26 MEI 1937
AUTEURSR
)
ECHT VOORBEHOUDEN.
E
Berl
‘o chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
22 JAARGANO
WOENSDAG
26
MEI 1937
No. 1117
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P.
Lieftinck;
N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
H. Al.
S.
A. van der Valk (Redaoteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Graven hage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-$tatis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaa?. Losse nummers 50 cent. Do na-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD.
BIz.
GOUDSTERILISATIE; EEN
ILLUSIE
door
A. A:van Bandick 390
De tweede wijziging der Crisis-Invoerwet dooi
Dr. C.
Kool……………………………………..390
De invloed van de monetaire wijziging van September
1936 op
het gebruik van de postrekeningen door
S. J. S. Wesselink …………………………393
Credieteontrôle als middel tot conj unctuurbeheersching
in de nieuwe Duitsche bankwet door
D. W. J. Wijn.
hoids……………………………………39
4
De Rijksmiddelen over April
1937 ………………
395
AANTEEKENINOEN:
Wereidvaluta-index ……………………….
396
Automaten in den kleinhandel en de tendenzen in
de Duitsche automatenindustrie…………….
397
Stapelvezel als grondstof……………………
398
Productie, prijsvorming en werkloosheid in de stati-
sche maatschappij ……………………….
399
De 21ste publicatie van het Nederlandsch Econo-
misch instituut …………………………
399
IIAANDOIJFERS:
Overzicht van den stand der Rijksrniddelen ……400
O
NTVANGEN BOEKEN
…………………………..402
Statistieken:
Groothandeisprijzen ……………………………….
402-403
Geldkoersen-Wisselkoerseii-Bankstaten …………….
401, 404
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
Op de wisselmarkt is het verloop rustiger geweest
dan in de voorgaande weken. Zoowel te Londen als hier was de Dollarnoteering niet aan groote schom-
melingen onderworpen. De koers te Londen was om
en nabij 4.94, te onzent 1.81
7/
tot
/ie.
De rust inzake
het vraagstuk van de goudwaa.rde is nog wel niet ge-
heel teruggekeerd, maar er schijnt toch een althans
tijdelijke afspraak te zijn om den status qno niet te
verstoren. Of hieruit verderstrekkende accoorden zul-
len voortvloeien staat nog allerminst vast, maar de
acute speciilatieve teudenzen zijn weer uit de wissel-
markt verdwenen. Wat den Gulden betreft kan geeoii-stateerd worden, dat de vraag naar Guldens nog steeds
overwegend is, maar het Egalisatiefonds was niet
constant genoopt in te grijpen, nieermalen waren vraag
en aanbod zonder interventie in evenwicht. De reali-
saties van opgepot goud waren minder van omvang.
Of er nog omvangrijke bedragen metaal in hamste-
raarshanden zitten is moeilijk te schatten. De goud-
voorraad van de centrale bank is sedert de devaluatie
met rond 430 millioen gestegen, voegt men daaraan
toe het bezit van het Egalisatiefonds, dat, wanneer
het geheel volgekocht zon zijn, een kleine 200 millioen
kan beloopen – van het aanvangskapitaal ad 300 mii-
lioen is immers ruim 100 millioen door goudverkoo-
pen aan De Nederlandsche Bank ,,verloren” – dan
komt men op een totaal van ruim 600 millioen. Daar-
van is maar een deel afkomstig uit verkoop van op-
gepot goud, maar uit dit indrukwekkende cijfer heeft
men toch de impressie dat de verborgen reserven niet
zoo heel groot meer zullen zijn.
Tan
de overige valuta’s ‘aren Ponden ook weinig
bewogen, hetgeen natuurlijk samenhangt met de Dol-
larhandhavingspolitiek te Londen. De heele koersbe-
weging van het Pond van den laatsten tijd was im-
mers geheel gebaseerd op de verhouding ten aanzien
van den Dollar. De Fransche Franc had weer te
lijden onder kapitaalexport. Van realisatie van opge-
pot goud, merkt men in Frankrijk niets, althans niet
door omzetting in Francs. Wanneer niet het komende
reisseizoen, extra ondersteund door de wereldten toon-
stelling, een groote vraag naar Francs doet ontstaan, ziet het er voor het koersverloop van deze munt niet
fraai uit.
De geldmarkt verkeert nog steeds in een stadium,
dat van eenigen reëelen invloed op de geldkoersen
van welke omstandigheid dan ook nauwelijks sprake
kan zijn. De rentelooze saldi die de banken hij de
Nederlandsche Bank hebben uitstaan zijn tot hoven
de 400 millioen gestegen, een situatie waarbij men
voor de geldmarkt niet anders dan nominale notee-
ringen kan verwachten. Driemaandspapier gaat voor
‘/to
pCt., zesmaandspapier voor
1%
pOt. Het langst-
loopende papier, circa 4 jaars, wordt op 1
`
/
to
ver-
handeld. Aanbod van papier is er ook op deze prijzen
practisch niet. Voor rekening van het Egalisatiefonds
wordt op de gebruikelijke wijze weer ondershands pa-
pier geplaatst; naar men verwacht zal de rente een
recordiaagte bereiken.
390
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Mei 1937
GOUDSTERILISATIE; EEN ILLUSIE.
De goudsterilisatie, waartoe Engeland en de Ver-
eenigde Staten overgingen, moet dienen om te voor-
komen, dat mèt cle toeneming van de hoeveelheid
goud ook het fluantum geld grooter wordt.
Sedert
het goud niet meer zelf als geld circuleert,
komt het binnenkomende goud normaliter terecht bij
de circulatiehank, die het tegen geld inwisselt. Of
hier nog een of andere instantie (egalisatiefonds of
iets dergelijks) wordt tusschengeschoven, doet weinig
ter zake. Want ook al behoudt zoo’n fonds het goud
zelf, dan moet het het goud toch betalen met geld
dat het zich, op welke wijze dah ook, verschaft.
De zoogenaamde sterilisatie van het goud nu wordt
op deze wijze bewerkstelligd, dat het geld dat (hetzij
door cle circulatiebank, hetzij door een. egalisatie-
fonds) voor cle verrekening Van het binnenkomende
goud wordt uitbetaald, ook weer aan cle circulatie
wordt onttrokken, door een plaatsing van schatkist-
papier, hetzij door de circulatiebank, hetzij door het
egalisatiefoncls, hetzij
.
…. door den Staat zelf. De
goudvoorraad van het betreffende land neemt (lan wel
toe, maar niet het geldqnantum.
Er schijnt in deze redeneering, in deze beschrijving
van dit proces van goudsterilisatie
1),
geen fout te
schuilen. Men zij echter voorzichtig.
Uiteraard valt niet te ontkennen, dat indien in cle
markt schatkistpapier wordt geplaatst, geld aan de
markt wordt onttrokken. Echter alleen definitief, indien het de circulatiebank is die, uit haar eigen
portefeuille, papier plaatst. Dan krimpt de circulatie
in, subsidiair wordt de uitbreiding van cle circulatie,
die automatisch gepaard ging met de stijging van
den goudvoorraad, teniet gedaan.
Maar indien het een egalisatiefonds of de Staat
zelf is, die het schatkistpapier in de markt plaatst,
dan vermindert het geldquantum alleen dtn, indien
deze instanties dat geld gebruiken ter aflossing van
een schuld aan de circulatiebank. Indien de Staat
het geld gebruikt om ander schatkistpapier af te los-
sen, komt het geld weer iii de markt terug. Ook kan
ht zoo zijn, dat noch het een, noch het ander ge-
beurt, maar dat alleen de kasvoorraad van den Staat
of van het egalisatiefonds toeneemt, hetgeen toch
evenmin een vermindering van het geldquantum kan
worden genoemd.
M.a.w. alleen dh, wanneer de toeneming van den
goudvoorraad (van circulatiehank of egalisatiefonds)
gepaard gaat met een inkrimping van de wisselpor-tefeuille, de beleeningen of de voorschotten van de
circulatiebank, heeft werkelijk een sterilisatie van
het binnenkomende goud plaats. Indien noch de
Staat, noch het egalisatiefonds, noch de gewone ban-
ken of particulieren een schuld hebben aan de cir-
culatiebank,
kan
geen sterilisatie van hinnenkomend
goud plaats hebben, want het geld, waarmede het
schatkistpapier door cle markt wordt betaald, ver-
dwijnt niet.
Langs een anderen weg komt mccc tot een con-clusie, die nog iets verder gaat: De tôeneming van
den goudvoorraad van een bepaald land moge al of
niet leiden tot een toeneming van het quantum char-
taal geld (dit
niet
slaat dus op het geval van aflos-sing van schuld aan de circulatiehank), wat in geen
geval kan worden voorkomen is, dat de stijging van
den goudvoorraad gepaard gaat met een stijging van
de opeischbare vorderingen van hen die het goud
invoerden, of voor wier rekening het goud werd in-
gevoerd, hetzij binnenlanders, hetzij buitenlanders
2)
Het is mogelijk dat onder omstandigheden de
kas-
Men aie o.a. het laatste jaarverslag van de B.I.B., n
het vorige nummer besproken door Prof. Dr. G. M. Ver-
rj.n Stu art.
Deze vorderingen kunnen natuurlijk wel aan ande-
ren worden overgedaan, bijv. in geval van aankoop van
eI feeten. Dan komt de vordering in iucnden van den ver-
kooper der effecten.
voorraden in dat land niet stijgen, maar een stijging
der dispositiemogelijkheden – veelal in den vorm
van creditsaldi hij de gewone banken, dus van giraal-
geld – kan nooit worden voorkomen.
Spreelct het ook eigenlijk niet vanzelf, dat een
stijging van den monetairen goudvoorraad, welke
camouflage ook wordt toegepast,
moet
leiden tot em
overeenkomstige stijging van de geldvorcleringeu,
waarvan het goud den tegenpost vormt? Want deze
toeneming van den goudvoorraad is toch immers
juist het zichtbare teeken van de toeneming van dc
eigen of geleende kapitaalreserve van het betreffende
land. Dat dit kapitaalfonds in den vorm van goud
aanwezig
blijft
– en niet weer dient om er bijv. in-
gevoerde goederen mede te betalen – houdt in, dat
er, in welken vorm dan oôk, een vergrooting plaats
heeft van de hoeveelheid in dat land gehouden be
taiclmiddelen. Dat deze toeneming van de dispositie-
mogelijkheid zich soms niet manifesteert door een
toeneming van het eigenlijke hanlcgeld, heeft niet
veel te beduiden.
En zoo zou dus geconcludéerd moeten worden, dat
een werkelijke sterilisatie van het goud een illusie
is. Wat soms voorkomen kan worden is een stijging
van het quantum uitstaand hankgeld, maar zelfs dit is niet mogelijk indien niemand iets schuldig is aan
de circulatiebank.
Wat men als sterilisatie van het goud beschouwt,
heteekent eigenlijk niet meer dan dat, zonder dat
iets kan worden gedaan tegen een stijging van het
ruanturn giraalgeld, een toeneming van de hoeveel-
heid kasgeld soms ten dccle kan worden vervangen
door een toeneming van de hoeveelheid schatkistpa-
pier. Er is weinig reden dit als een verbetering te
beschouwen, want ten eerste is het een kwaad ding,
dat de Staat zoo gemakkelijk schatkstpapier kan
plaatsen en ten tweede kan de markt deze ruil te
allen tijde veer teniet doen, door het papier te laten
afloopen, of door het te disconteeren.
En het is deze, op geen enkele wijze weg te wer-
ken toeneming der disponibiliteiten, veelal in den
vorm van saldi hij de gewone banken, die de gevaren
kan opleveren, die men door een zoogenaamde steri-
lisatie van het goud niet kan voorkomen.
Wat natuurlijk wèl kan worden vooricomen is dat
op de verbreede goudhasis een geldcreatie plaats heeft,
zooals deze, met inachtueming van de bestaande dek-
kingsvoorschriften, toegelaten is. Een dergelijke geld-
creatie heeft echter nooit als het ware automatisch
plaats. Voor het in circulatie komen van ongedekt
hankgeld is altijd een credietverstrekking van de zijde
der circulatiehank noodig.. De inperking van deze
soort geldcreatie-door-credi etverstrekking behoort van
oudsher tot het A.B.C. der circulatiebankpolitiek.
Actueele beteekenis heeft dit vraagstuk nauwelijks. Daar waar thans al te veel voor 100 pOt. door goud
gedekt hankgeld aanwezig is, bestaat zeker geen vraag
naar geld, dat niet door goud is gedekt.
A. A. VAN SANDICK.
DE TWEEDE WIJZIGING DER CRISIS-INVOERWET.
De Regeering heeft onlangs bij de Tweede Kamer
der Staten-Generaal een ontwerp van wet ingediend,
waarmede zij een verlenging beoogt van de thans gel-
dende Orisis-Invoerwet, die met ingang van 1 Januari
1938 vervalt. Zij stelt voor den geldigheidsduur van
de wet te vérlengen met 3 jaren (dus tot 1 Januari
1941) en maakt van deze gelegenheid gebruik om in
den tekst der wet eenige (ten dccle belangrijke!) ver-
anderingen aan te brengen, welke naar het ons voor-
komt, nader onder de oogen moeten worden gezien.
De historie van de invoer-beperkende maatregelen,
die in de afgeloopen jaren hier te lande hebben ge-
golden, kunnen wij in twee hoofdstukken verdeelen. Toen na het uitbreken van de groote crisis in 1929
de positie van het industrieele Nederlandsche be-
drijfsleven steeds slechter werd en door de depreciatie
ft
26 Mei 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
391
van verschillende huitenlandsche munten in 1931 een
en ander zich nog verscherpte, heeft oud-Minister
Verschuur tegenover de Staten-Generaal een wets-
ontwerp verdedigd, dat tot doel had dit bedrijfsleven
steun te ver]eenen en wel in den vorm van beperking
van den invoer van artikelen, die hier te lande wer-
den voortgebracht en waarvan de invoer een overina-
tig karakter vertoonde. Bij deze oorspronkelijke wet,
die einde 1931 van kracht werd, was de mogelijkheid
om den invoer aan banden te leggen nog slechts op
zeer onvolkomen wijze geschapen.
In cle eerste plaats was men, wat den toe te laten
nvoer betreft, gebonden aan ten in i nste twee vooraf-
gaande jaren (hasisjaren), terwijl voorts aan ieder
land als contingent hetzelfde percentage van den
invoer in de basisjaren moest worden gegeven.
Deze twee voorwaarden tezamen brachten ernstige
bezwaren mede. Gesteld hijv. dat de invoer van een bepaalde soort artikelen uit een aantal landen kwam
en dat deze invoer behoudens die uit één land (land
A), in de laatste jaren een zeer regelmatig karakter
vertoonde, zooals buy, uit het volgende voorbeeld
blijkt, waarbij wordt aangenomen, dat tot contingen-
teering van den invoer gedurende het jaar 1932 aan
de hand van de basisjaren 1930 en 1931 was besloten.
Invoer van artikel X du leg. Totale Invoer uit Invoer
uit
de overige
Jaar
invoer land A
importeerende landen
1928 …….1.000.000
80.000
920.000
1929 …….970.000
95.000
875.000
basisjaar
1930 – . 1.000.000 100.000
900.000
,,
1931 .. 1.600.000 700.000
900.000
G-emicicleld in
1930
+ 1931 ……1.300.000 400.000
900.000
Achtte men nu een invoer van pl.m. 1.000.000 kg
in overeenstemming met de binnenlandsche consump-
tie en met de vereischte bezetting van de inheemsche
industrie, dan moest in vergelijking met het gemid-
delde der hasisjaren een invoer ter grootte van
300.000 kg worden afgesneden, d.i. circa 25 pOt. Op
basis van den gemiddelden invoer in 1930 en 1931
zou dan het volgende resultaat zijn ontstaan:
Toelaatbare invoer van artikel X in leg voor het jaar
1932.
Totale invoer toe te laten
75
pOt. van
1.300.000 ……………….= 975.000
leg
Toe te laten invoer uit land A
75
pOt. van 400.000 …………………=
300.000
Toe te laten invoer u’itd overige importeeren
de landen
75 pOt.
van
900.000 ……….= 675.000
Men ziet, de boosdoener (land A) zou een abnor-
maal gunstig contingent hebben verkregen, terwijl
de contingenteering juist om den overmatigen invoer
uit dit land in het leven werd geroepen. De overige
landen daarentegen, met wellicht jarenlang regelmatig
bestaande afzetrelaties hier te lande, hadden het
gelag moeten betalen.
Zoover kwam het echter veelal niet. De Regeering
kon uit haudelspolitieke overwegingen den invoer
uit de ,,overige landen” niet zoo sterk terugbrengen:
10 pOt. was bijv. het maximum van de mogelijke be-
perking. Dit had tot gevolg, dat ook van den invoer
uit land A slechts 10 pOt. kon worden afgesneden,
zoodat het uiteindelijk resultaat werd:
Toe te laten invoer van artikel X iii leg voor het jaar
1932.
Totale toe te laten invoer ………………1.170.000kg
waarvan uit land
A ………………….360.000
waarvan uit de overige landen ………..810.000
Gesteld dat het hinne.nlandsche verbruik sedert
1930 gelijkgebleven was (in het meerendeel der ge-
vallen een te gunstign veronderstelling!) dan was
de afzetmogelijkheid van de inheemsche industrie op
de biunenlandsche markt in 1932 nog 170.000 kg
kleiner dan in 1930 en werd de eigen nijverheid het
kind van de rekening. Bovendien waren de ,,overige
landen” van wier import nog een klein gedeelte was
afgeknepen, ook niet tevreden gesteld, terwijl voor
land A de regeling veel te gunstig bleef.
Op deze wijze was de toepassing van de oorspron-
kelijke Crisis-Invoerwet gedurende nog geen twee
jaren ruimschoots voldoende om de Regeering de
overtuiging te schenken, dat deze methode van in-
voerbeperking herziening behoefde. De Regeering
kwam derhalve reeds in 1933 met een voorstel tot
herziening der Crisis-Invoerwet. De belangrijkste veranderingen, die door de Staten-Generaal aanvaard werden, waren:
lo. Het vervallen van de beperking der hasisjaren
tot ten minste twee voorafgaande jaren.
2o. 1-let scheppen van de mogelijkheid om naast
bepaalde voor ieder land geldende contingenten bij-
zondere contingenten te kunnen geven aan bepaalde-
lijk aan te wijzen landen.
Gelijktijdig werd daarbij .de geldigheidsduur van
de wet, die oorspronkelijk zou afloopen op 1 Januari
1035, verlengd tot 1 JanLiari 1938.
In principe was cl It een goede wijziging. Afgezien
van de mogelijkheden, die een vrijere keuze der basis-
jaren medebracht, kon neen door de sub
2o.
genoemde
verandering immers in het geval van ons voorbeeld
aan alle landen een gewoon contingent geven van 25
pOt. van den gemiddelden invoer in 1930 + 1931 en
voorts aan de ,,overige landen” een bijzonder contin-
gen t ter aan vulling.
Op
clie wijze kon men, zooals het
volgende voorheei.d laat zien., op het oorspronkelijk be-
doelde niveau van den import komen.
Toe te laten invoer van artikel X in kg voor het jaar
1932
(na de eerste wijziging der Crisis-Invoer’wet).
Gewoon Bijzonder
contingent contingent
Totaal
Land
A. ………
1.00.000kg
–
leg
100.000 leg
Overige landen .. 225.000 ..
675.000 ,.
900.000
Totaal rtoe te laten invoer
1.000.000 kg
Deze oplossing zou voor de Nederlandsche indus-
trie, voor zoover zij voor de binnenlandsche markt
werkte, een uitnemende oplossing zijn geweest. De
practijk was echter, dat deze industrie door deze eer-
ste wijziging van de Orisis-Invoerwet zoo ongeveer
van den regen in den drop kwam.
T
as
de oorspronkelijke bedoeling der Crisis-In-
voerwet de bescherming van het industrieele Neder-
landsche bedrijfsleven, met deze wijziging werd hier-
in een totale verandering gebracht: men wenschte
voortaan via de Orisis-Invoerwet onderhandelingsob-
jecten van handelspolitieken aard in het leven te
roepen. De Crisis-Ipvoerwet ,,werd het plechtanker
voor de geheele Nederlandsche handelspolitiek, welke
zelf met de wijziging der Crisis-Invoerwet van koers
veranderde en wel in dien zin, dat het vrijwel uit-
sluitend passieve stadium werd verlaten om plaats te maken voor een politiek van wederkeerigheid”,
aldus Minister Gelissen op pag. 12 van de nota, geti-
teld ,,De Gevoerde Contingenteeringspolitiek en Rare
Gevolgen”
1)
De Crisis-Invoerwet beperkte haar invloed op die
wijze niet tot de industrieele productie, doch trok
welhaast alle economische belangen binnen haar wer-
kingssfeer.
Men verkreeg op die
wijze
een geheel nieuwe ver-
dragspolitiek. De Regeering vormde als het ware de
overkoepeling van den gezamenljken, particulieren
internationalen handel. Zij bepaalde in overleg met
andere 1leeeringen, bijv. met die van Duitschland,
hoeveel confectie + kunstmest + katoenen stoffen
+ steenkolen + papier + enz. enz. hier te lande zou-
den worden toegelaten in ruil voor den export van
boter, eieren en kaas naar laatstgenoemd land. Daar-
bij kwamen naast industrieele vraagstukken niet
alleen vraagstukken van landbouwpolitiek te pas,
maar bijv. ook de eischen van het betalingsverkeer
(Clearingwet).
Zoo bleef van den oorspronkelijken opzet der
1)
Verslagen en Mededeelingen van de Directie van Han.
del en Nijverheid van het Departement van Handel, Nij-
verheid en Scheepvaart
1936 No. 3.
392
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Mei 1937
Crisis-Invoerwet bitter weinig over: rechtstreeksche
steun voor het industrieele bedrijfsleven op de bin-
rienlandsche markt moest tegen andere belangen wor-
den afgewogen. Omtrent het resultaat is de Minister,
althans voor sommige gevallen, niet bijster tevreden,
getuige de volgende zinswendingen op pag. 12 van
meergenoemde nota (laatste alinea):
,,Gezien
het voor-
gaande spreekt het echter wel vanzelf, dat hij een
heoordeeling van de verkregen resultaten niet meer
mag worden afgegaan op het resultaat, dat kon wor-
den bereikt voor eiken bedrijfstak afzonderlijk. Bij
het nieuwe systeem – waarbij elk gesloten verdrag
uiteraard als een geheel dient te worden gezien –
was het onvermijdelijk, dat bepaalde bedrijfstakken
wel eens ten bate van grootere belangen in het ge-
drang moesten komen”.
Het door ons gecursiveerde, laatste gedeelte zou men, Vrij vertaald, kunnen doen
luiden: , …….was het onvermijdelijk, dat indus-
trieele belangen bij beperking van den import moes-
ten worden opgeofferd aan het op peil houden van
onzen agrarischen export of aan eischen van het
betalingsverkeer”. De grootte der ruileontingenten
en de landen, waaraan deze konden worden gegeven,
lagen van te voren niet vast. Het is heel begrijpelijk,
dat de exportmogelijkheid van een extra quantum
kaas of dat de onbevredigende stand der clearing-
rekening zijn terugsiag had op de hoogte van invoer-
quota voor de industrieele artikelen x en y.
Als motto zouden wij – gezien uit den industriee-
len gezichtshoek – boven de eerste wijziging der
Crisis-Invoerwet kunnen p1aatse ,,Alle verandering is nog geen verbetering”. En nu, 3% jaar later, komt
de Regeering met een nieuw voorstel tot wijziging.
De belangrijkste veranderingen, die ditmaal werden
ingediend, zijn:
lo. Wijziging van de considerans, waardoor het
begrip ,,overmatige invoer” niet langer richtsnoer
zal behoeven te zijn bij de beantwoording van de
vraag of tot contingenteering zal mogen worden
overgegaan.
2o. Aanvulling van artikel 2 der wet, tengevolge
waarvan het niet meer noodzakelijk zal zijn, dat een
contingenteering van den invoer voor alle landen
effect heeft.
3o. De mogelijkheid om een bepaalde soort van goe-
deren te contingenteeren en de verdeeling van de tot
die soort behoorende groepen van bepaalde goederen
aan het uitvoerend gezag over te laten.
4o. De mogelijkheid een coutingenteeringsbesluit
in te trekken v66r den afloop van het daarbij bepaal-
de tijdvak zonder dat die intrekking eenige nadere
hemoeiing van de wetgevende macht behoeft.
Blijkens de Memorie van Toelichting is de Minister
er zich (en terecht!) van hewust, dat de voorgestelde
uitbreiding van be’oegdheden van vèrstrekkenden
aard is. Bij het betoogea van de noodzakelijkheid van
deze uitbreiding beroept cle Minister zich in dit ver-
band o.m. op het feit, dat in verscheidene landen,
die voor ons hande]sverkeer van belang zijn, de regee-
ringen handelspolitieke bevoegdheden bezitten, welke
zich verder uitstrekken dan die *aarover onze Regee-
ring thans beschikt.
In het licht van den huidigen internationalen hen-
delspolitieken toestand kunnen wij de meeriing der
Regeering deelen, dat ook zij verdere bevoegdheden behoeft. Terecht verwierp zij als middel daartoe een
wijziging van de Retorsiewet, welker toepassing men
als een uiterste redmiddel achter de hand moet
houden.
De vraag dient evenwel te worden gesteld, of de
Crisis-Invoerwet, na haar eventueele tweede wijzi-
ging, practisch nog eeuige waarde zal hebben in den
geest, welke oorspronkelijk in 1931 daarmee was be-
doeld. Men is wellicht bereid een bevestigend ant-
woord daarop te geven en zelfs, waar overmatigheid
van den invoer niet meer zal worden vereischt, groo-
teren steun ervan te verwachten. Ook lijkt het tweede
punt waarvan wijziging aanhangig wordt gemaakt
ten deele een verbetering. Men zal voortaan een con-
tingenteering rechtstreeks en desgewenseht uitslui-
tend tegen één of enkele landen kunnen richten. Bijv.
tegen land A uit het voorbeeld aan het begin van dit
artikel. Laat men deii import uit alle andere landen
geheel vrij, dan treedt verstarring van den handel
– één der groote bezwaren van de Crisis-Invoerwet
– slechts in de geringst mogelijke mate
01).
Maar –
en dit is de tegenhanger – men zal een contingen-
teering ook kunnen gebruiken om een bepaald lnd
een extra contingent te verleenen. De Minister noemt
dit voorbeeld juist als mogelijkheid van de herzie-
ning op dit tweede punt. Doch dan wordt de binnen-
landsche industrie gegarandeerd weder het kind van
de rekening.
Bij invoering der voorgestelde wijzigingen zou de wet ongeveer een passe-partout worden. Behalve op
de twee reeds hesprokeft punten moet in dit verband
nog worden gewezen op de derde en op de vierde
verandering.
Ten aanzien van het derde punt is kwalijk een oor-
deel te vellen: de beteekenis daarvan hangt geheel
van de toepassing af. Dat de Regeering dit zelf ook
voelt, blijkt wel uit de Memorie van Toelichting,
waarin de Minister om, zegt, dat de Regeering erop
bedacht zal moeten blijven, of het wellicht noodig zal
zijn om ter versterking van den waarborg tegen on-
gevenschte toepassing van de wet, de commissie,
welke tot taak heeft, de Regeering over die toepas-
sing van advies te dienen, in haar samenstelling te
herzien. Wij zouden hieraan echter willen toevoegen,
dat in een eveutueele herziening van deze commissie
nog weinig garanties belichaamd zijn, zoolang de Mi-
nister geheel vrij blijft het advies der Commissie ge-
heel of gedeeltelijk naast zich neer te leggen.
Ook van het vierde punt is, zoolang geen practijk van toepassing bekend is, bezwaarlijk beoordeeling
mogelijk. In de gelegenheid tot tusschentijdsche op-
heffing der contingenteering, welke men hierbij in
het leven wil roepen, zien wij eerder een bedreiging
dan een steun voor de inheemsche industrie. Immers
handelspolitieke afspraken beteekenen in den regel
het fixeeren van minima, nl. het vastleggen van quan-
titeiten, die men (in elk géval) uit het buitenland
zal toelaten. Iedere Regeering is uiteraard bevoegd
meer ten invoer toe te laten dan met een bepaalde
buitenlandsche Regeering is afgesproken. Zulks ge-
schiedt thans in sommige gevallen ook reeds. Acht
de Regeering het dus gewenscht een contingentee-
ring te verslappen, dan heeft zij in de verleening
van extra-contingenten voldoende middelen in de
hand. Wij zien de voorgestelde wijziging op dit punt
dan ook m.eer als een permanent Damocleszvaard
hoven het hoofd van bedrijfstakken, die artikelen
fabriceeren, waarvan de invoer is gecontingenteerd.
Via deze bepaling zal de Regeerirmg op het bedrijfs-
leven dwang in allerlei vorm kunnen uitoefenen; zij
kan zeggen: ,,als ge niet onmiddellijk dit of dat doet
of nalaat, hef ik de contingenteering op”. Een weinig
aanlokkende toestand voor het te steunen bedrijfs-
leven, te meer, waar ook de Regeeï’ing het wel eens
hij het verkeerde eind heeft!
Het moet ons, resnmneerend, dus van het hart, dat
de thans voorgestelde wijzigingen der Crisis-Invoer-
wet in meerdere gevallen de industrie, waarvoor deze
wet oorspronkelijk is gemaakt, niet ten goede zullen
komen. Wij zien de beteekenis van de Crisis-Invoer-
wet dan ook zich meer en meer verleggen naar het
h andelspolitiek terrein. Iiid ien men dit ruiterlijk
erkent, kunnen wij ook daarmede vrede hebben, mits
de consequenties hiervan tezelfder tijd worden aan-
vaard.
Was het in de afgeloopen jaren voor de Regeering in de eerste plaats taak om bij dan snellen achteruit-gang van het economisch leven de eindjes bij elkaar te houden, nu de toestand, in het bijzonder sedert de
depreciatie van den Gulden, zich heeft gewijzigd,
dient meer en meer het besef door te dringen, dat
26 Mei 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
393
de politiek van ,,redden wat te redden valt” moet
worden vervangen door een meer constructief beleid.
Naar onze meening moet het zich thans wreken, dat
men in de afgeloopen jaren de kool en de geit heeft
willen sparen en had de Regeering beter gedaan een
ombouw van het bedrijfseven in inciustrieele richting
te bevorderen. Alen kan niet met agrarischen steun
en met een verk1oosheidsprobleem van den huidigen
omvang
blijven
zitten. Het is een valsche voorstel-
ling van zaken voor de huidige periode aan ,,crisis-
toestanden” te gelooven. Waar geen perspectief is
van spoedige en radicale verandering zal men be-
staande toestanden als ,,normaal” dienen te aanvaar-den en zoo men deze ongewenscht acht, bewust naar verandering moeten streven. Voor ons staat het vast,
dat het die richting uit moet. In het licht daarvan
kunnen wij de voorgestelde wijzigingen der Ciisis-
Invoerwet accepteeren. De toepssing van deze wet
zal op den duur dan echter anders moeten worden
clan thans geschiedt en door sommigen voor de toe-
komst wordt gewenscht en verwacht.
Dr. C. KoOL.
DE INVLOED VAN DE MONETAIRE WIJZIGING VAN
SEPTEMBER 1936 OP HET GEBRUIK VAN DE
POSTREKENINGEN.
De teekenen van wederopleving in handel, nijver-
heid en scheepvaart, welke zich in den aanvang van
het jaar 1936 eenigszins begonnen ce accentueerdn
en die de hoop deden herleven, dat het einde van de
crisis, welke de wereld eenige jaren lang heeft ge-
teisterd, zou beginnen te naderen, zijii, zooals men dagelijks in couranten, tijdschriften, verslagen van
instellingen, enz. kan lezen, na de monetaire maat-
regelen van de Regeering in September ji. uitge-
groeid tot duidelijke beelden. Het is wel een corn-
munis opinio, dat deze maatregelen de tendens van
verbetering in de economische omstandigheden, welke
ontegenzeggelijk reeds v66r dien was ingetreden, in
niet geringe mate hebben versterkt en de voor ons
maatschappelijk leven zoo verbljdende verschijnselen,
die zich ook reeds beginnen te demonstreeren in
den vorm van teruggang van de werkloosheid, ver-
hoogde opbrengst van enkele belastingen e.a., hebben
bevorderd.
De gewijzigde omstandigheden hebben zich vrij
spoedig op de geidmarkt en, zij het wellicht in min-
clere mate, eveneens op de kapitaalmarkt doen gevoe-
len in dien zin, dat eene nog al aanzienlijke geld-
ruimte is ontstaan, waarvan in het bijzonder de pu-
blieke lichamen hebben geprofiteerd, die in hunne
credietbehoeften konden voorzien tegen eene lagere
rentevergoeding dan die, welke tot voor korten tijd
moest worden gegeven. Doch ook voor het bedrijfs-
leven valt eene verruiming van geldmiddelen in den
vorm van bankpapier, wissels en giraal geld te con-
stateeren, hetgeen al weder zeer verklaarbaar is, mede
omdat bij verlevendiging van handel en nijverheid uit den aard der zaak het aantal te verrichten beta-
lingen toeneemt, waarvoor de middelen beschikbaar
moeten zijn.
Voor zoover de betalingen worden uitgevoerd zon-
der gebruikmaking van contanten zullen deze tot
uiting moeten komen in de boeken van de instellin-
gen, die dit betalingsvericeer verzorgen.
Het wil mij voorkomen, dat het niet van interesse
ontbloot is eens na te gaan, welk beeld de postcheque-
en girodienst met betrekking tot de hier genoemde
omstandigheden in de laatste maanden te aanschou-
wen geeft. Deze dienst, die zich gedurende de jaren
van zijn bestaan doorloopend in een snellen groei
heeft mogen verheugen, telt thans reeds bijna 300.000
aangeslotenen, zoodat een niet onaanzienlijk gedeelte
van het betalingsverkeer door tusschenkomst van
postrekeningen wordt tot stand• gebracht. Dit geldt
niet alleen voor betalingen door particulieren, doch
is evenzeer van toepassing op het handels- en be-
drijfsleven. Het totaal van den geldelijken omzet be-
droeg in het jaar 1936 dan ook niet minder dan 144
inilliard Gulden. Een en ander toont wel aan, dat
de gang van zaken bij dezen dienst in nauw verband
staat tot de ontwikkeling van het betalingsverkeer in
het algemeen en derhalve als zoodanig is aan te
merken als een instrument, hetwelk vrij gevoelig
reageert op economische veranderingen van eenige
beteekenis.
Zooals hiervoren reeds terloops werd aangeroerd,
teekenen de gevolgen van veranderingen als hier-
bedoeld zich op tweeërlei wijze af en wel eenerzijds in de aantallen en bedragen van de omzetten, ander-zijds in het verloop van het girale saldo en derhalve, voorzoover den postcheque- en girodienst betreft, in
het totaal saldo-tegoed van alle postrekeningen.
De toeneming van het aantal boekingen op de
postrekeningen komt tot uiting in onderstaand staat-
je, waarin de daggemiddelden van het aantal han-
delingen zijn vermeld betreffende de maanden April
1936 t/rn. April 1937 en waarin de verschillen in die
gemiddelden vergeleken bij het vorig jaar zijn aan-
gegeven.
Maand
Dag-
gemiddelde
in:
Dag-
gemiddelde
in:
Meer
dan in
de overeen-
komstige
maand v. h.
vorige jaar
1935 1936
246.01
270.257
24.239
242.691
271.262
28.571
April
………..
240.126 260.303
20.177
Mei
………….
Juni ………….
249.784 270 526
20.742
Juli
………….
Augustus ……..
.21.0.722
231.471 20.749
September
237.274 264.229
26.955
October
………
258.833
284.457 25.624
November
254.314
283.709
29.395
270.100 299.987
29.887
1936
1937
December ………
282.606
311.813 29.207 63.325 299.731
36.406
Januari
………
Februari
……….
251.871 286.371
34.500
Maart
………..
April
…………
270.257
299.475 29.218
?,T
e
lli
c
ht kan figuur 1 nog een meer sprekend beeld
geven van de belangrijke stijging van het verkeer.
Het totale beeld van de op de grafiek voorkomende
lijnen toont duidelijk aan, dat na het van kracht
worden van meergenoemden regeeringsmaatregel een
aanmerkelijk grooter accres van de daggemiddelden
valt waar te nemen, zoowel ten aanzien van de aan-
tallen boekingen als van de grootte der bedragen.
5
Tonne,,r,g n,n 6,1
,n,iddnldn
To,,,n,ing n,, hnl g,niddeId,
h,ndnling,n
,,nt,I
pnr dg in
,
,rg,Iijlong rn,l dn n,.,,enkon,.
8
tnt,,I.bnd,,g n,n dn p,r j,g nu.
g.nn.,d, bnking., innnrgelij.
35
/%
Is
05
ÂMJJASQNDJFMA
AMJ JASONDJ F
M A
1936
1937
1936
1937
Ten aanzien van deze toeneming moge volledig-
heidshalve nog worden opgemerkt, dat de invloed van
de normale toeneming van het aantal rekeningen en
als gevolg daarvan van de saldi zich zoowel in de
cijfers van 1935 als in die van 1936 en 1937 heeft
doen gelden, zoodat het grooter accres vrijwel uit-
394
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Mei 1937
sluitend aan de gewijzigde economische omstandig-
heden kan worden toegeschreven.
Bij de beoordeeling van deze uitkomsten moet nog
in aanmerking worden genomen, dat de toeneming
van het betalingsverkeer, welke de economische op-
leving medebrengt, deze laatste uit den aard der
zaak eerst op eenigen afstand volgt, zoodat de ver-
wachting gewettigd is, dat de reeds thans te consta-
teeren toeneming zich nog wel eeuigen tijd zal voort-
zetten en zich in de toekomst zal handhaven, wanneer
de in gunstigen zin gewijzigde omstandigheden zul-
len blijken duurzaam te zijn.
Bij de beoordeeling van de bedragen aangevende
het verloop van het algemeen saldo-tegoed van ie
postrekeningen moet met twee omstandigheden reke-
ning worden gehouden. Deze toeneming is in de
eerste plaats toe te schrijven aan den aanmerkelijk
grooteren omzet, waarvoor op de betrokken postrekc-
ningen voldoende dekking aanwezig dient te zijn,
doch ongetwijfeld is de stijging, zij het in mindere
mate, mede toe te schrijven aan den uiterst lagen
rentevoet voor dadelijk opvraagbaar geld, waardoor blijkbaar bij vele rekeninghouders de neiging om de
bedragen, welke niet aanstonds voor het doen van
betalingen noodig zijn naar particuliere banken over
te hevelen, vermindert. De daaraan verbonden moei-
te, zoomede de kosten, welke door de particuliere ban-
ken voor gireeringen op postrekeningeu in rekening
worden gebracht, worden onder deze omstandigheden,
vooral als het om bétrekkeljk korte tijdvakken gaat,
niet voldoende goedgemaakt door de geringe rente,
welke kan worden gekweekt, waarbij ook nog een rol speelt de omstandigheid, dat de bedragen, welke naar
de banken worden overgeschreven, eerst na verloop
van een paar dagen rentegevend worden.
BEDRAG
IN OLD
205 000.00C
200
195
190
185
180
175 170
165
160
155 150 145 140 135 130
125
J FMAMJJ ASONDJ F M A M J J A S ONDJFMA
1935
1936
1937
Algemeen n,Ido le goed oen alle rekeningen
–
Seldi parliculiene rekeningen
Figuur II geeft van het verloop van het saldo-
tegoed een indruk. Zij is samengesteld aan de hand
van de gemiddelde maandcijfers, waardoor het beeld
een rustiger aanzien verkrijgt. Behalve de lijn, be-
trekking hebbende op het saldo-tegoed van
alle
post-
rekeningen, is daarop mede in beeld gebracht het
totaal-saldo verminderd met het tegoed op de reke-
ningen van de rijkscomptabelen. Ter onderscheiding van deze zoogenaamd ,,vrije” rekeningen worden dc
overige als ,,particuliere” rekeningen aangeduid,
welke benaming niet geheel juist is, maar toch wei
het begrip waarom het gaat voldoende weergeeft. Deze laatste rekeningen zijn in veel mindere mate
onderhevig aan deti invloed van toevallige omstan-
digheden, welke op korten termijn aanzienlijke fiuc-
tuaties kunnen teweegbrengen, dan de rijksrekenin-
gén. Voor de beoordeeling van het verloop van het
ter beschikking van den dienst gestelde bedrag zijn
mitsdien de gedragingen van de ,,particuliere” reke-
ningen van overwegende beteekenis, aangezien bij
deze de invloed van de normale factoren, welke ten
aanzien van de saldi werkzaam zijn, het zuiverst tot
uitdrukking komt.
Bij beschouwing van de afbeelding, en derhalve in
het bijzonder van de lijn betreffende de particuliere
rekeningen, blijkt, dat 1935 voor het grootste ge-
cleelte een bijna voortdurende en vrij scherpe daling
van de saldi doet zien. In het laatste kwartaal van
genoemd jaar buigt de lijn weliswaar om, doch de
daaraan ten grondslag liggende toeneming van het
saldo wordt in het begin van 1936 practisch weer
geheel teniet gedaan. Een verdere vermindering heeft
daarna niet meer plaats. Na een geringe stijging
blijft het saldo met kleine schommelingen voorloopig op dezelfde hoogte om na September 1936 een merk-
bare toeneming te vertoonen. Deze toeneming heeft
zich van dat tijdstip af zonder onderbreking, zij het
in’meer of mindere mate, voortgezet en het hoogste
punt van 1935 is thans reeds belangrijk overschreden.
Vermits de stijging voor een goed deel moet wor-
den toegeschreven aan de voornamelijk na de afkon-
digihg van het goudembargo ingetreden conjunc-
tuur.verbetering mag met grond worden verwacht,
dat wanneer geen terugslag in den economischen toe-
stand ontstaat, de saldi zich zeker wel op het thans
bereikte niveau zullen blijven handhaven of nog
daar bovenuit zullen komen.
Voor den postcheque- en girodienst is deze stijgin
een gunstige omstandigheid, aangezien daardoor de gelegenheid ontstaat het bedrag van de vaste beleg-
ging naar evenredigheid op te voeren, hetgeen de
uitkomsten van de exploitatierekening teu goede
komt. Versterking daarvan is, bezien van de zijde van
de bedrijfsleiding, trouwens alleszins gewettigd, aan-
gezien de toeneming van het aantal hetalingstrans-
acties uit den aard der zaak voor den dienst grootere kosten wegens personeel, materieel ed. medebrengt, terwijl daar practisch geen verhooging van ontvang-
sten wegens rechten tegenover staat, omdat de over-
schrijvingen geheel kosteloos worden uitgevoerd en verreweg het grootste gedeelte van alle handelingen
– in 1936 84i4. pOt. – øp deze wijze worden be-
werkstelligd.
S. J. 11. WCSSEEINK.
CREDIETCONTROLE ALS MIDDEL TOT CONJUNC-
TUURBEHEERSCHING IN DE NIEUWE
DUITSCHE BANKWET.
I-Ioewel het doel der Duitsche bankwet niet in de
eerste plaats is om door middel van eredietcontrôle
invloed uit te oefenen op het conjunctuurverloop,
zooals dat trouwens van geen enkele der bestaande
bankwetten het primaire doel is, biedt de wet toch
de mogelijkheid van zulk een politiek. De bepalingen
der wet geven aan de contrôle-organen nagenoeg de-
zelfde middelen als bijv. de Amerikaansche bankwet op dit punt. Dat aan een dergelijke crecletcontrôle in
de Vereenigde Staten meer aandacht en daardoor
meer litteratuu.r is gewijd, ligt voor de hand. In de
Vereenigde Staten, welk land zich in het begin eener
,,boom”-periode bevindt, is deze kwestie thans urgent
en in Duitschland niet. Toch is het met het oog op
de toekomstige ontwikkeling en in verband met de
vergelijking der bankwetten van belang de contrôle-
mogelijkheden in Duitschiand op dit punt te onder-
zoeken.
Zooals reeds gezegd, is conjunctuurbeïnvloeding
niet het primaire doel der wet; het is evenals van
alle bankwetten de bescherming der beleggers. Welis-
waar wordt hierdoor reeds invloed op de conjunctuur
uitgeoefend, maar wat wij op bet oog hebben, is de
meer directe invloed, die veroorzaakt wordt door ere-
clietcontractie en -expansie. Ook het Reichsgesetz
fiber das Kreditwesen (van 5 Dec. 1934) zelf gaat
in deze richting. In § 32 lezen wij: ,,Das Aufsichtamt
hat. . . .. die Aufgabe, für die Beachtung Allgemeirm-
virtschaftlicher Gesichtspunkte in den allgemeinen
Kredit- und Bankpolitik. . . . zu sorgen”. Overigens zal bij de nadere bespreking der verschillende con-
trôlemiddelen blijken, dat de wet weinig positieve
voorschriften geeft, zij beperkt zich tot hoofdlijnen
waarbinnen het Aufsichtamt (dat in 1934 in de plaats
trad van het bij noodverordening van 1931 inge-
20 Mei 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
395
stelde Bankenkuratorium) en de Reichskommissar
verdere voorschriften kunnen geven. Daar in het
Aufsichtamt o.a. zitting hebben de staatssecretarissen
van de ministeries van financiën, economische za-
ken, landbouw en binnenlandsche zaken is het duide-
lijk dat inderdaad, zooals de wet voorschrijft, gelet wordt op het algemeen economisch belang. De be-
langrijkste persoon in het Aufsichtamt is echter de
president der Reichsbank, zoodat deze behalve de in-
vloed, die de Reichsbank als herdisconteeringsinsti-
tuut uit den aard der zaak reeds op de banken heeft,
zoo noodig maatregelen tot credietbeperking of -ver-
ruiming kan voorstellen.
Bezien wij de contrôlemiddelen afzonderlijk, dan
valt in de eerste plaats de aandacht op de kasvoor-
schriften. De wet eischt in § 16 een door het Auf-
sichtamt vast te stellen dekkingspercentage der di-
rect opeischhare schulden. Het Aufsichtamt zal dit
percentage echter niet hooger mogen vaststellen dan
40 pOt. waarvan (hoogstens) 10 pOt. in baar geld
of tegoeden bij de Reichsbank of de Duitsche Post-
girodienst en 30 pOt. in realiseerbaar actief (waar-
onder verstaan wordt handelspapier met een looptijd
van max. 90 dagen en effecten, welke de Reichsbank
als onderpand accepteert). Daar het maximum, dat
het Aufsichtamt mag vaststellen (vooral voor de dek-
king in baar geld), momenteel veel hooger is dan de
werkelijke percentages
1)
is remming bij te groote
expansie dus zeer goed mogelijk. Echter moet worden
opgemerkt, dat in het overlaten aan het Aufsichtamt
van het vaststellen van het kaspercentage niet in de
eerste plaats de bedoeling van (naar tijd) wisselende
kaspercentages moet worden gezien, maar de moge-
lijkheid voor het Aufsichtamt om het percentage bij
de verschillende credietinstituten al naar hun aard
anders vast te stellen.
Verde.r was het in. December 1934 niet mogelijk en minimum kaspercentage voor te schrijven, daar
door de meeste banken, ook al zou dit minimum laag
gesteld zijn, daaraan toen niet kon worden voldaan.
Dr. Döring en Prof. Vogel schrijven in de boven
aangehaalde artikelen dan ook, dat het de bedoeling
is, dat het Aufsichtamt de percentages geleidelijk
hooger vaststelt tot het in de wet genoemde maxi-
mum bereikt zal zijn. Prof. Vogel – en ook Dr. Döring, hoewel deze er niet verder op ingaat –
voelt bovendien niets voor wisselende kaspercentages;
hij acht liquiditeitsvoorschriften alleen van belang
als zekerheid voor de deposanten tegen te gewaagde
credietverleening door de banken. Het is echter de vraag of het Aufsichtamt het hem gegeven middel
in tijden van dreigende overexpansie van crediet niet
als rem zal gebruiken.
Grooter nog zijn de mogelijkheden met betrekking tot de rentepolitiek. De Reichskommissar kan (§ 38)
rente- en provisievoorschriften door de meerderheid
der credietinstellingen (die gekartelleerd zijn) ge-
nomen, algemeen verbindend verklaren. Bij gebreke van zulk een besluit kan hij zelf de rente vaststellen, onder goedkeuring van het Aufsichtamt. Ook kan de
Reichskommissar de rentevoet bij meerderheidsbesluit
vastgesteld, verlagen of verhoogen. Zooals uit de
voorgeschiedenis •der wet blijkt, is deze bepaling in
de eerste plaats bedoeld om tot verlaging der rente te komen (tegen de ,,Zinsknechtschaft”, waartegen
de nationaal-socialisten in de jaren voorafgaande aan
de wet een campagne hielden; hij voorloopigen maat-
regel van Januari 1932 – Zinsabkommen – werd
een renteamximum vastgesteld). Verschillende fac-
1)
Volgens opgave van Dr. Dörinig, directeur der Reichs-
bank, in zijn artikel van Mei
1935
in de Revue Economi-
que Internationale onder den titel: ,,La Réforme du Credit
en Allemaigne”, was liet dekkingspercentage toen
plm.
2 pOt. in kasvoorraad en pim.
30
pCt. in reai.iseerbaar
actief. Prof. Dr. E. IE. Vogel geeft in zijn artikel van
Sept.
1936,
in ,,Weltwirtschaftliches Arehia” :,,Neue Si-
eheru ngswege der Buohgeldzi rkulation in den Verei nigten
Staaiten und in Deutschland”, dezelfde cijfers.
toren wijzen er echter op, dat de reutepolitiek ook
gebruikt zal worden als middel tot credietcontractie
en -expansie.
Een zeer verstrekkend voorschrift, waarop weinig
de aandacht is gevestigd, is neergelegd in § 28 der
wet, betreffende ,,unbarer Zahlungsverkehr”. Het
Aufsichtamt wordt daar gemachtigd regelingen te
treffen omtrent betalingen door middel van over-
schrijving. De wet machtigt het Aufsichtamt zelfs
om te bepalen, dat betalingen door overschrijvingen
alleen plaats mogen vinden over de Reichsbank of
den Postgirodienst ‘). Het is duidelijk, dat dit artikel
is gegeven om de credietschepping door de banken en
girocentrales tegen te kunnen gaan. Hier raakt men
de kern der geldcreatie. Immers juist in het over-
schrijven van verschillende cliënten hij dezelfde bank
en bij verschillende banken, die door clearing onder-
ling verbonden zijn, ligt de mogelijkheid der crediet-
instituten de geldcirculatie te vermeerderen. Dat het
Aufsichtamt daaraan paal en perk kan stellen is van
niet te onderschatten belang. Zeer juist gezien is
verder, dat het artikel niet alleen betrekking heeft
op girocentrales, maar evenzeer op de gewone banken.
Onwillekeurig denken wij daarbij aan ons land, waar
de Overheid zich hij de Girowet
2)
wel het recht heeft
voorbehouden hij de girodiensten op dit punt in te
grijpen, terwijl de depositobanken hetzelfde ongeli-
miteerd kunnen dndn. Hiermee willen wij niet zeg-gen, dat wij de Regeering de juiste instantie achten
om ook voor de banken met dergelijke controleerende
bevoegdheden belast te worden.
Resumeerende zien wij dus, dat de
mogelijkheden
valt conjunctuurbeinvloeding door credietcontrôle
niet alleen in de Vereenigde Staten, maar o.a. ook
in Duitschiand, bestaan. H. W J. WIJNIIOLOS.
Voor spaargelden wordt overschrijving reeds uitd ruk-
kelijk verboden (§ 22).
Zie E.-S.i3. van
15 April
en
3 Juni 1936.
DE RIJKSMIDDELEN OVER APUL 1937.
Langzamerhand mag nu toch wel worden vastge-
steld, dat de keer ten goede, die in de ontvangsten
van ‘s Rijks schatkist na de depreciatie van den Gul-
den is gekomen, van bljvenden aard blijkt te zijn.
Ook cle laatste middelenstaat geeft weer .gunstige cij-
fers te zien. De niet-directe belastingen hebben in de
maand April
jl.
f 34.489.300 opgebracht tegen
f
28.705.500 in dezelfde maand van 1936 en vertoo-
nen mitadien een vooruitgang van
f
5.783.800. Ook
de gemiddelde maandraming werd overtroffen (met
f
3.345.600). Vrijwel alle middelen wijzen een hooger
opbrengstcijfer aan. Alleen de zoutaccijns en de hier-
accijns konden de ontvangst van April 1936 niet
halen. Wat de gemiddelde maandraming betreft, deze
werd niet bereikt hij de dividend- en tantièmebelas-
ting, den zoutaccijns, den wijnaccijns, den suikerac-
cijns en de couponbelasting.
Het spreekt wel vanzelf, dat dit mooie resultaat
niet heeft nagelaten het overzicht over de reeds ver-
streken maanden van het jaar gunstig te beïnvloe-
den. De totale opbrengst van de eerste vier maanden
beliep f133.704.500 tegen
f
115.0.17.700 in hetzelfde
tijdvak van 1936 en bij een evenredige rarning van
.f
124.575.000. Slechts één middel (de bieraccijns)
heeft in dien tijd minder opgeleverd dan in 1936
(f117.200). De raming werd niet bereikt bij een
zeltal mid delen (de dividend- en tantièmebelasting,
den wijn-, den gedistilleerd-, den bier- en den suiker-
accijns, alsmede de successierechten). Ook dit over-
zicht maakt derhalve een alleszins hevredigeuden
indruk.
Bij nadere analyse blijkt, dat de dividend- en tan-
tièmehelasting ditmaal
f
78.800 meer in ‘s Rijks
schatkist heeft gebracht dan in de gelijknamige
maand van het vorige jaar. De ontvangsten over de
396
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Mei 1937
reeds verstreken maanden komen thans
f
205.600 uit
boven die van het tijdvak Januari t/m. April 1936.
Deze vooruitgang is voor een deel te verklaren uit
de opeenten, welke geheveD worden krachtens de
wet van 20 December 1935 (Staatsbiad No.
725),
die
in het eerste gedeelte van het vorige jaar nog niet
veel invloed konden uitoefenen. Dat de raming in de
eerste vier maanden niet werd verkregen, behoeft
niet te verwonderen, daar de goede maanden voor
dit middel nog niet zijn aangebroken, doch eerst in
het midden des jaars mogen worden verwacht.
De invoerrechten lieten een acéres zien van
f
499.900. Hierbij moet echter worden bedacht, dat
de ontvangsten van April 1936 aan den hoogen kant
varen. De opbrengst der afgeloopen maand was dan
ook bijzonder gunstig; de gemiddelde maandraming
werd met
f
1.261.000 overschreden. Een ontvangst
van f 8.865.200 werd sedert October 1935 niet ver-
kregen. Verrassend is de voortdurende stijging van
het statistiekrecht, dat thans
f
244.300 opleverde
tegen f 133.100 in April 1936. De ontvangst bedroeg
nog
f
15.100 meer dan in Maart ji., toen reeds een
record-cijfer werd bereikt. Naast de gevolgen van de
depreciatie, die bij deze groep van middelen uiter-
aard het eerst werden geien, is mede de invloed van
de belangrijke toeneming van onzen buitenlandschen
handel merkbaar.
De
accijnzen
herstellen zich den laatsten tijd wel
een weinig, toch vormt deze groep nog de zwakke
plek in het geheel der Rijksrniddelen. Het zout ver-
schafte
f
2.600 minder, doch de voorafgaande maan-
den waren nogal goed, zoodat de verstreken maan-
den nog een surplus hebben gegeven van f 114.600.
De geslachtaccijns was, evenals in. Maart ji., bijzon-
der hoog
(f
121.700 meer dan in April 1936 en
f
140.000 boven de raming). Dank zij de hoogere
rundveeprjzen heeft deze heffing den laatsten tijd
geregeld kunnen verbeteren. Aan wijnaccijns werd
f
4.500 meer ontvangen, niettegenstaande de verla-
ging van den
accijns,
waardoor het overschot over
de verstreken maanden klom tot
f
39.000. De gedis-
tilleerdaccijns liep op met
f
266.200; ook de raming
werd overschreden (met
f
230.300); zelfs kwam de
opbrengst over de verstreken maanden thans uit
boven die van dezelfde maanden van het vorige jaar.
Er is dus wel eenige verbetering te bespeuren. Het
verbruik van het bier loopt blijkbaar nog steeds
terug. De accijns op laatstgenoemd genotmiddel ver-
schafte ditmaal
f
70.800 minder dan in April 1936 en bleef
f
33.800 bij de maandraming ten achter.
Zooals reeds hierboven werd opgemerkt, is de accijns
op bier het eenige middel, dat in de eerste vier maan-
den minder heeft opgeleverd dan in dezelfde periode
van het vorige jaar. Over den suikeraccijns valt in
het algemeen niet te klagen; er kwam ditmaal
f
733.600 meer binnen, al werd de raming ook niet
gehaald (nadeelig i.’erschil
f
24.100). Daar ook de
eerste maanden van dit jaar stijgende ontvangsten te
zien gaven, wijzen de maanden Januari t/in. April
een toeneming in opbrengst aan (van
f
1.156.000).
Tenslotte gaf de tabaksaQcijns, in tegenstelling met
de vorige maand, ditmdal een mooie opbrengst
‘(f 3.057.700 tegen
f
2.590.000 in April 1936 en bij
een maandraming van
f
2.708.300). Gerekend over
vier maanden is het loopende jaar in het voordeel
met
f
275.500. Ook de raming werd overtroffen (met
f 388.800), waarbij intusschen in aanmerking dient
te worden genomen, dat de jaarraming voor het loo-
pende jaar
f
2.500.000 lager i gesteld dan voor het
vorige.
De belasting op gouden en zilveren werken leverde
f
11.700 meer op, dank zij de opleving in de betref-
fende industrie. Over de eerste vier maanden kon een
vooruitgang worden geboekt van
f
25.600, een voor
dit kleine middel niet onbelangrijk bedrag. De om-
zetbelasting gaf een stijging te zien van
f
1.188.500.
Na de enorme toeneming in Maart jl., toen
f2.014.100 meer dan de raming.inkwam, is de ont-
vangst van de afgeloopen maand (f 306.000 boven
de rarning) niet ongunstig. De prjsverhooging van
verschillende artikelen en de toeneming van het han-
deisverkeer komen hierin tot uitdrukking. Met de
couponbelasting blijft het goed gaan; de vooruitgang
bedroeg f 109.700, al werd ook de raming niet ge-
haald (tekort f 84.400).
De middelen, die in meer rechtstreeksch verband
met het zakenleven staan, blijven gunstige cijfers ver-
toonen. De zegelrechten gaven f 1.072.100 meer,
waarvan f 498.200 is te danken aan een ruimer vloei-
en van de beursbelasting. Toch is de ontvangst thans
beduidend minder dan in de beide voorafgaande
maanden; de koortsachtige drukte op de beurs is aan
het luwen. Ook de registratierechten zijn op een
flink peil gekomen; het accres beliep ditmaal
f 578.200. Gerekend over vier maanden bedroeg de
vooruitgang van de beide hierbesproken middelen
resp. f 7.170.000 en
f
1.512.400.
De successierechten toonden een vermeerdering
met f 589.500. Bedroeg de ontvangst van dit uiterst
wisselvallige middel in Maart ji. niet meer dan
f2.476.600, thans kon f 3.644.800 worden geboekt.
Gerekend over vier maanden kwam f 2.152.000 meer
binnen. Ongetwijfeld moet hierbij worden gedacht aan de 20 opcenten, geheven krachtens de wet van
20 December 1935 (Staatsbiad No. 725), welke in
de eerste negen maanden van het vorige jaar hun
invloed nog niet deden gevoelen. De loodsgelden
namen toe niet f 23.800, gedeeltelijk door de verhoo-
ging van het tarief, doch evenzeer wegens de meer-
dere bedrijvigheid in het scheepvaartverkeer.
Het zuiver kohierbedrag van de directe belastin-
gen, onder Afdeeling la verantwoord, onderging in
de afgeloopen maand slechts weinig verandering.
Eerst als de aangiftebiljetten voer het nieuwe belas-
tingjaar zijn afgegeven, kan een eenigszins belang-
rijke toeneming van de kohierbedragen worden ver-
wacht. Melden wij dus slechts, dat in vergelijking
met den overeenkomstigen dienst op hetzelfde tijd-
stip van 1936 de grondhelasting een verschil in meer aanwijst van
f
14.400 (op 31 Maart ji. bedroeg de
vooruitgang nog
f
2.147.300 door het vlugger ver-
loop van de aanslagregeling); daarentegen vertoonen
de inkomstenbelasting, de vermogensbelasting en de
verdedigingsbelasting 1 een teruggang van resp.
f
1.612.500,
f 3.100 en f 97.300. Tenslotte is de
stand van de belasting van de doocle hand
f
121.600
hooger dan op ultimo April 1936. Hier is echter
waarschijnlijk een iets snellere aansiagregeling in
het spel.
AANTEEKENINGEN.
Wereidvaluta-index.
De goudwaarde van alle valuta’s der wereld is ge-
middeld gewogen tot iets boven 62 pOt. van de in het
jaar 1928 geldende wettelijke goudpariteit gedaald.
In doorsnede zijn dus de valuta’s der wereld verge-
leken met 1928 met bijna 38 pCt. in waardevermin-
derd, aldus een artikel in ,,Wirtschaft und Statistik”
(2. April—Heft 1937), waaraan wij het volgende ont-
leenen.
Het
cijfer
voor de gemiddelde goudwaarde blijkt
op grond van de volgende berekening: In de bereke-ning zijn de munteenheden van 46 landen en 5 over-
zeesche deden van het Britche wereidrijk, welke niet
denzeifden standaard hebben als Groot-Brittannië;
begrepen. Voor die standaarden, waarvoor een waar-
deverhouding tot het goud opnieuw wettig is vastge-
steld, is als goudwaarde de verhouding tusschen dia
oude en nieuwe goudpariteit (bijv. Dollar = 59.062
pCt., Belgische Franc = 72 pOt.) genomen. Voor de overige landen blijkt de thans geldende goudwaarde uit de Londensche deviezenkoersen en uit den Lon-
denschen goudprijs. Bij de bepaling van het gemid-
delde uit de 51 goudwaarden is met de verschillende
beteekenis der afzonderlijke valuta’s door veging
rekening gehouden. Als maatstaf dezer weging is het
26 Mei 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
397
aandeel gekozen, dat de afzonderlijke landen, tezamen
met hun koloniën, gemiddeld in de jaren 1928 tot
1935 in den wereidhandel hadden.
1)
De gemiddelde goudwaarde van 62 pOt. is het
resultaat van de dep.reciaties, die sinds 1928 plaats
gevonden hebben, en van de waardeverminderingen,
die vooral sinds 1931 zijn doorgevoerd. Door de in-
éénstortingen van de valuta’s, die in de overzeesche
deden der wereldhuishouding, reeds in 1929 waren be-
gonnen, was de gemiddelde goudwaarde van alle va-
luta’s der wereld tot Augustus 1931 op 95.7 pOt. ge-
zonken. De depreciatie van het Pond in September
1931 heeft den wereldvaiuta-index op 85 püt. in
Januari 1932 doen dalen. De depreciatie van den
Amerikaanschen Dollar heeft de gemiddelde goud-
waarde van de valuta’s opnieuw van 81.7 püt. in
Maart 1933 tot 71.8 in Maart 1934 verlaagd.
We
reldvaluta-i ndex eis indexeijfer van wereldmarktprijzen.
Januari
1928
tot Maart
1937.
Wereld-
Valuta-
1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937
index
i7Jö = IUU
-J
Januari
99,4 99,1 98,6 96,7 85,0 81,9 73,9 70,7 69,4 6,4
Februari
99,4 99,0 98,3 96,4 85,1 81,8 72,3 70,5 69,3 62,2
Maart
99,4 98,9 98,3 96,6 85,9 81,7 71,8 69,8 69,3 62,1
April
99,5 98,9 98,3 96,4 86,3 81,1 71,8 69,4 67,9
Mei
99,5 98,8 98,2 96,2 85,4 78,9 71,5 69,7 68,0
Juni
99,5 98,6 97,9 96,3 84,9 78,6 71,4 69,8 68,3
Juli
99,3 98,8 97,7 96,2 84,0 76,6 71,4 69,8 68,3
Augustus
99,2 99,0 97,6 95,7 83,3 76,5 71,3 69,7 68,3
Septemb.
99,3 99,0 97,6 93,7 83,3 74,4 70,9 69,6 68,2
October
99,3 99,0 97,5 89,5 82,8 74,4 70,8 69,5 62,4
Novemb.
99,3 99,0 97,5 88,6 81,8 74,2 71,1 69,4 62,3
December
,
99,3 98,9 97,2 85,6 81,8 74,7 70,9 69,3 62,4
Gemidd.
1
99,41 98,91 97,91 9
4
,01
84,11
77,91
71,61 69,81 67,01
1)
Wettelijke goudpariteit.
De laatste sterke daling van den wereidvaluta-index
tot het huidige dieptepunt is eind September 1936
door de depreciaties in Frankrijk, Italië, Nederland,
Zwitserland en Tsj echo- Slowakije, evenals door de
waardevermindering van het Engelsche Pond teweeg
gebracht.
De vergelijking met den index van de wereldmarkt-
prijzen
2)
toont ook in cijfers, dat de waardevermin-
dering van de valuta’s de daling der wereldmarkt-
prijzen met eenigen tusschentijd is gevolgd. Van de
Amerikaansche valutamaatregelen misschien afge-
zien, hadden de depreciatie-maatregelen in de afzon-derlijke landen weliswaar niet tea doel, het koersver-
ioop van hun valuta aan de ten opzichte van de goe-
deren ingetreden waardestijging van het goud aan
te passen, de gelijkgerichte beweging tusschen wereld-
valuta-index en wereldprijsindex toont echter, dat de
depreciaties van de valuta’s practisch met de waar-
devermeerdering van het goud rekening houden.
–
. —-
We,edvIot,-L
ex
–
80
——-
–:
–
20
(P,,iteit 1928=100)
60
60
ii
ïïzzï
ï::
lndexcijfe,
van Wereld,na,kip,rjzen
–
60
9
lilH
141I+IIJ
i4iil
—–
iUit+i
18
4329
1930
1931
1932
1933 1 1934
4935 4936
1937
Voor zoover er tot nog toe verband heeft bestaan
tusschen de daling van de wereldmarktprijzen en de
depreciatie van de valuta’s, laat de sterke stijging
•Vgl. Statistisehes Jahrbuch für das Deutshe Reioh,
1936, pag. 129.
Vergelijk Wirtsohaft und Statistik, Heft
6
blz.
218.
der wereldmarktprijzen, die sedert midden 1936 is
ingetreden, de conclusie toe, dat de periode van de
depreciaties – afgezien van nationaal vereischte uit-
zonderingen – is afgesloten. De geruchten over een revalorisatie van de valuta’s, eerst in Zweden en nu
in de Vereenigde Staten, zijn met genoemd parallel-
lisme geheel in overeenstemming.
Automaten in den kleinhandel en de tendenzen
in de Duitsche automatenindustrie.
In de ontwikkeling der automaten, aldus ontleenen
wij aan een artikel in ,,Die Wirtschaftskurve”, Heft
1, 1937, zien wij een verschuiving van speelautoma-
ten en dergelijke naar de artikelenautomaat als ge-
volg van de veranderde levensgewoonten. Reeds in
de middeleeuwen bestonden speelautomaten. De oor-
sprong van de moderne automaten voor verkoop van
diverse artikelen vinden wij in de rationalisatie van
den Amerikaanschen detailhandel, die zooveel mogelijk
menschen trachtte uit te sparen (chocolade, de gas-
nauntenautomaat kwam tegelijkertijd uit Engeland).
De vroegere speel- en miiziekautomaten zijn thans
verdrongen door gramofoon, radio – en bioscoop.
Daardoor en door gelijktijdige exportverliezen raakte
de automatenindustrie in een crisis, waaruit de arti-
kelenautomaten haar moesten helpen. Door het meer-
dere leven buitenshuis in de laatste decennia, kwam
er grootere behoefte aan deze laatste, want juist de
automaat staat dag en nacht klaar. Deze nieuwe op-
leving kwam echter niet de oude automatenfabrieken
ten goede, maar andere firma’s, die zich bezighiel-
den met den bouw van kasregisters, naaimachines
e.d., en die de fabricatie van artikelenautomaten ten-
slotte geheel op zich namen.
Ook de sociale wetgeving’) hielp mee den goederen-
automaat te ontwikkelen, daar de laatste niet oii-
derwoi-pen is aan de Winkelsluitingswet. In het be-
gin was hij dit wel, waardoor hij zijn eerste toepas-
sing vond op stations en in hotels, waar die wet
niet geldt.
Na de inflatie moest de automatenindustrie op-
nieuw worden opgebouwd, daar door het gebrek aan
goederen en geld het automatenbedrijf was stilge-
legd. Steeds werd haar ontwikkeling echter geremd door sociaal-politieke overwegingen, uit vrees voor
het kapitalistisch karakter, dat de detailhandel er-
door zou kunnen krijgen. Vandaar ook, dat het wa-renhuizen verboden werd automaten te houden.
Wat de techniek betreft, niet alleen worden steeds grootere automaten door den detailhandel gevraagd,
maar ook steeds meer speciale automaten voor nieu-
we soorten artikelen. Van schachtautomaten, waar de
goederen op elkaar gestapeld liggen (bijv. sigaretten-
automaten), kwam mei, tot vakautomaten, die voor
allerlei doeleinden kunnen dienen. De verkoopsprjs
van kleine automaten is in het algemeen 2
1
/i maal
den kostprijs, voor grootere het dubbele. De rentabili-
teit schijnt bij 5-jarigen levensduur, tenminste -. bij
sigarettenautomaten, gewaarborgd.
De constructie van automaten stelt veel eischen.
Zij is in handen van firma’s, die haar ervaring op
1)
Blijkens een artikel in de N.R.C. van
24
December
1936
waren ihet voornamelijk de Scandinavische landen en
wel speciaal Denemarken, waar de automaat zijn eerste
groote toepassing vond -bij de distributie van allerlei art-i–
kelen voor dageljksch
gebruik.
Dit wordt verklaarbaar
geacht, wanneer men bedenkt, dat in deze landen de sociale
wetgeving reeds jaren geleden op ingrijpende wijze ook
den winkelverkoop regelde. Er kwam nog bij, dat in deze
landen de automatische service jegens het publiek al groo-
te vorderingen had gemaakt, waarbij in de eerste plaats
gedacht wordt aan -de telefoon, welke immers in Zweden
een zeer belangrijke in-dutrie in het leven had geroepen.
Deneniarken heeft nu de leiding genomen bij de fabricage
van dee wi-nkclautoinaat en ook nu nog neemt dit land
bij den export van automaten naar de omringende landen
een vooraanstaande plaats in.
398
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
20 Mei 1937
andere gebieden, ni. kasregisters, naaimachines
enz.,
hebben verkregen. Groote fabrieken maken zelf den
geheelen automaat, kleinere zijn aangewezen op de
fabrikanten van onderdeelen.
De verkoop geschiedt meest zonder tusschenhandel.
De afdeelingen van de fabrieken, belast met den af-
zet, beperken zich meestal niet tot automaten. Zij
probeeren den kooper de verplichting op te leggen
van haar zijn artikelen te betrekken door middel van
de afbetalingsmethode op langen termijn. De auto-
maten op stations en in hotels behooren gewoonlijk
aan groote automatenbedrijven, die hun artikelen door
automaten willen afzetten.
Sigaren- en sigarettenfabrikanten hebben er zich
altijd tegen verzet. Hier heeft de groothandel het
automatenbedrjf aangepakt.
Zoo zien wij dus, dat de tussehenhandel in de per
automaat verkochte artikelen, behalve in de sigaret-
ten-branche, uitgeschakeld wordt. Deze functie wordt
overgenomen door den fabrikant van automaten.
In den detailhandèl konden de automatenbedrijven
niet doordringen door de wet, die uitdrukkelijk be-
paalt, dat hier de verkoop uit automaten door den
winkelbezitter gebeuren nioet.
Het voornaamste zijn wel sigarettenautomaten. De
omzet der chocolade-automaten is veel geringer, maar
er zijn ook veel minder banketbakkerjen dan tabaks-
winkels. In alle andere gevallen speelt de automaat
nog een kleine rol. De mogelijkheden tot uitbreiding
van den verkoop door middel van automaten zijn ech-
ter nog lang niet uitgeput. Doch men kan niet alle
artikelen door automaten verkoopen en moet reke-
ning houden met de bestaande rechtsorde en de ge-
woonten van het publiek, welke de toekomstkansen op het oogeablik beperken.
WTel
kan de automaat dienen
om een vroegere winkelsluiting of een verlengd week-
end zonder schade voor kleinhandel en koopend pu-
bliek, te verwezenlijken.
Wat nu ons land betreft, ook hier mogen de auto-
maten zich in een toenemende populariteit verheu-
gen. De Ned. automatenindustrie zal dan ook, zoo
schrijft het reeds genoemde artikel in de N.E.C., een
goede toekomst hebben, indien de wettelijke rege-
lingen instede van belemmerend, opvoedend bij het
gebruik van den automaat zullen werken, in hoofd-
zaak door contrôle en toezicht. Dat hiervan inder-
daad een belangrijke invloed kan uitgaan werd reeds
door de Frankfurter Zeitung in 1935 geschreven. ‘)
De grootere vrijheid, welke deze wet in Duitschland
schiep, kwam in het begin bijna uitsluitend aan de
sigarettenautomaten ten goede. Deze toch gaven de
vlugste en beste afzetmogelijkheden en stelden tech-
nisch geen al te zware eischen. Vôôr de wet was de
productie namelijk nog zeer beperkt in omvang en
zoowel technisch als commercieel ontbrak practisch
alle ervaring. De bijna plotseling tot stand gekomen
automatenwet beteekende ook voor de reeds bestaan-
de firma’s een groote ontwikkelingsstoot.
2)
i)
,,Ein Geset.z begründet ciiie industrie”. (Ein Jahr
Automaiten-Gesetz).
4
Augustus
1935.
2)
Deze wet, dateerend van begin Juli
1934,
had tot uit-
d rukkelijk doel een stimulee ring van de werkversohaffing.
Zij stelde algemeen den verkoop van goederen door auto-
maten vrij, ook na sluibing en op Zondagen met als be-
l)erki n’g het z .g. ,,Resi den z renh t”, volgens hetwlk slechts
die bedrijven, die de betrokken goederen ,,fachiiblich in er-1iebliohen Umfaug füh r•teu”, zich van automaten mochten
bedienen.
Stapelvezel als grondstof.
1)
Zooals bekend is Duitschland gedwongen zijn im-
port te beperken wegens schaarschte aan deviezen.
Onder de grondstoffen, door dit land geïmporteerd,
nemen katoen en wol een groote plaats in, in 1935
nog ongeveer 30 pOt. van den totalen import van
1)
Gedeeltoljk ontleend aan ,.Der deutsche Vo1ksvirt”
van
12
Maart
1937
en aan ,,Wirtsehaftsdienst” van
16
April
1937.
grondstoffen. Om den invoer hiervan te verkleinen
zijn in Duitschland twee maatregelen getroffen;
eenerzijds heeft men gepoogd de schapenteelt en den
verbouw van vlas en hennep te bevorderen, anderzijds
langs chemischen weg pogingen in het werk gesteld
een product te maken, dat katoen en wol kan vervan-
gen. Wat dit laatste betreft, chemisch en technisch
is men hierin geslaagd door de fabricage van z.g.
stapelvezel (Zellwolle), een product nauw verwant
aan de kunstzijde en volgens hetzelfde procédé (het
viscose procédé overheerscht) gemaakt, waarbij alleen
de laatste productie-stadia verschillen. Oorspronke-
lijk is stapelvezel een bijproduct van de kunszijde
waarmee de resultaten echter zoo goed waren, dat
stapelvezel tot een nieuw hoofdproduct uitgegroeid
is. Aangezien Duitschland over een groote kunstzijde-
industrie beschikt was het niet moeilijk dit nieuwe
product te maken.
Om den afzet te verzekeren bepaalde een wet, dat
hij verwerking van katoen of wol een bepaald per-
centage stapelvezel verwerkt moest worden.
Een bezwaar is, dat stapelvezel thans nog duurder
is dan katoen, de betere soorten zelfs veel duurder,
maar deze concurreeren met wol.
Gemiddelde prijzen in Duitschlaud (Rpf. per kg.)
Stapel- S
garen
tapel-j Kunst- Katoen.’ Wol-
Katoen
Wol
vezel
vezel-
zijde
garen
I
garen
215
1
224
430
472
270
453
1934….
(13
295
209
400
483
250
551
1935….
82
244
1
195
350
483
235
414
1936….
77
263
105
320
406
236
469
De prijsheweging van de synthetische textielstof-
fen is echter nog steeds een benedenwaartsche, als
gevolg van de rationalisatie, terwijl die van natuur-
lijke, evenals van andere grondstoffen, naar boven ge-
richt is. Uitbreiding der productie en grootere erva-ring zullen den kostprijs verder doen dalen wat niet wegneemt, dat momenteel offers, zij het noodzake-
lijke, gebracht worden.
Naast het argument van de deviezen speelt de
wensch om van den buitenlandschen import onaf-
hankelijker te worden, een rol. De ,,Ersatz”-fabricage
is in wezen een onderdeel van de economische oor
–
logsvoorbereiding zooals men die in de geheele wereld
kan waarnemen Vooral na 1933 is de productie van
stapelvezel sterk bevorderd. Bedroeg de productie in
1933 4.500 ton, deze steeg in 1936 tot ongeveer 48.000
ton, terwijl als onderdeel van het vierjarenplan de
productie nog aanzienlijk zal worden uitgebreid. Het
aandeel van de textielgrondstoffen in den Duitschen
import van grondstoffen daalde van 1933 tot 1936
van 31.7 püt. tot 25.9 pOt., maar de houtimport steeg
tegelijkertijd van 7.4 pct. tot 10.5 pOt. Ook in Italië is de productie van stapelvezel aan-
zienlijk. Zij overtreft nog de Duitsche. De sancties
en de grootere behoefte aan tropische kleeding ten-
gevolge van den oorlog en de kolonisatie in Ahes-
sinië deden de productie sprongsgewijze omhoog gaan.
Maar ook in landen waar de onmiddellijke noodzaak
tot deze fabricage niet bestaat, heeft men thans de
beschikking over een zich uitbrêidende industrie vnu
stapelvezel ni. in Japan, Engeland, Frankrijk en (le
Vereenigde Staten.
Productie van stapelvezel in mili. lbs.
1934
1
1935
1
1936
13,5
40,0
.
5,2
12,4
Japan
…………………4,5
Duitschland
…………..
32,0
95,0
Vereenigcle Staten
………2,2
.8,0
22,0 66,0
100,0
Italië
…………………
Engeland
……………..
4,2
11,5
28,5
Frankrijk
……………..
4,0
8,0 12,0
Hierachter schuilen twee motieven: de economische
oorlogsvoorhereiding en de verwachting, dat deze
industrie op den duur rendabel zal worden. Zooals
26 Mei 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
399
cle anilinekleurstoffen de indigo en meekrap verdron-
gen hebben, de kunstzijde de zijde, enz., zoo is cle
mogelijkheid zeker niet uitgesloten, dat stapelvezel
katoen zal verdringen. Een Amerikaansch katoen-
expert noemde dan ook deze ,,kunstkatoen” de groote concurrent-in-wording van de katoen.
Omtrent de technische eigenschappen kan nog
opgemerkt worden, dat een groot voordeel van de
stapelvezel boven de katoen gelegen is in de gelijke
stapellengte en de gelijkmatige vezelsterkte van dit
technisch product, eigenschappen, welke bij de katoen
pas na jarenlange selectie bereikt worden. Men
nerne dan ook bij beschouwing der bovengegeven prijs-
statistiek in acht, dat de kunstzijde bestaat uit een
oneindige draad, direct geschikt voor het weven, ter-
wijl daarentegen de stapelvezel eerst gesponnen moet
worden en dus verdere kosten vordert. In de ,,Wirt-
schaftdienst” wordt daarom opgemerkt, dat om die
reden de prijs van stapelvezel tot op de helft van dien
der kunstzijde gedrukt moest worden om de productie
loonend té maken.
De toepassing van stapelvezel geschiedt veelal nog
vermengd met andere garens. Zelfs als meuhelheklee-
ding en vloerbedekking vindt zij toepassing.
Productie, prijsvorming en werkloosheid in de
statische maatschappij.
In dit werk, in het Engeisch gepubliceerd onder
den tekst ,,Production, pricing and unemployment in
the static state”, heeft Dr. W. L. Valk, die in zijn
boek over Conjunctuurdiagnose
1)
reeds de opvatting
verkondigd had, dat de crises toe te schrijven zijn
aan afwijkingen van het prijzeustelsel van zijn nor-
uien, een algemeene analyse van het vraagstuk der
prijsvorming onder statische omstandigheden ge-
geven. In het midden stond daarbij de vraag, of het
zelfs bij ,,natuurlijke” evenwichtsprijzen niet kan
voorkomen, dat er een aanzienlijke w’erkloosheicl is, in welk geval dus naast de depressies nog een andere
groote oorzaak van werkloosheid aan te wijzen zou
zijn.
Zijn conclusie is, dat het inderdaad kan voorko-
men, dat hij een stelsel van natuurlijke prijzen een gedeelte van de beschikbare arbeidskracht (of een
gedeelte van het beschikbare kapitaal) niet aange-
wend kan worden en dat in dit geval van technolo-
gische werkloosheid gesproken mag worden. Om dit
te kunnen bew’ijzeu was een reconstructie van de
theorie der prijsvorming noodig, welke tot de vol-
gende innovaties leidde.
De prijzen der eindproducten kunnen nuttige, maar
nooit volmaakte indices van het nut der goederen
zijn; zij zijn echter als productiecompas voldoende.
Menmag wel niet vraag- en aanbodscurven werken,
doch feitelijk bestaan er voor elk goed vele vraag-
curven, waardoor de oplossing van het prijsprobleem
moeilijker is dan de Oostenrijksche theorie doet ver-
moeden. De theorie der mathematische school is in
dit opzicht dichter bij cle werkelijkheid.
Wat de prijsvorming der productiemiddelen be-treft, is onder bepaalde omstandigheden de grens-
productiviteitstheorie te handhaven, doch alleen in
dien zin, dat de prijzen der productiefactoren
even-
redig
en niet gelijk aan de grenswaarden der produc-tiefactoren zijn. Ook hier kan men niet met vraag- en aanhodscurven werken en moeten vraagvlalcicen ge-
construeerd worden, waarin zich vele vraagcurven be-
vinden.
Wanneer de verhouding, waarin kapitaal en arbeid
samenwerken, niet gewijzigd kan worden (vaste tech-
nische coëfficiënten), dan kan het voorkomen, dat
er geen kapitaal genoeg is, om alle arbeiders aan het werk te zetten. In dat geval gaat de grensproductivi-
teitstheorie niet op, doch de schrijver geeft ook voor
dat geval een oplossing van het probleem der ver-
1)
Publicatie Nr. 14 van het Nederlandsch Economisch
Instituut, 1935.
deeling, uitgaande van de vergelijkingen van Wieser,
die in de systemen der mathematische school uitmon-
den. De tegenstelling tusschen Böhm en Wieser is
dus grootendeels schijnbaar, omdat beide verschillende
gevallen op het oog hebben, waarin de oplossing ook
verschillend is. De grensproductiviteitstheorje had
het oog op het geval van volkomen variabiliteit der
economische relaties, terwijl Wieser aan starre pro-
ductieverhoudingen gedacht heeft.
De werkelijkheid ligt meestal tusschen deze extre-
men in; in den regel zijn er vrij vaste verhoudingen
in de samenwerking tusschen arbeid en kapitaal, doch
cle verhouding, waarin beide gecombineerd worden, kan gewijzigd worden, omdat men dikwijls de keuze
heeft tusschen eenige verschillende wijzen van pro-
cluceeren. In dat geval zal men vrijwel altijd alle
arbeiders aan het werk kunnen stellen, doch dit is
niet altijd wenschelijk, omdat het ivel eens zou kun-
nen beteekenen, dat men dan lage bonen zou moeten
utkeeren en tot verouderde wijzen van produceeren
zou moeten terugkeeren.
Na een beschouwing van het elasticiteitsprobleem
wendt de schrijver zijn aandacht van het stelsel van
Professor Cassel, waaraan hij reeds vroeger een werk
gewijd heeft en brengt hij daarin eenige wijzigingen
aan, waardoor het stelsel dichter bij de realiteit komt
en zoowel het geval van heweeglijke als dan van starre
en half-starre verhoudingen tusschen arbeid en kapi-
taal uitbeelden kan.
Daarop volgt dan een beschouwing van het vraag-
stuk van de aanbodscurven der productiefactoren,
van de mogelijkheid van het bestaan van een niet-
evenwicht en van een typische vorm van gezichts-
bedrog, die daarin bestaat, dat een groep onderne-mers na een prijsverandering van sommige grond-
stoffen of factoren tot een andere productiemethode overgaat, terwijl die overgang zelf terugwerkt op de
prijzeA van materiaal en factoren, zoodat het wel kan
blijken, dat een bepaalde verandering, die eerst ge-
rechtvaardigd scheen, dit niet meer is, wanneer zij
zich eenmaal heeft voltrokken.
Dan volgt een hoofdstuk over wat gewoonlijk sta-
tische groei genoemd wordt (groei, zonder dat het
evenwicht verbroken wordt) en het werk wordt be-
sloten met een reeks van theoretische en practische
conclusies.
De schrijver is van meening, dat het verschijnsel
van technologische werkloosheid zich in de toekomst
kan voordoen, doch dat men er zich niet al te onge-
rust over moet maken. In tegenstelling met de crisis-werkloosheid is de technologische werkloosheid een
ongunstig verschijnsel bij een gunstigen toestand.
Want de productiviteit laat niets te wenschen over, tenzij dle toestand een gevolg is van een tekort aan
kapitaal, en tenzij een te snelle overgang naar betere
productiemethoden tot een crisis leidt. In het alge-
meen is het verschijnsel een index van sterke verbe-
tering van de techniek en zal het dus mogelijk zijn,
hetzij een deel der arbeiders flink te ondersteunen,
hetzij aan allen langere vacanties en daarmee meer
vrijheid te geven.
De 21ste publicatie van het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut.
1)
In den loop van de komende week zal de 21ste
publicatie van het Nederlandsch Economisch Insti-
tuut verschijnen, t.w.: Production, pricing and un-
employment in the static state, door Dr. W. L. Valk.
Deze studie wordt inn den handel gebracht voor
f
2.-
(ingenaaid) resp.
f 3.—
(gebonden i.n prachtband).
Voor donateurs en leden van het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut gelden verminderde prijzen van
f
1.50 en
f
2.25.
Donateurs en leden kunnen zoowel bij het Secreta-
riaat van het N.E.I., Pieter de Hoochweg 122, Rot-
terdarn (Giro No. 158477) als hij den boekhandel be-stellen. Anderen alleen bij den boekhandel.
1)e 19cle en ZOete publicatie zijn nog niet vensehenen.
400
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Mei 1937
MAANDCIJFERS.
OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN
Uit. April .1937 (in Guldens)
AFJJEEL1.NG la
Kohieren voor
den dienst
19371)
1
Dir. belastingen.
Bedragen,
welke zijn
terugge-
as
‘n
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver
•,
middelen
bedrag
andersdan
bedrag
a 0
cd
,00
wegens
betaling op de koh.
0) 0)
n 0)
afgeschr.
Grondbelast. a)
10.026.999
– 10.026.999 10.012.623
Inkomst.bel. b)
23.325.064 882.420 22.442.644 24.055.114
Vermogensbel. c)
1
6.108.366
70.657 6.037.709 6.040.843
Verdedig.bel. 1
2.821.911
87.487 2.734.423 2.831.678
Bel. v. d. doode lid.
1.011.484
–
1.011.484
889.840
Totalen.. 43.293.824 1.040.564 42.253.259 43.830.098
a)
2%
hoofdsom + 20 opcenten op de boofdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom + 60-78 opcenten. c)
Hoofdsom + 75 opcenten.
i) Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-staan de vermelde bedragen uit
2%
gedeelte van het met
1 Mei 1937 aaivvan.gende belastingdienstjaar 1937/1938 en
gedeelte van .het belastiingdienstjaar 1936/1937.
2)
Voor
de belastingen naar inkomen en vermogen bestaan de ver-melde ‘bedragen uit
2%
gedeelte van ‘het belastingdienst-
jaar 1936/1937 en % gedeelte van het belastingdienstjaar
1935/1936.
AFDEELING In
1
. April
sedert
1
overeen-
1
1 Jan.
1
komst Ige
Overige middelen.
1937
1
1937
1
periode
1936
Divid.- en tantiëmebel.
.
635.844 2.542.871 2.337.307
Rechten op den invoer
.
8.865.158 30.670.696
29.057.012
Statistiekrecht
……..
•244.347
855.902
528.821 136.430
750.964 636.326
Accijns op geslacht
..
. –
640.000 2.359.024
1.901.954
Accijns op wijn
40.652 583.618
544.620
Accijns op gedistill.
.
–
2.521.988
9.154.516
9.013.455
Accijns op zout
………..
1.959.723
2.076.951
Accijns op bier
………617.165
Accijns op suiker
…..
..
.4.392.607
3.057.747 17.483.775
11.222.116 16.327.748 10.946.610
Accijns op tabak
…….
Bel, op gouden en zilverw.
50.128 173.786
1
148.145
Omzetbelaiting
………
5.514.329
22.464.031
19.490.479
Couponbelasting
……..
373.970 2.428.991
1.890.285
Recht. en boeten v. zegel
1
2.293.750
2)
12.770.060
5.600.051
Recht, en boet. v. registr.
1.393.195
4.753.646 3.241.206
Recht, en boet. v. succes- sie, v. overgang bij over
lijden
en
v.
schenking
3.644.845
13.250.693
11.098.729
Opbrengst d. loodsgelden
67.151
280.115
177.990
Totalen….
34.489.306; 133.704.527 115.017.689
1
Hieronder begrepen
wegens zegelrecht
van
nota’s van
makelaars en commissionnairs
in
effecten, enz.
f
776.490
(Beursbel.).
2)
Id.
f
3.918.006.
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.
Dienst 1936/1937
uiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der
hren voor den dienst
kohieren tot en met
19351’36 tot en met de-
de maand Apr.1937
zelfde maand van 1936
Gemeente.f.belast..
.
56.847.596 60.475.303
Opc. verm. t. get. v. 50
5.079.515 5.166.083
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1936.
Lulvere op-
brengst over het
Bedrag van de
1
tijdvak van
1
Benaming der middelen raming
1
Jan. 1936 tot en
1
met de maand
1
April 1937
Grondbelasting.
(2%
hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.125.000 10.146.014
Inkomstenbelasting
74.600.000 68.888.668
Vermogensbelasting
18.375.000 18.290.233
8.337.888
Belasting v. d. doode hand
.
2.000.000 1.747.252
Divid.- en tantièmebelasting
13.800.000 13.895.478
84.000.000 86.243.266
1.600.000
1.813.472
Accijns
op
zout
…………
2
1.818.251
6.335.825
1.950.395
Verdedigingsbel.
1
……….8.000.000
Accijns op gedistilleerd
28.250.000 27.774.046
7.000.000
.7.166.667
Rechten op den invoer ……..
Statistiekrecht
…………..
53.000.000 53.189.230
Accijns op geslacht
………5.000.000
..500.000
35.000.000
33.810.111
Accijns op wijn
…………2.000.000
Belast. op gouden en zilverw.
475.000 499.568
Accijns
op
bier
…………..
Accijns op
suiker
………..
60.000.000 62.273.729
Accijns op tabak
…………
.
8.600.000 5.778.104
Omzetbelasting
………….
Couponbelasting
………….5.000.000
Rechten en boeten van zegel
19.844.629
Rechten en boeten v. registr.
14.000.000
9.760.351
Rechten en boeten v. succes- sie, v. overgang bij overlij-
den en v. schenking
40.800.000. 38.136.446
Opbrengst der loodsgelden
. –
500.000
635.890
Totalen …. 1484.625.000
1478.335.513
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
Dienst 1937
Bedrag van kohieren tot en
raming
met de maand
April 1937
Grondbelasting (veerti.g ten hon-
derd van de hoof.dsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom wegens ongebouwde
eigendommen) ……………..10.000.000 9.078.991
Personeele belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweeden en derden
grondslag) ………………..21.000.000 10.581.173
Gemeen.tefondsbelasting (vijf en
twintig opcenten op de hoofd-
som) …………………….14.000.000 –
Vermogensbelasting (twee ‘ en
twintig opcenten op de hoofd-
s&m) ……………………..2.025.000 –
Inkomstenbelasting (tien opcen
–
ten op de hoofdsom) ………..4.500.000
–
Totalen…….51.525.000
19.660.164
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
Apr. 1937
1
1937
1
1936
Motorrijtuigenbelasting5.371.722 9.315.644 9.139.877
Ilijivielbelasting
24.5801
73.6971
92.875
Totalen ………5.396.302
9.389.34119.232.752
–
.
.
. .
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)
Rotterdam
1
Amsterdam
Totaal
Art! kelen
16-22
Mei
Sedert
Overeenk.
16-22
Mei
Sedert
Overeenk.
19
1936
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936 1937
1Jan.
19’7
tijdvak
1936
22.130 702.094
415.584
261
17.735 6.361
719.829
421.945
113.339
112.490
11
–
2.875
1.700
116.214 114.190
Tarwe
……………..
Rogge
………………1.795
5.568
9.216
–
–
100
5.568 9.316
Boekweit …………….1.595
MaIs ……………….
9 .075
470.342
291.897
1.700
61.395
67.185
531.737
359.082
1.859
141.044
108.600
–
6.189 7.312 147.233
115.912
–
62.223
28.384
–
3.180
20
65.403
28.404
2.52 5
101.485
74.245.
8.135 108.536 107.302
210.021 181.547
Gerst
………………
Haver
…………………
400
24.611
26.350
– –
175
24.611
26.525
Lijnzaad
……………
Lijnkoek ……………
165
13.236 13.918
115
1.910
3.408
15.146 17.326
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
370
17.720 13.646
160
1.453
753
1
19.173
14.399
f322.332.000.-
f322.307.000,-
7.120.000,-
,,
7.120.000.-
1.113.810,-
•
1.113.559,50
1.908.477,83
1.908.477,83
1.243.613,50
•
1.241.855,85
–
.
114.485,31
138.395.661,36
,,
126.432.832,-
7.000.000,-
8.500.000;-
100.127.343,41
,
100.170.271,68
VLOTTENDE SCHULD.
26 Mei 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
401
KOERSEN TE LONDEN.
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
isc.Wissels. 2
3Dec.’36
Ned
‘
Lissabon
….
45 5Mei’36
el.Binn.Eff.
Bk
R
rsch.
’36
24
3 Dec.
Londen ……
230 Juni’32
inR.C.
24
3 Dec.’,36
Madrid ……
5 9
Juli
’35
Athene ……….
6
4
Jan.’37
N.-York F.R.B.
14
1Feb.’34
Batavia……….
3
14Jan.’37
Oslo
……..
4
7Dec.’36
Belgrado
……..
5
1 Febr. ’35
Parijs
……
428 Jan.’37
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
..
… .3
1 Jan.’33
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria
…
3415Mei’36
Brussel ……….
2
16Mei ’35
Rome ……..
44
18Mei’36
Boedapest
……
4
28 Aug.’35
Stockholm
..
24
1 Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
4
2Jan.’37
Weenen…..
34lOJuli’35
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Warschau.
..
5
26Oct.’33
Kopenhagen……
4
19Nov.’36
Zwits. Nat.
Bk.14
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1937
1936
1914
22
18/22
10115
3/8
18123
~
13
2
20/24
Mei Mei Mei Mei Mei
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
11
4
11
4
11
4
1/
4
21/
4
.51
16
21
2
_311
3218.3116
Prolong.
1 1
1 1
21/
4
2-3(4
21/
4
.3(
4
L.onden
Daggeld
1
1..1
‘/a-I
‘(,-1
‘(,-I
1
12-1
‘/,-1
1314-2
Partic.
disc.
132116
17132.9126
17/32.9116
17
132.
9
/16
17/_91
1161/8
4114_314
Berlijn
Daggeld..
2
3
1-
1
12
21/
4
27(5
2
1
12-3
2’12-3
21
4
_5/
9
1)
2
1
12-3
–
Maandeld
2/3-
3
(4
2112314
2
1
1-
3
/4
21(
3
3/
4
231432)
2
3
4-3
–
Part, disc.
2
7
18
2
7
18
2718
271
8
27/92)
3
2’/
–
1
(2
Warenw…
4..1/
4..
1
/4
4.5/
4
4-44
4-114 2)
4.1(
4
–
New
York
Daggeld
1)
1 1
1
t
1
11
4
13142
1
12
Partic.disc.
9/,
l,6
/16
116
/16
Koere van 21 Mei en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
2)
21 Mei geen not.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
S)
S) S)
S)
1)
18 Mei
1937
1.8171
8.99%
73.10
8.14%
30.644
100%
19
1937
1.81%
8.98% 73.10
8.12% 30.644
100%
20
1937
1.8119,
8.99 73.10 8.12 30.66
100%
21
1937
1.81%
8.98% 73.09 8.11%
30.68
100%
22
,,
1937
1.81%
8.98%
73.06
8.11%
30.67
100%
24
1937
1.81’%
9
8.99 73.05 8.12 30.67
100%
Laagste d.w
1
)
1.81% 8.98%
72.95
8.10%
30.60
100
Hoogste d.w’)
1.82% 9.00%
73.15
8.1534
30.70
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
Zwit
–
serland
Weenen
Praa g
Boeka-
Milaan
Madrid
5)
6
)
rest
1)
55)
5*)
18 Mei
1937
41.57%
–
6.36
–
–
–
19
1937
41.56
–
6.35
–
–
–
20
1937
41.57%
–
6.374
– – –
21
1937
41.60
–
6.37
–
– –
22
1937
41.60
–
6.36
–
– –
24
1937
41.57%
–
6.364
–
–
–
Laagste d.wS)
41.50
34.20
6.324
–
–
–
Hoogste d.wl)l
41.65
34.25
6.40
1.55
9.70
–
Muntpariteit
48.003
1
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52
Data
.Stock-
Kopen-
1
$
S 0
)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
)
hagen5)
f50f1)
Aires’)
treall)
18 Mei
1937
46.375
40.15
45.2
0
3.975
55%
1.82%
19
1937
46.374
40.15 45.20 3.974
55%
1.82k
20
1937
46.374
40.15
45.20
3.974
55y
4
1.81%
21
1937
46.374
40.124 45.174
3.98
55%
1.8231
22
1937
46.374
40.124
45.174
3.98
557
4
1.81%
24
,,
1937
46.40 40.125 45.174
3.974
55%
1.81%
6
Laagste d.wl)
46.30
40.074 45.125
3.95 54%
1.81%
Hoogste d.w
1
)
46.40 40.20
45.225
4._
55%
1.82%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not. te Rotterdam.
1)
Part, opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Data
Londen
($ per II)
Parijs
(
P.
lOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gld.)
18 Mei
1937
4,94%
4,47% 40,21 54,99
19
,,
1937
4,94% 4,46%
40,1834
54,96
20
,,
1937
4,94% 4,46%
40,17%
54,98
21
1937
4,94%
4,46 40,18
54,99
22
1937
4,94%
4,4614
40,17%
54,99%
24
1937
4,94% 4,48%
40,16
54,99%
25 Mei
1936
‘”/8$
6,58;
40,26
67.61
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%
Plaatsen en
Landen Noteerings-
I
eenheden
8
Mei
1
1937
15
Mei
1937
1
18122
Mei
1937
I
LaagstelHoogste
l
22
Mei
1937
Alexandrië..
Piast.p.0
97%
97%
17
97%
9734
Athene
….
Dr.p.y,
547%
54734
540
555
5.4734
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10
35
v
1110%
1/10% 1/10% 1/10%
Budapest’)..
Pen. p. £
25
25
24%
25%
25
BuenosAires’
p. pesop.0
16.29
16.275 16.18
16.33
16.215
Calcutta
.
.
. .
Sh. p. rup.
116%
1/6%
1
/63
/
82
1/6
5
/
32
1/6%
Instanbul
. .
Piast.p.0
616 617 616 617 616
Hongkong
..
5h. p.
$
1
1
1
2%
1/2%
1/2% 1/3%
1/2%
Sh. p. yen
112
1/2
1/1
81
/
32
1,2
1
/
82
1/2
Kobe
…….
Lissabon….
Escu.p. X,
110%
110%
9
110
110%
110k
Mexico
….
$per
18 18
17% 18%
18
Montevideo
8
)
d.per4c
27
27
26%
28
27%
Montreal
..
$
per £
4.92%
4.93%
4.93%
4.93%
4.93%
Rio d.Janeir.
4
d. per Mii.
3′
/
64
33/33
3
35/
as
Shanghai
. .
Sh. p.
$
112%
1/2%
1/2%
1/2%
1/2
15
/
32
Singapore
. .
id. p.
$
214%
2/4%6
2/4%
2/4%
214%
Valparaiso
8).
$
per £
128
128 128
128
128
Warschau
..
Zl. p. £
26%
6
1
26%
1
25%
26%
26%
1)
Offic. not. 10 Dec. 161!2.
2)
Offic.
not. 15 laten, gem. not., welke
imp. hebben te betalen 10 Dec. 16.12.
3)
Offic. not. 6 Oct. 3971
8
.
4)
Id.
II Mrt. 1935
41/
4
. 5)
90 dg. Vanaf 28 Aug.
laatste ,export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)
Londen’)
N.York
2
)
Londen
18 Mei
1937.. 20%
45%
18 Mei
1937….
140/54
19
1937.. 20%
45
19
1937,…
140/55
20
1937,. 20%
44%
20
1937.,..
140/65
21
1937.. 20%
44%
21
1937…,
140/6
22
1937.. 20%
–
22
1937.,..
140/6
24
,,
1937.. 20%
44%
24
,,
1937….
140/6
25 Mei
1936.
.
20%
44%
25 Mei
1936….
139/7
27 Juli
1914.. 241Y
16
1
59
27 Juli
1914….
84/10%
1)
in pènce p. oz.stand.
2)
Foreign silver
in $c. p.oz.
fine.
3)
in
sh. p.oz. fine
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS. 0 TO
e r
1 fl
ee n.
saiQo van
‘5
t(IjKS b
cnalKIST osj ue
INe-
derlandsche Bank ……………….
1
72.922.028,02
/
76.042.961,46
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
-.
504.903,06
•
82.993,41
Voorschotten op ultimo April 1937
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op dle belas-
tingen
en
op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndië ……….
,,
43.536.980,20
•
36.482.314,43
Idem aan Suriname ………………
….11.333.570,25
11.306.931,78
Kasvord.weg. credietverst. a/h. bultenl
•
109.663.276,19
,,
108.931.125,06
Daggeldleenïngen tegen onderpand
–
–
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen
•
35.916.035,04
•
35.294.805,18
Vord. ophetAlg.Burg.Pensioenf.’)
16.032,94
–
Vord. op andere Staatsbedrijven
5)
,,
6.431.118,35
,,
7.044.978,92
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo) .
–
–
Verolichtingen
art. 16 van haar octrooi verstrekt
Schatkistbiljetten in omloop………
Schatkistpromessen in omloop ……
Zilverbons in omloop …………….
Schuld op ultimo April 1937 aan de
gem. weg. a. hult te keeren hooi ds.d.
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dl
bel, en op de vermogensbelastlng
Schuld aan Curaçao’) …………….
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’) Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
Id. aan andere Staatsbedrijven
1) …..
Id. aan diverse lnstellinen
1) ………
1) In rekg.-crt. met ‘s Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCH
–
INDISCHE
Saldo Javasche Bank
– ….
….
..
..
.
–
–
Saldo b. d. Postchèque- en Girodlenst
f
104.000,-
f
259.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e. a. Rijkslnstell.
….
,
43.537.000,-
•
36.482.000,-
Schatkisipromessen in omloop …….
..9.750.000,-
,
9.750.000,-‘
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds
..
1.514.000,-
,,
500.000,-
,
1.514.000,-
Schatkistbiljetten in omloop ………..500.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
890.000,-
1
.011.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
•
560.000,-
,,
560.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
…
,,
829.000,-
,,
2I2.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op IS Mei 1937
f
29.648.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
ci
lae
Andere
oPei
5
fb.
Di
s
cont.
ID
24 April
1937..
697
1.148 585 675
1.451
17
,,
1937..
698 1.058
502
679 1.439
10
,,
1937,.
697
1.103
527 684 1.437
3
,,
1937.,
699 1.179
551 687
1.461
27 Maart1937.,
700
1.104
513 693
1.456
1 Juli
1914,,
645
1.100
1
560
735
396
5)
Sluitp. der activa.
402
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26
Mei
1937
ONTVANGEN BOEKEN.
worden
na een korf,e in1eidiig,
de
viaagstukkeii behan-
Econo?nische gevolgen der Neclerlandsche Clearing-
del’d, die de egenhijkc gezegde theorie
van den intena-
verdragen
door Dr.
H.
A. Seiler.
(Amsterdam
tionalen
handel
vormen. Het tweede gedeelte is aan de
–
1937; H.
J. Paris. Prijs
f
2.65).
ioneta.ire
aspeteii
vaji
den
•internationalen
handel
ge-
ijj•
in het derde wordt de wtensohappe]ijke kant van
Dit werk, waarin gogevens en maatregelen, dc cleariag
de haiidelspolitiek besproken, terwijl cle laatste twee hoofd-
betreffende tot
31
December
1936,
zijn behandeld, geeft -in
tukken rioh
met -cle techniek
der
han-cleFspolitiek
bezig
–
het eerste hoofdstuk een overioh-t va.ii de voorgesohiedenis
hoide•n
van de cleaiiin-gweLgeving. In hoofdstuk ii wordt de Ne-
Naar
een
itot
iii -clotails
volledige
-behandeling van
de
derlandsche
clearinigwetgeving
(doel,
wetteii
en
uiLvoe-
stof -is ILiet gestreeki. )3e-proefcl
werd, de groote lijnen der
ri
–
ngsbepalingen)
behandeld.
Na eeti
iiiteenzetting betrof-
CCI1
de orde gestelde vraagstukken
1.7
on she
T
p
mogelijk te
fende de practische toepassing der clearingwctteu worden
doen uitkoiiien en de uiteenzottinig ‘tot een sluitend en af-
in de volgende hoofdstukken de gevolgen van dc ciearin-g-
gorond gehce1 te maken.
verdragen voor den Nederiandschen handel (tot Oct.
1936),
de
tekortkomingen
ve.n de
tweezijd-ige clearingverdragen
Der Kunde ain Effe
–
tenschalter.
(Berlijn
1936
;
Uit-
en
de
versveernri&Ielen
tegen
cle gevolgen
der
onjuiste
gave van de Comrnerz- und Privatbank).
clearingko&rseii behandeld.
Iii deze broohure
van
ca.
60
pagina’s
.
vorden
in den
Internationale handel en hancielspolitiek
door Prof.
vorm
van een
vraaggesprek
tussehen
een
klant en een
Mr. A. M. de Jong.
(‘s–Gravenhage
1937;
N.V.
bankier
versohiillende
bijzonderheden
btrefferide
waarde-
Martinus Nijhoff. Prijs
f
2.40)
.
papieren
behandeld,
alsmede eenige
algemeene
kwesties,
Dit werk bevat een beknopte uiteenzetting van de voor-
–
welke voor den belegger van belang kunnen zijn.
naa.mste economisohe vraagstukken op ht gebied van den
Betriebsgrösze
t?1d Produktions1costen
door
E.
A. G.
internationUen
handel
en de
internationale
handelspoli-
Robinson. (Weenen
1936
;
Julius Springer Ver-
tiek.
Behalive
voor
studenten
in
de
eeonomie
kan
het
la°-
P
rus R.M.
3.90).
tevens van nut -zijn voor -den algemeenen lezer, die voo!–
–
lichting zoekt over de itamelijk
ingewikkelde
problemen,
Het werkje is -vel schenen als zevende deel van de ver-
waarmede het aioh -bezighoudt.
–
talingeii
van
de
serie ,,Ecouomic Handbooks”
der
Cam-
liet bestaat
uit
vier
gedeeJten.
[ii
het eerste gedeelte
bridge
Univensity.
Ook jiirt deeltje
kenmerkt
zich
door
.
.
STATISTISCH OVERZICHT
GRANEN EN ZADEN
TUINBOTJWARTIKELEN VLEESCH
TkWE
Bahia
ROGGE
kg Bahia
MAIS
La Plata
GRST
fA
kg
LIJNZAAD
La Plata
BLOEM-
KOOL
KASKOM-
KOMMERS
–
SALADE
RUND
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
–
Blanca loco
Rotterdam!
Blanca loco
R’damlA’dam
loco
R’damiA’dam
La Plata
loco Rotter-
loco
R’damlA’dani
Ie soort
le soort
le soort 5)
100 Krop
(versch)
per 100 kg
(versch)
per 100 kg
Amsterdam
per 100 kg.
per 100 kg.
per 2000 kg.
damjA’dam
per 000 kg.
per 1960 kg.
5)
P. 100 st.
5)
P. 100 st.
Rotterdam Rotterdam
2)
3)
4)
f
–
,i
–
f
f
1
f
%
f
%f
%
f
%
f
l925J_17,20
100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
26,476)
100,0
23,08
6
)
100,0
5,83
6
)
10,0
93,_6)
100,0
77,50
6
)
100,0
lan.
1936
5,45 31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
,.
47,3 50,815
65,6
l’ebr.
n
1
5,22 30,4 3,40 26,0
55,25
23,9
64,50 27,3
152,50
33,0
43,775
47,1
48,25
62,3
Maart
•
1
5,22
5
30,4 3,50 26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
3,4
45,75
49,2
46,57
5
60,1
April
5,17
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6 70,00
29,7
147,25
31,8
1 1,56
43,7
10,65
46,1
3,09 53,0
48,50
52,1
45,375
58,6
Mei
•
5,12 29,8
3,17
5
26,6
63,75
27,5
72,25
30,6
147,75
31,9 9,10
34,4
6,66 28,9
1,56
26,8 51,60
55,5
44,30
57,2
Juni
5,05 29,4
3,45
26,4 66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3
5,80
21,9
2,03
8,8
0,63
10,8
54,15
58,2
46,25
59,7
Juli
5,625
32,7
3,65
27,9 71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.
,,
6,35
36,9
4,025
30,8
84,00
36,3
88,00
37,3
170,00
36,8
_
60,40
.64,9
50,20
64,8
Sept.
,,
6,50 37,8
4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1
—————–
61,05
65,6
51,875
66,9
Oct.
,,
8,89
51,2
6,026
46,1
97,50
42,1
120,50
51,1′
199,75
43,2
–
–
–
–
—
—
–
–
–
–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
—
–
——–
–
—
58,85
63,3 52,30
67,5
Nov.
,,
8,55
49,7
5,72
5
43,8
89,50
38,7
121,50
51,5
193,00
41,7
56,-
60,2
49,87
6
644
Dec.
,,
8,17
47,5 6,97
5
53,3 97,00
41,9
129,00
54,7
201,00
43,5
—
—-
—
–
–
–
—
–
–
–
–
—
–
–
59,80
64,3
49,70
64,1
–
jan.
1937
8,40
48,8
7,975
61,0
97,50
42,1
132,00
55,9
201,50
43,6
61,60
69,5
f2,75
68,1
Febr.
,,
8,25
48,0 8,72
5
66,7
100,50
43,4
129,00
54,7
194,50
42.1
64,175
69,0 53,325 68,8
Maart
9,15-t.53,2
9,025
1-69,0
106,00
45,8
133,00
‘56,4
209,25
45,2
–
–
—
—
–
–
–
—
—-
—
—
66,15
‘ii
1
54,82
5
70,7
April
,,
L0,17
5
1
59,2
10,-
1
1
76,5
115,00
49,7
149,75
63,5 224,50
49,5
17,10
64,6
16,74
12,83
–
—
—
–
–
–
—
—
—-
—
–
–
72,5 4,13 70,8
71-
76:3
56,25
72.6
3 Mei
,.
9,85
1
57,3
9,975
76,3
109,110
47.1
145,50
61,7 220,00
47,6 7,63 28,8
–
—
—
–
–
—
—
—
—-
—
–
–
55,6
–
—
—
–
–
—
—
—
—-
—
–
–
3,13
53,7
72,0)
77,7
57,-
8)
73,5
10
,,
,,
9,65
1
56,1
9,92
5
75,9
109,00
47,1
44,50
61,2
220,50
47,7
9,48 35,8
16,79
72,7
2,84
48,7
71,309)
76,7
56,50
9)
72,9
18
9,80
57,0
9,575
1
75,5
09,00
47,1
142,50
60,4
221,00
47,8
10,35
39,1 14,53
63,0
3,28 56,3
75,_10
80,6
57,_Is)
73,5
24
9,89
1
57,0
10,075
1
77,1
110
,
C07)
47,5
143,50
60,8
220,50
47,7
74,_11
79,6
57,75
26)
74,5
1)
Men zie voor de toelichting
op
dezen
staat
de nos.
van
8, 15
Aug.
1928, 25 Febr.
1931
en
IS
Febr.
1933.
)
Tot Jan.
1931
Hard
Winter
No.2.
van Jan.
1931 tol
3)
Tot ,Jan. 1928
Western;
vanaf
Jan.
1928
tot
16 Dec. 1929
American
No. 2,
van 16 Dec.
1929
tot 26
Mei 1930
7415
kg Hongaarsche;
vanaf
26 Mei
1930
tot 23 Mei
1926
23 Mei 1932
64/5 K.G.
Zuid-Russische.
Van
23 Mei-19
Sept.
1932 No.
7.
Van 19 Sept.’32
tot
24Juli’33
62/63kg
Z.-Russ.
Van
24 Juli ’33-7
Oct.
1
35 64165
kg La
Plata,
t)
1928.
7)
Nieuwe
oogst.
8)1
Mei.
9
)8
Mei.
10)
14 Mei.
Ii)
22 Mei.
62)5
Mei.
13)
13Mei.
14
)
20 Mei.
15)
7Mei.
16)
15 Mei.
17)
21 Mei.
MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
–
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL
WOL
gekamde
–
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contln.
Crude
Gulf exp
gekamde
Australische
Australische,
HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen
__________
F.0. F.
Sakella-
_________
0
F. No.
1
1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
641660
ets, per
Merino, 64’s A’v.
loco
Bradford
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf, open kop
GId. per
100
kg
R’dam/A’dam
B
per barr’el
U.S.
galion
New-York
rides
Liverpool
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto per
1000
kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.
7
‘7i
%
cts.•
%
cts.
7i
cts.•
%
cts.Ö
%
cts.•
‘5
cts.•
TT
i
1925
–
10,80
100,0
4,16
5
100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
Jan.
1936
6,15
56,9
1,526
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3
29,3
19,9
14,7
31
1
1
97,0 35,0
45.4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,3
Febr.
6,15
56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8 13,8
29,3
97,0 35,0
46,6 31,4
15,-
43,2
5,85 48,8
Maart
6,15
56,9
1,52
5
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9 32,2
14,25
41,1
5,90
49,2
April
,,
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,6
18,7 13.8
29,2
99,5
35,9
47,9 32,2
14,-
40,3 5,95 49,6
Mei
,,
6,25
57,9
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
50,0
luni
6,30
58,3
1,525
36,6 8,33 22,6
17,6
30,5
27,4
18,6
16,8
35,7 97,0
35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
juli
6,25
57,9
1,525
36,6
8,06
21,9
19,3
33,5
31,4
21,3
18,1
38,5 97,0
35,0
46,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Aug.
,,
6,30
58,3
1,52
5
36,6
7,94 21,5
17,9
31,0 33,3
22,5
17,2
36,6
99,5
35,9 46,6
31,4
13,50
38,9
5,25 43,8
Sept.
,,
6,35
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2
32,3
21,9
17,8
37,8
99,5
35,9
49,1 33,1
14,50
41,8
5,35 44,
Oct.
–
7,80
72,2
1,95
46,8
10,27
27,9 23,0
39,9 42,0
28,5 21,9 46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
19,25
55,5
5,40
45,0
Nov.
7,70
71,3
1,926
46,2
10,19
27,7
22,6
39,2
43,4 29,4 21,4
45,4
131,4
47,4
73,4 49,4
19,25
55,5 5,45
45,4
Dec.
•
7,85
72,7
1,90
5
45,7
10,25
27,8
23,6
40,9
39,2 26,6 21,4 45,4
135,2
48,8
82,2
55,3
20,25
58,4 5,55
46,3
lan.
1937
8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8 23,8
41,2
38,2
25,9
22,0
46,7
141,9
51,2
88,2
59,3
21,50
62,0
5,65
47,1
Febr.
8,25
76,4
2,125
51,0
10,95
29,7
24,0
41,6
37,4 25,4 21,8
46,3
133,6
48,2
85,6
57,6
22,75
65,6
5,70
47,5
Maart
8,30
75,9
2,12
50,9
11,16
30,3 26,6
46,1
44,6
30,2
23,3 49,5
138,9
50,1
88,6
59,6
25,-
72,0 5,75
47,9
April
•
8,55
”
79,2
2,12 50,9
11,30
30,7 26,0
45,1
45,3 30,7
23,1
49,0
144,9
52,3
96,5
64,9
28,50
82,1
5,80
48,3
3 Mei
,,
9,00
83,3 2,115
50,8
l
1,391)
30.9
24,6
42,6 42,4
6
)
28,7
22,8
1
)
48,4
144,46)
52,1
98,4
5
)
66,2
26,25
4
)
75,6
5,85
48,8
10
9,00
83,3 2,115
50,8
11,48
2
)
31,2 24,4
42,3
42,5
4
)
28,8
22,6
4
)
48,0
144,3
6
)
52,1
97,4
6
1
65,5
5,85
48,8
18
9,00
83,3
2,1-1
50,7
11,48
3
)
1
31,2
24,1
41,8
142,3
7
)
51,3
97,47)
65,5
5,85 48,8
24
–
9,00
1
83,3
2,11
50,7 24,2 41,9
1
1
1 1
1
5,85
48,8
1)5
Mei.
2
)12
Mei.
3
)19 Mei.
)
II Mei.
5)
6Mei.
6
)13 Mei.
7)
20Mei.
8)4
Mei.
9)
Op goudbasis 51,6.
25)
Op goudbasis 51,8.
ii)
Op goudbasis 51,1
12)
Op goudbasis 51,6.
26
Mei
1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
403
groote helderheid. De heteekenis van de optimale bedrifs-
grootte wordt vanuit verschillende geziuhtshoeken be-
sohouwd. Daarin ligt de groote waarde. Gewoonlijk beperkt
men zich tot den technischen kant en geraakt de beteeke-
nis van de produetiecapaciteit in verband met de orga-
iiisatie, de Financiering en den afzet enz. op den achter-
grond. Dit is hier niet het geval.
Innalen der Betriebswirtschaf1.
V Band. Heft 3-4.
(Berlijn 1936; Verlagsbuchhandlung Leop old
Weiss. Prijs
R.M. 7.50).
De aflevering bevat een zestal artikelen, waarin de be-
teekenhs van de mathematische statistiek voor het bedrijf,
voor de kostprijsberekening, enz. wordt uiteengezet aan
de hand van practische voorbeelden, wat het lezen ver-
gemakkelijkt. Ook ditmaal zijn het weer deskundigen van
den eersten rang, welke een bijdrage hebben geleverd.
Sociale
en.
Economische
Geografie van
Harlingen
door Dr.
E.
van Hinte. (Harlingen 1936; Nico
Poort. Prijs ingdn.
f
5.-, geb.
f7.-).
Behandeld worden achtereenvolgens de geschiedenis, de demografie, het economisch leven en het sociale leven van
l:[arliisgen. In een nabeschouwing vordn nog de vooruit-
zichten van de stad besproken. Optimistisch is de schrij-ver hierover n9et, hoewel hij nog wel enkele lichtpunten
ziet. Zoo acht hij o.a. een industrialisatie van het gebied
tusschen Harlingen en Leeuwarden mogelijk, hoewel zich daarbij tereoht de moeilijkheden, welke zich zullen voor-
‘HANDELSPRIJZEN’)
(De voUedigs statistiek werd het Laatst
ZUIVEL EN EIEREN
doen bij de instelling van de bevolking op de industrie
niet ontveinzeude. Het werk bevat vele illustraties en in-
strvctieve statistieken.
Waarde, Koopkracht, Waardemeter, De gouden stan-
daard, De menschelijice standaard
door Dr. Ir.
W. M. Meyer. (Rotterdam 1936; Nijgh & van
Ditmar
N.V. Prijs
f
0.60).
Deze studie over economie en geldwezen is bedoeld als
leidraad bij het doordenken van de huidige, veelal ver-
‘ard lijkende, monetaire evoljties. Sehr. traehtte, vrij van
alle bestaande stelsels en theonieën, het vraagstuk van het
ge.l’dwezen van den grond af door te denken en op te bou-
sven, er als ingenieur van uitgaande, dat het mogelijk
moest zijin ook voor het begrip ,,ivaarde” langs zuiver
mathematischen weg een meter af te leiden van onwrik-
bare juistheid.
Wetstoepassing of wetsverkrachting?
De Regeering
beschikt afwijend op het verzoek tot verbindend-
verklaring vaft ondernemersovereenkomsten voor
het bakkersbedrijf door Prof. Mr.
P.
S.
Ger-
brandy. (Amsterdam 1937;
H.
A. van Botten-
burg
N.V.
Prijs
f
0.35).
Schrijver bespreekt om. de overeenkomsten, haar inhoud,
strekking en wordingsgesoh•ieden.is, het verloop van de
behandeling, de afwijzing.
opgenomen
in E.-8. B. van 19 Mei 5.1.)
METALEN
BOTER
BOTER
KAAS
Edammer
per
kg
p. kg.
Heffing
Alkmaar
Leeuwar-
Crisis-
Fabrieks-
derCornm.
kaas
Noteering
Zuivel-
Centr.
ki. mjmerk
per 50 kg.
EIEREN
KOPER
Gem. not. Standaard
Eiermijn Locoprijzen
Roermond Londen
p. 100 st. oer Eng. ton
IJ
vela
ZER
LOOD
TIN
Cle
nd
Locoprijzen
Locoprijzen
Foundry
Londen
Londen per
No. 3 f.o.b.
per Eng. ton
Eng, ton
Middlesb.
per Eng. ton
GIETERIJ-
1
ZINK
t GOUD
1
ZILVER
IJZER
ILocoprijzen
1
cash
1
cash
(Lux III) p.
1
Londen
1
Londen
1
Londen per
Eng. t. f.o.b. 1
per
1 per ounce
1
Standard
Antwerpeni Eng.ton
fine
t
Ounce
%
f
f
%
f %
f• %
f• %
f• % f• %
f• % f• % f. %
cts.•
100,0
–
56,- 100,0 9,18 100,0 751,00 100,0 440,75
100,0 3168,50 100,0 44,25 100,0 40,50 100,0 437,75 100,0 51,75 100,0 162,00
Jan.’36
0,57 24,7
0,95
16,80
30,0
4,04,
44,0
252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0 24,75
56,2 20,25 50,0
106,25
24,3 51,75
100,0
61,501
37,4
Feb.,,
0,61
26,4
0,92
5
17,375
31.0
3,375
36,8 256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,23
50,0
111,00
25,4 51,75
100,0
60,25
37,2
Mrt.
• (,46
19,9 1,04
17,70
31,6 2,69
29,3 261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24.75 56,2
20,25 50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,,
0,44
19,0
1,02
5
16,82
5
30,0
2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75 56,2 20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7 0,47
20,3 0,99
18,75
33,5
2,52 27,5
270,25
36,0
114,75
26,0 1495,50
47,2 25,00 56,8 20,25 50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25
38,5
M
e
i
,,
Juni
0,57
24,7
0,89 20,20
36,1
2,69 29,3 268,50
35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9
2500
56,8 20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli
,,
0,60
26,0
0,815
19,35
34,6
2,91
31,7
.27525
36,6
117,75
26,7
1382,-
43,6
27,00
61,0 20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,,
0
1
62
26,8
0,80
17,875
31,9
3,31
5
36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9 27,00
61,0
20,23
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0 3,63
39,5 289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,6
20,25 50,0
10425
23,8
51.75
100,0
60,75
37,5
Oct.
,,
0,63 27,3 0,775
17,55
31,3
4,85
52,8
374,75
49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3
33,50
75,7
27,75 68,5
135,00
30,8
65,25
126,04
75,75 46,8
Nov.,
0,70 30,3
0,78
16,075
28,7 5,15
56,1
397,75 53,0
196,25
44,5
2079,75
65,6
33,75
76,3 29,25 72,2
149,00
34,0
64,50
24,6 I,.79,50
49,1
Dec.,
0,65
28,1
0,825
15,75
28,1
4,36
5
47,5
415,00 55,3 234,00
53,1
2076,00
05,5
36,50
82,5 32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2 7975
49,2
Jan.’37
0,66
28,6
0,85
17,075
30,5
3,45
37,6
462,00 61,5
244,25
55,4
2051,25
65,1
36,25 81,9
34,25
84,6
188,50
43,1
63,50
122,7
~_
`
7
8,00
48,1
Feb.,,
0.69
29,9 0,80
18,75
33,5
3,81
41,5
522,00
69,5
248,50 56,4 2075,75 65,5
36,25
81,9 35,75 85,8
219,50
50,1
63,50
1
2,7
5,00
46,3
Mit.
•
0,68
1
29,4
0,80
18,825
33,6 3,86
42,0
633,50
85,0
291,25
66,1
24 8,25
78,8 36,25
81,9
48,25
119,1
241,50
(
6,6
63
,50
122,7
77.00
47,5
Apr.,,
0,69
29,9
0,80
16.45
29,4 3,05 33,2
559,75
745
235,50
53,4
2405,00
75,9
36,25
81,9
54,25
134,0
236,25
54,0
63,50
122,7
78,00
48,1
3Mei
,,
0,70
52
30,3
0,70
16,75
15
29,9
2,90 31,6
533,00
71,0
221,00
50,1
2293,50
72,4
36,50
82,5
58,00
143,2
215,50
49,2
63,25
122,2
76,00 46,9 0
,,
,,
0,68°
29,4
0,75
I7,-O
30,4 2,95
32,1
555.25 73,9
219,75
49,9
2263,73
71,4
350
82,5
59,50
146,9
213,25 48,7 63,25
122,2
76,25
47,1
8
,,
0,72
14
31,2
0,75
17,50
17
31,3
2,90
31,6
564,25
75,1
202,75
46,0
2243,25
70,8
36,50
16
82,5 60,25
16
148,8
201,00
45,9
63,25
122,2
76,25
47,1
0,70
2,90
31,6 557,50
74,2
221,75
50,3 2279,00
71,9
36,50
82,5
60,00
143,1
218,50 49,9
63,25
122,2
.75,75
46,8
Sept. 193279
K.U. La
Plata;
van 26Sept.
1932 tot
5 Feb
,
.
1934
Manitoba
No. 2;
van 5
Febr. 1934
tot
6Juli 193580kg La Plata;
van
6Juli1936
tot30Nov.
1936Manitoba.
kg Zuid-Russische;
van 23 Mei
1932 lot
2 Oct.
1933
No. 2
Canada. 4)
Tot
Jan. 1928
Malting;
van
Jan.
1928 tot
9 Febr.
1931
American
No. 2. van
9 Febr.
1931
tot
n 7 Oct.
’35-18
Mei
‘3662163kg
Z.-Russische.
5)
De
jaargemiddelden
zijn berekend
uit de
gemiddelde
prijzen
van
April; Mei en
Juni
van hetbetreffnde
jaar.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
INDEXCIJFER
VURENHOUT
basis 7″ f.o.b.
S T E
È
N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER
Standaard
SUIKER
THEE
S)
mdl-
sche
Zwedenj
binnenmuur
buitenmuur
G
.
F. Accra
Ned.-tnd.
Robusta
Ribbed Smoked
Witte kristal-
AfI. N.-I. theev.
Grond-
uIt-
Finland
per
I. M.
5.
Locoprijzen
Sheets
suiker loco
A’dam gem. pr
.
stoffen
voer-
per standaard
per
per
50kg c.i.f.
per 100 kg
Rotterdam
loco Londen
R’dam(A’dam
Java- en Suma-
pro-
van
4.672 M
5
.
1000 stuks
1000
stuks
Nederland
Amsterdam
per
Ij
kg.
per Ib.
per
100 kg.
trathee p.
‘J
kg.
ducten
–
‘7
3i
‘7″
3i
T
ii”
“T
0
Y
f
%
3i
f•
3i
T”
ets.
7i
1925
159,75 100,0
15,50 100,0
19,-
100,0
25,71 100,0
35,87
5
100,0
61,375
100,0
1,80
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
e
100.0
Jan.’36
63,00
39,4
8,25
53,2
10,-
52,6
8,47
32,9
1112
5
31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,325
23,1
39,50
46,7
35.5 26.0
Feb.,
63,00
394
8,-
51,6
9,50
50,0
8,62
33,5
10:62
5
29,6
13
21,2 0,22
12,3
4,125 21,3
38,50
45,5
35.6
25.7
Mrt.,
64,25
li)2
8,-
51,6
10,25
54,0 8,47
32,9
9,775
27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,925
20,9 37,25
44,1
35.8 25.5
Apr.,
65,00
4Q7
8
1
–
51,6
10,25
54,0 8,67 33,7 9,725
27,1
1J
.
21,2
0,23
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6 25.3
Mei
,
65,00
0,7
8,-
51,6
10,25
54,0
9,23
35,9
9,52
5
26,6
13
21,2
0,23
12,6
3,65
19,5
37.
43,8
35.2 25.0
Juni,
68,00 42,6
7,75 50,0
10,-
52,6
10.34
40,2
9,90
27,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85
20,5
36,50
43,2
35.3
24.5 71,25 44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,475
29,2
13,125
21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9 25.0
Aug.,
73,25 45,9
6,50
41,9
9,-.
47,4
10,89
42,4
10,825
30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
24.9
Sep.,
79,00
49,5
45,2
47,4
12,30
47,8
11.27
5
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,475
18,5
37.50
44,4
37.2
25.8
Oct.
107,00
t
67,0
7,25 46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87
5
38,7
14,87
5
24,2
0,30
16,7
4,475
23,9
46,50
55,0
47.3
‘
,32.2
Nov.,
106,00
1
66,4 7,25 46,8 9,25
43,7
17,45
67,9
16,12′
44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,575
24,4 48,50
‘
57,4
49.9 35.0
Dec.,
112,75
1
70,6
7,50
48,4
9,-
47,9 22,49 87,5
19,65
54,8
16,25.
26,5
0,37
20,6 4,72
5
25,2
48
56,8
53.3
.
37.7
Jan.’37
118,75
74,3
7,50
48,4
9,-
47,4 24,50 95,3 20,625 57,5
16,75
27,3 0,38
21,1
5,575
29,7
50,50
89,8
54.5
–
39.0
Feb.,
125,00
1
782
‘)Tl’IÇ
.
7,50
48,4
9,-
47,4 21,09
82,0
17,95
50,0
18,25
29,7
0,40 22,2 5,725 30,5
53,50
63,3
57.3
39.2
Mrt.,
135,00
1
51,6
9,25 48,7
23
1
–
89,5
18,05
50,3
18
29,3
0,44
24,4
6,10
32,5
55
65,1
65.4
42.6
Apr.,
135,00
1
8,25
53,2
9,50
50,0 20,83 81,0
16,87
5
47,0
17,875
29,1
0,44 24,4
6,125
32,7
54,25
64,2
64.1
41.6
3Mei
,
135,00
1
885
18,228)
70,9
16,375
45,6
17,50
28,5
0,38
21,1
6,-
32,0 55
6)
65,1
61.0
9)
39.8
0
,
137,50
1
86,1 14,87
5
41,5
17,50
28,5
0,41
22,8
6,25 33,3
64.3
10
,
394
8
,,
,
137,50
86,1
14,25
39,7
17,50
28,5
0,37
20,6 5,87
5
31,3
63.2
11)
38.2
4
,,
,
137,50
1
86,1
14,75
41,1
17,50
28,5
0,78
21,1
6,125
32,7
63.8
12)
38,9
De tegenwaarde
in’ guldens,
van
de
£ en $
not eeringen,
berekend
tegen den wisselkoers
van
den dag.
(Zie E.
–
S.
B. van
7
Oct.
1936. bis.
733).
Voor de
samenstelling
van dit
indexcijfer
zie
het
E.-S. M.
van
Dec. 1936.
De
laatste
8 cijfers
van deze
kolom
zijn met
voorloopige
coëfficiënten
gewogen.
‘I
ç)
.(
Iii
-.
404
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
26 Mei
1937
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 24 Mei 1937.
Activa.
rllfdbk.
f
16.788.812,90
se1s,1’rom..Bijbnk.
275.631,43
enz.indisc.Ag.sch.
1.368.449,14
f
18.432.893,47
Papier o. h. Buiteni. in disconto ……
,,
–
Idem eigen portef.
f
2.382.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
2.382.000,-
Beleeningen IHfdbk
f
143.989.036,60
1
)
mci. vrsch.i
‘.Bijbnk.
5.193.345,88
in rek,-crt.i
iAg.sch.
29.905.157,88
op onderp.)
f
179.087.540,36
Op
Effecten ……
f
177.111.505,51′)
OpGoederenenSpec.
,,
1.976.034,85 179.087.540,361)
Voorschotten a. h. Rijk ………….
..
4unt, Goud ……
f
113.607.390,- Muntmat., Goud
..
,,1.016.459.724,33
[1.130,067.114,33
Munt, Zilver, enz.
18.953.050,57
Muntmat., Zilver.
.
–
1.149.020.164,909)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………..39.491.033,16
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
8.486.479,42
Staatd. Nederi. (Wetv. 27;5’32, S. No. 221)
,,
10.193.915,19
Pa,siva.
f
1.411.694.026,50
________________________
Kapitaal ……………… ……….
f
20.000.000,-
Reservefonds …………..
……….
3.105.769,04
Bijzondere reserve … ….
……….
6.300.000,-
Pensioenfonds …………
………..
,
10.288.676,98
Bankbiljetten in omloop…………..
807.752.805,-
Bankassignatiën in omloop ……….
818.967,42
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
73.307.026,94
saldo’s: k Anderen
,,
486.129.650,75
55943667769
Diverse rekeningen ……………… ..
3.991.130,37
f
1.411.694.026,50
Beschikbaar metaalsaldo …………
f
602T7T6.752,88
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.506.866.880,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………….
‘) Waarvan
aan
Nederlandsch-Indië
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad No. 99) ……….. /
68.518.450,-
2)
Waarvan in het buitenland
………………………
141.707.778,31
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschikb. Dek-
Data
Circulatie opeischb. Metaal- klngs
Munt
Muntmat.
schulden saldo
perc.
24 Mei ‘3.7 113607 1.016.460 807753 580.256
1
602.747 84
18
’37 113607 991.462 811.756 532.604 586.014 84
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437
6.198
43.521 54
Tot aal Schatkist- Belee-
Pa,6i7 Tbiverse
Data
ningen
hji
reke-,
,iI,,sc,t
-.
24 Mej
1937
18.433
–
179.088
2.382
8.486
11
,,
1937
18.701
–
181.809
2.382
8.003
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
‘)Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Andere Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulatte
opeischb.
metaal
–
____________
schulden
saldo
22 Mei
‘372)
126.880 190.870
79.860
18.588
15
,,
‘372)
125.230 195.640
75.980
16.582
24 Apr.1937
108.617
1
17.835
191.258 73.274
20.639
17
,,
1937
108.617
17.114 193.296
71.269
19.904
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172 12.634
4.842
a a
Wissels,
buiten-
DIs.-
Belee
.
Dek-
kings-
N.-Ind.
conto’s
ningen
n in en”
percen-
______________
bef aalb.
tage
22 Mei ‘372)
5.230
73450
78.830
47
15
,,
‘371)
5.570
75.120
79.180
46
24Apr.1937
3.312
71.710
48
11.669
55.40′
17
,,
1937
2.578
12.291
55.851
72.487
48
25 Juli 1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
1)
Sluitpost acliva.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
Bankbilj.
Other Securifies
Data
Metaal
in
I
n
Bankingl
Disc.and Securif les
circulatie
Departm.
Advances
12 Mei
1937
319.526
479.909
1
38.752
5.893
1
21.275
5
,,
1937
314.611
475.159
38.503
29
.3
17
5.441
20.962
22 Juli
1914
40.164
33.833
1
Gov.
Public
1
Other Deposits
1 1
Dek-
Data
i
Sec.
Depos.
Other
Bankers IAccountsj
1
Reserve1
kings-
1
perc.’)
12 Mei
1
37
108.337
32.520
1
87.664
1
37.185
1
39.6611
25,2
5
,,
’37
1103.095
16.381
97.175
37.661
1 39.4521
26,1
22 Juli ’14
J
11.005 14.736
42.185
1
29.297J
52
VflWUUflI5
t,,oaLsLcLI RCCCIVC CII IJCUbItb.
BANK VAN FRANKRIJK.
Te goed
Wis
Waarv.
Belee-
Renteloos
Data
Goud
Zilver
I
in
t
–
sels
op het
ningen
voorschot
buienl.
buiten!.
v.d. Staat
7 Mei ’37
57.359
1
515
13
10.603
1.0991
5.837
3.200
30Apr.’37
57.359
1
522
13
110.208
1.1001
5.981
3.200
23 Juli’14
4.104
1.
640
–
1.541
81
769
–
Bons v. d)
1
Diver-
1
Rekg. Courant
Data
zei/st.
amort. k.
sen
Circulatie
I
__
Staat
1
Zei/st.
1
Part i- Iamort.k.l
culieren
7 Mei
‘371
5.642
2.687
1
86.870
1
1.437
1
2.063
13.764
30Apr.’37
5.642
3.818
87.063
2.323
2.038
113.408
23 Juli ‘
14
1
–
–
5.912
401
–
943
1 UIMLLIJVCI 4ÇIJV4.
DUITSCHE_RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
I
als goud-
wissels
Belee-
ten!. (rc.
dekking
en
ningen
banken
1)
geldende
cheques
7 Mei
1937
1
68,4
19,4
5,8
4.967,5
48,3
30 Apr. 1937
1
68,4
19,4
5,9
5.123,7
51,7
30 Juli
1914
1.358,9
– –
750,9 50,2
Data Effec-
Diverse
1
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa
2
)
lat ie
Crt.
Passiva
7 Mei
1937
105,2
749,7
4.816,3
775,7
173,3
30 Apr. 1937
105,6
755,6
4 979,5
794,2
173,2
30 Juli
1914
330,8 200,4
1.890,9
944,-
40.0
‘/ JzsocIaeu. -; W.V. flCIILCIIU4IIn2LIICUJC S ifiCi,
0V
Î%pr.,
resp.
t’.,
cmiii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).
Goud
e
0
Rekg.Crt.
•
0
Data
–
.,
‘-c
L
1..
1937
na
ZE
.;
.2
0,
0
13 Mei’3.586′ 49
11.
337~
36
55
40 4.410 112
671
13.5851
49
1.329
40
1155
40 4.426
1158
605
FEDERAL RESERVE BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
1
Goud-
,,Other
In her-
1
de
Totaal
cash”
2)
di
s
c. v. d.
1
op
In
en
bedrag
1
–
certifi-
‘member
1
markt
caten’)
banks
1
gekocht
5 Mei ’37 8.853,0
1
8.842,9
279,5
1
16,8
1
3,7
28Apr.’37 8.853,0
8.843,4
289,11
11,0
3,7
Belegd
1
Totaal
1
Goud
Alc’em.
I?ata
inU.
S.
Gestort
1
Dek-
Jj’ek-
ncircu-
Kapitaal
1
kings-
kings-
Oov.Sec.latie
si
perc.B)
perc.
4
)
5 Mei ’37’ 2.526,3 4.207,7 7.265,2 132,2
1
79,6
–
28
.Apr.’371
2.526,2 4.177,0 7.298,5 132,2
1
–
1)
Deze certificaten werden door de Schatkist
aan
de Reserve Banken
g
e
g
even voor
de overname
van
het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100
op
59.06
cents werd gedevalueerd.
3)
,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelscbbare
schulden:
F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover
idem. PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis-
1 1
Rrvel
Totaal
1
1
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
1
Beleg-
de
depo-
1
time
leenin.
en
beleen.
ginen
1
.
banks
sito’s
t
1
deposits
28 Apr.’37I
.
9.428 112.774
1
5.425
l
26.762
1
5.158
21
,,
‘7I
1
9.401
12.866
j
5.378
26.772
5.146
0 pue.er. ve., 0 nUu. 00n, CU ava5c1,o oer,, en ee OCbI Ur Cfl.
land zijn in duizenden, alle overige posten In millioenen van de be-
treffende valuta.