Ga direct naar de content

Jrg. 22, editie 1099

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 20 1937

20 JANUARI 1937

AUTEURSRECHT VOORBEIIOUI)BN.

Economisch~Statistische

Beri*chtén’

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR
DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

22E JAARGANG

WOENSDAG
20
JANUARI 1937

No. 1099

COMM1SSLE VAJ ItSDACTIE;

P. Lie!tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries es

11. M. H. A. oan der Valk (Redacteur-Secretaris).

Asststent-Redacteur: L. R. W. Boutendijk.

Redactie-adres: Pieter de !loochweg 122, Rctterdam.

Aan geteekende stukken: Bijkant&o- Ruigeplastweg.
Telefoon Nr. 35000. Postiekenino 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50
ver
regel. Andere pagi-

na’s f0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgen8

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh d van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postohque- en giro-rekening

i’lo. 145192.

A.bonnementsprjs voor het weekblad franco p. p. in

£’Jederlind f 16,—. Abonnemenssprijs Economisch-St atis-

tisch Maandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Neclerlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD.

BIz.

DE BR000PEIJS EN DE DEPREOJATIE VAN DEN GULDEN

door
Jan Bchilthuis …………………………42

Hoe staat het met de aanpassing? door
J. W. F. Sligting 45

De beleggingsmarkt door C.
A. Klaasse …………..47

De vooruitzichten van het bedrijfsleven in Nederland

door 0.
J. P. Zaal berg ……………………….49

De copra-markt in herstel door
J. Wilschut ……….51

De ii ksmiddelen over December
1936 …………….52

AANTEEKENINGEN:

Twee nieuwe clearingverdragen door
C.
A. Klaasse. . 53

])e oliepalmcultuur in Nederlandsch-Ïndië ……….
54

Resultaat van de rondvraag van de Internationale

Vereeniging voor de Suikerstatistiek …………-
55

IIAANDOIJFERS:

Emissies in December
1936 ………………….54

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
55

Statistieken:

Groothandeisprijzen ………… . ……………………..

58-59
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankslaten ……………….
57, 60

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

De tendens op de deviezenmarkt blijft nog steeds
onveranderd. De Gulden blijft vast gestemd, Dollars
noteeren nog regelmatig op het niveau, dat een de-
preciatie van 196 pCt. beteekent
i
op welk peilvoor
en na het Egalisatiefonds in de markt komt. Deze
week heeft echter het fonds niet voortdurend behoe-
ven te koopen, meermalen was de markt zelf onge-
veer in evenwicht, en twee dagen was zelfs de offi-
cieele noteering iets hooger dan het ,,ijzeren mini-
mum”, op 14 en 15 dezer noteerden Dollars 18211/
is
.

Inmiddels heeft, overeenkomstig het vermoeden dat
wij de vorige week uitspraken, het fonds gezien de
omvang van zijn geaccumuleerde goudvoorraden het
nuttig geoordeeld ten tweeden male 50 millioen goud
aan De Nederlandsche Bank over te dragen. Behalve
de 100 millioen goud, die hij den aanvang het fonds
van de Centrale Bank had overgenomen, zijn nu nog
eens 100 millioen aan goud naar de circulatiebank
overgeheveld. Op dezen laatsten post moet, naar aan
te nemen is, het fonds een boekverlies hebben geleden
van rond 25 millioen. Daardoor is dus het werk-
kapitaal van het fonds gereduceerd tot 275 millioen.

De Agent van de schatkist is intusschen vrij regel-
matig voortgegaan met het plaatsen van schatkist-
papier ,,over de toonbank”. Het is geenszins onmo-
gelijk, dat die transacties in omvang de nieuwe dcvie-
zenaankoopen van het fonds weer hebben overtrof-fen, zoodat het beleeningssaldo van het fonds bij De
Nederlandsche Bank weer verder is teruggeloopen.
Het streven blijft er blijkbaar op gericht om de
financiering van het Egalisatiefonds steeds meer van
de Centrale Bank te verleggen naar de open markt.
Op den laatsten weekstaat was van de totale opera-
ties van het fonds 100 millioen gefinancierd door
goudoverdracht aan de Centrale Bank en waarschijn-
lijk circa 140 millioen door heleening. Van de open markt was naar schatting 130 â 150 millioen opge-
nomen.

Juist door de genoemde goudoverdrachten echter
is het totaalbedrag door de Centrale Bank aan de
geidmarkt toegevoegd in verband met de transacties
van het Egalisatiefouds nog niet gedaald, ondanks
de vrij belangrijke aflossing op de beleening van het
fonds; het totaalbedrag is integendeel nog gestegen.

Daardoor blijft dus de geidmarkt ruim, hetgeen. zich
in de eerste plaats uit in een geleidelijk afbrokke-
lende renten teering voor het langjarige schatkist-
papier. Wat de kortere termijnen betreft wordt het
rentepeil nog opgehouden door de voortdurende open-
markttraushcties van den Agent, welke drie- tot zes-
maandspapier plaatst tegen rentes tusschen
5/
en
16/in pCt. Voor het zesmaandspap ier dat verleden week
tegen
7
/8
pCt. werd geplaatst is ni. inmiddels de no teering weer op

/
1(3
pOt. gebracht. Het laugjarige
papier waarvan de markt buiten den invloed van de
operaties van het Egalisatiefonds staat was, zooals gezegd, eerder iets gemakkelijker, tweejaarspapier
noteerde l/io tot
1/8,
het driejaars- 1
1
/s tot 1/io,
het vijfjaarspapier 2 á 2 pCt.

42

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

DE BROODPRIJS EN DE DEPRECIATIE

VAN DEN GULDEN.

inleidende opmerkingen.

Toen op 28 September 1936 de Gulden een aan-
merkelijke depreciatie had ondergaan, moest onver-
mijdelijk een stijging plaats vinden van de in Gul-
dens uitgedrukte prijzen van ingevoerde göederen en
van goederen, waarin buitenlandsche grondstoffen
verwerkt worden. Tot deze laatste categorie van goe-deren behoort het brood.
Fabrikanten van tarwebloem en tarwemeel, waar-
uit brood vervaardigd wordt, zijn verplicht, 35 pOt.
van hun grondstof te doen bestaan uit Nederland-
sche tarwe, welke zij moeten afnemen van een regee-
ringsorgaan tot een vastgestelden en nu reeds zeer
geruimen tijd onveranderd gebleven prijs. In den
aankoop der overige 65 pOt. der door hen henoodigde
tarwe zijn de fabrikanten vrij, voorzoover althans
ten opzichte van de tarwemarkt en den tarwe-invoer
iii Nederland van vrijheid kan worden gespröken.
Zij kunnen dus in dit deel hunner behoefte voorzien
door den aankoop van verdere Nederlandsche of van diverse soorten buitenlandsche tarwe.
De buitenlandsche tarwe werd voor wie haar met
Guldens heeft te betalen, op 28 September natuur-
lijk onmiddellijk evenveel duurder als met de mate
van depreciatie van den Gulden overeeukwam. Ook
echter de prijs der Nederlandsche tarwe, die men
buiten de verplichte 35 pOt. mocht willen aankoo-
pen, volgde die prijsbeweging.
iierbij dient even te worden stilgestaan. Men zij zich bewust, dat de steun aan de tarweteelt hierop
neerkomt, dat alle in Nederland verbouwde tarwe
door de Regeering of althans door een aantal crisis-
organen wordt aangekocht tot prijzen, die eenigs-
zins uiteenloopen naar de kwaliteit cii waarvan de
door den Minister van Landbouw en Visscherij vast-
gestelde richtprijs den grondslag vormt.
Bij
den ver-
koop van al die tarwe kan de Regeering in de eerste
plaats rekenen op den afzet der 35 pOt. van het
tarweverbruik der bloem- en meel-fabrikanten en
molenaars, tot welks afnemiug dezen immers ver-
plicht zijn. Daarvoor zijn jaarlijks ongeveer 280.000
ton noodig. Wat er overschiet van den oogst, die de
laatste jaren 400
it
500.000 ton heeft bedragen, moet
op de min of meer vrije markt worden verkocht.
Een gedeelte wordt daar verkocht aan molenaars, die er de voorkeur aan geven om voor de vrije 65
pOt. der tarwe, waarvau zij meel
VOOL
het brood
vervaardigeu, evenzeer Nederlandsche tarwe te ge-
bruiken als voor de verplichte 35 pOt. Gewoonlijk
zijli dit slechts de kleinere m.olenaars, voornamelijk
op het platteland gevestigd, die in de eerste plaats
origehuild meel maken voor het bruunbrood. Ook de
grootere fabrieken, clie zoowel bloem als meel ver-
vaardigen, koopen voor een deel hunner 65 pOt. wel
Nederlandsche tarwe, doch regel is dit allerminst.
Een groot gedeelte van het hier besproken over-
schot der Nederlandsche tarwe wordt verkocht voor
veevoeder, in het bijzonder voor het pluitnvee.
Toen nu op 28 September de depreciatie van den
Gulden intrad en huitenlandsche tarwe daardoor
dadeljk aanmerkelijk duurder werd, werden ook de
prijzen verhoogd van dat deel van de zich in de han-
den der crisis-organen bevindende Necleriandsche
tarwe dat op de vrije markt moet worden verkocht.
Indertijd heeft dat bij sommigen wel eenige be-
reemding gewekt, omdat de Regeering immers juist
zooveel mogelijk verhooging van de prijzen van
levensmiddelen wenscht tegen te gaan of te voor-
komen, ‘ en ve.rhooging van den prijs der tarwe,
die direct en indirect grondstof is voor vele soor-
ten van levensmiddelen, daarmee in strijd zou zijn.
Men vergete echter niet, dat het onveranderd
handhaven van de prijzen der ,,Regeeringstarwe”
naast de wegens de depreciatie van den Gulden sterk
gestegen prijzen der buitenlandsche tarwe dadelijk

een uitermate moeiljken toestand zou hebben ge-
schapen, die tot veel ongerechtigheden aanleiding
had kunnen geven. Het was inderdaad beter, de
,,R
egeer
i
ngs
t
arwe
” de prijsstijging der buitenlandsche
tarwe te doen volgen en dan andere middelen toe ‘te
passen om de stijging der levensmiddelenprijzen,
voor zoover die voortsproten uit de deprecatie van
den Gulden, tegen te houden.

Maatregelen tot voorkoming van d’d stijging van
den brood prijs.
In de eerste plaats viel hier aandacht te schenken
aan den prijs van het brood. Het duurder worden
van 65 pOt. der voor de bloem en het meel gebruikte,
tarwe zou
onvermijdelijk
die producten, die tevens
grondstof voor het brood zijn, in prijs doen stijgen
en dientengevolge tot hoogere broodprjzen moeten leiden. Laatstgenoemde verhooging echter zou een
niet onbelangrjken verhoogenden invloed hebben op
de kosten van levensonderhoud en er allicht toe kun-nen bijdragen, dat er heel wat minder terecht zou ko-
men van de gunstige gevolgen, die velen reeds lang
van een depreciatie van den Gulden hadden voor,

speld en die men, nu het door den dwang der om-
standigheclen tot ‘die depreciatie gekomen was, on-
getwijfeld moest pogen te verkrijgen.
Teneinde nu stijging van den broodprijs, voorzoo-
ver die gevolg zou zijn van de depreciatie van den
Gulden, te voorkomen, werd overeengekomen met de fabrikanten van tarwehloein, dat dezen den piijs
daarvan niet zouden verhoogen. Teneinde hen daar-
toe in staat te stellen, werd hun een wisselend be-
drag per 100 kg afgeleverde ,bloem uitbetaald, waar-
door zij ondanks de hoogere grondstofprjzen toch
hun bloemprijs konden handhaven zonder daardoor
verliezen te lijden.
Kort daarna werden dergelijke maatregelen ge-
troffen voor het tarwemeel, waarvan het bruinbrood
wordt gebakken. Voor zoover dit meel vervaardigd
wordt in de groote fabrieken, werd daarop dezelfde
maatregel toegepast als op de bloem. Iets anders geschiedde er echter ten aanzien van de kleinere
molenaars, die als regel voor de vrije 65 pOt, van
hun tarwe, welke tot tarwemeel vermalen wordt,
Nederlandsche ,,Regeeringstarwe” aankoopen. Deze
tarwe werd namelijk tot zoodanig verlaagden prijs te
hunner beschikking gesteld, dat ook zij den
prijs
van
hun meel niet behoefden te verhoogen.
Ook de buitenlandsche bloem, waarvan nog steeds
zekere, zij riet beperkte, hoeveelheden worden inge-
voerd, werd niet vergeten. Maatregelen ten aanzien
van die bloem waren ook daarom reeds noodzakelijk
omdat op grond van het in Februari 1936 van kracht
geworden haide1sverdrag met de Ver. Staten een
zekere invoer van tarwebloem mogelijk dient te blij-
ven. Dit zou niet het geval zijn geweest, indien niet
ook voor deze bloem het prijsverhoogende’ gèvolg van
de deprec.iatie van den Gulden was uitgeschakeld.
Dit geschiedde door betaling aan de importeurs van
een wisselende honificatie tegenover de monopolie-heffing, welke zij bij invoer hebben te betalen.
Het ligt voor de hand, dat met al deze maatrege-
len aanzienlijke kosten gemoeid waren. Zij werden
ten laste gebracht van het Landbouwerisisfonds en
blijkens mededeeling van den Minister van Land-
bouw en Visscherij in de op 5 December 1936 aan
de Tweede Kamer ingezonden Memorie van Ant-
woord over de hegrooting van het Landhouwcrisis-fonds werden zij toen geschat op
f
10 millioen per

jaar. Dat waren dus de kosten van het behoeden van
den broodprjs tegen een uit de ,depreciatie van den
Gulden voortvloeiende verhooging.

Gevolgen van de prijsstijging op de wereldmarkt.
Naast de depreciatie van den Gulden
zijn
er ech-
ter sedert eenige maanden ook andere oorzaken, die
de ‘prijzen van tarve en dus ook van bloem en meel
doen stijgen. Nadat geleidelijk reeds een herstel van
beteekenis had plaats gevonden, hebben laatstelijk in

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

43

1936 tegengevallen oogsten, zoowel in de groote uit-
voerlanden als in Europa, den toestand grondig ver-
anclerd. Overmatige voorraden
zijn
er niet meer en
de nieuwe verhouding tusschen vraag en aanbod heeft
geleid tot een zeer sterke prijsstijging, die zich in de laatste maanden van 1936 in versneld tempo is gaan
ontwikkelen.
Wanneer in Nederland vastgehouden werd aan
den eisch, dat geen verhooging der prijzen van tsr-webloein en tarwerneel mocht plaats vinden boven
het peil van vlak v56r de depreciatie van den Gul-
den, dan zouden dus niet slechts de gevolgen vati
de depreciatie doch ook van de prijsstijging van
de wereldmarkt opgevangen moeten worden. Bij het
voortgaan van laatstgenoemde prijsstijging zouden
dan ook de benoodigde geldmiddelen voortdurend
toenemen. Het komt mij voor, dat de regeering ge-
1 ijk had, toen zij van meening was, dat het opvangen
van prijsstijgingen aan. de internationale markt niet op haar weg ligt. Het einde zou anders niet te over-
zien zijn, want waarom zou men zich dan tot de
tarwe moeten beperken Zulk een actie. der Regee-
L.ing zou beteekenen, dat Nederland poogde een
eiland van lage prijzen te worden in een wereld,
waarin allengs de grondstoffen-prijzen zich herstel-
len van cle hevige depressie, waarin zij zoo lang
hebben verkeerd en zulk een actie zal zeker weinig
verdedigers vinden.
Toen heeft het eenigen tijd geduurd, vSôr uit
(leze redeneering de consekwentie werd getrokken,
want wel degelijk is nog voortgegaan met hand-
having der oude prijzen, toen de internationale
prijsstijging reeds flinke vordeiingen had gemaakt.
Nadat echter op 21 December 1936 de speciaal ver-
laagde prijs, waartoe tarwe ter beschikking wordt
gesteld van cle kleinere molenaars ter bereiding van
tarwemeel en eventueel Zeeuwsche bloem, verhoogd
was van
f 7.60
0
1) f 8.—
per 100 kg, volgde op
4 Januari een belangrijke algemeene verandering.
Evengenoemde prijs werd gebracht op
f 9.—;
de
prijs, waartoe de fabrieken haar bloem kunnen ver-
koopen, werd van
f 1.75
verhoogd op ongeveer
.f 15.75
per 100 kg en dientengevolge kon dus ook
ingevoerde bloem duurder worden verkocht. Door
dit alles werd het
mogelijk
den toeslag aan de bloem-
fabrieken en de honificatic op de l)UitenlandsChe
bloem aanmerkelijk te verminderen beneden het peil, dat zij geleidelijk hadden bereikt. Men kwam door al
(leze veranderingen terug tot een tegenioetkoming, die
niet meer deed dan het uitschakelèn van cle gdvol gen der depreciatie van den Gulden. Op de prijzen
van tarwebloem en tarwemeel voor broöd heeft die
dus ook nu nog geen invloed, maar wel heeff dat
dc stijging der prijzen aan de werelclmarkf.
In hoeverre de prijs van
f 9.—,
waartde tarwe téi
beschikking gesteld wordt van > de molenaars voor
den aankoop hunner vrije
65
pOt. inderdaacl een verlaagd pTijsniveau is, kan men heoordeélen; van-
neer men weet, dat tegelijkértijd een aanmerkelijk
inidere kwaliteit Nederlaiidsche tarwe, die buiten
verband met de maatregelen tot laag houden van den
broodprjs aangeboden wordt,
f
10.70 kostte. Ver-melding verdient, dat die mindere kwaliteit ook tot
lagen prijs verkrijgbaar werd getélcl voor veevoedei
ten einde de pluimvéehouders tegemoet te komen.
Deze uitzonderingsprjs bedroeg
f
8.70.
Nu zijn er twee belangrijke vraagstukkeii, die met
het tot nog toe behandelde in nauv verband staan.
Ik bedoel de moeïlijkheden, waarin’ hét bakkerij-be-
drijf zich bevindt en de kwestie van de mohopolie-
heffingen op granen en veevoeder-artikelen.

Moeilijkheden in het bakkerij-bedrijf.

Ten aanzien van het eerstgenoemde van deze tweê
onderwerpen meen ik het volgende te mogèn op-
merken. Hierbo’en heb ik beschrevén, hoe de in
Guldens uitgedri.skte
prijzen
vari tarvebloe en
-meel behoed worden vôor •een verhooging die het
gevolg zou zijn van de depreciatie van den Gulden.
Terhoogingen dier prijzen uit anderen hoofde wor-
den echter althans nu niet meer tegengehouden.
De •bakkers moeten dus wel degelijk dit deel der
prijsstijging dragen en het zou logisch zijn, indien
zij daarvoor vergoeding vonden in eenige verhooging
van den broodprjs. Dat zou een volkomen gerecht-
vna rcligde prjsverhooging zijn.
Vooral in eenige onzer groote steden doet ziel)
reeds geruimen tijd het voor de bakkers uitermate
onaahgeuame verschijnsel voor, dat de 1)roodprijs
geen winstmarge bevat. Zelfs lijden tallooze bedrij-
ven reeds lang voortdurend verliezen, die in vele
gevallen reeds likwidaties en déconfitures tenge-
volge hebben gehad. Dee moeiljkhedèn bestonden
reeds eehigen tijd, toè.n de depreciatie van den Gul-
den intrad. In het bijzonder te Amsterdam waren
cle omstandigheden voor de bakkers toen reeds zeer
ongunstig. De overhezetting, waaraan het bedrijf leed
en het deehiemen claaiaan van vele ongeschikte ele-inenten zonder voldoeitde vakkennis en zonder vol-
doenden financieelen hrmslag werkten den verkoop
van het brood in de hand tot prijzen, die totaal on-
voldoende waren voor het veikrjgen van een ook
maal’ eenigermate loonend bedrijf.
Ondanks het beletsel, dat de vele ,,randhedrijven”
dalirbij’ waarschijnlijk zouden hebben opgeleverd, zou
ccci poging worden gedaan om den broodprjs iets te
verhoogen, doih juist in die dagen kwam het los-
laten van den gouden standaard. Voer verhooging
van den prijs vth lévensmiddelen was de tijd toen
vooreerst wel zeer ongeschikt, hoe volkomen gerecht-
vaardigd die verhooging ook mocht zijn, afgeschei-
clèn •van dé depreciatie van den Gulden, voor welker
uitschakeling als reden tot verhooging van den
brobdprjs inimers door toepassing « der reeds he-
scht’ei’en maatregelen reeds gezorgd was. De tegenzin
van het publiek en iran bepaalde overheids-instanties
tecen ièdeie verhboging van prijeu en het feit, dat
de publieké ôpinie weinig onderscheid wist te maken
tusschen kerechtvaardige prjsverhoogingen en onge-
motiveerde en daardoor afkeurenswaardige prjsop-
diijving, weerhielden de bakkés van de uitvoering
van hun plan uit vrebs vöor onaangename gevolgen.
Gedurende het tijdperk, waarin uit het Landbouw-
eiisisfoiids de niiddelen wer’clen verschaft om den in-
vloed op de prjzn vn bloem en meel uit te scha-
kelén, niet slechts van de clepreciatie van den Gulden,
doch ook van de voortgaande prijsstijging van ta.rwe
aan de wereldmarkt, ‘kwam het al evenmin tot ver-
Iiooging der hroodprijzen. Men bepaalde zich tot de
hoop, dat een töt den Minister van Handel, Nijver-
hicid cil Scheepvaart gericht verzoek om verbindend
verklaring eeuer onclernemersoveree’nkomst, die voor-
al dé vaststèlling van loon.ende hroodprijzen bevatte,
zou worden ingewilligd. Lang heeft het geduurd,
vi5r op dit punt zekerheid verkregen werd. Toen het
onlitngizoo ver kwam, bleek die zekerheid een teleur-
stelling te zijn, want
zij
werd geschapen door een
afwijzende beslissing.
Initusschen wareh ook de overheidsmaatregelen tot
liet tégengaan van verhooging van den hroodprijs
teruggebracht tot uitschakëlig van den invloed der
clepreéiatie iran den Gulden, zoodt de gevolgen van
de
stijging
der internationale tarweprijzen zich ten
d’uidelijkste in den prijs van bloem en meel gingen
aftéekenen. Het gevolg was een nieuwe verergering
van ‘de . toch reeds zoo onginstige positie, waarin de
bakkers’ warefl komen te verkeeren.
Zij
hebben zich
cla.rdoor, nu blijkens de weigering tot verhindend
verklaring der ndérnemers-overeenkomst op snelle
et afdoende hulp der Regeeriiig niet te rekenen viel,
eindelijk laten vermannen, – althans te Ansterdam,
tot de réed zoo lang voorgenomen matige verhooging
der broodprijzen. Wij zullen nu moeten afwachten, of
deze docir den kerh van den
bedrijfstak
genomen
nia’atregel ken worden volgehoudei tegen den zoo
gevreesdén icivloed der randbodrjven.

44

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

Vraagstuk van cle naonopolaeheffingen.
.[ntusschen wordt nu van de zijde der bakkers ook
as tigedrongen op verlaging van de inonoolielieffi lig
0)
tarwe, welke in ons land den prijs der tarwe en
(lOs
ook van bloem en meel boven het internationale
peil brengt. Verlaging van die heffing zou een tegen-
wicht vormen tegen de internationale prijsstijging en
dus aan de moeilijkheden der bakkers tegemoet komen.
Wij zijn hiermede aangeland op het gebied van het
tweede der vraagstukken, die verband houden met
de maatregelen der Regeering, welke den broodprijs
moeten behoeden tegen verhooging als gevo’g der deprediatie van den Gulden. Het bedrag, dat daar-
mee-gemoeid is, hetwelk de Minister van Landbouw
en Visscherij op 5 December 1936 raamde op
f
10
millioen per jaar en dat na de laatste wijzigingen
oog op ongeveer
f
8 millioen kan worden geschat,
vormt een helangrijken debetpost voor het land-
houwcrisisfonds. Elke last nu, welke op dat fonds
wordt gelegd, vormt ongetwijfeld een belemmering
voor verminderitigen der inkomsten van het fonds,
hoe gewenseht die verminderingen om verschillende
redenen ook mochten zijn. Het fonds dient immers
in staat te blijven zijn taak te vervullen. Deze be-
staat uit het verleenen van steun aan een aantal on-
ciërcieelen onzer bodemcultuur met welker in stand
houding gewichtige natiorale belangen gemoeid zijn.
Verschillende dier onderdeelen kunnen die hulp
nog allerminst onthèren en een der duidelijkste voor-
beelden daarvan is wel de tuinbouw, waarvoor nog
steeds talrijke millioenen noodig zijn.
De gewichtigste bron van inkomsten van het fonds
wordt nu gevormd door de monopolieheffingen,
welke aan de grens geheven worden op buitenland-
sche granen en veevoeder-artikelen, en die voor de
meeste belangrijke producten
f
2 per 1.00 kg bedra-
gen. Niet slechts leveren zij een zeer belangrijk be-drag op voor het landbouwcrisisfonds, maar tevens

dragen
zij
er door hun verhoogenden invloed op de
hinnenlandsche prijzen toe bij, dat de Nederlandsche
producent van granen en enkele andere akkerbouw-
producten een bevredigenden prijs ontvangt voor zijn
product en zijn bedrijf zonder verliezen kan gaande
houden. Er zij overigens in dit verband aan herin-
nerd, dat deze laatste uitwerking der monopolie-hef-
fingen niet geldt voor den tarwe-teler, omdat voor
de tarwe immers een afzonderlijk systeem geldt,
volgens hetwelk alle Nederlandsche tarwe door
Regeeririgs-organen wordt aangekocht tot een vasten
door de Regeering als loonend beschouwden prijs.
Dc monopolie-heffingen op granen en voerartiko-
len hebben echter ook een derde zijde.
Zij
verhoo-

gen namelijk ook den prijs voor het veevoeder, dat
gebruikt wordt door rundvee-, varkens-, en pluim-
veehouders. Het is bekend, dat de pioducten dezer
bedrijfstakken, ondanks de lan dhotiw-cri sis-maat-
regelen nog altijd, afgezien van gewoonlijk slechts korte periodes, geen prijzen opbrengen, welke loo-
nend kunnen worden genoemd. De internationale
prijsstijging aan de graanmarkt heeft het verkrijgen
van verbetering van de positie der veehouderij op

dit punt nog bemoeilijkt. Het is dus begrijpelijk, dat
verlaging van monopolie-heffingen daar gaarne ge-
zien zou worden, al dient vermeld, dat de pluimvee-
houderij, althans grootendeels, schadeloos wordt ge-
steld door een restitutie op uitgevoerde eieren, die

den eierprijs in Nederland meestal evenveel doet
stijgen als de invloed van de monopolieheffingen daar-
op bedraagt. Tevens wordt, zooals reeds eerder ver-meld, tot verlaagden
prijs
Nederlandsche tarwe be-
schikbaar gesteld voor vee- (in het
bijzonder
pluim-
vee-) voeder. Daarnevens moet echter worden erkend,
dat -om verschillende redenen verlaging van de mo-
nopolie-heffingen ook de pluimveehouderij waa.r-
schijulijk in betere omstandigheden zou brengen.
– Ook verschillende takken van handel en industrie zouden profijt hebben van verlaging der monopolie-
heffingen. Vermeerdering van den sterk afgenomen

i iivoer zou er waarschijnlijk nauwelijks het gevolg van zijn, want de i nkriinping van den invoer houdt

i:uet zoozeer verband met de mouopolieheffingen als
met eenerzijds moeilijkheden bij dbn huitenlandschen
afzet van de producten der veeteelt en anderzijds
toegenomen bi nnenlan dsche veevoeder-productie. De
verlaging ‘zou echter aan handel cii industrie wat
meer vrijheid bezorgen, die zij voor de uitoefening
van hun bedrijf ten zeerste behoeven. Wel wordt
langs verschillende wegen gepoogd om de lasten van
de monopolieheffingen te verlichten, maar zonder
omslachtige en veelal hinderlijke, en vooral ook den
buitenlander afschrikkende formaliteiten gaat dat nu
eenmaal niet. Vooral de internationale rol van onzen
handel wordt daardoor geschaad.
Verlaging van monopolie-heffingen zou dus om
verschillende redenen gewenscht zijn. Er bestaan
daartegen echter twee ernstige bezwaren. Het land-
bouwerisisfonds kan de baten niet missen en de
akkerbouw zou door het wegvallen van den prijsver-
hoogenden invloed der heffingen in bepaalde geval-
len geen loonende prijzen meer voor zijn producten
kunnen verkrijgen.

Landbouwcrisisfonds kon geen inkomsten derven.

Bezien wij het eerste dezer bezwaren nader, dan
blijkt, dat het fonds meer ruimte zou laten voor d
verlaging der heffingen, indien het niet 10 á 8 mil-lioen per jaar moest opbrengen voor het tegenhou-
den van verhooging van den hroodprijs. Behoort die
uitgave echter wel thuis op het gebied van het land-
bouwcrisisforids, dat steun aan de bodemcultuur ton
doel heeft en niet bestrijding van ongewenseht ge-
achte gevolgen der depreciatie van den Gulden?
Sommigen beantwoorden deze vraag bevestigend met
het argument, dat de verhooging van den broodprijs in plaats van met de nu toegepaste maatregelen ook
bestreden had kunnen worden met verlaging van
den
prijs
der zoogenaamde Vita-tarwe, d.i. de 35 pOt.
hunner tarwe, die de bloem en meel-fabrikanten tot
hoogen prijs moeten afnemen. Deze prijs staat reeds
lang op hetzelfde peil
(f
15.70 per 100 kg) en is
indertijd zoo hoôg vastgesteld, omdat hij het verlies
moest goedmaken., dat de Crisis-organen leden op
het andere deel der door hen tot den richtprjs
aangekochte tarwe, hetwelk zij niet duurder kun-nen verkoopen dan buitenlandsche prijs plus
f 2
per 100 kg (prijsyerhoogende invloed van de mo-
nopolie-heffing). In den tijd der zeer lage buiten-
landsche tarweprjzen werd op de tarwe-transactie in
doorsnee toch nog een verlies geleden, dat ten laste kwam van het Lan.dbouw-crisisfonds. Naarmate in het buitenland de tarwe duurder werd, verminderde
dit verlies en tenslotte verkeerde liet in een winst,
die in de begrooting van het fonds voor 1931 ge-
raamd werd op
f
9.6 millioen. De winst op de
tarwe-transactie is een welkome bate voor het fonds
en stelt dit in staat,
zijn
taak ten behoeve der bodem-
cultuur beter te vervullen. -.
Toen nu na de depreciatie van den ‘Gulden bi,j de
Regeering de wensch opkwam om een daaruit voort-
spruitende verhooging van den broodprijs tegen te
houden, had zij daartoe inderdaad den Vita-prijs

kunnen verlagen. Zij koos een ander middel, doch de
twee methodes stemden daarin overeen, dat heide
een doel zouden dienen, dat niet een speciaal be-
lang der bodemcultuur vormde. Daarom mag men dc
vraag stellen, of het wel juist is, de daaraan verbon-
den kosten uit het Lan dbouwcrisisfonds te bestrij-

den en een bevestigend antwoord op die vraag ligt
gezien het doel, waarmee het fonds in het leven is
geroepen, allerminst voor de hand.
Haar belang ontleent deze kwestie aan het feit,
dat de uitgave ten laste van het fonds van de mii-
lioenen, die noodig zijn om stijging van den brood-
prijs tegen te houden, voorzoover die het gevolg is
van de depreciatie van den

Gulden, de verlaging
tegenhoudt van de monbpoli.e-heffingen op granen

20 Janun ri 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

45

en veevoedér. Die verlaging immers
zou
ten goede

komen onder meer aan alle drie onderdeelen van de

veehouderij, welke wel degelijk behooren tot dé be-
drijfstakken, te welker behoeve het fonds is inge-
steld. Zoo wordt chis door de bekostiging van maat-
regelen, die buiten de bodemcultuur staan, een an-
ders zeer goed mogelijke maatregel verhinderd, clie aan agrarische bedrijfstakken ten goede zou komen.

Gevolgen van daling der inkomsten.
Na blijft nog het andere reeds genoemde bezwaar
tegen verlaging van monopolie-heffingen op granen
en veevoeder te bespreken. Die verlaging zou tevens
den verhoogenden invloed verminderen, dien de hèf-
fingen hebben op de prijzen van Nederlandsche akker-
houwproducten en het dus voor den akkerbouw
moeilijker maken, loonende prijzen te krijgen voor
zijn producten. Inderdaad mag verlaging van
monopolie-heffingen dit gevolg niet hebben, want
van evenveel belang als het bereiken van een
voldoend prijspeil voor de producten der vee-
honderij is het, dat ook de akkerbouw met vrucht
kan worden gedreven. Ook tot zeer kort geleden
echter waren de monopolie-heffingen niet vol-
doende om de prijzen van Nederlandsche rogge, gerst
en sommige andere akkerhouwproducten
0.1)
voldoend
peil te brengen. Daarom werden aan de telers van
rogge, gerst en peulvruchten bovendien toeslagen be-
taald, al of niet na denaturatie van het product.
Toen door de deprecia.tie van den Gulden en de in-
ternationale
prijsstijging
het Nederlandsche prijspeil
hooger werd, zijn cie toeslagen verlaagd. Voor rogge
en gerst zijn zij zelfs geheel verdwenen.
WTelnu,
bij
de verlaging van de tbeslagen had men wat minder
hard van stapel kunnen loopen. Dan ware het bij
verlaging van monopolie-heffingen toch mogelijk ge-
bleven, de prijzen voor den akkerbouw op loonend
peil te houden.
De eventueele tegenwerping, dat het landbouw

crisisfonds niet zou kunnen verdragen, dat zoowel
monopolie-heffingen worden. verlaagd als toeslagen in stand gehouden (resp. hersteld), heeft slechts zeer
betrekkelijke waarde. Gegeven het bedrag, dat nu
voor het laag houden der broodprijzen aan het fonds onttrokken wordt, zou het niet moeilijk zijn om vast
te stellen, hoe groot de verlaging der monopolie-hef

fingen en hoe hoog de nog te verleenen toeslagen
zouden kunnen zijn zonder dat dit aan het fonds
meer kost dan de maatregelen omtrent den brood-
prijs.
Het is wel juist, dat de vaststelling op nihil van
den toeslag op rogge de denaturatie dier graansdort
overbodig maakt, waarvan eenige vermindering van
het daarop toezicht houdend en hij de adminiitratie
van dit onderdeel der crisis-bemoeii.ngen werkzame
personeel het gevolg kan
zijn.
Het is echter de graag,
of nief de aan verlaging van monopolie-heffingen
verbonden voordeelen aanmerkelijk zwaarder wegen
en bovendien dient er rekening mee te worden ge-
houden, dat aan de internationale markt de rogge-
prijs weer kan dalen, waarna herstel van toeslag en
denaturatie onvermijdelijk zouden worden.

Ook bedenke men, dat opheffing van den toeslag
op rogge lang niet aan alle betrokkenen voordeel
brengt.. De rogge-teler, die zijn product als zoodanig
ter markt brengt, komt er door de opheffing niet
slechter voor te staan, want de toeslag werd slechts
verlaagd naarmate eerst door de depreciatie van den Gulden, later wegens de prijsstijging aan de wereld-
markt, de voor hem verkrijgbare roggeprijs hooger
werd. Daarbij werd er rekening mee gehöuden, dat
hem na de depreciatie van deh Gulden wegens
eenige daardoor veroorzaakte verhooging der pro-
ductiekosten een wat hoogere prijs toekomt.
Anders is het echter met hen, die gedurende een deel van het jaar hun behoefté aan veevoeder dek-
ken uit hun voorraad zelf geteelde rogge. Gedurende het bestaan van den toeslag, welke ook betaald werd
op voor eigen gebruik geteelde rogge, vonden de veel-

al kleine ondernemers van deze gemengde bedrijven
daarin een zeker tegenwicht voor de monopolie-
heffing, clie zij hadden te betalen in den prijs van
het veevoeder, dat
zij
naast het zelf geteelde voeder
nog noodig hebben. Nu is dat veevoeder den laatsten
tijd steeds duurder geworden en tevens is het zoo-
even genoemde tegenwicht weggevallen. Dit zou nu
zoo erg nog niet zijn, indien in de plaats van dat
tegenwicht een voldoende verhooging van de prijzen
der veehouderij-producten was gekomen. Dit nu is
niet het geval, al zijn een aantal die.r producten we]
eenigszins in prijs gestegen. Intussehen is het moge-
lijk, dat de op 18 Januari van kracht geworden ver-
hooging van de prijzen der bacon-varkeus, . welke
voornamelijk komen uit de streken, waar de varkens-
houder tevens roggeteler is, een voldoend nieuw
tegenwicht gaat vormen.

Slotopmericingen.

Tenslotte zij nog op het volgende gewezen.
Zoolang de onmogelijkheid gevoeld wordt, de mo-nopolie-heffingen op granen en veevoeder te verlagen
en deze dus de prijzen van het hin.nenlandsche pro-
duct met haar volle
f
2 per 100 kg blijven verhoo-
gen, is het bij verdere stijging van het internationale
prijspeil zeer goed mogelijk, dat de prijzen in Neder-land aanmerkelijk uitkomen boven het noodzakelijke
loonende niveau. Op zichzelf is er natuurlijk niets
tegen, dat de akkerbouw in Nederland hooge prijzen
naakt voor zijn producten en dat zou zelfs en hen-
gelijk verschijnsel zijn, maar dit zou toch wel een
eenigszins ander karakter verkrijgen, indien het werd teweeg geroepen door Landbouwcrisis-maatregelen.
Natuurlijk is het mogelijk, dat op de internationale
stijging der graanprjzen een inzinking volgt en in-
dien in den zomer van dit jaar de te velde staande
gewassen er goed voorstaan en de oogsten in na-
zomer en herfst weder ruim zijn, zal daarmee ernstig
te rekenen vallen, doch zoover zijn wij nog niet en
verdere
prijsstijging
is allerminst onmogelijk. Ver-
laging van monopolieheffingen, welker wenschelijk-
heid men dan ongetwijfeld zou gevoelen, ware dan
onmogelijk, goeddeels omdat de maatregelen tot het
laag houden van den broodprijs uit het Landbouw-
crisisfonds worden bekostigd. Dat zou dan beteeke-
nen, dat een maatregel, die mede ten behoeve der
veehouderij aanbeveling zou verdienen en den akker-
bouw, ook als geen toeslagen worden verhoogd of
hersteld, niet zou belemmeren
bij
het verkrijgen van
loonende prijzen, toch niet genomen zou worden met
verwijzing naar een buiten het terrein der bodem-
cultuur liggend belang.
Dit zou ongetwijfeld een ongewenschte vorm van
verstarring zijn en het lijkt mij nuttig om te over-
wegen, welke middelen er zijn om het laag houden van
den hroodprijs te bewerkstelligen op andere wijze
dan ten laste van het Landbouwcrisisfonds.
Ik meen, dat deze beschouwingen mogen leiden tot
de conclusie, dat de daarin behandelde broodprijs-
kwestie van veel wijder strekking is dan het eigén-
lijke gebied van den broodprjs alleen en dat er
veel is, dat pleit voor een verandering in de finan-
ciering der op dat gebied genomen maatregelen.
JAN SCHILTHUIS.

HOE STAAT HET MET DE AANPASSING?

Toen met ingang van 27 September 1936 de vrije
uitvoer van goud uit ons land werd verboden, ont-
stond de mbgeljkheid, dat door een daling van de
waarde van onze munteenheid de aanpassing bereikt
zou worden bij het in het grootste deel der andere landen sterk verlaagde peil van
prijzen
en kosten.
Dat deze aanpassing noodzakelijk was, daarover be-
stond weinig vérschil van meening. Wij konden ons
de veelde niet permitteeren van het veel te hooge
hiveau, waarop de
prijzen
en kosten zich in ons land
bewogen. Dit verminderde onze coneujrentiekracht iii de wereld en belette ons ten. volle deel te nemen

46

ECÖNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

aan cle duidelijke opleving, die zich elders manifes-
teerde. Deze aanpassing zich zoo snel mogelijk te,
laten voltrekken, was het doel, dat de voorstanders
van devaluatie met dezen maatregel beoogden.
De vraag is nu of door de sedert September inge-treden daling van de waarde van onze munteenheid
dit doel is bereikt, of Nederland dus weer ccii prijs-
en kostenniveau heeft, dat ons iii staat stelt op on-
geveer gelijke wijze als vroeger op de wereldmarkt
de concurrentie tegemoet te treden.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in
het November-nummer van cle Necleriancische Con-
junctuur deze vraag behandeld en komt na. beschou-
wing van liet nooclige cijfermateriaal tot de conclu-
sie, dat bij een depreciatie van den Gulden met

circa 20 pOt.:

cle loonkosten per eenheid prodstcl
nog altjcl

eenige dispariteit ten onze ongunste vertoonen;

ten aanzien van
de kosten van levensonderhoud

bok nog een dispariteit ten onze ongunste bestaat;
cie ciispariteit tussehen de
groothandelsJ}rijze’rc

wel aanmerkelijk verminderd, maar nog niet geheel
opgeheven is.

Ons peil van prijzen en kosten is dus nog steeds
niet aangepast. De waardevermindering van den Gul-

den heeft cle aanpassing wel een stuk naderbij ge-
bracht, doch wij zijn er nog niet. Het doel., dat de
voorstanders van devaluatie voor oogeri had gestaan,
is nog niet bereikt en dat mag geen verwondering
w’ekken, aangezien zij zich over liet algemeen ook
hadden voorgesteld, dat een waarcieverm i nclering van
den Gulden met ten minste circa 30 pOt. noodig zou
zijn voor een algeheele aanpassing.

Er wordt wel eens twijfel geopperd omirent de
waarde van berekeningen als die liet Centraal Bu-
reau aangaande de mate, van aanpassing thans heeft
verricht en die ook door devaluïsten meermalen zijn
uitgevoerd. Men wijst er dan op, dat de relatieve
waarde van het geld niet simpelweg kan worden af-
gelezen uit statistieken van groot- en. klein.hanclels-prijzen. Wij zullen
01)
cle geldtheoretische idjcle van
deze opmerking niet ingaan, doch willen er op wij-
zen, dat in verschillende landen cle loonkosten, per
eenheid product in goud’ gemeten door de clepreciatic
van cle valuta’s van clie landen belangrijk zijn, ge-
daalci. Wij stonden daar door voor de noodzakelijkheid
maatregelen te nemen, die tot een gelijke verlaging
leidden, anders konden wij in liet internationaal ver-
keer niet meekomen. Zoocira pa gebleken was, dat
langs den weg van een reëele verlaging van bonen
en prijzen cle aanpassing niet te bereiken was, moest
tot devaluatie worden besloten
en wel met een ped-
centage, dat voldoende was om de aanpassinrJ tol
stand ‘te brengen.
Dit percentage is door middel van
de indexcijfers der loonkosten per eenheid product
vrij nauwkeurig en, naar de practijk leert, door nijd-
dcl der indexcijfers der kosten van levensonderhoud
evèneens ten. naaste bij vast te stellen.

Iets anders is, of het voor cle practijk van het
oogenblik ‘wel zoo bezwaarlijk is, dat wij nog steeds
onvoldoende aangepast zijn. Er is immers reeds een duidelijke ople.ving te bespeuren. Die opleving was
er zelfs al, zij het ook in veel geringere mate, ge-
durende de laatste maanden voordat tot het verlaten
van den gouden standaard was besloten.

Dit verschijnsel eischt eenige verklaring en clie
verklaring is niet moeilijk. De zaak is, dat in tal van
landen om ons heen van een depressie niets meer
te bespeuren is. Verschillende landen beleven een
hoogconjunctuur. In enkele takken van liet interna-
tionale. bedrijfsleven zijn de marktverhoudingen voor
den producent zelfs bijzonder gunstig. Er bestaat een
bepaalde honger naar sommige goederen. Daardoor
verdient ook de marginale producent geld. Zoo is
het te verklaren, dat verschillende bedrijven in ons
land in betere omstandigheden zijn komen te verkee-
ren, ondanks liet feit, dat hun productiekosten nog

altijd niet geheel zijn aangepast hij die van lima bui-
tenlandsche concurrenten. Zoolang in ons land de
economische politiek er op gericht was, ivaar dit maar
eenjgszins . mogelijk was, een druk uit te oefenen op
de prijzen en de bonen, hield de depressie de over-
hand en konden zich slechts uiterst geringe symp-
tornen van verbetering voordoen. Nu door de dlevalua-
tie de economische politiek echter eenigszins van ka-
rakter is veranderd en tegelijkertijd de dispariteit
van ons kostenniveau ten opzichte van het buiten-
landsche is verminderd, al is zij nog niet gehel op-
geheven, kunnen wij beter van de opleving elders
profiteeren. Dat wij nog niet geheel zijn aangepast is
natuurlijk ee.n handicap, maar hij cle thans bestaande economische situatie in de wereld geen volkomen be-
letsel voor gun stig’er bedrijfsresultaten.

Het is echter ‘ duidelijk, dat al brengt de onvol-
dioende aanpassing op het oogenblik geen ernstige be-

zw’aren met zich mee, het nog steeds te hooge kosten-
niveau zich zal wreken wanneer de thans heerschen-

de gunstige wereldconjunctuur in een nieuwe ‘depres-
sie overgaat. Het feit van de onvoldoende aanpassing
mag daaroiii in geen geval aan onze aandacht ont-
snappen en wij zullen ‘voo:rtdureiid in het oog moeten
houden, dat verdere aanpassing geboden is.

Langs twee wegen is die aanpassing te bereiken.
Een derde weg, dien men misschien zou willen zien,
leidt niet tot het doel. Dat is de weg van reëele vet’-
laging van prijzen en kosten. Reeds vôôr de devalua-
tie is deze w’eg ondoelmatig gebleken, omdat hij voort-
durend tot diepere depressie voerdle, thans is hij ge-

heel onhegaanhaar.

Van de twee wegen, die wei tot het dioel leiden is
dle eerste het constant houden of liet weinig laten
stijgen van d.e prijzen en kosten in ons land., terwijl
zich in het buitenland een belangrijke opgaande
prijsbeweging voltrekt onder invloed van de gunstige
conjunctuur. Dit brengt ongetwijfeld meerdere aan-
passing. Wanneer de Nederlandsche Regeering dezen
weg- wil gaan, dan moet Zij alles doen ons te voor-
komen, dat hier te lande prijsstijgingen optreden. Zij

zal daartoe, w’aarschijniijk consequen.ter clan tot
heden, dloor verlaging van recl’iten. en belastingen,
prisverhooging’eri moeten tegengaan. Wij denken
daarbij aan de jongste vcrhoog’ing van dien prijs van

benzine, die zonder verlaging van het zeer belangrijke fiscale invoerrecht onvermijdelijk was, doch door ver-
laging van dit recht voorkomen had kunnen worden.
I’Iet spreekt intusschen vanzelf, dat uiterst voorzich-
tig te wei,k gegaan zal moeten worden met rechten,
die niet fiscaal doch heschernendl zijn, omdat onze
nijverheid deze bescherming in. vele gevallen nog
niet zal kunnen missen.

Dat in liet buitenland zich stijgingen van prijzeii.
en kosten zuilen voordoen, is waarschijnlijk niet al-
leen te verwachten als gevolg van de gunstige con-
,junctaur, doch ook als gevolg van sociale conflicten,
dlie, als niet ongewon.e hegeleidling van cle hausse,
daar tot uiting komen, terwijl die in ons land, dank
zij een rustiger politieke ontwikkeling en ook doordiat
wij nog niet geheel zijn aangepast, naar te hopen is
meer achterwege zulleiî blijven.
Mocht echter het prijzen- en kostenniveau in het
buitenland niet zoo sterk stijgen, of mocht een even-
redige stijging in ons land niet zijn tegen te gaan,
dan zal het noodzakelijk zijn, dat de tweede weg wordt
gevolgd ons de aanpassing te voltooien, nl. de weg
van verdere waardevermindering.
Doordat de Regeering hij het opge’en van den
gouden standaard den Gulden niet aanstonds op een
nieuw niveau heeft gestabiliseerd, staat deze weg nog
open. Het is te hopen, dat bij de Regeering het in-
zicht aanwezig is, dat zoo noodig van deze positie
gebruik gemaakt zal moeten worden.
Geheel gerust zijn wij hieromtrent evenwel niet.
Deze ongerustheid spruit voort uit de omstandigheid,
dat de Regeering hij liet nemen der monetaire maat-

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

47

regelen niet als doel voor oogen had de aanpassing
naderbij te brengen. Zij koesterde, cii koestert trou-
wens nog steeds, omtrent die aanpassing gedachten,
die den toets van de feiten niet kunnen doorstaan.
In zijn bekende radio-rede van 28 September betoogde
Minister Colijn, dat de aanpassing aan de gewijzigde
internationale verhoudingen hier te lande een heel
eind was geslaagd, en bij cle jaarwisseling verklaarde
Zijne Excellentie in een interview, ,,clat verscheiden
ondernemingen reeds v&lr het verlaten van den gou-den standaard, dus dank zij de door de Regeering ge-
voerde aanpassingspolitiek, weder in, staat waren met
het buitenland te concurreeren”.
1)

hoe luiden echter de feiten? Uit cle reeds genoem-
de beschouwing van het Centraal Bureau voor cle
Statistiek in de Neclerlandsche Conjunctuur van No-
vember 1936 citeeren wij cle volgende cijfers:
Loonkosten per eenheid product (industrie).
1929 = 100 (iii
goud).
Nederland Engeland Ver. Staten
1933

………….86

70

56

1934 ………….79

59

51
1935

………….78

55

51
Het Centraal Bureau teekent hierbij aan, dat deze
cijfers gedurende de eerste ach t. maanden van 191`SU
naar het zich iaa aanzien niet veel verandering zul-len hebben ondergaan. Hieruit blijkt, dat van eenige
aanpassing niet gesproken mag worden. Wij zien, dat
in Engeland de loonkosten in goud in de jaren 1933
tot 1935 zelfs nog sterker zijn gedaald dan in ons
land; in de Vereenigde Staten was de daling per-
centsgewijs ongeveer even groot als hier.

De opvatting, dat het aanpassingsproces hier te
lande reeds een heel eind was geslaagd, is derhalve
onjuist en moet berusten op onhelcendheid met de
feitelijke omstandigheden. De gesignaleerde opleving,
die hier en daar in ons land reeds vSSr de devaluatie
te bespeuren viel, kan clan, ook onmogelijk een gevolg
van de aanpassingspolitiek zij.n geweest, doch is, zon-
als wij hierboven reeds schreven, te danken aan de
verbetering van het economische leven alom in de
wereld, die ons ondanks het gebrek aan aanpassing
niet geheel voorbij ging.
De Regeering had echter, zoo zeiden wij, met het
nemen der monetaire maatregelen niet als doel voor
oogen de aanpassing naderbij te brengen. Wat haar
doel wel was, blijkt duidelijk uit hetgeen bij het
nemen van die maatregelen van Regeeringszijde is
verklaard. De Regeerung vreesde, dat toen Frankrijk
en Zwitserland den gouden standaard verlaten had-
den en Nederland het eenige land ter wereld was
geworden, dat zijn muntpariteit ongerept had be-
waard, het een grooten druk op de wisselkoersen en op
zijn goudvoorraad zou voelen. Door den vrijen uitvoer
van goud te verbieden werd nu voorkomen, dat ons
goud weggehaald zou worden en werd verzekerd,
dat de Nederlandsche goudschat ter beschikking van
eigen land en van het algemeen belang bleef. Men
beoogde niet een waardevermindering van den Gul-den, zooals die door devaluïsten gewenscht werd, al
was te verwachten, dat onze muntee.nheid in waarde
zou dalen; het doel was slechts het wegvloeien van
goud op groote schaal te voorkomen.
Dit doel is, voorloopig althans, zoo volkomen be-
reikt, dat het gouduitvoerverbod geheel ineffectief is
geworden. Er richt zich thans een goudstroom naar
ons land en het Egalisatiefonds heeft zeer actief
moeten optreden om koersstijgung van den Gulden te
voorkomen. Daaruit mag men echter niet de conclu-
sie trekken, zooals Minister Coljn heeft gedaan in
de verklaring, welke hij heeft afgelegd aan den cor-
respondent van de Agence Economique et Financière,
,,dat ons land de devaluatie niet van noode had”.
2)

Deze terugvloeiing van kapitaal is een verschijn-
sel, dat zich in alle landen na een devaluatie heeft
voorgedaan. Zij, die dezen stroom dirigeeren, over-

De Telegraaf
31
Dec.
1936,
.

Avondbiad
])e Telegraaf 2 Jan.
1937
Avondblad.

wegen, dat de groote aanleiding voor het buiten ons
land brengen van liquide middelen verdwenen is en
zij vragen zich blijkbaar niet af, of de depreciatie
van den Gulden misschien nog enkele percenten ver-
der zal gaan. De hoofdzaak is, dat de devaluatie niet
meer als een te verwachten gebeurtenis boven cle
markt hangt, doch zich heeft voltrokken en dat in
ons land rust en orde heerschen.

De waardevermindering van den Gulden was wei
degelijk hard nood ig, omdat alleen daardoor de moge-
lijkheid bestond op eenigszins belangrijke wijze voort
te schrjden op den weg naar de aanpassing. Het is
dan ook een vergissing, wanneer men uit de verschijn-
selen van het internationaal betalingsverkeer wil af-

lezen, dat wij er nu reeds zijn, welke vergissing tot
gevolg dreigt te hebben, dat ons bedrijfsleven onvol-
doende hersteld de volgende depressieperiode ingaat.
liet zou daarom te wenschen zijn, dat de Regee-ing meer rekening hield met de gegevens, die het
Centraal Bureau voor de Statistiek omtrent de mat(
,

van aanpassing heeft gepubliceerd, en dat Zij bereid
was de uitkomsten van het voortreffelijke werk van dit Bureau in Haar overwegingen op te nemen.
J.
W. F. SIAOTINO.

DE BELEGGINGSMARKT.

Toen begin November van het vorige jaar de Re-
geering de emissie van een 3 pCt. staatsleening aan
kondigde, hebben wij
i)
naar aanleiding daarvan opge-
merkt, dat deze emissie een afwijking beteekende van
de traditioneele leeningspolitiek. Die politiek im-
mers was er hij emissies steeds op gericht geweest
cle ,,safe side” te kiezen, nimmer experimenten te

wagen, die ook maar eeuigszins vooruitliepen op de
ontwikkeling van de markt. Een typisch voorbeeld
daarvan in de latere jaren is geweest de groote con-
versie-operatie in 1934 toen cle markt ernstig in
twijfel verkeerde of de nieuwe leening van het 3 4 of het 4 pOt. type zou zijn. Dat men het toen hield
op een 4 pCt.-]eening was een gevolg van den wensch
om bij de conversies niet verder te gaan dan aanpas-
sing aan het renteniveau dat de markt reeds bereikt
had, niet de markt zich te doen aanpassen aan een
renteniveau dat haar geforceerd werd opgelegd. Toen
de 3 pCt. staatsleening in November jl. werd ge-
enmitteerd was het reëele rendement op die leening
nog niet van dien aard, dat men kon conciudeeren,
dat op het marktverloop werd vooruitgeloopen. ‘Ge-
zien de korte looptijd van de leening (gemiddeld 10
jaren) was het rendement op basis van den emissie-
koers rond 34 pCt. De meeste 314 pCt. provincie-
leeni.ngen (onderworpen aan couponbelasting) ston-
den destijds nog maar heel weinig onder pan. Het
rendement van de leening was dus relatief nog vrij
aantrekkelijk. En het was dan ook alleen de keuze
van het rentetype, die den indruk wekte, dat de
Regeering de markt wilde omlaag forceeren. Inmid-
clels is deze leening tot pari opgeloopen, vooral om-
dat de korte looptijd voor vele beleggers een attrac-
tie biedt. Uit dcii koers van deze leening kan dan
ook allerminst geconcludeerd worden, dat de alge-
meene rentevoet op 3 pCt. moet worden aangenomen.
Wanneer men de situatie van de beleggingsmarkt
term tijde van de uitgifte der bedoelde leening ver-
gelijkt met die van het oogenblik, dan constateert
men geen belangrijk verschil. De meeste 4 pCt. obli-
gatiën zijn inderdaad nog iets verder boven pan op-
geloopen, de 314 pCt. provincieleeningen staan als
regel ruim 14 pCt. hooger. Maar wanneer men naar
cle laagrentende staatsfondsen ziet, dan kan men
waarnemen, dat de 214 pCt. Integralen ruim 16 pCt.
lager staan dan begin November, de 3 pCt. Cert. van
Inschrijving 16 pCt. lager. Alleen de 3 pCt. staats-
schuld 1896/1905 staan uit hoofde van de technische
marktpositie 114 pCt. hooger. Bijna alle 314 pCt.
leenungen, die intusschen zijn geëmitteerd, werden
een mislukking, hoewel na de uitgifte de koersen
t)
Zie E.-S.B. van 25
Nov. 1936..

48

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

zich wel konden houden of zelfs iets aantrekken.
In geen geval was de stemming op de heleggings-
markt van dien aard, dat men kon spreken van een
overvioedig kapitaalaanbod. De nieuwe -emissies wer-
den slechts schoorvoetend opgenomen, de koersen ver-.
toonden weinig beweging. Die van de laagrentende
staatsleeningen (behoudens de 3 pOt. leeiiing 1936,

0
1) welker koersontwikkeling den korten looptijd, zoo-
als gezegd, een gunstig effect had) waren eerder iets
afhrokkelend, de overige koersen waren prijshoudend.

Een vrij groote categorie beleggers houdt zich nog
zooveel mogelijk afzijdig van het 334: pOt. rentetype
en dus a fortiori van het 3 pOt. De levensverzeke-
ring-maatschappijen, sommige spaarbanken geven er
de voorkeur aan, zoolang het nog mogelijk is op
hypotheken en onderhandsche gemeenteleeningen een
hooger rendement te maken, zich op die beleggingen

te werpen. –
Onder die omstandigheden uitkomen met een
3 pOt. door Nederland gegarandeerde Indische lee-
ning op een koersbasis die zich, gezien de gemid-
delde looptijd van 15 jaar, uitwerkt op een reëele

rente van ruim 3’/ pOt.,
j5:
weliswaar geen waag-

stuk, gezien den geringen omvang van- het bedrag, dat het publiek voor• deze emissie zal hebben op te
brengen, maar geeft toch eens te meer en zoo moge-
lijk in nog sterkere mate dan bij de -vorige leening,

uiting aan de gewijzigde opvattingen inzake de ge-
venschte leeningspolitiek. Inderdaad de reëele rente
op de 234 pOt. en 3 pOt. niet aflosbare schuld is
lager, maar die leeningen zijn nimmer een maatstaf
geweest voor de rente, die een staatspapier moet op-
brengen. Nu moet hierbij onmiddellijk worden aan-
geteekend, dat voor een conversieleening men altijd
iets ,,brutaler” kan zijn dan voor een leening, waarbij
van het publiek nieuw geld wordt gevraagd. Zeker
de Staat kan dat doen, omdat onder bepaalde om-
standigheden hij de leiding kan nemen bij een ren-
te-ontwikkeling. Nogmaals: gebruikelijk was dit tot
tot nu toe niet, maar dat neemt niet weg, dat men nu van meening kan zijn in het belang van de be-
zuiniging van die macht te moeten gebruik maken.
De weerstand tegen genoegen te nemen met deze
lage rente is vrij algemeen, maar toch blijft den hou-clers der geconverteerde leeningen niet zooveel keus
over. In November noteerden pandbrieven nog vrij
laag, zoodat velen toen inplaats van staatsleening
deze fondsen namen. Maar de intusschen geregis-
treerde koersstijging voor die waarden heeft dit al-ternatief veel van zijn attractie doen verliezen. Ge-
geven de geringe kapitaaivraag kan de Staat, wan-

teer hij wil, de rente omlaag forceere.n. Alleen – de
groote beleggers zullen tijdelijk nog weten te ontko-
men door omschakeling op andere beleggingsobjecten.
Uit dien hoofde is dan ook aan te nemen dat deze
leening wel zal slagen, al zal zij de belangstelling
moeten missen van hen die de vorige 3 pOt.-leening
zoo aantrekkelijk vonden juist door den korten ioop-
tijd. Weliswaar is ook een gemiddelde looptijd van
15 jaar relatief kort, maar wanneer binnen af zien-
baren tijd de rente noerneuswaard zou – stijgen, dan
zou toch een flinke koersdaling voor– deze leening
niet uitgesloten zijn. De verwachting die men heeft
ten aanzien van het toekomstige reuteverloop zal dan ook voor de inschrijvingen een grooto rol .spelen. De
20-jarige 3 pOt. leening 1936 -kôn ook. voor hen die
een rentestijgi.ng verwachten een aantrekkelijk object.
zijn, voor deze nieuwe leen-ing zal de belangstelling
uit kringen die een oploopen van de kapitaalrente
veronderstellen veel geringer zijn. ……
Wat de ontwikkeling van de rentevoet betreft ligt het voor de hand, dat door velen een stijging, wordt
verwacht. In de eerste plaats is men geneigd. .’crge-, lijkingen te maken met het ren-tevei’loop in de jong –

.ste financieele geschiedenis,. en dan kan men consta-
teeren dat in decennia de rente niet zoo-laag was.
lntusschen moet mdn – daarbij bedenken – dat de laat-
ste decennia wat betreft de- verhouding tussehen ka–

pitaaivraag’ en. -aanbod geenszins normaal zijn ge-

weest en dat een vergelijking met de periode véSr
– den oorlog veel meer voor de hand zou liggen. Daar-
naast, echter is er een overweging, die meer logisch
in de maanden die sedert het loslaten van den
gouden standaard zijn verloopen, heeft er een toe-
– strooming van omvangrijke kapitalen plaats gehad. De terugkeer van voorheen naar elders gevlucht ka-
pitaal heeft vooral in de paar laatste maanden zeer
grooten omvang aangenomen. Gezien, de taxaties van
– de operaties van het Egalisatiefonds kan men deze,
repatrieeringsbeweging op tusschen de
f
300 en 400

millioen aannemen. Welke conclusie ligt nu meer in
de rede dan dat een rentedaling die in zulk een tijd-vak van abnormaal kapitaalaanbod plaats vindt, ge-

volgdwordt door een reactie? Wanneer in een
periode behalvede normale nieuwe besparingen de
markt wordt gevoed door reeds vroeger gespaard ka-
pitaal dat tijdelijk elders emplooi had gevonden, dan
wordt door dat extra aanbod de rente gedrukt, en
moet weer een stijging plaats vinden wanneer het
aanbod teruggebracht wordt tot, de normale propor-
ties van de besparing.
Tegen deze redeneering is slechts één ding in te
brengen, maar dat lijkt dan ook afdoende, ni. dat de
rentedaling die plaats vond maar heel weinig te
maken heeft met de recente kapitaalrepatrieering.
Men moet in dit verbank bedenken dat véér den val
van den Gulden de rente bij ons abnormaal hoog w’as,
dat toen de vraag- en aanbodsverhouding was ont-
wricht door de vrees voor depreciatie. Toen eenmaal
de gouden standaard was losgelaten moest ook zon-
der tijdelijk kapitaalaanbod de rente dalen. 1)e voor-
naamste stijging der obligatiekoersen vond dan ook
plaats in de – allereerste dagen na. deze monétaire
maatregel, als reactie op de te hooge rentevoet voor-
heen. De geleidelijke koersverbetering sedertdien,
die bovendien zooals boven gezegd, in de laatste paar
maanden miniem is geweest – behalve bij pandbrie-ven waar solvabiliteitsoverwegingen in het spel zijn
– stond niet of nauwelijks onder den invloed van
kapitaalrepatrieering. Van het uit het buitenland
teruggehaalde tegoed is maar heel weinig ten goede
gekomen aan onze inheemsche obligatiemarkt. Deels
zijn er debetsaldi bij credietbanken mee afgelost, zeer
omvangrijke bedragen zijn toegevoegd aan de depo-
sito’s dezer banken, voor een verder deel zijn de
teruggekeerde kapitalen belegd in de aarideelen-
markt. De verklaring voor het feit dat zulk een rela-
tief belangrijk bedrag van het teruggekeerde geld tot
inloopen van debetsalcli of opvoeren van deposito’s
werd gebruikt moet wellicht ten deele hierin gezocht
worden, dat voor een deel dlie repatreermg niet
plaats ‘vond €Ioor particuliere beleggers maar door bedrijven, die exportprovenuen destijds in afwach-ting van devaluatie ni.et hadden gerealiseerd. Voor
zoover particulier kapitaal is teruggehaald, hebben

– de betrokkenen wellicht het verloop èn van de aan-
deelenmarkt èn – van de obligatiemarkt willen aan-
zien, en hebben ook voorloopig deposito gevormd.
Maar een feit is, dat de vraag op de inheemsche
obliga-tiemarkt niet groot was. ].s er van deze factor
geen opwaartsehe druk uitgegaan, dan is ,dus oo!c
een reactie bij het wegvallen van deze beweging niet
te vreezen. Wanneer de ontwikkeling van de obliga-
tieiarkt, zooals tot nu toe kon plaats vinden, terwijl
een belangrijke categorie groote beleggers zich bijna
geheel afzijdig hield, dan zal dat verloop zeker be-
stendigd kunnen worden wanneer de andere bestem-mingen, onderhndsche leeningen enz. verzadigd zijn
en de hypotheekmarkt even weinig absorptievermogen
blijft toonen al thans. Vooral met het oog op de
-factoren die de ongruntendens yoor ,de rente be-
iiale – waarover een volgend maal – lijkt een

voortzetting van de tendens naar lage rente waar-
schijnlijk; nu om genbemde reden een reactie ,op de.

jongste ontwikkeling niet – waarschijnlijk lijkt.
C. A. KLAASSE.

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

49

DE VOORUITZICHTEN VAN HET BEDRIJFSLEVEN

IN NEDERLAND.’)

Het afgelopen jaar, vooral de tweede helft, heeft
aan vele conjunctuurcurven een opwaarts gericht
stuk toegevoegd en vele verschijnselen wijzen erop,
dat die curven zich boven het niveau van 1930-
1935 zullen blijven verheffen.
Reeds 1935 gaf eindelijk in vele landen een begin
van hedrijfsopleving, althans een einde van de ach-
teruitgang te zien, een beweging waarin Nederland
in 1936 bescheidenlijk begon deel te nemen. Het
waren vooral de grondstoffenproducerencle landen,
die hun uitvoer zagen toenemen. Het algemene stre-
ven om, wat cle afgewerkte producten betreft, zoveel
mogelijk een politiek van zelfvoorzieniug te volgen,
maakte dat een land van een economische samen-
stelling als Nederland buiten dit opkomend verkeer bleef staan, waartoe de toegang bovendien bemoei-lijkt werd door ons uitzonderlijk hoog peil van prij-
zen en kosten.
De algemene en zeer snelle toeneming van de we-
reldhandel biedt eindelijk ook ons land de gelegen-
heid daarin met enkele bedrijven mee te delen.
Helaas geeft ons dat nog slechts een beperkt ver-
trouwen in de toekomst, want alle oorzaken door-gronden wij nog niet, en voor zover wij ze menen
te kennen, zit niet in alle een constante krachthron
voor de algemene welvaartsverhoging.
Een sterke stoot tot vergroting van het ruilver-
keer is gegeven door de altijd machtige factor:
graan,.
Geen geleerde op economisch of ander gebied, noch
enig goifkundige of ordenaar kan er iets aan ver-
anderen, dat voor deze omvangrijkste aller koopwaren
de markt beheerst wordt door zeer wisseivallige na-
tuursverschijnselen.
De misoogst door de langdurige ‘droogte in Noord-
Amerika maakt thans van een exporterend land
een importland; geringe oogsten in Europa ver-
groten de behoefte aan invoer uit het Zuidelijk
halfrond. Argentinië ziet hierdoor in één jaar tijd
hij een Vrij grote oogst zijn tarweprjzen verdubbelen
en cle graanvrachten, die mij in andere kwaliteit
grote belangstelling inboezemen, zijn in een half jaar
tijd verdubbeld, wat weer doorwerkt op andere, ook
reeds door andere oorzaken rijzende vrachten.
Aan onze hroodprijs, die wél door een en-tout-cas
tegen cle invloeden van zon en regen beschut is,
merken we dat nog wel niet, maar het opluchtend
gevoel van weerkerende vrijheid voor de onderne-
mingsgeest moet te langen leste toch ook een hegeer-
lijk goed worden voor de boerenstand, die meer dan
enige andere. vertrouwen heeft in de
natuurlijke
groei-
kracht van onder kundige leiding steeds verder ver-
eclelde en aan het klimaat aangepaste rassen. Ik kan
niet geloven, dat onze terecht hooggeprezen land- en
tuinbouw en veeteelt op den duur slechts kunnen
voortbestaan ten koste van handel en industrie en
tot instandhouding van duizenden crisisambtenaren,
die niet angst hun crisistaak en -macht overbodig
zien worden.
Naast de ta.rwe en de maïs zien we als belangrijke
verwekker van de stijging in de conjunctuurgolf de
oorlogsvoorbereiding.
Deze acht ik van nog minder
algemeen en blijvend nut dan een misoogst, waar-
mede hij in uitwerking veel overeenkomst heeft. Uit
vernietiging kan nooit algemene welvaart voort-
komen.
liet zal wel geen tegenspraak ontmoeten, wanneer
ik beweer, dat de stijging uit het dal van de con-
junctuurgolf niet uitsluitend te danken is aan de
sociale en economische maatregelen, die in tal van
landen zijn genomen. Ik hoop maar, dat cle smaak

1)
Dit artikel bevat een groot gedeelte van de Nieuw-jaaisiede, die de heet’ Zaalberg in zijn functie va,i voor-
zitter ‘van den Nijver.heidsraad op 15 Januari heeft ge-
houden (Red.).

voor dergelijke maatregelen de in gang zijnde op-
leving niet te veel zal belemmeren.
We zien onze
uitvoer
iets toenemen in weerwil
van de achteruitgang van ons handelsverkeer niet
Duitsland en enkele voor ons minder belangrijke
landen.

In onze
nijverheid is
de opleving het duideljkst
zichtbaar in de
scheepsbouw,
die weer lonende op-
clrachten krijgt dank de toeneming van het wereld-
vervoer ter zee zowel van goederen als van passa-
giers, en, zoals bekend, verspreidt het bouwen van
schepen werk over tal van andere industrieën. Dub-
bel jammer is het voor onze werven en onze rede-
rijen, dat laatstgenoemden in slappe tijd niet over
de middelen beschikten, om voor de hoognodige vloot-
vernieuwing opdrachten te geven aan de leegstaan-
de werven. Onze koopvaardijvloot is in de crisis-
jaren met 18 pOt. ingekrompen, een wereldrecord,
en zal slechts kunnen aanvullen tegen prijzen, die
ver liggen boven die van de vorige jaren.
Door die opleving in de scheepsbouw en door
andere oorzaken o.a. veel werk voor de spoorwegen
is vooral in de
metaalindustrie,
met name in de ma-
chineindustrie en het hoogovenbedrijf de slapte aan
het
verdwijnen,
ondanks de vermindering van werk
voor de bruggenbouw.
Dit is een onderdeel van het algemene verschijn-
sel, dat de opleving zich vooral voordoet in de be-
drijven, die bedrjfsmiddelen produceren; de bedrij-
ven, die consumptiemiddelen produceren tonen nog
veel minder vooruitgang, hetgeen voor een deel
voortvloeit uit het meer gericht zijn op de binnen-
landse markt. Dit was reeds eerder de aanleiding
om juist voor deze artikelen de contingentering te
hulp te roepen. Andere bedrijven zijn daar moeilijker
mede te helpen; daarom is het van zo groot nut ge-
weest, dat cle scheepsbouw, toen hij de rand van het
graf naderde, grote opdrachten kreeg voor tank-
schepen.

Verheugend is de gestadige toeneming van de nog
zeer matige bedrijvigheid in de zwaar getroffen
lca-
toenindustrie.
Tijd en moeite – dit laatste vooral
wat betreft het overwinnen van commerciële opvat-
tingen, ontstaan in een lange bloeiperiode – heeft
het gekost om deze industrie, die voor de grote we-
reldmarkt werkte, zich te doen richten op de kleine
binnenlandse markt met geheel andere behoeften.
Dank de hulp van de Regering is ook weer iets teruggewonnen van het verloren debiet in onze
overzeese gewesten. De devaluatie heef t de uitvoer
weer beter mogelijk gemaakt.
De eens zo onoverwinnelijk lijkende
diamantin-
dustrie is
de verdwijning nabij geweest. Overheids-
hulp was nodig om een klein deel der arbeiders nog
in het bedrijf te houden. Ook hier zien we in de
laatste mkanden een krachtig herstel en, gaat wer-
kelijk de wereld een periode van groter welvaart te-
gemoet, dan zal dit typisch Amsterdamse bedrijf
weer de trots van Amsterdam worden.
Onze steenliolennijverheid,
clie zijn bestaansrecht
minder in de wereldbehoefte aan steenkool dan aan de belangen van Nederland ontleent en zijn bestaan
verdedigen kan door buitengewone efficiency, kijkt
ook weer minder zwart dan enige maanden geleden.
Aan deze enkele, enigszins willekeurig gekozen,
voorbeelden van herlevende bedrijven zijn meer an-
dere toe te voegen, die 5f door toegenomen buiten-
landse vraag 5f door groter vertrouwen onder de
Nederlandse onderneniers en door groter koopkracht
vooral bij de opnieuw tewerkgestelden, hun afzet zien
vergroten. Daarbij voegt zich de verbetering in en-
kele belangrijke cultures in Oost-Indië,
die langs
verschillende wegen zijn uitwerking heeft op het
bedrijfsleven in Nederland.
De sanering, die in vele bedrijven heeft plaats ge-had, de helaas langzame aanpassing der lonen en de
verlaging van de kapitaalrente hebben onze nijver-
heid weer beter kansen gegeven om zijn krachten te

50

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari
1937

meten met die van buitenlandse vriendeo.
Ontegenzeggelijk zijn er nog tal van industrieën,
die verlangend uitzien naar hun aandeel in de con-
junctuurstijging en ook zijn er, die door wijzigingen
in het verbruik of in de techniek of in de uitvoer-
mogelijkheid nimmer hun vroegere afzet zullen her-
krijgen en die andere maatregelen moeten nemen dan

afwachten.
Weinig hoop heb ik, dat het
bouwbedrijf
spoedig

weer de omvang zal krijgen waartoe het gegroeid was
in de jaren, dat Nederland 50.000 woningen bouwde,
een sociale politiek waarin het vele andere landen
vbbr is geweest. Het is vooral het hij uitstek na-

tionale
seenbakkersbedrijf,
dat hiervan de weerslag

ondervindt doch ook andere bedrijven laat dit niet

ongemoeid.
Hoe ver we nog af zijn van een enigszins bevre-digende toestand blijkt wel uit de langzame daling

van het aantal
werklozen.
Tenslotte moeten we toch

als hoofddoel van het bedrijfsleven blijven beschou-
wen: het middel te zijn, waardoor allen die werken
kunnen en werken willen de gelegenheid krijgen door
arbeid in de behoeften van zichzelf en hun gezin te

voorzien. –
Wij hebben in sterke mate de crisisgevolgen kun-
nen opvangen en bij de arbeiders heerst niet als in andere tijden en in sommige andere landen de ge-
dachte, dat zij bij het verwekken van bedrijfsstoor-

nissen en ongeregeldheden niets dan hun ellende re
verliezen hebben. Veel van wat wij thans elders op
sociaal gebied hals over kop zien invoeren, is het in-
halen van grote achterstand.
Terugziend op wat in een halve eeuw van grote wijzigingen op economisch gebied in ons land op
sociaal gebied zich heeft ontwikkeld, krijg ik de over-
tuiging dat in alle strijd, die daarvoor gevoerd is
en gevoerd moest worden, in sterke mate gezonde
werkelijkheidszin heeft overheerst.
Gaan wij op die stevige grondslag verder, dan be-
hoeft geen vrees te bestaan, dat ook in de toekomst
het onder de wisselende omstandigheden best moge-
lijke voor ons volk niet zal worden bereikt.
Wel ben ook ik van mening, dat door te star vast-

houden in de crisisjaren aan het in beter tijden
beklommen peil, de opleving in Nederland later is
gekomen dan bij sneller aanpassing het geval zou

zijn geweest.
De nodige versterking van de productieve kracht
van het bedrijfsleven zal vooreerst nog grote sober-
heid noodzakelijk maken en tevens voorzichtigheid in
het verstoren der verhoudingen. De ,,cost” die voor
de ,,baet” uitgaat, ligt thans niet voor het grijpen en de ,,baet” is nog zeer onzeker. Gaat men die ,,haet”
al van te voren besnoeien, dan verkleint de kans, dat onze industrie weer in de mogelijkheid komt om het
levenspeil der arbeiders verder te verhogen, zoals
ook de meeste industriëlen dat nuttig en wenselijk

achten.
Wat de industrie in dit tijdperk van gehoopt her-
stel naast arbeidsvrede nodig heeft is bewegingsvrij-
heid en vermindering van lasten.
Al is er reden tot grote dankbaarheid voor veel,
dat de Overheid in het belang van de industrie ge-
daan heeft in de jaren, dat telkens weer andere em-
stige gevaren dreigden, het geheel der maatregelen
en de wijze van uitvoering hebben niet tot de alge-
mene overtuiging geleid, dat die overheidsbemoeiing
met het bedrijfsleven naar meer doet verlangen.
Mijn indruk is, dat juist dat type ondernemers
op verschillend gebied, aan wie tot dusverre Neder-
land zijn bloei het meest te danken heeft, het hardst
verlangen naar vrijheid, omdat zij eerst dan weer
hun onderneming tot hoogste nuttige productiviteit kunnen brengen. In de gelederen der nieuwbakken
ordenaars ontwaar ik slechts weinig beproefde en
geslaagde ondernemers, ook niet dezulke die grote
verdiensten hebben als organisatoren van vrijwillige
samenwerking in hun bedrijfstak.

Gij zult

eens zijn, dat ons volk
gezamenlijk te verlriiken heeft wat het in totaal
produceert en dat die totale nuttige productie de
som is van het rendement van talloze ondernemingen,
die ieder afzonderlijk
ih
de eerste plaats afhangen

‘an de bekwaamheid van zijn leider en de gelegen-
heid, die hij heeft om zijn bekwaamheid in daden
om te zetten. Dit wil allerminst zeggen, dat er

niet met grote zorg moet gestreefd worden naar
samenwerking en naar collectieve hehartiging van
gemeenschappelijke belangen en – om maar één nog
vaak verwaarloosd middel te noemen – moordende
concurrentie op een tijdelijk ingekrompen markt
moet vorden vermeden en moet plaats maken voor
overleg. Doch wat daarbij voorop moet staan, is dat
niet wordt toegegeven aan de drang van onervarenen
en ondeskundigen en dat geen invloedrijke taak of
macht aan dezulke wordt gegeven. In een oudejaars-
avondbeschouwing las ik dezer dagen: ,,Als de pro-
blemen van Staat en gemeenschap te ingewikkeld
worden, vertrouwt men ze toe aan op dat gebied
slechts theoretisch geschoolde of ongeschoolde gees-
ten” (NRC. 30-12-36, De Toestand). Aan dat ge-
vaar, dat in menig land tot grote onheilen heeft ge-leid, is Nederland wat het bedrijfsleven betreft niet
geheel ontkomen. Een groot voordeel zal de opleving
in de wereldconjunctuur aan Nederland brengen, als
daarmede een einde komt aan de grote macht van
theoretisch geschoolde of ongeschoolde krachten en de ondernemingsgeest weer meer vrijheid krijgt. De
devaluatie van de in jaren van moeilijke arbeid ge-
schoolde en geselecteerde leidende figuren in Staat èn maatschappij, is een der noodlottigste verschijn-
selen in de bezeten wereld, waarin wij op het oogen-
blik leven.
De groote onzekerheden, waarvoor wij staan, manen
tot verhoogde voorzichtigheid, maar maakt het niet
minder nodig, dat de ôndernemers met volle energie
en moed de nieuwe mogelijkheden aangrijpen om hun
bedrijf te versterken en op te voeren tot nieuwe
bloei of tot nieuwe strijd of tot een nieuwe honger-
kuur.
Tot de tijdelijke oorzaken van opleving voor een
groot deel der Nederlandse bedrijven reken ik ook
de
devaluatie
of hoe men deze muutacrobatiek ge-
heft te noemen. Zolang het fatsoenlijk wordt ge-
acht, dat ieder land naar zijn vermeende behoefte
door dat middel zijn overeengekomen verplichtingen
eenzijdig herziet, ontbreekt het vertrouwen en de sta-
biliteit, die onmisbare bestanddelen zijn van eeii ge-
zond internationaal ruilverkeer.
De laatste monetaire gebeurtenissen zouden naar
aller voorspellingen vele belemmeringen in dat ruil-
verkeer opheffen, maar tot dusverre zien we daar-
van nog niet veel. Zelfs werd in ons parlement door
de Regering gesproken van de versterking van het
handelspolitiek arsenaal. In ons officiële tijdschrift
,,Handelsberichten” van 24 Dec. jl. las ik: ,,Ten slotte zijn steenkolen van enorm gewicht in de handelspoli-
tieke strijd dezer dagen, waarvan met alle onge-
geneerdheid en met alle kracht wordt gebruik ge-
maakt, wanneer de behartiging der economische en
commercieele belangen zulks schijnt te vereischen”.
Zo’n uitlating geeft mij niet de overtuiging, dat de
moderne methoden van handeldrijven op den duur
een beter handelsverkeer zullen geven dan de metho-
den, die vrije kooplieden toepasten in een vroegere
periode.
Dat Minister Colijn het een goed ogenblik heeft
geacht-om de namen Ouchy en Oslo in herinnering
te brengen, wekt aangenamer gevoelens.
Laat ons hopen, dat de herstelkrachten die iii
1936 hun bestaan toonden, sterker zijn dan hun
vijanden en dat in alle machthebbers en diplomaten een oprechte vredeswil de overhand krijgt en zij de
kracht en het beleid bezitten, nodig voor hun hoogst

verantwoordelijke post. –

C. J
P. ZAALBERG.

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

51

DE COPRA-MARKT IN HERSTEL.

Onder cle voor Nederlandsch-Indië belangrijke
producten, die in den loop van 1936 een radicale
marktverbetering te zien gaven, is copra een der
voornaamste.
Alle oliezaclen en eetbare vetten hebben in de crisis-
jareu na 1929 noteeringen gezien, zSS laag als te
voren niet geregistreerd werden. Bekend is het voor-
beeld van lijnolie, waarvan na een daling tot op ca.

f
9 per 100 kg, door statistici verzekerd werd, dat
in 250 jaren zulk een lage prijs niet was voorge-

komen.
Ook copra zat in dezelfden hoek. Terwijl de laagste
noteering voor Nederlandsch-Indische f.m.s. (= fair merchantable sundried) op de Nederlandsche markt
vSSr den oorlog geboekt stond met
f
17% i)r 100 kg,
was cle laagste prijs in de crisisjaren

1929 …….. f24%

1033 ……..
f7%

1930 ……….17%

1934 …….. .,6%

1931 …….. ., 12.—

1935 ……….734 1932 ……..
..11%

In aanmerking nemend het bedrag aan vracht, em-
ballage, kortingen, onderwicht, dat in deze prijzen
begrepen is, is het duidelijk, hoe weinig gedurende
de laatste jaren de Indische bevolking (copra toch
is voornamelijk een ,,native” product) per picol
copra ontving, en hoe catastrophaal dit, naast de
daling van andere Indische producten, op de koop-
kracht der millioenen inlanders moest uitwerken.
Het jaar 1935 beteekende het keerpunt voor de
markten van oliezaden, oliën en vetten. Een keer-
punt, dat – als meestal – slechts als zoodanig werd
gezien en erkend, toen het achter den rug lag. De
druk van opgeslagen en stoomende voorraden van
katoenzaadolie, walvischtraan, reuzel, copra, grond-
noten en soyaboonen was voorbij, en op basis van de
lage prijzen ontwikkelde zich langzaam aan meer
consumptievraag, daarbij vooral gesteund door zich
baanbrekende economische verbeteringen in verschil-
lende belangrijke gebieden.
Ook voor copra gaf 1935 een begin van verlich-
ting. Een prijs van
f 1036
werd bereikt, een ver-
betering van 50 pOt. tegenover het laagste punt,
maar toch altijd nog slechts de helft van wat vSSr
1914 als een ,,lage”
prijs
werd aangezien. Het jaar
1936 echter gaf eerst de snelle prijsstijging, die noo-
dig was, om het artikel – en de producenten
uit het moeras te doen geraken. Tot eind September schommelden de noteeringen
nog tusschen
f
934 en
f
11%, maar de depreciatie
van den Gulden scheen wei het signaal voor een race.
De 25 pOt. devaluatie-winst bracht den prijs op ruim

f
14, en daarna ging deze – tijdelijke reacties uitge-
zonderd – constant opwaarts. Volgens de statistiek
van de E.-S.B. was de gemiddelde noteering op de
Nederlandsche markt:

September 1936 ……….
f
11.2734
October

,,

………. ..13.87%
November

………… ..16.1234
J)eeember

,

…………19.65

terwijl 1937 met een snelle stijging tot
f
22 het
tempo vervolgde.
Dit heteekent een hausse van ongeveer 100 pOt. in
nauwelijks 4 maanden, of, de depreciatie-winst ter-
zijde latend, van bijna 60 pCt.
Deze stijging moet een stimuleerenden invloed heb-
hen op liet welvaartspeil van Nederlandsch-Indië. In
den totalen wereldexport van copra in 1935, 1.173.000
ton, had Indië een aandeel van 41 püt. of 485.000
ton.
1)
Een matig gehouden berekening toont aan, dat
de stijging sinds September een meerdere opbrengst
van de geëxporteerde copra voor Indië per jaar van
ruim t 40 millioen heteekent. Daarbij komt de meer-

t)
Medecleelingen No. 137 van jhet Centraal Kantoor voor
cle Statistiek, Batavia. ,,De landbouwexportgewasen van
Xederlandsch-Indië in 1935″.

dere waarde van de
in
Indië zelf geproduceerde en
geconsumeerde cocosolie.
1)

* *
*

Wanneer men de factoren overziet, die tot dit
merkwaardig herstel van de oliezaden-markt in het
algemeen, en van copra in het bijzonder, hebben bij-
gedragen, kan men onderscheiden tusschen kunst-
matige en natuurlijke oorzaken.
De maatregelen van President Roosevelt hebben
ongetwijfeld een ,,extra” inkrimping van den katoen-
oogst der laatste jaren, en daarmede een geringere
opbrengst van katoenzaad resp. katoenzaaclolie, be-
werkt. Ook de Amerikaansche maatregelen tot prijs-
verbetering van granen moesten een betere tendens
voor varkens (,,wandelende maïskorrels”) en der-
halve voor reuzel medebrengen. Daarnaast kan nicn
ook de devaluatie (in cle verschillende vormen) noe-
men, die de waarde der grondstoffen uiteindelijk, in
geld uitgedrukt, omhoog moest brengen. Onloochen-
baar is dit alles een stimulans geweest voor prijs-
verbetering.
Toch zal, als men viaagt naar de oorzaken voor
het prjsherstel, het accent meer op de natuurlijke
oorzaken moeten vallen.
Vooreers

t is er het normale verschijnsel, dat de in
den eersten tijd der crisis zwaar drukkende geaccumu-
leerde voorraden door en na de prijsafbraak hun weg
vinden naar de consumptie. De lage prijzen – voor-
al indien Overheidsmaatregelen den invloed daarvan
niet te veel neutraliseeren – resulteeren in meer-
dere consumptie. Zoo steeg het verbruik van eet-
bare vetten in de Vereenigde Staten van 46 lhs. per
hoofd in 1933 tot 51 lbs. in 1935. Dit beteekende
alleen reeds een meerder verbruik van 300.000 ton per jaar in de Vereenigde Staten, terwijl voor 1936
een verdere stijging van het verbruik is geraamd van 250.000 ton. Eenzelfde verschijnsel viel in Engeland
te constateeren.
Vervolgens heeft de droogte in de Vereenigde Sta-
ten, vooral in 1934, daar sterk tot mindere productie
van granen, en dus ook van dierljke vetten, geleid,
en dus tot hoogeren import genoopt. Onder invloed
daarvan steeg de totale import van vetten in de Ver-
eenigde Staten (oliezaden omgerekend tot equivaleut
in olie) van 650.000 ton in 1934 tot 1.100.000 ton in
1935.

Deze factoren hebben sterk bijgedragen tot – de
liquidatie van de excessieve voorraden van granen,
die weer de markt van oliezaden ten goede kwam, en
66k tot de liquidatie van de surplus-voorraden van
reuzel en katoenolie in de Vereenigde Staten, en van
valvischtraan in Europa. –
In 1935 was de productie, zoow’e-1 van granen als
van oliezaden, binnen normale grenzen gebleven, zoo-
dat in 1936 geen prijsdrukkende voorraden meer
boven de markt hingen.
Waar juist 1936 een duidelijke verbetering der economische verhoudingen bracht, zij het in alle
landen niet in dezelfde mate, moesten onder de hier-
voor geschetste omstandigheden copra en alle olie-
zaden daarvan onmiddellijk profiteeren.
Daar komt nog een ,,natuurlijke” factor hij. Tij-
dens een daling gelooft vrijwel ieder consument en
handelaar aan nog lagere prijzen, maar ook het om-gekeerde is waar. Zao treft een prijsstijging, vooral
na een lange . periode van dalende en lage prijzen, meestal de consumenten in -een positie van onver-
zorgd-zi.jn voor de toekomstige behoeften, deze con-
sumenten worden — als de prijzen dan geleidelijk
oploopen – onrustig, en gaan over tot voorraadvor-
ming of tot grootere aankoopen op latere levering.

• 1)
De waarde van de Sumatra Palmolie is natuurlijk
mede opgeloopen, hoewel niet in dezelfde verhouding als
copra. Van midden September 1936 tot heden steeg cle
waarde van
f
16% tot f2734 per 100 kg. Bij een uitvoer
van 150.000 tom is dit een meerdere waarde van es.

f
15 niillioen per jaar.

52

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

Daarmede wordt aan de stijging dan nog een extra
stimulans gegeven.
Dehausse in copra is een duidelijk symptooiu van
het herstel, ook al wordt niet over het hoofd gezien, dat een deel van dat herstel terug te voeren is op de
hewapeningsmaatregelen, op de daardoor ontstane
meerdere werkgelegenheid (en meer vetverbruik door
nu arbeid verrichteude vroègere werkloozen), en op

de ,,verdedigings”-maatregelen van verschillende lan-den in het aanleggen van grootere voedsel-reserves.
Voor Nederland is deze prijsstijging uitermate wel-
kom door de verbetering, die ze voor Indië hetee-
kent. Maar ook om de mogelijkheid tot een meer
natuurlijk verband van ons bi nnenlandsch prijspeil
met het huitenlandsch niveau, welke mogelijkheid iii
eerste instantie reeds door de Gulden-depreciatie
werd geschapen. Dat natuurlijk verband toch was in

de crisisjaren
hopeloos
verbroken. In den tijd, dat

prima margarine in Engeland te koop was tot 5 d.

(detailprijs), of hij een koers van
f
7 voor het Pond,

pariteit van 30 cent per kg, betaalden onze arbeiders

meer dan
f 1
per 1 kg margarine, als gevolg van

den accijns op dit belangrijk en onmisbaar volks-
voedsel en van de- contingeuteering der productie, een en ander in het belang van de zuivel-industrie. En toch moesten die arbeiders (althans in de onbe-
schutt bedrijven) op de wereldmarkt concurreeren!
Thans is de verhouding aanmerkelijk verbeterd.

Bij een noteering van 7 d. in Engeland (=
f
0.60

per kg) noteert hier prima margarine
f
1.04 per

kg. Het onderscheid is nog groot, te groot, maar
niet meer zoo onmogelijk wijd.
1)

J. WILSCHIJT.

) De Rijkseenheid-voorstanders (en wie zijn dat niet?)
mogen bedenken, dat N.O.I. de grootste copra-exporteur
der wereld is, en dat de Rijkseenheidgedachte niet eenzij-
dig kalk worden toegepast, door voor den Nederlandsuhen
expoPt plaats en bescherming te vragen op de Indische
niarkt, en tegelijk den invoer
van
de Indische pioducton
te belemmeren.

DE RIJKSMIDDELEN OVER DECEMBER 1936.

Evenals de eerste twee maanden van het laatste
kwartaal van het zoo pas verstreken jaar, heeft odk
de maand December voor een gunstig Middelenover-
zicht gezorgd. Toch werd het in October en Novem-
ber jI. bereikte peil niet gehandhaafd. Er was weer
een kleine teruggang merkbaar en daaraan is het toe
te schrijven, dat het in totaal voor 1936 geraamde

opbrengstcijfer niet geheel werd gehaald. Niettemin
ziet de middelenstaat er ditmaal niet onbevredigend
uit. De niet-directe belastingen brachten
f
33.684.900

op tegen
f
31.381.900 in December 1935 en vertoo-

nen derhalve een stijging van
f
2.297.000. In dit

voordeelig verschil werd bijgedragen door de divi-
dend- en tantièmehelasting, de invoerrechten, het
statistiekrecht, de geslacht- en de gedistilleerciac-
cijns, de belasting op gouden en zilveren werken,
de omzetbelasting, de couponbelasti ng, cle zegelrech-

ten, de registratierechten, de successierechten en de
loodsgeldeu. Het gunstig resultaat kan dus maar zeer
ten deele een gevolg zijn van de depreciatie van den
Gulden. Minder brachten op de zout-, de
wijn-,
cle
bier-, de suiker- en tabaksaccijns. Aangeteekend zij
nog, dat de totale gemiddelde raming in Decembcr

ji. met een bedrag van
f
2.724.500 werd over-

schreden.
Door de hoogere ontvangsten van het laatste kwar-
taal maakt het Jaaroverzicht een heel wat beter
figuur dan aanvankelijk werd verwacht. De -totale
opbrengst over de twaalf maanden van 1936 be-
draagt f 370.925.400 tegen
f
366.409.800 in het

vorige jaar en hij een jaarraming van
f
371.525.000.

Acht middelen (de dividend- en- tantièmebelasting,
het statistiekrecht, de geslachtaccijus, de belasting
op gouden en zilveren werken, de omzetbelasting, de

coupoubelasting, cle zegelrechten en de successie-
rechten) brachten meer op dan in 1935, tezamen tot

een bedrag van
f
13.344.000 De overige negen mid-

delen gaven gezamenlijk een lagere ontvangst van
f 8.828.400. De raming werd hij elf middelen over-troffen; slechts bij den zoutaccijns, den wijnaccijns,
den gedistilleerdaccijns, den tabaksaccijns, de regi-
stratierechten cii de successierechteri werd zij niet
bereikt; liet geheel maakt een niot-onl)eVredigetldefl

indruk, al mag niet worden verheeld, dat de groep

der
accijnzen
een bedenkelijke inzinking vertoont,

welke bepaald zorgwekkend is te achten. –
De dividend- en taiitièrnebelasting gaf een voor

de maand December nog zeer belangrijke opbrengst (van f691.900). Daar de middelenstaat van Decem-ber 1935 een negatieve ontvangst vermeldde, omdat
cle teruggaven de ontvangsten overtroffen, betee-
kent de opbrengst der afgeloopen maand een accres
van f 755.900. Hierdoor steeg het surplus over de

twaalf maanden van het jaar tot
f
3.412.000. Boven-

dien kan met voldoening w’orden geconstateerd, dat

de totale raming met
j
95.400 is overschreden. In

hoofdzaak zal dit gunstig resultaat wet te danken
zijn aan de opcenten, welke worden geheven inge-
volge de wet van 20 December 1935 (Staatsblad Nh.
725), doch ook afgezien hiervan is de loop van dit

middel niet onbevredigend.
De invoerrechten wezen een stijging aan van
f.38.300. De ontvangsten van December 1935 waren
intusschen Vrij hoog; op zichzelf beschouwd is de
opbrengst van de afgeloopen maand aanzienlijk, im-

mers
f
666.800 meer dan de maandraming. Daar
ook de beide voorafgaande maanden ruime baten
opleverden, mag hier veilig de invloed van de jong-ste maatregelen op monetair gebied worden gezien,
welke een verhooging van den prijs der buitenland-
sche artikelen hebben veroorzaakt. De stijging van
het statistiekrecht (ditmaal met f 56.700) doet zien,
dat ook de omvang van onzen gebeden buitenland-
schen handel is toegenomen. De jaarraming werd bij
de invoerrechten overschreden met f 2.243.300, bij

het statistiekrecht met
f
21.3.500.
Hierboven werd reeds gewezen op den ongunstigen loop van de accijnzen. Alleen de geslachtaccijns wijst
een eindcijfer aan, dat uitkomt boven de ontvangsten

van 1935 (surplus
f
668.200). Wat de raming be-

treft, deze werd slechts bij -‘den geslachtaccijns, den
bieraccijns en den suikeraccijns overtroffen. In de
afgeloopen maand liep de zoutaccijns terug met
f 27.500. Daarentegen leverde de geslachtaccijiis
f 38.500 meer op door de hoogere rundveeprjzen. De

wijnaccijns daalde met f 17.600. De gedistilleerd-
accijns gaf een vermeerdering te zien (van f 284.900),
doch deze toeneming is slechts schijnbaar, daar dc
maand December ditmaal een crediettermijn meer
telde dan in het vorige jaar. De bieraccijns liep

terug met
f
157.000. Dit middel ondervindt in ster-
ke mate den invloed van de crisis. In totaal werd

in het afgeloopen jaar
f
1.279.600 minder geïnd dan

in 1935. De suikeraccijns vertoonde een scherpe da-

ling (van
f
1.204.000), doch voor dit middel telde
December ditmaal vier verschijndagen van den ere-
diettermijn tegen vijf in 1935, waardoor de terug-gang een heel wat minder ernstig karakter draagt.
Bovendien mag niet over het hoofd worden gezien,
dat de suikeraccijns n het tede halfjaar van 1936
‘veel ruimer heeft gevloeid dn in de eerste zes maan-
den.. Tenslotte de tahaksaccijns, .die een decres te

zien gaf van
f
116.000. Het verbruik daalt nog steeds
en richt zich vooral op de goedkoopste soorten rook-.

.gerei. –
Van den maatregel van het loslaten van den gou-
den standaard valt bij deze groep van middelen niets
•te bespeuren; door de crediettermijnen, die bij deze
heffingen worden :toegestaan, zou een dergelijke in-
vlöed ‘trouwens toch eerst over eenige maanden merk-

haar zijn.
De belastilig op gouden en zilveren werken gaf

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

53

f
6.800 méér. De omzetbelasting maakt geen kwaad
figuur; de opbrengst bedroeg
f
64.600 meer dan in
December 1935, wat na de zeer hooge ontvangst van
November ji., waarin de grootere kooplust van het
publiek onmiddellijk na de depreciatie van den Gul-
den te onderkennen viel, niet onbevredigend is. In
totaal heeft 1936
j
1.330.400 meer opgeleverd dan
1935, door grootere omzetten en een hoogere op-
brengst van het bijzonder invoerrecht. Met de cou-
ponbelasting blijft het goed gaan; na, de geringe
daling van November jl. gaf December weer een be-
langrijk overschot boven de gelijknamige maand van
1935 (toeneming f 258.900). De ontvangsten over
twaalf maanden overtreffen die van 1935 met
f
672.500.
De z.g. conjunctuurheffingen ondervinden een
gunstigen invloed van het loslaten van den gouden
standaard. De zegelrechteii leverden
f
943400 meer
op, waarvan
f
326.000 op rekening komt van een
ruimer vloeien van de beursbelasting. De groote be-
drijvigheid ter beurze van den laatsten tijd komt
hierin tot uitdrukking, al is er ook, vergeleken met
November, een kleine daling te bespéuren. Ook de registratierechten verbeterden een weinig, dank zij
de opcentenheffing; ditmaal werd
f
117.200 meer
ontvangen dan in December 1935, al werd ook de
niaandrarning niet geheel bereikt. Gerekend over
twaalf maanden hebben de zegelrechten
f
3.734.900
méér, de registratierechten daarentegen
f
770.800
minder opgeleverd dan in 1935.

De successierechten gaven ditmaal weer een hooge
opbrengst, ni.
f
4.066.100, of
f
1.232.900 meer dan
in December 1935 en bij een gemiddelde raming van

f
3.400.000. Met de monetaire maatregelen heeft
deze stijging echter niets te maken; de oorzaak is te
zoeken in de 20 opcenten, welke thans krachtig door-
werken. Het jaar 1936 verschafte in totaal een sur-
plus van
f
3.349.700 boven het vorige. Dat de totale
raming niet werd gehaald (nadeelig verschil

f
2.742.400) moet worden toegeschreven aan de om-
standigheid, dat de opcentenheffing haar werking
eerst na ongeveer negen maanden deed gevoelen, ter-
wijl de jaarraming in verband met de bedoelde op-
centen
f
7.800.000 hooger was gesteld. De loodsgel-
den liepen opnieuw op (thans met
f
21.100). Er is
opleving in het havenbedrijf. In 1936 kwam

f
1.976.200 minder binnen dan in 1935, gevolg van de sterke verlaging van het tarief.

Over de Directe Belastingen valt weinig te zeg-
gen, daar de in den loop van December jl. tot stand
gekomen wijzigingen van uiterst weinig belang zijn.
Melden wij alleen, dat de grondbelasting, vergeleken
met het vorige jaar, een vooruitgang vertoont van

f
197.700, hetgeen als een normaal accres kan wor-
den beschouwd. De inkomstenbelasting laat een stij-
ging zien van
f
2.337.900 en de vermogeushelasting
van
f
756.700. Deze vermeerdering is bij beide be-
lastingen door de verhoogde opcenteuheffing veroor-
zaakt. De verdedigingsbelasting 1, waarop geen op-
centen worden geheven, en de Belasting van de doode
hand staan op een lager niveau (teruggang resp.
f111.100 en f233.200).

AANTEEKENINGEN.
Twee nieuwe clearingverdragen.

Nadat de handel met Italië ongeveer 15 maanden
bijna geheel heeft stil gelegen is door het nieuwe
handelsverdrag en aansluitend daaraan tot stand ge-komen clearingverdrag weer de basis gelegd om dit
verkeer opnieuw ter hand te nemen. Dat dit eerst

ruim een half jaar na de opheffing der sancties kon
gebeuren is eeuerzijds toe te schrijven aan het feit,
dat de Italiaansche Regeering als gevolg van de
sanctiepolitiek weinig toeschietelijk was in de on-
derhandelingen, terwijl anderzijds er een moeilijk
punt in de besprekingen was, nl. de achterstallige
vorderingen op de clearing, en die welke op geblok-

keerde rekeningen in Italië uitstonden uithoof de
van exporten véér de eerste clearing alsmede in de
sanctieperiode. Tot op zekere hoogte hadden intus-
schen de laatste moeilijkheden zichzelf opgelost door-
dat de stortingen iii de clearing aan Nederlandsche
zijde langzamerhand het heele tekort op de rekening
A hadden doen verdwijnen en een belangrijk deel van het deficit op de B-rekening uit het overschot

kon worden gedeigd. Er bleef dus slechts over een
regeling te treffen voor het resteerende tekort op de
B-rekening van ongeveer een half millioen en de ge-
blokkeerde saldi, die ook op ruim een half millioen
te taxeeren zijn.

In het nu tot stand gekomen clearingverdrag
heeft men voor de afwikkeling denzelfden weg ge-kozen die destijds ook voor de Duitsche clearing is
gevolgd en die op één of andere. wijze ook de basis
is geweest van alle andere betalingsovereenkomsten
door Italië in de laatste maanden gesloten, nl. uit de
nieuwe clearing een percentage opzij zetten om daar-
uit de oude vorderingen te dekken. Dat percentage
is vastgesteld op 10, waarvan de helft wordt ge-
bruikt om de vorderingen op geblokkeerde Lirereke-
ningen af te wikkelen en de andere helft voor het
restanttekort op de Indische B-clearing, dat bepaal-de leveringen betreft met welker exporteurs een re-
geling is getroffen. Aan te nemen is, dat op die
wijze beide soorten achterstallige vorderingen in on-
geveer een jaar zullen zijn gedelgd.
Eet nieuwe clearingverdrag vertoont in vergelij
king tot het oude dit principieele verschil, dat voor-
zoover importeurs koopen in een andere valuta dan
de eigene, de betaling in de clearing niet geheel met
bevrjdende werking geschiedt. Een importeur in Ne-
derland die van een Italiaansche leverancier in Gul-
dèns koopt en in de clearing stort is bevrijd. Koopt
hij echter in Lires of een andere valuta dan stort hij
op de vervaldag Guldens tegen de alsdan vast te
stellen koers, maar krijgt t.z.t. de Italiaansche ver-
kooper van het Istcambi minder Lires of Ponden of
andere overeengekomen valuta dan moet de Neder-
landsche importeur dat verschil nastorten. Voor de
Italiaansche importeur die in Guldens koopt, geldt

dit echter niet, want aangezien de clearingrekening over en weer in Guldens wordt gevoerd, draagt het
Istcambie in Italië het risico van den Gulden. Vermelding verdient tenslotte nog het feit, dat de
overzeesche gebiedsdeelen geheel uit de clearing zijn
gelicht, in afwijking met het vorige clearingverdrag
en met de nieuwe Duitsch-Nederlandsche clearing,
waarin voor en na het Rijk buiten Europa besloten
blijft. De overweging is waarschijnlijk geweest dat
Italië de Indische grondstoffen, voor zoover het deze
noodig heeft, ook wel in vrije deviezen zal betalen.
De vorige clearing ging er trouwens ook vanuit, dat
een tekort op het handelsverkeer met Indië – dat
daartoe apart werd geadministreerd op de z.g. B-
rekening – in deviezen zou worden aangezuiverd.
Door de bijzondere omstandigheden, die toen zijn in-
getreden is dat niet gebeurd, met het gevolg dan ook,
dat deze rekening een groot deficit aanwees. Om
herhaling van dat experiment te vermijden wordt de clearing. opgeheven. Teneinde te bereiken dat Italië
van Indië ook zal koopen artikelen, die het misschien
niet zoo dringend behoeft, dat het er te allen tijde
deviezen voor over heeft, en wel in ruil voor de im-
porten die Indië uit Italië betrekt, speciaal waar
die import eigenlijk een gunst is die Itahë wordt
bewezen nl. bij gecontingenteerde artikelen, is be-paald dat die invoeren slechts mogen plaats vinden
in particuliere compensatie. Gereleveerd kan nog worden, dat in overeenstem-
ming met de betalingsregelingen die Italië in den

laatsten tijd met andere landen heeft getroffen het
ook voor het verkeer met Nederland in de bedoeling
ligt om de handelsbeweging dusdanig te regelen, dat,

met inachtneming van de bedragen die voorloopig
gereserveerd worden voor de. oude vorderingen, tot

54

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

een ongeveer sluitende rekening wordt gekomen.
Met andere woorden, men zal, zoolang de oude vorde-
ringen nog niet vereffend zijn, aansturen
01)
een

actieve Italiaansche handelsbalans, en daarna op een
ongeveer sluitende.

Kort voor cie totstandkoming van het nieuwe elco-
ringverclrag met itali.ë werd een nieuwe overeen-
komst gesloten met Duitschland, tegelijk ook niet een
nieuw handeisverdrag. Beide toonen ten aanien van

de vorige verdragen geen principieele veranderin-
gen. Nu cle rekeningen der achterstallige vorderin-
gen, t.w. Soncierkonto en Treuhiinderlconto afgewik-
kelci zijn, kon uit het nieuw clearingverdrag ver-
vallen de voorziening dat voor de liquidatie der re-
keningen 14 pOt. werd opzij gezet. Men heeft voor
het aldus vrijgevallen bedrag geen nieuwe besteni-
mi]ig gekozen, bijv. niet het aan de Reichsbank
komende vrije percentage verhoogd, evenmin de Ne-
d crimi dsehe exportco nti ngenten verhoogd, doch alles
hij het oude gelaten zooclat voorloopig cie vrijgeval-
len bedragen zuilen strekken tot inloopen op liet te-
kort in de clearing. Aangezien elke drie maanden
ond erhan delci wordt over de betali ngseonti ngen ten,
kan men dus elk kwartaal beslissen of men dat zoo
wil laten of een deel bestemmen om de contingenten
te verhoogen. Vooral van Duitsche zijde echter
schijnt men gaarne het tekort zoo spoedig mogelijk
te willen zien verdwijnen, wellicht met de bedoeling
om dan te komen tot een regeling zooals die niet Engeland geldt en die niet het enge keurslijf van
een clearing met zich brengt. Of het daartoe echter
zal kunnen komen zelfs als het clearingtekort over
een jaar is verdwenen lijkt intusschien kwestieus. De
regeling der beta ii ngsco nti ngenten, die i uh aerent is
aan de bestaande clearing, beteekent voor de samen-
stelling van onze uitvoer een zeer nuttige contrôle
oiazerzijds. Van beteekenis is voorts nog dat in het
nieuwe bedrag niet voorzien is om uit cle clearing
gelden te putten tot afdekking van het restant van
de bekende tabaksask itransacti e waarvoor de import,
zoover bekend, nog steeds niet tenvolle is gevonden.
Hieruit zou men afleiden dat men meent dat alsnog
objecten. voor adclitioneelen invoer voor clie affaire
zullen worden gevonden v66r Ari1 1937, liet tijd-
stip dat in clie regeling is genoemd als moment
waarop uien de afwikkeling zou onder oogen zien
wanneer niet voldoende extra-import was gevonden.

Van meer technische dan materieele heteekenis is
voorts nog het feit, dat in. tegenstelling met de :[ta-
liaansche elearing de ui tsluitende O-ulclen scleari ng
is vervangen door één welke is gesplitst over de
valuta’s van beide landen. Het betreft hier zooals
gezegd echter veeleer een technisch-adminiStratieve
wijziging dan één clie materieel groote beteekenis
heeft, want voor en na worden de exporteurs die in
Marken verkoopen door het Olearing-Instittiut in
G-u idens gecred iteerd, zoodat het valutari sico gedu-
rei’ide den wachttermijn niet voor hun rekening kont.
Ki.

De oliepalmcultuur in Nederlandsch-Indië

Voor de ohiepaimproducten kan, aldus leze]) wij in
de jongste publicatie over het Centraal Kantoor van
de Statistiek over de Landhouwexportgewassen, op-gemerkt worden, dat de Nederlandsch-In.dische olie-
palmcultuur er in geslaagd is met succes te concur-
reeren tegen Afrika.
Een goed inzicht in de statistische positie geeft
een afzonderlijke beschouwing van palmpitten en palmolie. In tegenstelling met de copraproducten,
waar voor den uitvoer liet onverwerkte product copra
steik overweegt boven de olie, worden de palmvruch-
tea eerst tot olie verwerkt; uit de palmpitten wordt
in Nederlandsch-Indiö echter geen olie gewonnen.
Van de palmpittert en palmolie afzonderlijk kunnen
de volgende overzichten worden gegeven.

Wereicluitvoer van paimpitten uit de productielanden,
in duizenden tonnen

1192511929119301
1931j
19321
19331
19341 1935

Afrika

…….
583
536 549 502
613
532
580
617*

Ned.-Indië….
1,5
7
10
12
18
23 25 30
lialakka

….



1
1
2
3
4

Wereldexport
584 543 559 515 632
557
608
651
Aandeel v.Ned.-
Indië in
0
/0
. .
0,31
1,3
1,81

2,3
2,81
4,1
4,1
4,6

Werelduitvoer van palmolie uit de productielanden,
in duizenden tonnen

19
2
51
1929
1930
1931
1932
1933 1934 1935

194
206 216
193
189
214
192
243
Ned.-Indië….
7
36
43
61
85
116
122 143
Afrika

……..

Malakka

….

2
3 5 8
13
16
25

Vereldexport.
201
244
267 259
282
343
330
411
Aandeel v.NecI.-
Indië in
0
/0
..
3.51
15,2
17,91
23,5
1

30,01
33,8
37,01
34,8

Het valt op, dat de beteekenis van. Nederiandseh-
Indië als leverancier van palmolie veel grooter is
en ook veel meer gestegen is dan als leverancier van
palinkernen. De palinolie-uitvoer van Afrika is in
1935 51.000 ton meer dan in 1934 en 29.000 ton meer
clan in 1933, terwijl de export van Nederlandsch-
Indië gestadig toeneemt.
Dat de verhouding van de uitvoeren van palmolie
en palmpitten ten opzichte van elkaar voor Afrika
geheel in het nadeel van palmolie uitvalt en voor
Nederlandsch-Indië tea voordeele van palmolie, is toe
te schrijven aan verschillende factoren, zooals het
hooger oliegehalte der palnivruchten op Sumatra en
de betere olie-extractie (Sumatra 85-95 pOt. en hoo-
ger
3),
Nigeria 55-05 pOt.
2),
het lagere percentage
der kernen op Sumatra en de relatief groote, binnen-
landsche consumptie der palmohie in Afrika
3),
welke
alleen in Nigeria, het belangrijkste productieland, op
100.000 ton wordt geschat tegenover een uitvoer van
rond 125.000 ton, terwijl ook een gedeelte van, liet
vruchtvieesch verloren gaat
4))

De productie bedroeg in 1935 voor Nederlandsch-Indië bijna 5000 ton meer dan de uitvoer.
Stelt men het oliegehalte der paimpitten, zooals
door de bekende oliefirma Frank Febr
5)
wordt ge-
d:on, op 45 pOt., dart is liet aandeel en de wereki-
uitvoer uit de produetielanden van palrnpitten en
-olie tezamen omgerekend tot olie voor Nederlandscb-
Indië gestegen van 1.6 pCt. in 1925 tot 22 pOt. in
1934 en eveneens 22 pOt. in 1935.

*) Gedeeltelijk geschat.

Fiekeudey und ]3lonmieiiclaal. Oelpalnic
blz. 184. A.
Luytjes. Dc stand van de oliepalmcultuur
01)
de Oostkust
van Sumatra. en Atjeh.

Colonial Report for Nigeria
1932.
Will)’
J-[eiini.ng, ])ie Production
von
Palunöl un.d
.PaImkerneu iii den Exportgebictea clieser Erzeugnisse
1931
•blz.
20.

) Iii Franseh Aequatoriaal Afrika.
5)
Frank Febr and Company, Review
of
the Oilseed,
011 and 011 Cake Markets for
1932
blz.
:15.

MAANDCIJFERS.

EMISSIES IN DECEMBER 1936.
P.rov. en Gemeentelijke Leeningen
1)
f
21.117.750,-
zijnde: Neclerlan cl
Gemeente ])elf t
f
1.200.000
3% %
oblig. ic
97%
% f
‘1.173.000
Gemeente Nijmogeu
f1 1.900.000 ‘) 3% % oblig.
is
98% %

……………i.S.66.
7
50
Gemeente Rotterdam
f7.500.000′) 4% oblig.
is
99% % ……………..7.283.750

20Januari
1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

55

Gemeente Rotterdam
f7.500.000 4 % o’blig. 2
99% %

……………f7.481.250
Gemeente Tilburg

f
1.000.000 4 % oblig. Li
100 %

………………1.000.000
Gemeente Vlaardingen

f
2.350.000) 4 % eblig.
2 100%

…………….
51.000
Genieeiite Winschoten

f
1.400.000) 4 % oblig.
2 100 %

……………..
741
.000
Vcderlandsch-Iadié
Provincie Oost-Java
f2.lOO.000
(1
) 4 % oblig.
2
100h %

……………
1
.
521
.
000

Bank- en Oredietinstellingen. …….
.
f 1.400.000,-
j’Tcderi’ndsc1oj,ijië
Obliqati6n:
Cred ietba.n k voor Nederl
.-


Jiidisehe Gemeenten („n
Ressorten

f 1.400.000
7)

4 % oblig. 2 100 % ..,, 1.400.000

Industrieele ondernemingen
……..
,,

825.000,-
zijnde

.A.ancleeien;
Kon. Pharinaceut. Fabrie-
ken vfh. Brocades-Stliee-
• man en Plarmacia

f
500.000 •ge’. aandeelen
2 165 % )

…………
f

825.000

Rubher-Maatschappijen
…………
,,

800.000,-
zij ide:

jl.o.n.deleu:
– Sumatra Caoutchouc

f
500.000 aand. 2 160 % ‘) .. 800.000
Kerkelijke Leeningen
10)

Totaal
……
f 24.142.750,-

1
) Bovendien conversie: Prov. Gelderland
f
5.162.000
3%.
% oblig. 2 09%
%.
Prov. Utrecht f2.427.000 3% %
oblig. 2 100
%.
Gem. Leiden f1.500.000 3%: % obli.g. 2
98
%.
Stadsgeni. I3atavia f’l.052.000 4 % oblig. 2 100
%.
Cent. Soerabaja f5.615.000 4 % oblig. 2 100
%.
9)
Waarvan reeds f 750.000
01)
e’riiissievoorwaarden is
geplaatst.
) ‘on het netto pro’e1lt1 is f 160.000 noniinaal afge-
trokken ten behoeve van het Pensioenfonds R.E.T.M.. welk
bedrag van openbare emissie is uitgesloten.
4)
Van het netto-provenu derer leening is een bedrag
van
f
2.299.000 voor conversie afgetrokken.
‘) Van het netto-provenu dezer leetiing is een bedrag
‘aii
,f
659.000 voor conversie afgetrokken;
0) Van het netto-proveriu dezer leeni ng is ccii bedrag
van f 589.500 voor eonveraie afgetrokken voor niet uit-

gelote oblig. van 4% % oblig. leening 1913 (voormalig
gewest Pasoeroean) en 5 % oblig. leening 1917 (voorinali.g gewest Kediri).
Van deze leening, groot f 1.900.000, werd f500.000
ouders’hands in Necl.-Tndië geplaatst.
Uitsluitend voor aandeelhouders 1 : 7.
0)
Uitsluitend voor aandeelhouders 1
t
6.
10)
Conversie:

Rente- Emissie-
Guldens voet

koers
pOt.

pCt.
Neci.

Her’.

Stichtingen

v.

Zenuw-
en

Geestesziekteu,

Amersfoort

. $50.000

4

.

99%
Geref. Kerk van Amsterdam

….100.000

4

100
Ver,

tot Stichting en

Instauclhou-
ding van

Scholen niet dcii i3ij’be],
ilillegersberg

……………….’3.700

‘4%

100
‘er.

,,Een

School

niet den

Bijbel”,
Rotterdam

……………….60.000

4%

100
R.K.

Paroehiaal

Kerkbestuur

v.h.
Allerheiligst

Hart

van

Jezus,
Utrecht

…………………….102.000

4

100

Bovendien:
disc.
Soha.tkiatpromessen:

Rendem.

basis
f 13.700.000 3ni.

kf

908.05

3.900.000 6-nh.

,. .,

996.50

Schatk’istbiljetteu:

f

2.395.000 1 -j.

2,. 1010.12

bijna 1

Emissies in 1936
(In Guldens.)
Nieuw.
kapitaal:

Conversies; Obligatiën

Aandeelen

Totaal
Jan. 110.209.850,-

110.209.850,-

2.266.700,-
Febr.

269.000,- 580.000,-

849.000,-


Mr-t.

292.831,87′

292.831,87′


April

1.050.000,-

1.050.060,-


Mei

120.000,-

120.000,-

50.000,-
Juni


Juii

46.987,50

46.987,50


Aug.

2.647.000,-

2.647.000,-

4.500.000,-
Sept.

1.286.720,-

1.286.720,-

16.459.000,-
Oct.

4.180.500,-

4.180.500,-

5.077.500
2

Nov. 104.700.000,-

600.000,-

105.300.000,-

25.881.000,-
Dec.

22.51 7.750,– 1.625.000,-

24.142.750,-

26.469.200.-

246.980.820,– 3.144.819,37′ 250.125.639
5
37′ 80.703.400,-

uVERZIGJIT VAN
DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS

Dec. 1936
1

1936

1

1935

Motorrijtuigenbelasting
1

1.1 74.489j

20.983.122 19.679.434
Rijwiellielasting

13.685

7.632.4551 7.641.410

Totaal
……….
1.188.174 28.615.577127.320.844

Resultaat van de rondvraag van de Internationale Vereeniging voor de Suikerstatistiek.

Dr. Gustav Mikusch te Weenen zendt ons onderataand overzicht van de Internationale Vereeniging voor

de Suikerstatistiek:

Aantal

Hoeveelheid

Suikerproduetie

± in procenten ten
fabrieken

Aantal

verwerkto bieten

in metrieke tonnen

opzichte val.i Liet
in bedrijf

ant-

in metrieke tonneii

ruwsuikerwaarde

voorafgaande jaar
woorden

. –
1936137

1.935/36

1936/37

1935136

1936137

1935/36

Verwcrkte productie

Duitschiand
………
.’. .

211

212

211

10.617.994

9.857.024

1.780.375

1.675.682

+

7.72

+

6.25
Tsjeeho.Slowakije

114

114

114

4.061.752

3.352.540

721.225

571.494

+
21.15

+ 26.20
Oostenrijk

– …………….7

7

7

821.376

1.146.992

146.063

205.870

– 28.39

– 29.05
Hongarije
………………
12

12

12

940.000

688.972

143.000

116.960

+

36.44

+

22.26
.
Joego-Slavië

…………8

8

8

742.804

584.791

100.892

89.816

+

27.02

± 12.33
Roemenië
…………….
3

13

13

480.000

775.000

72.000

134.549

– 38.06

– 46.49
Groöt.Brittnunië

.
f
18

18

18

3.467.450

3.532.314

571.975

548.762

1.84

4.23
lersche

Vrijstaat

4

4

4

825.000

572.185

97.000

89.018

+

9.23

+

8.97
België

……………..- 35

34

35

1.680.000

1.590.000

243.495

240.225

4-

5.66

+

1.36
Italië ……………….51.

. .

.

50 ……….,

. 2.291.300

2.175.500

326.000

310.780

+

5.32

+

4.90
Polen ………………
.60

61

60

2.573.000

2.484.023

47.800

444.600

+

3.58

+

2.97
Denemarken

………..9

.9

9

1.335.000

1.534.900

266.200

244.800

– 13.02

7.60
Zweden ……………..19,

19

19

1.787.417

1.840.767

299.195

294.501

2.90

+

1.59
Finland

……………1

1

1

83.000

70.690

10.900

8.855

+

17.41

+
25.94
Turkije (Eulop. en Aziat.)

4

3

4

409.805

334.046

73.512

59.808

+
22.68

+ ‘22.91

Totaal

……………..566

1

565

1

565 –

131.915.898 130.539.7441

5.269.632 1

5
035.5
20

+

4.51

1 +

4.65

56

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

Uit. December 1936 (in Guldens)
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1935.

AFDEELING la
Kohieren voor
den dienst
1936
1
)
_____I
1
.
Zuivere op-
Dir.
belastingen.
.
.
brengstover het
Bedragen,
welke zijn

N
Benaming der middelen
Bedrag van de
raming
tijdvak van 1
Jan. 1935tot en
. .
.

.
Benaming der.
terugge-
geven of
Cd
met de maand
Dec._1936
.
middelen


Totaal
bedra g
andersdan
Zuiver
bedrag
a
..

n
O; 5
.o

-.

.
wegens
betaling

.
Grondbelasting.
.
opde koh.
(Y
4
hoofdsom
+
20 opcenten
.
atgeschr.
.
i:r
op

de

hoofdsom der gebouw-

.
de eigendommen.)

9.870.000

9.959.795

Grondbelast. a)

10.26 3.097

51.352 10.211.745 10.014.030
Inkomstenbelasting
(hofdm
+
opeenten)
1)
. .

74.200.000
3)

67.462.379
1nkomstbe1. b)

67.510.543 1.929.328 65.58L214 63.243.355
vermogensbelasting
Vermogensbel. e)

16.888.949

171.400 16.717.550 15.960.842
(hfdsom
+
opcente.n)

)
. . . .

19.015.000
3)

18.194.976
Verdedig.bel. 1

8.370.218

102.254

8.267.965

8.379.031
Bel.v.d.doodehd.

1.617.520L266.508
12.174

1.605.346

1.838.542
Belasting v. d. doode hand

. . .

3.000.000

1.994.323
Totalen.
.

04.651.327

102383820 99.435.800
Divid.- en tantièmebelasting
.

12.000.000

10.483.410

a) Y4 hoofdom +
20 opeenten op de honfdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom
+
60-78 opcenten. c)
Uoofdsom
+
75 opcenten.

Rechten op den invoer …….97.500.000

89.239.047

Accijns op zout

…………

2.000.000

2.057.986
1)

Voor de belastingen naar nikomen en vermogen be-

Statistiekrecht

………….1.800.000

1.639.545

staan de vermelde bedragan uit
%
gedeelte van het bela-

Accijns op geslacht

………6.500.000

5.946.428

tingdienstjaar 1936/1937 en

gedeelte van het belasting-
1%
Accijns op

gedistilleerd

31.000.000

28.387.355

jaar 193511938.
2)

Voor de belastingen naar inkomen en
vermogen bestaan de vermelde bedragen uit
%
gedeelte van

Terdedigingsbel.

1

………..9.200.000

8.720.135

het belastingdienstjaar .193511936 en
Y,

gedeelte van het
belastingdienstjaar 193411935.
Belast. op gouden en zilverw.

550.000

497.041

Accijns op wijn

…………2.400.000

)

2.114.216

Accijns op

bier

………….10.000.000

8.446.236
Accijns op suiker

………..50.000.000

53.826.172

Rechten en boeten van zegel

6.000.000

16.109.663
.
AFDEELING Ib
Dec.
Seert
Overeen-

Overige middelén
1936
1Jan.
1936
p
komstige

eriode
1935

Accijns op tabak

…………34.000.000

33.963.299

Omzetbelasting

………….81.500.000

60.943.781
Couponbelasting

…………5.000.000

5.705.425

Rechten en boeten v. registr.

11.500.000

10.531.054
Rechten en boeten v. succes-
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel.
691.875
13.895.444
10.483 410
sie, v. overgang bij overlij-

Rechten op den invoer

7.666.753
86.243.266 89.239.022
den en v. schenking

33.000.000

34.707.931

Statistiekrecht

‘.:. .’.::
190.893

L813.472
‘1.639.545
Opbrengst der loodsgelden
.

2.600.000
5)

2.612.053

147.262
1.818.250
2.057.986
Totalen. ..

512.635.000

473.542.250
Accijns op geslacht

….
584.695
6.335.828
5.667.641
1) Ten behoeve

van

het

belastingdienstjaar

1934/1935
q68.845 1.950.395
2.114.239
werden 20, ten behoeve van het belastin.gdienstjaar 1935/

Accijns op zout

………..

Accijns op gedistili.

.
3.038.178 27.774.081 28.387.349
1936 worden 60-78 opcenten geheven.

2)

Ten behoeve

Accijns op wijn

………..

..
7.166.667 8.446.236
van het belastingdienstjaar 1934/1935 werden. 55, ten be-
Accijns op bier

………476.603
Accijns op suiker

…..
4.459.662 53.189.265 53.825.376
hoeve van het belastiingjaar 193511936 worden 75 opcenten
Accijns op tabak

…….
2.528.945
.
33.810.11101
33.963.304
geheven.
8)
Nader gewijzigd ingevolge de wet van 4 Maart
Bel. op gouden en zilverw.

48.240
499.5681
497.041
1935.

(Stbl. No. 70).

)

Id. 13 September 1935

(SIbi. No.
Omzetbelasting. ……..
.5.596.208
62.273.730
5.856991
1

60.943.375 548).

)
Id. 10 October 1935

(Stbl. No. 601).
Couponbelasting

……..
564.542
5.184.536
Recht. en boeten v. zegel
1
2.173.392
2
)19.844.542
16.109.670
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
Recht, en boet. v. registr.

1.008.372
9.760.293
10.531.044
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
Recht, en boet. v. succes-
Zuiver bedrag
sie,
v.
overgang bij over-
Dienst 1936
Bedrag van
1
kohieren tot en
lijden

en

v.

schenking
4.060.066 38.057.595
34.707.931
ramung

1
met de maand
Opbrengst d. loodsgelden
74.392
635.890
2.612.053
_________________________________
1
Dec.1936

Grondbelasting (veertig ten hon-

___________

Totalen.
..
.
33.684.923 370.925.387 366.409.758 1)
Hieronder begrepen
wegens zegelrecht van nota’s van
derd van de hoofdsom)
10.120.000 10.138.466
makelaars en commissionnairs
in

effecten, enz.
f
537.683
Personeele belasting (tachtig ten
(Beursbel.).
2)
Id.
f
5.853.682.
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweeden en derden
ENKOMSTEN TEN BATE
VAN HET GEMEENTEFONDS.
21.750.000
19.805.770
grondslag)

………………
1
)

Gemeentefondsbelasti.ng

(vijf

en
twintig opcenten

de hoofd-
Dienst 193511936
1 Zuiver bedra

der ko
fen
Zuiver bedrag der
hieren voor

dienst
op
kohieren tot en met
1934/35 tot en met de-
14.2.50.000
12.946.613
de maand Dec. 1936
zelfde maand van 1935
Vermogensbelasting (twintig op-
centen op de hoofdsom)
2.100.000
1.777.047
,

Gemeente.f.belast…

60.220.866
.

.

54.999.376

.

Tijd.opc.o.d.gem.f.b.
1
)

20.800.311

som)

…………………….
1
)

(nkomstenbelasting

(tien opcen-

Opc. verm. t. get. v. 50

5.318.168

5.459.753
ten

op

de hoofdsom)

……….’)
4.600.000.
3.830.515
Tijd.o.pc.o.d.verm.b.2)

3.275.852
Totaal
…….
52.820.00
48.498.411
1)
Nader gewijzigd ingevole de wet
van
2 Aug. 1935
1)
Nader gewijzigd ingevolge de
Wet van 2 Augustus
1935
Stbl.

No. 451).

2)
Allédu
voor het dienstjaar 193411935.
(tbl. No. 453).

AANVOER VAN GRANÉN.
(In tons van
1000
kg.)

Rotterdam

.
Amsterdam
Totaal
Artikelen
10-16
Jan.

1

Sedert

Overeenk.
10-16
Jan.

1

Sedert

Overeenk.
1936
1937

1Jan
1017

tijdvak
1916.
1937

1Jan.
1937

tijdvak
1936
,

,1937

13.416 53.117
44.879

292
1.165
53.409
46.044
10.239
21.954
10.014

.


21.954
10.014
315
665
825
– –

665,,,
.

825
35. 634
47.769
55.247 3.574
6.’24
10.136
54.193 65.393
9.245
22.778
20041
80 1.559
1.058 24.337
21.099

Tarwe

………………
Rogge

……………..

6.037
11.335
6.192.

508

.

11.843
6.192

Boekweit
………………
MaIs
……… ………..

2.814
7.173
11.921
499 6.001 11.399 13.174
23.320

Gerst

………………
Haver

……………..

1.500
2.850. 4.020



2.850
4.020
Lijnzaad

……………
Lijnkoek
……………
645
.1.87.5

. .

.

1.045….
.._..
_.2Z5…


405
142
.

2.280
1.187
Tarwemeel

……………
Andere meelsoorten’
1.042
3.098 1.860
.

352
3.098 2.212

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

57

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels. 2

3Dec.’36
Ned.
Bel.Binn.Eff.

’36
Lissabon

…. 4

5Mei’36

]Vrsch.inR.C.
2

3 Dec.
Londen ……2
3.I Juni’32
21
3Dec.’36
Madrid ……5

9Juli ’35
Athene ……….
6

4
Jan.’37
N.-York F.R.B.
4
1
Feb.’34
Batavia ……….
3
14 Jan.’37
Oslo

………4

7Dec.’36
Belgrado

……..
5
lFebr.
’35
Parijs

……
215 Oct.’36 Berlijn

……….
4
22Sept.
1
32
Praag
.

……. 3

1 Jan.’36
Boekarest ……..
4

15Dec.’34
Pretoria

….
315 Mei’33
Brussel ……….
2

16Mei’35
Rome ……..4

18Mei’36
Boedapest

……
4 28 Aug.’35
Stockholm

.. 21
1Dec.’33
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
4

2Jan.’37
Weenen ……
31OJuli’35
Helsingfors ……
4

3 Dec.’34
Warschau…. 5
260ct.’33
Kopenhagen ……
4

19Nov.’36
Zwits. Nat.Bk.4 25Nov.’36

OPEN MARKT.

1937

16

11116

419
Jan.

Jan.

Jan.

11936,37
1
28Dec.(
2 Jan.

1936

13118
Jan.

1935

7112
Jan.

1914

20124
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
91,6
DIii
9
116
.u
1I6
1
12_ll116
2
5
15
5
14
1
12
3
1
I8_
3
116
Prolong.
1
I
1.
5
14
1 I!4..1/2
2
1
1
2

1
211
4
.3/4
(.onden
Daggeld
. .
‘/-1
‘Is-I
11
r 1
1
11.1
1
/2.1
114_1
1
3
14-2
Partic. disc.
17
182-
9
116
17
1n-I16
1
132
-9
116
I8-I4
171
33
J(
]6

31
411
4
_31
4

Berlijn
2
1
(
]

Daggeld.
. .
2
1
1-1
21
4

3
14
2
1
12.3
1
18
3
1
2
2
)
2-3
331
4
.3

4aandeld
2
3
1-3
214-3
2
3
(43
1
1
2

23(4-37)
2
3
(4-3
37/_4

Part, disc.
3
3
3
3
2

3
342
21(
8
_1(
Warenw.
. .
4-1
1
4_
1
13
4-ij
a

4_11

2)
4.11
4

4.11
4


!Vea, York
Daggeld
1)
1 1
1
1
31
4

1
1314
.211
2

Partic.disc.
5159
/4i16
i1
4
_]1
3

11
4

31
116

t)
Koers van
15Jan.
en daaraan voorafgaande weken t/m. Vn dag.
2) 28131 Dec.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York)
*.J
)
)
S)
t)

12 Jan.

1937
1.82%
8.97%
73.50
8.53k
30.81
10094′
13

,,

1937
1.82% 8.97
73.42k
8.53%
30.801
100
14

,,

1937
1.82%
8.96%
73.47k
8.52%
30.801
100g
15

,,

1937
1.82%
8.96% 73.45
8.53
30.80
1009/
1

16

,,

1937
1.82%
8.96U
73.45
8.53
30.801
100%
18

,,

1937
1.82%
8.96%
73.471
8.52%
30.78
100ç
6

Laagste d.w
1
)
1.82%
8.96%
73.40 8.52%
30.77 100%
Hoogste d.w’)
1.82%
8.97%
73.50
8.53%
.30.84
100%
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
Zwit-
sernd
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

12 Jan.

1937
41.95

6.38

– –
13

1937
41.95

6.38



14

1937
41.94

6.37

– –
15

1937
41.94%

6.371



16

1937
41.94

6.38

9.62

18

1937
41.93%

6.371
“-


Laagste d.wl)
41.90
34.25
635
1.55
9.60

iloogste d.wl)
41.97
34.50 6.40
1.60
9.80

Mluntpariteit
1
48.003
35.007
7.3711.488
13.094
48.52

D a a Stock-
Kopen-
S 0

)
o
t
*
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
)
hagen5)
Aires])
treall)

12 Jan.

1037
46.24
40.10
45.10
3.97
55% 1.82%
13

,,

1937
46.24
40.10
45.10
3.97
55%
1.82%
14

,,

1937
46.25
40.05 45.071
3.96
55%
1.82%
15

,,

1937
46.25
40.05
45.04
3.96 55% 1.82%
16

,,

1937
46.25 40.05
45.10
3.95
55
y
4

1.82%
18

,,

1937
46.25 40.05
45.04
3.96

1.82%
Laagste d.w’)
46.18
39.97
45.-
3.92 55%
1.82%
Ioogste d.w’)
46.35
40.15
45.15
3.99
56
1.82%
l’luntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
•) Noteering te Amsterdam. 5*) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TP NEW VORK. (Cable).

Data
1

Londen
1

(
$
per £
)

1

Parijs
‘(5 P. 100 fr.)I($
1

Berlijn
p. 100 Mk.)(($
Amsterdam
p. 100 gld.)

12 Jan.

19371
4,91
9
/
4,679
40,23 54,76
13

,,

1937
4
,
915
1
32

4,67%
40,23 54,75
14

,,

1937
4
,
915
32

4,67%
40,23
54,75%
15

,,

1937
s/82

4,67%
40,23
54.76
16

,,

1937
4,91a/
32

4,67%
40,23
54,76
18

,,

1937
4,913/,
4,67%
40,23 54,76
20 Jan.

1936
4,95
6.598/
4

40.33
67.96
Muntpariteit..
4,86
3.90% 23.81%
40%

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatst n en
Landen
1Noteerings-1
1eenheden
2Jan.
1

1937
9
Jan.
1937
1
1/l6Jan.
1937

LaagstelHoogste
1
6Jan.
1937

Alexandrië..
Piast.
p.

97%
97%
97%
97% 97%
Athene

….
Dr.
p.4

547% 547%
540 555
547%
Bangkok.
. ..
8h.
p.
tical
1110%
1110
1/105

1110′,
1
Budapest’)..
Pen.
p.
27
27
26%
28%
27%
BuenosAires’
p.pesop.
16.05
16.15
16.00
16.20
16.15
Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
1165152

116
5
1
116%
1116%8

116
5
1
32

Enstanbul

..
Piast.
p.
613 614 614 614
614
aongkong
..
8h.
p. $
112%
112%
12%
113%
1/2%
Sh.
p.
yen
1/1251

1/1
29
1
3a

1 1
29
/
32

112
1
1
1j2
1
1
Lissabon….
Escu.p..
1
C
110%
8

110%
110
110%
110%
Kobe

…….

relexico

. .. .
$per
18
18
17%
18%
18
l.tontevideos)
d.per
26% 26%
26%
27
26%
relontreal

. .
$
per
£
4.90%
4.91
4.90%
4.91%
4.91%
Rio
d.Janeir.
4

d. per
Mil.
2i
3 2
31
1
3%
31135
Bhanghai

..
Sh.
p. $
1/2%
112%
1/2%
1/2% 1/2%
singapore
..
id.
p. $
21451
8

21451
2
/
4
%6
2/4%
2/4%
!Talparaiso
5
).
$per,
131%
128
128 128 128
Warschau
. .
Zl. p. £
26 26
25% 26%
26
5) Offic.
not.

10
Dec. 16
1
1,.
21 Offic.
not.
15
laten.
em. not.
welke
imp. hebben te betalen lÖDec: 16.12.
3
011k. not. ‘6
7
0ct.
3971.
4)ld
II Mrt. 1935 451
4
. 5) 90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste .export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
9)
Londen’)
N.Yorkl)
.
Londen
12 Jan.
1937.. 21%
4531
12 Jan.
1937….
.141161
13

,,
1937..

21
45
13

,,
1937….
14117
14

,,
1937— 20%
44%
14

,,
1937…..
14118
15

,,
1937.. 20%
44%
15

,,
1937….
14117
16

,,
1937..

203.(

16

,,
1937….
141(4
18

,,
1937..

20,%
44%
18

,,
1937….
14114
20 Jan.
1936..

19% 44%
20 Jan.
1936….
140110
27 Juli
1914..

2415
16

59
27 Juli
1914….
84/10%
5)
in pence
p. oz. stand.
2
) Foreign silver
in
$c. p.oz.
line.
3)
in sh.
p.oz. line

STAND VAN ‘a
RIJKS KAS.
V 0
r d e ri n ge n.
1

6Jan. 1937
1

15Jan. 1937
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne
1

95.705.234,28
1
117.975.070,51
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
.

1.348.825,57
,,

317.728,25
Voorsch.
op
uit. Dec. (resp. Nov.) 1936

derlandsche Bank ………………

ajd. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hootds. der pers. bel., aand. in
de hootds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting


Voorschotten aan Ned.-Indië
………
,,

74.442.950.79 • 66.237.063,52
Idem aan

Suriname ………………
.,,

12.883.522,19
12.723.056,22
Kasvord.weg. credietverst. a(h. buitenl.
,,
113.222.601,96

113.659.429,16
Daggeldleeningen tegen onderpand


Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
41.651.376,94

44.815.476,57

1l.184.878,Ol
10.601.687,04
Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)
… …
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)
– –
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.

art.

16 van

haar octrooi verstrekt


Schatkistbiljetten In omloop ………
f389.703.000,-
f389.512.000,-
Schatkisipromessen in omloop ……
43.160.000.-

42.710.000,-
Zilverbons in omloop ……..

…….
1.145.227,50
,,

1.140.375,50
Schuld op uit. Dec. (resp. Nov.) 1936a(d.

.

gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds.d.

.. ..

pers. bel., aand. i. d. hooids. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsni.
opc. op
die bel, en
op
de vermogensbelasting
,

997.966,93

843272,74

Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.
1)
1.466.368,92
.

49.897.742,98
1.209.644,70
25.420.420,45
Schuld aan Curaçao’)
……………
…..

Id.a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’)
,,
l03.630.407,10
,,

98.432.516,79
,,

3.000.000,-
,,

3.500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1) ……
Id. aan diverse instellingen
1)
………
65.589.914,27
,,

90.679.425,42
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

..

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
9Jan. 1937

1
16Jan. 1937
Vorderingen :1)
f

2.753.000,-
1

394.000,-
Saldo Javasche

Bank
.
…………….
Saldo b.
d.
Postchèque- en Girodienst
179.000,-

Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
,.

75.584.000,-
,,

66.237.000,-
Schatkislpromessen in omloop ….

6.750.000,-

6.750.000,-
,,

2.000.000.-
,,

2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Munttonds.
1.514.000,-

..

,

1.514.000,-
Schatkissbiljetten in Omloop
……….

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
534.000,-
,,

639.000,-
Belegde kasmiddelen Zeltbesturen…
660.000,-
,

660.000,-
Voorschot van de Javasche Bank


1.881.000,-
5) Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 16 Jan. 1937 f 39.710.000,-.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu-
latte
Andere
opeisthb.
s
Discont.
D
n
V
g
re
nk
,_

19 Dec.

1936..
690 1.043 492 700
1.514
19

1936..
689 1.037
551
698 1.498
5

,,

1936..
690
1.119
558
691
1.525
28
Nov.

1936..
693
1.103
526 689 1.513
21

,,

1936..
693
973 531
691
1.505

1

Juli

1914..
645
1.100

1

560 735 396
‘)
Sluitp. der activa.

58

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Januari 1937

-.

.–

STATISTISCH OVERZICH1

GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEg
VLEESCH
TARWE
a ia
R000E
MAIS
GERST
g
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
R000E
KOOL
RU N
VARKENS-
VLEC1H
74 kg Hahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
loco
Ie kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 kg
Ie kwal.
1-5 pond
(versch) (versch)


0Ud’
Amsterdam
R’dam lA’dam
R’dam(A’dam
Ioc
ootr_
dam/A’dam

R’dam(A’dam
per 100kg
Broek op
per 100 kg
per .100 kg
per 100kg
per 100kg.
per 100 kg;
per 2000 kg.
per 2000kg.
per 1960 kg.
Bro
Langendijk
Rotterdam Rotterdam
Langndk

Langendik

f
Oj
f
0J
’01
f
0
10
f
0
1
f
0
1
f
0
1
f
01
t
01
t
1925
17.20
100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
– –
I926I5,90-92,4..II,75..89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50 77,9


.1927
I475
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4
– –
1928
13,47
5

78,3
13,15.
100,6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00 78,5
4,55
100,0
13.25 100,0 17,23 100,0
93,
100,0
77,50
100,0 1929 12,25
71,2

10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
7,38
162,4 11,78
88,9
9,10 52,8 96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5

56,3
.225
47,6
136,75

.
59,1
111,75
47,4
356,00 77,0
2,05
45,1
2,14
•16,2
5,77
33,2
108,-
116,1
72,90
94,1
1931.
5,55
32,3 4,55 34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
6,96
40,4
88,-
94,6
48,-
61,9

1932
5,225
30,4
4,62
5

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7 137,00

29,6
1,49
32.8
8,07
60.9
1,84
10,7
61,-
65,6
37,50
48,4
1933
5,025
29,2
3,55
27,2
68,50 29,6
70,00
29,7
148,00
32,0

0,82
18,0
2,30
17,4
2,60
15,1
52,
55,9
49,50
63,9

1934
3,676
21,4
3,326
25,4
70,75 30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
3,23 71.0
1.89 14,3
3,04
17,6
61,50
66,1
46,65
60,2
1935
4,125
24,0
3,07
5

23,5
61,00
26,3 68,00
28,8
131,75
28,5
2,21
48,6
2,58
19,5
5,25
30,5
48,125 51,7
51,62
5

66,6
1936
6,275
36,5
4,276
32,7
74,00
32,0
86,00
36,4
166,50
36,0 3,45 75,8
2,17
16,4
6,10
35,4
53,425 57,4
48,60
62,7

jan.

1935
3,30
19,2
3,525
27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
1,13
24,8
2,59
19,5
2,89
16,8
53,62
5

57,7
45,62
58,9
rebr.
3,20
18,6
3,375
25,8
68,00
29,4
71,25
302
124,25
26,9
0,91
20,0
2,14
16,2
4,26
24,7
51,90
55,8
47,55
61.4
Maart
3,20
18,6
3,07
5

23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1
0,88
19,3
2,92
22,0
7,69
44,6
51,40
55,3
51,20
66,1
April
4,075
23,7
2,95
22,6
70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
51,925
55,8
50,25
64,8
Mei
4,05 23,5
2,90
22,2
60,00
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6
48,50
62,6
Juni
4,02
23,4
2,90
22,2
57,50
.
24,8
75,00
31,8
124,25
26,9
48,-
51,6
46,126
59,5
Juli
3,92′
.22,8
2,55
19,5
54,50
23,5
66,75
28,3
124,50
26,9
48,-
51,6
47,376
61,1
Aug.
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25
28,6

—————————–

44,80 48,2
52,55
67,8
Sept.

,,
.4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2

—————————–
——————————-

43,37
5

46,6 56,62
5

73,1
Oct.
4,95
28,8 3,35
25,6
57,75
24,9
64,75
27,4
142,75
30,9
46,07
5

49,5
64,62
5

83,4
Nov.
4,65 27,0
3,20
24,5
55,00 23,8
59,75
25,3
137,75
29,8 3,83
84,2
2,65
20,0 42,75
46,0 56,85
73,4
Dec.,
-5,15
29,9
.

3,40
26,0
56,75
24,5 60,75
25,7
146,50
31,7
4,32
94,9
2,59
19,5















6,17
35,8
44,75
48,1
52,25
67,4

Jan.

1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50 27,0
153,50
33,1
4,47
98,2
2,26
17,1








—–

6,41
37,2
44,-
47,3
50,875

65,6
Febr.
5,225
30,4
3,40
26,0 55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
4,50
98,9
2,59
19,5













7,43
43,1
43,775

47,1
48,25
62,3
Maart
5,22
5

30,4 3,50
26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
6,60
145,1
3,05

—————

23,0
9,05
52,6
45,75
49,2 46,57
5

60,1
April
5,175
30,1
3,45 26,4
64,00
27,6
70,00
29,7 147,25
31,8






















—–

48,50
52,1
45,375

58,6
Mei


5,125
29,8
3,17
5

26,6
63,75
27,5
72,25 30,6
147,75
31,9











51,60
55,5
44,30
57,2
Juni
5,05 29,4
3,45
26,4
65,00
28,5
71,50 30,3
154,00
33,3
54,I 58,2 46,25
59,7
Juli
5625
32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
57,35
61,7
47,75
61,6
Aug.
6,35 36,9
4,025 30,8 84,00
36,3
88,00 37,3
170,00
36,8 60,40
64,9
50,20
64,8
Sept.
…6,Sfl
15.
4.40
J
5,QQ…
i3
QQ
5
Q,I
61,05
65,6 51,875 66,9
8,80
51,2
6,025
46,1
750


42,1
120,50
51,1
199,75
Oct.

,,
43,2
58,85
63,3
52,30
67,5
Nov.

,
8,55
49,7
5,725 43,8 89,50
38,7
121,50
.
51,5
193,00 41,7
0,85
18,7
1,60


—–





























12,1


56,-
60,2 49,87k
64,4
.Dec.

,,


8,17v’
47,5 6,97
53,3
97,00
41,9
129,00 54,7
201,00
43,5 0,84
18,5
1,36



—-


























10,3
1,48
8,6 59,80
64,3
49,70
64,1

4 Jan.

1937
8,70 50,6
7,75
-59,3
100,00
43,2
132,00
55,9
207,50
44,9
1,05 23,1 1,30
98
1,75 1,02
66,-
5
)
71,0
54,_5)

60,7
.
8,60
50,0
7,72e
59,1
98,50
42,5
133,00
56,6
204,00
44,1
1,10
24,2
1,35
10,3 1,78 10,3
65,_6)
.
69,9
52,-
0
)
67,1
18

,,
8,30
48,3
8,-
61,2
97,00
41,9
132,00
55,9
200,00
43,2
1) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 to
3) Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74(5 kg Hongaarsche; vanaf 26Mei1930 tot 23Mei 193 23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24Juli ’33 62(63 kg Z.-Russ. Van 24Juli ’33-7 Oct. ’35 64(65 kg La Plato

MiNERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN


STEENKOLEN
Westfaalschej
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
_____________ __________ __________
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische, Australische,
HUIDEN
SALPETER
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 t/no. 33.9°
64/66°
cts. per
Middling locoprilzen
F. G. F.
Sakella-
0.
F. No.
t
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
GId. per 100kg
R’damiA’dam

s.
g.
per barrel
U.S.
gallon
New York rides
Oomra Liverpool
loco
Bradford
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per lb.


t
°/n
Ti
cts.•
01
cts.•
0
10
cts.•
°io
ets.
_•
cts.•
1
10
cts.•
“10
_7
0
10
1925
10.80
100,0
4,16
5

100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0

1926 17,90 165,7
4,68
5

112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8
55,5
31,8 67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46 82,0
11,61
96,8
1927
11,25
104,2
3,225
77,4
36,85-
100,0

43,4
75,3
84,6
57,3
36,6
77,8
244,4
88,2
133,6
89,8
40,43
116,5 11,48
95,7
1928
10,10
93,5
2,975-
71,4
24,75
67,2
49,6
85,0
96,8 65,6
37,9
80,4
259,6 93,6
153,7
103,4
47,58
137,1
11,48 95,7
1929 11,40 105,6
3,05 73,2 24,80
67,3
47,5
82,4
859
58,2
33,2
70,5
1966
70,9
127,3
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
2,78
66,7
21,75
59,0
33,6
58,3
60,5
41,0
19,8
41,9
134,8
48,6
81,9
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
1,44
34,5
12,50
33,9
21,3 37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
.

8,61
71,8
1932
8,00
74,1
2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
17,8 15,7
33,3
80,6
29,1
42,8
28,8
11,15 32,1
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
1,115
26,8
8,95
24,3
16,7
29,0
25,9
17,5 14,0
29,7
97,0
35,0 47,9
32,2
13,26
38,2 6,18
51,5
1934
6,20
57,4
1,56
37,5
7,14
19,4
18,2
31,6 26,8
18,2 13,5
28,7
97,0
35,0
51,7 34,7
12,07
34,8
6,11 50,9
1935
6,05-
55,0
1,55
37,2 7,49
20.3
17,5
30,3 26,0
17,6 14,9
31,7-
84,4
30,5
42,8
28.8
12,54
36,1
5,89
49,1
1936

5,60
61,1
1,62
5

39,0
8,79
23,9
18,9
32,8
32,4 22,0
17,0
36,1
106,2
38,3
53,4
35,9
15,40
44,4 5,70
47,5

lan.

1935
6,05 56,0
1,55
37,2
7,38 20,0
18,7
32,5
27,1
18,4
15,1
32,0
74,3
26,8
41,6
28,0
10,75
31,0
6,15 51,3
lebr.

»
6,05 56,0
1,55
37,2
6,82
18,5
18,6
32,3
26,4
17,9
15,1
32,1
70,6
25,5
39,1
,

26,3
10.50
30,3 6,20
51,7
Maart
5,90
54,6
1,54
36,9 6,80
18,4 16,9
29,2
24,4
16,6
14,1
29,8
69,3
25,0
37,8
25,4
10,25
29,5 5,25
52,1
April

6,00
55,6
1,56
37,5
7,42
20,1
17,5
30,3 24,6
16,7
14,6
30,9
74,3
26,8
40,3
27,1
10,75
31,0 6,30
52,6
Mei


6,05
56,0
1,54
36,9
7,38 20,0
18,1
31,4 25,0
16,9 15,5
32,8
80,6
29,1
42,8
28,8
11,75
33,9 6,30
52,6
6,05
56,0
1,54
36,9
7,81
21,2
17,4 30,1
24,3
16,5
15,0
31,9
84,4
30,5
42,8 28,8
12,-
34,6
6,30
52,6
j
uni
uli


6,05
56,0
1,54
36,9
7,73
21,0
18,0
31,2
24,3
16,5
15,5
32,9
92,0
33,2 45,4
30,5
11,75
33,9 5,40
45,0
Aug.
6,15
56,9
1,54
36,9
7,64
20,7 16,9
29,2
24,7
16,8
14,3
30,3
92,0
33,2 46,6 31,4
12,-
34,6 5,40
45,0
Sept.
6,10
56,5
1,55
37,2
7,07
19,2
15,9
27,5
24,9
16,9
13,3
28,1
92,0
33,2
44,1
29,7
14,50
41,8
5,50
45,8
Oct.
6,05
56,0
1,55
37,2
7,44 20,2
16,6
28,8
26,7
18,1
14,9
31,7
93,2
33,6
44,1
29,7
16,-
46.1
5,55
46,3
Nov.
6,05
56,0
1,54
36,9 7,86 21,3
17,5
30,3
29,7
20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4 30,5
16,-
46,1
5,60
46,7
Dec.
6,05
55,0

1,54
35,9
8,41
22,8
17,5
30,3
29,8
20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44,1
29,7
14,25
41,1
5,70
47,5

lan.

1936
6,15′
56,9
1,52
6
,
36,5
8,41
22,8
17,5
30,3
29,3
19,9
14,7
311
97,0
35,0 45,4 30,5
15,
43,2
5,80
48,3
lebr.

,,
6,15 56,9
1,51
36,3 8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
-18,8
13,8
293
97,0
35,0
46,6
31,4
15,-
43,2 5,85
48,8
Maart

,,
6,15
56,9
1,525
36,5
8,61
23,4
16,7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9 47,9 32.2
14,25 41,1
5,90
49,2
April

,,
6,20
57,4
1,525
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,6
18,7
13,8
29,2
99,5
35,9 47,9
32,2
14,-
40,3 5,95
49,6
Mei
6,25
57,9
1,526
36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,3
18,5 13,5
28,6
100,8
36,4 47,9 32,2
13,75
39,6
6,-
50,0
luni
6,30
58,3
1,52°
36,6
8,33
22,6
17,6.
30,5
27,4
18,6 16,8
35,7
97,0
35,0
46,6 31,4
13,-
37,5
6,-
50,0
Juli
6,25
57,9
1,52°
36,5 8,06
21,9
19,3
33,5
31,4
21,3
18,1
38,5
97,0
35,0
46,6 31,4
13,-
37,5

6,-
50,0
Aug.

»
6,30
58,3 1,52°
36,6
7,94 21,5
17,9
31,0 33,3
22,5
17,2
36,6
99,5
35,9 46,6
31,4
13,50
38,9 5,25
43,8
Sept.

,,
Oct.
635 588
154
369
781
____
I0;2T
212

180

312
3
323
219
“°5
178
21a9
378
____
46’5
359
4T
49
(

iT
,,33,1

‘1,l
14,5fl
.ALE
……5.35.
…44.6.
19,25
19,25
55,5
55,5
5,40 5,45
45,0 45,4
Nov.

»
770
-7
1
3

1
92
6

462
10,19
27,7
22:6
392
43,4
29,4
21:4
454
13
1
:
4

474
73,4 49,4
Dec.

»
7,85 72,7
1,90
5

45,7
10,25
27,8
23,6
40,9
39,2 26,6 21,4
45,4
135;2
48,8 82,2
55,3
20,25
58,4 5,55
46,3

4 Jan.

1937
8,05

74,5
1,90
45,6
10,50
1
)
28,5
23,6
40,9
37,6
3
)
25,5
21,8
3
)
46,3

143,9
5
)
51,9
86,0
5
)
57,8 21,50 62,0
5
1
65
47,1
,,

»
8,05
74,5
1,90
45,6
10,50
2
)
28,5 23,8 41,2 38,6
4
)
26,2
22,2
4
)
47,1
143,8
6
)
51,9
88,76)
59,7
5,65
47,1

8

,,

»
8,05
74,5
1,90
45,6
23,9 41,4
5,65
47,1

1)8 Jan.
2
)15
Jan.
3
)6 Jan.
4
)13 Jan.
5)7
Jan.
0)14 Jan.
7)
5Jan. 6)12 Jan. 6)8 Jan.
10)
Op goudbasis 44,0.
11)
Op goudbasis
44,9.
12)
Op goudbasis 45,5.

20 Januari 1937

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

59

lAN
GROOTHANDELSPRIJZEN
‘)

ZU
I
VEL
ENEIEREN
METALEN

BOTER
T
80 ER
p.

g
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
.Luu
.
IN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD ZILVER
per

g
Leeuwar-
Heffing
Crisis

maar
Fabrieks-
m. rp
.
Elermijn
an aar
Locoprijzen
Loco rijzen
Locoprijzen
Foundr
11ZE

(L1x III) p.
Locoprijzen Londen cash Londen
cash
Londen per
derCornni.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen

Loden
er En

ton
Lnden
ner En

ton
No.3f.o..
Middlesb
Eng. t. top.
per
per ounce Standard
Noteering
Centr.

kI. mjmerk
p.
100 St.
per Eng. ton
erEn

ton
p

g.
Antwerpen
Eng. ton
fine
Ounce
per5Okg.

f
Is
1
t
Of
f
0
1
f

O
jo
f

Oj
f

51
f
.
O/
f

%
f

OJ
f

°!o
cta.•

°Jo
1925

2,31

100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75

100,0
16200
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
702,50 93,5 376,00
85,3 3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,03
94,3 51,75

100,0
144,50
89,3
1927
2,03
87,9

43,30 77,3
7,96
86,7
674,00
89,7
292,75
66,4
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00
96,3 344,75
78,8 51,75

100,0
134,75
83,3
1928
2,11
91,3

48,05 85,8
7,9
87,0
772,00
102,8
254,75
57,8
2749,75
86,8 40,00
00,4
38,00 93,5
305,75 69,9
51,75

100,0
131,25
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
916,00

121,9
281,25
63,8
245,75
77,8
42,75 96,6 41,50
102,6
301,00
68,8
51,75

100,0
123,25
7e,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
661,25
.
88,0
218,75
49,6
1721,25
54,3
40,50 91,8 35,00 88,8
204,00 46,6
51,75

100,0
89,75 55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35
58,3
438,75
58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0
33,25
75,3
28,75
70,9
139,50
31,9
51,75

100,0
67,50
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
276,50 36,8
104,00
23,6
1175,00
37,1
25,50
57,5 22,50 55,2
118,50
27,1
51,75

100,0
65,00
40,1
1933
0,61
26,4
0,96 20,20
36,1 3,71
40,4
267,75
35,6 95,25
21,6 1596,00 50,4
24,75
56,2
21,25
52,2
128,50
29,4
51,75

100,0
62,25
385
1934
0,45
19,5

1,-
18,70
33,4
3,45
37,6
226,50
30,2 82,00
18,6
1718,00
54,2
24,25
54,8
20,25
50,1
102,25
23,4
51,75

100,0
6575
40,7
1935
0,49 21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75
30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5 24,00
54,1
20,25
50,2
102,75
23,5 51,75

100,0
89,25
55,1
1936
0,58
25,1
0,88
5

17,55
31,3
3,50
38,1
301,00
40,1
139,00
31,5
1594,50
50,3
27,75 62,7 22,75
56,2
117,50
26,8
55,00

106,3
65,00
40,1

Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5

34,0
205,00 27,3
75,75
17,2
1676,50
52,9 24,00
54,1
2075
51,5 88,75
20,4
51,75

10,0
74,25 45,9
Feb.

0,52 22,5
0,95
14,375
25,7
3,20
34,9
196,00
26,1
75,00
17,0
1650,50
52,1
24,00
54,1
20,75
51,5 86,75
19,8
51,75

100,0
74,75
46,1
Mrt. ,,
0,37
16,0
1,025
13,30
23,8
2,74
29,8
198,50
26,4
77,25
17,5
1503,75
47,5 23,00
52,1
20,50
50,4
84,75
19,4
51,75

100,0
79,50
49,0
Apr.
.
0,37
16,0 1,08 11,50
20,5
2,31
5

25,2
222,75 29,6
88,00
20,0 1585,50
50,0
23,25
52,7
20,25
50,0 91,25 20,9
51,75

100,0
91,75
.55,6
Mei
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
6

26,0
242,00
32,2
100,75
22,9
1636,75
51,7 23,50
53,4
20,25
50,0
106,25
24,3 51,75

100,0
100,75
62,3
Juni

,,
0,41 17,7
1,-
11,95
21,3
2,41
26,3
227,50
30,3
103,75
23,5
1649,00
52,0
24,00
54,1
20,25
50,0
103,50
23,6
51,75

100,0
99,00
61,1
)uli
0,44
19,0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7
223,75 29,8
104,75
23,7
1701,0.0
53,7 24,00
54,1
20,25
50,0
102,75
23,5
51,75

100,0
92,25
57,0
Aug.
0,46
19,9
1,07
15,10
27,0
3,31
5

36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8
24,25
54,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75

100,0
90,00
55,6
Sept..
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
248,25 33,1
117,75
26,7
1636,25
51,6 24,00
54,1
20,25
50,0
113,75
26,0 51,75

100,0
88,50
54,7
Oct.
,
0,65
28.1
0,89
19,87
5

35,5
3,95
43,0
256,25
34,1
135,00
30,6
1656,25
52,3
24,00
54,1
20,25
50,0
121,25
27,7
51,75

100,0
88,75
54,9
Nov.
,
0,59
25,5
0,94
16,90
30,2
4,69
51,1
255,50 34,0
130,50
29,6.
1541,75
51,8
24,50
55,5
20,25
50,0
118,55
27,1
51,75

100,0
88,50
54,7
Dec.
_
0,57 24,7
0,95
15,80
28,2 4,60
50,1
255,50 34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4
24,75
56,2
20,25
50,0
1 10,00
25,2
51,75

100,0
77,25
47,7

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04
44,0
252,00
33,5
112,50
25,5
15165 0
48,0
24,75
56,2
20,25
50,0
106,25
24,3
51,75

100,0
60,50
37,4
Feb.
,
0,61
26,4
0,92
5

17,37
31,0
3,375 36,8
256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75
56,2
20,2
50,0
111,00
25,4
51,75

100,0
60,25
37,2
Mrt.
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6 2,69
29,3 261,75 34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24,75
56,2
20,25
50,0
116,75
26,7
51,75

100,0
59,50
36,8
Apr.
0,44
19,0
1,026
16,82
6

30,0
2,49
27,1
269,50 35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75
56,2
20,25
50,0
110,75
25,3 51,75

100,0
61,00
37,7
Mei
0,47
20,3 0,99
18,75
33,5 2,52 27,5 270,25
36,0
114,75
26
1
0
1495,50
47,2
25,00
56,8
20,25
50,0
108,00
24,7
51,75

100,0
62,25
38,5
Juni
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69 29,3 268,50 35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9
25,00
56,8
20,25 50,0
105,50
24,1
51,75

100,0
60,75
37,5
)uli

,,
0,60
10,62
26,0
0,81
5

19,35
34,6
2,91
31,7
275,25
36,6
117,75
26,7
1382,00
43,6
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75

100,0
60,50
37,4
Aug..
26,8
0,80
17,875
31,9
3,316
36,1
282,50
37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0
20,25
50,0
101,00
23,1
51,75

100,0
59,75 37,0
Sep.
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0 3,63 39,5 289.75
38. 134 50
,25,
50.0
.J5
iJ
Q,j5
37,5 38,3
1847,75
58,3
33,55
75,7
27,75 68,5
l3500
30,8 65,25

126,0
75,75
Oct. ,,
0,63 27,3
0,77
5

17,55
31,3 4,85
52,8
46,8
Nov.
.
0,70
30,3
0,78
16,07
5

28,7 5,15
56,1
397,75
53,0
196,25
44,5
2079,75 65,6
33,75
76,3
29,25
72,2
149,00
34,0
64,50

124,6
79,50
49,1
Dec.
,
0,65
28,1
0,825
15,75
28,1
4,355
47,5 415,00
55,3
234,00
53,1
2076,00 65,5
36,50 82,5 32,75 80,9
162,50
37,1
63,75

123,2
79,75
49,2
,
r-

4 Jan.’37
0,65
7
)
28,1
0,85
17,25
8
)
30,8
3,75 40,8 443,75
59,1
243,25
55,2
2071,00 65,4
36,25 81,9 32,50
80,2
180,50
41,2
63,50

122,7.
79,50
49,1
11

.,

,,
0,66
6
)
28,6
0,85
17,50
9
)
31,3 3,30
35,9 475,25
63,3
251,75
57,1
2066,50
12078,25 65,2
36,25 81,9 32,50 80,2
186,50
42,6 63,50

122,7
79,50
49,1
18

,,
0,85
3,30 35,9
469,00
62,5
243,75 55,3

65,636,25
81,9
32,50
.
80,21
195,50
44,7
63,50

1122,7.
76,25
47,1
6 Sept. 1932
79 K.G.
La
Plata
;
van 26
Sept.
1932 tot
5 Febr.
1934
Manitoba
No.
2; van
5 Febr. I934tot
6 Juli 1936
80 kg.
La l-‘Iata
;
van 6 Juli
1936
tot 30 Nov.
1936
Manitoba.
4 kg Zuid-Russische;
van 23
Mei 1932
tot
2 Oct.
1933 No.
2 Canada.
4)
Tot Jan.
1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
Anierican
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot
ran 7 Oct.
’35-18
Mei
’36 62163
kg Z.-Russische.
5)

9 Jan.
6) 14 Jan.
7)
6
Jan.

)
8
Jan.
9)

15 Jan.
. .

BOUWMATERIALEN
.

KOLONIALE PRODUCTEN
INDEXCUFER

V R NHOUT
bsisE7, f.o.b.
S T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE RUBBER
•SUIKR
.

THEE
IdI

binnenmuur

buitenmuur G.F.Accra
Ned.-Ind.
L%n
ndaI
Ribbed Smoked
sche

iiiI
e
er standaard
per

per
50 kg c.i.f.
per 100 kg
Rotterdam
lo

ie
R’damiA’dam
Java- en Suma- ro-
an 4.672 M
3
.
1000 stuks

1000 Stuks
Nederland
Amsterdam
per ‘j

kg.
Cperc.

n

per 100 kg.
trathee p. I2 kg. ducten

1
Oj
f
slo
1
olo
f

%
f
O/
o

cts.
O/
f

%
f
O
😮

cts.
01
1925
159,75
100,0 15,50

100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,87
6

100,0
61,375
100,0
1,80 100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0 100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6 19,50
102,6
29,65
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
1,21
67,4
17,50
93,3 94,25
111,5
98.0 82.9
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,626
90,9
46,875
76,4 0,93 51,6
19,126
102,0
82,75
97,9
87.5 79.1
1928
151,50
94,8
12,-.
77,4
18,50
97,4 34,64
134,9
31,876 88,9
49,625
80,9 0,54 30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6 69.8
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
27,73
107,9
27,37.6
76,3 50,75 82,7 0,52 28,8
13,-
69,3 69,25
82,0
81.9 61.3
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12
82,2
22,62
5

63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0 45.9
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6 13,56
52,8
15,376

42,9
25
40,7
0,15
8,4
8,-
42,7 42,50
50,3
46.8
36.9
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09 4,9
6,326
33,7 28,25
33,4 36.1
31.3
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
9,28 36,0 9,30 25,9 21,10
34,2
0,11
6,3
5,526
29,5
32,75
38,7
35.2
28.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
8,17
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9
4,975

21,7
40
47,3
34.4
27.0
1935
59,50 37,2
7,25
46,8
8,75
46,1
8,12
31.6
9,15 25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85 20,5
34,50
40,8
33.6
26.3
1936
78,25
49,0
750
48,4
9,50
50,0
12,04
46,8
11,90
33,2
13,62
5

22,2
0,25
13,9
4,025
21,5
40 47,3
39.4

Jan.’35
66,00
41,3
7,25 46,8
8,50
44,7 8,52
33,1
8,775
24,5
16
26,1
0,20
10,9
3,50
18,7
33,75 39,9
32.9
26.5
Feb. ,,
66,00
41,3
6,75
43,5
8,25 43,4 8,57
33,3
9,375

26,1
15,62
6

25,5
0,19
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4
28.0
Mrt.
,
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
8,02 31,2
8575

23,9
14,626
23,8
0,16
9.1
3,55
18,9
29
34,3
30.9
23.9
Apr..
00,00
37,6
7,-
45,2 8,25
43,4 8,17
31,8 9,15 25,6
14,50
23,6
0,17
9,5 4,15
22,1
31,25 37,0
32.1
25.6
Mei
,,
57.50
36,0
7,-
45,2
8,25 43,4
8,07
31,4 9,50 26,5
14,12
6

23,0
0,18
10,0
4,20 22,4
32,75
38,8
33.3
26.4
Juni
57,50
36,0
7,25
46,8
9,-
47,4
8,02
31,2
9,07
6

25,3
13,876
22,6
0,18
10,0
3,
8
75

20,7
30,25
35,8
33.2
25.5
Juli
57,50 36,0
7,25
46,8 8,75
46,1
7,97 31,0
8,-
22,3
13,50
22,0
0,18
10,0
3,576
19,1
30,75
36,4
33.4
25.2
Aug..
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
7,92 30,8
8,076
22,5
13,50
22,0
0,18
10,0
3,52
6

18,8
32,50
38,5
33.7 25.3
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4
8,12 31,6
$,476

23,6
13,50
22,0
0,17
9,5
3,726

19,9
36
42,6
34.2
26.1
Oct.
,
56,50 35,4
7,25
46,8
9,25
48,7
8,12
31,6
9,976

27,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,226
22,5
46,25
54,7
35.5
29.4
Nov.,,
57,75 36,2 7,25 46,8 8,75
46,1
8,02
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0
0,19
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
28.0
Dec.

58,00 36,3 7,50 48,4 9,50 50,0
8,17 31,8
10,45
29,1
13
21,2
0,20
10,9
4,20
22,4
39,50
46,7
35.4
28.0

Jan.’36
63,00 39,4
8,25 53,2
10,

52,6
8,47
32,9
11,126

31,0
13
21,2 0,2
1

11,6
4,32
6
.
23,1
39,50
46,7
35.5
29.3
Peb.
,,
63,00 39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
8,62′
33,5
10,62
6

29,6

1
3
21,2 0,2
12,3
4,126
21,3
38,50 45,5
35.6
29.8 Mrt.
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47
32,9
9,776

27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,926
20,9
37,25
44,1
35.8
30.0 Apr.
,,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67 33,7
9,726
27,1 13
21,2
0,23
12,6
3,976
21,2
36,50 43,2
35.6 27.7
Mei
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0 9,23
35,9
9,525
26,6
13
21,2
0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2
29.3
Juni

,,
Juli
Aug..

68,00
71,25
73,25
42,6 44,6 45,9

7,75
7,-
6,50
50,0 45,2 41,9

10,-
9,25
9,-

52,6
48,7 47,4

10,34
10,34
10,89

40,2 40,2 42,4

9,90
10,476
10,82
6

27,6 29,2
30,2

13
13,126
13

21,2
21,4
21,2

0,23 0,24
0,23

12,6
13,3 13,0

3,85
3,70
3,55

20,5
19,7
18,9

36,50
36,25
36,75

43,2
42,9 43,5

35.3
35.9
36.2

28.0
25.7 27.7
Sep.,,
Oct
.23,110.
10700
49,5.
670
_.
725
5.
2

468
2
.
9-
474
.
7_
..

1724
£L$..
671
1J.,27.5

13b
.314
38T
J
1487
5

212
242
0,24
030
13,3
167′
35

I47r
185
24BL5Ô
3750
444
55
1
iY
1,1

37.2
”473
28.6
312
Nov.,,
106,00
66,4
7,25 46,8 9,25
‘48,7
17,45
67,9
16,125
44,9
15,25
24,8
0,32
17,8
4,575

24,4
48,50 57,4
49.9
39.2
Dec.
112,75
70,6 7,50
48,4
9,

47,4
22,49
87,5
19,65
54,8
16,25
26,5
0,37
20,6
4,72
6

25,2 48
56,8
53.3
41.7

4Jan.’37
115,00
72,0 23,35
1
)
90,8
20,50
57,1
16,50-
26,9
0,36
20,0
5,375

28,7
50
0
)
59,2
54.6
10
)
42.4
II

,,

,,
117,50
73,6
25,120)
97,7
22,-
61,3
16,50
26,9
0,40
22,2
5,625
30,0
1

55.815)
44.3
18

117,50
73,6 21,25
59,2
16,50:
26,9
0,39
21,7
5,75
30,7
56.512)
44.0

)
De tegenwaarde
in guldens,
van
de £
en
$
noteeringen,
berekend
tegen
den wisselkoers
van
den dag.
(Zie E.-.S.
B. van
7 Oct.
1936, blz.
733).

60

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20
J’anuari
1937

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 18 Januari 1937.

Activa.

rHfdbk.
f
21.127.177,71
seIs,Prom..Bijbnk.
,,

120.809,47
enz.indisc.Ag.sch.
,,

1.494.342,57
f

22.742.329,75

Papier o. h. Buiten!, in disconto ……
,,


Idem eigen portef.
f
2.295.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

2.295.000,-
Beleeningen Hfdbk.
f
184.429.248,03
1
)
nc1. vrsch. B
i
ijbnk.
,,
5.740.536,15
in rek.crt.tAgsch,
,,
30.887.398,37
op onderp.J

f
221.057.182,55

Op Effecten ……
f
217.088.655,311)
Op Goederen en Spec.
,,
3.968.527,24
,,
221.057.182,55
1
)
Voorschotten a. h. Rijk …………..

Munt, Goud ……
f
124.107.340,-
Muntmat., Goud
..

695.464.561,04

f
819.571,901,04
Munt, Zilver, enz.
,,
18.756.291,33
Muntmat., Zilver.

838.328.192,37$)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds …………………… ..

39.597.685,38

Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.600.000,_

Diverse rekeningen ………………
,,

5.985.497,67

Staatd. Nederl. (Wet v.27 j5j’32, S. No. 221)
,,

11.958.329,12

Pasaiva.
f
1.146.564.216,84

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-

Reservefonds ……………………
,,

3.105.769,04

Bijzondere reserve ………………
,,

6.300.000,-

Pensioenfonds ……………
…….

10.235.707,26

Bankbiljetten in omloop …………..
,,

780.088.935,-

Bankassignatiën in omloop ……….
,,

29.736,01
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
118.378.411,89
saldo’s:
k
Anderen
,,
203.558.185,27

321.936.597,16

Diverse rekeningen ………………

4.867.472,37

f
1.146.564.216,84
Beschikbaar metaalsaldo ………….
f
398.441.891
1
85
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
996.104.730,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank

ondergebracht ………………..
,,


Waarvan aan Nederlandsch-lndjë
(Wet
van
15Maart 1933, Staatsbiad No. 99)………../
68.518.450,-
Waarvan in het buitenland ……………………… .
133.127.441,63

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Cïrculatie opeischb. Metaal- kings
Munt Muntmatl

schulden saldo perc.

18 Jan. ’37 124107 695.465 780.089 321.966 398.442 7
11
,,
’37 124107 645.454 795.492 301.903 349.257 72

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54
1

Totaal
Schatkist-
1

Belee-
Papier
Diverse
Data
bedrag
_
1
promessen
discontoslrechtstreeksl
ningen

op het
reke-
buitenl.
ningen
1
)

18 Jan.
19371
22.742
1


1
221.057 2.295 5.985
11

,,

19371
23.165

266.907
2.274
5.838
25 Juli

1914j
67.947

61.686 20.188
509
1)
Onder de activa.

JAVASCHE
BANK.
1

Andere
Beschikb
Data
Goud
Zilver
Circulatie
1
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

16 Jan.
‘372)!
107.290 175.730 37.680
21.926
9

11

1372)I
106.910
173.890 40.760 21.050

19 Dec. 1936!
8.565

1
17.094
162.892
32.800
27.382
12

,,

1936
!
88.565 17.020 165.769
29.391
27.522
25Juli1914j
22.057 31.907
110.172
12.634
4.842

Data
Wissels,
buiten
1
Dis-

1
Belee-

Diverse
Dek-
kings-
N.-Ind. conto’s
1
ningen
reke-
ningen
1)
percen-
______________
betaalb.
1
tage

16 Jan.
‘372)
1.770
7480
43.220
50
9

,,

1
37
2
)
2.090
72.450
46.720
50

19Dec. 1936
1.692
10.342
52.2
12

29.449
54
12

,,

1936
1.914
10.342
51.569 28.723
54
25 Juli1914

1

6.395
1

7.259

1
75.541
2.228
44
t) Sluitpost
activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
__
Bankbilj.
1

OtherSecurities
Data
_Metaal
1

in
un
BankingIDisc.and
jsecurittei
1
circulatie
1
Departm.
1
Advances

13 Jan. 1937
1
314.033
1
455.047

58.614
1

12.521

1

20.806
6

,,

193,7
1
314.124
1462.703
1

50.958
1

14.413

1

21.105

22 Juli

1914
40.164
29.317 33.633

Gov.
1

Public
OtherDeposits
1
1

1
Dek-
Bankers
Other
Data
Sec.
Depos.
1
Reserve!
kings-
Accountsl
1
perc.’)

13 Jan. ’37
83.156
1

12.384
1106.720
1

38.266
58.986!
37,4
6

,,

’37
1
93.295
1

13.526
1
110.230

38.401
i
51.4221
31,7
22 Juli ’14
1

11.005

1

14.736

1

42.185
29.2971
52
.uoo.,,ci,
,so,vc
CII
LJCpUCIIÖ.
BANK VAN FRANKRIJK.

Te goed
Data

Goud Ziiver in het Wis-
1
Waar
v.l Belee- Renteloos
t
voorschot
buitenl. seis
J
buitenl.l ningen
1v. d. Staat

8Jan.’37
60.359
1
5261
14
1.4431
5.650 3.200
30 Dec.’36
60.359
532!
16
~
1
9.919~
1.289
1.4451
5.557
3.200
23Juli’14
4.104 _
640

1
.5
4
181
769
1

fons v. d.
Diver-

1
Rekg.Courant Data
zelfst.
sen’)
Circulatie
1
Zei/st.
1
Parti-

__________

amort. k.
___________
1
St
aat
amort.k.)
1_
culieren

8 Jan.’37
5.640 2.594
1

88.417
1
84
1

1.980

114.505
30 Dec.’36
5.640 2.786
1

89.342

1
113
1.976
13.655
23 Juli’14
– –
5.912

1
401

j

943
‘)Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui- als goud-
wissels
Belee-
tenl. urc.
dekking
en
ningen
banken
1
)
geldende
cheques

7 Jan. 1937
66,8
2626
1
1
4.810,8
35,8
31 Dec.

1938
66,5
26,2
1

5,7
1
5.447,6
74,4
30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Data
1

E//ec
1

Diverse
t

Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa’)
1

latie
Crt.
Passiva

7 Jan. 1937
1

221,5 670,4 4.637,7
1

731,6
326,7
31 Dec.

1936
1

221,3
1

642,9

1

4.980,1
11.012,4
329,5
30 Juli

1914
330,8
200,4

1
1.890,9
944,-
40,0
lutc,,ua,.KeLIIcl.Ic
1Jan., al
LlCC.
resp.
‘*0, 30
miii.
NATIONALEBANK VAN BELGIE (in Belga’s).

Goud

8′

,

Rekg.Crt.

Data

.
1937
°
E
0
2

00
0
,
.
.

14 Jan.’3.705′
54
1

52
155
40
4.509
56
1
806
13.7041
52

1.373

55
155
40
4.539
1
62

1

769
FEDERAL
RESERVE
BANKS.

Goudvoorraad
1

Wissels

Data
,,Other
1

Goud
1

In her-

1
In de Totaal certi/î-
cash”
2
disc. v. d.
1
open
bedrag
caten’)
__
1

member

1
markt
1

banks
1
gekocht

6 Jan.’361
8.863,9
1

8.851,4
278,4
3,0

1
3,1
30Dec.’36
8.864,6

1
8.851 9
247,7

_
3,1

Data
Belegd
int].
s.
1
F. R.

_
Notes

Totaal
1
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Gov.Sec.
1
incircu

IKapitaall
kings- kings-
latie
1
1
perc.
3
)
,
perc.4)
___________
6
Jan.’361

2.430,2 4.242,3
1
7.136,9
1
131,7

1
80,3

1


30
Dec.’
36
1

2.430,2 4.278,8
1
7.076,5
130,8

1
80,2

J


J
…,cc
l.Cl
,i,,ça,v,, wcrne,, uuur ue ocna,ist aan ue rçeserve naneen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100
op
59.06
cents werd gedevalueerd.
1)
,Other Cash’ does not
inelude Federal
Reserve
Notes or
a Bank’s
own
Federal
Reserve
bank
notes.
5)
Verhouding totalen
goudvoorraad tegenover
opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en
wettig
betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE bANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Data Aantal
Dis-
conto ‘s
1
1

Beleg- Reserve
1
b ij de
1
1

Totaal
1
Waarvan
1

time
Ileening.1
en
1
gingen
1

F. R.
depo-
sito’s
1
deposits
beleen.
1
1
banks

1
30 Dec.’361
23
1

9.189

1
13.742
15.163

1
27.776

1

5.067
13

,,


36
1
29
9.170
13.771
5.161

1
27.819

1
5.043
MC CVCUU OCUl. UI• MC 0Ufl Ii. Cflg.
land zijn In duizenden, alle

ste
overige pon In mililoenen van de be. tretfende vaIut.

Auteur