Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1133

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 15 1937

15 SEPTEMBER 1937

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

:Econ.omi
*
s

chStatistische

Berioéhten..

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,
FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEÔEDEEUNGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE, RIJN VAART

• UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

.
22E JAARGANG •.

WOENSDAG 15 SEPTEMBER
1937

No. 1133

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P.
L4eftinek;
N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

17. . M’.’ H.. A.. van ‘der ‘Valk (Redacteur-Secrctaris).

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekendè stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 ‘per regel. Andere prigi

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement Volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchêque- en giro-rekening

Wo. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

ltTederland f 16,—. Abonnementsprijs Eionomisch-Statïs-

tiseh Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Institunt

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten’ een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

BIz.

REORGANiSATIES
door
W. Willems ………………
658

Industriefinanciering in Engeland door
flr. 17. M.
II.

A. van
der
Valk ………………………….

.
660

Verpachting van vervoe i-vergunningen door
A. M. Groot
662

AANTEEKENINGEN:

De Belgische eleetriciteits-ondernemingen ……..664

Statistieken:

Groothandeisprijzen …………………………..
665, 666-667
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten …………………
668

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
De afgeloopen .’eek heeft ons, wat de wisselmarkt be-
treft, doen sien, dat het met de werking van het bekende
driehoeksaccoord tooh niet meer zoo vlot gaat als in de
maanden direct na zijn tot stand komen het geval was. De
voornaamste oorzaak hiervan moet gezocht worden in de
weinig betrouwbare derde schakel in de keten, iii. de
Fransohe Franc. Ecrt nu sOhijut de overtuiging door te
dringen, dat ook Miniter Bonnet niet
te
staat zal blijken
de finaincieele situatie te saneeren op een wijze en in een
tempo al’s gegeven cle zeer dringende omstandigheden,
wel gcwenscht is. De jongste diseontorveriaging, ul. die
van 4 pOt. tot 34′ pOt., welke vul. ten doel had de markt een prikkel tot geleidelijke ‘verlaging der geidkoersen te
geven, theeft dâkrom niet het gew’enschtc resultaat gehad,
omdat tegelijkertijd de consolideerinig moest ‘plaats vinden
van de circa Fr’s. 2.2 miilli’ar’d 4′ pCt. Boiis ‘1936, welke
October as. ‘vervallen, hetgeen eerder nog tot een ver-
krapping leidde.
Een ongunstigen .i.ndir’u.k maakte het voorts, dat de
scihatkist opnieuw •tot aanzienlijke bedragen ‘bij de Banque
de France in ‘voorsohot moest treden, terwijl de ‘biljetten-nireul’atie het exoessief hooge niveau van Frs. 90 milliard
bereikte. Voegt men eten en ander bij. de zeer oube’vredi-‘gende ontwikkeling van het bin’nenlandsdh prijsniveau en
neemt men in aanmerking,, dart op grond van de cantonale
veilkieziugen met een ‘hernieuwd optreden van de socialis-
ten in de toekomst rekening moet worden, gthouden, daii
‘heeft men hierin wel de voornaamste ‘verklarIng voor de
plotselinge daling van den Fran.scrken Franc.
Naar bleek, had het Fraiascihe Egaliaatiefonds zieh ge-
heel uit de markt teruggetrokken. Toen dit bekend werd,
zakte de contante notee.ring feitelijk weg en kwam het
d’isagio voor drie-maands Franes met 35 ets, op een iii-
vearu, dat om en nabij oorrespondeei-t met dat van den
contanten Belgischen Franc koers. Naar de beweegrden
van hit fonds kan men slechts ‘tasten, een verklaring er-
voor viinden echter zeker ‘niet. Onder andere omstandig-
heden kan men een dergelijke manoeuvre verklaren uit
den wensdh om aldus ‘de speculanten te treffen; bij de
huidige zeer •zsvakike positie heeft men eerder een averechts
resultaat te verw’aclhten en dat dit ook inderdaad valt te
boeken, ‘blijkt wel uit het geringe herstel, dat sindsdien is
gevolgd. In fiinanoieele kringen schijnt men een Pond–Fra.nc
vet-houd’i’ng van 150n de toekomst niet uitgesloten te’ achten.
Zoowel te Londen als te Armsterdaan zette de vastere
stemming ‘va.n den Dollar door. Bier te lande leidde zulks
ecifrtr ‘nogniet tot inte’rve’nties van de zijde van het Ega-
l’inatiefonds, Ihetgeen ook iiriet’bohpèfrt te veerwo’nderen, om-
dat de stijing tot’ 1.81
13
/
1
vanaf het laagste niveau ad
1.80/, in wezen geen hoogere. is dan de normale fluc-
tuartries ‘trussehen goudin- en uritvoerpuint bedroegen onder
het régrinie -van den goudmn standaard. Men kan dan ook
zeggen, dart ht , fonds, sedert bert zijn aank’oopprijs tot
1.80/ .or’.lagbraciht, niet meer “in Dollars heeft geope-
reerd., Het Engelscihe ]Sgalisatiefonds heeft zich minder passief ‘getoond, hetgeen’ in het lridht van het driehoeks-
aceord verklaachaar is, doch van het standpunt, dat een
Pond—Dollar ‘eihou’ding op 4.85, wensciheljker moet
worden ‘eadht dan ben van 5 op 1, nii’nder,
Onder dan invloed van de vaste stemming van dan Dol-
lar 4.i

ok de igoudprijs hier te ‘lande natuurlijk aan en kwam
voor baren op oirva
f
2.032 per kg te liggen, tegen
f
2.025
enkele weken geleden. ‘Eenzelfde ‘tendens viel natuurlijk ook te Londen waar ‘te nemen, alwaar de .goudprijs sinds
korten tijd weet–boven de 140 2h. noteert, een prij’s, welke vbÔrd’ien, . door het groote discouint op de ver’sdheprings-
paniteirt alsmede de fluuwe houding van ,dn Dollar, garni-
men tijd niet kon worden gemaakt.

658

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 September 1937

REORGANISATIES.

Reorganisaties, waaronder hier meer bepaald zijn
te verstaan die wijzigingen in de Organisatie van
naamlooze vennootschappen, waarbij verandering
wordt gebracht in de kapitalisatie, zijn met het beter worden van den algemeenen economischen toestand
volstrekt niet zeldzamer geworden. Veeleer het• tegen-
deel is het geval. Er is evenwel een belangrijk ver-
schil in den aard van die reorganisaties.
Zoolang het zakenleven in het algemeen gespro-
ken achteruitgang vertoonde, hadden de reorga-
nisaties een negatief karakter: ze strekten veelal om

acute hetalingsmoeilijkheden te voorkomen door met
groote groepen van crediteuren, in hoofdzaak obliga-
tiehouders, tijdelijke of meer duurzame regelingen te
treffen, waarbij meestal veranderingen in de kapita-lisatie van de vennootschap niet te vermijden, of wel
wenschelijk, waren.
In tijden van depressie doorgevoerde reorganisaties

van vennootschappen hebben dan ook in de meeste
gevallen een gedwongen karakter. Immers het voort-
bestaan van de onderneming is ermee gemoeid en een
andere mogelijkheid, om liquidatie te voorkomen, be-
staat er niet. 1-let reorganisatieplan is meer gebouwd

op de
hoop,
dan op de
verwachting,
dat het nu beter
zal gaan en het is herhaaldelijk voorgekomen, dat
de eerste gedwongen reorganisatie in latere en nog

somberder omstandigheden door een tweede is
gevolgd.

*
*

Zijn de algemeene omstandigheden voor het zaken-
leven evenwel wat beter geworden en teekenen de
vooruitzichten van een bepaalde vennootschap zich
niet meer als ,,Grau in Grau” af, dan kan het, en
nu meer met positieve strekking, wenschelijk zijn

een reorganisatie door te voeren, teneinde de in de
crisis geleden verliezen door operatief ingrijpen in-
eens te verwijderen en de onderneming in een positie
te brengen, dat zij, zoodra zulks noodig mocht wor-
den, in staat zal zijn op normale wijze nieuw kapitaal
aan te trekken. Reorganisaties, welke met deze be-
doelingen doorgevoerd w’orden, moeten uiteraard uit-
gesteld worden, totdat men zich met meer zekerheid
een beeld kan vormen van de toekomstige winstmo-
geljkheden van het bedrijf.

Fet is dan ook
hij
nadere overweging volstrekt
niet zoo vreemd als het oppervlakkig schijnt, dat
kapitaalafschrijving – het nemen, als het ware, van
blijvend verlies – plaats vindt op het tijdstip, dat
de winstcapaciteit van de onderneming w’eer her-
steld is.
Het spreekt vanzelf, dat dan in de toelichting tot
de reorganisatievoorsteilen van den verbeterden toe-
stand in het openbaar wordt melding gemaakt, zoo-
dat voor het eerst na jaren van malaise de betrokken
aandeelhouders een gunstiger indruk van hun bezit

krijgen. Meer dan eens is het dan ook voorgekomen,
dat de koersen van aandeelen begonnen te stijgen
nadat voorstellen tot afschrjving van groote deelen
van de oude nominale waarde werden gepubliceerd.

Hoewel in de werkelijkheid natuurlijk van geen
scherpe tegenstelling gesproken kan worden, is het
toch goed het verschil tusschen deze ,,baisse-” en
,,hausse-reorganisaties” voor oogen te houden bij het
beoordeelen van de voorstellen, die aan de verschil-
lende groepen van belanghebbenden in de bepaalde
gevallen worden gedaan.

* *
*

Elke reorganisatie is te beschouwen als een breuk
met het verleden: de regelmatige ontwikkeling van
de vennootschap wordt onderbroken en men ontwerpt,
als het ware, een nieuwe financieele basis iii plaats
van de. oude. Reorganisecren is te beschouwen als eel]

revolutie binnen de vennootschap en evenmin als
men voor staatsrevolutiês ,,wetten” zou •kunnen )na-
ken, evenmin kan men feitelijk algemeene regelen
geven voor hoe het gaan moet binnen de vennoot-schap, als het volgens de eenmaal ‘ontworpen ont-
wikkelingslijnen niet meer gaan
kan.
Elke reorga-

nisatie, onverschillig of het een ,,baisse-” of een
,,hausse-reorganisatie” is, moet dan ook op zichzelf
beoordeeld worden in verband met
de oorzaken,
die

de vennootschap in moeilijkheden hebben gebracht,

de
uitwendige omstandigheden,
welke tot het door-
voeren van de reorganisatie op het bepaalde moment
noodzaken, en de positie van de verschillende
groe-

pen
van
belanghebbenden,
die
bij
de reorganisatie

betrokken zijn.

Aan de oorzaken van de moeilijkheden wordt, in
het openbaar althans, meestal niet veel aandacht ge-
schonken en men pleegt zich meer bezig te houden
met de mogelijkheden, welke de ‘toekomst bieden,
dan met de tegenslagen, die in het verleden zijn
ondervonden. De vraag evenwel, waar het bij reorga-
nisaties om dient te gaan, is, of de omstandigheden
wel dermate gewijzigd zijn, dat de verliezen, die men
geleden heeft, in de toekomst voorkomen zullen
kunnen worden. Reorganiseeren houdt immers de
erkentenis in, dat de in het verleden ontworpen
structuur van de vennootschap en de richtlijnen
voor haar ontwikkeling fout zijn gebleken, en nu dient hij de reorganisatie nagegaan te worden, of
er waarborgen zijn, dat men niet meer in gelijke

fouten vervalt.

*
*

Het onderzoek, of de moeilijkheden niet aan een
verkeerd beleid moeten worden toegeschreven, wordt
in vele gevallen niet met voldoende objectiviteit ver-richt door bestuurderen, die de reorganisatievoorstel-
len doen en die zelf dikwijls, zoo niet aansprakelijk
zijn voor, dan toch wel een werkzaam aandeel gehad
hebben in het lijden van de verliezen. In zooverre
niet alle ondernemingen in de bepaalde branche
,,door den molen” gaan, is het van belang de oorzaken
voor de ongunstige resultaten van de te reorganisee-
ren vennootschap op te sporen, en het spreekt toch
wel vanzelf, dat daarbij nauwelijks genoeg aandacht
geschonken kan worden aan de bekwaamheid van de
leiders.
Redeljkerwijze kan dan ook gevorderd worden door
de belanghebbenden, die zich een revolutionnair in-
grijpen in hun bezitsverhoudingen moeten laten wel-
gevallen, dat hieraan voldoende aandacht geschon-
ken is, al zal het van de omstandigheden afhangen
in hoeverre het wenschelijk is de resultaten van het
onderzoek in het openbaar bekend te maken. Voor’ het
onderzoek behoeft het weinig verschil uit te maken, – of men met een ,,hausse-” of ,,baisse-reorganisatie”
te maken heeft; feitelijk zal het evenwel aan dege-
nen, die een reorgani’satie willen doorvoeren, ge-
makkelijker vallen over de fouten in het verleden te
zwijgen, indien men door het wijzen op w’ederom ge
maakte winsten als het ware een nieuw bewijs van
bekwaamheid aflegt, zoodat zij, die de reorganisatie
hebben te ondergaan, gemakkelijker over de vraag
naar de oorzaken heen zullen stappen.

*

De uitwendige omstandigheden, welke het door-
voeren van de reorganisatie op een bepaald moment
noodig maken, zijn uiteraard geheel verschillend voor
de heide besproken reorganisatie-typen. Zooals reeds
aangeduid, zal een reorganisatie in de malaise meest-al noodzakelijk worden door betalingsmoeilijkheden:
de onmogelijkheid om aan de vaste rente-lasten te
voldoen. Redelijkerwijs zullen de obligatiehouders, of
de andere crediteuren, waarvan offers gevraagd wor-

15 September 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

659

den, als tegenprestatie een aandeel in de toekomstige
winsten verlangen, indien, mede dank zij hun offers,
de onderneming door den slechten tijd heen geholpen

wordt.
Bovendien zullen de crediteuren, die zich op

deze, wijze schikken in het geheel of ten deele af-
staan van hun strenge schuldeischersrechten met de

daaraan verbonden sancties van liquidatie en execu-
tie, kunnen eischen, dat zij een grooter of kleiner
recht van contrôle krijgen, aangezien de onderne-
ming meer dan tot dusverre voor hun risico gedre-

ven wordt.
Bij reorganisaties, welke in dezen zin plaats vin-
den, nemen de aandeelhouders een van nature zwakke
positie in, omdat immers de crediteuren, door te
weigeren concessies te doen, de vennootschap in liqui-
datie zouden kunnen drijven. De practijk van de

,,baisse-reorganisaties” is hiermede evenwel niet
steeds in overeenstemming en zulks vloeit voort uit
de feitelijke moeilijkheden, welke er voor obligatie-
houders aan verbonden zijn om hun rechten in ge-

meenschap uit te oefenen.
* *
*

De ,,hausse-reorgani saties” behoeven meestal niet
om zoo dwingende redenen op een bepaald moment
te worden doorgezet. Het doel van deze reorganisatie
is, zooals het onlangs in de aandeelhoudersvergade-
ring van een van onze groote industrieele onderne-
mingen werd uitgedrukt, ofwel om nieuwe middelen
via het plaatsen van gereorganiseerde aandeelen aan
te trekken, ofwel om den weg voor het uitkeeren van
dividend Vrij te maken, waarbij het laatste in vele
gevallen dienstbaar is aan, of een voorbereiding is

tot, het eerste.
Van hoe groot belang het voor een onder-
neming ook moge zijn om haar positie door het
verkrijgen van nieuwe middelen te versterken na een
crisis, de noodzaak daartoe is niet zoo dwingend als
bij liet verkrijgen van uitstel of vermindering vai

betaling. De reorganisatie, die met dergelijke doel-
einden wordt doorgevoerd, kan dan ook in de meeste
gevallen beter en rustiger voorbereid worden en

pleegt kalmer te verloopen. Het kan daarbij nog voor-
komen, dat van verschillende categorieën belangheb-
benden ongelijke offers gevraagd moeten worden,
maar in de meeste gevallen zal een rustige afweging
van de wederzijdsche offers op redelijke wijze moge-
lijk zijn.
Van belang is het echter, dat bij de ,,hausse-reorga-

nisatie” de gewone aandeelhouder ten opzichte van
den preferenten aandeelhouder en den obligatiehouder
in een naar verhouding gunstiger positie verkeert dan
bij de ,,baisse-reorganisatie”. Indien immers de om-
standigheden voor een vennootschap verbeteren, ris-keert de gewone aandeelhouder, die weigert mede te
werken, niet veel, indien de reorganisatie
niet
door-

gaat, terwijl hij in dat geval zijn oude deel van de
winsten behoudt. Hij zal dan ook in de reorganisatie
slechts bereid gevonden worden een kleiner deel van
zijn rechten op de winst prijs te geven, als compen-satie voor de rechten, waarvan de voorliggende be-
langhebbenden afstand willen doen, dan indien de
reorganisatie in den malaisetijd plaats vindt. Con-
versie van preferente aandeelen en van rechten op
dividend-achterstand, of ook wel conversie van een
deel of het geheel van de hoofdsom van obligaties in
gewone aandeelen, zal bij reorganisaties, die in het
,,hausse”-tijdperk worden doorgevoerd, naar verhou-
ding kleiner offers van de oude gewone aandeelhou-

ders vorderen.

* *

Naarmate de toestand van het bedrijf beter wordt,
komen de gewone aandeelhouders sterker te staan en
zoo kan het hier voorkomen – gelijk
bij
de ,,gereor-

gani seerde reorganisati evoorstellen” van de Cultuur-

maatschappij der Vorstenlanden onlangs het geval was -, dat nadere onderhandelingen tusschen groe-
pen belanghebbenden, welke plaats vinden in een
periode, waarin de vooruitgang van het bedrijf zich

in snel tempo voortzet, tot uitkomsten leiden, die op
zichzelf met het oog op den veranderden toestand ge-
rechtvaardigd zijn, maar die, in zooverre ze in be-
langrijke mate afwijken van de aanarikelijk gepubli-
ceerde plannen, een nieuwe inbreuk op de ,,rechten”
van bepaalde groepen kunnen vormen.
Men zal dan ook goed doen voor oogen te houden,
dat het kenmerk van een revolutie in zekeren zin
juist is het breken met oude ,,rechten”, en als het

tot een reorganisatie in een vennootschap komt, zal
men zulks ook moeten doen, al kan men hier in vele
gevallen trachten een redelijke belangenoplossing
voor de rechtsbreuk te vinden. Men kan zich bij het
hier aangeduide voorbeeld indenken, dat het de
verbeterde positie op de suikermarkt was, welke het
tenslotte den gewonen aandeelhouders van de betrok-
ken maatschappij
mogelijk
maakte betere voorwaar-den dan die, welke aanvankelijk waren voorgesteld,

te bedingen; in de veranderde uitwendige omstan-
digheden kunnen de nieuwe voorstellen even redelijk
geweest zijn als de aanvankelijke voorstellen het voor
eenige maanden waren.
Men dient hierbij tevens te beseffen, dat, van hoe
groot belang publiciteit ook is
bij
vennootschappen,

waarbij het beleggeud publiek op groote schaal be-
trokken is, het stellig bij reorganisaties in bepaalde
omstandigheden meer in het belang der betrokken
outsiders kan zijn, dat geen mededeelingen worden
gedaan voor volledige zekerheid omtrent de te vol-
gen gedragslijn bestaat. De onmogelijkheid om zich
die zekerheid te verschaffen vr de belanghebbenden in het openbaar opgeroepen en de noodige besluiten
genomen zijn, maakt echter dat de overgangsperiode
met
noodzakelijkheid
belangenbotsingen zal moeten
meebrengen.
Voor zoover beurshandel in de betrokken waarden
plaats vindt, dienen zoowel verkoopers als koopers
er rekening mee te houden, dat zij, zoolang de reor-
ganisatievoorstellen niet aangenomen zijn, extra groo-
te risico’s loopeu.

*
*

Hierboven kwam al even de positie van het be-
stuur der vennootschap ter sprake. Het bestuur vormt
ook een zelfstandige belangengroep. Immers een groot
deel van de belooning voor het bestuur pleegt te
bestaan uit een zeker percentage van de winst, meest-
al van de overwinst. Het rechtstreeksche gevolg van
de reorganisatie zal in het algemeen
zijn,
dat door
de reductie van het kapitaal het zg. vôôrdividend een
kleiner effectief bedrag vordert, zoodat de kans op
meerwinst, en dus op tantième, voor het bestuur
stijgt.
De bepaling, dat het bestuur tantième geniet, heeft
de redëlijke strekking om hun, die de zaken voor de
aandeelhouders beheeren, belang te geven bij het be-
halen van zoo hoog
mogelijke
winsten. Redelijk is het
clan ook dat in cle nieuwe structuur dat belang ge-
handhaafd wordt, al dient natuurlijk voor ieder ge-
val afzonderlijk nagegaan te worden, of de belooning
op zichzelf een passende is.
In het algemeen krijgt men wel den indruk, dat
juist bij reorganisaties de belanghebbenden zich
meer plegen te bekommeren om de verbeterde tan-
tièniekrnsen van het bestuur dan om de vraag, of
de personen van de bestuurderen, die de gereorga-
niseerde vennootschap hebben te leiden, wel de ver-
eischte bekwaamheden hebben om te voorkomen, dat
men in de toekomst niet wederom vervalt in de fou-
ten, welke in het verleden tot de moeilijkheden heb-
ben geleid.
W. WILLEMS.

660

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 September 1937

INDUSTRIEFINANCIERING IN ENGELAND.

De betrekkingen tusschen de banken en het be-
drijfsleven in een land worden o.a. bepaald door den
kapitaalrijkdom en het tempo van industrieele ont-
wikkeling. Deze factoren verklaren voor een belang-

rijk deel het verschil in den aard van de financiering
van de industrie in Engeland en tot op zekere hoogtc
in Nederland eenerzijds, in België, Duitschiand en de
Vereenigde Staten anderzijds. Terwijl in laatstge-
noemde landen de banken op dit gebied een groote

rol hebben gespeeld, is de financiering van de indus-
trie in Engeland buiten de banken omgegaan. De En-
gelsche industrie heeft zich veel geleiclelijker ontw’ik-

keld dan in de andere genoemde industrielanden, had
bovendien reeds. groote winsten gemaakt voordat deze
landen tot industrieele ontplooiing kwamen en be-
schikte tenslotte oer andere bronnen als gevolg van
den kapitaalrijkdom van het land. Bovendien bestond
er voor de banken geen behoefte haar middelen op
langen termijn uit te zetten. Als internationaal finan-
cieel centrum werd op de geidmarkt te Londen zoo-
veel prima handelspapier aangeboden, dat er vol-
doende materiaal was voor credietzaken op korten
termijn.
Uit dezelfde factoren is voor een deel ook de be-langstelling te verklaren, die op het oogenblik voor
het vraagstuk van de industriefinanciering in Enge-
land bestaat. De suprematie op industrieel ge-
bied, voor zooverre deze na den oorlog nog bestond, is
na 1925 als gevolg van de langdurige depressie ver-
loren gegaan; daarmede verminderde de bron van in-
terne financiering, die vSSr den oorlog zoo belangrijk
was. Reorganisaties van bestaande ondernemingen en
de opkomst van nieuwe industrieën deed de vraag
naar kapitaal sterk toenemen.
Daarbij komt, dat in de laatste jaren ook in de
samenstelling van de bankactiva een wijziging heeft
plaats gevonden. De middelen van de banken zijn
voor het grootste deel in staatspapieren’ belegd; de
credieten aan het bedrijfsleven zijn zelfs in het begin
van de conjunctuurverbetering gedaald, hoewel zij in de laatste jaren zijn gestegen. Opmerkelijk is dus, dat
in Engeland de credietuitbreiding ten behoeve van het
bedrijfsleven achter de conjunctuurontwikkeling is
aangeloopen. De interne financiering heeft in het
begin van het herstel een belangrijke rol gespeeld.
Deze ontwikkeling beteekent echter niet, dat de
industrie op volkomen bevredigende wijze door de
banken wordt gesteund. De belangstelling voor het
vraagstuk van de industriefinanciering is in Enge-
land ongeveer gelijktijdig met dat in ons land weder
toegenomen.
1
). Hoewel in de laatste jaren verschil-
lende instellingen zijn opgericht om de industrie mid-
delen op langen termijn te verstrekken, is er nog
altijd op dit gebied een leemte aanwezig, zooals blijkt
uit het recente boek van
Grant
2),
die een belang-
rijke analyse maakt van de kapitaalmarkt in Enge-
land en daarbij het probleem van de in.dustriefinan-
ciering in het middelpunt plaatst. Waar ook in Ne-
derland dit vraagstuk nog niet geheel is opgelost, de
verhoudingen hier veel overeenkomst vertoonen met
die in Engeland, is het van belang nogmaals de aan-
dacht voor dit onderwerp te vragen.

* *
*

In Engeland hebben’ na den oorlog enkele belang-
rijke veranderingen op beleggingsgebied plaats-
gevonden. Deze veranderingen betreffen: le. den ver-
minderden omvang van buitenlandsche emissies; 2e.

1)
Vgl. S. E. ‘Lhon as. British banks and ‘the finance
of industry. (Londen
1931).
Verder liet Maemilan rapport
(1931).
Zie ook Mr. J. W. Qahen Stuart. I’ndustrieele ere-
diotverleening in 0 root-Brittaunrië. (De Econornist van 1933, blz. 795).
!) A study of the aapital manket in post-war Biitain.
(Maurnillan and Co. Ltd. Londen
1937. Prijs 12
sh.).

het ophouden van de financiering van spoorwegen in overzeesche landen; 3e. de groote leeningsbehoeften
van de gemeenten enz.; 4e. de sterke uitbreiding van
binnenlandsche ondernemingen en 5e. de toegenomen beteekenis van financieele intermediaire organen (be-
leggingsmaatschappijen).
Een belangrijk deel van de financiering van nieuwe

en de uitbreiding van bestaande ondernemingen in
het binnenland heeft, in tegenstelling met de periode

van v66r den oorlog, door middel van emissies plaats-
gevonden. De overspeculatie in 1928 betrof volgens
een onderzoek vooral clie ondernemingen, welke nog
geen winsten hadden gemaakt.
Ook in de beleggingsgewoonten is na den oorlog een verandering ingetreden door den overgang van
locale financiering naar aankoop van effecten, die
op
de beurs verhandeld worden. Deze ontwikkeling is
o.a. toe te schrijven aan: de oorlogsfinanciering met
een hooge rente op staatsleeningen; de noodzakelijk-
heid van een grootere mobiliteit van het kapitaal als
gevolg van depressie in bepaalde gebieden, den voor-
spoed in andere gebieden; de tendens om beleggingen
in een meer liquiden vorm te houden eenerzijds als
gevolg van den drang naar sparen voor luxe goederen
(auto’s enz.), anderzijds als gevolg van de hooge suc-
cessierechten.
Ondanks de veranderde beleggingsgewoonten, is de
wijze van belegging niet afgestemd op de behoeften
van het bedrijfsleven. De banken kunnen met het oog
op haar deposito’s niet credieten ij
verleenen op term
nen, zooals de industrie gaarne wenscht. liet gevolg
is geweest, dat de industrie meer en meer onafhanke-
lijk van de banken is geworden. De schrijver maakt
in dit verband de opmerking, dat de banken verder
moeten zien; credietverleening aan de industrie is
wel niet zonder gevaar, maar aan den anderen kant
zal een stijging van den rentestand aanmerkelijke ver-
liezen op de portefeuille staatsobligaties teweegbren-
gen. Daarentegen leggen de verzekeringsniaatschap-
pijen, die over £ 1Y2 milliard middelen beschikken,
een toenemende belangstelling voor industrieele fond-
sen aan den dag; zelfs gaan zij over tot meer directe
credietverleening aan het bedrijfsleven.
Op
het gebied
van de financiering van
nieuwe
ondernemingen kun-
nen zij echter geen taak ‘vervullen. Dit geldt even-
eens voor de beleggingsmaatschappijen, die, indien
zij haar eigenlijk Icaraicter niet willen verliezen, geen financieringszaken kunnen doen. De bestaande industrieën hebben thans geen gebrek
aan middelen. lIet gaat echter om de financiering
van nieuwe industrieën, die vroeger buiten de georga-
niseerde kapitaalmarkt omging. Als gevolg van de
veranderde beleggingsgewoonten is hier een lacune
ontstaan. De lage rentestand heeft echter sedert 1932
veer de belangstelling voor dit soort financieringen
opgewekt.

Aan den anderen kant is na den oorlog het risico
voor financiering toegenomen. Er is volgens G’rant een verschil in het risico van industrieele onderne-
mingen vil6r en na den oorlog. V65r den oorlog was
een bedrijf, indien het eenmaal opgezet was, tot op
zekere hoogte beschermd voor concurrentie. Na den
oorlog is dit in veel mindere mate het geval geweest. De geringere kapitaalbehoefte deed vooral het aantal
concurrenten toenemen. Een ander verschil ligt in
den aard van de vraag. Deze is voor de v66r den oor-
log opgerichte industrieën, afgezien van conjunctu-
reele schommelingen, meer stabiel (spoorwegen, me-
talen, kolen, enz.). Na den oorlog is de invloed van
den consument veel belangrijker geworden (amuse-
ments industrie).
Het komt ons voor, dat de schrijver dit belangrijke
onderdeel te weinig heeft ‘uitgewerkt. In het alge-
meen is de industrie immers na den oorlog kapitaal-intensiever geworden en dit is juist een oorzaak van
toenemende concurrentie geweest, vooral toen de
wereldmarkt door protectionistische maatregelen en
andere oorzaken al meer en meer inlcromp. In elk

15 September 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

661

geval is dit vraagstuk veel ingewikkelder dan in dit
boek behandeld is.
lIet toegenomen risico van de industriefinanciering
beteekent echter niet, dat de gemiddelde winsten
kleiner zijn geworden, maar dat de winsten minder
gelijk verdeeld zijn, zoodat groote verliezen in de eene
richting staan tegenover groote winsten in de andere
richting.

Deze ontwikkeling moet leiden tot een groote ver-
deeling van risico’s en bovendien tot een krachtige
financiering, opdat een onderneming de ongunstige
tijden kan doorkomen. In deze factoren ligt eveneens
een oorzaak van cle achteruitgaande beteekenis van den particulieren belegger, die, ook al heeft hij spe-
ciale kennis van een industrie, niet de groote risico’s
kan aanvaarden.

* *
*

In de laatste jaren is er echter in Engeland reeds
het een en ander gedaan op het gebied van de indus-
triefiianciering. Voor de rationalisatie en reorgani-
satie van de oude industrieën was financieele steun
noodzakelijk. The- Ban kers Industrial Dev elopment
Co9rcpany
diende voor dit doel. Eveneens onder de
auspiciën van de Bank of England werd de
!Securilies
Management Trust
opgericht, die de industrieele be-
langen van de centrale bank behartigt. Beide instel-
lingen zijn meer adviesinstanties dan werkelijke fi-
nancieringsmaatschappijen. De Bank of England
steunt eveneens de
United Dominions Trust,
die op
het gebied van de afbetalingsfinanciering werkt en
filialen heeft of vertegenwoordigd is in alle belang-
rijke industrieele gebieden van Engeland. In 1934
werd een dochteronderneming opgericht,
Credit for
Industry, met het doel om kapitaal op langen termijn
aan kleine omidernemingen te verstrekken.

Op hetzelfde gebied beweegt zich de
Charterhouse
Industrial Development Company
(opgericht in 1934),
waarin ook Lloyds Bank en The Midland Bank ge-
interesseerd zijn. De politiek van deze maatschappij
is conservatief, daar zij geen steun verleent aan
industrieën, die in een experimenteerstadium zijn.
Enkele andere instellingen bewegen zich op hetzelfd
gebied. Over het algemeen kunnen deze instellingen
wegens hun omvang slechts voor een klein gedeelte
in de behoefte aan industrieele credieten voorzien.

Ook de groote verzekeringsmaatschappijen interes-
seeren zich voor de financiering van de industrie.
The Prudential is bijv. geïnteresseerd in chain stores, de automobiel- en filmindustrie. Ook schijnt een van de banken met succes ondernemingen, die gereorga-
niseerd moeten worden, gefinancierd te hebben. Ten-
slotte zij in dit verband ook de staatshulp voor de
,,depressed areas” genoemd, een hulp, die meer uit
sociale en politieke dan uit economische overwegingen
wordt gegeven.

Ondanks de meerdere belangstelling voor de indus-
trie, ook van de zijde van de banken, ontbreekt het
echter aan kapitaal voor nieuwe ondernemingen. Op
dit gebied blijft het bedrijfsleven afhankelijk van
persoonlijke middelen. Weliswaar is er voldoende ka-
pitaal aanwezig, maar niet in een vorm, die hij de
behoefte aanpast. De mobiliteit van het kapitaal in
Engeland is zeer groot, behalve voor het speculatieve
kapitaal, dat bereid is risico’s buiten de beurs te aan-
vaarden. Een tweede factor is de technische kennis,
die voor de financiering van nieuwe industrieën nood-
zakelijk is en welke in de City ontbreekt. –

Na deze leemten in de financieele organisatie te
hebben aangetoond geeft de
schrijver
een oplossing,
die gaat in de richting van een uitbouw van de or-
ganisatie van de banken. Deze kunnen door haar
contact met het bedrijfsleven een belangrijke inter-ncediaire rol vervullen. Op de details gaat de schrij-
ver niet in; over de kapitalisatie wordt niet gespro-
ken. Wel zou het kapitaal voornamelijk door het pu-
bliek moeten worden verstrekt. De financierings-

maatschappij moet de hulp hebben van techuici en

experts op het gebied van het marktonderzoek. Met de emissiemarkt zou contact moeten bestaan om de
effecten van zich gunstig ontwikkelende onderne-

mingen aan het publiek over te dragen. J)e banken
zouden op deze
wijze
de betrekkingen met de indus-
trie weer kunnen versterken, hetgeen ook uit renta-
bi liteitsoverwegingen van belang zou kunnen – zijn.
Evenals bij verschillende andere onderdeelen wordt
de materie niet voldoende door den schrijver uitge-
werkt, hetgeen jammer is in verband met de analoge
problemen in ons land.
hoe dit ook zij, zooals uit het bovenstaande valt af
te leiden, gaat de financiering van bestaande indus-
trieele ondernemingen in Engeland thans van speci-
ale instellingen uit. Zoo is er ook in dit land ver-
andering te bespeuren. als gevolg eenerzijds van an-dere spaar- en beleggingsgewoonten, anderzijds van
structuurveranderingen in de industrie, die ook geo-
grafisch haar invloed doet gelden en daardoor aan
de mobiliteit van het kapitaal nieuwe eischen stelt.

* *
*

Kennisneming van hetgeen in Engeland op het
gebied van cle industriefinanciering geschiedt, doet
de vraag rijzen, of de systemen in de verschillende
landen niet naar elkaar toegroeien. Er is toch im-
mers niet meer zoo’n groot verschil als v66r de groote depressie tusschen het bankwezen in België, Duitsch-
land en Oostenrijk eenerzijds, Engeland en Neder-land anderzijds. De banken zijn bijna overal onder
den drang der omstandigheden meer en meer terug-
gedrongen tot depositobanken. Het belangrijkste ac-
tief van de banken is in verschillende landen het
staatspapier geworden, waarmede het beheer van de
banken ook gemakkelijker wordt. De selecteerende
functie der banken, wat de commercieele en indus-trieele credieten betreft, is daardoor op den achter-
grond geraakt. Zeer markant komt dit in Duitsch-
land tot uiting, waar onder invloed van de staats-
financiering, het
bedrijfsleven
crediteur i uplaats van
debiteur van de banken is geworden. In Oostenrijk
heeft de industrie thans onvoldoenden steun van de
banken, die tengevolge van het ontbreken van een goed
functionneerende kapitaalmarkt, niet geanticipeercie emissiecredieten kunnen verleenen.’) In Engeland en Nederland daarentegen is de kapitaalmarkt ruim van

middelen voorzien, maar ontbreekt een schakel, die
voor de financiering van nieuwe industrieën van
groot belang is. Al schijnen de hanksystemen nader
tot elkander te komen, elk land behoudt toch zijn
speciale financieele structuur en moeilijkheden.
Wat Nederland betreft, is er naast het vraagstuk
van de financiering van de industrie nog een anderen
kant, die de aandacht verdient.
De techniek gaat met reuzen schreden vooruit en
het is de vraag of in Nederland de mogelijkheden
voldoende worden benut. Staren wij niet teveel naar
de prachtige successen, die enkele groote concerns in
ons land bereiken? Is er geen reden om ten behoeve
van het wetenschappelijk onderzoek grootere bedra-
gen ter beschikking te -stellen dan thans het geval
is? De klein- en middenindustrie, die toch in ons
land overwegen, kunnen experimenten, die altijd
kostbaar zijn, niet betalen. Men moet niet vergeten,
dat in andere landen een deel van de hewapeniugs-uitgaven voor wetenschappelijke doeleinden wordt
gebruikt. –

Dit vraagstuk is even belangrijk als dat van de
financiering van het kleinbedrijf, dat door de oprich-
ting van de Maatschappij voor Industrie-financiering
in ons land nog niet is opgelost. De industrie-finan-
ciering is niet een crisisverschijnsel, maar behoort
als een onderdeel van de bankpolitiek te worden
beschouwd. v. d. V.

1)
Zie E.-S.B. van 25 Augustus 1.937, blz. 614.

662

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 September 1937

VERPACHTING VAN VERVOERVERGUNNINGEN.

Tusschen de belanghebbenden bij het verkeerswezeri
wordt reeds sedert jaren een felle strijd gevoerd over
cle vraag, of de maatschappij het meest gebaat is bij
een vrije ontwikkeling van het verkeer of bij een
algemeene verkeersordening. De mogelijkheid van
een vergunningsstelsel voor het goederenvervoer is
reeds herhaaldelijk onder het oog gezien, maar de
vrees van het particuliere beroepsvervoer, dat zulk een vergunningsstelsel zal leiden tot een overheer-
sching van het spoorwegbedrijf, alsmede tot een eco-
nomisch onwenschelijke verstarring in het verkeers-
wezen, heeft ertoe geleid, dat te dier zake niet cle
minste eenstemmigheid kon worden bereikt.
Bij de overweging van een vergunningsstelsel heeft
nimmer de gedachte voorgezeten om te komen tot een verpachting dier vergunningen. De verleening
van de vergunning zou alleen afhankelijk zijn van
de behoefte aan vervoercapaciteit en de geschiktheid
van de verschillende vervoermiddelen om in die h-
hoefte te voorzien. Een voorstel om te komen tot
verpachting van de vergunningen in het verkeers-
wezen zal dan ook zeker op nog ernstiger tegenstand
stuiten; nochtans schijnt mij de gedachte alleszins de overweging waard. Een goed doordacht stelsel
van verpachting der vervoervergunningen zou naar mijn oordeel een flinke stap vooruit zijn in de rich-
ting van de saneering van het thans noodlijdende
verkeerswezen. Het gevaar van verstarring zou daar-
door gelimiteerd worden, speciaal indien de moge-
lijkheid zou openblijven, om de vergunning onder
bepaalde voorwaarden te vervreemden.
De vergunningsvoorwaarden zouden veelomvatten d
moeten zijn. Zij zouden regelingen moeten inhouden
ter zake van de minimunifrequentie der diensten,
regelingen ook ter zake van de maximuinprijzen. Het
geconcessionneerde bedrijf zou daartegenover vrijheid
moeten hebben lager prijzen te bedingen. Elke andere doeltreffende methode tot ordening van het verkeers-
wezen eischt een regeling der minimumprijzen en
in onze maatschappelijke organisatie wordt zulk ecn
regeling gezien als een ongerechtvaardigde beper
king van de economische vrijheid van den onder-
nemer.
Zou een vergunning worden verleend voor een ver-
keersdichte verbinding, dan is het te verwachten, dat
hij inschrijving een hooge pachtprijs zal kunnen wor-
den bedongen. Een vergunning voor een verkeers-
arme verbinding zou wellicht alleen verleend kunnen
worden op voorwaarde, dat door den Staat een sub-
sidie wordt verleend. Uit de opbrengst der verpachte
vergunningen zouden in de eerste plaats deze subsi-
dies kunnen worden gedekt; het overblijvende be-
drag zou ter beschikking komen van de gemeenschap.
De jaarlijks te betalen pacht zou een kostenfactor
zijn voor de econcessionneerde onderneming.
Om tot sluitende exploitatie te kunnen komen
moet met dezen kostenfactor in de berekening van
de vervoerkosten rekening worden gehouden. In de
verkeersdichte verbindingen, waarin hooge pachten
zouden kunnen wbrden bedongen, zou de vervoer-
prijs door dezen kostenfactor in vrij belangrijke mate
verhoogd worden; in de verkeersarme verbindingen
zal de pacht’ zoo gering zijn, dat zij geen noemens-
vaardigen invloed op de vervoerprijzen zal uitoefe-
nen. In de gesubsidieerde verbindingen zal de vracht-

prijs zelfs verlaagd kunnen worden tot een niveau,
dat ligt beneden de economische kosten van het ver-
voer.
Deze pachtsommen zouden dus de vervoerkosten
in de verkeersdichte verbindingen sterker verhoogen
dan in de verkeersarme verbindingen en in zooverre
bijdragen tot de nivelleering van de vervoerprijzen.
Er zou door zulk een regeling ook een einde worden
gemaakt aan de grenzelooze versplintering in het
vervoerbedrijf; men zou daarbij komen tot een econo-
misch gezonde concentratie. liet is zeker niet uit-
gesloten, dat daardoor de werkgelegenhe’id in het

particuliere beroepsvervoer eenige vermindering zou
vertoonen, maar handhaving van een ruime werk-
gelegenheid kan toch op zichzclf geen doel zijn. Zou
door concentratie in het vervoerbedrijf een gelijke
prestatie kunnen worden geleverd met gebruik van
minder arbeidskrachten, dan is
ciie
concentratie in
elk opzicht ook gewenscht.

Zulk een vergunning-verpachtingsstelsel zou lei-
den tot een automatische saneering van het verkeers
wezen met handhaving van alle ‘oordeelen van het
particuliere initiatief en van den particulieren on-
dernemingseest. Thans wordt die concurrentiestrijd
gevoerd ten bate van de verzenders, die voor het ver-
voer in verkeersdichte relaties en op trajecten, waar-
op moeilijk of geen retourvracht is te verkrijgen,
een uiterst lagen prijs betalen. 1-let directe yoordeel
echter, dat daarin schuilt, wordt weer geheel of
gedeeltelijk tenietgedaan door het nadeel, dat de
daaruit voortvloeiende verkeersonttrekking aan de
Spoorwegen berokkent. Die vervoersonttrekking leidt
tot een vergrooting van het spoorwegverlies en
dus tot verzwaring van de overheidslasten. In het
verpachtingsstelsel zou de concurrentiestrijd in de
eerste plaats gestreden worden bij de verwerving
van de vergunningen de meest efficiënt georgani-
seerde bedrijven zouden voor de hoogste pachtsom-men kunnen inschrijven en dus de beste kansen ma-
ken voor de verwerving van een vergunning. Daar-
om zou dit stelsel leiden tot een selectie en tot uit-
schakeling van de bedrijven, die niet over voldoende
financieele middelen of niet over een voldoende or-
ganisatie beschikken om tot economische bedrijfsvoe-
ring te komen. T-let verkeerswezen, kan er toch waar-
lijk niet bij gebaat zijn, indien talrijke noodlijdende
bedrijven de gelegenheid wordt geboden een politiek
van roekelooze prjsonderbieding voort te zetten,
zulks veelal ten koste van de belangen van de credi-teuren van het bedrijf.
Diegenen, die verpachting der vervoervergunningen
een moeilijk te aanvaarden oplossing achten, dienen
zich wel te realiseeren, welke perspectieven een ver
gunningsstelsel zonder verpachting biedt. Bij zulk
een stelsel zal men de keuze hebben tusschen twee
mogelijkheden. Men kan namelijk aan alle vracht-
autobedrijven vergunning verleenen voor het district,
waarin zij de laatste jaren hebben gewerkt, maar de
vergunningverleening beteekent dan practisch niet
meer dan een sluiting van het bedrijf, waarbij dan
de saneering eerst na vele jaren, door het afsterven
van enkele bedrijven, moet worden bewerkstelligd,
of nien zou de vergunningverle’ening kunnen ge-
bruiken als middel om de vervoercapaciteit in te
krimpen.

De algemeene positie in het verkeerswezen is
heden ten dage toch werkelijk niet van dien aard,
dat een stelsel, dat eenige jaren zal moeten werken,
voordat het tastbare resultaten oplevert, als aan-
vaardbaar is te beschouwen. Daarbij komt boeudien,
dat zulk een bedrijfssluiting zeker zal leiden tot ver-
starring en bovendien uiterst willekeurig en on-
rechtvaardig is tegenover de jongeren, die zich in
dezen bedrijfstak zouden willen ontwikkelen. Verder
kunnen tegen zulk een stelsel alle bezwaren worden aangevoerd, die kleven aan de ordening van boven-
af. Alles zou tot in de details door de Regeering
geregeld moeten worden; van de zijde van de Regee-
ring zou toezicht op de naleving van die voorschrif-
ten moeten worden uitgeoefend, maar. de Regeering
zou aan. de bonafide bedrijven niet den minsten waar-borg kunnen geven, dat concurreerende bedrijven zich
niet schuldig maken aan de ontduiking dier voor-schriften om hun kracht in den concurrentiestrijd
te vergrooten. Practisch kunnen zulke voorschriften
toch nimmer effectief worden in een bedrijfstak die
‘dermate versplinterd is.
Zou men bij de verleening van de vergunningen
tevens tot beperking willen overgaan en daarbij dus de
vergunningverleening afhankelijk stellen van de be-

15 September 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

663

hoefte aan vervoercapaciteit, dan zou bij verleening van
vrije vergunningen, willelceur zeker niet zijn uit te
sluiten. Indien op een bepaald traject vijf vracht-
autodiensten rijden, aan welke van deze moet men
clan de vergunning verleenen, welke regeling moet getroffen worden ter zake van de andere bedrijven,
die als gevolg van het overheidsingrijpen tot staking
van de exploitatie gedoemd zijn. Tot een nivelleering
van de tarieven zou men daarbij ook nimmer kunnen
komen, want indien men voor verkeersarme en ver-
lceersdichte verbindingen gelijice tarieven zou voor-
schrijven, dan zou dat in de bedrijven, die cle ver-kcersclichte verbindingen bedienen, leiden tot een
zeer winstgevende positie, welice winsten de cliënten
van dat bedrijf terecht als monopolistische uitbui-
tingswinsten zou den kunnen qualificeeren.
Uit de verpachting der vergunningen zou ook wer-
kelijk eens kunnen blijken, wellce de onderlinge po-

sitie van de verschillende verkeersmiddelen is, of nu
werkelijk aan de auto een overheerschende plaats
in het vrachtvervoer toekomt. Is dat zoo, dan moeten
voor de vergunningen hooge pachtprijzen te bedingen
zijn; in dat geval is de juistheid van de stelling, dat
de Spoorwegen voor groote deelen van het vervoer
niet meer zijn te beschouwen als een economisch do l-
matig vervoermiddel bewezen.

Dan is er voor onze gemeenschap ook alle reden om
zich te realiseeren, dat het kapitaal, dat in het spoor-
wegbedrijf geïnvesteerd is voor een evenredig deel
verloren is en dan zullen middelen beraamd moeten worden, om de spoorwegschuld van
f
700 millioen
en het tekort van het spoorwegpensioenfonds van
eenige honderden millioenen te amortiseeren. Ons
geslacht kan die spoorwegschulden toch niet zonder
meer overdragen op het nageslacht, indien zekerheid
zou bestaan, dat de investeeringen in het spoorweg-
bedrijf waardeloos zijn gebleken en tot deze amorti-
satie zouden dan in de eerste plaats die pachtsom-
men, die aan de gemeenschap ten goede zouden ko-
men, kunnen worden gebruikt. Men moet het dan
niet doen voorkomen, alsof uiteindelijk het wegver-keer de lasten van de Spoorwegen zou moeten clra-
gen. Het zou veeleer zijn te beschouwen als een aan-
vaardbaar middel, om deze schuld, die de gemeenschap
terecht of ten onrechte in het verleden heeft aan-
‘aard, af te wikkelen. Die schuld moet betaald wor-
den en een aflossing uit deze middelen zou een van
de minst bezwaarlijke vormen zijn tot dekking van cle
daaruit voortvloeiende lasten.

Er is echter ook nog een andere mogelijkheid en
wel, dat bij de verpachting der vergunningen zou blijken, dat het wegverkeer niet zulk een belang-
rijken economischen voorsprong op het spoorwegver-keer zou hebben, dat daardoor ook geen hooge pacht-

prijzen zouden kunnen worden betaald, dat dus het
wegverkeer, ondanks het feit, dat het alleen belang-
stelling vertoont voor de meest rendabele vervoeren
en de meest rendabele verbindingen toch nog op de
grens van rendabiliteit verkeert en in dat geval zou
toch wel eens ernstig dienen te worden nagegaan, of voortgegaan moet worden met de ondermijning van
het gemeenschapsbedrjf, met de enorme investaties
in het wegennet, waarvan de financiering in de toe-komst alleen mogelijk zal blijken te zijn, indien het
wegverkeer de
eertijds
berekende enorme vlucht zou
nemen. Dan zou wel eens kunnen blijken,

dat het
economisch werkgebied der andere verkeersmiddelen
kleiner is dan thans wordt verondersteld en dat de
totale vervoerkosten het laagst zouden zijn, indien een
overwegend deel van het vervoer op de Spoorwegen

wordt geconcentreerd. Dit behoeft geenszins in tegen-
spraaic te zijn met het verschijnsel, dat men thans
dagelijks kan waarnemer, nl. dat de auto met succes
bepaalde vervoeren kan bewerkstelligen tegen een
prijs, welke ligt beneden den algemeenen
prijs,
die de
Spoorwegen voor het geheele land berekenen. De economisch rationeele afscheiding van het werk-

gebiëd van auto en spoôrwëgen ligt op het punt, waar
de totale vervoerkosten van auto en spooiwegen te-
zamen tot het minimum zijn teruggebracht. Gaat men

niet de overheveling van het vervoer verder, dw.z.
onttrekt men verder rendabele gedeelten van het ver- –
voer aan de spoorwegen, omdat de auto dat vervoer
tegen een lageren prijs, doch met hoogere economische
kosten dan de Spoorwegen toch nog loonend kan ver-
richten, dan zijn de totale economische kosten aan
het vervoer verbonden vermeerderd en dan is dus cle
economisch meest doelmatige vercieeling van het ver-
voer over de verschillende vervoermidclelen verstoord.
Of de thans bestaande afscheiding van het werk-
gebied tusschen de verschillende verkeersmiddelen al
of niet een doelmatige is, kan niet worden beoordeeld
Zoo dat al het geval zou zijn, zou dat wel een zeer
groote toevalligheid zijn, want door de eigenaardige
omstandigheden, clie zich in het verkeerswezen doen
gelden, is van een economisch doelmatige seleëtie in
ieder geval niet te spreken. Zelfs is het thans niet
mogelijlc te beoordeelen, of het economisch wensche-
lijk zou zijn het werlcgebied van de Spoorwegen uit te
breiden ten koste van het wegverkeer of dat onze
maatschappij juist gediend zou zijn met een verschui-
ving in tegengestelde richting In de organisatie van

het verkeerswezen tasten wij in elk opzicht in het
duister, omdat de maatstaf om de economische kracht
der verschillende verkeersmiddelen te meten, ont-
breekt. Bij verpachting der vergunningen zou men
die economische kracht nauwkeurig in geld kunnen
meten. Het is meer dan waarschijnlijk, dat de ëcono-
mische lcracht van het wegverkeer door de daaruit
voortvloeiende concentratie in dezen bedrijfstak sterc
zou worden vergroot. Het is toch waarlijk nauwelijks
aannemelijk, dat in dezen bedrijfstak de huidige ver-
splintering zou zijn aan te merken als de ecoiiomisch
meest doelmatige exploitatievorm.
Verpachting der vergunningen zou het pad effenen

voor meer geordende concurrentieverhoudingen; de
ontwrichtende werking der grenzelooze prijsonderbie
ding, die bijv. voortvloeit uit den drang naar retour-
vracht, zou er door verminderd worden. Kunstmatige
ordening langs den weg van reglementeering kan
nimmer tot een daadwerkelijk resultaat leiden.
Van de
zijde
van het particuliere beroepsvervoer
zal men deze gedachte zeker niet gunstig gezind zijn.
Dit stelsel zou noodgedwongen moeten leide tot een

uitschakeling van enkele zelfstandige bedrijven, weir
licht zelfs zouden zeer vele bedrijven daardoor ge
dwongen worden tot samensmelting om langs dien
weg de financieele en economische kracht op te voet
ren tot het niveau, dat redelijkerwijs van een
concessionneerd bedrijf geëischt kan worden. ‘le
werkgelegenheid zou als gevolg van de daardoor mogc-
lijic wordende rationalisatie in het bedrijf aanvanke-
lijk waarschijnlijk verminderen, maar als deze be
drjfstak werkelijk op een gezonde economische bass staat, zal die rationalisatie anderzijds de bedrijfskos-

ten verlagen en dus de economische kracht van het.
bedrijf zoozeer vergrooten, dat het rechtmatig een
grooter aandeel in het totale vervoer kan -opvorderoti,
indirect zal daardoor dan de werkgelegenheid weer

stijgen. –

Bij de -verpachting van veschil1ende lijnen, zou
een alternatieve inschrijving wenscheljk zijn, nl. ten

eerste een inschrijving onder de voorwaarde, dat de
Spoorwegen het exploitatierecht, alsmede de exploi-
tatieplicht op dit traject behouden, in de tweede
plaats een inschrijving op voorwaarde, dat de spoor-
wegexploitatie wordt gestaakt, waarbij dan het nieuwe geconcessionneerde bedrijf de exploitatieplicht van de
Spoorwegen zou moeten overnemen. Bezien vanuit
het standpunt van het genieenschapsbelang, zou dan
Je Regeering kunnen besluiten, welke van de beide
inschrijvingen de meest gunstige -is, waarbij het dan
zeer wel denkbaar is, dat staking van de spoor-
wegexploitatie op een bepaalde
lijn
het exploitatie-

664

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 September 1937

verlies van de Spoorwegen zal verhoogen, maar dat opheffing van de spoorwegexploitatie desnietteniin
wenschelijk blijkt, omdat het voordeelig verschil tus-
schen beide pachtsommen grooter blijkt te zijn, dan

het nadeel, dat de gemeenschap lijdt door de vermeer-
dering van het bedrag, dat op de Spoorwegen moet
worden bijbetaald.

Het stelsel van verpachting der vergunningen
schijnt mij waarlijk niet alleen een belang voor de
Spoorwegen, ik acht het daarnaast een middel tot
versterking van de economische positie van het weg-
verkeer. Ik zie daarin ook een staatsbelang, omdat
het althans een gedeeltelijke dekking biedt voor de
amortisatie der spoorwegschuldeu, zoo werkelijk zou
blijken, dat het in de Spoorwegen geïnvesteerde kapi-
taal verloren zou zijn, tenslotte ook een sociaal be-
lang, omdat meer geordende concurrentieverhoudin-
gen in het verkeerswezen zouden leiden .tot betere en

in het algemeen meer menschwaardige arbeidsvoor-
waarden.
A. M. GROOT.

AANTEEKENINGEN.

De Belgische electriciteits-ondernemingen.
1)

De wet van 10 Maart 1925, die de distributie van
electriciteit in België regelt, bepaalt, dat de levering
van stroom, aangewend voor verlichting, zoowel als
voor kracht, monopolistisch georganiseerd moet zijn,
indien het vermogen beneden 1.000 kilowatt ligt.
Alleen de levering van krachtstroom, waarvan het
vermogen de 1.000 kilowatt overschrijdt, geschiedt,
of zal na het afloopen van de vergunningen verleend
v&lr de wet van 10 Maart 1925, onder vrije concur-
rentie kunnen geschieden. Voor de bedrijven, welke
vbSr het van kracht worden van deze wet door over-
heidslichamen in eigen beheer geëxploiteerd werden,
is het tijdstip waarop de levering van sterken kracht-
stroom in Vrije mededinging mogelijk wordt voor alle
lichamen dezelfde, ni. 1955, dus dertig jaar na het
uitvaardigen van de wet.

De productie-organisatie.

De totale productie in België bedroeg 4.7 milliard
kilowattuur in 1935 en 5.2 milliard in 1936.
Staat noch provincies, noch interconimunale instel-
lingen houden zich bezig met de voortbrenging. On-
der de openbare bestuurslichamen zijn nog slechts 11
gemeenten, die electrische krachtcentrales exploitee-
ren. Doch deze bedrijven brengen slechts 4 pCt. van de totale Belgische productie voort. Voor zoover zij
niet gecombineerd zijn, gaat de belangensfeer van dit
beheer het kader van het grondgebied der betreffende
gemeenten niet te buiten.
Wat de voortbrenging door particuliere bedrijven
betreft dienen hun centrales in twee categorieën ver-
deeld te worden:
lo. De groep die de ,,distribuanten” genoemd wordt.
Deze omvat de centrales, welke inzonderheid voor de
behoeften van de electriciteitslevering opgericht wer-
den en die allen stroom, welke zij voortbrengen bij
andere afzetten.
De distributiemaatschappije.n maken deel uit van
de ,,Union des Exploitations Electriques en Belgique” (U.E.E.B.), welke 31 electrische krachtstations omvat
en waarvan de voortbrenging 42 pOt. van de totale
Belgische productie bedraagt.
2o. De groep van de zelf-produceerende onderne-mingen welke de centrales der industrieelen, die zelf
in de behoeften van hun eigen industrieën willen
voorzien, omvat en welke slechts het teveel geprodu-
ceerde buiten hun bedrijf afzetten. De bedrijfsorgani-
satie, die 157 dezer centrales omvat, is de ,,Associa-
tion des Centrales Electriques Industrielles de Bel-
gique” (A.C.E.I.B.). De voorthrenging bereikt 48 pCt.

i) Zie: Lon Midhel: ,,L’E’1ectricit en Belgique, Orga-
nisation Eooiiornique et Financière”, Drukkerij Le-signe,
Brussel, 27 Liefdadigheidsstrant.

van ‘s lands electriciteitsproductie. Tenslotte wordt
nog 7 pCt. van de totale productie voortgebracht door
,,zelf-producenten”, die geen lid van de A.C.E.I.B.
zijn. De meeste der centrales van beide groepen zijn
onderling verbonden. Zij, die niet onderling verbonden
zijn vertegenwoordigen slechts 1
i4
pOt. van het totale
vermogen.

De Organisatie van de productie binnen de groep
der ,,zelf-producenten” wordt geregeld door 4 ,,Uni-
ons des Centrales Electriques” (U.C.E.), die de voort-
brenging, de onderlinge levering en de verrekening
coördineeren onder de. 91 aangesloten centrales he-
hoorend tot 109 verschillende ondernemingen.
Deze regeling is getroffen zonder dat rechtstreek-
sche financieele banden gelegd werden tusschen de
deelnemers, die ieder hun centrale steeds in eigen-
dom behouden, doch de door een ,,dispacher” opge-
legde discipline aanvaarden. Deze ,,dispacher” speelt
de rol van dirigent en zorgt voor een harinonische
exploitatie, terwijl hij slechts rekening houdt met het
belang van de organisatie.
Boven deze coördinatie van den eersten graad be-
staat er ook een van den tweeden graad, behartigd
door de ,,Union Générale Belge d’Electricité”
(U.G.B.E.), die de voorthrenging van de 4 ,,Unions
des Centrales Electriques (U.C.E.) en het interre-
gionaal verkeer over deze U.C.E.’s verdeelt.

Organisatie van de Distributie.

In de behoeften van de Belgische bevolking wordt
als volgt voorzien: 20 pCt. door de gemeentelijke be-
drijven, 10 pCt. door de intercommunale bedrijven,
70 pCt. door particuliere maatschappijen die bijna
allen lid zijn van de ,,TJnion des Exploitations Elec-
triques en Belgique”. Het valt aanstonds op, dat de
Organisatie van de distributie minder ver gevorderd
is dan die van de voortbrenging. De gebieden, die
door éénzelfde onderneming hetzij particuliere dan
wel openbare – bediend worden, vertoonen zulke gril-
lige grenzen, dat ze vaak grondgebieden insluiten, die reeds door een ander distributie-orgaan verzorgd wor-
den. Om dezen toestand, die te wijten is aan het ge-
mis van een a1gemen plan voor de electrificatie van
het land, te verbeteren, ware het voldoende de wet
van 1 Maart 1922 betreffende de vereeniging van
gemeenten, te verruimen, teneinde de oprichting te
bevorderen van intercommunale
bedrijven,
die de
openbare diensten van de gemeenten van éénzelf de ag-
glomeratie, zouden exploiteeren.
Een andere tendens in de organisatie van de dis-
tributie ontwaart men in de samenwerking tusschen
openbare besturen en particuliere ondernemingen. De
idee van het ,,gemengde bedrijf” schijnt snel veld te
winnen. De gemeenten, die door eenzelfde ,,distribu-
tie”-maatschappij van electriciteit worden voorzien,
nemen bij het afloopen hunner respectieve vergunnin-gen, de gelegenheid waar om een intercommunaal be-
drijf op te richten, waarin de gewezen vergunning-
houder opgenomen wordt en waarmede zij een collec-

tieve overeenkomst sluiten op basis van het ,,gemengd
bedrijf”.

Talrijke voorbeelden zouden de steeds verdergaande
specialisatie ) van onze electriciteitsbedrijven en de
concentratie van de technische uitrusting voor pro-
ductie en distributie kunnen aantoonen. Een opmer-
kelijk verschijnsel is verder, dat de productiecapaci-teit steeds toeneemt, terwijl het werkelijk verbruikte
kwantum achteruitgeloopen is.
Over het algemeen worden de installaties in België dan ook slecht, benut. Dat is des te betreuremaswaar
,

diger, daar de productie van eleetriciteit gekenmerkt
is door groote vaste installaties en de financieele
lasten een belangrijk kostenbestanddeel vormen.

1)
Vooi-tbrengiag, vervoer, distributie, verkeer, doorvoer,
levering, creditverleen.i ng voor ve rvaard igi mig en aankoop
van electrische apparaten, rad iod.istributie, i ntereonmu nale
vcrbr’u’ikscoöperaties.

15 September 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

665

Financieele analyse.

Met het oog op het onderhavige onderzoek werd een
logische rubriceeriug gemaakt van de eectriciteits-
ondernemingen. Aldus wordt onder de vennootschap-pen wier zetel in België gevestigd is, een onderscheid
gemaakt tusschen de:
Contrôlemaatschappijen, die geïnteresseerd zijn bij onze voortbrenging of distributie van electriciteit.

Contrôlemaatschappijen, die ofschoon zij in Bel-
gië hun zetel hebben, niet rechtstreeks geïnteresseerd
zijn bij onze electriciteitsnijverheid.

Vennootschappen, die in België werken: de zgn.
groep der ,,distribuanten”.

Vennootschappen, die in België werken; de zgn. groep der ,,zelf-producenten”.

Belgische vennootschappen, die in den vreemde
werken.
Onder de contrôlemaatschappijen van de eerste
groep vallen: Sofina, Electrobel, Traction et Elec-tricité (Société Générale de Belgique), Electrorail (Empain), Electrotrust, Electrafina, Contibel,. Se-
condaire, Compagnie Centrale de l’Industrie Electri-
que (Fraiteur), Sinétra, Ingétra, Trusttram, Auxi-
liaire, Ineltra. Hier volgen de resultaten, die betrekking hebben op de 47 bedrijfsmaatschappijen van de zgn. groep der ,,distribuanten”. Daar de analyse geldt voor het
boekjaar,, dat onmiddellijk aan de devaluatie van 30 Maart 1935 voorafgaat, zijn de resultaten uitgedrukt
iii Francs, waarvan de waarde gelijk staat met de
munteenheid van véôr de devaluatie.
Het totaal actief dat 4.880 millioen bedraagt is
samëngesteld uit:

Miltioen

%
Vaste
.j:fl5taJl5j)jes
(na aftrek van af-
sehrijvi.ngen

…………………..Fr.
3.115
d.i.
63.8
Rea.liseeibaar en vlettend ……………
1.765 ,,

36.2

Totaal …. Fr.
4.880 ,, 100
De passieven omvatten:
Aanideelen

kapitaal

………………
Fr.
2.045
dii.
41.9
Ag.io

…………….. ……………..
..
lii
2.3
Meerwaarde door revaIoni’satie na
1926 .,,
688
14.1
Andere

reserves

……………………
380
7.8
Obligaties

…………………………
732 ,,
15.0
Crediteuren

……………………..
,

50
«
11.7
Netto

winst

……………………….
354
7.2

Totaal …. Fr.
4.880 ,, 100

De netto-winst bedraagt na aftrek van onkosten en
afschrijvingen 354 millioen, dus 7.3 pOt. van de ac-
tiva. In verhouding tot het aandeelenkapitaal, ver-
hoogd met de reserves bereikt de netto-winst 11.2
pCt. en in verhouding tot het aandeelenkapitaal 17.3
pOt. De uitgekeerde winst beloopt 311 millioen. In
verhouding tot het aandeelenkapitaal ‘vermeerderd met de agioreserves is deze uitgekeerde winst 14.4
pCt.; in verhouding tot het gestorte kapitaal 15.2 1lCt. Deze uitkomsten, beschouwd vanuit de gezichtshoek
van het geheele Belgische ‘economisch leven, zijn zeer
gunstig. Voor alle 7.334 Belgische N.V.’s tezamen be-
draagt de uitgekeerde winst 4.5 pOt. van het gestorte

AANVOER VAN GRANI

kapitaal
1),
terwijl dit percentage voor de electrici-
teitsmaatschappijen van de zgn. groep der ,,distribu-
anten” .15.2 pOt. bedraagt.
De winst van laatstgenoemde vennootschappen is
dus 3.4 maal grooter dan de gemiddelde opbrengst
van de gezamenlijke Belgische maatschappijen.
Een andere vergelijking. De totale winst van de
naamlooze vennootschappen in België, wier exploita-
tierekening met een batig saldo eindigt, bedroeg
1.334 millioen in genoemd boekjaar
1
). Het aandeel
van de electriciteitsmaatschappijen van de zgn. groep
der ,,distribuanten” in dit bedrag is 354 millioen,
hetgeen niet minder dan 26.5 pOt. is.

Monopolievorming door middel van financieele be-
trekicin gen.
Een onderzoek naar den invloed van de contrôle-
maatschappijen toont aan, dat op zijn minst 94.7 pOt.
van het actief der vennootschappen van de zgn. groep der ,,distribuanten” door deze contrôlemaatschappijen
gecontroleerd wordt. De invloed van laatstgenoemde
beperkt zich in België niet tot de electriciteitsmaat-
schappijen, maar strekt zich eveneens uit over de on-
dernemingen, die electrische toestellen vervaardigen.
Daarenboven zijn zij geïnteresseerd bij de gasnijver-,
heid en bij tramwegmaatschappijen.
Kortom, vier machtige contrôlemaatschappijen:
Traction et Electricité, Electrobel, Electrorail, en
Sofina concentreeren de Belgische electriciteitson-
dernemingen in ,,constellaties” met buitengewoon in-
gewikkelde betrekkingen. De vennootschappen, die
niet binnen de invloedssfeer van deze contrôlemaat-
schappijen vallen, spelen op economisch en finan-
cieel gebied slechts een plaatselijke rol.
Op hun beurt maken deze, vier groote ,,electro-
holdings” deel uit van een machtig concern, waar-
van de Traction et Electricité het centrale punt
vormt. Deze is een dochtermaatschappij van de Société
Générale de Belgique. Ofschoon deze concentratie
niet tot een super-holding geleid heeft, kan men toch
het bestaan van een machtig ,,concern” eruit aflei-den, dat in één enkele belangen-gemeenschap alle
electro-holdings met de door hen gecontroleerde ven-
nootschappen vormt.
Anderzijds staat 94.7 pCt. van het kapitaal ge-
investeerd in de vennootschappen van den zgn. groep
der ,,distribuanten” onder toezicht van de vier groo-
te contrô1emaatschappijen, die trouwens onderling
financieele belangen bij elkaar hebben, die door ge-
meenschappelijke beheerders worden hehartigd.
De concurrentie, die deze holdings ‘of de door hen
gecontroleerde ondernemingen, onderling zouden kun-
nen voeren, heeft dan ook geen beteekenis.
Waar de wet geen monopolie voor de levering in-
stelt, daar ze de levering van sterken krachtstroom
uitsluit, heeft de financiering er voor gezorgd, dat
er toch een feitelijk monopolie bestaat.
Deze toestand, nog verergerd door het feit, dat de
electriciteitsondernemingen eveneens de hand hebben
gelegd op de gasbedrijven, dient grondig bestudeerd,
‘daar hierin een belangrijk probleem ligt voor de
ontwikkeling van nijverheid en handel.
t)
Bulletin van de Nationale Bank van België, 10 Mei
1935.

N. (In tons van 1000 kg.)

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

5-11
Sept.
Sedert
Overeenk.
5-11
Sept.
Sedert
Overeenk.
1937
1936
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936

2
1.
935

1.109.506
681.454

17.735 8.311
1.127.241
689.765
8.
242

179.524 168.894
500
3.375
1.976
182.899
170.870
64
11.667
19.524
– –
.

350
11.667 19.874

Tarwe

………………

Maïs ………………
52.5
785.827
513.570
970
116.538
108.968
902.365 622.538

Rogge

……………….
Boekweit ………………..
..09


18.532
207.949
213.850

6.689 12.994
.

214.638
226.844
9.428
104.144
70.580

3.180
880
107.324
71.460

100
134.324 175.650
1.895
158.153 144.916
292.477 320.566

Gerst

………………
Haver

………………

1.350
52.026
36.117


175
52.026 36.292
Lijuzaad

……………
Lijnkoek ……………
220
25.925 25.495
475
5.054
6.626
30.979
32.121
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
521
26.696
22.891
105
2.870
1.101
.

29.566
23.992

.

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN-GENOT.

GERST
MAIS
R000E
TARWE
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
EIEREN
6516 kg
.ussiscJie

j
Rotterdam per 2000 kg. 74 kg La
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
cwt. f.o.b.
per
E,dammer
Gem. not.
Eiermijn Leeuwar-
.
He
ing
••
ne
r
J
l
;
La Plata
..
La Plata
1)

)

blz.634
Rot
0
eam

Plata’)
loco
Rotterdam
RangoonjBassein
der.Cornm.
zJ-
F bk
gn
Roeoid
f1.
per2000 kg.
1 of 2 mnd.
Locoprijs
per 100 kg.
noteer.
of 2 mnd.
Locoprijs

HeriNed.Ct.I

Not.
Gentr.
per5Okg.


r

3r

t
f
%
f
%
t
%7_
%
sh.
1
%f
f
%
f
1927
237,-
110,2
171,50
89,3

176,-
87,1

12,47
5

102,5
13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
11(314
2,03
98,4


43,30 95,0 7,96
99,3
1928
228,50
106,2
208,10
108,6 226,-
111,9

13,15
108,1
12,57
5

100,1
13,47
5

99,9
6,43
98,4
1017
3
14
2,11
102,3


48,05
105,4
7,99
99,6
1929
179,75
83,6
196,-
102,1

204,-
101,0

10,87
5

89,4
11,27
5

89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
106
2,05
99,4


45,40
99,6
8,11
101,1
1930
111,75
52,0
118,50
61,7

136,75
67,7
6,22
5

51,2 8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09 77,9
85
1,66
80,5


38,45
84,4
6,72
83,8
1931
107,25
49,9 78,25 40,8 84,50
41,8
4,55 37,4 4,65
37,0
5,55
41,1
3,09 47,3
56

1,34
64,9


31,30
68,7
5,35 66,7
1932
100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2
4,62
5

38,0
4,70
37,4 5,22
5

38,7
2,59 39,6
5jIlI2.
0,94
45,6


22,70
49,8 4,14 51,6
1933

70,-
32,5
60,75 31,6 68,50 33,9 3,55 29,3
3,75 29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
415
1
12
0,61
29,6

0,96 20,20 44,3
3,71
46,3
1934
75,75 35,2 64,75
33,7
70,75 35,0 3,32
5

27,3 3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
474
0,45
21,8

1,-
18,70
41,0 3,45 43,0
1935
j
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3
3,0751
25,3 3,87
5

30,9
4,125 30,6
2,07
31,7
518
1
12
0,49 23,7

0,99
14,85
32,6
.
3,20 39,9
1936
86,-
40,0
74,50
38,8
74,-
36,6
4,27
5
1
35,1
5,75
45,8
6,27
5

46,5 2,19 33,5
517′
0,58
28,1

0,88
5

17,55
38,5
3,50
43,6

Jan.

1936
2
63,50
29,5
54,-
28,1
56,-
27,7 3,52
5

29,0
5,10
40,6
5,45 40,4
1,81
21,7
411112
0,57
27,6

0,95
16,80
36,9 4,04 50,4
Febr.
64,50 30,0
52,-
27,1
55,25
27,4 3,40 27,9
4,925
39,2
5,225
38,7
1,89
28,9
512
1
14
0,61
29,6

0,92
5

17,37
5

38,1
3,375

42,1
Maart

,,
1-
69,75
32,4
56,-
29,2 59,50
29,5
3,50
28,8
4,92
5

39,2 5,225
38,7
2,03
31,1 517
0,46
22,3

1,04
17,70
38,8
2,69 33,5
April
0
70,-
32,5

58,-
30,2
64,-
31,7
3,45
28,4 4,85
38,6
5,175
38,4
2,10
32,1 519
1
14
0,44
21,3

1,025
16,82
5

.36,9
2,49 31,0
Mei

.,
Z
72,25 33,6
59,-
30,7
63,75
31,6
3,17
5

26,1
4,65
37,0.
.
5,12
5

38,0
2,11
32,3
S/G
3
/4
0,47
22,8

0,99
18,75
41,1
2,52 31,4
Juni
71,50
33,2
60,75 31,6
66,-
32,7
3,45
28,4 4,62
5

36,8 5,05 37,4
2,12
32,4
518ijz
0,57
27,6

0,89 20,20
44,3 2,69
33,5
Juli
74,75
34,8 65,75 34,2
71,75 35,5
3,65
30,0 5,15
41,0
5,625
41,7
2,06
31,5
517
0,60
29,1

0,81
5

19,35
42,5
291
36,3
Aug.
88,-
40,9 79,75 41,5
84,-
41,6
4,025
33,1
5,95
47,4
6,35
47,1
2,17
33,2
5/10
1
/2
0,62
30,0

0,80
17,875
39,2
3,31
5

41,3
Sept.
88.-
40,9
79,-
41,1
85,-
42,1
4,40 36,2
6,-
47,8 6,50
48,2
2,22 34,0
51111
2

0,58
28,1

0,79
16,25
35,6 3,63
45,3
Oct.

120,50
56,0

94,75
49,3
97,50
48,3 6,02
5

49,5
7,775

61,9 8,80
65,2 2,57
39,3
517(2
0,63
30,5

0,77
17,55
38,5 4,85
60,5
Nov
121,50
56,5
89,75
46,7
89,50
44,3 5,72
5

47,1
7,275

57,9 8,55
63,4
2,46 37,7
515
1
14
0,70
33,9

0,78
16,075
35,3 5,15 64,2
.,,
Dec.
129,-
60,0 95,25 49,6
97,-
48,0
6,97
5

57,3
7,87
5

62,7
8,17
5

60,6
2,71
41,5
6j-18
0,65
31,5

0,82
5

15,75
34,6
4,36
5

54,4

Jan.

1937
0

61,4 99,75 52,0 97,50
48,3
7,975

65,5 8,07
5

64,3
8,40
62,3
2,74 41,9
611
1
i2
0,66
32,0

0,85
17,075
37,5 3,45 43,0
Febr.

.
129,-
60,0
102,-
53,1

160,50
49,8 8,72
5

71,7 7,92
5

63,1
8,25
61,1
2,62
40,1
5)10(4
0,69 33,4

0,80
18,75
41,1 3,81
47,5
Maart

61,8
104,25
54,3

106,-
52,5
9,02
5

74,2
8,72&
69,5 9,15 67,8
2,57 39,3
519U14

0,68
33,0

0,80
18,82
5

41,3
3,86
48,1
April
149,75
69,6
110,75
57,7

115,-
56,9

10,-
82,2 9,40
74,9
10,17
5

75,4
2,72
41,6
6114

0,69
33,4

0,80
16,45
36,1
3,05
38,0
Mei
144,40
67,1
107,-
55,7

10,-
54,5

10,-
82,2
8,92
5

71,1
9,725
72,1
2,64
40,4
511012
0,71
34,5

0,725
17,32
5

38,0
2,89 36,0
Juni
1
48,
75
69,2
99,-
51,6

105,-
52,0

10,15
83,4
7,525
59,9
8,95
66,3
2,63
40,3
5(10ij4
0,74
35,9

0,70
19,82
5

43,5 2,98
37,2
Juli

.,
149,25
69,4
108,25
56,4

III,-
55,0
9,85
81,0
8.57
5

68,3
9,975

739
2,€8 41,0
5111114

0,77 37,4

0,68
20,15 44,2 3,74
46,6
Aug.
136,50
63,5
106,50
55,5

1
12,-
55,4 9,30
76,4 7,82
5

62,3
9,22
5

68,4 2,86
43,8
614
0,78
37,9

0,64
21,50 47.2
3,84
47,9
31 Aug.•7 Spt.
126,50
58,8
105,25
54,8

118,50
58,7
9,225
75,8
7,42
5

59,1
8,75
64,9 2,92
44,7
616
0,81
39,3

0,55 20,
43,9
4,20
52,4
7-14 Sept. ’37
128,50
59,7
107,-
55,7

128,50
63,6
9,225
75,8
7,50 1
59,7 8,30
1

61,5 2,98
45,6
6171/2

0,81
39,3

0,55 20,
43,9
4,60 57,4

JUTE

KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
1fl
olie gekamd
;
loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Gr. D. te
wit
Stand. Ribbed
Smoked Sheets
Middling Upland
Super Fine C. P.
C

b ed Col


t
Carded 50’s Av.
Merino 64’s Av. c.i.f. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
00

a
Liverpool per Ib.
New York per Ib. loco Londen p. Ib.

1
Herl.Ned.Ct.
1

Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
Herl.Ned.Ct.
1

Not.
1-lerI Ned.Ct.I
Not.
in
t
%
£
cts.
%
$cts.
cts.
%
pence
cts.
%
pence
cts.
%
pence
f
%
$
cts.
%
penc
1927
442,38
103,4
36.101- 43,8
93,1
17,60
36,7
102,1
7,27 133,8
96,8
26,50
244,9
104,8
48,50
13,55 105,8
5,44
93
140,2 18,50 1928
<
445,89
104,2
36.16111
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1929
z
395,49
92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4 6,59
127,2
92,0 25,25
196,5
84,1
39,-
1228
.95,9 4,93
52
78,4
10,25
1930
iu
257,97
60,3
21.6/9
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75
8,50
66,4
3,42
30
45,2
5,87
1931
192,15
44,9
17.117 21,1
44,8
8,50
20,1
55,9 4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97
46,6 2,40
15
22,6 3,12
1932
146,86
34,3
16.181-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7 11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,37
1933 128,63
30,1
15.1212
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9 41.5
28,25
3,21
25,1
1,61
11
16,6
3,25
1934
<
115,85
27,1
15.919 18,3
38,9
12,30 13,6
37,8 4,37 51,4 37,2
16,50
95,8 41,0
30,75
1,92
15,0
1,29
19
28,6 6,25
1935
134,52
31,4
18.1118 17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
0
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10 18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75

Jan.

1937
166,88
39,0
18.1216
23,7 50,4
13,-
22,0
61,2
5,83 88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92
30,6
2,145
38
57,3
10,37
Febr.

,,
169,23
39,5
18.1812
24,0 51,0
13,15
21,8
60,7
5,85
85,6
61,9
23,-
133,6
57,2
35,75
3,53
27,6
1,93
40
60,3
10,50
Maart
IL:
174,86
40,9
19.911
26,6 56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
88,6
64,1
23,75
138,9
59,4
37,25
3,59
28,0
1,96
44
66,3
12,
April
s_
189,96
44,4
21.313
26,0 85,2
14,35
23,1
64,3
6,16 96;5 69,8
25,75
144,9
62,0
38,75
3,56
27,8
1,95
44 66,3
11,62
Mei
,,
0
201,20
47,0
22.7/6
24,3
51,6
13,35
22,7
63,2 6,04
97,4
70,4
26,-
142,9
61,1
38,25
3,25
25,4
1,78
5

38
57,3
10,25
Juni

,,
186,90
43,7
20.1617
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
25,50
140,2
60,0 37,50
3,28
25,6
1,805
36
54,3
9,62
Juli
in
189,87
44,4
21.113
22,4
47,6
12,32
21,5
59,8
5,71
95,8
69,3
25,50
142,2
60,8 37,75
3,42 26,7
1,88
5

34
51,3
9,12!
Aug.
Z
188,67
44,1
20.1716
18,8
39,9
10,35
19,6
54,5
5,19
98,9 71,5
.
26,25
145,0
62,0 38,50
3,30 25,8
1,82
33
49,7
8,85
31 Aug.-7 Spt.
186,70
43,6
20.15/-
17,1
36,3 9,42
18,1
50,3 4,82
98,4
71,2 26,25
139,6
59,7 37,25
3,27
25,5
1,80
5

34 51,3
9,-
7-14 Sept. ’37
186,49
43,6
20.151-
16,4
34,8
9,01
18,3
50,9 4,88
97,4
70,4
26,-
133,9
57,3
35,75
3,23
25,2
1,78
35 52,8
9,37!

KOPER
LOOD
TIN
IJZER
GIETERIJ-IJZER
ZINK
ZILVER
Standaard
,
Loco Londen
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
Oco

on en
Cleveland No. 3 franco Middlesb.
(Lux III) per Eng. ton
gem. prompt en
1ev. 3 maanden
cash Londen per Standard

per Eng. ton
Londen perEng.ton
per

ng.

0fl
per Eng. ton
f.o.b. Antwerpen
Londen p. Eng. ton
Ounce

l-lerl.Ned.Ct.
HerI.Ned.Ct.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
IlerI.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.I

Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
l-lerl.Ned.Ct.
1
%
£
f
%
£
f
%
£
f
1

%
ii
T
7
%
£
cts.
%
pence
1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
289111
132
101,5
26
1
/16
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15
92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75 96,4
25.515
135
103,8
26
3
14
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2 23.4111
2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
6819
300,80 94,8
24.1718
123
94,6
24
7
116
1930
in
661,10
84,1
54.1317
218,70 78,8
18.115
1716,20
59,1
141.1911
40,50
96,1
67/-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
66
111
1931
431,85
54,9
38.719 146,60
52,8
13.-17
1332,55
45,9
118.9/1
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8/11 69
53,1
145 1932
<

275,75
35,1
31.1418
104,60
37,7
12-19
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64 62
49,2 47,7 11
12
1,
18
1
(
1933 1934
Z
268,40 226,80
34,1
28,8
32.1114 30.615
97,25 82,65
35,0
29,8
11.1611
11.11- 1603,50
1723,15
55,2 59,3
194.11/11
230.7/5
25,55
25,-
60,6
59,3
621-
66111
21,-
20,25
53,1
51,2
511-
5411
129,80 103,05
40,9
32,5
15.14111
13.1516
66
50,8
21
1
14
1935
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70
58,6
6812
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
15
1ii
1936
o
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217
1592,-
54,8
204.1218
28,40 67,4
73/-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7
65
50,0
20
1
116

Jan.

1936
253,

32,2
34.14111
112,50
40,5
15.8111
1528,35
52,6
209.1819
25,50
60,5
70
1

20,10
50,9
55
1
2
106,30
33,5
14.12
1
1
61
60
46,9
46,2
20
1
/
1
6

19
7
18
Febr.

,,
257,35
32,7
35.7
1

117,05
42,2
16.1
1
8 1508,85
51,9
207.5
1
2 25,50
60,5.
701-
20,10
50,9
5512
111,10
35,0
15.512
Maart
0
262,25
33,4
36.116
121,30
43,7
16.1319
1551,15
53,4
213.713
25,45 60,4
701-
20,10
50,9
5513
116,95
36,9
16.119
60 46,2
19714
April


269,45
34,3
37.-13
117,70
42,4
16.314
1524,80
52,5
209.911
25,50 60,5
701-
20,10
50,9
5512
111,10
35,0
15.512
61
46,9
20
3
116
Mei

,,
E-
269,95
34,3
36.1416
114,45
41,2
15.1114
1489,20
51,2
202.1212
25,75
61,1
701-
20,20
51,1
54111
107,75
34,0
14.1312
62 47,7
20
3
/8
Juni
269,80
34,3
36.7
1
2
112,90
40,7 15.4
1
3
1360,45
46,8 183.6
1
11
25,95 61,6
70
1

20,20
51,1
54
1
5 103,95
32,8
14.-/2
61
46,9
1974
Juli

Z
274,90
35,0
37.511
116,95
42,1
15.1711
1374,30
47,3
186.415
27,70
65,7
751-.
20,05
50,7
5414
100,20
31,6
13.1117
60
46,2
19
5
18
Aug.

,,
z
283,40
36,0
38.5111
124,10
44,7
16.1515
1360,70
46,8
183.1718
27,75
65,9
75/-
20,05 50,7
5412
100,10
31,5
13.1017
60
46,2
19
1
2
Sept.
290,20
36,9
38.191-
134,15
48,3
18.-12
1451,85
50,0
194.1717
27,95
66,3
75/-
20,20
51,1 5413
103,65
32,7
13.1812
61
46,9
195/
Oct.

,,
365,90
46,5
40.214 168,25
60,6
18.8111
1836,45
63,2
201.713
34,20 81,2
75/-
27,45 69,5
6012
132,70
41,8
14.1111
75
57,7
1913116
Nov.
Z
397,95
50,6
43.1916
196,60
70,8
21.1416
2091,-
71,9
231.-/11
33,95
80,6
75/-
29,35
74,3
64110
147,75
46,6
16.616
79
60,8
21
Dec.,,
413,45
52,6
45.19/9
229,80
82,8
25.11/2
2087,95
71,8
232.5/1
36,40 86,4
81/-
32,75
82,9
72/10
161,45
50,9

17.1912
80
61,5
21
1
14

Jan.

1937
8
0

461,70
58,7
51.1018
244,05
87,9
27.4110
2060,25
70,9
229.1819
36,30
86,2
811-
34,20
86,5
7614
188,60
59,4

21.-/11
78
60,0
20
7
1s
Febr.
Cn
522,10
66,4
58.712
248,-
89,3
27.1414
2080,65
71,6
232.1113
36,25
86,0
811-
34,75 87,9
7716
219,45
69,2

24.1018
75
57,7
201s
Maart
638,40 81,2
71.916
292,95
105,5
32.161- 2498,25
86,0
279.14/-
36,15
85,8
81/-
48,20
122,0
10811
289,65
91,3

32.818
77
59,2
20
11
/1s
April

Z
559,70
71,2 62.716
235,50
84,8
26.4/10
2404,95
82,8
268.-/-
36,35
86,3
811-
54,25
137,3
120111
238,65
75,2

26.615 78
60,0
263
5
/is
Mei

,
545,95
69,4 60.151-
214,95
77,4
23.1815
2256,45
77,6
251.21-
36,40
86,4
811-
59,65
150,9
13219
209,35 66,0

23.5111
76
58,5
20
5
/1e
Juni
rj
499,70
63,6 55.13
1
5
205,40
74,0
22.17
1
8
2245,10
77,3
250.2
1
6
36,35
86,3
81
1

60,60
153,3
135
1

194,55
61,3

21.13
1
5
75
57,7
20
juli

,
510,10 64,9
56.1113
213,70
77,0
23.13111
2365,20
81,4
262.51

45,55
108,1
101/

59,60
150,8
1326
205,75 64,8

22.1316
75
57,7
20
Aug.

..
51755
65,8 57.61-
205,25
73,9
22.1416
2388,50
82,2
264.91

45,60
108,2
101/-
48,60
123,0
1091

215,35 67,9

23.1618
75
57,7
19
7
/
31 Aug.-7 Spt.
495,55
630
55.216 196,10
70,6
21.1613
2341,90
80,6
260.10/-
45,40
107,8
1011-
44,95
113,7
1001-
204,50
64,4

22.151
74
56,9
19
1
.
3
/1
7-14 Sept. ‘371
496,50
63,1
55.319
193,40
69,7
21.101-
2377,25
81,81
264.5/-
45,45
107,9
1011-
45,-
113,9
1001-
203,-
64,0

22.1113
75
57,7
197/

HDDÈLEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexeijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929
=
100).

GE- SLACHTE GE- SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN
ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind.thee-
RUNDEREN
VARKENS
middelgew. No. 1
VLEESCH
Accra per 50 kg
Nederland
CII.
per
1Is
kg.
suiker loco
veiling A’dam
;
(versch)
oer 100 kg
(versch)
oer 100 kg
Londen per cwt.
Londen per8 lbs.
Rotterdam!
Amsterdam
Gem.Java- en
Sumatrathee
Robusta
Superior
Herl.Ned.Ct.I
Not.
I

Ierl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Rotterdam Rotterdam
Santos
per
100 kg.
per’!2 kg.
.f%f%f%SIf%Sh.f%SlL
cts.
%
e
t
s.
%
f
%
cts.
1927




65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21
119,4
681-
46,87
5

95,5
54,10 91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2 77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4 51-
34,64
100,4
5713
49,625
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,12
5

109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
.80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4
94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04-
61,0
34111
32
65,2
38,10 64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3 35,72
53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1 2417
25
50,9
27,10 45,8
8,-
50,0 42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
.
58/7
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04 50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
22/7
21,10
43,0
22,83
38,6
5,32
5

34,5 32,75 43,2 37,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/9
1
/
8,15
23,6
21110 16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9
1935
48,12
5.
1
50,8
51,6251
60,5
32,-
48,1
88/5
119
40,2
3/3
1
/
8,15 23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7 3,85
24,1
34,50
45,5
32,5
1936
53,42
5

56,4
48,60
1

57,0
36,37
54,6
9316
148
50,0
3191/

12,05
34,9
3014
13,625
27,8
16,875
28,5
4,02
5

25,2
40
52,8
39,2

lan.

.1936
’44,-
46,5
50,87
5

59,6 32,09
48,2
8812
1,41
47,6
3/10
1
/s
8,49 24,6
2314 13

,
26,5
15
25,4
4,32
5

27,0 39,50
52,1
35,4
1ebr.
43,775
46,2
48,25
56,6
33,85
50,8
931-
1,27
42,9
3153/4

8,62 25,0
23,8
13
26,5
15,50
26,2 4,125
25,8
38,50
50,8
34,6
Maart

,,
45,75
48,3
46,57
5

54,6 34,35
51,6
9416
1,23
41,6
3(4
1
1,
8,48
24,6
2314
13
26,5
15,50
26,2
3,92
5

24,5
37,25
49,2
33,8
April

,,
48,50 51,2
45,375

53,2
33,85
50,8
931-
1,30
43,9
317
8,67
25,1
23110
13
26,5
15,50
26,2
3,975

24,9
36,50
48,2
33,6
Mei

,,
51,60 54,5
44,30 51,9
33,38
50,1
90110 1,33
44,9
3/7
1
/
9,25
26,8
2512 13
26,5
15,50
26,2
3,65
22,8
37
48,8
33,9
,,
54,15
57,2
46,25
54,2
34,13
51,3
92
1

1,51
51,0
4
1
_3/4

10,42
30,2
28
1
1
13
26,5
15,50
26,2
3,85
24,1
36,50
48,2
35.7
J
uni
uli
,,
57,35
60,6
47,75 56,0 34,53
51,9
9317
1,52
51,4
4/1/2
10,33
29,9
281-
13,12
5

26,7
15,50
26,2
3,70
23,1
36,25
47,9
36,5
Aug.

,,
60,40
63,8
50,20 58,8
37,-
55,6
1001-
1,54
52,0
412
10,92
31,6
2916

13
26,5
15,50
26,2
3,55
22,2
36,75
48,5
38,8
Sept

,,
61 05
64,5
51,87
5

60,8 37,25
55,9
100
1

1,51
51,0
4/-
1
/,
12,20
35,3
32
1
9
13
26,5
17,50
29,6
3,475

21,7
37,50
49,5
39,2
Oct.

,,
58:85 62
,
1
52,30 61,3 44,15
66,3
96110 1,65
55,7
3/7
1
/2
17,21
49,9
3719
14,87
5

30,3
19,50
33,0
4,475

28,0
46,50
61,4
48,4
Nov.

56,-
59,1
49,87
5

58,5
40,73
61,2
90
1

1,69 57,1
3
1
8
1
4
17,42
50,5
38
1
6
15,25
31,1
20,50
‘34,7
4,575

28,6
48,50
64,0
48,0
Dec.

,,
59,80
63,1
49,70
58,3
41,35
62,1
921-
1,80
60,8
4/-
22,48
65,1
501-
16,25
33,1
21,50
36,3
4,72′
29,5 48 63,4
50,4

Jan.

1937
64,60
68,2
52,75
61,8
41,22
61,9
921-
1,81
61,1
41
1
/2
24,50
71,0
54
1
8 16,75
34,1
22,12
5

37,4
5,575

34,9
50,50
66,7
52,0
Febr.

64,175 67,8
53,32
5

62,5
38,49
57,8
86/-
1,80
60,8
4/-/4
21,09
61,1
4712
18,25
37,2
24
40,6
5,72
5

35,8
53,50
70,6 52,4
Maart

66,15
69,9
54,82
5

64,3
39,83 59,8
891-
1,67
56,4
318
3
14
23,-
66,7
516
18
36,7
23,80
40,2
6,10
38,1
55
72,6
53,7
April

,,
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32
63,6
9413
1,72
58,1
3/10
20,83
60,3
4615
17,87
5

36,4
23,375
39,5
6,12
5

38,3
54,25
71,6
54,4
Mei
73,32
5

77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
95
1

1,90
64,2
4
1
2
3
1
4
17,30
50,1
38
1
6
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5

38,0 55 72,6
53,6
u n i

,,
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
881
10
2,04
68,9
4
1
6
3
1
2
15,66
45,4
341
11
17,50
35,7
23
38,9

6,52
5

40,8
50,50
66,7
52,7
j uli

78,45
82,8
60,85
71,3
42,63 64,0
94
1
6
1,97
66,6
4/4
1
1
2
16,46
47,7
36
1
6
17,50
35,7
23
38,9
6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,87′
82,2
67,87
5

79,6
46,32 69,6
102/6
2,13 72,0
4/8′!,
17,61
51,0
38/11
17
34,6
23
38,9
6,50
40,6
54,75
72,3
55,3
31 Aug.-7 S’t.
75,70
79,9
70,-
82,1
45,03
67,6
100/-
1,95
65,9
4
1
4
16,77
48,6
37
1
3
17
34,6
23
38,9
6,25
.39,1
55 72,6
.54,1
7-14 Sept.
37
75,30
79,5
70,-
82,1
44,92 67,5
1001-
1

1,89
1

63,9
4/2
1
1′
16,84
1

48,8
3116
17
34,6
23
38,9
6,37
5

39,9
55
72,6 54,6

GRENENHOUT
Zweedsch ongesor-
teerd 21/,
X
7
per standaard

VUREN-
HOUT
basis 7″
f.o.b.
Zweden/FinI.
per standaard
van 4.672 M
3
.

KOE-
HUIDEN
Gaaf,open kop
57

61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-Ind.
1. m.s.
per
100
kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
c.i.t. Londen

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per
1960
kg.

GOUD
cash Londen
per ounce line

Herl.Ned.Ct.l

Not.

.
542

0

E’


l’~
e
d.

1

No
t.
HerI. Ned. Ct.
Not,

i’
i
7
£
T
5h.

1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18111
362,50
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21.-/-
363,-
95,1
51,45
100,0
85/

102,0 100,2
94.6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6 32,25
80,5
27,37
5

89,4 230,16 92,0
19.-/9
419,25
109,9
51,40
99,9
851

92,7
95,4
84,5
1930
218,43
95,0
.18.1/2
141,50
92,7
25,36
63,3
22,625
73,9
175,55
70,2
14.1014
356,-
93,3
51,40
99,9
851-
69,6
75,3
60,0
1931
187,88
81,7
.16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,375
50,2
136,69
54,7
12.2111
187,-
49,0
52,-
101,1
9215
41,6
54,2 44,7
1932
136,14
59,2
15.13(4
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52.
52,2
15.-14
137,-
35,9
51,25 99,6
1181-
35,1
43,0
38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
148,

38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,2
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
142,50
37,3
51,50
95,4
13718
31,6
37,4
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50 39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81- 131,75
34,5
51,50
95,4
14212
32,2 37.3 34,0
1936 139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
166,50
43,6
54,60
106,1
14014
39,0 42,3 40,7

Jan.

1937
181

78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,625 67,3
145,04
58,0
16.319
201,50 52,8
63,45
123,3
14118
55,1
56,3 58,5
Pebr.

,,
18795
81,7
21-1-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
58,6
132,01
52,8
14.151-
194,50
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
57,1
59,5
Maart

201,84
87,8
22.12/-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.811
209,25
54,8
63,60
123,6
142/4
57,5 61,6
64,8
April

,,
208,79
90,8
‘23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,87
5

55,1
138,95
55,6 15.9/8
224,50
58,8
63,45
123,3
14115
59,3 60,5
63,6
Mei
211,29
91,9
23.101-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.41-
220,50
57,8
63,15
122,7
14018
56,7 60,3
58,2
Juni

211,01
91,8
23.10
1

137,50
90,1
24,25
f0,5
14,32
5

46,8
130,85
52,3
14.11
1
7
216,50
56,7
63,10
122,6
140
1
7*
54,8
59,1
56,1
Juli

212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,52
5

47,4
137,65
55,0
15.514
221,75
58,1
63,15
122,7
140/

55,2
60,3
56,3
Aug.
212,40
92,4
23.101

135,

88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
l4.-/6
225,50
59,1
63,05
122,5
13917
53,7 59,2
55,3
31 Au
,
.-7 Spt.
211,62
92,0
23.10
1

135,

88,4
25,-
62,4
12,375
40,4
119,12
47,6
13.5/-
222,50
58,3
63,05
122,5
14013
52,5 57,9
55,0
7-14z,ept. 371
211,12
91,8
23.101-
135,

88,4
25,-
62,4
12,87
5

42,0
116,95
46,8
13.-!-
224,50
58,8
63,20
122,8
14016
52,5
58,1
56,1


STE
ENK
O
L
E
N
Westf.(Holl.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
A’dam per

PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t!m.
33.90
Bé s. g.
te N.-York p. barrel

1Herl.Ned.Ct.1
Not.

BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
per
U.S. gallon

KALK

SALPETER
franco schip
Ned. per 100kg

ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco schip
Ned. per 100kg

CEMENT
levering bij
groote part.
franco wal

S T E E N E N af fabriek
_,,
.,..

=

Eg
gg
binnenmuur!
per
buitenmuur
1

per
1000kg.
– – –
Herl.Ned.Ct.

Not.

__________

bruto
Ned. perton’)
1000
stuks
1000
stuks
,
0′

7
%
T
ets.

“Ï”
‘ir”
‘T”
“7f”
“T’
“r’
T’
T
“3”
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0
1486
11,48
102,6
11,44
102,5
18,

99,1
14,50 107,4 18,50
95,3
105,1
105,2
1928
10,10
92,5


2,99
97,1
1,20
24,85 85,9
9:98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,-
99,1
12,-
88,9
18,50
95,3 96,5
99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,50 101,8
14,-
103,7
21,25
109,4
98,4 95,8
1930
11,35
104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84 88,0
10,55
94,5
19,50 107,3 12,50
92,6 20,75
106,9
03,7
11,3
1931
10,05
92,1
1,42 46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0 7,73
69,3
14,-
77,1
10,25
75,9
20,25
104,3
60,7 54,7
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
.55,0
4,20
37,6
12,-
66,1
9,25
68,5
15,-
77,3
49,6
43,0
1933 7,

64,1
1,14
37,0 0,57 9,24
32,0
4,63
6,18
55,2
4,63 41,5
12,-
66,1

74,1
12,75
65,7
48,0 40,6
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94
7,18
24,8
4,84
,

6,11
54,6
4,70
42,1
12,-
66,1
8,50
63,0
10,50
54,1
45,2
39,0
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94
7,65
26,5
5,18
5,89
52,7
4,81
43,1 12,50
68,8
7,25
53,7
8,75
45,1 47,1
40,3
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86 30,6
‘5,65

5,70
51,0 4,82 43,2
II,-
60,5 7,50
55,6 9,50
48,9
48,7


44,3

Jan.

1936
6,15 56,3
1,48
48,1
1,01
8,51
29,4 5,80

5,80
51,8
4,85
43,5

60,5
8,25
61,1
10,-
51,5
45,5
40,0
Febr.

,,
6,15 56,3
1,51
49,0
1,04
8,57
29,6
5,88 5,85
52,3
4,90 43,9

11,

60,5
8,

59,3
9,50
48,9
45,9
40,9
Maart
6,15
56,3


1,52
49,4
1,04
8,60 29,7 5,88

5,90
52,7
4,95
44,4
II,-
60,5
8,

59,3
10,25
52,8
46,5
41,1
April

,,
6,20
56,8
1,53
49,7
1,04
8,55 29,6
5,80
.

5,95
53,2
5,-
44,8
11,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8 46,4
41,0
Mei
6,25
57,3
1,54
50,0
1,04
8,41 29,1
5,69
6,-
53,6
5,05 45,3
II,-
60,5
8,-
59,3
10,25
52,8
46,3
40,8
»
6,30
57,7

1,54
50,0
1,04
8,32
28,8
5,63
6,-
53,6
5,05 45,3
11,-
60,5
7,75
57,4
10,-
51,5
45,7
40,8
j
uni uli

»
6,25
57,3.
1,53
49,7
1,04
8,08
.
27,9 5,50
6,-
53,6
5,05
453
11;-
60,5
7-
51,9 9,25
47,6 45,6
41,2
Aug.
6,30
577
1,53
49,7
1,04
8,10
28,0
5,50 5,25
46,9 4,45
399
11,-
60,5
6
:
5
0
48,1
9,-
46,4
44,9
41,2
Sept.

,,
6,35
582
I;53
49,7
1,04
8,10 28,0
5,49 5,35
47,8 4,55
40,8
11,-
60,5

51,9
9,-
46,4
45,9
42,0
Oct.

»
7,80 71,4
1,94
63,0
1,04
10,16
35,1
5,46 5,40 48,3
4,60 41,2
11,-
60,5
7,25
53,7
9,-
46,4
54,9 51,2
Nov.

»
7,70
70,5
1,93
62,7
1,04
10,28
35,6 5,55 5,45 48,7
4,65
41,7
11,-
60,5
7,25
53,7
9,25
47,6
57,9 53,9
Dec.

»
7,85
71,9
1,91
62,0
1,04
10,32
35,7 5,63 5,55
49,6
4,75 42,6
11,-
60,5
7,50
55,6
9,-
46,4
60,4
57,2

lan.

1937
8,05
1

73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65 50,5
1

4,85

43,5
II,-‘
60,5 7,50
55,6
9,-
46,4
62,5
59,1
llebr..
8,25
1

75,6
2,12
68,8
1,16 10,95
37,9 5,99
5,70
51,0
1,

4,90 43,9
11,85
65,2
7,50
55,6
9,-
46,4
65,0
60,1
‘Maart

»
8,30
1

76,0 2,12
68,8
1,16 11,16
38,6
6,10
5,75
51,4
1

4,95 44,4
11,85
65,2

59,3
9,25
47,6
74,1
66,6
April-

»
8,55
1

78,3
2,12
68,8
1,16 11,30
39,1
6,18
5,80
51,8
1

5,-
44,8
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50
48,9
68,6
64,4
Mei
‘9,-
1

82,4
2,11
68,5
1,16 11,46
39,6
6,30
5,85
52,3 5,05 45,3
11,85
65,2
8,25
61,1
9,50 48,9
71,1
64,5
Juni

»

1

82,4
2,11
68,5
1,16
11
48

39,7
6,31
5,85
52,3,
5,05

45,3
11,85
65,2
8,25
611
9,50 48,9
70,1
63,1
Juli

9,-
1

82,4
2,11
68,5
1,16
1158
40,0 6,38
5,60
50,1
4,80
43,0
11,85
65,2
8,50
630
9,75 50,2 10,5
63,5
Aug.
9,-
1

82,4
2,10 68,0
1,16 11,57
40,0
6,38
5,70
51,0
t

4,90 43,9
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2
68,4
6t,1
31 Au.-7 S’t.
9,-
1

82,4
2,10 68,0
1,16
11,57
40,0
6,38
5,75
51,4
1

4,95 44,4
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2 66,7
60,3
7-l4oept. 37
9,-
1

82,4
2,11
68,5
1,16
11,58
40,0
6,38
5,75
51,4
1

4,95 44,4
11,85
65,2
8,50
63,0 9,75 50,2 66,8
60,3

668

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 September 1937

STATISTIEKEN.

NEDERLANDSCHE BANK.
BANKP1S(‘ONTO’.

Verkorte Balans op 13 Sept. 1937.
Gewijaiigd: Pa.rijs van 4 pOt. op 3% pOt.. op 2 Sept.

Activa.
1937. A’ndere disconto’s conder gebleven.

Blnnenl.Wls
.
lflfdbk.
f

9.798.73694

OPEN MA}{KT.

sels, Prom..j Bijbnk.
,,

358.250,70

1937 1936
1935 1914

II
6/11
30Aug.11
23/28
7/12 9/14
20124
Sept.
Sept.
4 Sept.
Aug.
Sept. Sept.
Juli

Amsterdam
Partic.clisc.
11
4
11
4

11
4

11
4

11/,6_1/33)
4314_5114
3119-1i6
Prolong.
1
12
1
12
1
18
11
3

11143)
41115114

211
4
3/
4

(.ondea
Daggeld
‘la-I
I21
1
131
1
13

1
1
121
1
13-1
1314-2
Partic. disc.
17
132
9
115
1
132

116
17
132
9
116
12132-9/16
171339139

116-18
4114_314
Ben/in
Daggeld..
3
1
I8-18
2
5
‘8_3
2
18
2
3
143
1
13
21-3
3
J
3_113

Maandeld
2
1
j3
7
/8
2113719
211
3
71
9

211
2
7/
9

2
3
4-3
231
4
311
4


Part, disc.
2
7
1
27/8
2
7
18
2
7
/s
3
3
2
1
1
1
1
Warenw. .
.
4.11
4_114
4.114
4_11
4

4_11
4

4..11
3


Vew York
Daggeld
1)
t
1
1)
1 1
1
11
18142113
Partic.disc,
1
/2
11
3

1
18
1
/2
11
4
3)
51

11
Koers van 10 Sept. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
2) 7-10 Sept.
3)
7-11 Sept.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
)
)
)
9
1)

7 Sept. 1937
1.81% 8.99
72.75
6.76%
30.60
100%
8

,,

1937
1.81% 8.98% 72.78 6.75%
30.63
100%
9

,,

1937
1.81%
8.98%
72.83
6.73%
30.60
100%
10

,,

1937
1.819
8.99%
73.00
6.47
30.621
10O%
ii

,,

1937
1.81%
8.99%
72.97 6.48
30.61 100%
13

,,

1937
1.81%
8.99%
72.95
6.48%
30.64
100%
Laagste d.wl)
1.81%
8.98 72.70 6.40
30.56
100
Hoogste d.wl)
1.82% 9.00
73.024
6.77%
30.65
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
sd
Weenen
Praag
:-

Milaan
Madrid

7 Sept. 1937
41.64%

6.33

– –
8

,,

1937
41.69

6.324



9

,,

1937
41.69%

6.33

– –
10

,,

1937
41.80

6.35

– –
11

,,

1937
41.77

6.35



13

,,

1937
41.76

6.35



Laagste d.w1)
41.60
34.25 6.30
1.45


Hoogste d.w
1
)1
41.80 34.35 6.374
1.50
9.60

Muntpariteit
1

48.003 35.007
7.371 1.488
13.094
48.52

D a a
Stock-
Kopen-
S

*
Buenos-
Mon-
0)

holm
hagen4)
forfl)
Aires’)
treal’)

7 Sept. 1937
46.374 40.15
45.174
3.99
54%
1.81%
8

,,

1937
46.35
40.124
45.15
.3.984
54%
1.815.
9

,,

1937
46.35 40.124 45.174
3.99
54% 1.81%
10

,,

1937
46.374 40.15
45.20
3.984
54%
1.81%
11

,,

1937
46.374
40.15
45.20
3.99
‘54%
1.81%
13

,,

1937
46.40
40.174 45.25
3.99
55%
1.81
23
1
39
Laagste d.wl)
46.25 40.05 45.074
3.96
54%
1.81
Hoogste d.w1)
46.45
40.224
45.25 4.02
55
1.82%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671 6.266
95%
2.1878
S)
Noteering te Amsterdam.
*0)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of Zde No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Landen
Noteerings-
eenheden
28Aug.
1937
1
4Sept.
1937
1

6111
Sept.
’37
LaagsteiHoogste
II
Sept.
1937

Alexandrië..
Piast.p.g
97%
97

97%
97%
9734
Athene

….
Dr.
p.
547%
547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1110%
1110%
1110% 1110%
Budapest
1)..

Pen.
p. £
25%
25%
24%
25% 25%
BuenosAire8
2

p.pesop.
16.45
16.444
16.42
16.53
16.49
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup
116%
116%
116
8
33

116
5
1
33

11611
Istanbul

..
Piast.
p.0

621
621
621 621
621
Hongkong
..
Sh. p. $
112
19
1
31

113
1/2%
1/3%
113
Sh.
p.
yen
112
hz
111
81
1
32

112
1
1
32
1
2
Lissabon….
Escu.p.C110%
6

110%
110
110%
110%
Kobe

…….

Mexico

….
$per
18
18
17%
18%
18
Montevideo
3)

d. per £
28
28
27%
28%
28
Montreal

..
$
per £
4
.96U
4.95%
4.94%
4.96%
4.94
9

Rio
d.Janeir.
d. per Mii.
33/33
3%
38/
33

35/35
3%
Shanghai

..
Sh.
p. $
1/2%
1/1%
1/2
1/2% 1/2%
Singapore
..
id.
p. $
214
5
/
33

21451
33

2/4% 2/4%
2/4
5
1
33

Valparaiso 5).
$
per
£
130
125
,125
125
125
Warschau
..
Zl. p. £
26%
26%
26
26% 26%
‘)
Offic. not.
10
Dec. 161!,. 2)
Offic.
not.
IS
laten.
eem. not.,
welke
imp. hebben te betalen 10 Dec: 16.12.
3)
Offic. not. 12 Aug.
39131;
17
Aug.
397f; 18 Aug.
391116;
25 Aug.
39718;
26 Aug. 39I3/. 4) Id. II Mrt. 1935
41/4.5) 90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste

export” noteering.

u.Iuu1ae.(
,
.tg.acu. ,,

‘&Ou.on,,ai
f

10.646.310,85
Papier
o.
h. Buiten!, in disconto

……
,,


Idem eigen portef.

f

5.064.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
«


5.064.000,-
Beleeningen
mcl. vrsch.i
lflfdbk.
f
144.513.672,521)
Bijbnk. ,,

3.644.697,78
in rek..crt.IAg
op onderp.)
ach

,,

31.329.304,45

f
179.487.674,75

Op
Effecten ……
f
178.114.520,901)
OpGoederenenSpec.
,,

1.373.153,85
179.487.674,751)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..
,,


Munt, Goud
……f
113.607.470,- Muntmat., Goud
..
,,1.152.275.487,23

fl.265.882.957,23
Munt, Zilver, enz.

,,

18.308.423,71
Muntmat., Zilver
. .

Belegging van kapitaal, reserves en pen-
,,
1.284.191.380,94
2
)

sioenfonds
……………………
41.972.268,05
Gebouwen en Meub. der Bank

…..
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,

6.256.488,78
Staatd. Neder!. (Wetv. 27j5,’32,
S.
No. 221)
,,

10.193.915,19

Pas,,ya,
f
1.542.412.038,56

Kapitaal
……………………….
f

20.000.000,-.
Reservefonds …………………….
,,

4.338.707,82
Bijzondere

reserve

………………
,,

6.600.000,-
Pensioenfonds

………………….
,,

11.159.962,70
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

834.708.545,-
Bankassignatiën in omloop

……….
,,

84.430,25
Rek.-Cour.
(
Het Rijk
f

82.841.105,14
saldo’s:

k
Anderen,,580.704.576,21
663.545.681,35
Diverse rekeningen
………………
..

1.974.711,44

f
1.542.412.038,56
Beschikbaar metaalsaldo

………….
f

684.782.718,25
Minder bedrag aan bankbiljetten in
om-
ioop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
1.711.956.795,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………..
,,


Waarvan aan Nederlandsch-lndit
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f

65.883.125,-
Waarvan In het buitenland …………
. …………..

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Data Goud

Circulatie
Andere
opeischb.
Beschikb. Metaal-
Dek-
kings
Munt
1
Muntmat.
schulden
_saldo
_perc.

13 Sept. ’37 113607
1.152.275
834.709 663.630 684.783
86
6

,,

’37 113607
1.152.275
845.476
653.749
684386
86
25Juli’14_
65.703
_96.410 _
310.437_
6.198
_
43.521
_54

Data
Totaal
bedrag
Schatktst-
promessen
Bel


nin
e
e
e
n

g Papier
op het
Diverse
reke-
disconto’s rechtstreeks
buitenl.
ningen
1)

13 Sept. 1937
10.646

179.488 5.064 6.256
6

,,

1937
10.969

179.561
2.526
9.297
25 Juli

1914
67.947
– .
61.686
20.188
509
1)
Onder de activa.
ZILVERPRIJS COUDPRIJS
8)
Londen’)
N.York8)

Londen
7 Sept. 1937.. 19%
44%

7 Sept. 1937….

1403
8

,,

1937..

19%
44%

8

,,
1937….

14015
9

,,

1937..

191%,
44%

9

,,
1937….

14014
10

,,

1937..

19’%
44%

10

,,
1937.

140
/
74
11

,,

1937..

19′

11

,,
1937….

14017
13

,,

1937..

19%
44%

13

,,
1937….

14016
14 Sept. 1936..

19X
6

44%

14 Sept. 1936….

13715
27 Juli

1914.. 24a/,
59

,

27 Juli
1914….

84110%
‘)in pence p.oz.stand.
2)
Foreignsilver ln$c.
p.oz.
fine.
3)
Insh.
p.
oz.fine
KOERSEN TE NEW YORK.
(Cable).

D
a_a
Londen
_($per£)
Parijs
($
p.IOOfr.)
Berlijn
($
p.100Mk.)
Amsterdam
($
p.100 gld.)

7 Sept.

1937
4,95%
372K6
40,12%
55,13%
8

,,

1937
4,95% 3,72%
40,12%
55,11
9

,,

1937
494%
3,63
40,12%
55,04
10

,,

1937
4,94%
3,56%
40,12
55,02
11

,,

1937
4,941,’.
3,57%
40,13
55,01
13

,,

1937
4,95%
3,57%
40,13
55,04
14 Sept.

1936
5,0611/
6’58Ke 40,23
87,89
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%

Auteur