprijzen weer

tot de minima teruggezonken, terwijl een stijgend
aantal trampschepen vergeefs emplooi zoekt.
Niet te ontkennen is, dat in het algemeen de om-

standigheden voor de goede werking van de mini-

mumvrachtenregeling gunstig zijn geweest, al zijn er
in het begin en ook in het voorjaar van 1936 perio-

den voorgekomen, waarin het zeer heeft gespannen of

de reeciers,. wier schepen weken en zelfs maandenlang
op bevrachting in de La Plata-rivier lagen te wach-

ten, vol zouden blijven houden om geen lagere vrach-

ten te accepteeren. Zoodra de markt echter begon te
stijgen, leverde inachtneming van de minimumvrach-ten weinig bezwaren op.
Een moeilijkheid blijft evenwel dat de regeling

slechts voor enkele – zij het dan eenige zeer belang-
rijke – vaarten geldt. Zoo is de uitgaande vaart,
waarvoor meestal getracht wordt kolenladingen te
verkrijgen, niet in de regeling betrokken. Korten tijd
is weliswaar een minimumvrachtenschema voor de

uitgaande kolenvaart van Europa naar Noord-Ame-

rika in werking geweest, doch in de practijk bleek

dit schema niet te’ handhaven, zoodat het iia een
jaar werd opgeheven. Daarnaast zijn er verschillende

andere tramproutes, waarvoor geen minimumvrach-
tenregeling is ingevoerd. De tonnage, die door hal- –
lastrestricties verhinderd wordt emplooi op de ,,ge-
ordenende” rnakt te zoeken, wordt naar deze open-
gebleven markten gedreven, waar het teveel aan
ruimte dan allicht tot lage vrachteu.leidt. In cle ach-ter ons liggende periode van sterke verkeersopleving

heeft dit verschijnsel zich nog maar weinig voorge-
daan, doch het leidt weinig twijfel, dat een min of

meer stabiel vrachtenniveau bezwaarlijk in stand te houden zal zijn, indien het evenwicht tusschen aan-
geboden en gevraagde scheepsruimte wederom in een
mate als in de juist verstreken crisisjaren verstoord
wordt. Hjertoe zou zeer strenge en vèrgaande Orga-
nisatie noodig zijn, waarbij een financieele regeling
ten behoeve van reeders, die hun schepen tijdelijk uit
cle markt nemen, niet gemist zal kunnen worden.

* *
*

Intusschen heeft cle minimurnvrachtenregeling in

de graanvaart reeds spoedig navolging gevonden in
de houtvaart van de Oost- en Witte Zee, een vaart,
welke wegens de veelheid van laadhavens, de eigenaar-
digheden van de verschillende houtsoorten en de
groote verscheidenheid, ook wat nationaliteit betreft,
van de betrokken reeders, zich lastig voor organisa-
tie leent. Toch is de Baltic and International Man-
time Conference er na langdurige onderhandelingen
in geslitagd het z.g. Baltwhite Timher Scheme, waar-
in minimumvrachten en condities voor de geheele houtvart van de havens aan de Oost- en Witte Zee
zijn vastgesteld, door de oiergroote meerderheid van
de reeders in de aan deze vaart deelnemende landen
te doen aannemen. Ook dit schema, dat voor het
eerst in 1936 in werking trad en sindsdien, zij het
herhaaldelijk gewijzigd, regelmatig verlengd is, heeft
in de practijk zeer bevredigende resultaten opgele-
verd. In den beginne deden zich allerlei moeilijkheden
voor, toen maandenlang de Russische bevrachters
weigerden schepen van reeders, die zich aan het
schema hielden, te bevrachten. Toen de reeders evèn-
wei een eeûsgezind front bleven vormen, moesten zij
wel toegeven en zich bij de gewijzigde machtsverhou-

ding neerleggen.
De minimumvrchtenregeling in de houtvaart is
door geheel vrijwillige samenwerking van reeders

zonder eenige Regeeringsinmenging tot stand gelco-

men, terwijl in dle graaiivaart de Britsche Regeering
een zekere dwang tot samenwerking heeft uitge-

oefend. De subsidiewet werkte daarbij als sanctie;
wie zich niet aan cle vastgestelde vrachten hield, ver-

speeldle zijn aanspraa’k op subsidie. Slechts
één
ge-‘

val van overtreding door een Britsch reeder heef.t

zich dan ook voorgedaan.
Ofschoon reeds over 1937 in verband met de Stij

ging der vrachten geen subsidies meer werden uitbe-

taald, is cle steunwet eerst op 31 December van het

afgeloopen jaar ingetrokken. Daarmede zou ook het
op deze wet steunende apparaat voor het instand-
houden van het minimiimvrachtensysteem vervallen

zijn, ware het niet, dat dle Bnitsche reeders tijdig be-
sloten hadden de samenwerking, thans op vrijwillige

voet, doch overigens op vrijwel dezelfde wijze, voort

te zetten. Een regeling is ontworpen, met welker
uitvoering wederom is belast een ,,Tramp Shipping

Administratieve Commi ttee”, samengesteld uit .16
tramp- en 4 ljnreeders, in een bepaalde verhouding

te kiezen door de belanghebbenden; een boetesysteem

voorziet in de behoefte aan sancties.
De reeders van meer clan 90 pOt. der Bnitsche

tramptonnage hebben zich op deze basis contractueel
tot het in acht nemen der minimumvrachten en de
daarin eventueel door het Tramp Shipping Adminis-
trative Coinmittee te brengen wijzigingen verbonden

tot 31 December 1939, behoudens vroegere ontbin-

ding van het schema
hij
meerderheidsbesluit. Weder-

om is tot de buitenlandsche reeders een uitnoodiging
tot medewerking gericht, welke dezer dagen door de
reeders van de meest belanghebbende landen defini-

tief is aanvaard. Aan een der oorspronkelijke bezwa-
ren, dat de leiding van deze samenwerking geheel in
de handen van Britsche reeders zou liggen immers
het Tramp Shipping Administration Committee be-
staat uitsluitend uit Engelschen – is tenslotte min-
der gewicht gehecht, omdat in dè practijk een inter-
nationaal beheer itioeilijk te verwezenlijken zou zijn.
Door instelling van een ,,International Consultation
Committee” is men voorts aan den wensch van de bui-
tenlandsche reeders naar een zekere medezeggenschap

tegemoet gekomen.

De voortzetting van het minimumvrachtensysteem
in de graanvaart is dus verzekerd; ook wat het Balt-
white Timber Scheme in de houtvaart betreft, is de
vereischte medewerking van ten minste 85 pOt. der
belanghebbende tonnage in de bétrokken landen voor

het seizoen 1938 verkregen.

Volledigheidshalve zij er op gewezen, dat ook in de tankvsar t (voor zoover betreft de van de groote olieconcerns onafhankelijke tankreederjen) de sa-
menwerking in den vorm van een poolsysteein, waar-
bij uitkeeringen voor opgelegde schepen worden ver-
strekt, in stand wordt gehouden, ofschoon in ver-
band met de groote vraag naar petroleum vrijwel alle

tankschepen momenteel in gebruik zijn.

Dat met deze maatregelen het belang van de ree-
dersgemeenschap gediend wordt is duidelijk; na vele
jaren lang de volle verliezen te hebben moeten dra-gen van een ongebreidelden concurrentiestrijd door
een te groot aantal schepen om een steeds kleiner
wordende hoeveelheid lad,ing, hebben de reeders thans
een regeling tot stand gebracht, welke, ofschoon niet tegen verliezen uit hoofde van gebrek aan te vervoe-ren goederen vnijwarende en slechts op een indirecte
wijze rationalisatie van de tonnage bevorderend, in
ieder geval het aanvaarden van verliesgevende vrach-

ten voorkomt.
Is hiermede ook- het algemeen belang gebaat? On-
getwijfeld, voor zoover hierdoor uitoefening va eén
gezond tramp scheepvaartbednijf, dat welvaart schept,
mogelijk wordt gemaakt en de kans, dat de reedenijen
een beroep op de staatskas zouden moeten doen,
belangrijk wordt verkleind. Doch ook de belangen
van handel en consumenten verzetten zich niet tdgen
deze regeling, welke trouwens niét zonder voorken-

ECONOMISCH.STATISTISCHE

nis van de bevrachters tot stand gekomen is. Oo
voor den handel leidt een stabiel vrachtenpeil to
vermindering van risico’s, zooals in de lijnvaarl
waar
reeds lang het systeem van vrachtenconferen

ces ingang heeft gevonden, algemeen erkend k
Bovendien hebben de vrachtprijzen of geen of slecht
een geringen invloed op de hoeveelheid der in ,,d
wilde vaart” gewoonlijk te vervoeren goederen, waar van de omvang door geheel andere factoren wordt he
paald. Voor den prijs van het brood hijv. vormen d
zeetransportkosten van liet graan een f
.ractie, die zelf,
niet iii centen is uit te drukken.

Brengt voorts het algenien belang niet mede, da
de kosten van de diensten, welke de vervoerder he

wijst, door den gebruiker worden opgebracht en da
niet langer de vrachtcijfers beneden den kostprijs
worden gedrukt, het verlies voor rekening van der
vervoerder latende? Mr.
H. E SOHEFFER.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

NIEUWE REGELING DER BELGISCHE WERKLOOS.
HEIDS VERZEKERING.

Dr. 0. Ronart te Brussel schrijft ons:

De ondersteuning der Belgische werkloozen was tol
nu toe niet uniform geregeld. De werkloosheidsver-

zekering was zuiver facultatief, en lang niet alle
arbeiders maakten van de hun geboden mogelijkheid
gebruik: van ongeveer 1.8 millioen industrieele
ai-
beiders is op het oogenblik slechts de helft verzekerd.
liet betreft hierbij in de groote meerderheid arbei-
ders, die leden van een der groote vakvereonigingen

zijn (van de 900.000 verzekerden zijn 600.000 leden
van de sociaaldemocratische, en 250.000 leden van cle
katholieke vakvereenigingen), die voor hun leden een
zoogenaamde ,,Caisse de chômage” opgericht hebben.
Er bestaat ook een enkele onafhankelijke werkloozen-
kas, die door functionarissen van den staat beheerd

wordt, doch zij heeft zij weinig leden, dat zij feitelijk
zonder beteekenis is. In het totaal zijn er 126 werk-
loozenkassen. Evenwel zijn er onder hen een aantal

kassen, die zoo weinig vertrouwen genieten, dat er
van vele kanten reds lang erop aangedrongen werd,

(lat deze tot liquidatie moeten worden gedwongen.

Kenmerkend voor het thans bestaande systeem is,
(lat er 16 kassen zijn, die tezamen nog niet eens 1000
verzekerden hebben.

WTat den inhoud van de verzekering betreft, zooals
zij thans nog in het algemeen gebruikelijk is, zoo
heeft de hij een verzekeringskas aangesloten arbeider
in geval van werkloosheid recht op een schade-
vergoedi.ng voor den duur van zes maanden, welke

vergoeding in geen geval drie kwart van zijn loon
te boven mag gaan. Aangezien de bedragen, welke de
verzekeringskassen uit haar eigen middelen den ver-

zekerden zouden kunnen uitbetalen, te gering zouden
zijn, zijn Staat, provincies en gemeenten onderling
overeengekomen, aan iedere werkloosheidskas een sub-
sidie te geven, die naar het ledenaantal bepaald

wordt. Na afloop van het genoemde tijdperk van zes maanden kan ieder werklooze zich tot het steunkan-
toor van zijn woongemeente wenden.
Uit deze in korte trekken weergegeven werkloos-
heidsregeling, zooals zij nu bestaat, blijkt, dat zij zeer
gebrekkig is. Zij is zoowel in het algemeen als voor d

werkloozen onbevredigend; voor het laatste is het be-
trekkelijk geringe ledenaantal het meest sprekende-be-
wijs. Op grond van een voorstel der regeering-Van
Zeeland werd derhalve een jaar geleden een Konink-
lijke commissaris henbemd, die opdracht kreeg, een ‘ets-
ontwerp uit te werken, waardoor de geheele materie
opnieuw geregeld zou worden. Nadat commissaris F. Fuss zijn ee;ste verslag reeds uitgebracht had, waarin

de algemeene lijnen van de nieuwe regeling, zooals hij
zich deze voorstelt, medegedeeld worden, heeft hij
kort geleden zijn tweede rapport gepubliceerd. In dif
rapport zijn reeds de meeningen der door hem ge-
raadpleegde organisaties (Comité Ceutral Industriel,

Confédératjon des Syndicats Chrétiens, Vlaanisch

Economisch Verbond en de Fédération nationale
des Patrons catholiques, verder de organisaties
der werknemers) verwerkt, zoodat het hoogst waar-

schijnlijk is, dat de voorstellen van den konink-
lijken commissaris, die de regeering in het aan de
Kamer voorgelegd wetsontwerp verwerkt heeft, aan-

genomen zullen worden. Met het oog op de toeneming
der werkloosheid dringt de regeering op vlugge be-

handeling van deze wet aan, zoodat zij vermoedelijk
binnen enkele weken van kracht zal worden.

Over de opvatting, die aan de nieuwe regeling ten
grondslag ligt, schi-ijft de heer Fuss in zijn eerste rap-

port het volgende: ,,In tegenstelling niet de com-
niercieele verzekeringsmethode, die om de cliënten
gelijkmatig te behandelen, de te betalen premie moet

berekenen naar het risico van ieder verzekerde, is de
sociale verzekering veeleer gebaseerd op het principe
der onderlinge solidariteit en wordt meer rekening
gehouden niet het doorsneerisico, zoodat de lasten
van de slechte risico’s gedeeltelijk worden gedragen
door de goede risico’s. . . . Voor den Staat gaat het

er om tijdens de jaren van voorspoed meer aanzienlijke
l)ijdragen, dan op het oogenblik noodig zijn, in het
verkloozenfonds te storten en zoodoende reserves te
vormen teneinde de openbare financies te vrijwaren
van elke gevaarlijke drukking in tijden van intense
werkloosheid” (pag. 44 en 45 van het eerste rapport).
De Staat vat het als zijn plicht op, voor de arbei-
ders, die niet door hun schuld werkloos worden, te
zorgen, zooals hij ook andere plichten heeft, bijv. be-
scherming van het land tegen aanvallen van buiten.
Maar terwijl in het laatste geval de algemeene belan-
gen gediend worden, is liet in het geval der werkloos-
heid een speciaal gedeelte der bevolking, dat be-
schermd wordt. Het is daarom rechtvaardig, dat de
staat niet alle kosten, die met de werkloosheiclsver-
zekering verbonden zijn, uit eigen middelen wil dra-
gen, maar dat ook de verzekerden zelf hiertoe moeten
bijdragefl. Anderzijds hebben de werkgevers er be-
lang bij, dat de arbeiders, die tijdelijk werkloos zijn,
in dusdanigen staat blijven, dat zij te allen tijde
weer in het productieproces ingeschakeld kunnen
worden; ook de werkgevers moeten derhalve in de

kosten bijdragen. Doordat de Staat het als zijn plicht
beschouwt, de arbeiders tegen de gevolgen der werk-
loosheid zooveel mogelijk te beschermen, verkrjgt

hij ook het recht, het oppertoezicht over de algemeene
regeling uit te oefenen, hetgeen aan beide andere
partijen ten goede komt, den verzekerden, omdat zij thans de zekerheid zullen hebben, dat zij de premies
niet voor niets betaald hebben, (het gebeurde wel
eens, dat de verzekeringskas in gebreke bleef), en den

werkgevers, omdat het toezicht en de medewerking
van den Staat het juiste gebruik van de middelen ga-
randeert.

Het doel der nieuwe regeling, dat viervoudig is,
an dus als volgt omschreven worden: 1. unificatie,

?. vereenvoudiging van de administratie, 3. verhoogde
cekerheid voor de verzekerden en 4. rechtvaardige
articipatie in de kosten. Dit doel zal door de vol-

rende fundamentecle wijzigingen bereikt worden:

de verzekering wordt verplicht. Alle arbei-
Iers (uitgezonderd o.a. zijn huispersoneel, land-
Lrbeiders, seizoenarbeiders) worden verplicht, een
ïerzekering tegen werkloosheid te sluiten.
in plaats van de veelheid van particuliere ver-
ekeringskassen treedt een enkele onderneming, die )nder hot toezicht van den Staat zal staan, en waar-
ran het beheer paritair door vertegenwoordigers der
verkgevers- en -nemers wordt uitgeoefend.

behalve de arbeiders, die door betaling der pro-
nies (niet echter, zooals dit tot nu toe geschiedt, ook

.ijdens hun werkloosheid, waar de premies van het
teunbedrag in aftrek werden gebracht) aan de dek-

126

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16
Februari 1938

king der kosten deelnemen, moeten ook de werkge-
vers hun bijdrage geven. De Staat zelf (echter niet
meer de. provincies en gemeenten, voor wie de nieuwe
regeling dus een goote besparing met zich mede-

hrent) zal ook een aandeel
in
de kosten dragen.

Er wordt tot dit doel een rk1oosheids-verzekering

fonds gesticht.
de kassen, clie tot nu toe als ,,caisses de chôrna-

ge” fungeerden, blijven voor een groot gedeelte wei
bestaan, zij zullen echter slechts als betalingskanto-

ren (,,service de .chômage”) dienst doen.
deze kantoren voeren ook de administratie der
wei.kloosheidsverzekerden in hun district. Daartoe
wordt de adminitratie voor iederen verzekerde in
hun boeken ,kontokorrentmaessig” gevoerd, dat wil

zeggen, dat op zijn rekening behalve de premie-

hijdrageti het aantal zijner arbeids- resp. arbeidslooze
dagen geboekt wordt. Gedurende één jaar heeft hij

recht op ten hoogste zestig verzekerde dagen; is hij
korter of heelemaal niet werkloos, dan wordt het des-
betreffende aantal dagen weer op de nieuwe rekening

overgebracht, is hij langer werkloos dan hij op zijn
rekening tegoed heeft, dan moet hij door de gemeente

gesteund worden.
Terwijl hij het bedrag, waar hij op grond van zijn

verzekeringPolis recht op heeft, in elk geval verkrijgt,

zal hij het steunbedrag van de gemeente slechts bij

gebleken noodzaak ontvangen. Het verdient nog

vermelding, dat het recht op het verzekerde bedrag
eerst na een vol arbeidsjaar van kracht wordt.

* *
*

Een bijzondere regeling wordt getroffen ten op-
zichte van de ondersteuning der werkloozen, die voor

bepaald w.erk heelernaal niet of slechts voor een
bepaalden arbeid geschikt zijn. Deze arbeiders kun-nen op hun verzoek (dus zij kunnen hiertoe niet ge-
dwongen worden) voor een arbeid omgeschoold wor-

den. Zij ontvangen tijdens den duur van het onder-
wijs een minder loon dan de volwerkende arbeiders,

terwijl het hun toekornende steunbedrag aan de werk-
gevers, in wier bedrijf zij geschoold worden, betaald
wordt. Iets anders is het met jeugdige arbeiders (be-

neden cie 25 jaar) die niet vol productief zijn; deze

zijn verplicht, in schooikampen gedurende zes tot
twaalf maanden verblijf te houden, in weiken tijd
zij in een voor hen geschikt vak zullen worden onder-

wezen. –
Wat cle huitenlandsche arbeiders betreft (in de

laatste jaren gemiddeld 5 procent van het totaal aan-

tal arbeiders), zoo was tot nu toe bepaald, dat deze
zich hij geen werkloosheidsverzekering mochten aan-
sluiten (uitgezonderd waren de onderdanen van lan-
den, welke aan Belgische arbeiders, die bij hun werk-
zaam zijn, dezelfde rechten als aan hun eigen arhei-
clers toestaan, dat zijn Nederland, Luxemburg en

Frankrijk). In de nieuwe wet zal deze splitsing niet meer. wor-
den gemaakt. De heer Fuss rechtyaardigt deze wijzi-
ging met de volgcncle opmerkeljice woorden: ,,Het

zou voor een land even schadelijk ijn eiken vreem-
den werknemers uit zijn economie te willen sluiten
als te weigeren, met het buitenland handel te drijven

1-Jet internationaal ruilverkeer, of het nu gaat ovel
den- verkoop van kapitalen, goederen of personen, i
ten allen tijde een van cle factoren van algemeen
vooruitgang geweest. Indien men in zooveel lander
zooveel moeilijkheden heeft om zich, ten overrtaar
van de nationale economie, los te rukken uit dE
depressie, waarin de algemeene crisis hun gebrachi
had, moet dit dan niet woi-den toegeschreven aan hei
blinde nationalisme van sommige landen, die. ziel

trachten af te zonderen in een onmogelijke autarki&
Wij hebbe_n ons hier enkel bezig te houden met d
beweging van de werknemer. Het lijkt ons bijge
volg voldoeud, hier te verklaen, dat het heelemaa
indruischt tegen de landsb&-ingen, de vreemde werk
iemers te beschouwen als indringers, voor welke d

niddeln dienen gezocht, om er zich ten spoedigste
van te ontlasten. Hun medewerking ten bate van de
nationale economie is een noodzakelijkheid” (pag. 93

van het eerste rapport). –
Tenslotte zij nog vermeld, dat in de laatste vijftien
jaren het hoogste jam-gemiddelde der werkloosheid

onder de diarnanthewerkers (52.1 werkloosheidsdagen).
en transportarbeiders (44.4 werkloosheidsdagen) aan

te treffen was, terwijl de mijnwerkers het minst aan-
tal dagen (11.4 per jaar) zonder arbeid waren. Het

steunbedrag per dag, dat de werkloozen ontvin-
gen, w’as tengevolge der prijsschommelingen niet sta-

biel en steeg als gevolg der muntdepreciatie van

Frs. 5.— (gemiddeld in 1921) op Frs.
6.–
(1926), op

Frs. 9.— (1929) en bedraagt thans gemiddeld Ers.
16.—. De toekomstige uitkeeringen, alsmede de ver-

plichte bijdragen der werkgevers- en -nemers, worden

niet wettelijk vastgelegd, maar zullen door Konink-

lijke besluiten bepaald worden.

AANTEEKENINGEN.

Investatieverboden en verplichte i
nv
esteeringen

in Duitschiand.

Ten vervolge op onze beschouwingen in E.-S.B.

van 9 Februari 1938 over de ontwikkeling der inves-

teeringen in Duitschiand. wijden wij thans een aan-
teekening aan de investatieverboden en de verplich-

te investeeringen in dat land.
Nadat de depressie in Duitschland in 1932 haar

dieptepunt bereikt had en de conjunctuur weer be-
gon op te loopen, was het gevaar niet denkbeeldig,

dat door overmatig scherpe concurrentie der indus-
trie marktbederf zou optreden. Dit zou het herstel-

programma der Regeering in de war hebben kunnen
sturen. Daarom greep de Regeering, waar noodig, ordenend in ten aanzien van de markt. Men stelde

zich daarbij op het standpunt, dat de rentabiliteit

der individueele onderneming niet verhoogd mocht
worden ten koste van de belangen der gemeenschap.
Aanvankelijk zocht -men het in verplichte kartel-

leering. In den zomer van 1933 kreeg de Regeering

de bevoegdheid, buitenstaanders te dwingen tot toe-
treding tot bestaande kartels, en zelf de vorming van

nieuwe kartels te gelasten.
Aanvankelijk werd van deze bevoegdheden een zeer
ruim gebruik gemaakt. Het aantal kartels, zoowel
verplichte als vrijwillige, vermeerderde aanzienlijk.
Vele in de crisis verdwenen kartels kwamen tot nieuw
leven. Zij streef den alle volgens nationaal-socialisti

schen gedachtengâng naar den ,,rechtvaardigen prijs”,

doch verstonden daaronder de relatief hoogere prij-

zen van 1929.
Hieruit ontstorid voor het economisch leven van

het Derde Rijk een guioot gvaar. In verband hier-
mede werd een scherpe contrôle uitgeoefend op de
prjsovereenkomsten door kartels en daarnaast ook

overgegaan tot andere manieren om de concurrentie

te ordenen, met name tot
pro
d
uc
tiebeperkiug en

iuvestatieverboden.
In 1933/’34 kwam hiertoe voor bepaalde bedrijfs-
takken een antaI voorschriften tot stand, waarvan

de belangrijkste zijn:
een verbod voor het oprichten van nieuwe on-

dernemingen;
een verbod voor het inrichten van bestaande

ondernemingen voor de productie van de te bescher

men producten;


een verbod om de capaciteit van bestaande be-

drijveii te .• vergrooten, of stilgelegde bedrijven weer

in gebruik te nemen:


Deze bepalingen werden o.a. toegepast ten aanzien

van – de stikstofindustrie, de uurwerkindustrie, de
zout-, papier-, radio-, sigaretten-, autobandenindus-
trie en voor groote deelen der textielindustrie.
Hiernaast werd een aantal vodrschrifteu en be-
perkingen gegeven voor sommige industrieën, zooals
beperking van het machinegebruik in de sigarenin-

16 Februari 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

127

dustrie, verbod van automatische machines in som-
mige deelen der glasiudustrie,
enz.
Deze investatieverboden werden niet alleen uitge-
vaardigd in verband met den rentabiliteitstoestand der industrie. De ,,Wehrwirtschaft” maakte groote

investaties in bepaalde bedrijfstakken noodig, en

daarom moest de Staat een – van zijn standpunt
bezien, nuttelooze – concurrentie door uitbouw van

01)
zichzelf voldoende
p
roductiecapaciteit voorkomen.
Daarom werden investatieverhoden ook uitgevaar-
digd in die bedrijfstakken, welke grondstoffen uit
het buitenland moesten betrekken, en die niet recht-

streeks noodzakelijk varen voor cle Wehrwirtschaft,
hijv. de textielindustrie, de ceistofproductie en de

vervaardiging van ioodwitproducten.
De investatieverhoden sloten een gevaar in zich

van
prijsstijging.
Overal waar deze zich manifesteer-
cle, werden de nieestl voor een korte periode uitge-
vaardigde verboden weer ingetrokken.

De eerste verboden werden reeds in 1933 uitge-
vaardigd, in 1934 nam hun aantal aanzienlijk toe.
01) 1 Januari 1937 waren 42 verboden ten aanzien

van verschillende
bedrijfstakken
van kracht, terwijl

in den loop van dat jaar twee niet werden verlengd,
ni. voor cle socla- en zeepindustrie. Enkele nieuwe
verboden werden uitgevaardigd, o.a. voor cle confec-
tie-industrie in Berlijn.

De rentahil iteitsgedach te raa kte hij het uitvaar-
digen der mvestatieverboden dus meer en meer op
den ach tergroncl. Overwegi ngen, voortvloeiende uit
cle grondstoffenpositie en uit de door cle Wehrwirt-
schaft gestelde eischen, werden steeds belangrijker.
Deze overwegingen leidden dan ook tot de ver-
plichte investaties, die haar oorsprong vinden in het
autarkisch streven der nationaal-socialistische re-
geering.

De eerste dezer ,,Investitionsgehote” was de
,,Pflichtgemeinschaft der Brau nkohle Wirtschaft” in
October 1934.

De bruin kolenmaatschappijen moesten R.M. 100
millioen bijeenbrengen, welke middelen dienden ter
financiering van cle Braunkohlen-Benzin A.G., voor
de productie van synthetische benzine. Dit bedrag
werd verkregen door een heffig van R.M. 2.— per
ton jaarp.roductie.

Ook in de celwolindustrie heeft iets dergelijks
plaats gevonden. In 1935 weiden vier fabrieken ge-
bouwd. De hiervoor ben oodigde verplichte investee-
ringen kwamen gedeeltelijk voor rekening van de af-
nemers van het product. Daar de oprichtingskapita-
leo (gem. cc. R.M. 4 millioen voor ledere fabriek)

0
1) geen stukken na voldoende waren voor den bouw
en het bedrijfskapitaal, moesten de groote banken

lange, door den Staat gegarandeerde, credieten ver-
leenen tot een bedrag van R.M. 32 millioen tegen
een lage rente.

Evenzoo werd in October 1936 de Ruhr-Benzin
A.G. ,,vrijwiliig” opgericht door een aantal kolen-
maatschappijen, terwijl verdere middelen door een
consortium beschikbaar werden gesteld.
Een typisch voorbeeld van gedwongen investeering
vindt men ook bij de plannen voor cle productie van
de ,,volksauto”. Zoowel de iuvesteeringen als de fi-
nanciering van den afzet zullen volgens recente cou-
rantenherichten ten dccie geschieden door het Ar-
heidsfront.


Een zekere mate van gedwongen investatie is ook
helichaamd in het Anleihestockgesetz van December
1934, verieigd in December 1937. Volgens deze wet
mogen de ondernemingen hoogstens 6 pOt., in som-
mige gevallen 8 pOt., dividend uitkeeren. Wordt toch
meer uitgekeerd dan wordt dit meerdere afgedragen aan de Golddiskonthank, hij wijze van leening voor
den duur van drie jaar. De Golddiskontbank leent de
bedragen, waarover zij zoo de beschikking heeft ge-kregen, aan het Rijk, voor financiering der openbare

uitgaven. Na 3 jaar krijgen de aandeelhouders hun

aandeel in de Anleihestock uitgekeerd, in den vorm
van Steuergutscheine, die in de jaren 1941—’45 in
betaling kunnen worden gegeven.
Deze wet heteekent een zekere mate van zachten
dwang voor cle ondernemingen, om haar kapitaalbe-

hoefte uit de winst te dekken en zal dus de interne
financiering bevorderen. De meeste onderneminen
voegen zich hiernaar, wat wel blijkt uit het feit, dat
de Anleihestock niet grooter is dan R.M. 100 millioen.
H. E. B. Suh.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE VOLSLAGEN SLAGER.

Mr. M. J. Broekhuysen
schrijft
ons:
In een artikel onder het bovenstaande hoofd,

schrijft Professor Polak, dat de minimumeisen voor
Handelskennis, te stellen aan den aspirant-slager,
hem minder kunnen helcoren, omdat naar zijn mening
geen algemene belangen geschaad worden, indien een

slager aan deze voorwaarden niet zou voldoen.

Het komt ons voor dat Professor Polak het doel
van de Vestigingswet Kleinbedrijf te eng neemt. Uij
accepteert de Vestigingswet Kleinbedrijf, omdat clie
naar zijn mening het publiek ,bescherrnt tegen ondes-
kundige bedrijfsvoering. Van dat standpunt uit rede-
nerend, acht hij de minimumeisen voor Eandelsken-
nis overbodig.

Het zij ons vergund den hooggeleerden schrijver te
doen opmerken dat de Regering en de Staten-Gene-raal het doel van de Vestigingswet Kleinbedrijf rui-
mer stellen. Wij citeren enkele zinsneden uit de Me-
morie van Toelichting, waar men lezen kan onder-
meer het navolgende:
,,De
vrijheid
van vestiging. . . . heeft juist hier (in
het Kleinbedrijf) veelal andere dan gunstige gevol-
gen gehad. . . . Veelal wordt aldus een ongezonde con-
currentie in de hand gewerkt, kapitalen vernietigd
en door vermindering van de omzetten per onderne-
ming, daling der kosten belemmerd, wellicht zelfs
prijsverhooging teweeg gebracht.”
,,Tot schade van zichzelf en van anderen, wier cle-
biet zij uiteraard ongunstig beïnvloeden….moeten
de personen, om wie het hier gaat, ervaren dat zij
zich niet straffeloos z9nder kennis van zaken in het
bedrijfsleven kunnen wagen.”

,,Verheffing van het vak is een der voornaamste
gedachten die de onderteekenaar (de Minister van
Economische Zaken) aldus wenscht te verwezenlijken.”
Blijicens deze uitlatingen, di’e telkens terugkeren,
ook in het Voorlopig Verslag en bij de mondelinge
behandeling in de Kamers, is het doel van de Testi
gingswet Kleinbedrijf niet alleen het beschermen van
cle consumenten, doch ook de bescherming van de he-
clrijfsgeuoten tegen het schadetoebrengegde optreden
van oncleskuncligen en de verheffing van het vak in
zijn geheel.
houdt men dit in het oog, dan schijnen ons de mi-
nimunieisen voor de ilandelsicennis volkomen ge-
rechtvaardigcl. Door te schrijven gelijk hij deed, her-
opent Professor Polak de strijd over de principiële
vraag of het verwezenlijken van het doel van de Ves-
tigingswet, Kleinbedrijf, gelijk wij dit hierboven om-
schreven, aangenomen mag worden als een algemeen belang. Deze principiële vraag is uitgemaakt door cle
Volksvertegenwoordiging en daarop kan naar onze
mening bij de uitvoering van cle wet niet opnieuw
worden teruggekomen. Het algemeen belang is naar
de mening van Regering en Staten-Generaal meer en
ruifl1er dan het belang van de consui.nenten. Wij zeg-gen: ,,Geiukkig”.

N
a s c h r i f t. Mr. Broekhuysen beroept zich tever-
geefs op de vage citaten uit de Mèmorie van Toelich-
ting, die allerlei interpretatie mogelijk maken, en
0
de even vage uiting, dat het algemeen belang meer en
ruimer is clan het belang van den verbruilcer.
Wat die toelichtingsknipsels betreft, zo draaien die,

128

ECONOMISCH-STATrSTISCHE
BERICHTEN

16
Februari
1938

binnen de omtrek van concurrntiegevaar, toch om
zijiide:

het middelpunt: kennis van zaken. Ongezonde con-
Ncderl(fld

currentie moet worden gewèerd, verheffing van het
Obigatiën:

vak is de voornaamste gedachte. Zulks doet men door
Waterschap ,,Eeruwoud c.a.”

vleesonkundige of met vlees knoeiende slagers -bui-
‘s”
737.000
)

314%

obi.

.
101%

………………
f

19.370
ten te sluiten, niet -door den aspirant-slager vol te
Btnk en Oredietinstellingen ………
f

9.410,-
pompen met een schijn van kennis, die voor zijn vak
zijnde:

.
weinig betekenis heeft. Leer hem, naast zijn vak in
Nederlanct

engere zin, desnoods calculeren, zodat hij zich door
Obligatiën:

zijn

prijszetting niet rijk rekene en arm telle;

leer
N.V.

Nationale

J3oiig

Mij.
)

hem de mogelijkheden en de gevaren van credietop-
f
941.000 4% obi.
ti
101%
f

9.410

neming, en

dergelijke, maar verlang niet van hem;
Mijnbouw-Ondernemingen
……….
.

1.500.000,-

dat hij schoolse exarnenantwoorden geeft op allerlei
vragen, die voor hein niet leven. Bijvoorbeeld:

het
ta?ideele1


besluit eist kennis van het recht van terugvordering.
ijIibOuR’ Maiatschapp

Zkiiid-
Ik zie het teleurgestelde gezicht al van den slager,
,,
Baiiti»
f
1.5000.000
die bij den iu gebreke b1jvendn klant het vlees bin-
aniid.
°)

2
1

100%

………

f
1.500.000


nen dertig dagen gaat terug eiseia en dan tot zijn ver-
Scheepvaart-Maatschappijen

………,,
1.507.500,-
hazing moet ervaren, dat het zich niet meer in han-
zijnde:

dan van den kper bevindt!


Nederland

En nu het algemeen belang.
Is
het meer en ruimer
Obligatiën:

dan het belang van den verbruiker? Natuurlijk. Alge-
Stoomvaart

Mij.

,,Zeelnnd”

meen belang is noch het belang van den verbruiker,

f
1.500.000
7)

4%

le

-hTP.
obi.

a

100 ‘,4,%

……….
f
1.507.500
noch dat van -den leverancier of producent: Algemeen
Diversen
8)

– –
heling is iinimer het belang van een bepaalde groep,
Tramweg-Maatschappijen …………
ontwikkelt zich die mening in ontstellend tenwo.
zijnde:
Wel kan een maatregel

in

het

algemebn

belang
JVederla?id
tegelijkertijd tot effect hebben, dat het belang van
Aandeelen:
een groep wordt gediend. Dat geeft geen recht tot
Oeldersche

Traniweg

Slaat-

omkering. In dit geval is het algemeen belang het b
e

schappij

NV.

f200.000
houd van volkskracht en voiksgeiondheid. Van de
aand.
9)

a
120%

………
f

240.000

daartoe te nemen maatregelen profiteert de consu-
Kerkelijke Leeningen
10)

………….

,,

190.350,-

ment door nauykeurie bediening en voorlichting, en
zijnde:

de producent, doordat vertrouwen en aanzien van zijn
Nederland
Ver,

der

Znsters

Francis-
vak worden geschraagd. Maar verder dan voor het ge-
oanessen v. h. klooste..St.
noemde algemene belang nodig is, behoort dit profi-
Franeiscus

Ae-rdeeiiout
teren niet te gaan. Anders verzeilen we ongemerkt
f
120.000

3%-%

obi.

Ii

naar vak- en standprivilegies.
In
het algemeen he-
100%

……………….
f

120.000

lang? En gelukkig?

P.
Ver.

,,Tot

Heil

das

Volks”

f75.000
11)

3%1%

obi.

jl

MAANDCIJFERS.


100%

……………….
f

70.350

EMISSIES
IN
JANUARI
1938.


Totaal
……f 4.201.075,-

Staatsleeningen 1).


Conve rsi
0:

Nederland:

Koninkrijk -der

Nede rianden
de

totale

fl.049.000.000

3-3

%

obi.

a
99

%

(Van
Prov. en Gerneentel. Leeningen
)
. . .

f

734445,
leen-ing,

groot

f
1.672.000.000

is

reeds

een, bedrag

van
zijnde:


f623.000.000 geplaatst).
Nederland


Boven-dien

onveasie:

Nederland:

Gein.

Rottarda.m
Prov.

Drenthe

f 978.000)
f 22.700.000 3
Y2%
obi.
il
1 00

%

(Van de totale leening,
3%

obl.

Ii 100Y4
%

……
f

734.445
groot f 23.400.000, -ward uitgesloten
f
600.000 zijnde

het

Polders,

Watersch.

en

Puhi

Recht.
bedrag der aflossing 1938, en
f
100.000 ,t.b.v. het Pensioen-

Lichamen

…………………..,,

19.370,-
ton-ds R.E.1.M.).

-‘

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)


Rotterdam

1

Amsterdam
Totaal

Artikelen


6-12 Febr.
1

Sedert

Overeenk.
6-12 Febr.
1

Sedert
Overeenk-
1938
1937
1938
1Jan. 1938
tijdvak 1937
1938
1Jan. 1938
tijdvak 1937

Rogge …………….

5.416


22.797

45.592

647

22.797

46.239
Tarwe

……………….22.855

125.244

114.392

1.055

1.627

5.212

126.871

119.604

Boekweit ……………….110

1.110

1.268

1.110

1.268
.

Maïs………………

23.3
.63

191.686

138.375

3.134

16;416

28.606

208.102

166.981

Gerst

-………………7.287

31.463

54.361

281

1.771

3.834

33.234

58.195

Haver

……………..700

26.959

18.916

1.036

2.090

27.995

21.006

Lijnzaad ……………15

11.643

23.399

17.350

35.463

37.361

47.106

60.760

Lijnkoek ……………1

2.805

8.532

8.985

8.53?

8.985

Tarwemeel …………
1

1.310


6.573

4.214

.675

2.630

625

9.203

4.839

Andere rneelsoorten
..

.-j

1.060

4.825

6.160

150

643

200

5.468

6.360

Noot bij groothandeisprijzen.
(Zie blz. 1301131)

1)
Tarwe:
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2;
van
Jan. 1931 ‘tot 26 Sept. 1932 79 kgLa Plata; van 26 Sept. 1932
tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6 Juli 1935 80 leg La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov.


1936 Manitoba; van 30
Nov.
1936-2 Aug. 1937 Bali-ja Blanea; van 2 Aug.-16 Aug. 1937 La Plata;
van
16-
23 Aug. 1937 Bajhia- Blanca.
Rogge:
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2; van
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 leg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 -kg Zuid-Ru-ssische; van
23 Mei 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada; van 2 Oct. 1933-25 Oct. 1937 La Plata.
Gerst:
Tot Jan: 1928 Malt-ing;
van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2; van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415 kg Zuid-Ru-saische; van


23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3; van 19 Sept. 1932 tot 24 Juli

1933

62163

kg

Zuid-B.ussi-sche;

van

24 Juli

1933-

1935

La Pla’ta;

7- Oct. 1935-18 Mei 1936 62/63 kg

Z-uid-Russisohe; van 18 Mei 1936-23 Aug.
7 Oct.

64/65 kg

van
1937 64/65 kg La Plata.
i&ijnzaad:
Vanaf 1 Jan. 1938 per 1000 kg, ‘tevoren per 1960 kg. De vroegere prijzen wer-
den herfei-d op -basis van 1000 leg.
Cement:
In -bepaalde gevallen worden thierop rabatten verleend.

– –

16
Februari
1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

129

Van het netto-provonu der leen’iug is een bedrag van

f
246.000 voor conversic afgetrokken.
Van het ‘netto-provenu der leeetng is een bedrag van

f
725.000 voor coisversie afgetrokken. 9
Van het netto-rproveiu der leeniug is een bedrag vac

f
941.000 voor conversie afgetrokken.
0)
Uitsluitend voor aandeelhouders,
in
de verhouding
van 1:1.
Van de ‘totale leeiiing, groot
f
2.000.000 is reeds ccii
bedrag van
f
500.000 op tin.sohrijvingsvoorwaarden ge-
plaatat.
Cona’ersie:
Nederland: N.V.
Blaauwhoedeiiveeni-Vries-
seveeni
f
1.500.000
3%%
obi. S 100%%.
0)
Uitsluitend voor aandeelhouders, in de verhouding
van 1:4. 0)
i3ovendien conversie
: NcderlancL:
,,I’tistituut-St. Louis”,
Oudenbosch
f’
200
.
000
3%% obi. t
99%%;
Stichting ,,llet
0. L. Vrouwe Gaathuis”, krnsterdam
f
200.000 3X,% obi.
t 99% %; Stichting ,,St. Joseph Ziekenhuis”, ]i)indhoven
f1.000.000 334% obi. t
100%%
(Van de totale leening,
groot
f
1.200.000 is reeds een bedrag van f’200.000 onders-
hands
01)
insohrijvingsvoorwaarden geplaatst.
ii.) Van het netito-provenu der leening is een bedrag
van
f
4.650. voor oonversie afgetrokken. (Van de totale
lecning, groot
f
100.000, ‘is reeds een bedrag vaii
f
25.000
01) inschrijvingsvoorwaarden geplaatst.

Voorts werd hier te lande de inschrijving opengesteld
op een beperkt bedrag $ 6 prcf aand. Arimour & Comp. t
pl.m. $46 per aand. cii gew. aand. Armour & Comp. t
pim. $ 4% per aand. (introductie); op een beperkt be-
cirag cert. van depôtfracties Omniuni van obl. van Amer.
Ondernemingen t pim. f290 per fractie (introductie), en
op een beperkt bedrag cert. van 10 aand. van $25 Amen-
eau Rolling 1′.Pill Co. 1
pl.m. $
16 (introductie).
Emissies in 1938.
(In Guldens.)
Nieuw kapitaal:

Conversie:

Obligatiën

Aandeelen

Totaal

/

Jan……2.461.075,-

1.740.000,-

4.201.675,-

1.076.5650,-

ONTVANGEN BOEKEN.

Inventaris onderzoek.
(Amsterdam
1937;
N.V. De
Arbeiderspers. Prijs
f 0.75).
Resultaten vaas een onderzoek naar kleeding, dekking
en achoeiLsel in de gezinnen van werkloozan en werkenden
anno 1936, ingesteld door het Wetenschappelijk Bureau
van de S.D.A.P. in samenwerking met den Bond van
Sociaal-Demoer. V rouwencluhs.

Le Développemea,t de lIndustr’ie Mini&e en Turqvie

door M. J. Armanet, Ingénieur au Oorps des
Mines, Professeur á l’Ecole Nationale Supérieure

des Mines de Paris. (Parijs
1937;
Société corn-
merciale Franco-T,urque)
Conferentie van het Centre Franco-Turc de Ruuion et
de Documentation te Parijs gehouden op 13 Mei 1937.

,Stat’istisches Handbuch der Weltwirtscha.f t 1937.

(Uitgave van het Statistische Reichsamt te Ber-
lijn; (Berlin
S.W.
68,
Wilhelmstrasse 42). Ver-
lag für Sozialpolitik, Wirtschaft und Statistik.
Prijs R.M.
6.80). C

Met deze publicatie wordt de uitgave van het
,,Statistisches Handbuch der Weltwirtschaft
1930
voortgezet. Het laatste bevatte
jaarcijfers
van
80
lan-

den, betrekking hebbend op een jaar v66r den wereld-
oorlog en voor de jaren
1920
tot
1934
benevens
maandcijfers voor de jaren
1925
tot
1934.
Deze nieu-
we publicatie brengt
maandcijfers
voor
39
landen
gedurende de jaren
1932
tot
1936.
Door herhaling
van de cijfers voor
1932
tot
1934
wordt de aanslui-
ting aan de cijfers der vorige uitgave vergemakkelijkt.
Verschillende nieuwe cijferreeksen zijn opgenomen;
voor zoover daartoe aanleiding bestond
zijn
in een
aanhangsel de
cijfers
dezer nieuwe tabellen ook voor
de, jaren
1925
tot
1931
opgenomen.

De rechtsvorsn van het middenstandsbedr
.
jf
door Mr.
Mr. 0. W. A. Schürmann, en
Organisatie en
publiekrechtelijke vertegenwoordiging van het
bedrijfsleven
door F. L. van der Leeuw. (‘s-Gra-
venhage
1937;
Uitgave van het Bureau van dein
Koninklijken Nederlandschen Middenstandsbond).
Prae-adviezen voor het 34e Nationaal Middenstands-
Congres
01)
6 en 7 Juli 1.937 te Zwolle.

STATISTIEKEN.
BANK DISCO NTO’s.

Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Ned.
,
BeLBinn.Eff.
1Vrsch.inR.C.
24

3Dec.’36
24
3Dec.’36
Athene ……….
6

4
Jan. ’37
Batavia

……..
3
14Jan. ’37
Belgrado ……..
5

1Febr.’35
Berlijn ……….
4
228ept.’32
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Brussel ……….
2

16 Mei ’35
Boedapest

……
4
28Aug.’35
Calcutta

……..
3
28Nov.’35 Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Kopenhagen

….
4
19Nov.’36

OPEN MARKT.

1938
1937 1936
14
12
7
1
1
2
31Jan.!
24129 8113
10/IS
124
h
Feb,

Febr.
5 Febr.
Jan.
Febr.
Febr.
uli
Amiterdam
Partic. disc.
11
4

11
4

11
4

11
4

51,6
1
3
116-
3
18
3
1
18j,6
Prolong.
1
12
1
(2
11
1
1
1
1
1
12-2
21(
4
3(
4

Londen
Daggeld.
12-1
11,1
431
1
12_1
‘/i-I
1
121
1
3
14-2
Partic. disc.
171
33
171
33

171
17/33
1
131-
1
/16
17132-9116
4114_314
Bert
jjn
Daggeld

2
5
1-
71
2’j-
7
1
2
7
/8-3
3
18
2112_3114

2-
1
12
211
1
_31
4


Maandeld
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3

Part, disc.
27
18
2
7
1
2
3
18
3 3
3
21
1
1
12
Warenw. ,.
4.
11
4-1I2
4.1j2
4.112 4..1(
4.11
4


New York
Daggeld
1)
1
1
1
1
1
3(4
l3(4-21j
Partic.disc.
1
/2


.

1
12
1
12
1h
3/
2
/16

Koers van 11 Iebr. en daaraan voorafgaande weken t(m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.


Data
Neiv
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
*)
0)

)
t)
1)

8 Febr. 1938
1.78%
8.96%
72.25 5.87
30.36
100%
9

,,

1938
1.78%
8.96} 72.25
5.87 30.3
4
*
1003’i’
10

,,

1938
1.781%
;

8.96%
72.24
5.87%
30.35
100
11

,,

1938
1.78%
8.97%
72.27*

5.90%

30.35*

l00
12

,,

1938
1.78%
8.97%
72.25 5.92%
30.35
100%
14

,,

1938
1.78%
8,97
72.26
5.89%
30.34*

100%
Laagste d.w’)
1.78%
8.96%
72.15 5.85
30.31
100
Hoogste
d.w’)
1.79%
8.97%
72.30
5.95
30.38
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

a
13a
ZWit- serlan
Weenen
Praar
Boeka-
Milaan
Madrid
0)
1
rest
1)
*0) *0)

8 Febr. 1938
41.52%

6.
2
8*



9

,,

1938
41.50

6.28*



10

,,

1938
41.52%

6
.
2
8*
– – –
11

,,

1938
41.52

6.28



12

,,

1938
41.52

6.28



14

1938
41.50%

6.28



Laagste d.w’)
41.47%
6.26

9.27

Hoogste d.w
1
)
41.55
34.-
6.31
1.34
9.47

Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52

Data
Stock-
Kopen-
Oslo)
Hel-
Buenos-
Man-
holm) hagen
0)
f05
,
)

Aires
1)
treal
1)

8 Febr. 1938
46.25
40.05
45.074
3.96 47%
1.79
9

,,

1938
46.25
40.05
45.074
3.96
48%
1.79
10

,

1938
46.25 40.05 45.074 3.96
48%
1.79
11

,,

138
4
6.
2
7*
40.07*
45.10
3.97 48
1.78%
12

1938
46.74
40.05 45.10
3.96
48
1.78%
14

1938
46.25
40.05
45.074
3.97
48%
1.78%
Laagste d.w
1
)
46.15
40.- 45.-
3.94
47%
1.78%
Eoogste
d.w11
46.274
40.10 45.15
4.-
48% 1.79%
Nluntpariteit
66.671 66.671 66.671
6.266
95%
2.1878
•) Noteering te Amsterdam.
)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KÖERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D t
a a
Londen
($
per
£)
Parijs
($ p.
lOOfr.)
Berlijn
($ p.
100
Mk.)
Amsterdam
($ p.
100
gld.)

8 Febr.

1938
5,01% 3,27%
40,38
55,89%
9

,,

1938
5,01%
8

3,28%
40,37%
,
55,89
10

,,

1938
5,01%
3,28%
40,38
55,91
11

,,

1938
5,02%
3,31%
40,42
55,97%
12

1938




14

1938
5,02%
3,30
40,47
56,05
15 Febr.

1937
182

4,65%
40,23
54,70
hluntpariteit..
4,86
3,90%
.
23,81%
40%

Lissabon

Londen ……2
30 Juni’32
Madrid ……5
9Juli’35
N.-YorkF.R.B.l
26Aug.’37
Oslo ……..34
5Jan.’38
Parijs ……3
12 Nov.’37
Praag ……3
1Jan.’36
Pretoria .. .34
15 Mei’33
Rome ……..
4418Â1ei’36
Stockholm . .24
1Dec.’33
Tokio…. 3.285
7Apr.’36
Weenen …… 34
10Juli’35
Warschau ….44
18Dec.’37
Zwits. Nat. Bk.1425Nov.’36

130

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GENOT

OERST
MAIS

ROOGE
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer
EIEREN
6415kg
Rotterdam per 2000 kg.

l4kgRussi-
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
maar
Oem. not.
.
.
e

ing
1

b

8
)
nUSSISC C
)
1
e
,
oco
er c

t

t o b
.

.
RangoonlBassein
eeuwar- der Cornm.
.


zJ-
F b k
ec
gn

iermijn
Roermond
T
noteer1op

sc
La PIaa

Rotterdam

•.
La PIat’)
vc

di!
.
nummer.
Rotterdam
per2000kg.
1 of2 mnd.
Locoprijs

per
100 kg.
note
of 2 mnd.
Locoprijs

HerI.Ned.Ct.I

Not.
Noteering
Centr.
per 50 kg.
100 st.

f
%
%

f
%
f
.-
%
f
%
f
%
sh.
1
1
f
%
f’
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1

12,475
1025
13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5

1113
1
14
2,03
98,4

43,30
95,0
7
1
96
99,3

1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-

111,9
13,15
108,1
12,57
5

100,1
3,475
99,9 6,43
98,4

IO/7j4
2,11

102,3

48,05
105,4
7,99
99,6

1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-

101,0
10,87
5

89,4
II,27
89,8
12,25
90,8
6,34 97,0

1016
2,05
99,4

45,40
99,6
8,11
101,1

1930 111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7

6,22
5

51,2 8,27
5

65,9
9,67
71,7
5,09 71,9 8(5
1,66
80,5


38,45
84,4
6,72
83,8

1931
1932
z
107,25
49.9 78,25 40,8 37,5
84,50
77,25

41,8

4,55

38,2

4,62 37,4 38,0 4,65
4,70 37,0
37,4
5,55
5,225
41,1
38,7
3,09 2,59
47,3
39,6
516
5S11’2
1,34
0,94 64,9 45,6
– –
31,30
.
22,70
65,7
.49,8
5,35
4,14 66,
51,6
1933

100,75
70,-
46,8
32,5
72,-
60,75 31,6
68,50
33,9

3,55
29,3
3,75
29,9
5,025 37,2
1,84
28,2
45
1
12
0,61
29,6
0,96


20,20
44,3
3,71
46,3

1934
75,75 35,2
64,75
33,7
70,75
35,0

3,32 27,3 3,25
25,9
3,67e
27,3
1,74
26,6 4:T14
0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
43,0
1935
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3

3,07
5

25,3
3,87
5

30,9
4,125 30,6 2,07 31,7
518112
0,49
23,
0,99
14,85
32,6 3,20
39,

1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6

4,27
5

35,1
5,75 45,8 6,27
5

46,5
2,19 33,5
51712
0,58
28,1
0,885
17,55
38,5
3,50
43,6

1937
-.
137,75
.
64,0
105,75
55,1
III,-
55,0

8,95 73,6

8,02
5

63,9
8,92
5

66,2
2,70 41,3
61-
0,8
37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
49,4

Jan.

1937

61,4
99,75
52,0
97,50 48,3

7,975

65,5
8,07
0
64,3 8,40 62,3 2,74 41,9
611i2
0,66
32,0
0,85
17,075
37,5
3,45
43,0

Febr.
ç
129,-
60,0
102,-
53,1
100,50
49,8

8,72
5

71,7
7,92
5

63,1
8,25
61,1
2,62
40,1 5110
1
14
0,69 33,4
.0,80
18,75
41,1
3,81 47,5

Maart


61,8
104,25
54,3
106,-
52,5

9,02
5

74,2
8,726
69,5
9,15
67,8
2,57
39,3
5(9114

068
33,0
0,80
18,825
41,3
3,86
48,1

April
149,75
69,6
110,75
57,7
115,-
56,9

10,-
82,2 9,40 74,9
10,17
5

75,4
2,72 41,6
6jj4
0,69
33,4 0,80
16,45
36,1
3,05
38,0

Mei
,
144,50
67,2
107,-
55,7
lIG,-
54,5

10,-
82,2
8,925
71,1
9,72
5

72,1
2,64
40,4
5110
1
12
0,71
34,5
0,72
5

17,32
5

38,0
2,89
36,0
Juni
,,
)
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0

10,15
83,4
7,52
5

59,9
8,95
66,3
2,63 40,3
5110
1
14
0,74
35,9
0,70
19,82
5

43,5 2,98
37,

Juli
z
149,25
69,4
108,25
56,4
III,-
55,0

9,85 81,0
8,57
5

68,3
9,97
73,9
2,68 41,0
5111
1
14
0j
37,4 0,68
20,15
44,2
3,74
46,t

Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5
1 12,-
55,4

9,30
76,4 7,82
5

62,3
9,225 68,4
2,86
43,8
614
0,78 37,9
0,64
21,50
47,2
3,84
47,

Sept.
1L
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4

9,22
5

75,8
7,55
60,1
8,52
5

63,2
2,96
45,3
617
0,85
41,3 0,52
5

21,-
46,1
4,69 58,
Oct.
0
136,25
63,3
109,-
56,8
114,75
56,8

8,57
5

70,5 7,62
5

60,7 8,50
63,0
2,96
45,3
617
1
14
1,-
48,5
0,42
23,-
50,5 4,99
62,
,,
Nov.
>
133,50
62,1
106,25
55,3
116,-
57,4

735

594
7,10 56,5 8,12
5

60,2 2,53
38,7
51712
0,96
46,6
0,46 22,20
48,7
4,99
62,

Dec.
130,25
60,6
1 10,-
57,3
120,75
59,8

7,30 60,0
7,05
56,1
8,02
5

59,5
2,43
37,2
515
0,84 40,8
0,60 20,80 45,6
5,24
65,

Jan.

1938
137,-
63,7
113,75
59,2
132,75
65,7

7,65 62,9
7,45
59,3
8,40
62,3 2,35 36,0
513
0,80 38,8
0,61
5

21,45
47,1
4,15
51,’

1-8 Febr.

,,
136,50
63,5
108,-
56,3
130,-
64,4

7,67
5

63,1
7,475

59,5
8,35
61,9
2,35 36,0
513
0,80
38,8
0,65 21,50
47,2
3,95
49,
46,1
8-15


135,50
63,0
107,-
55,7
136,50
67,6

7,62
5

62,7 7,42
5
59,1
8,40 1
62,3 2,35 36,0
513

1

0,80 38,8
0,65
22,25
1
48,8 3,75

JUTE

KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
.
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
WIt Or. D. te
Stand. Ribbed
Smoked Sheets
Middling Upland
Super Fine C.P.
Crossbred Colonial
Carded 50’s Av.
.

,
Merino

s

v.
c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York

er Ib.
Oomra
Liverpool per 1h.
New York per Ib.

1
Herl.Ned.Ct.1Not

loco Londen pIt

Herl.Ned.Ct.I

Not.
,

FIerI.Ned.Ct.l
Not.
HerI.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
HerI.Ned.Ct.
1

Not.
Uerl.Ned.Ct.I
Not.

1927
f
442,38
%
103,4
£
36101-
ets.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%

pence
102,1
7,27
ets.
133,8
96,8
%

pence
26,50
ets.
244,9
%
104,8
pence
48,50
f
13,55
%
105,8
5,44
ets.
93
%
140,2
pem
18,

1928
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4 5,07
54
81,4
10,7

1929
395,49
92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52 78,4 10,Z

1930
257,97
60,3
21.6/9
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25 134,8
57,7
26,75
8,50 66,4
3,42
30
45,2
5$
1931
<
192,15
44,9
17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97 46,6
2,40
15
22,6
3,1

1932
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8 6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7 11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,3
1933
1934
Z

128,63 115,85
30,1
27,1
15.12/2
15.919 17,4
18,3
37,0
.38,9
8,70
12,30
16,8 13,6
46,8
37,8
4,91
4,37
469
51,4
354
37,2 14,25
16,50
96,9
95,8
41,5 41,0
28,25
30,75
3,21 1,92 25,1
15,0
1,61
1,29
II
19
16,6
28,6
3,2 6.2
.

1935
u
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-

1936
142,61
33,3
18.618 19,0
40,4
12,10
18,2
50,7 5,60
543
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,7

1931
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44
20,0
55,7 5,34
89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
.

35,50
3,30.
25,8
1,86
5

36 54,3
9,5

Jan.

1937
166,88
39,0
18.1216
23,7
50,4
13,-
22,0 61,2 5,88 88,2
63,8 23,75
141,9
60,7 38, 3,92
30,6
2,145
38
57,3
103

Febr.
169,23
39,5
18.1812
24,0 51,0
13,15
21,8
60,7
5,85
85,6
61,9
23,
133,6
57,2 35,75
3,53
27,6
1,93
40
60,3
10,5

Maart
Z
174,86
40,9
19.911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4 37,25
3,59
3,56
28,0
27,8
1,96 1,95
44 44
66,3
66,3
12, 11,6
April
<
>
189,96
44,4
21.313
26,0
55,2
51,6
14,35 13,35
23,1
22,7
64,3 63,2 6,16 6,04 96,5 97,4
69,8
70,4
25,75
26,-
144,9 142,9
62,0
61,1
38,75
38,25 3,25
25,4
1,78
5

38
57,3
10,2
Mei

,,
. .

Juni
.

.
II.
201,20
186,90
47,0
43,7
22.7(6
20.1617
24,3 22,9 48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0
37,50
3,28 25,6
1,805
36
54,3
9,6

Juli
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5 59,8
5,71
95,8,
69,3 25,50
142,2
60,8
37,75
3,42
26,7
1,885
34
51,3
9,1

Aug.
.
1-.
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5 5,19 98,9 71,5 26,25
145,0
62,0
38,50
3,30
25,8
1,82
33
49,7.
8,8

Sept.
.
186,01
43,5
20.14/3
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4 4,64
94,1 68,1
25,25
131,3
56,2
35,-
3.19 24,9
1,76
34
51,3
9,-
,,
Oct.
188,16
44,0
20.19(8
15,2
32,3
8,42
15,5
43,1
4,15 83,6 60,5
22,50
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-
,,
Nov.
185,9! 43,4
20.12110
14,4
30,6
7,99
15,2
42,3
4,04
74,6
54,0
20,-
103,9
44,5
27,75 2,86 22,3
1,58
5

27
40,7
7,1

Dec.
173,86
40,6
19.7/-
14,9
31,6
8,28
15,5
43,1
4,15
69,5 50,3
18,50
110,1
47,1
29,50
2,71
21,2
1.50
5

28 42,2
7,3

Jan.

1938
168,56
39,4
18.1518
15,4
32,7
8,56
15,9
44,2 4,26
67,3
48,7
18,-
101,2
43,3
27, 2,69
21,0
1,49
5

26 39,2
7,

1-8 Febr.
,,
170,38
39,8
19.-!-
15,4
32,7
8,61 15,9
44,2 4,27
65,4
47,3
17,50
99,0
42,4
26,50
2,67
20,8
1,49
26
39,2
7,

8-15

.

•,
167,60
39,2
18.1319
15,9
33,8
8,88
16,4
45,6 4,40
64,5
46,6
17,25
99,0
42,4
26,50
.
2,68
20,9
1,49
5

26 39,2
7,-

.

KOPER

.
Standaard
LOOD
gem. prompt en
T N
IJZER
Cleveland No. 3
GIETERIJ-IJZER
(Lux III)
ZINK gem. prompt en ZILVER
cash Londen
Loco Londen
per Eng. ton
1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

Loco Lo den

E

n

per

ng.. on
franco Middlesb.
per Eng. ton per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
1ev. 3 maanden
Londen p. Eng, ton per Standard
Ounce

Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.Iiïî.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.l
Not.
UerI.Ned.Ct.

/
%
£
/
%
£
f
%
£
f
%
sh.
/
%
Sh.
/
%
£
ets.
%
pen

1927
0
675,10
85,9 55.13/11
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10 98,9
64/6
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1
1
26’j
1928
771,20
99,1
63.1419
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75 96,4
25.515
135
103,8
1929
.
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4111
2465,65
84,8
203.I8!1O

42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80 94,8
24.1718
123
94,6
24′
1930
661,10
84,1
54.1317
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
671-
35,95 91,0
5916
203,55
64,1
16.16/9
89 69 68,5
17
11

14,
1931
1932
431,85 275,75
54,9
35,1
38.719
31.14
1
8
146,60 104,60
52,8 37,7
I3.-/7
I2.-/9
1332,55 1181,30
45,9
40,6
118.911
135.18
1
10
33,-
25,40
78,3 60,3
5818
58
1
6
28,90 22,20
73,1
56,2
51(5
51
1
1
140,05 118,95
44,1
37,5
12.8
1
11
13.13110
64
53,1
49,2
17
1933
0

268,40
34,1
32.11
1
4
97,25
35,0 11.16
1
1
1603,50
55,2 194.11/11
25,55
60,6
62/-
21,-
53,1
51
1

129,80
40,9
15.14
1
11
62 47,7
181,

1934
226,80
28,8
30.615
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5 13.15(6 66
50,8
21
1
,
281
1935
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25 56,2
225.14/5
24;70
58,6
6812
20,25
51,2
561-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
1936
298,75 38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40
67,4
731-
22,40
56,7
57j7
116,55
36,7
14.1917
65
50,0
20′
1937
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.516
2176,70
74,9
242.7110
41,30
98,0
91j11
47,10
119,2
105/1
199,80
63,0
22.414
75
577
20′

Jan.

1937
I
461,70 58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4110
2060,25
70,9
229.1819
36,30
86,2
811-
34,20
86,5
7614
188,60
59,4
21.’/11
78
60,0
20
7

Febr.
522,10 66,4
58.712
248,-.
89,3
27.1414
2080,65
71,6
232.1113
36,25
86,0
811-
34,75
87,9
7716
219,45
69,2
24.1018 75
57,7
20′
Maart
,, Z
638,40
81,2
71.916
292,95
105,5
32.161-
2498,25 86,0 279.141- 36,15
85,8
811-
48,20
122,0
10811
289,65
91,3
32.8
1
8
77
59,2
20
April
z
559,70 71,2
62.7
1
6
235,50
84,8 26.4(10
2404,95
82,8
268.-(-
36,35
86,3
81
1

54,25
137,3
120
1
11
238,65
75,2
26.6/5
78
60,0
201
,,
Mei
,,
545,95
69,4
60.15/-
214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
81/-
59,66
150,9
132/9
209,35
66,0 23.5/11
76
58,5
20
5

Juni
499,70 63,6
55.13/5
205,40
74,0
22.17/8
2245,10 77,3
250.2/6
36,35
86,3
81/-
80.60.
153,3
135/-
194,55
61,3
21.13
1
5
75
57,7
20
Juli
,,
Z
510,10
64,9
56.11
1
3
213,70
77,0
23.13
1
11
2365,20
81,4
262.5
1
-.
45,55
108,1
101′-
59,60
150,8
132
1
6
205,75
64,8
22.13
1
6
75
57,7
20
Aug.
,,
517,55 65,8
57.6/-
205,25
73,9
22.14/6
2388,50
82,2
264.9/
45,60
108,2
101
1

48,60
123,0
109/’
215,35
67,9
23.16(8
75
57,7
19′
Sept.

474,25
60,3
52.15111
187,55
67,5
20.1718
2323,10
79,9
258.1216
45,35
107,6
1011-
44,65
113,0
9915
191,80
60,4
21.711
74
56,9
19
7

Oct.

.
0
413,15
52,5
46.1111
164,80
59,4
18.718
2036,85
70,1
227.51-
45,25
107,4
101/-
42,30
107,0
9415
162,05
51,1
18.117
75
57,7
20
Nov.
357,50
45,5
39.1319
150,10
54,1
16.1313
1726,80
59,4
191.141-
46,85
111,2
1041-
39,85
100,8
8815
143,20
45,1
15.17(11
74
56,9
191

Dec.

,,
362,70
46,1
40.7(2
l4′,90 52,2
16.2/6
1734,45
59,7 193.-/-
49,-
116,3
109/-
38,80 98,2
86/4
139,
43,8
15.9(5
70
53,8
18
5

Jan.

1938
0

367,75
46,8
40.1916
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5 182.161-
48,90
116,1
1091-
36.50
92,4
8114
134,05
42,2 14.18(9
74
56,9
19′
1-8 Febr.

,,
,
345,85
44,0
38.1113
138,45
49,9
1

15.819
1616,60
55,6 180.51-
48,90
116,1
1091-
33,65
85,1
751-
127,80
40,3 14.51-
76
58,5
20
5

20′
8-15
343,10
43,6
38.51-
133,15
48,0
1

14.16111
16I6,5
55,6
180.51-
48,90
116,1
1091-
33,65
85,1
751-
123,90 39,0
13.1613 75
57,7

IIDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927.t/m 1929 = 100).

131

GE-
SLACHTE
GE- SLACHTE
DEENSCH

1
BACON
BEVROREN
ARG: RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Witte krist.- THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
c.i.f. Nederland
per
‘Ii
kg.
suiker loco
Rotterdam!
veiling A’dam
Gem.j’ava- en
Robusta
Superior
per 100 kg
per 100kg
Londen per cwt.

Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
Sutnatrathee
Herl.Ned.Ct.
Not.
H
Not. I4erI.Ned.Ct.I
Not.
Rotterdam
Rotterdam
Santos
per 100 kg.
perijzkg.
%
ii7%
sh.T
iii’cts.
%f
%
cts.
%
1927



.-
65,15
97,8
10716
2,73 92,2
416
41,21 119,4
68f-
46,875 95,5
54,10
91,4
19,12
5

119,6
82,75
,

109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
57/3
49,62
5

101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81 101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70 80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
94/7
2,97
100,3
4111
21,04 61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4
9,60 60,0
60,75 80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9 27,10 45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50 44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10 43,0 22,83
38,6 5,32
5

34,5
32,75 43,2
37,0
1934
61,50 64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/91/2

8,15 23,6
21110
16,80
34,2
.18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9
1935
48,12
5

50,8 51,62
5

60,5
32,-
48,1
8815
1,19
40,2
3/3
11
8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50 45,5
32,5
1936
53,42
5

56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
9316
1,48
50,0
3/9
1
/
12,05
34,9
3014
13,62
5

27,8
16,87
5

28,5
4,025
25,2
40
52,8
39,2
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5
42,27 63,5
94/1 1,90
64,2
4/3
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9 22,37
5

37,8
6,225
38,9
53,50
70,6 53,6

Jan.

1937
64,60
68,2
52,75
61,8
41,22 61,9
921-
1,8! 61,1
4/-
1
1
24,50
71,0
54/8
16,75
34,1
22,12
5

37,4
5,575

34,9
50,50
66,7
52,0
Febr.

,,
64,17
5

67,8
53,325 62,5
38,49
57,8
861-
1,80
60,8
41-14 21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6
5,725
35,8
53,50
70,6
52,4
Maart

,,
66,15 69,9 54,82
5

64,3
39,83 59,8
8912
1,67
56,4
318
3
14
23,-
66,7
5116
18′
36,7
23,80
40,2
6,10
38,1
55
72,6
53,7
April

,,
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32
63,6
94/3
1,72 58,1
13110″
20,83 60,3
4615
17,87
5

36,4
23,375
39,5
6,125
38,3
54,25
71,6
54,4
Mei

,,
73,32
5

77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
951-
1,90
64,2
1412
3
14
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5

38,0
55
72,6
53,6

j
uni

,,
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
.88110
2,04
68,9
1416
1
12
15,66
45,4
34111
17,50
35,7
23
38,9 6,525
40,8 50,50 66,7
52,7
uli
78,45
82,8
60,85
71,3
42,63 64,0
9416
1,97
66,6
414
1
/2
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5

41,1
55
‘72,6
55,1
Aug.
77,87
5

82,2
67,87
5

79,6
46,32 69,6
10216
2,13 72,0
4/8
1
/
17,61
51,0
391-
17
34,6
23
38,9
6,50
40,6 54,75 72,3
55,3
Sept.

,,
72,42
5

76,5 69,20
81,1
46,17
.69,3
102110
1,96
66,2
414′.j
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9 6,32
5

39,6
56

.
73,9
55,1
Oct.
69,97
5

73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
281-
15,75
32,1
22,875
38,7
6,40
40,0
5’525
72,9
55,0
Nov.
68,17
5

72,0 72,375
84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8
6,425
40,2
53,75
71,0
52,2
Dec.

,,
68,95
72,8
72,15
84,6
43,23
64,9
96/2
1,92
64,9
4/3
1
/2
11,07
32,1
2418
13
26,5
17,25
29,2
6,40
40,0
47,75 63,0
51,0

Jan.

1938
70,82
5

74,8
70,37
5

82,5
43,54
65,4
971-
1,96
66,2
414
1
1
12,18
35,3
2712
13
26,5
16,10
27,2
6,175 38,6 51,25
67,7 51,3
•8 Febr.

,,
70,70
74,7
68,50
80,3
43,95
66,0 981-
2,07
69,9
417
1
1
11,44
33,1
2516
13
26,5
16
27,0
5,50
34,4
52,25 69,0
.

50,9
.15

.

,,
70,70
74,7
70,-
82,1
43,94
66,0
98/-
2,04
68,9
416
1
/
11,88
34,4
26/6
13
26,5
16
27,0
5,50
34,4
50,25 66,3
50,5

GRENENHOUT
Zweedsch ongesor-

teerd 2
1
12
X
7
per standaard

VUREN- HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/Fin!.
per standaard
van 4.672 M
3
.

KÔ’
HUIDEN
Gaaf,open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-Ind. t. m.s. per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
c.i.f.
Londen

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg. 1)

GOUD
cash Londen

per ounce line

Herl.Ned.Ct.I

Not.
Hen. Ned. Ct.

Not,
H er!. Ned. Ct.
1

Not,
ï
£
T
7
T

%
r
/
%
sh.
1927
‘230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,625
106,5
266,03
106,4
21.18111
185,-
95,0 51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21..!-
185,25
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
94.6
1929 229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,375
89,4
230,16
92,0
19.-19
214,-
109,9
51,40 99,9
851-
92,7 95,4
84,5
1930
218,43
95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3 22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3 51,40 99,9
851-
69,6
75,3
60,0
1931
187,88
81,7
16.14/-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,2
44,1
1932 136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-14
70,-
35,9
51,25 99,6
1181- 35,1
43,0
38,4
1933
136,48
.59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1 10.1914
75,50
38,8
51,35 99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90
22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
.37,3
51,50
100,1
13718
31,6
37,4
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2
37,3
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1
14014
39,0
42,3
40,1
1937
205,35
89,3
22.1712
132,25
86,6
23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1
14.4/8
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4 51,9
58,3

Jan.

1937
181

78,7
20.4/-
118,75
77,8
21,50 53,6
20,62
5

67,3
145,04
58,0
16.319
102,75
52,8
63,45
123,3
14118
55,1
56,3
58,5
Febr.


18795
81,7
21.-/-
125,-
81,9
22,75 56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
99,25
51,0
63,60
123,6
14211
54,1 51,1
59,5
Maart

,,
201,84
87,8
22.121-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81- 106,75
54,8 63,60
123,6
14214
51,5 61,8
64,8
April

,,
208,79
90,8
23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3 60,5
63,6
Mei
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41- 112,50
57,8 63,15
122,7
14018
56,7 60,3
58,2
Juni

,,
211,01
91,8
23.10/-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,32
5

46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7
63,10
122,6
140174
54,8
59,1
56,1
Juli

,
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,525
.
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7 1401-
55,2 60,3
56,3
Aug.

,,
212,40
92,4
23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-16
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,7 59,2
55,3
Sept.
Oct.
211,08
91,8
23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2 63,05
122,5
14014
52,4 57,9
55,3
,,
Nov.
210,65 209,46
91,6
91,1
23.101- 23.51-
135,-
132,50
88,4
,
86,8
23,-

57,4
44,9
13,50 12,50
44,1
40,8
121,70
109,57
48,7 43,8
13.1117 12.313
116,75 110,50
59,9
56,7
63,-
63,10
122,4
122,6
140164
140/14
50,4
41,7
56,2 53,3
51,2
46,7
Dec.
206,69

89,9
23.-/-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,37
5

40,4
105,31 42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9 51,9
46,3

Jan.

1938
203,65
88,6
22.13/9
123,-
80,6

47,4
11,87
5

38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
52,1
44,7
-8 Febr.

,,
201,83
87,8
22.101-
122,50
80,2
19,-
47,4
11,12
5

36,3
96,41
38,5
10.151-
107,-
55,0
62,65
121,8
13919
43,7 51,4
44,0
.15

,,
199,54
86,8
22.51-
122,50
80,2
19,-
47,4
10,625
34,7
94,19
37,7
10.10/-
106,50
54,7
62,70
121,9
13919
43,4 51,0
43,4


STEENKOLEN

Westf.(Holl. PETROLEUM
BENZINE
KALK-
ZWAVELZURE
CEMENT
ST E EN EN

bunkerk. ongez.
Mid. Contin. Cnude
33 tIm. 33.9° Bé S.
g.
Gulf Exp. 64/66°
per
SALPETER
franco
AMMONIAK
levering bij
af fabriek

binnenmuuribuitenmuur
f.o.b. R’dam/
te N.-Vork p. barrel

1Herl.

U.S. gallon
schip
Ned.perlookg
franco Schip
groote part.
franco wal
A’dam per
1000 kg.
bruto

Ned. per 100kg
Ned.pertonl)
per
1000 stuks
per
1000 stuks


0
.
2

Herl.Ned.Ct.I
Not.
Ned.Ct.I
Not. T
%
f
%
$
ets.
%
.
/
%
“T”
%
/

“7”
_7_’
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
1,28
37 128,0
14,80
11,48
102,6
11,44
102,5
18,-
99,1
14,50
107,4 18,50
95,3
105,1
105,2
1928
‘10,10
92,5
2,99
97,1 1,20
24,85 85,9
9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3 96,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50
101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4 95,8
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90 75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
19,50
107,3
12,50
92,6
20,75
106,9
83,7
77,3
1931
10,05
.92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7
54,7
1932

73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83 6,15 55,0 4,20
37,6
12,-
66,1
9,25
68,5.
15,-
77,3
49,8 43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0 0,57 9,24
32,0
4,63
6,18
55,2 4,63
41,5
-12,-
66,1
10,-
74,1
12,75
65,7 46,8 40,6
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
12,-‘
66,1
8,50 63,0
10,50
54,1
45,2
39,0
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65
26,5
5,18 5,89 52,7
4,81 43,1
12,50
68,8
7,25
53,7
8,75
45,1
47,1
40,3
1936
6,60 60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6
5,65
5,70 51,0
4,82 43,2′
II,-
60,5
.
7,50
55,6
9,50 48,9
48,7
44,3
1937
8,80 80,6
2,09
67,7
1,15 11,08
38,3
6,10 5,75
51,4
4,97
44,5
11,80
65,0 8,25
61,1
9,75
50,2
66,6
60,6

lan.

1937
8,05
73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
‘36,7
5,81
5,65
50,5 4,85 43,5
II,-
60,5 7,50
55,6
9,-
46,4
62,5
59,1
1
ebr.
8,25
75,6
2,12
68,8
1,16
10,95
37,9
5,99
5,70 51,0
4,90
43,9
11,85
65,2 7,50
55,6
9,-
46,4
65,0
60,1
Maart
8,30
76,0
2,12
68,8
1,16
11,16
38,6
6,10
5,75 51,4
4,95
44,4
11,85
65,2
8,-
59,3 9,25
47,6
74,1
66,6
April

,,
8,55
78,3
2,12
68,8
1,16
11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2 8,25
61,1
9,50
48,9
68,8 64,4
Mei.

82,4
2,11
68,5
1,16 11,46
39,6
6,30
5,85
52,3
5,05 45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
71,1
64,5
Juni

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16
11
48

39,7
6,31
5,85
52,3
5,05
45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
70,1 63,1
Juli

,,
9,-
82,4
.
2,11
68,5
1,16
1158
40,0
6,38
5,60
50,1
4,80 43,0
11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2
70,5
63,5
Aug.
9,-
82,4 2,10
68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
4,90
43,9

11,85
65,2
8,50
63,0
9,75
50,2 68,4 61,7
Sept.

,,
9,-
‘82,4
2,11
68,5
1,16
11,56
40,0
6,38-
5,75.
51,4
4,95

44,4
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75
50,2 65,8
59,1
Oct.

,,
8,95 82,0
2,10
68,0
1,16 11,25
38,9
6,22
5,80
51,8
5,-
44,8
11,85
65,2
8,50
63,0
10,25
52,8 62,4
56,9
Nov.

,,
9,-
82,4
2,09
67,7
1,16
10,49
36,3
5,82
5,85
52,3 5,05
45,3
11,85
65,2
8,75
64,8
10,50
54,1
59,3
54,0
Dec.
9,35
85,6
2,09
67,7
1,16
9,60
33,2 5,34
5,95
53,2
5,15
46,1
11,85
‘65,2
8,75 64,8
10,75
55,4 56,1 52,4

Jan.

1938
9,90
90,7 2,08
67,4
1,16
9,34
32,3 5,20
6,05
54,1
5,25 47,0
13,35
73,5
8,75 64,8
10,75
55,4
59,3 52,5
•8 Febr.

,,
9,90
90,7
2,08
67,4
1,16
9,28
32,1

5,19 6,10
54,5
5,30
47,5
13,35

73,5
8,75
64,8
10,75
55,4
58,3 51,1
.15

,,

,,
9,90 90,7
2,07
67,1
1,16
9,05
31,3
5,06
6,10 54,5
5,30 47,5
13,35
73,5 8,75
64,8
10,75
55,4 57,8
51,3

132

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 Februari 1938

}.OERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
29
Jan.
1938
5
Febr.
1938
1

7112
Febr.
1938
LangstelHoogste
12
Febr.
1938

Alexandrië..
Piast. p.
97%
97%
97%
97%
97%
Athene

….
Dr. p.
547%
54734
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
lIlOT’v
l/lO
1110 1110
l/lO
Budapest

..
Pen.
p. £
25%
25%
24%
25%
25%
BuenosAires’
p. pesop.£
17.03 19.121
18.45
19.10
18.70
Calcutta
….
Sh. p. rup.
1/6%
.
1/6%
116
8
/
82

116
2
/
82

1/6%
Istanbul

..
Piast. p.
620 620 620 620 620
Eongkong
..
Sh. p. $
113
1113
112%
1/3%
113
Kobe

……

Sh. .p. yen
112 112
111
81
1
82

112
1
1
89

112
Lissabon….
Escu.p..110%
6

110%
110
110%
110%
Mexico

….
$per
18
18
17% 18%
18
Montevideo
.
d.per
24%
21
20%
23
22
Montreal

..
$ per £

.

5.00%
5.014
5.00% 5.02%
5.01%
Riod. Janeiro
d. per Mil.
257
192
257
182
2
18
1
16

2
27
1
82

2%
Shanghai

..
Sh. p. $

112%
1/2%
1/2
112%
1/2%
Singapore
..
id. p. $
2
1
45
18
2

2
1
45
/8
2

214% 214%
214
5
1
Valparaiso
2).
$ per
£
125
125 125 125 125
Warschau
..
ZI.
p. £
1
26%
26%
26%
i

26%
i
26%
j

jiiiç.

uui.

izs ISLen, gem.

no!., weie Imp. neonen te OeTalen
II)
Dec.
1936 16.12.
8)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937
laatste

export” noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
8
)
Londen’) N.York2)
Londen
8 Febr. 1938.. 20%

44%

8 Febr. 1938….

13918
9

,,

1938.
.

20%

44%

9

,,

1938….

139/8
10

,,

1938..

20%

44%

10

,,

1938…
.

13918
11

,,

1938..

20%

44%

11

,,

1938….

139/9
12

,,

1938..

20%6

12

,,

1038….

13919
14

,,

1938..

20%6

44%

14

,,

1938….

13919

15 Febr.1937..’ 20%

44%

15 Febr.1937…,

Ï4211

27 Juli

1914..’ 24%

59

27 Juli

3914….

84110%
1) in pence
p. oz.stand. 2)
Foreign silver in $c. p. oz. fine.
3)
in sh. p. oz. fine

STAND VAN ‘e RIJKS KAS.
Vorderingen

..
31Jan.1938
1

7Febr.1938
Saldo van ‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
fl88.054.406,04
f141.503.586,08
Saldo
b. d.
Bank
voor Ned. Gemeenten
,,

113.510,-
,,

525.354,36
Voorschotten op
uit.
December 1937

derlandsche
Bank ……………….

a(d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting


,,

36.206.947,72
,,

9.343.600,08
idem aan

Suriname ………………
i2.605.145,34
,

12.713.756,19
}C asvord.weg. credietverst. alh. buitenl
,
101.308.30237
,,
100.888.884,95

Voorschotten aan Ned.-lndië ………

Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldoderpostrek.v.Rijkscomptabelen

….


33.575.973,45

Vord. op het Alg. Burg. Pensioent.
1)
,,

40.837.440,61

Vord. op andere Staatsbedrijven
1)….
,,

7.146.434,03 6.981.040,09
Verplichtinn

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………

f234.289.000,- f234.289.000,-
Schatkistpromessen in Omloop
91.700.000.-
.,

52.000.000,-
,,

1.098.076,-
.,

1.097.952,50
Schuld op ultimo December 1937 ajd.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.

.

Zilverbons in omloop ……………..

pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelasting
,

7.530.074,79
7.530.074,79

Schuld

het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
aan
1.301.434,93
,,

1.340.203,53

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T.

T.
1)
en
27.393.758,26
,,

29.815.397,66
Schuld aan Curaçao’) ……………….

Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
163.551.385,95
,,
176.299.208,93
,,

20.500.000,-
Id. aan diverse instellingen
1) .
……..
..
20.000.000,-
250.701.290,82
,
153.753.950,41
‘t In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.

..

NEDERLANDSCHINDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

5 Febr. 1938
12 Febr. 1938
Vorderingen:
1)
.


Saldo Javasche Bank …………….

Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst

166.000,-
f
f

148.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinsteli.

9.373.000,-
14.691.000,-
,,
Schatkistpromessen in omloop
…….

,,

5.500.000,-
Schatkistbiljetten in

5.000.000,-

..

omloop ………


15.500.000,-

Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.

,,

1.338.000,-
5.000.000,-
,
,,

1.338.000,-.
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.

,,

1.256.000,-

..
..

1.570.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…

,,

730.000,-
,,

730.000,-
Voorschot van de Javaache Bank

,,

6.053.000,-
5.612.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas
f
27.207.000,-.

CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamate nosfen in diiIen1en
eldens

Data
1

Metaal
Circu-
schotfenl
Dis-
Diverse
reke-
1
Diverse
1

reke-
______________
latie
aan de
koloniel
1
conto’s
ningen1ningen1

1 Januari

1938
6.050
6.800
24
60
2.159
188
1 Decémber 1937
5.525′
6.658
141
55
2.234
124
1 November 1937
5.518
6.761
109
45
2.194
125
1October

1937
5.208
6.569
170
47
2.236
110
1Januari

1937
4.531
5.118
111
45
1.191
104
1)
Sluitp. der activa.
2)
Siuitp. der passiva.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 14 Februari 1938

Activa.
Binnen!. Wis- Çff fdbk.
f

8.562.148,99
sels, Prom.,

bnk.

70.042,56
Bij

enz.in
disc.

Ag.sch.

322.574,12
f

8.954.765,67
Papier o.
h. Buitenl. in disconto

…….

Idem eigen portef.

f

5.226.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nognietafgel.

‘-‘-
5.226.000,…
BeleeningenHfdbk.
f
215.488.107,211)
snel. vrach.
in rek.-crt.
Bijbnk.
,,

2.771.803,52

op onderp.

Ag.sch.
,,

25.875.858,80

[244.135.769,53

Op Effecten

……
f
241.897.194,57
1)
OpGoederenenSpec.
,,

2.238.574,96

244.135.769,531)
Voorschotten a. h. Rijk ……………….
. –
Munt, Goud ……
f

113.607.470,-
Muntmat., Goud
..
,,1.302.212.395
1

83

[1.415.819.865,83
Munt, Zilver, enz.

,,

17.258.991,19
Muntmat., Zilver..

Belegging van kapitaal, reserves en pen-
,,
1.433.078.857,022)

sioenfonds

……………………..
41.702.523,93
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.600.000,-
Diverse

rekeningen ………………

7.749.750,33
Staat
d. Nederl. (Wetv. 27/5 ’32, S. No. 221)
,,

10.193.915,19

Passiva
fl.755.64l.58l,07
_________________
Kapitaal ………………..
……..
f

20.000.000,-
Reservefonds …………….
……….
4.338.707,82
Bijzondere

reserve

………………
,,

6.600.000,-
Pensioenfonds

………………….
11.129.740,04
Bankbiljetten in omloop ……
……..
,,

860.705.895,_
Bankassignatiën in omloop ……….
,,

11.753,30
Rek.-Cour.
f
Het Rijk fl42.383.125,85
saldo’s:

Anderen
,,
705.511.975,44

847.895.101,29
Diverse

rekeningen ………………
,,

4.960.384,22

f

1.755.641.581,67

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

750.007.289,43
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,

1.875.018.220,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..
,,

Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933,
Staatsblad No.
99)
……..f 65.883.125,-
Waarvan in het buitenland

…………….
…….

….86.309.700,25

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Goud
Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb.
Metaal-
Dek-
kings
Munt
1
Muntmat.
schulden
saldo
perc.

14 Febr. ‘
38
1
113
607
1
1.302.212j
860.706
1
847.907
750.007
84
7

,,


38111360711
.
302
.
213
1
869.3801831.602
1
752.708
1
84
25 Juli

‘141
65.7031
96.410
310.4371
6.198
43.521
54
1

Totaal Schatkist-
1
Belee-
1

Papier Diverse
Data
1
bedrag
1
disconto’s
promessen
~
rechtstreeksl
ningen
1

op het
buiteni.
reke-
ningen
1)

14 Febr, 19381

8.955.1

1
244.136
1

5.226
1

7.750
7

;,

19381

8.978
1

1
237.245
1

5.190
1

8.429
25
Juli

1914
1

67.947
1

1

61.686
1

20.188

509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.
1

Andere
1
Beschikb.
Dala
Goud
Zilver
Circulatie
1
opeischb.
1
metaal-
schulden
saldo

12 Feb.
‘385)1
13.930
190.540
74.670
28.846
5

,,

’38
2
)?
135.320 190.760
75.860
28.672

15Jan.
19381
116.574 1

17.875 188.401
81.706 26.406
8

,,

1938?
116.574
1

18.045
191.860 84.461
24.091

25 Juli
19141
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842

Data
1

Wissels,
1

butten
1.

.
1

Dis-

1
I
Belee-
Diverse reke-
Dek-
klngs-
1

N.-Jnd.
I

conto’s

1
ningen
1
ningen
1)
percen-
______________
1

betaalb.
1

1
1
tage

12 Feb. ’38
9
)
2,910
78
50
64.110
51
5

,,

’38
2
)
2.590 79.110
64.610
51

15 Jan. 1938
3.207
69.646
50
10.837

1

54.671
8

,,

1938
3.488
10.946

1
55.007
66.882
,
49

25 Juli1914
6.395 7.259
75.541

.2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2) Cijfers
telegrafiach
ontvangen.

Auteur