Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1113

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 28 1937

28 APRIL
1937

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN.

Economisch-Staft”stiosche

Bencht6n

ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN
DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN
VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22E JAARGANG

WOENSDAG
28
APRIL 1937

No. 1113

COMMISSIE VAiV REDACTIE:

P Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

Ii. Al. H. A. van der Valk (Redacteur-Becretaris).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Soutendijk.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatwag.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh & van Ditmar NV., Uitgevers,- Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Graven hage. Postchè qua- en giro-rekening

No. 145192.

Abonne?nentsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaâr. Losse nummers 50 cent. Do na-

teurs en leden van het Nederlendsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maendbe-icht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

Blz.

DE BELEGGINGSMARKT
door
C.
A. Klaasse…………312

De boterpositie door
J.
Ruter ………………….314

De markt voor voedergranen door
A. P. Schilthuis .. 315

De jongste ontwikkeling der lJnit-Trusts in Engeland

door
B. H. A. Meijerink ……………………..317

De Rijksmiddelen over Maart
1937. ……………..318

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING:

De geld- en credietpolitieke gevolgen van het moderne

gii-overkeer door
Prof. Dr. Emanuel Hugo Vogel 319

AANTEEKENINGEN:

Toegenomen Staatsschuld in
1936…………….321

MAANDOIJFERS:

-.

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……
322

Statistieken:

Groothandeisprijzen
……………………………….
324-325
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten
…………….
323, 326

GELD-, KAPITAAL- ENWISSELMARKT.

Op de internationale wisselmarkten trokken twee
valuta’s de aandacht, de Frausche Franc en het
Pond. De Franc, omdat, nadat deze valuta een korten tijd weerstand had geboden onder den invloed van de
interventie van het Egalisatiefonds, een nieuwe klei-
ne koersval zich doorzette, waardoor de noteering op
8.10 uitkwam, zoodat de koers nu nog maar een kleine
2 püt. verwijderd is van het minimum,, waarop de
goudwaarde volgens de devaluatiewet gesteld mag
worden. De indruk, dat men geleidelijk op dat peil
aanstuurt, heeft zich daardoor versterkt. De termijn-
koersen duiden er zelfs op, dat men bij de huidige
financieele en economische politiek van de Fransche
Regeering betwijfelt, of men dat minimum wel als duurzaam minimum zal kunnen handhaven. Het is
mogelijk, dat de druk op den Franc de Regeering
niet onwelgevallig is om tegen den tijd, dat de wereld-
tentoonstelling geopend wordt, te kunnen aanlanden
op het genoemde minimum, om het bezoek zooveel mo-
gelijk te stimuleeren, en dan het deviezen- en goudbe-
zit van het Egalisatiefonds wat te kunnen aanvullen.

Het Pond daarentegen toonde een vaste stemming,
de koers steeg boven de
f
9.—. De oorzaak van de
appreciatie van het Pond ligt niet zoozeer bij een vergroote vraag naar deze valuta dan wel bij een
grooter aanbod van Dollars in verband met de her-
vatting van de goudverschepingen naar de Vereenig-
de Staten. Het daaruit voortvloeiende aanbod van
Dollars in Londen leidt tot een stijging van het Pond
ten aanzien van den Dolla:r, en aangezien hier de Dol-
lar door het Egalisatiefonds vastgehoüden wordt op
1.82%, leidt deze situatie tot een stijging van het
Pond ook ten aanzien van den Gulden. 1-Jet goadaan-
bod te Londen, dat zijn weg voor een belangrijk deel
naar New-York vindt, komt nog ten deele uit Rus-
land, maar ook opgepot goud komt aan de markt in
verband met den angst voor daling van de goudwaar-
de, welke vrees intusschen door de categorische ont-
kenning van revalorisatieplannen in Amerika weer
is verminderd. Zoolang het Londensche Equalisation Fund niet een evenredig aandeel van dit goudaanhod
opneemt, is een stijging van het Pond onvermijdelijk.
De Gulden lag zeer vast, voortdurend moest het
Egalisatiefonds ingrijpen om Dollars op te nemen.
De flauwe stemming van de New-Yorksche beurs, die
verkoopen van houders van Amerikaansche aandeelen
uitlokte, is daarvan waarschijnlijk mede oorzaak. Het
gevolg van de activiteit van het Egalisatiefonds is,
dat het aanbod op de geidmarkt nog voortdurend
ruimer wordt. In de afgeloopen week werd weer 25
millioen goud aan De Nederlandsche Bank overge-dragen, zoodat thans de saldi van anderen, ondanks een creditsaldo van de schatkist van rond
f
70 mil-
lioen, tot boven de
f
300 millioen zijn gestegen. Aan-
gezien de geldrentetarieven reeds op een noodpeil aangeland waren, is er geen verdere daling te con-
stateeren. Bij de jongste onderhandsche inschrijving
op schatkistpapier voor het Egalisatiefonds uitgege-
ven ter vervanging van vervaliend papier, werd 4-
m. -papier toegewezen op
Y4
pCt., 8-m. op hfe pOt.

312

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

DE BELEGGNGSMARKT.

De stemming op de markt voor prima beleggings-
waarden blijft nog steeds ongeanimeerci en terug-
houdend. Typeerend voor cle marktpositie blijven de
volgende verschijnselen: eeti laag koerspeil voor de
oude 2Y2 en 3 pOt. staatsschuld, een vrijwel ver-
laten liggende emissiemarkt, en relatief zeer hooge
koersen voor leeningen met korten looptijd. De oude
schuld noteert voor de
2’%
pOt. integralen 9 pOt.,
voor de 3 pOt. grootboek 7 pOt. beneden de topkoer-
sen, die kort na de depreciatie van den Gulden in
October van het vorig jaar werden bereikt. Ook met
de koersen, die eind Januari van dit jaar werden
bereikt, is een zeer belangrijke marge van 6 â 7 pOt. aanwezig. hetgeen dus beteekent, ‘dat het rendement
op deze leeningen in enkele maanden tijds met onge-
veer 2 pro mille is gestegen. Het laagste koerspeil
van de
216
pOt. schuld werd eind Maart bereikt, van
de 3 pOt. viel het reeds eind Februari. Sedertdien is de verbetering wel zeer gering gebleven, maar voor
beide soorten handhaaft zich toch een iets betere
stemming en men heeft het gevoel, dat de bodem is
bereikt, hetgeen aan de markt eenigen steun geeft.

De ommekeer van de stemming op de obligatie-
markt ligt duidelijk in de maand Februari. De koers-
daling van de oude schuld in de laatste maanden van
het vorige jaar in vergelijking tot het hoogste punt,
dat in October werd bereikt, was niet meer dan een
reactie op de in verhouding tot dan algemeenen rente-
voet te sterke stijging der betrokken fondsen. Deze
koersen waren inderdaad in October opgeloopen, anti-
cipeerend op een verdere belangrijke daling van de
kapitaalrente. Het rendement voor de 3 pOt. schuld
was tot bijna 3 pOt. gekomen, van de 234 pOt. was
het zelfs beneden de 3 pOt. Hoewel steeds het ren-
dement van deze waarden lager is dan de rente voor
goudgerande obligatiën, was deze koersstand toch wel
ingegeven door de verwachting van verdere daling
van de rente, die laagreiitende fondsen met weinig
conversiekans favoriet deed zijn. Toen in de laatste
maanden van het vorige jaar een reactie volgde,
sprak daaruit dus reeds het feit, dat men een ver-
deren teruggang van de rente niet zoozeer meer voor-
zag. In Februari echter teekende zich de stemming
inzake het toekomstige renteverloop scherper af.

Niet alleen leed de oude schuld zeer gevoelige koers-
verliezen, maar ook leeningen met een rentetype, dat
men zou kunnen aanmerken als representatief voor
de oogenblikkelijke verhoudingen op de kapitaal-
markt, konden hij het publiek geen belangstelling
meer wekken. De groote stroom van conversieleenin-
gen tot een totaal bedrag van ruim
f
200 millioen
werd, wat de latere emissies betreft, uitgesproken
onvriendelijk ontvangen, en de emittenten bleven met
zeer omvangrijke bedragen ongeplaatst papier zitten.

De oorzaak van deze beide verschijnselen was niet,
dat door overvoering van de markt de vraag naar
kapitaal het aanbod overtrof. Want emissies, waarbij
van het publiek nieuw geld werd gevraagd, behoor-
den tot de hooge uitzonderingen. In Februari was
het totaalbedrag daarvan inclusief de uitgiften van
aandeelen slechts f 30
millioen. In Januari en Maart
werd van het publiek resp.
f
536 en
f3
millioen
nieuw geld gevraagd. Voor het absorptievermogen
van de markt zijn deze bedragen vrijwel te verwaar-
loozen. Om diezelfde reden kan men de reactie ook
niet toeschrjven aan het feit, dat in Februari, na
een viertal maanden van omvangrijke kapitaalrepa-trieering, deze beweging tot een einde kwam. Want
het binnenstroomende kapitaal had tevoren maar tot
zeer beperkte bedragen emplooi gezocht op onze
heleggingsmarkt, had dus het kapitaalsaanbod weinig
gestimuleerd, en bovendien was, zooals gezegd, de
vraag naar nieuw kapitaal zoo gering, dat een vol-komen ontbreken van aanbod uit hoofde van repa-
trieering geen druk op de koersen kon uitoefenen.
De quantitatieve verhouding van vraag en potentieel

aanbod was om die redenen voor het marktverloop
van heel weinig beteekenis. Overheerschend zoowel
voor het koersverloop als voor het succes der nieuwe
emissies was dan ook niet de technische marktpositie,
doch het psychologische element van de verwachting
terzake van liet toekomstig renteverloop.
Dit blijkt eenerzijds uit de omstandigheid, dat rela-
tief de sterkste daling optrad bij de oude staats-
schuld. Die was, zooals gezegd, vlak na de deprecia-
tie gestegen tot een peil, dat vooruitliep op sterke
daling van de rente; daarna kwam een reactie die
rekening hield met een constant blijven van het ren-
tepeil op om en nabij
336
pOt., en in Februari kwam
een nog sterkere reactie, die getuigde van de ver-
wachting van stijgende rente. Een ander bewijs voor
dit verschijnsel is het groote succes van enkele
leeningen met zeer korten looptijd en een rentetype, dat 36 pOt. lager lag dan de algemeen geldende ren-
tevoet. Na de uitgifte bleven die fondsen sterk ge-
vraagd en zij liepen belangrijk boven pari op, waar-door het rendement aanmerkelijk beneden de 3 pOt.
uitkwam. Een voorbeeld daarvan vormt de 3 pOt.
tienjarige leening Noord-Holland, it pari uitgegeven, waarvan de koers tot 10136 pOt. is opgeloopen. Ook
onder de
316
pOt. uitgiften werden die niet betrekke-
lijk korten looptijd steeds een succes. Deze situatie
is de gemeente Utrecht thans aanleiding om ook weer
een 3 pOt. leening uit te geven ter conversie van
een 336 pOt. leening 1934, met een looptijd van hoog-
stens 13 jaar en gemiddeld 636 jaar. Alle andere
symptomen van de beleggingsmarkt zijn een uiting
van ditzelfde verschijnsel: verwachte stijging van
den rentevoet. Zoo bijv. de koersstand van de nog
uitstaande 4 pOt. leeningen. Half Februari nog be-
reikten de 4 pOt. leeningen Nederland 1931, 1933,
1934 en 1936 een laagterecord op 100/i;, dat wil zeg-
gen, dat zij op discontobasis werden gekocht, antici-
peerend op een spoedige co.n.versie. In April noteer-
den deze leeningen rond 102, en de leening 1936 zelfs
boven de 103, wat deze laatste betreft op de over-weging, dat voor conversie deze leening het laatst aan de beurt zal komen, niet de grootste kans dus,
dat er iets tusschenkomt.
Wat was de oorzaak van de genoemde verwachting?
Men nioet daarbij onderscheiden tusschen motieven,
die zuiver nationaal zijn en alleen onze beleggings-
markt betreffen, en andere van meer universeelen
aard. Uit de eerste groep overwegingen zijn deze de
voornaamste: het obligatiekoerspeil heeft door de
repatrieening van kapitaal in het’ laatste kwartaal
1936 een tijdelijkerm abnormalen opwaartscheu druk on-
dergaan, waarop een reactie logisch is, en ten tweede:
nu de conjunctuur ook hier te lande een verbetering
toont is stijging van den rentevoet rationeel. Wat den
eersten factor betreft, schreef ik hierboven reeds, dat
dit weinig steekhoudend is, omdat het koersverloop
op de obligatiemarkt sedert de depreciatie vrijwel ge-
heel los is gebleven van den invloed der kapitaal-
repatrieening; overigens zij hiervoor ook nog ver-wezen naar mijn. artikel in E.-S.B. van 20 Januari
jl. De daling van. de kapitaalrente sinds September was niet nieer dan een terugkeer tot liet natuurlijke
peil, nadat geruimen tijd 1aug de angst voor munt-
verval het potentieele kapitaalaanhod had weerhou-
den effectief te worden, terwijl daarnaast kapitaal-
vlucht een tijdelijke, abnormale vraag naar kapitaal had geschapen. Onder die omstandigheden was een
reactie hoogstens logisch voor de oude laagrenitende
staatsschuld, waarvan liet koerspeil, zooals hoven op-gemerkt, anticipeerde op een nog verdere rentedaling.
Wat den tweeden factor betreft: de invloed van de
conjunctuur op de kapitaalrente, is het heel moeilijk
een gefundeerd oordeel uit te spreken, wanneer men
dien factor zuiver nationaal beziet. Zelfs bij een be-
langrijke stijging van de industrieele bezetting kan
geruimen tijd kapitaalvraag van eenigen omvang voor
uitbreiding van liet productie-apparaat uitblijven,
behalve misschien voor de scheepvaart. Een onbere-

28 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

313

ken haren factor vormt voor ons land ook de kapitaal-
vraag van de zijde der Indische cultuurondernemin-
gen. Weliswaar is de aandeelenemissiemarkt, na vrij-
wel absolute lethargie in de laatste jaren, weer iets
levendiger geworden, maar van een noemenswaarden
invloed op de quantitatieve situatie van vraag en
aanbod is nog geen sprake, en het is zeer de vraag of
dat binnen afzienbaren tijd zoo zal zijn. Belangrijke
kapitaalsinvesteeringen vraagt een conjunctuurople-
ving meestal slechts dan, wanneer de aanleiding daar-
toe ligt in opkomst of sterke uitbreiding van een
kapitaalsintensieve.n bedrijfstak. Dit keer zon (lie
kunnen liggen in de bewapening (wanneer men dat
voor dit doel een ,,bedrijfstak” zon willen noemen),
maar voor ons land is het toch zeer kwestieus of
daarvan noemenswaarde invloed op kapitaaivraag en enteverloop zal uitgaan.
Beziet men de reuteverwachting internationaal,
dan zijn er twee factoren die spreken voor stijging
van de rente: de bewapening, en de conjunctuur,
elementen, die ten deele zelfs met elkaar in verband
staan, waarbij aan de eerste als primaire factor een
meer of minder belangrijke plaats kan worden inge-
ruimd. Zij, die deze overwegingen doen gelden bij
hun verwachting terzake van het toekomstig rente-
verloop hebben zich voornamelijk gespiegeld aan het
verloop van de obligatiekoersen in Engeland en
Amerika. De stijging van den rentevoet, die daaruit
spreekt, is waarschijnlijk één der krachtigste aanlei-
dingen geweest om die verwachting naar ons land
over te planten. En juist daarom is het van beteeke-
nis de oorzaken van dat verloop iets nader te bezien.
Nu is het om te beginnen opvallend, dat de daling
der obligatiekoersen in Engeland dateert van het
vorige jaar, en dat na cle aankondiging van het groot-
scheepsche bewapeningsplan reactie van beteekenis
niet is opgetreden. Integendeel, de Engelsche obliga-
tiemarkt is in den laatsten tijd eerder vaster ge-
stemd. De daling van verleden jaar was ten deele
het gevolg van ,,overloopen” van kapitaal van de
obligatie- naar de aandeelenmarkt én stond dus
direct in verband met de conjunctuur. Toch was de
nieuwe kapitaalvraag uit dien hoofde niet van zoo
groot belang. flet ,,overloopen” richtte zich voor een niet onbelangrijk deel op Amerikaansche aandeelen,
zoodat er veeleer verschuiving van kapitaal plaats
vond, dan absorptie door nieuwe uitgiften ten be-
hoeve van de vergrooting van het productie-apparaat.
Ook repatrieering van eertijds naar Londen gevlucht
huiteulandsch kapitaal speelde in dit verband een
rol vau heteekenis. Zoodat wanneer men de feiten
op de k-eper beschouwt, noch de bewapening, noch de
grootere vraag naar kapitaal voor de industrieele

conjunctuur-opleving van doorslaggevenden invloed
op het renteverloop
zijn
geweest.
In de Vereenigde Staten dateert de stijging van
de rente voor prima obligatiën pas uit de allerlaatste
maanden. De verbetering van de conjunctuur houdt
daar reeds eenige jaren aan, en tot voor kort was van
invloed op de kapitaalrente nog niets te bespeuren.
De bewapening is voor de kapitaalmarkt in Amerika
een relatief veel minder beteekenende factor dan bijv.
in Engeland. Ook al omdat uit anderen hoofde de
vraag naar kapitaal van de zijde der Regeering vrij-wel zeker zal verminderen, zelfs wanneer de rigou-
reuze begrootingsplannen niet geheel ten uitvoer wor-
den gelegd. De tijd van de groote begrootingstekor-
ten, die met leeningen gefinancierd werden, heeft
wel zijn hoogtepunt achter den rug. De daling van
de obligatiekoersen in de Vereenigde Staten heeft
trouwens een zeer speciale oorzaak.
Een der meest typische verschijnselen van’ de Ame-
rikaansche markt voor goudgerande waarden, meer
in het bijzonder staatsfondsen, is de nauwe samen-
hang met de geldmarkt en het bankwezen. Meer dan
de helft van de geheele statsschuld berust in handen
der banken. Door den geldovervloed, die de voortdu-
rende goudinvoeren der laatste jaren schiep, is dit

verschijnsel nog geaccentueerd. Ondanks deze beleg-
gingen hadden de banken een zeer ruime liquiditeit.
De Regeering vond daarin aanleiding de bekende maatregelen te nemen tot verhooging van de ver-
plichte reserves der member-banks. Ook daarn. was
de liquide positie van de meeste banken nog ruim,
maar voor enkele categorieën, hij’v. de banken in de
non-centralreserve-cities was de surplus-reserve
sedert dezen maatregel dusdanig ,,geknepen”, dat bij
een vergrooting van de vraag naar commercieele ere-
dieten in verband met de opleving, deze instellingen genoopt waren een aanvang te maken met het liqui-
deeren van hun fondsenbezit. De koersdaling, die
daarvan het gevolg was heeft dus met de situatie op
de kapitaalmarkt weinig te maken, en kan zeker niet beschouwd worden als eeii bewijs van een stijgende
tendens der kapitaalrente als internationaal ver-
schijnsel. Men heeft hier te doen met’ een element
van zuiver financieringstechnischen aard, dat typisch
Amerikaansch is. Bovendien zou de Regeering door de reservevoorschriften te wijzigen, den invloed van clezen factor kunnen uitschakelen. Een duidelijk be-
wijs dus voor den kunstmatigen inslag in deze bewe-
ging; bij een stijging van de rente zuiver als gevolg
van verandering in de verhouding tusschen vraag en aanbod van kapitaal ware dat niet mogelijk.
Men kan dus niet zeggen, dat cle ontwikkeling van de kapitaalmarkt in Engeland en de Vereenigde Sta-
ten steun geeft aan cle opinie, dat bewapening en
conjunctuurverloop zullen leiden tot een algemeene stijging van de kapitaalrente. In beide landen waren
of zijn speciale invloeden op het obligatiekoersver-
loop te onderkennen, die niet universeel zijn, boven-
dien incidenteel en niet direct verband houdend met aanbod van en vraag naar kapitaal. Het is natuurlijk
alleszins mogelijk, dat een stijging van de kapitaal-
rente op den duur zal haanhreken, maar voor een al-
gemeene beweging van dien aard zijn nog geen dui-
delijke symptomen waar te nemen. Er pleiten ver-
schillende factoren voor de stelling, dat zulk een
stijging best kan uitblijven
1)

In den allerlaatsten tijd is overigens een – zij het
nog lichte – wijziging in de stemming op onze obli-
gatiemarkt merkbaar. Van een ommekeer in de ten-
dens kan nog geenszins gesproken worden, maar er is
toch een, nuance verbetering. De 4 pOt. staatslee-
ningen zijn flauwer’ gestemd, hetgeen een logische
uiting is van toegenomen conversiekans. De 3 pOt.
staatsleening 1936 is vaster van toon. Ook voor de
3Y2 pOt. leeningen, waarvan de emissie in Februari
mislukte, zijn de koersen in den laatsten tijd beter.
De emissiemarkt is nog vrijwel verlaten., maar er zijn
toch al weer enkele uitgiften aangekondigd, om. een
3 pOt. leening Gelderland. Met een 3 pOt. kort-

loopende leening Utrecht anderzijds wordt nog tege-
moetgekomen aan hen, die nog op stijging van de
rente binnen afzienbaren tijd rekenen. Wat cle groote
beleggers aangaat, die voor de tendens
01)
de beleg-
gingsmarkt natuurlijk van groote beteekenis zijn, is
de terughoudendheid voor een deel geïnspireerd
geweest door het verloop in Amerika; blijkbaar reali-
seert men zich thans, dat daar zeer speciale plaat-
selijke factoren aan het werk zijn. En wat betreft
de situatie in Engeland, waarheen men natuurlijk ook
het oog gericht had, daar is, zooals gezegd, de stem-
ming recentelijk eerder gunstiger, ondanks de be-
wapeningsplannen, en wellicht mede dank zij het
nieuwe budget, dat een conservatieve financieele
politiek ademt. De ervaring leert, dat prijsbewegin-
gen, die in de eerste plaats steunen op verwachtin-
gen omtrent hetgeen de toekomst terzake van het
prijspeil zal brengen, vrij spoedig plegen dood te
l,00pen, wanneer niet concrete feiten aan die ver-
wachtiug steun gaan geven. Het lijkt niet onmog-
lijk, dat onze beleggingsmarkt met een nieuw voor-
beeld (lie algemeene ervaring zal verrjken.
C. A.
KLAASSE.

) Zie ook mijn artikel in E.-S.B. van 27 Januari.

314

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

DE BOTERPOSITIE.

In zijn rede, onlangs gehouden voor den Rotter-
damschen Kamer van Koophandel heeft onzen Minis-
ter-President o.a. zijn bezorgdheid geuit over de
zuivelpositie. Waar er omtrent onze zuivelpositie en
met name over den hoteruitvoer naar Engeland tot
nog toe veelal een verkeerde opvatting heerscht, loont
het allicht de moeite om een poging te doen tot het
uiteenzetten van de huidige zuivelpositie. Met name
zal in dit artikel aandacht worden geschonken aan

onze bot erpositie.

De
boter productie,
die door den oorlogstoestand

in 1916 tot een minimum was ingekrompen van
iond 40 millioen kg, is van 1916 tot 1930 voortclu-
zend, van jaar op jaar, gestegen. Van 1916 tot 1926
ging deze stijging met voor een agrarisch product
groote sprongen, waardoor de boterproductie in dit
tiental jaren verdubbelde. Van 1926 af, was de stij-
ging der productie zeer geleidelijk, totdat in 1930
een maximum was bereikt van 87 millioen kg.
Van 1930 op 1931 trad een daling in – de eenige
daling, welke zich sinds 1916 voordeed, doch na
1931 steeg de boterproductie weer, eerst geleidelijk,
maar van 1934 tot 1936 met groote sprongen, waar-
door de boterproductie van 1930 tot 1936 steeg van

rond 88 tot 101 millioen kg. Ten opzichte van de boterpositie kan men nu dui-
delijk drie geheel verschillende tijdperken onderschei-
den. Het eerste tijdperk is dat tot 1929 toe. Het
tweede van 1929 tot 1932 en het derde van 1933 tot
heden.
In het
eerste tijdperk
tot 1929 toe, vertoonde de
binnenlandsche consumptie, vergeleken met de pro-
ductie, slechts geringe schommelingen.
In het tijdvak van 1922 tot 1929 varieerde de bin-
nenlandsche boterconsumptie van het minimum van
ruim 39 millioen kg in 1925 tot het maximum van
48 millioen kg in 1923. De groothandeisprijs van
boter schommelde daarbij om de
f
2.—.

De sterk stijgende boteriproductie moest derhalve
zijn weg vinden in het buitenland. Vooral naar
Duitschiand werden in deze jaren groote hoeveel-
heden geëxporteerd, waardoor de stijgende productie
werd opgevangen.

Dit eerste tijdperk kan derhalve worden gekarak-teriseerd als een tijdperk van voortdurend stijgende productie, welke werd opgevangen door een voort-
durenden toenemenden export naar Duitschiand. De
binnenlandsche consumptie was vrij constant en ook
de hoterprijzen vertoonden in dit tijdperk over het
algemeen genomen slechts geringe jarlijksche schom-
melingen.

De boterexport naar Engeland was in dit tijdvak
klein en schommelde van 5 tot 10 millioen kg per
jaar. Naar andere landen werd betrekkelijk weinig
geëxporteerd.
In het
tweede tijdperk
van 1930 tot 1932 doet zich de invloed van de crisis gevoelen. Een geweldige da-
ling van den boterexport naar Duitschland, welke
van ruim 32 millioen kg in 1929 daalde tot ruim
9 millioen kg in 1932, ging gepaard met een groote prijsdaling van ruim
f
2.— per kg in 1929 tot be-

neden
f 1.00
in 1932. Waar de hoterproductie slechts
zeer weinig daalde van 1930 op 1931, en daarna
weer voortdurend steeg, bleef er een groote hoeveel-
heid boter in het binnenland. Juist door de groote
prijsdaling, kon dit overschot geplaatst worden in
het binnenland. De binnenlandsche consumptie, van
in ons land geproduceerde boter steeg dan ook van
44 millioen kg in 1929 tot ongeveer 60 millioen kg,
waarbij dan nog geen rekening is gehouden met de
voor het eerst in 1932 verplichte menging van boter
in margarine.
Dit tweede tijdperk van 1930 tot en met 1932 is
geweest het tijdperk, met een sterk dalenden export
vooral naar Duitschland, een vrijwel gelijkblijvende
productie en een sterk stijgende binnenlandsche

hoterconsumptie, welke mogelijk werd door de groote
prijsdaling, die als gevolg van de exportbelemmerin
gen was ingetreden.
De tot nu toe gemaakte opmerkingen zijn bedoeld als inleiding voor een bespreking van het
derde tijd-

vak
van 1933 (eigenlijk medio 1932) tot heden: het
tijdperk van de crisismaatregelen. De voortdurende prijsdaling van de landbouwpro-
ducten, welke tot groote verliezen voor den land-
bouwer fl1oesten leiden, waren voor de Regeering
aanleiding tot ingrijpen. Dit ingrijpen geschiedde
voor boter door het bewerken van een prijsverhoo-ging op de binnenlandsche markt, door middel van
een heffing, welke via het Landhouwcrisisfonds
den boer ten goede kwam. Naast deze heffing op de
in het binnenland geconsumeerde zuivelproducten,
werd ook een heffing gelegd op de in het binnenland
geconsumeerde margarine en gesmolten vetten en
later ook op voor menscheljke consumptie gebruikte
oliën. Deze geschiedde in de eerste plaats om een te
groote concurrentie van deze goedkoopere vetten met
boter te voorkomen en diende tevens tot verhooging
van de inkomsten van het Landbouwerisisfonds.
De door deze maatregelen veroorzaakte
pri.jsverhoo-
ging in het binnel and
leidde tot een belangrijke
daling van de binnenlandsche consumptie,
welke van
60 millioen in 1932 daalde tot ongeveer 45 millioen
in 1933. Waar echter de hinnenlandsche boterproduc-
tie sinds 1931 reeds weer eenigszins gestegen was en
er nog geen sprake was van een grootere vraag in
het buitenland, leidde deze dalende hinnenlandsche
consumptie noodzakelijk tot een belangrijk
bot erover-
schot,
waarvoor aanvankelijk geen afzet te vinden
was. In verband hiermede werd reeds in het midden
van 1932 een menging van boter in margarine
voor-
geschreven, welk mengpercentage eerst bepaald werd
op 25 pOt., en in het tweede kwartaal van 1933 zelfs
werd opgevoerd tot 40 pOt.
Hierdoor kon men in 1933 rond 15 millioen kg
boter mengen in margarine, terwijl men bovendien
kans zag de boterexport naar Engeland op
te voeren
van 2 millioen kg in 1932 tot ongeveer 7′ millioen
kg in 1933. Het spreekt vanzelf, dat deze geforceerde
uitvoer, welke later steeds toenam, niet plaats kon
vinden da.n tegen zeer gereduceerde prijzen.
Deze maatregelen nu waren – en zijn nog – een
voorwerp van veel critiek. Het is daarom allicht niet
overbodig deze maatregelen eens nader te bezien.
Wat den
geforceerdert
bot erexport naar Engeland
be-
treft, hieromtrent kan me:n zich het best een oordeel
vormen wanneer men vergelijkt de binnenlandsche
boterconsumptie en de opbrengst daarvan in de jaren
1930 tfm. 1933:

Consumptie
Binneni. prijs
Opbrengst
in
miii.
k.g
in ets. per kg
‘in
miii.
gid.
1930
……….
5&
166
83 1931
……….
55
133
73
1932
……….
60
1242)
74
1933
……….
45)
1562)
70
1.)
Exclusief cle boter in mar.gai.ine.
2)
Enciusief heffing.

Men ziet hieruit, dat weliswaar de binnenlandsche
hoterconsumptie van 1932 op 1933 belangrijk gedaald
is, doch dat de geldelijke opbrengst in 1933 van de
aanmerkelijk gedaalde consumptie, slechts weinig la-ger was dan in 1932. Bovendien is de binnenlandsche
hoterconsumptie gedurende de laatste jaren betrek-
kelijk weinig lager dan in de jaren 1931 tot 1929. Ab-
soluut genomen was de consumptie in de laatste jaren
zelfs hooger, hoewel er per hoofd der bevolking een
betrekkelijk geringe daling plaats vond.
Vergelijkt men nu de jaren 1932 en 1933, waarbij
men door de dalende conjunctuur een nog te gun-
stige uitkomst krijgt, dan ziet men dat de 15 mii-
heen kg boter, die in 1932 meer in het binnenland
als boter in consumptie werd gebracht, slechts 4 mil-
lioen gulden meer opleverde. M.a.w. men
had deze 15

28 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

315

millioen lcg – zoo mogelijk – tegen 30 cts. per kg
kunnen exporteeren en had dan nog gunstiger uit-
komsten gehad
dan in
1932
het geval geweest is.

In
1933
bracht de hoterexport naar Engeland ge-
middeld
55
cts. per kg op, zoodat deze inderdaad
geforceerde export uit financieel oogpunt gezien
zeker niet onvoordeelig geweest is.
Wat voorts cle
menging van boter in margarine

betreft
deze noodgedwongen maatregel is minder
voordeelig geweest. Oppervlakkig gezien brengt de
in margariuc vermengde boter op cle Leeuwarder no-
teering vermeerderd met de heffing, d.i. de prijs die
de margarinefabrikant er voor moet betalen. Wan-
neer men echter in aanmerking neemt de vastge-
stelde prijsverhouding van boter en margarine van
3 2,
welke verhouding ook bij wisselende mengper-
ceritages gehandhaafd blijft, en voorts rekening houdt
met de
automatische
heffingswijzi
ging
bij verande-

ring van het mengpercentage, dan ziet men, dat de
i:n
margarine vermengde boter niet meer opbrengt
dan de prijs van de
grondstoffen
voor margarine.
Vandaar ook, dat bij de gelukkige exportmogelijk-
heid naar Engeland, de successievelijke verlagingen van het mengperceutage tot 10 pOt., voor het Land-
hQuwcrisisfonds en dus voor den boer, een voordee-
lige maatregel is geweest.
Beziet men nu de
ontwikkeling van onze boter-

positie
gedurende het tijdvak van
1933
tot heden, dan
moet in de eerste plaats worden gewezen
01)
de be-
langrijke stijging van de binnenlandsche boterpro-
ductie, nl. van
85.5
millioen kg in
1933
tot ruim 100

millioen kg in
1936.
Ook gedurende de eerste maan-
den van
1937
was de boterproducti6 weer aanzienlijk
hooger dan in de overeenkomstige maanden van

1936.
Deze voortdurende stijging van de productie,
bij een gelijkblijvende (zelfs nog iets dalende) binnen-
landsche boterconsurnptie, moest leiden tot een sterk
toenemenden export van boter naar Engeland.
In den totalen boterexport naar andere landen
dan Engeland is sinds
1933
weinig verandering ge-
komen.

Deze
stijging van den boterexport
naar de eenige
vrije markt, waar wij gedurende de laatste jaren prac-tisch ons geheele hoteroverschot konden spuien,
werd
in belangrijke mate versterkt door de successievelijke
verlaging van het mengpercentage.
Van
1933
tot
1936
steeg de boterproductie niet
rond
15
millioen kg, de hoeveelheid in margarine
vermengde boter daalde van
16
millioen tot ruim
4
millioen kg. Waar de export naar andere landen
in dit tijdvak daalde met 1 millioen kg en boven-
dien de voorraad koelhuisboter met rond
2
millioen
kg en de binnenlandsche consumptie met 1 millioen
kg, steeg de export naar Engeland met rond
30
mii-
ben kg, waardoor deze in vier jaren tijds tot meer
dan het vijfvoudige werd opgevoerd.
Deze sterk stijgende export deed zijn invloed ge-
voelen op den
prijs van Nederlandsche boter op
de
Engelsche markt. Terwijl in den aanvang van
1933
cle noteering voor Nederlandsche boter even hoog lag
als die voor Deensche, zakte de prijs allengs tot het
peil der koloniale boters, terwijl de prijs gedurende
de laatste jaren om die der koloniale boters (uit
Nieuw-Zeeland en Australië) bleef schommelen. Zoodoende hebben er in de positie van onze boter
belangrijke verschuivingen plaats gevonden.
In de plaats van onzen vroegeren grootsten afne-
nier Duitschland is Engeland gekomen, waardoor
de uitvoer van boter naar Engeland in
1936
grooter
was dan de boteruitvoer naar Duitschland ooit is
geweest.

Het zou ons te ver voeren hier uitvoerig in te
gaan op de typische nadeelen, die onze boterpositie
in Engeland met zich meebrengt, als gevolg van de
omstandigheid, dat ddze uitvoer nog altijd het ka-rakter draagt van het uitvoeren van het boterover-
schot. In dit verband moge kort worden gewezen op
zeer groote seizoenverschillen
in den aanvoer van Ne-

derlandsche boter op de Engelsche markt. Deze sei-
zoenverschillen zijn veel grooter dan die in de hin-
nenlandsche boterproductie. Dit is een gevolg van
de omstandigheid, dat de seizoenbeweging in de bo-
terproductie slechts een zeer zwakke weerspiegeling
vindt in de hinnenlandsche boterconsumptie en in het geheel niet tot uiting komt in den boteruitvoer
naar andere landen dan Engeland.
Gelukkig wordt deze onregelmatigheid steeds klei-
ner, als gevolg van den stijgenden uitvoer naar En-
geland.

Een andere moeilijkheid is deze, dat de Nederland-
sche boter in Engeland moet concurreeren met de z.g. koloniale boters, waarvan de productiekosten
lager zijn en welke botersoorten bovendien bevoor-
deeld worden krachtens de overeenkomst van Ottawa.
Toch werd, wat den prijs betreft, reeds in
1934
het dieptepunt bereikt, toen de boter ongeveer
40
ct.
per kg opbracht. In
1935
was deze prijs reeds weer
gestegen tot
47
en in
1936
tot
58 h 59
ct., terwijl
thans de Leeuwarder noteering – welke noteering
ongeveer overeenkomt met den prijs, die Nederland-
sche boter opbrengt bij uitvoer naar Engeland –
72
ct. bedraagt.
Aanvankelijk bracht
de depreciatie
niet die prijs-
verhooging mee, die men theoretisch zou kunnen
verwachten, doordat de hoterprijs in Engeland zich
ongunstig ontwikkelde.
Thans is er echter een
aanmerkelijke verbetering
te. constateeren, doordat de
normale seizoendaling
van de Leeuwardernoteering, die elk jaar optreedt
en in de jaren
1933
tfm.
1935 in
enkele weken wel
20
ets. per kg bedroeg, tot nu toe
geheel achterwege
is
gebleven.
Zelfs is de Leeuwardernoteering thans
(22
April), hooger dan in Jauuari en Februari, en
bereikte een hoogte, die sinds
1932
niet was bereikt.
Gedeeltelijk hangt dit verschijnsel samen met de min-
dere aanvoeren van boter uit de Dominions, maar het
is stellig niet alleen hieruit te verklaren. De prijs
is dan ook
25 ic 30
cts. hooger dan een jaar geleden.
Opmerkelijk is voorts de omstandigheid, dat het
verschil tusschen
Leeuwarder- en Kopenhaagsche no-
teering,
dat gedurende de laatste jaren aanzienlijk
was, in de heide laatste weken slechts resp. 9 en
5
cts. bedroeg. Of dit een symptoom is voor een
kleiner wordend verschil in waardeering voor Deen-
sche en Nederlandsche boter op de Engelsche markt?
Men zal nog eenigen tijd moeten wachten voor men
hieronitrent een definitief oordeel kan uitspreken.
Het verschijnsel op zichzelf is in elk geval gunstig
voor onze boter.
J. BUTER.

DE MARKT VOOR VOEDERGRANEN.

Reeds gedurende het geheele najaar was het aan-
bod van sommige voedergranen beperkt geweest, voor-
al dat van gerst en rogge. In Rusland was de op-
brengst van granen in
1936
beneden de verwachtin-
gen gebleven en uit dat land hebben tot nog toe in
liet seizoen
1936/’37
in liet geheel geen uitvoeren
van graan plaats gevonden behalve ter vervulling van
een beperkt aantal reeds vroeger afgesloten contrac-
ten. Polen, dat in het vorige seizoen in belangrijke
mate had
bijgedragen
in de voorziening van de West-
Europeesche behoefte aan rogge en gerst, beschikte
uit den oogst
1936
niet over dezelfde groote hoeveel-
heden. De uitvoeren uit Polen waren dientengevolge
slechts matig en later in het seizoen heeft de Pool-
sche regeering zich zelfs genoodzaakt gezien den
uitvoer te verbieden. In Lithauen is de opbrengst
dermate slecht geweest, dat niet alleen de uitvoer
er verboden werd doch dat zelfs de reeds afgesloten contracten niet werden geleverd. De opbrengsten in
Canada waren ook al teleurstellend geweest. Een uit-
iroersurplus was wel van rogge en gerst aanwezig,
doch vond hoofdzakelijk koopers in de Vereenigde
Staten, waar tengevolge van droogte de oogstresui-
taten ver onder het gemiddelde waren gebleven en

316

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

invoer uit Canada noodig maakten. Gedurende den
herfst heeft in Nederland de schaarschte aan buiten-
landsche rogge zich niet doen gevoelen, daar de in-landsche oogst in de behoefte voorzag. Zelfs is Ne-
derland in belangrijke mate opgetreden als .rogge-
exporteur naar Scandinaafsche landen.
Tengevolge van het beperkte aanbod van rogge en
gerst op de internationale markt, is de vraag naar
rnaïs toegenomen om te voorzien in de behoefte aan
voedergranen. In hoofdzaak moest deze geleverd wor-
den door Argentinië, dat daarvan een ruime op-
brengst had gehad, terwijl dat land ook voor een
groot gedeelte bijdroeg in de verschepingen van gerst
en rogge. De vraag naar maïs is later in den herfst
nog toegenomen, doordat de Vereenigde Staten als
koopers optraden. Daar was namelijk tengevolge van
ernstige droogte in de maïs verbouweude gebieden
de opbrengst ver benejen het gemiddelde gebleven.
Bovendien bleek tegen het einde van het jaar, dat
de graanoogst in Duitschland onvoldoende was ge-
weest en dat daar een tekort bestond van brood- en
voederganen. Teneinde meer broodgraan te hebben
werd in Duitschland het gebruik van rogge voor
voederdoeleinden verboden en groote hoeveelheden
voeclergranen moesten worden ingevoerd, hetgeen zoo-
veel mogelijk geschiedde door compensatie-overeen-komsten. Zoo werden o.a. gerst en ook rogge en mais
van de Balkanlanden gekocht. Ook naar Nederland
werd vooral Donaugerst verkocht volgens het nieuw gesloten clearingverdrag, doch later zijn die verkoo-pen zeer verminderd toen Duitschiand betere prijzen wilde betalen en de clearing volgens de meening der
Roemeensche regeering niet naar tevredenheid werk-
te. Zelfs is sedert eenigen tijd de uitvoer van Roe-
meensch graan verboden naar sommige landen, waar-
onder Nederland, die het graan in clearing willen
blijven betalen.
In verband met de statistische positie aan de
markt voor voedergraneu is gedurende de herfst het
prijsniveau voor gerst en rogge belangrijk hooger
geweest dan tevoren. Maïs is ook veel in prijs geste-
gen, doch lang niet in dezelfde mate en bleef gerui-men tijd verreweg het goedkoopste voergraan, daar Argentinië uit zijn grooten oogst zonder moeite aan
de vergroote vraag kon voldoen.
In Nederland is het prijspeil tengevolge van de
devaluatie van den Guldén gestegen. doch deze stij-
ging was natuurlijk niet internationaal en betrof
alleen ons land. In verband met die stijging en de
algemeene prjsverhooging voor rogge en gerst kon-
den in dien tijd voor deze artikelen enkele crisis-
steunmaatregelen worden afgeschaft. Toen in Decem-
ber 1936 de nieuwe rogge en gerstoogsten in Argen-
tinië binnenkwamen, bleken de opbrengsten daarvan
per slot niet aan. de eerste verwachtingen te voldoen.
Wel waren zij grooter dan in het vorige jaar, toen
de oogst in Argentinië practisch mislukt was, doch
van goede resultaten kan niet gesproken worden.
Volgens een onlangs gepubliceerde verbeterde schat-
ting van de
Argehtijusche
regeering bedroeg de rogge-
opbrengst in 1936/’37 874.000 quarters tegen 1.845.000
quarters in 1934/’35 en die van gerst 3.575.000 quar-
ters tegen 4.962.000 quarters in 1934f’35. Ook na het
binnenkomen der nieuwe rogge- en gerstoogsten in
Argentinië is van deze twee graansoorten het aan-
bod in West-Europa beperkt gebleven. Aanvoeren uit
andere landen, vooral Irak, waren onvoldoende om
daarin veel verbetering te brengen. Later zijn nog
Roemenië, Hongarije en op basis van een nieuw
clearingverdrag ook Turkije met rogge aan de markt
gekomen, doch de uit deze landen aangeboden hoe-
veelheden waren niet van een dusdanigen omvang,
dat daardoor de markt gedrukt werd. De positie aan de maïsmarkt was intusschen in de
eerste maanden van dit jaar ook vaster geworden.
Het maïsseizoen in Argentinië, dat loopt van 1 April
tot 31 Maart, liep teneinde en het liet ich aanzien,
dat door de groote verschepingen naar Europa en

Noord-Amerika cle voorraden aan het einde van het
seizoen tot zeer kleine hoeveelheden zouden slinken. De
prijzen voor Argentijnsche maïs zijn, nadat zij reeds eerder op een hooger peil waren gekomen dan in het
eerste halfjaar van 1936, in Februari en Maart van
dit jaar bela.ugrijk gestegen. Ook was deze stijging gedeeltelijk een gevolg van de prjsverhooging voor
tarwe, welke in dien tijd plaats vond. Beperkt aanbod
van maïs werd gedaan door de Do:naulanden, doch
dit was niet van overwegenden omvang. In de prijs-stijging vond de Argentijnsche regeering aanleiding
op 1 Februari den voor uiaïs vastgestelden minimum-

prijs van 5 Pesos af te schaffen, daar de geldende
prijs aanmerkelijk daarboven was en het niet waar-
schijnlijk werd geacht, dat hij weder zoover zou dalen.
Dit is dan ook niet geschied.
De prijsstijging is in het einde van Maart en het
begin van April zeer snel gegaan en daarop is weder
een reactie gevolgd; de prijzen zijn echter aanmer-
kelijk hooger dan zij in verscheiden jaren zijn ge-
weest. Ontegenzeggelijk heeft de groote vraag in de
Vereenigde Staten naar Argentijnsche maïs daartoe medegewerkt. Verondersteld mag worden, dat deze
vraag in de eerstvolgende maanden zal voortduren
tot daar de nieuwe oogst van andere voergranen dan mais aan de markt zal komen. Reeds vôôr deze oog-
sten gereed zullen zijn, zullen de vooruitzichten daar-
van hun invloed op de maïsmarkt in de Vereenigde Staten doen gelden en de vraag naar Argentijnsche
maïs beïnvloeden. Ook de Argentijnsche en daardoor
de Europeesche markt voor mais zullen van de om-
standigheden in de Vereenigde Staten de gevolgen
ondervinden.
Een factor, welke spoedig mede van invloed zal
zijn op het prijspeil van granen, is de ontwikkeling
van de nieuwe oogsten in Europa. Het is nog te
vroeg in het jaar om daarover een definitief oordeel
te vormen. Voorloopig eehter wordt algemeen ge-
klaagd over te veel regen, u’aardoor aan het winter-
graan schade wordt berokkend en dit zich moeilijk
kan ontwikkelen, terwijl de uitzaai van het voorjaars-
graan er ten zeerste door wordt vertraagd. Deze
klachten komen zoowel uit West-Europa inclusief
Duitschiand als uit Hongarije.
De maïsoogst in Argentinië is dit jaar weliswaar
van grooten omvang, doch niet zoo groot als in het
vorige jaar. De opbrengst wordt door de Argentijnsche
regeering geschat op 43.424.000 quarters tegen
45.862.000 quarters in het vorige jaar. Daarbij komt,
dat .op 1 April 1936 nog een voorraad van den ouden
oogst aanwezig was van circa 4 millioen quarters,
terwijl die voorraad aan het begin van het zoo juist
aangevangen seizoen 1937/’38 van weinig belang was.
Het is echter zeer de vraag of, gerekend over dit
Argentijnsche maïsseizoen, de behoefte aan maïs even
groot zal zijn als in het afgeloëpen .seizoen. Nieuwe oogsten rogge en gerst zullen op het noordelijk half-
rond binnenkomen en in den nazomer een nieuwe
mnaïsoogst in de Vereenigde Staten.
Rekening, dient. dit jaar ook gehouden te worden
met de Unie van Zuid-Afrika, dat in het seizoen
1936/37 zeer weinig maïs uitvoerde, doch in 1937/’38 vermoedelijk een belangrijkere rol zal spelen als maïs
uitvoerend land. De maïsopbrengst wordt er geschat
op 10.233.000 quarters tegen 6.199.000 quarters in
het vorige jaar.
De vraag naar gerst en rogge uit Canada voor uit-
voer naar de Vereenigde Staten deed vermoeden, dat
voor Europa deze Canadeesche granen niet beschik-
baar zouden zijn. Tot voor kort is daarvan ook geen
sprake geweest. De prijsdaling echter, welke in deze
maand plaats vond, heeft ook de prijzen voor rogge en gerst in Canada doen dalen, terwijl dit in Europa
in geringere mate geschiedde tengevolge van het
daarin bestaande kleine aanbod. Daardoor is de waar-
de in Canada weder op exportpariteit naar Europa gekomen en zijn verschillende zakén tot stand ge-
komen. Van groeten omvang waren deze zaken niet

28 April 1937

ECONOIS,CH-STATISTISCHE BFRICHTEN

317

en betwijfeld wordt of zij het zullen worden in ver-
hand met cle kleine voorraden, welke nog in Canada
aanwezig
zijn.
Van rogge wordt door de Canadeesche
regeering de voorraad geschat
01)
2 millioen bushels

tegen 7 millioen bushels in het vorige jaar, die van
gerst op 19.730.000 hushels tegen 31.450.000 bushels
in het vorige jaar.
De Nederlandsche Regeering heeft wegens de stij-

ging der
prijzen
voor buitenlandsche granen de mo-
nopolieheffingen voor ma1s, gerst en rogge op

5 April tot f
1.50 per 100 kg verlaagd en tot een
nieuwe 26 April ingaande verlaging met 50 cents

Pel. 100 kg besloten.
A.
P. S0HILTHuI5.

DE JONGSTE ONTWIKKELING DER UNIT-TRUSTS

IN ENGELAND.

De ontwikkeling, die de fixed-trust-beweging in
Engeland heeft doorgemaakt is reeds spoedig
1)
uit-

geloopen op een algeheele verloochening van haar
oorspronkelijk karakter. Als een begin van het einde
van deze ontwikkelingstendens meenen wij althans
het verzoek van de Fixed Trusts Investnient, de
management company van de British Empire Fixed
Trust Units Series A, aan haar sub-unit-houders
te mogen beschouwen, of zij hun units niet liever
om zouden willen wisselen in aandeelen in een dood-
gewone ouderwetsche investment trust company met
de grootst mogelijke bewegingsvrijheid op heleggings-
gebied.
De thans algemeen onder den naam van unit-trust bekend zijnde beweging, die in minder dan een half
dozijn jaren kans heeft gezien om voor meer dan
£ 70 millioen spaargelden van het publiek te verza-
melen, had oorspronkelijk ten doel den kleinen be-
legger gedurende een aantal — hijv. twintig jaren –
een aandeel te verschaffen op een evenredig deel
in een aantal van te voren nauwkeurig vastgelegde
fondsen.

Spoedig echter begon men zich te herinneren, –
van het standpunt der managers niet onbegrijpelijk
– dat een beetje meer bewegingsvrijheid toch wel
wenschelijk ware. In den loop van het vorige jaar
is men er dan ook toe over gegaan om de totale ge-
fixeerdheid der als onderpand der units dienende
effectenportefeuille geleidelijk verder prijs te geven.
Bij iedere trust, die werd opgericht, werd de bevoegd-
heid van de managers om naar eigen oordeel wijzi-
ging in de oorspronkelijke effectenportefeuille te
brengen grooter, de ,,fixed” trust werd steeds meer
,,flexible”. Thans ,,it wishes to end its modernist way
of living and return to the habits of its forefathers
as an ordinary managed investment trust company”
merkt de Finantial News generaliseerend op naar
aanleiding van het gernemoreerde voorstel.
Bij het begin der beweging was cle ,,fixity” juist
de groote leus om het kleine beleggende publiek te
trekken. Hiermede was het beleggingsprohleem voor
den kleinen man z.g. definitief opgelost. ,,Investors,
we have devised a method of protecting you from
ourselves” zoo heette het optimistisch in allerlei
reclamemateriaal.
Thans na slechts luttele jaren meent men in som-
inige kringen in de Engelsche fixed trust-heweging,
dat de noodzakelijk geachte dynamica in de beleg-
gingspolitiek te zeer verwaarloosd is, en dat de lei-
ders de grootst mogelijke bewegingsvrijheid moet wor-
den toegekend om de belangen der trusthouders be-
hoorlijk te kunnen behartigen.
In Engeland bestaan thans 72 units-trusts, waar-
van 51 ,,fixed” en 21 ,,flexihle”. Van die 72 zijn er
de laatste twaalf maanden – tot eind Maart – 16
gevormd, tegen 22 in de voorafgaande twaalf maan-
den. Typeerend voor de beweging is, dat er van ge-
noemde zestien in den laatsten tijd gevormde trusts

) Zie onze artikelen in dit blad van
8
April
en 26
Augustus
1936.

slechts één fixed was, en alle overige flexible waren,
waarbij nog in aannierking dient te worden geno-
men, dat er van de 51 fixed trusts reeds 24 gesloten
zijn, cl.w.z., dat ‘zij om een of andere reden geen ver-
dere units meer aan het publiek afgeven.
Ten aanzien van deze frontverandering van de be-
leggingspolitiek der moderne Engelsche trusts, d.w.z.
van de tendens, waarvan zij vooral het laatste jaar
hebben blijk gegeven om voetje voor voetje weer de
politiek der oude investinent trusts te gaan volgen,
rijzen twee vragen.

Ten eerste vraagt men zich af, of een zoo spoedige
wijziging der beleggingspolitiek noodzakelijk is ge-
bleken. Wij nemen bij de beantwoording dezer vraag
de kernachtige, zij het wel wat vage, definitie tot
maatstaf, die’ in het jongste uitvoerige extra-nummer
over de Unit Trusts van The Economist wordt ge-
geven: ,,The essence of management lies in the
power to change. The essence of the fixed trusts was
the denial of this power except. in the event or ex-pectation of some adversity”. En dan blijkt, dat tot nu toe nog slechts één fixed trust het oirbaar heeft
geacht om één aandeel door een ander te vervangen,;
waarbij men weliswaar niet moet vergeten, dat deze
instellingen de algemeene conjunctuurontwi kkeling
tot nu toe nog steeds hebben ,mee” gehad.

Wij geven dan ook graag toe, dat eenige bewe-
gingsvrijheid op haar plaats is teneinde de beleg-
gingspolitiek niet geheel uit te schakelen en het
systeem niet al te stroef te maken.
De tweede vraag is echter, of een .frontverande-

ring, zooals nu dreigt plaats te vinden, wel weii-
scheli$k is. De feiten schijnen de nieuwe politiek niet
in het gelijk te stellen. De afzetmogelijkheden voor de
units schijnen er het laatste jaar niet op verbeterd
te zijn, niettegenstaande de nieuwe politiek, waar-
van men zulks gehoopt had.

Dit schijnt op de eerste plaats een psychologische
oorzaak te hebben, nl. dat de actieve beleggingspoli-
tiek door den kleinen man, tot wien men zich op de
eerste plaats richt, niet gewaardeerd wordt. The Eco-
nomist – hoewel zij het voor de jonge beweging nog
te vroeg acht om een definitief oordeel te vellen
constateert dan ook ,,On the whole, the public recep-
tion of the concept of flexibility has been somewhat
disappointing. The idea has certainly not gone over
with quite the same élan as the earlier concept of
quasi-fixity.” Zeer typeerend en van alle beleggings-
geleerdheid ontdaan constateert het blad – naar de
oorzaak van deze betrekkelijke aversie zoekend –
verder: ,,It may be, that investors will buy stocks
hut not brains, unless they know, whose brains
they are.”
Intusschen heeft het publiek cle laatste twaalf
maanden toch nog voor ruim £ 20 millioen units er-
bij gekocht tegen £ 25 millioen in de voorafgaande
twaalf maanden, waardoor de totale waarde der door
het publiek gehouden units tot ruim £ 71 rnillioen is
gestegen. De toeneming is het laatste jaar echter
niet zoo sterk geweest als die van de andere beleg-
gingsmogelijkheden, die de kleine ‘man buiten liet
directe effectenbezit heeft, hetgeen gedeeltelijk wordt
toegeschreven aan de verslapping der actieve adver-
tentiecampagnes, al werd in 1936 £ 215.600 aan dag-
blad- en tijdschriftreclame uitgegeven.
Eenige vergelijkende cijfers over de ontwikkeling
mogen hier volgen. Aan het eind van onderstaande
jaren was door het publiek belegd in:

(In
duizenden Ponden).

1934
1935
1936
Ijicit

Trusts

…………….
20.750 45.800
71.025
1
)
IBuild.i ug
Societjies
(shares

&
deposits)

…….
528.367 571.057 620.000
P.R.O.
en Trustee
spaarbank

deposito’s

…..
573.529
623.593
679.961
Savings

eertifica’tes

………
389.559
391.092
390.102

‘)

28 FebruarI 1937.

318

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937
Deze cijfers zijn respectabel genoeg om een indruk
te geven van de huidige spaarkracht van het Engel-
sche volk. De methoce om ook den kleinen belegger
in de zegeningen van de koersfluctuaties op de effec-
tenbeurs te doen deelen, speelt hierbij echter, .zooals
men ziet, nog slechts een ondergeschikte rol.
Als een voordeel van het in den aanhef dezes
vermelde voorstel om een Unit-trust om te zetten in
een gewone investment company wordt naast het
feit, dat de beleggingscapaciteit der managers beter
tot uitdrukking kan’komen, aangevoerd, dat de nieu-
we shares ter beurze verhandelbaar zullen zijn, het-
geen met de units niet het geval is. In het algemeen
genomen gaat dit argument echter niet op. De shares
immers van vele investment trusts zijn ter beurze
zeer incourant, terwijl vele unit-trusts in hun units
een heel courante onderhandsche handel gecreëerd

hebben.
Bovendien zijn de bepalingen bij alle unittrusts –
zoowel fixed als flexible – zoodanig, dat, wanneer
de houder van een unit zijn evenredig deel in de als
onderpand dienende fondsen terugeischt, hij zulks
in den kortst mogelijken tijd moet en ook gedaan
kan krijgen. Voor zoover bekend, heeft hier nog
nooit iets aan gehaperd. En bij alle voorzorgsmaat-
regelen, die genomen zijn, is het ook onwaarschijn-
lijk, dat daar ooit iets aan zou gaan haperen.
Tegenstanders der trustbeweging voeren wel eens
aan: bij een stijgende conjunctuur gaat alles goed,
maar laat er eens een hardnekkige daling ter beurze

komen. Hier is slechts dit op te antwoorden: dat zou
geen ander gevolg hebben, dan wanneer houders van
bankindustrieele of welke andere origineele aandeeleri
of obligaties ook deze ten verkoop aanboden. Waar-
schijnlijk zal de mentaliteit van den unit-houder
zelfs zoo zijn, dat hij minder snel geneigd is zijn bezit
te gelde te maken, dan de houder der origineele stuk-
ken, ten eerste omdat hij zich veel meer belegger op
langen termijn voelt dan beursmanipulant en ten
tweede, omdat zijn risico steeds over twintig of mis-
schien wel vijftig of meer fondsen verdeeld is.
De groote Engelsche financieele bladen en tijd-

schriften bevatten dagelijks resp. wekelijks een door
de managers van de voornaamste unit-trusts ver-
strekte opgave van de koersen, waartegen de mana-
gers bereid zijn de units in te koopen resp. te ver-
koopen. Begrijpelijkerwijze is deze ,,niet-of±icieele”
prijscourant de laatste jaren sterk uitgebreid. Zoo
vinden wij in de desbetreffende opgaven van 3 Juli
1935 slechts 32 noteeringen, terwijl de jongste over-
eenkomstige opgave, die ons ter beschikking staat,
68 noteeringen bevat. Hierbij dient in aanmerking te w’orden genomen, dat deze noteeringen, die door de
managers zelf verstrekt worden, eigenlijk nog meer
bindend zijn dan de noteeringen der officieel ter

heurze genoteerde fondsen.
Een voor de hand liggende en belangrijke vraag is
tenslotte, of het thans gegeven voorbeeld van omzet-
ting van fixed trust in management investrnent trust

navolging zal vinden. De meeningen zijn hierom-
trent in Engeland zeer verdeeld. Uit het bovenstaan-
de is een en ander omtrent het pro en contra reeds
duidelijk geworden. Sterk is de tendens in deze rich-ting momenteel geenszins, alhoewel sommige trusts, bijv. die der groote Moorgate-groep, daartoe h priori
de mogelijkheid statutair open, hebben gehouden.
B. H. A.
MaIJCIUNK.

DE RIJKSMIDDELEN OVER MAART 1937.

Het eerste kwartaal van het jaar 1937 ligt al weer
achter ons en het moet gezegd, dat het begin ditmaal
voor de Rijksmiddelen niet slecht is geweest. Het
blijkt thans wel, dat de ontvangsten van ‘s Rijks schat-
kist na de depreciatie van den Gulden in de goede
richting gaan. Ook de afgeloopen maand was niet
onbevredigend. De niet-directe belastingen hebben

ditmaal
f
35.495.000 opgebracht tegen
f
31.103.200

in de maand Maart van het vorige jaar en vertoonen
derhalve een vooruitgang van
f
4.391.800. De gemid-
delde maandraming werd met een ongeveer even groot
bedrag overtroffen (met
f
4.351.300). En ook thans

voltrok de stijging zich over vrijwel de geheele linie.
Een uitzondering werd alleen gemaakt door de divi-
dend- en tantièmebelasting, den bieraccijns, den ta-
baksaccijns en de successierechten. Wat de gemiddelde
maandraming betreft, deze werd niet gehaald hij de
dividend- en tantièmebelasting, den gedistilleerd-
accijns, den bieraccijns, den suikeraccijns, den tabaks-accijns en de successierechten.
Daar ook de eerste twee maanden van het jaar
ruime baten hebben opgeleverd, maakt het driemaan-
delijksch overzicht een goed figuur. De totale op-
brengst van het eerste kwartaal beliep
f
99.215.200,

tegen
f
86.312.200 in hetzelfde tijdvak van 1936 en
bij een evenredige raming van
f
93.431.300. Dit be-

teekent derhalve een stijging over drie maanden met
rond
f
13.000.000. Indien zich de verbetering van
den loop der middelen op gelijke wijze voortzet, zou
derhalve gerekend over het geheele jaar op een hoo-
gere ontvangst van ongeveer
f
50.000.000 kunnen
worden gerekend. Tot dusver brachten alleen drie
accijnzen minder op dan in 1936 (t.w. de gedistilleerd-,
de bier- en de tabaksaccijns). En wat de raming aan-
gaat, deze werd slechts niet bereikt bij de dividend-
cii tantièmebelasting, de invoerrechten, den gedistil-
leerdaccijns, den bieraccijus, den suikeraccijns en de
successierechten.
Gaan wij nu de verschillende middelen afzonder-
lijk na, dan blijkt vooreerst, dat de dividend- en
tantièmebelasting ditmaal
f
58.400 minder heeft op-
gebracht dan in de gelijknamige maand van 1936.
Daar de beide eerste maanden echter een surplus
opleverden, komen de ontvangsten van het eerste
kwartaal toch nog
f
126.700 uit boven die van de
maanden Januari t/m. Maart 1936. Zooals bekend,
wordt het grootste gedeelte van deze heffing in
slechts enkele maanden in het midden des jaars ver-
kregen; dit verklaart het belangrijke nadeelig ver-
schil met het evenredig deel der raming. De invoerrechten lieten een klein accres zien (van

f
5.600). Daar de ontvangsten van Maart 1936 ech-
ter bijzonder hoog waren, beteekent dit, dat de op-
brengst van de .afgeloopen maand zeer gunstig was;
de gemiddelde maandraming van
f
7.604.200 werd
met
f
591.000 overschreden. Ook ten opzichte van de eerste twee maanden van het jaar valt een sterke
stijging te constateeren. Opvallend is ook de toe-
neming van het statistiekrecht, dat thans
f
229.200
in de schatkist bracht tegen
f
140.200 in Maart 1936
en hij een maandraming van
f
133.300. Een derge-
lijke ontvangst werd sedert December 1931 niet ge-
boekt en hierin manifesteert zich wel heel duidelijk
de belangrijke opleving van het internationaal ver-
keer.
Met de accijnzen gaat het den laatsten tijd iets
beter. Het zout verschafte
f
78.000 méér, waardoor
het surplus over de reeds verstreken maanden van
het jaar steeg tot
f
117.200. Ook de geslachtaccijns
gaf een bijzonder mooi opbrengstcijfe.r te zien (van

f
651.800, d.i.
f
49.900 boven de ontvangst van
Maart 1936 en
f
151.800 boven de raming). Dank zij de hoogere rundveeprijzen, heeft dit middel den laatsten tijd geregeld stijgende ontvangsten kunnen
vertoohen. Aan wijnaccijns werd
f
41.900 meer ont-
vangen dan in Maart 1936, waardoor het nadeelig
verschil over de eerste maanden van het jaar werd
omgezet in een overschot van
f
34.500. De gedistil-

leerdaccijns leverde
f
31.800 meer op; dit beteekent
echter niet veel, daar de opbrengst van Maart 1936
aan den lagen kant was; op zichzelf beschouwd was
de opbrengst van de afgeloopen maand niet gunstig,
immers
f
188.500 iinder dan de ramiug. Deze hef-
fing beweegt zich nog voortdurend in dalende rich-
ting; het verbruik loopt blijkbaar nog geregeld terug.
Dit geldt ook van den bieraccijns, die ditmaal
f
3.600

28 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

319

minder verschafte, doch niet minder dan
f
182.500
bij de verwachting ten achter bleef. Met den suiker-
accijns gaat het den laatsten tijd vrij goed; er kwam
ditmaal
f
66.000 meer binnen en het eerste kwartaal
gaf in totaal een hoogere ontvangst van
f
422.400,
al staat daar ook tegenover, dat de raming niet werd
gehaald (tekort over drie maanden
f
158.800). Ten-
slotte moet nog worden opgemerkt, dat de tabaks-
accijns een teruggang vertoonde van
f
83.400, ver-
moedelijk een gevolg van de daling der kleinhandels-
prijzen. Gerekend over drie maanden kwam in het
loopende jaar
f
192.300 minder binnen dan in dezelf-
de periode van 1936.

De belasting op gouden en zilveren werken gaf

f
11.500 méér, door de opleving in de betreffende
industrie. Opvallend is de enorme stijging van de
omzetbelasting (van
f
937.000). Een ontvangst van

f
7.222.400
(f
2.014.100 boven de raming) werd nog
nimmer verkregen. Dit gunstig resultaat zal wel
hoofdzakelijk een gevolg zijn van de stijging der goe-
derenprijzen. De couponbelasting blijft ruime baten
geven; ditmaal bedroeg de vooruitgang
f
166.000 en
de overschrijding van de raming
f
53.800. De loop
van dit middel heeft van meetaf de verwachtingen
overtroffen.

De groep der z.g. conjunctuurheffingen maakt een
bijzonder goed figuur. De zegelrechten verschaften

f
2.774.500 meer bij een ontvangst van
f
4.146.800,
waarvan
f
767.100 is toe te schrijven aan een ruimer
vloeien van de Beursbelasting. De maandraming werd
bij de zegelrechten overtroffen met
f
2.780.100. Het
le kwartaal gaf reeds
f
6,097.900 meer dan dezelfde
periode van het vorige jaar. In dit alles weerspiegelt
zich de levendige handel ter beurze. De registratie-
rechten vertooneri eveneens gunstige cijfers; de toe-
neming bedroeg ditmaal
f
304.900; er is in den han-
del in vast goed en op de hypotheekmarkt weer meer
leven gekomen.
De successierechten liepen ditmaal terug met

f
149.700. Het betreft hier evenwel een uiterst wis-
selvallig middel, dat in de beide voorafgaande maan-
den een niet onbelangrijke stijging te zien gaf. Gere-kend over drie maanden is het loopende jaar dan ook
met niet minder dan
f
1.562.400 in het voordeel. De
loodsgelden brachten
J
30.600 meer in ‘s Rijks schat-
kist en overtroffen de verwachting met
f
30.300,
eenerzijds wegens de verhooging van het tarief, an-
derzijds wegens de opleving van het scheepvaart-
verkeer.

Wat de Directe Belastingen betreft kunnen wij
kort zijn. Het zuiver kohierbedrag der onderschei-
derie heffingen onderging in de afgeloopen maand
slechts geringe wijzigingen. Het wachten is hier op
de aanslagen van het nieuwe belastingjaar. Aan
grondbelasting is thans voor het Rijk een bedrag van

f
9.240.900 op kohier gebracht, d.i.
f
2.147.300 meer
dan voor den overeenkomstigen dienst op hetzelfde
tijdstip van 1936, welk voordeelig verschil intusschen
enkel te danken is aan het feit, dat de kohieren in
1937 vroeger zijn vastgesteld kunnen worden. De
inkomstenbelasting wijst thans een kohierbedrag aan
van
f
22.290.400, hetgeen een achteruitgang betee-
kent van
f
1.397.000 bij den stand van den overeen-
komstigen dienst op ultimo Maart 1936. De invloed
der crisis doet zich hier nog steeds gevoelen. De ver-
mogensbelasting vertoont een kleine toeneming (van

f
5.886.200 tot
f
5.922.200), in tegenstelling met de
verdedigingsbelasting 1, waarvan de stand
f
8.500
lager is. De belasting van de doode hand komt op den
middelenstaat voor met een bedrag van
f
862.500
(het vorige jaar was de stand f803.000). Vermoe-
delijk is het verschil in meer het gevolg van een iets
snellere aanslagregeling.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE GELD- EN CREDIETPOLITIEKE GEVOLGEN VAN
HET MODERNE GIROVERKEER.
1)

Prof. Dr. Emanuel Hugo Vogel te Weenen schrijft
Ons:

De nieuwe wegen, welke het geldwezen en het be-
talingsverkeer hebben ingeslagen tengevolge van de steeds toenemende uitbreiding van het girale betaal-
middel, inzonderheid in den vorm van het op depo-
sito’s berustende zgn.
giraal
geld, blijken overal,
waar zij toepassing vonden, verstrekkende gevolgen
te hebben voor de positie van de circulatiebanken en
haar politiek, voor de beteekenis van het goud als basis voor de goudvaluta’s en voor de verhouding
van de circulatiebanken tot de handelsbankea en de
overige credietinstellingen.
Deze verschijnselen zijn vooral duidelijk zichtbaar
in belangrijke economische gebieden zooals de Ver-eenigde Staten, Engeland, Duitschiand en Japan. Zij
treden echter in meerdere of mindere mate op den
voorgrond in alle, ook kleinere, staatshuishoudingen,
waarin het giraal verkeer en een op deposito’s berus-
tend crediet in rekening-courant, hetzij in het nor-
male economische proces, hetzij door buitengewone
maatregelen voor het herstel van de welvaart of
in dienst van acties tot werkverschaffing en bewape-ning tot intensieve ontwikkeling kwamen.

Geld- en credietmarlct.
In de eerste plaats kunnen de van ouds bekende
begrippen ,,geldmarkt” en ,,credietmarkt” niet meer
in hun traditioneele beteekenis van elkander worden
gescheiden, omdat de laatste in steeds toenemende mate zelf geldmarkt is geworden, d.w.z. betalings-
middelen in den vorm van giraalgeld ter beschikking
stelt. Dit verschijnsel is een gevolg van toenemende dekking van de betalingsverplichtingen door middel
van credieten, hetgeen in den laatsten tijd sterker
op den voorgrond treedt en feitelijk reeds sedert de
invoering van het giraalgeld is waar te nemen. Hier-door wordt de contante betaling in de volkshuishou-
ding steeds meer beperkt tot de aankoopen van den
laatsten verbruiker, tot niet door middel van ver-
rekening uitvoerbare betalingen aan het buitenland,
tot loon- en salarisbetalingen en tenslotte nog tot het
belangrijkste: de betaling van belastingen en retribu-
ties aan den staat en aan de publiekrechtelijke
lichamen.

Afgezien hiervan wordt met de niet meer in con-
tanten uitbetaalde credieten in het goedereupro-
ductie- en omloopproces in hoofdzaak door creditee-
ring en debiteering op depositorekening betaald. Dit
geldt zoowel voor de particuliere bedrijfseredieten in
het gewone productieproces als voor de buiten-
gewone financieele maatregelen voor werkverschaf.-.
fing. Ook de in het laatste geval in de volkshuis-
houding ingevoerde additioneele credieten circulee-
ren in de eerste plaats op de credietmarkt zelf,
welke in deze beteekenis tegelijkertijd giraalgeld-
markt is en met de contante geldmarkt slechts
bij de verrekening van de eindhedragen in aanraking
komt. Een mathematisch bepaalde of gelijkblijvende
verhouding tusschen credietneming van de volkshuis-
houding en behoefte aan contant geld (beroep op de
geldmarkt in de oude beteekenis) bestaat heden ten
dage in het geheel niet meer, daar een deel van de
credieten als giraalgeld en betalingsmiddel een zelf-standige circulatie in de bij de productie en den ver-
koop betrokken ondernemingen begint, om hij terug-

1.)
In de door Prof. Degenfeld-Schoiiburg uitgegeven
reeks ,,Vo].kswirtsehaft” (Oesterr. Wiirtsch.aftsverlag
Payer & Coinp. te Weenen) zal binnenkort van de
hand van den schrijver van dit artikel een studie ver-
schijnen, getiteld: ,,Das Buchgeld als Nittel der Geld- und
Kroditzirkulation”. Deze studie is gewijd aan het tegen-
woo rdi;g zeer belangrijke vraagstuk van de aaiïwend ing
van
&et
giraalgeld ten behoeve van het uitvoeren van groo-
te openbare werken.

320

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

betaling van de schulden weder tot de plaats van uit-
gifte terug te keeren en slechts voor een deel als

loon- of verbruiksinkomen het contant geldverkeer

binnen te stroomen.

Veranderde positie van de circulatiebanken.

De veranderde positie van de circulatiehanken
houdt, behalve met de uitbreiding van het giraal-
geldverkèer ook nog verband met een reeks andere
belangrijke Niijzigingen, zooais in het algemeen
het opgeven niet slechts van de circulatie van gou-
den munten, doch, althans binnen afzienbaren tijd,
ook van een inwisseling tegen bankbiljetten, voorts
met den zoo mogelijken overgang tot het goudkern-
inplaats van het zuivere gouddeviezenstelsel, het ver-
gemakkelijken van de dekkingsvoorschriften, de wij-

ziging van een deel van de dekking door staatsfondsen
in verband met het voeren van een open inarktpoli-
tiek door de leidende circulatiebanken, enz.
Sedert de toenemende beteekenis van de betalings-
middelen der banken openbaren zich de conjunctuur-schommelingen vooral op dit gebied, terwijl de geld-
circulatie, afgezien van seizoenschommelingen, be-
trekkelijk stabiel blijft, zoolang geen crisis of afue-
ming van het giraalgeidverkeer een grootere stroom naar het contante betalingsverkeer doet vloeien. Het
verschijnsel, dat zich destijds ook hij de wijziging van
een metalen circul.atie in een hankbiljettencirculatie
voordeed, herhaalt zich dus.

Gewijzigde beteekenis van het goud.

Met al deze veranderingen, welke een zuiver feite-
lijke, vaak nog niet eens in de muntwet en de statuten
van de circulatiebank vastgelegde wijziging van de
taak van de circulatiebank hebben veroorzaakt, houdt
stellig de gewijzigde positie van het goud in het
kader van de goudvaluta’s ook met de verlegging van
het zwaartepunt van de geldcirculatie naar de bank-
betalingsmiddelen en daarmede naar het giraalgeld
in plaats van het contante geld ten nauwste ver-
band. De uitbreiding van de geldcreatie door girale betalingsmiddelen van de publiekrechteljke en par-
ticuliere credietinstellingen buiten de circulatiebank
in den ruimsten zin heeft in drieërlei opzichten ge-
volgen gehad:

lo. Met betrekking tot de gewijzigde taak van het
goud, voortaan zuivere waarborg voor de geheele
circulatie,

2o. wat betreft de gewijzigde werking van de dis-
contopolitiek van de circulatiebank, en
3o. met betrekking tot de noodzakelijkheid van
een grootere centralisatie en contrôle van het crediet-
n bankwezen door de circulatiebank of een speciaal,
met deze instelling samenwerkende, instantie vbor
baukcontrôle.

Ten aanzien van het eerste punt strekt de vette-
lijke betrekking tusschen de muuteenheid en het
goud zich, zooais vanzelf spreekt, ook tot het in
munteenheden uitgecirukte giraal geld uit, alhoewel
een speciale goudreserve voor het laatste gewoonlijk
ontbreekt. In ieder geval evenwel neemt de goud-
reserve van de circulatiebank, welke volgens de sta-

tuten slechts naar den maatstaf van de geldcir-
culatie is berekend, als waarborg- en inwisselings-
fonds de taak van een koerswaardeverzekeriug voor
de geheele valuta over, waardoor het ook een, stellig
slechts indirecten, invloed uitoefent
01)
het giraal-
geld. Daarentegen kan men met behulp van het
goud in geen geval een onmiddellijke reguleerings-
politiek ten aanzien van den omloop van het giraal-
geld uitoefenen.

Disconto-politiek en wisseldelcicing.

Ook het tot dusverre voornaamste middel van de
politiek der circulatiebanken, de discontopolitiek,

heeft echter in de eerste plaats alleen betrekking
Op

de verhouding van. cle geldcircuiatie tot de dek-
king en slechts zeer indirect op de giraalgeldschep-
ping van de credietinstellingen. Als gevolg van den
grooteren omloop van giraalgeld t.o.v. den geids-
omioop, is niet alleen de omvang van de aanwezige goudreserve voor den eerste en voor de geheele va-
luta van minder beteekenis, doch is ook de invloed
van de discontopolitiek op de gehéele circulatie als
rem voor een muntdepreciatie nog meer op den ach-
tergrond getreden. Deze kan slechts via de voor
deposito’s vereischte reserves en door een verhooging
hiervan ook op den omvang van de giraalgeldcredie-
ten inwerken. In dit opzicht bleek de discontopolitiek
van de circulatiebanken evenwel .niet veel resultaat
op te leveren, met name wanneer reeds een zeker
laagtepunt van den rentevoet
is
bereikt.
Dit houdt ook nog verband met een ingrijpende
wijziging in de functies van de wisseldekking in het
algemeen bij de circulatiehanken, welke door de uit-
breiding van het veel meer elastische en omvang-
rijke omhulsel van het giraalgeld gevoelig werden
gestoord. De handeiswissel werd in toenemende
mate vervangen dooi het goedkooper en in wezen
eenvoudiger crediet in rekening-coirant van de
banken en daarmede door het giraalgeld. De wissels
in omloop gaven een vermindering te zien, welke parallel liep met een toeneming van het crediet in
rekening-courant en het giraal geldverkeer. Daarbij
komt nog, dat de banken naar gelang van de behoefte
zoowel crediet in rekening-courant in den vorm van
het acceptcrediet, als ook omgekeerd het laatste in
den vorm van deposito’s vrij gemakkelijk kunnen
omzetten.

Dit heeft echter ook weer zeer bijzondere gevolgen
voor de verhouding tusschen de circulatiehank en de
particuliere credietinstellingen. Feitelijk waren de
]aatste i:n staat groote gedeelten van het prima ma-
teriaal aan handeiswissels naar zich toe te trekken,
vooral wanneer, zooals in den laatsten tijd, herhaal-
delijk het geval was, het particulier disconto beneden
het bank-disconto lag.
)
hierdoor werden echter de
circulatiehanken in hoofdzaak vrijwel overal finan-
cieringsinstituten van de handelsbanken, doordat on-
geveer de helft, soms het grootste gedeelte van haar
wisselmateriaal uit bank-wissels bestond.
Daarmede ging in de meeste gevallen het zoo
gewenschte rechtstreeksche verband tusschen de bank-
hiljettenuitgifte en de economisch gemotiveerde
geidbehoefte in groote mate verloren, evenals de in-
vloed van een discontopolitiek. Deze gewijzigde posi-
ti.e van de circulatiebanken en de veranderde samen-
stelling van haar dekkingszekerheden had echter
ook tot onmiddellijk gevolg, dat de circulatieban-
ken in geval van crises eerder konden worden mee-
gesleept. Want zij blijken indirect hij eveutueele
imnmohiliseering van korte credieten der handels-
banken betrokken te zijn en zien zich dan ten-
slotte genoodzaakt, de verliezen over te nemen resp.
harerzijds op den staat af to wentelen. Zooais be-
kend, heeft dit, als gevolg van de Midden-Europee-
sche hankcrises, alsook van de additioneele openbare
credieten voor werkverschaffing, geleid tot een
fundeering van een aanzienlijk deel van , de bank-
biljettencirculatie (indirect tegelijk van het giraal
geld) met staatsverplichtingen op korten, mniddelma-
tigen en langen termijn.

i) liet laatste was bv. ook in Nederland liet geval: het
bankd’isconto was met ingang van
19 October
1936
tot
2.5 pOt. (vanaf 2 Dec.
1936
tot
2
pOt.) gedaald, het par-
ticul:iere disconto lag echter reeds sedert begin Novemb2r
beneden t pOt. 0…oute liquiditeit op cle geld- en kapitaal-
markt (Jet laatste als govoig van de devaluatie) en toe-
ncnring van
de uitgiften van staatsschuld zijn ook &ier
de begeleidende vershijnsele n. Volgens de begronting voor
1937
heeft de leeningsdienst voor rente en aflossing reeds
ongeveer
f
200 ,nill. of wel een derde win de totale uit-
gaven van de .staiutshu i sJiouding noodig.

28 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

321

Tegenover het onvermijdelijk terugdringen van de
goederenwissels als dekkingszekerheid van de bank-
hiljettencirculatie door het op den voorgrond treden
Van het giraalgeld en het rekening-courant-crediet,
mag
echter anderzijds niet uit het oog worden verlo-
ren, dat de hij de circulatiehank aangeboden bankwis-
sels hunnerzijds toch in het rekening-courant- en
acceptcrediet van de banken de gewenschte goederen-
dekking indirect aantoonen en dat het niet de taak van cle circulatiebank kan
zijn,
een gedwongen ontwikke-ling tegen te gaan. De maatregelen van een door de cir-
culatiebank zelf centraal geleide credietpolitiek moeten
hot
primaire,
het bedrijfsleven direct dienende, cre-
dethedrijf van de banken zooveel mogelijk waarbor-
gen bieden.

Waarborgen voor het giraal geldverkeer

Als middelen om het circulatiecrediet in den vorm
van giraal geld te verzekeren komen in de eerste
plaats in aanmerking voorschriften t.a.v. de liquidi-
teit en de reserves, welke een bepaalde automatische
hegrenziug
van
de giraalgeldschepping bij de parti-
culiere handelsbanken ten doel hebben. Stellig
zijn
zij

slechts een indirect middel tot begrenzing, doordat
zij
tot het houden van bepaalde partieele reserves in
contanten noodzaken. Zoo heeft de bankwet van 1935 in de Vereenigde Staten de etappegewijze verhooging
van het dekkingspercentage (tusschen 3-13 pOt. al

naar gelang van de heteekenis van de plaats waar
de bank is gevestigd) tot 100 pOt. met het oog op
de z.g. overtollige reserves, vastgesteld, waarvan
meerdere malen gebruik werd gemaakt, het laatst op
1
Maart
1937. De Duitsche wet betreffende het
credietwezen
met
haar nieuwe liquiditeitsvoorschrif-
ton (tot 10 pOt. van de totale verplichtingen) streeft
overeenkomstige doeleinden na. Als tweede middel komt ook nog een depositogaran-
tie in aanmerking, waarvoor eveneens de Vereenig-
de Staten sedert de bankwet van 1933 een voorbeeld
bieden. Met de wet van 1935 werd de deposito-verze-
kering door middel van een waarborgfonds van de
,,Federal Bank Deposit Insurance Corporation” voor
beleggingen tot 5.000,— verplicht gesteld. Voorts
za] de in de Vereenigde Staten ingestelde en daarna
door vele Europeesche circulatiehanken (zooals in
Engeland, Duitschland, enz.) overgenomen schepping
van
de open marktpolitiek als algemeen middel tot
reguleering van bankcrediet en geldcirculatie, be-
langrijke, zij het ook meer indirecte, diensten be-
wijzen. Een verdere zekerheid beteekent ook de
scherpe scheiding tusschen de beleggings- resp. spaar-
zaken op middelmatigen en langen
termijn
van de
banken en de deposito-transacties resp. credietverlee-
ning in rekening-courant en de rekeningen, welke
beide doeleinden dienen.
Zeer belangrijk is vooral de bepaling omtrent het
gebruik van de deposito’s. Hier zou in de eerste plaats
een differentieering in den rentevoet evenals in het
gebruik van de dag- en termijndeposito’s kunnen
plaats hebben. Daggeld (kasdeposito’s) zou zonder
rentevergoeding in ontvangst moeten worden geno-
men, doch uitsluitend ten bate van het giraal beta-
lingsverkeer of voor circulatiecredieten op korten
termijn moeten worden gebruikt. De terrnijndeposi-
to’s, welke meer een spaar- en beleggingskarakter be-
zitten, zouden rente kunnen dragen en waren even-
tueel op middelgrooten termijn te beleggen. Van groo-
ter belang lijkt mij de poging van een rechtstreeksche rentevoetpolitiek t.a.v. het z.g. fiduciaire bankcrediet.
Het betreft hier feitelijk het scheppen van giraal
geld door de handelsbanken, doordat deze ongedekte
depositorekeningen op crediet openen of boven de
dekking crediet op depositorekening verleenen. Be-
halve de algemeene voorschriften betreffende de
liquiditeit
cci
de reserve zou hier door verhooging
of verlaging
van
den rentevoet rechtstreeks een
regimleerende invloed op den omvang van de giraal

geldschepp ing uitgeoefend kunnen worden; eventueel
onder een uniform controleerende hoofdleiding van
een centrale circulatiebank
1).

De verdere verzorging van het giraal betalingsver-
keer en de organisatorische ontwikkeling van het
giraalgeld in den zin van een circulatiecrediet ter
besparing van contant geld is in alle economische
gebieden een van de belangrijkste opgaven voor de
naaste toekomst. Het giraalgeld is niet alleen in
staat de groote financieele transacties van den huidi-
gen tijd wezenlijk te vergemakkelijken, het zal ook
een groote rol spelen hij het beslist noodzakelijk her-
stel van den gouden standaard van de leidende valu-ta’s piet het oog op de gewijzigde beteekenis van het
goud in het kader van de goudvaluta’s.

t)
Dit
‘voorstel
is verder uitgewerkt in mijn studie:
,,Neue
Sichorungswege der iluoligeldairkulation in den
Vereinigtnn
Staaiten
ind
in
Deutschiand”, Finanzarchiv
Band 3, H. 4. Tübingen 1935.

AANTEEKENINGEN.

Toegenomen Staatsschuld in 1936.

De Nederlandsche Staatsschuld heeft in de laatste twee jaren een aanmerkelijke vermeerdering onder-
gaan. De volgende cijfers, ontleend aan het Algemeen
Verslag van den Stand der Staatsschuld op 31 De-
cember 1936, geven hiervan een indruk.

.0

Ct
,)
0_

,tOC)

00′)

bo
E

0.0

~.

>
-.
(1
mcn
>
0

1913
1.148.404.800
5.862.159
1.154.266.959

1918
1.850.587.950
611.201.167
2.461.789.117
3.945.561
1922
2.728.319.550
814.694.714 3.543.014.264
434.407.631
1925
2.876.482.000
335.670.451 3.212.152.451 327.213.641
1927
2.738.767.150 217.806.888
2.956.574.038
293.688.803
1928
2585.756.300
251.836.707 2.837.593.007
253.800.786
1929
2.461.752.400 265.331.870 2.727.084.270
258.857.867
1930
2.387.798.350 294.931.062 2.682.729.412 310.524.639
1931
2.338.471.100 527.264.733 2.865.735.833 376.244.943
1932
2.475.282.500
618.367.912 3.093.650.412
426.893.003
1933
2.722.844.300
648.603.532 3.371.447.832 445.166.543
1934
2.700.305.850
661.997.054
3.362.302.904 354.550.839
1935
2.705.648.400 753.374.505 3.459.022.905 358.485.973
1936
2.870.132.600
674.563.545
3.544.696.145 367.813.925

De vermeerdering van de totale Staatsschuld met
ruim
f
85 millioen is toe te schrijven aan de toe-neming van de geconsolideerde schuld met bijna

f
165 millioen, hetgeen voornamelijk een gevolg was
van de gestegen 3 pCt. rentende schuld en de 4 pOt.
rentende schuld1936. Deze toeneming vond voor een
deel compensatie in de
met bijna
f
79 millioen ver-
minderde vlottende schuld (de schatkistpromessen in
omloop verminderden met ruim
f
109 millioen, de
schuld aan diverse instellingen in rekening met
‘s Rijks Schatkist met bijna
f
22 millioen; daaren-
tegen vermeerderden de schatkistbiljetten in omloop
en
de schuld aan het Staatsbedrijf der P.T.T. in reke-ning-courant met ‘s Rijks Schatkist). De vorderingen
van ‘s Rijks Schatkist namen met ruim
f
9 millioen

toe. Het saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Neder-
landsche Bank vermeerderde met bijna
f
100 mil-
liden, terwijl met name de vorderingen in rekening-
courant op Nedeilandsch-Indië en de vordering op
andere Staatsbedrijven in rekening-courant met
‘s Rijks Schatkist verminderden (resp.
met
bijna
f
55
millioen en ruim
f
21 niillioen).

322

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN

tilt. Maart 1937 (in Guldens)

AFUEELINU la
Dir.
belastingen.
Kohieren voor
den dienst
19371)
=

Bedragen,
welke zijn
terugge-
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver

middelen
bedrag
anders dan
bedrag
GJ
0
.a o wegens
betaling
op de koh.
0
0.’ V
afgeschr.
N”

Grondbelast. a)

9.240.914

9.240.914 7.093.602
Inkomst.bel. b)

22.803.112 512.748 22.290.364 23.687.333
Vermogensbel. c)

5.966.519

44.348 5.922.171 5.886.199
Verdedig.bel. 1

2.785.949

19.162 2.766.787 2.775.257
Bel. v. d. doode hd.

862.538

862.538

802.958

5.9.032 576.258 41.082.774 40.245.349
Totalen..1 41.6

a)
Y
4
hoofdsom + 20 opcenten op de hoofdsom der ge
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom + 60-78 opcenten. c)
Hoofdsom + 75 opeenten.
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het met
1 Mei 1937 aanvangende belastingdienstjaar 1937/1938 en
gedeelte van het bela.st4ngdienstjaar 1936/1937.
2)
Voor
de belastingen naar inkomen en vermogen bestaan de ver-
melde bedragen uit % gedeelte van het belastingdienst-
jaar 1936/1937 en
Y
3
gedeelte van het belastingdienstjaar
1935/1936. –

.

1
AFDEELING Itt

1
Maart

Sedert

Overeen- 1Jan.

1
komstige Overige middelen.

1937

1

1937

1
periode
1936

Benaming oer minoeien
Divid.- en tantièmebel.

620.068

1.907.026

1.780.293
Rechten op den invoer – 8.195 211 21.805.538 20.691.749
Statistiekrecht ………..229.219

611.556

395.719
Accijns op zout ………..230.429

614.534

497.305
Accijns op geslacht . . . –

651.805

1.719.025

1.383.655
Accijns op wijn ……….466.041

542.966

508.421
Accijns op gedistill. . .

2.103.197

6.632.528

6.757.686
Accijns op bier ………400.866

1.342.558

1.388.986
Accijns op suiker ….. ..
.4.304.046 13.091.168 12.668.791
Accijns op tabak …….2.647.367

8.164.369

8.356.605
Bel. op gouden en zilverw.

50.344

123.658

109.726
Omzetbelasting ………7.222.418 16.949.702 15.164.676
Couponbelasting …….512.098

2.055.021

1.625.969
Recht. en boeten v. zegel
1
4.146.803
2
)10.476.310

4.378.396
Recht. en boet. v. registr. 1.166.540

3.360.451

2.426.168
Recht, en boet. v. succes- sie, v. overgang bij over

lijden en v. schenking 2.476.594

9.605.848

8.043.422
Opbrengst d. loodsgelden

71.975

212.964

134.668

Totalen …. 35.495.021 99.215.222 86.312.235
1
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f
1.056.674
(Beursbel.).
2)
Id.
f
3.141.517.

fNTtOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

D 1936/1937 Zuiver bedrag der ko
ZuIver bedrag der hieren voor den dienst
kohieren tot en met
19351’36
tot en met de-
de maand Mrt. 1937 l zelfde maand van 1936

Gemeente.f.belast.. .

56.430.392

59.418.636
Opc. verm. t get. v. 50

4.983.169

1

5.021.174

AFDEELING II. DIENSTJAAR193&
Zuivere op-
brengst over het
Bedrag van de

tijdvak van 1
Benaming der middelen

raming

Jan. 1936 tot en
met de maand
Mrt. 1937

Grondbelasting.
(Y
4
hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw

de eigendommen.)
10.125.000 10.191.515

Inkomstenbelasting
74.600.000 68.584.107

Vermogensbelasting
18.375.000 18.059.157
8.402.616
Verdedigingsbel.

1

……….8.000.000
Belasting v. d. doode hand

. .
2.000.000
1.748.284
Divid.- en tantièmebelasting
13.800.000 13.895.478
84.000.000 86.243.266
1.813.472
Accijns

op

zout

…………
2.500.000
1.818.250
6.335.828
1.950.395
Accijns op

gedistilleerd

. . .
28.250.000
27.774.081 Accijns

op

bier

………….7.000.000
7.166.667

Rechten op den invoer …….
Statistiek recht

………….1.600.000

53.000.000 53.189.265

Accijns op geslacht

………5.000.000

35.000.000
33.810.110

Accijns op wijn

…………2.000.000

Belast, op gouden en zilverw.

475.000
499.568

Accijns

op

suiker

………..

60.000.000
62.273.730

Accijns

op

tabak

…………

5.856.991
Omzetbelasting

………….
Couponbelasting

…………5.000.000
Rechten en boeten van zegel
18.600.000
19.844.542
Rechten en boeten v. registr.

14.000.000 9.760.293
Rechten en boeten v. succes- sie, v. overgang bij overlij-
40.800.000
38 057.595
den

en

v. schenking ……
Opbrengst der loodsgelden
– –
500.000
635.890

Totalen…. 1484.625.000

1477.911.100

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
Zuiver bedrag
Dienst 1937

Bedrag van kohieren tot en

raming

met de maand
Mrt. 1937

Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
boofdsom wegens ongebouwde

eigendommen) ……………..10.000.000

8.364.414
Personeele belasting (tachtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, twesden en derden
gi’ndslag)

………………..21.000.000

4.689.036
Qemeentefondsbelasting (vijf en
twintig opcenten op de hoofd-

som) ……………………..14.000.000


Vermogensbelasting (twee en
twintig opeenten op de hoofd-
som)

……………………..2.025.000


Enkomstenbelasting (tien opcen-

ten op de hoofdsom) ………..4.500.000

Totalen ……
.51.525.000

13.053.450

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

Mrt. 1937
1

1937

1

1936

111otorrijtuigenbelasting

1.388.0521 3.943.9221 3.765.745
Rijwiellielasting

22.9551

49.118

63.347

Totalen ………1.411.007

3.993.0401
3.829.092

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
18-21
Apr.
Sedert
Overeenk.
18-24
Apr.
.Çpdert
Overeenk.
1937
1936
1937
1jan.1937
tijdvak
1936
1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936

53.701
556.534
327.460

15.804
4.361
572.338 331.821
6.185
103.877
97.627 500
2.875
1.700
106.752 99.327
Tarwe

………………
Rogge

………………

2.838 6.716


100
2.838 6.816
Boekweit ……………….
Mais ……………….
24.2
24

426.842 243.703
3.394
53.718
53.901
480.560
297.604
2.970
125.885
96.117

5.939 6.570
131.824 102.687
7.481
53.923
21.642

2.280
20
56.203
21.662
8.593
74.583
53.708

78.379
95.990
152.962 149.698

Gerst

……………..
Haver

……………..

2.850 20.762
26.050

175
20.762 26.225
Lijnzaad

……………
Lijnkoek ……………
1.075
11.736
9.724
100
1.625
2.132
13.361
11.856
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten

14.103
11.089

1.293
723
15.396
11.812

28
April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

323

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.

Dssels. 2

3Dec.’36
Ned
Lissabon
….
4

5Mei’36
J
B~
1
~
7
1
1
Wi
i

.
I
..Eff.

2j
3
Dec.
’36
Londen ……
230 Jsni’32
Vrsch. inR.C. 2j
3
Dec.’36
Madrid ……5

9
Jili
’35
Athene ……….6

4Jan.’37
N..YorkF.R.B.
4JFeb.’34
Batavia
……….
3
14Jan.’37
Oslo

……..4

7Dec.’36
Belgrado

……..5
1 Febr. ’35
Parijs

……
428 Jan.’37
Berlijn ……….4
22Bept.’32
Praag

……3

1 Jan.’33
Boekarest …….. 4

15Dec.’34
Pretoria


315 Mei’36
Brussel ……….2

16Mei’35
Rome …….. 4j
18Mei’36
Boedapest

……4
28Avg.’35
Stockholm

..
2j
1Dec.’33
Calcutta

……..3
28Nov.’35
Tokio…..3.285
7Apr.’36
Dantzig……….4

2Jan.’37
Weenen…..
310Juli’35
flelsingfors ……4

3 Dec.’34
Warschau.
..
5
2600t.’33
Kopenhagen ……4
19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk. Ij
25Nov.’36

OPEN MARKT.

1937
1936
1935
1914

24

1

19!24

1

12117

1

5110
20125
23127
20/24
April

April

April

April
April April
Juli

Partic. disc.

11
4

1/
4

11
4

11
4

1
4
1
l4_
1
!2

3
1
18-
3
116
Prolong.

1

1
1
1
1.2/2
314-412

2114.34
Londen
Daggeld

..

‘(2-1

12-1
1-1
11
3
.1
‘/,-I
1
12.1

131
4
-2
Partic.
disc.

1132′(16

17(33.9/35

17
(32
9
116
1
132

9
116
1/32’116
91_5/

411014
Ben/in
Daggeld.
.

1
7
18-2
3
1

2-
514
2113.3/4

2-
314
311_3/


Maandeld

2
1
12-
3
14

213-
3
1’4
211
5
.31
4

2
3
14-3
2314-3
31i
2
_31
4


Part, disc.

218

2
718
2
3
/8-3
3
3
33

21181/
2

Warenw.
..

4

1
/

4

1
!4
4.1/
4

4.21
3

41/
4.1/


New York
Daggeld
1)

1

1 1
1
31
4

11
4
2)

1314-2112
Partic.dlsc.

51

1
8

51
1
8

3/

1

3
11e


1
1
Koere van 23April en daaraan voorafgaande
weken
t/m. Vrijdag.
2)
22/26 Apr.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Da a
t
New
Londen
Berl
(I
n
Parijs
Brussel
Batavia
York
8
)
•)
*) *)
8)
1)

20 April 1937
1.82%
8.99%
73.44
8.14
30.791
100%
21

1937
1.82%
8.9931
73.43
8.12
30.84
100%
22

1937
1.82%
9.01%
73.40
8.12
30.851
100k
22

1937
1.82%
9.01%
73.421
8.10%
30.83
100%
24

1937
1.82% 9.00% 73.40
8.11
30.841
100%
26

1937
1.82%
9.00%
73.41
8.10%
30.84
100%
Laagste d.wl)
1.82% 8.98
73.35 8.08%
30.77
100
Hoogste d.w
1
)
1.82%
9.02% 73.50
8.1734
30.90
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
sd
Weenen
Praag
Bok
Milaan

Madrid

KOERSEN
TE
LONDEN.

Plaatsen en
Noteerings-
10
Apr.
17Apr.
19124
April
1937
1
24
Apr.
Landen
eenheden
1937
1

1937
1
LangstelHoogstel
1937

Alexandrig.. Piast.
p.
X
97M
9734
97%
97%

9734
Athene

….

Dr. p. £
547%
547%
540
555

547%
Bangkok…. Sh.p.tical
1/10%
111034
1/10%
1110
1
/
8
1110%
Budapesti).. Pen. p. X,
24% 24%
24%
25′

24%
BuenosAi reS
2
p
.
p
eso
p.X
16.12 16.13
16.10
16.25

16.24
Calcutta
. . ..
Sh. p. rup.
1/6%
1/6%
1/6
3
/
1/6
6
/
3

1/6%
Instanbul

. .
Piast.p.c
613 612 613 614

614
Hongkong
..

Sh. p.
$
1/2%
1/21%,
1/219
16

1/3%
6
112%
1/2
1/2
1/1
31
/
1/2
1
/
31

12
Lissabon…. Escu.p. .c
110%
8

110%
6

110
110%

110%,
Mexico

….

$ perR
18
18
17%
1834

18

Kobe

…….5h. p. yen

Montevideo
3
)

d.perC
27
27 2614
27%

27
Montreal

..

$
per
£
4.89% 4.91%
4.91
4.93%
4.92
Rio d.Janeir,’ d. per Mii.
3%
6

33/
3%
6

3’i,

38/3
Shanghai

..

Sh. p.
$
1/217f
1/2
17
/
1/2%

1/21
.

1
1
2%
Singapore
..

id. p.
$
2/4%, 2/4%,
2/4%
2/4%

2/4%,
Valparaiso.S).

$
per £
128 128 128 128

128
Warschau
..

Zl. p. £
25%
26
25%
26%

25%
1)
Offic. not. 10 Dec.
16112.
2)
Offic.
not.
15
laten, gem. no,., welke
imp. hebben te betalen 10 Dec. 16.12.
3)
Offic.
not. 6 Oct.
3971.

4)
Id.
II Mrt. 1935
411
4
, 5)
90 dg. Vanaf
28 Aug. laatste ,export”
noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS’)
Londen’) N.Yorkl)
Londen
20 April 1937.. 20%
44%
20 April 1937….
141/1
21

1937.. 20%
44%
21
1937….
141/4
22

,,

1937..

20%,
44%
22
1937…
140/4
23

,,

1937..

20%
5

44%
23
1937….
140
1
181
24

,,

1937.. 20%

24
1937….
140/9k
26

1937.. 20%,
44%
26

,,
1937….
140/9k
27 April 1936.. 20%
44%
27 April 1936….
140f10
27 Juli

1914.. 241%
59
27 Juli

1914….
84/10%
t)
in pence p. oz, stand.
2)
Poreign silver
in $c. p.
oz, line.
3)
In
ah. p.oz. line
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen,
/

15Aril
1937

/

23 Aoril 1937
Salao van ‘s lbij
De Ne-
f
73.387.617,16
/
85.155.643,17
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten

1.816.229,49
99.281,88
Voorschotten

op ultimo Maart
1937
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te

derlandsche Bank ……………….

keeren hoofds, der pers. bel,, aand, in
de hoofds, der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,

2.609.359,26
»

2.609.359,26
Voorschotten aan Ned.-lndig ……….
61.176.598,34
,,

54.540.646,-
Idem aan Suriname ………………
.

11.168.763,95

11.070.331,97
Kaavord.weg. credletverst. a/h. bulteni
,,
111.810.705,75
,,
110.789.918,50
Daggeldleeningen tegen onderpand
Saldo der
postrek.v.Rijkscomptabelen

30.066.148,11

28.055.807,91
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)



Vord, op andere Staatsbedrijven
1)
4.511.142,91
,,

4.185.097,15
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)


V e r
plic h tin ge n
U flJJIhfl LOOS ‘±1.5V

V.Ol

21

1937 41.73

6.37


22

1937 41.75

6.36


23
,,
1937 41.76

6.36


24

1937 41.76

6.36


26

1937 41.76

6.34


Laagste d.w
1
) 41.68

6.32k


Hoogste d.wl) 41.80

34.30

6.40

1.50

9.70
Muntpariteit 48.003
1
35.007

7.371 1.488 13.094 48.52

Stock- Kopen- 0 1
*
Hel- Buenos

Mon-
Data

holm ‘) hagent)

°
)


Airesl)

treal’)

20 April 1937 46.34 40.15 45.14
3.94
5534 1.82%
21

1937 46.35 40.14 45.221 3.94 55% 1.82%
22.
,,

1937 46.44 40.24 45.321 3.98

55% 1.82%
23

1937 46.45 40.25 45.30

3.98

55%

1.82%
24

1937 46.40 40.20 45.25

3.98

55%

1.82%
26

1937 46.421 40.221 45.24
3.94
55% 1.83
Laagste d.w1) 46.25 40.05 45.10

3.94

55

1.82%
Hoogste d.w1) 46.50 40.30 45.35

4.-

56

1.83%
Muntpariteit 166.671
,
66.671 66.671 6.266 95%

2.1878
8)
Noteering te Amsterdam. ) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
in ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cab1e)

Data
1

($er)
1(3
p.
IO

bfr.)I(3
p.iOdMk.)k$p.IOO

20 April

1937
4,92
1
/
35

4,45%
40,21 54,76
21

1937
4,93
17
/
32

4,43%
40,22
54,76
22

1937
4,9355/35

4,43%
40,21
54,76
23

1937
4,937/
4,43%
40,21
54,76
24

1937
4,9351
s
,
4,43%
40,21

.
54,76
26

1937
4,9325/
4,43%
40,21 54.76

27 April

1936
4,99%
6,58%
40,21
67.88
Muntpariteit..
4,86
3.90%
23.81%
40

art.

16 van haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten in Omloop ………

f337.500.000,- f337.500.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
8.720.000,

,,

8.720.000,-
,,

1.116.302,50
,,

1.1 16.027,-
Schuld op ultimo Maart 1937 aan de

.

gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.

Zilverbons in omloop ……………..

pers, bel., aand. I. d. hoofds. d. grondb.


e. d. gem. fondab. alsm. opc. op die
bel, en op de vermogensbelasting

1.175.397,25
1)
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
,,

16.081.630,-

16.050.556,02
Schuld aan Curaçao’) ………………1.183.176,78

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
,,
106.278.691,45
101.347.534,51
,

7.000.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…….
8.750.000,-
Id. aan diverse instellingen’)
………
..
98.999.067,12 •

99.067.495,14
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCH

INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
17 April 1937

1
24 April
1937
Vorderingen:
1)

Saldo b. d. Postchèque- en Glrodienst

,,

305.000,-

,,

310.000,-
Saldo Javasche Bank ……………..
/

2.217.000,

t

219.000,-

Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e,a, Rijksinatell.

,,

63.687.000,-

,,

54.741.000,-
Schatkisipromessen in omloop………6.750.000,-

»

6.750.000,-
Schatkisibiljetten in Omloop ………

1.000.000,-

,,

1.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd, Muntfonds.

1.514.000,-

1.514.000,-
Idem aan de Ned,-lnd. Postspaarbank,

,,

1,304.000,-

723.000,-

..

Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
560.000,-

,,

560.000,-
Voorschot van de Javasche Bank


1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 24 Apr. 1937
f
33.692.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
iarfcfe
Andere
opeischb.
Discont.
I D
7

e
g,0Ç

27 Maart 1937..
700 1.104 513 693
1.456
20

1937..
699
980 526 700 1.458
13

1937..
700 1.013 555 670 1.456
6

,;

1937..
692 1.062
587
702 1.466
27
Febr.

1937..
697
1.126
546
705
1.446

1

Juli

1914..
645
1.100

1

560
735 396
1
1)
Sluitp. der activa.

324

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

STATISTISCH OVERZICH1

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN

VLEESCH

TARWE
Bahia
ROGGE
74 kg Bahia
MAIS
La Plata
GERST
64J65 kg
LIJNZAAD
La Plata BLOEM-
KASKOM-
SALADE
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Blanca
lOCO
Rotterdam!
Blanca loco
loco
La Plata
loco Rotter-
loco KOOL
KOMMERS
le soort 5)
(versch) (versch)

Amsterdam
R’damjA’dam
per 100 kg.
R’damlA’dam
per 2000 kg.
damlA’dam
R’damlA’dam
per 1960 kg.
le soort
P. 100 st. 6)
le soort
P. 100 St.
.
lOO Krop
per 100kg per 100kg
per 100 kg.
per 2000kg.
Rotterdam
Rotterdam
2)

/s
t
°/s
f
010
/
O)
f
0
10
1
T
°io


Y
°h
T
olo
Y
010
t
°k
1925 17,20 100,0 13,075 100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
1

– –

1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4
t





—-

– –
1928
13,47
5
78,3
13,15 100,6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
126,47
100,0
23,08
100,0

5,83
100,0
93,-
100,0
77,50
100,0
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
26,32
99,4

23,83
103,3
7,60
130,3

96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5
56,3
6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
16,32
61,7
8,28
792
3,51
60,2
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
18,49
69,9
16,89
73,2
4,33 74,3
88,-
94,6
48,-
61,9
1932
5,226
30,4
4,62
5

35,4 77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
16,71
63,1 11,87
51,4 3,57
61,2
61,-
65,6 37,50
48,4
1933
5,026 29,2 3,55 27,2
68,50
29,6 70,00 29,7
148,00
32,0
14,47
54,7
9,96 43,2
1,86
31,9
52,-
55,9 49,50
63,9
1934
3,67
21,4
3,32
5

25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
11,72
44,3 8,78 38,0
2,52
43,2
61,50
66,1
46,63
60,2
1935
4,12
5

24,0
3,076 23,5
61,00
26,3
68,00
28,8 131,75 28.5
8,12
30,7
6,79
29,4
2,23 38,3
48,125
51,7
51,62
5

66,6
1936
6,276 36,5 4,275 32,7
74,00
32,0
86,00
36,4
166,50
36,0 8,82
33,3
6,45
27,9
1,76
30,2 53,425 57,4
48,60
62,7

Juli

1935
3,92
5

22,8
2
1
55
19,5
54,50
23,5 66,75
28,3
124,50
26,9
48,-
51.6
47,375

61,1
Aug.
4,25
24,7
2,62
5

20,1
55,25
23,9 64,50 27,3
132,25
28,6

———————

44,80 48,2 52,55
67,8
Sept.
4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2

—-

43,37
6

46,6
56,62
5

73,1
Oct.
4,95 28,8
3,35
25,6 57,75
24,9
64,75 27,4
142,75
30,9 46,075 49,5 64,62
5

83,4
Nov.
4,65
27,0
3,20
24,5
55,00
23,8 59,75 25,3
137,75
29,8
42,75
46,0
56,85
73,4
Dec.
5,15
29,9 3,40 26,0 56,75 24,5
60,75
25,7
146,50
31,7
44,75
48,1
52,25
67,4

Jan.

1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1

——————————

44,-
47,3
50,87
5

65,6
Febr.

,,
5,225
30,4 3,40
26,0
55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0 43,775
47,1
48,25
62,3
Maart
5,226
30,4 3,50
26,8 59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4 45,75 49,2
46,57
5

60,1
April


5,175
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00 29,7
147,25
31,8
11,56
43,7 10,65
46,1
3,09 53,0
48,50
52,1
45,375
58,6
Mei
5,126 29,8 3,17
5

26,6 63,75
27,5 72,25
30,6
147,75
31,9 9,10
34,4
6,66
28,9
1,56
26,8
51,60
55,5
44,30
57,2
Juni

,,
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3 5,80
21,9
2,03
8,8
0,63
10,8
54,15
58,2
46,25
59,7
Juli
5,625 32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75 31,7
162,50
35,1
-:




















57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.

,,
6,35 36,9
4,025 30,8
84,00
36,3 88,00 37,3
170,00
36,8











60,40 64,9
50,20
64,8
Sept.

,,
6,50 37,8
4,40
33,7
85,00
36,7
88,00 37,3
166,75
36,1






















61,05
65,6
51,875
66,9
Oct.


8,80 51,2
6,025
46,1
97,50
42,1
120,50
51,1
199,75
43,2 58,85
63,3
52,30
67,5
Nov.

,,
8,55
49,7
5,725 43,8 89,50
38,7 121,50
51,5
193,00
41,7









56,-
60,2
49,87e
64,4
Dec.
8,175 47,5 6,976
53,3
97,00
41,9
129,00
54,7
201,00 43,5

– –

1

5,80
64,3
49,70
64,1

Jan.

1937
8,40
48,8
7,975 61,0 97,50
42,1
132,00
55,9
201,50
43,6
















64,60
69,5 52,75
68,1
Febr.
8,25 48,0
8,72
5

667
100,50
43,4 129,00 54,7
194,50
42,1

































1


66,175
69,0
53,325
68,8
Maart
9,15
53,2
9,025
69,0
106,00
45,8
133,00
56,4
209,25 45,2




– –
66,l5
71,1
54,82
5

70,7
5 April

,,
10,60
61,6
9,87
5

75,5
117,00
50,5
148,50
62,9
231,50
50,1
19,88
75,1

——————

11,44
49,6
6,26
107,4
71,-s)
76,3
57,_6)
73,5
12
10,50
61,0
10,10
77,2
119,00
51,4
152,00
64,4
224,50 48,5 23,90
1

90,3
11,03
47,8
4,-
68,6
68,70
7
)
73,9
56,-
7
)
72,3
19

.
9,85
57,3
10,125
77,4
111,50
48,2
148,50
62.9
221,00
47,8
71.S)
76.3
55,758)
71,9
26

,,

,,
9,75
1
56,7
1

9,925
75,9
112,00
48,4
1149,50
63,3
1

221,00
47,8
73,30
9
)
78,8
56,25
9
)
72,6
1) Men zie voor de toelichting op clezen staat de nos. van.8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 tc
3) Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan.1928 tot 16Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930
7415
kg Hongaarsche; vanaf 26Mei1930 tot 23Mei 192
23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei–19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24Juli ’33-7 Oct.’35 64165 kg La Plat

Vervolg STATISTISCH OVERZICW

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE KATOEN WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische, Australische,
HUIDEN
SALI?ETER
bunkerkolen,
33 tim. 33.9°
64166°
Middling
F.0. F.
0.
F. No.
1
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
Gaaf, open
Old. per ongezeefd f.o.b.

s. g.
cts. per
locoprilzen
Sakella-
Oomra
loco
Bradford
nial Carded,
kop
lOO
kg
R’damjA’dam
per barrel
U.S.
gallon
New-York
rides
Liverpool
per Ib.
505 Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

t
°lo
t.
Oj
cts.

Olo
cts.

0
1
0

cts.

d0
cts.
u,
5

cts. 0
‘s
cts.
f
•__7

ii;;

1925
10,80
100,0
4,16
5

100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
4,68
6

112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8
55,5
31,8 67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927 11,25
104,2.
3,225
77,4
36,85
100,0
43,4
75,3
84,6
57,3
36,6 77.8
244,4 88,2
133,6
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
2,975 71,4
24,75
67,2
49.6
86,0
96,8
65,6 37,9
80,4
259,6
93,6
153,7
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
3,05
73,2
24,80
67,3
47,5
82,4
85,9
58,2 33,2
70,5
196,6
70,9
127,3
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
2,78
66,7.
21,75
59,0
33,6
58,3 60,5
41,0
19,8
41,9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05
93,1 1,44
34,5
12,50
33,9
21,3
37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
1
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
17,8
15,7
33,3
80,6
29,1
42,8
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8
1,11
26,8
8,95
24,3
16,7
29,0
25,9
17,5 14,0
29,7
97,0
35,0 47,9
32,2
13,26
38,2
6,18
51,5
1934
6,20 57,4
1,56
37,5
7,14
19,4 18,2
31,6 26,8
18,2 13,5
28,7
97,0

35,0
51,7 34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
1935
6,05
56,0
1,55
37,2 7,49
20,3
17,5
30,3
26,0
17,6 14,9
31,7
84,4
30,5 42,8
28,8
12,54
36,1
5,89
49,1
1936
6,60
61,1
1,62
5

39,0
8,79 23,9
18,9
32,8 32,4
22,0
17,0
36,1
106,2
38,3
53,4 35,9
15,40
44,4 5,70
47,5

Juli

1935
6,05
56,0
1,54
36,9
7,73 21,0
18,0
31,2 24,3
16,5 15,5
32,9
92,0
33,2
45,4 30,5
11,75
33,9
5,40 45,0
Aug.
6,15
56,9
1,54
36,9
7,64 20,7
16,9
29,2
24,7
16,8
14,3
30,3
92,0 33,2 46,6
31,4

34,6
5,40 45,0
Sept.
6,10
56,5
1,55
37,2 7,07
19,2
15,9
27,5 24,9
16,9 13,3
28,1
92,0 33,2
44,1
29,7
14,50
41,8
5,50
45,8
Oct.


6,05
56,0
1,55
37,2
7,44
20,2
16,6
28,8 26,7
18,1
14,9
31,7
93,2 33,6
44,1
29,7
16,-
46.1
5,55
46,3
Nov.

,
6,05
56,0
1,54
36,9 7,86 21,3
17,5
30,3
29,7 20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4
30,5
16,-
46,1
5,60 46,7
Dec.
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3 29,8
20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44.1
29,7
14,25
41,1
5,70 47,5

lan.

1936
6,15
56,9
1,525
36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19
1
9
14,7
311
970
35,0 45,4 30,5
15,-
43,2
5,80
48,3
l2eb
r
.
6,15
56,9
1,51
36,3 8,56 23,2
16,9
29,2
27
1
7
18,8 13,8
293
970
35,0
46,6


31,4
15,-
43,2
5,85
48,8
Maart
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9
32.2
14,25
.41,1
5,90 49,2
nl
6,20
57,4
1,52
5
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
13,8
29,2
99,5
35,9
47,9
32,2

40,3 5,95 49,6
ei
6,25
57,9
1,52
6

36,6
8,51
23,1
17,1
29,7 27,3
18,5
13,5
28,6
100,8
36,4
47,9 32,2
13,75
39,6
6,-
50,0 6,30
58,3
1,52
36,6
8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6
16,8
35,7
97,0
35,0 46,6
31,4

37,5
6,-
50,0
j
uni
uli
6,25
57,9
1,526
36,6 8,06
21,9
19,3
33,5
31,4
21,3
18,1
38,5 97,0 35,0 46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Aug.
6,30
58,3
1,526
36,6 7,94 21,5
17,9
31,0
.
33,3
22,5
17,2
36,6
99,5
35,9
46,6 31,4
13,50
38,9 5,25 43,8
Sept
6,35
58,8
1,54
36,9
7,81
21,2
18,0
31,2
32,3 21,9
17,8
37,8
99,5 35,9
49,1
33,1
1450
41,8 5,35 44,6
Oct.

,,
7,80 72,2
1,95
46,8
10,27
27,9 23,0
‘39,9
42,0
28,5
21,9
46,5
121,0
43,7
61,1 41,1
19:25

55,5 5,40 45,0
Nov.

.
7,70
71,3
1,92
6

46,2
10,19
27,7 22,6
39,2 43,4
29,4
21,4
45,4
131,4
47,4
73,4
49,4
19,25
55,5
5,45 45,4
Dec.

,
7,85 72,7
1
1,905
45,7
10,25
27,8
23,6 40,9
39,2
26,6 21,4
45,4
135,2
48,8
82,2 55,3
20,25 58,4
5,55 46,3

lan.

1937
8,05
74,5
1,90
45,6
10,62
28,8
23,8
41,2
38,2 25,9 22,0
46,7
141,9
51,2 88,2
59,3
1
21,50 62,0 5,65
47,1
Ëebr.

,,
.

8,25 76,4
1
2,126
51,0
10,95
29,7
24,0 41,6 37,4
25,4
21,8 46,3
133,6
48,2
85,6
57
1
6
122,75
65,6
5,70 47,5
Maart
8,30
76,91
2,12 50,9
11,16
30,3
26,6
46,1
44,6
30,2 23,3 49,5
1

138,9
50,1
1

88,6
59,6
25,-
72,0
5,75
47,9
5 April

,
8,40
77,8
1

2,12
50,9
11,19′)
30,4 27,5 47,7
16,41)
31,5
23,49
49,7
t

141,5
4
)
51,0
1

94,0
4
)
63,2
128,56°)
82,1
5,80 48,3
12

,,

,,
8,40
77,8
1

2,12
50,9
11,191)
30.4
26,5 45,9
45,92)

31,1
23,22)
49,3
1

144,4
5
)
52,1
t

95,0
5
)
63,9
i
5,80 48,3
19
8,45
78,2
I

2,12
50,9
11,41
3
)
31,0
25,3 43,8
45, I)
30,6
22,93)
48,6
I

145,6
6
)
52,5
I

96,26)
64,7 5,80
48,3
26

,,

,,

9,00
83,3
1

2,12

.
50,9
24,8 43,0
1

146,5
7
)
52,8
1

98,6
7
)
66,3
1
5,80 48,3
1)
7 Apr.
2
)14
Apr.
3
)21 Apr.
)
1 Apr. 6)8 Apr.
6
)15
Apr.
7)
22Apr.
8
)13 Apr. 8)6 Apr.
10)
20Apr.
11)
Op goudbasis 53,5.
12)
Op goudbasis 51,6.
13)
Op goudbasis 50,9,
14)
Op
goudbasis
51,2.

.

28 April 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

325

TAN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

ZUIVEL
EN EIEREN
METALEN

BOTER
T
80 ER
P.

g
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Ieveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD ZILVER
per

g
Heffing
maar
uem. no .
an aar
Locoprijzen Locoprijzen
Foundry
117PD

Locoprijzen cash cash
Leeuwar-
Crisis

Fabrieks-
Eierinijn
Locoprijzen
Londen
Londen
No. 3 franco (Lux III) p.
Londen Londen
Londen per
der Conm.
Zuivel-
kaas
Roermond Londen
per Eng. ton
per Eng. ton
Middlesb.
Eng t. f.o.b
per
per ounce Standard
Noteering
Centr.
kirnjrnerk
p. 100 St.
per Eng. ton per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
Ounce

1
(o
/
1
°Io
f
01
f•
°Jo
f•
01
f•
0(
f•
0(o
1.
0
(o
f

°k
/s
OJ
Q

cts.•
Oj
o

1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
:100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0
162,00
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8 702,50 93,5
376,00 85,3 3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,00
94,3
51,75
100,0
144,50
89,3
1921
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
674,00
89,7
292,75
66,4.
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00
96,3
344,75
78,8
51,75
100,0
134,75
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
772,00′
102,8
254,75
57,8.
2749,75
86,8
40,00
90,4
38,00
93,5
305,75
69,9
51,75
100,0
131,25
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
916,00
121,9
281,25 63,8
2465,75
77,8
42,75
96,6
41,50
102,6
301,00
68,8.
5I,75
100,0
123,25
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
661,25
88,0
218,75
49,6
1721,25
54,3
40,50
91,8
36,00
88,8
204,00
46,6
51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3
438,75
58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0
33,25
75,3
28,75
70,9
139,50
31,9
51,75
100,0
67,50
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5 4,14
45,1
276,50 36,8
104,00
23,6
1175,00
37,1
25,50
57,5
22,50
55,2
118,50
27,1
51,75
100,0
65,00
40,1
1933
0,61
26,4
0.96
20,20
36,1 3.71
40,4
267,75 35,6 95,25
21,6
1596,00 50,4
24,75
56,2
21,25
52,2
128,50
29,4
51,75
100,0
62,25
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6
226,50 30,2 82,00
18,6
1718,00
54,2
24,25
54,8
20,25
50,1
102,25
23,4
51,75
100,0
65,75
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75
30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5
24,00
54,1
20,25
50,2
102,75
23,5
51,75
100,0
89,25
55,1
1936
0,58
25,1
, 0,88
5

17,55
31,3
3,50
38,1
301,00
40,1
139,00
31,5
1594,50
50,3
27,75
62,7
22,75
56,2
117,50
26,8
55,00
106,3
65,00
40,1

Juli ’35
0,44
19.0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7
223,15
.29,8
104,75
23,7 1701,00 53,7
24,00
54,1
20,25
50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25
57,0
Aug.,
0,46
19,9 1,07
5

15,10
27,0 3,310
36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8
24,25
54,8
20,25
50,0
108,00 24,7
51,75
100,0
90,00
55,6
Sept..
0,58
25,1
0,97 20,25 36,2
3,16
34,4
248,25
33,1
117,75
26,7 1636,25
51,6
24,00
54,1
20,25
50,0
113,75
26,0
51,75
100,0
88,50
54,7
Oct.
0,65
28,1
0,89
19,87
5

35,5
3,95
43,0 256,25
34,1
135,00
30,6
1656,25
52,3
24,00
54,1
20,25
50,0
121,25
27
1
7
51,75
100,0
88,75
54,9
Nov. ,,
0,59
25,5
0,94
16,90
30,2
4,69
51,1
255,50
34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8
24,50
55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec. ,,
0,57
24,7
0.95
15,80
28,2
4,60
50,1
255,50 34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4
24,75
56,2
20,25
50,0
110,00
25,2
51,75
100,0
77,25
47,7

Jan.’36
0,57
24,7 0,95
16,80
30,0
4,04
44,0 252,00
33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0
24,75
. 56,2′
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50
31,4
Feb. ,,
0,61
26,4
0,92
5

17,37
0

31,0
3,375
36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,25
50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25
37,2
Mrt. ,,
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6
2,69
29,3
261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24,75
56,2
20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.
0,44
19,0 1,026
16,82
0

30,0
2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei
0,47
20,3
0,99
18,75
33,5
2,52
27,5 270,25
36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2
25,00
56,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75
100,0
62,25
38,5
]uni,
0,57
24,7
0,89 20,20
36,1
2,69
29,3
268,50
35,8
110,50
25,1
1358,25′
42.9
25,00
. 56,8
20,25
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
60,75
37,5
Juli

,,
0,60
26,0
0,81
5

19,35
34,6
2,91
31,7
275,25
36,6
117,75
26,7
1382,00
43,6
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,,
0,62
26,8
0,80
17,875
31,9
3,31
6

36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0
3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
. 61,6
20,25
50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75
37,5
Oct. ,,
0,63
27,3
0,77
5

17,55
31,3
4,85
52,8
374,75
49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3
33,50
75,7
27,75
68,5
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75
46,8
Nov..
0,70
30,3
0,78
16,07
5
1
28,7
5,15
56,1
397,75
53,0
196,25
44,5
2079,75
65,6
33,75
76,3
29,25
72,2
149,00
34,0
64,50
124,6
79,50
49,1
Dec..
0,65
28,1
0,82
5

15,75
28,1
4,36
6

47,5
415,00 55,3
234,00
53,1
2076,00 65,5
36,50
82,5
32,75
80,9
162,50
37,1
63,75
123,2
79,75
49,2

Jan.’37
0,66
28,6
0,85
17,07
5

30.5
3,45
37,6
462,00
61,5
244,25
55,4
2061,25
65,1
36,25
81;9
34,25
84,6
188,50
43,1
63,50
122,7
78,00
48,1
Feb..
0,69
29,9
0,80
18,75
33,5
3,81
41,5
522,00
69,5
248,50
56,4
2075,75 65,5
36,25
81,9
34,75
85,8 219,50
50,1
63,50
122,7
75,00 46,3
Mrt.
0,68
29,4
0,80
18,825
33.6
3,86
42,0
638,50
85,0
291,25
66,1
2498,25 78,8
36,25
81,9
48,25
119,1
291,50 66,6 63,50
122,7
77,00 47,5
5Apr..
0,65
10

28,1
0,85
16,00
14

8,6 3,25
35,4
614,50 81,8 269,75
61,2
2561,50
80,936,25
6
)
81,9
53,25
6
)
131,5
276,50
63,2 63,50
122,7
79,75
49,2
12

,,

,
0,65″
28,1
0,85
16,00
6
)1
28,6
12,95
32,1
1
568,50
75,7
1
236,25 53,6 2457,75 77,6
36,25
15

81,9
53,75
15
1
132,7
240,25
54,9 63,50
122,7
78,50
48,5
19

,,
0,70
2

30,3
0,80
16,00
8
)1
28,6 12,95
32,1
1
532,25 70,9
1
215,50 48,9 2317,75
73,1
36,25
16

81,9
54,00
16

133,3
221,25
50,5
63.50
122,7
77,50 47,8
26

,,
0,72
13
,
31,2
0,70
17,25
9
)1
30,8 13,05 33,2 1 523,50
69,7
1
220,25
50,0
2282,75
72,4
36,50
, 82,5
56,25
1

138,9
206,50
47,2
63,50
122,7
76,25
47,1
Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manftoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli 1936 80kg. La Plata; van 6 Juli 1936 tot 30 Nov. 1936 Manitoba.
kg
Zuid-Russische; van 23Mei1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
1’Ot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot
r
an
7 Oct. ’35-18 Mei ‘3662163kg Z.-Russische.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van.April, Mei en Juni van het betreffende jaar.
3Apr.
7)9
Apr.
8)
16 Apr.
9)
23Apr.
10)
1 Apr.
51)
8 Apr.
12)
15Apr.
13)
22 Apr. 14)2 Apr.
15)
10 Apr.
16)
17 Apr.

fAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUW
MATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
INDEXCUFER

VURENHO T
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE


RUBBER
SUIKER
THEE

S)
1 dl
basis 7″ f.o.b.
Zweden!
binnenmuur

buitenmuur
G.F.Accra
Ned.-ind.
L’n
Standaard
Ribbed Smoked
V

Grond-
sche
uIt-
Flnlad
stoffen
voer-
d
per

per


50 kg c.i.f.
per 100kg
Rotterdam
Shets
d

R’dam!A’dam
Java- en Suma-
1
,an4.672M
3
.
1000 stuks

1000 stuks
Nederland
Amsterdam
per
1
(2 kg.
1 °’er

en
per 100 kg.
tratliee p.'(

kg.
dc?en

/
U/

/
°Io
f
Ulo
•/ 0
0j
/
°(o
cts.
0
(0
/ q
0(
/
0(
cts.
0/
1925
159,75
100,0 15,50
100,0
.19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
6

100,0
61,375
100,0
1,80
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6 19,50 102,6
29,65
115,3
34,-
94,8 55,375
90,2
1,21
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
88.0 82.9
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,62
5

90,9
46,875 76,4
0,93
51,6
19,126
102,0
82,75 97,9
87.5 79.7
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,87
5

88,9 49,625
80,9
0,54 30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
69.8
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
27,73
107,9
27,37
6

76,3
50,75
‘82,7
‘0,52
28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
81.9
61.3
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12
82,2
22,620
63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60
51,2 60,75
71,8
68.0 45.9
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6 13,56
52,8
15,37
6

42,9 25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
48.8
36.9
1932
69,00
43,2 9,25 59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2 24
39,1
0,09 4,9
6,326
33
1
7
28,25
33,4
36.1
31.3
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28
36,0 9,30
25,9
21,10 34,2
0,11
6,3
5,52
6

29,5
32,75
38,7
35.2 28.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
8,17
31,8 6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9.
407
5

21,7
40
47,3
34.4
27.0
1935
59,50
37,2 7,25 46,8 8,75
46,1
8,12
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85
20,5
34,50
40,8
33.6 28.3
1936
78,25
49,0 7,50 48,4
9,50
50,0
12,04
46,8
11,90
33,2
13,62
0

22,2
0,25
. 13,9
4,025 21,5
40
47,3
39.4
27.7

juli ’35
57,50
36,0 7,25 46,8 8,75
46,1
7,97
31,0
8,-‘
22,3
13,50
22
1
0
0,18
10,0
3,575
19,1
30,75
36,4
33.4
25.2
Aug..
58,25
36,5
7,-
45,2 9,25
48,7
7,92
30,8
8,070
22,5
13,50
22,0
0,18
10,0
3,52
5

18,8
32,50
38,5 83.7
25.3
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4
8,12
31,6
8,47
5

23,6
13,50
22,0
0,17
9,5
3,72
6

19,9
36 42,6
84.2
28.1
Oct. ,
56,50
35,4
7,25
46,8 9,25 48,7
8,12
31,6
9,976
27,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,225
22,5
46,25
54,7
35.5 29.4
Nov.,,
57,75
36,2
7,25 46,8
8,75
46,1
8,02
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,10
21,9
39,50
46,7
35.8
28.0
Dec.,
58,00
36,3
7,50 48,4
9,50
50,0 8,17
31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
10,9
4,20 22,4 39,50
46,7
35.4
28.0

Jan.’36
63,00
39,4
8,25 53,2
10,-
52,6
8,47
32,9
11,126
31,0
13
21,2
0,21
.

11,6
4,325
23
,1
39,50
46,7
35.5
26.0
Feb.
,
63,00
39,4
8,-
51,6 9,50 50,0
8,62
33,5
10,625
29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,12
21,3
38,50
45,5
35.6
25.7
Mrt.
,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47
32,9
9,775
27,2
13
21,2
0,
23

12,6
3,926
20
1
9
37,25
44,1
35.8 25.5
Apr.
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0 8,67
33,7
9,72
6

27,1 13
21,2
0,23
12,6
3,975

21,2 36,50
43,2
35.6
25.3
Mei
65,00
40,7
8,-.
51,6
10,23
54,0
9,23
35,9
9,525 26,6
13
21,2
0,23
.
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2 25.0

l
uni
,
68,00
42,6 7,75
50,0
10,-
52,6
10,34
40,2
9,90 27,6
13
21,2
0,23 12,6′ 3,85
20,5 36,50
43,2
35.3
24.5
uli

,,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,476
29,2
13,12
5

21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9.
35.9
25.0
Aug.,
73,25
45,9 6,50
41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,82
6

30,2
13
21,2
0,23
113,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2 24.9
Sep.
,,
79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,275
31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,476
18,5
37,50′
44,4
37.2 25.8
Oct.
,
107,00
67,0 7,25 46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87
6

38,7
14,87
5

24,2
0,30
16,7
4,476
23,9
46,50
55,0
47.3 32.2
Nov.,,
106,00
66,4
7,25
46,8.
9,25
48,7
17,45
67,9
16,120
44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,575

24,4
48,50
57,4
49.9′
35.0
Dec.,,
112,75
70,6
7,50 48,4
9,-
47,4
22,49
87,5
19,65
54,8
16,25
26,5
0,37
20,6
4,72
5

25,2
48
56,8
53.3
37.7

Jan.’37
118,75
74,3
7,50 48,4
9,-
47,4 24,50
95,3
20,62
5

57,5
16,75
27,3
0,38

.

21,1
5,575

29,7
50,50
59,8
54.5
39.0
Feb.,,
125,00
78,2 7,50
•48,4
9,-
47,4
2,09
82,0
17,95
50,0
18,25
29,7
0,40
22,2
5,725
30,5
53,50
63,3
57.3
39.2
Mrt.,,
135,00
84,5
23,-
89,5
1
8,05
50,3
18
29,3
0,44 24,4
6,10
32,5
55
65,1
65.4

42.6
5Apr.,,
135,00
84,5
22,41
8
)
87,2
18,-
50,2
18
29,1
0,48
26,7
6,50
34,7
54,25
4
)
64,2
66.4
51
)
44.0
12

,
135,00
84,5
.
20,61
8
)
80,2
17,12
47,7
18
29,3
0,44
24,4
6,12
5

32,7
52,50
6
)
62,1
64.2
12
)
42.0
19

,,
135,1)0
84,5
20,25
10

78,7
16,25
.45,3
18
29,3
0,41
.22,8
5,87
5

31,3
.
63.2
1
3)
39.9
26

.,

,,
135,00
81,5
16,125
44,9
17,50
28,5
0,41
22,8
6,-
32,0
63.6
1
4)
39.7
) De tegenwaarde in guldens, van de £ en $ noteeringen, berekend tegen den wisselkoers van den dag. (Zie E.

S. B. van
7
Oct. 1.1)36, blz. 733).
‘) Voor de samenstelling van dit indexcijfer zie het E.-S.M. van Dec.
1936.
De laatste 6 cijfers van deze kolom zijn met voorloopige coëfficiënten

326

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

28 April 1937

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 26 April 1937.

Activa.

Binnenl.Wis-rHfdbk.
f
18.986.647,30
sels,Prom.. Bijbnk.

336.262,89
enz. in aisc.

.tïg.scn.

1.318.31,18

f
20.641.823,37
Papier o. h. Buitenl. in disconto

……
,,

Idem eigen portef.

f

2.364.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.


2.364.000,-
Beleeningen

f
142.481.202,35′)
mcl. vrsch.lHfdbk.
B
ij
bnk4.979.397,14
,
in rek.-crt.
30.491.155,74
op onderp.

f
177.951.755,23

Op Effecten …….
f
173.624.732,46
1
)
OpGoederenenSpec.
,,

4.327.022,77
177.951.755,231)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..

dunt, Goud …….
f
113.607.380,- Muntmat., Goud
..
,,
870.942.570,74

f
984 549.950,74
Munt, Zilver, enz.

18.567.192,27
Muntmat., Zilver.

1.003.117.143,012)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
39.327.969,66
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
7.544.876,15
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221)
,,
11.958.329,12

Passiva.

f
1.267.505.896,54
___________________________
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ….

.
………………..

..
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

………………
,,
6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….

..
0.234.990,20
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
795.700.310,-
Bankassignati6n in omloop

……….
,,
10.739,-
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f

76.445.319,66
saldo’s:

k
Anderen
,,
349.352.059,75 425.797.379,41
Diverse

rekeningen ………………

,,
6.356.708,89

f
1.267.505.896,54
Beschikbaar metaalsaldo

………….
f
515.443.739,67
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.288.609.350,_
Schatkiatpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht

………………..
,,
0

1)
Waarvan aan
Nederlandsch-lndie
(Wet van 15Maart
1933,
Staatsbiad No. 99) ………..
/

68.518.450,-
i)
Waarvan in het buitenland
………………………
109.200.332,29

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt
1
Munt mat,
Circulatie
opeischb.
schulden
Metaal-
_saldo

_
kings
perc.

26 April 37 113607
870.943
795.700 425.808 515.444
82
19

,,

’37 124107
820.425
792.293
387.613
491.514
81,5
25 Juli

’14
65.703
96.410 310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist- Bel e-
e
Papier
Diverse
Data
bedrag
discon to’s
promessen
rechtstreeks
i
n ngen
op het
buiten!.
reke-
ningen
1
)

26 April 1937
20.642

177.952 2.364 7.545
19

,,

1937
20.581

176.797 2.364
7.741
25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
1)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
I

Zilver
Circulatie
opeischb.
schulden
metaal-
saldo

24April’37
2
)
126.450
191.260
73.270 20.638
17

,,

1372)
125.730 193.300 71.270
19.902

27 Mrt.1937
0
88.565

18.25
181.873
51.111
13.647
20

,,

1937
88.565

17.723
1

180.424
49.886
14.164

25 Juli 1914
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842

Wissels,
Dek-
Data
buiten
N.-Ind.
betaalb.

Dis-
conto’s
Belee-
ningen
“‘ ‘
reke-
ningen’)

kings-
percen-
tage

24April’37
9
)
3.310
76’350
71.710
48
17

,,

‘372)
2.580
k77.340
72.490
48

27 Mrt,1937
3.036
59.473
46
12.833

1
55.22&
20

,,

1937
2.743 12.109

1
57.904 53.310
46

25 Juli1914
6.395 7.259 75.541
2.228
44
11
Sluitpost activa.
1)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
BankbilJ.
1
Bankbilf.
1

OtherSecurities
Data
Metaal
1
in in
Bankingl
Disc. and

1
circulatie
1
Departm.
1
Advances Securities

21 April 1937
314.693
464.024
1

49.638 4.594

24.014
14

,,

1937
1 314.572
465.694

47.968
1

6.906

22.147

22 Juli

1914
40.164
29.317
33.633

1

00v.
Public
OtherDeposits
1
1
1
Dek-
Data
Sec.
Depos.
Bankers

Other
1
Reserve’
kings-
Accountsl
1
perc.
1)

21April’37
94.064
1

25.586
91.18.2
1

38.869
50.669!
32,6
14

,,

’37
96.950
1

22.371
96.897

37.921
1
48.878!
31,1

22 Juli ’14
11.005 14.736
42.185
2
9.
297!
52
VCflL IJUUIU5 tl45.IlCIl 1.VCCI VC CII IJCVbIIb.
BANK VAN FRANKRIJK.

1

ITe
goed
Wis

Waarv.I

IRenteloos

1
buite
e
nl.
sels

buitenli
ningen
Iv. d. Staat
Data

Goud Zilverl in h t


op het
Belee-
voorschot

16APr.’37157.359
37
9

,,
23Juli’14j

1

4.104 _

5331
527!

64
0!

12
13
~l(l
10.007!
.549!

1
.5
4
1!

3.200

1.149!
1.168!

8

5.5991
6.121

_769

1

3.200

_

Bons v.
d.I
Diver-

1
1

Rekg.Courant Data
zelfs t.
amort. k.
sen
1)
Circulatie
1

Zelfst.

Part
Staat
1 1
amort.k.l culieren

16
Apr.’371

5.640
1

2.630
1

85.697
1

3.249
1
2.038

12.112
9

,,

’37!

5.640 2.548
86.298
3.628
1
2.021

112.409

23 Juli’14!

– –
5.912
401

943
t)
Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tent. (ïrc.
dekking
en
ningen
banken
t)
geldende
cheques

23 Apr. 1937
0

68,2
19,2
6,0
1
4.370,2
38,6
15

,,

1937
1
68,0
19,1
6,0
1
4.494,8
40,7

30 Juli

1914
1.356,9


750,9 50,2

Data
Effec-
1

Diverse
Circu-
1

Rekg.-
Diverse
ten
Activa’)
latie
Cr1.
Passiva

23 Apr. 1937
118,2
1

780,0
1

4.389,5
1

763,6
169,2
15

,,

1937
132,8
1

783,2
1

4.498,2
1

789,2
172,3

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
)
uIIUeiabI.)
WO. içeiiienoariscneine
t.,, 13
ipr.,
resp.
j, ’14
mlii.
NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).

Data

Goud

sr

Rekg.Crt.

1937

,

.8
0

22 Aprill3.5721
53
1
38
155
40
1
4.378
112 681
15

,
13.6331
52
1.38
37

1155

40
4.408
180
668

914
0
4j

*1:4
‘i
u:i 4.i

Goudvoorraad
Wissels

Data
,,Other
1

Goud-
In her-

1
In de
Totaal
certifi-
cash”
i
)
disc. v. d.
1
open
bedrag
caten’
member
I
markt
banks
1
gekocht

14 Apr.’37
8.854,6
1

8.843,9
279,7
11,0

l
3,5
7
,,
’37 8.855,1
_8.843,9
273,8
8,2

_
3,4

Belegd F. R. Notes
1
1
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in
u.
..
Gov.Sec.
1
Incircu-I
De
_
. __,
Kapitaal
1
kings-
1

kings-
latie
1
1
perc.$)
1
perc.
4
)

14 Apr.’37)
2.486,6
I
4.176,1
1
7.248,3
132,2

1
80,0
1


7

,,

’37j
2.459,0
1
4.178,7
7.205,4
132,2 80,2

)
IJCCC LCI LIIIL4LCII WCIUCII UVUI UC OLI1dLKISL aaii UC flCCCI VC DdllKCiI
g
e
g
even voor
de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100
op 59.06
cents werd
g
edevalueerd.
Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover
opelsebbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal
en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL..

Dis-
1
1
I
1
Totaal
Waarvan
Data
Aantal
conto’s
1

Beleg-
d
1
depo-
time
leentn.
en
beleen.
1
gingen
1
banks
sito’s
1
1
deposits

7 Apr.’37!
2
1

9.373
1
12.983
5.176
26.661
1

5.144
31 Mrt.’371
6
9.366
12.907

5.173

1
26.538
1

5.144
1,0
posien van
iie slee,
flank, ge .,avascne flank en ge flair. er .n.
land zijn In duizenden, alle overige posten in mililoenen van do be.
treffende valuta.

Auteur