5 AUGUSTUS 1936
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economi*sch~Statistische
Ben
*
chten
ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
21E JAAROANG
WOENSDAG 5 AUGUSTUS 1936
No. 1075
COMMISSIE VAN REDACTIE:
P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en
U.
M. II..
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: L. R. W. Boutendijk.
Rcdactie-adres: Pieter de Eloochweg 122, Rc-tterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplastweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postohèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-Statis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederktndsch Economisch Instituut
ontvangen het week blad en het Maan,1 bericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD
BIz.
HET EXPERIMENT-BLUM
door
Dr. Felix Pinner……..566
De landbouw-crisis-politiek in Finland door
Prof. Dr. –
C
. A. Verrjn Stuart …………………………568
Ongevallen in de luchtvaart door
J.
A. F. Ch. H. van
den Broeke ……………………………
….. 570
AANTEE10ENINGEN:
Buitenlandsche ban del en bewapeningsconj unctuur
vanEngeland …………………………..
572
De buitenlandsche handel van Japan op een keer-
punt………………………………….
573
MAA1400IJFERS:
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen……….
571
ONTVANGEN BOEKEN ……………………………
575
Statistieken:
Groothandelsprijzen
……………………………..
574575
Geldkoersen-Wisselkoerscn-Bankstaten
……………..
573, 576
ROrrERDAM,
3
AUGUSTUS.
De overeenkomst met Egypte en de vlootovereen-
komst met Rusland bewijzen, dat Engeland zijn
streven op politiek terrein reeds met eenige suces-
sen bekroond ziet. De toezeggingen, welke aan Por-
tugal gedaan zouden zijn, indien dit land tegenover
Spanje of tegenover koloniale aanspraken hulp zou
behoeven, doen zien, dat met de toenemende mili-
taire kracht ook de buitenlandsche politiek zelfbe-
wuster wordt. De Engelsche houding tegenover het
Verre Oosten ondergaat den laatsten tijd evenzeer
een wijziging. Na de reis van Sir Leith Ross gaat
Engeland in China een zelfstandige politiek voeren,
los van Japan, en zelfs in strijd met Japarische be-
langen. De verhouding tot Rusland zal naast het
vlootverdrag ook door het Engelsche handelscrediet
bevorderd kunnen worden.
Het internationaal overleg is, door de bereidver-
klaring van Italië en Duitschiand om met de Locarno-
staten te confereei-en, iets verder gekomen. Ook de
pogingen van de Fransche Regeering om interna-
tionale gevolgen van den Spaanschen hui-geroorlog te
vermijden, verdienen de aandacht.
Regeeringscontact zal tenslotte moeten steunen op
een contact tusschen de volken. De Poolsche Regee-
ring blijkt dit te bevorderen door het bezoek van
eenige ministers aan ons land, welk bezoek allereerst
voortkomt uit haar wesch een- betere onderlinge ken-
nis tusscheu landen, welke voor –ongeveer dezelfde
vraagstukken staan, tot stand te brengen.
Tot een onderling waardeeren – van de volken kan ook het internationaal toerisme bijdragen. Dit maakt
de te Berlijn geopende Olympische Spelen tot een be–
langrijke gebeurtenis, ook buiten de sportwereld;
de overeenkomst betreffende den transatiantischen
luchtdienst tusschen Engeland, Canada, Ierland en
de Vereenigde Staten, zal ongetwijfeld de betrekkin-gen tusschen de oude en de nieuwe wereld ten goede
komen.
De gunstige ontwikkeling van den economischen
toestand in Amerika, o.a. weer blijkend uit betere
productie-, ontvangst- en winstcijfers, gaat gepaard met groote begrootingstekorten. Deze zijn, naast de
bonusuitkeeringen, voor een deel te wijten aan de
groote werkverschaffingen. Het uitvoeren van Open-bare werken, ondanks hegrootingstekorten, zal ook in
Frankrijk en, wat ons land betreft, in Amsterdam een
rol gaan spelen. De ernstige financieele toestand van
deze stad is door den wethouder van financiën al-
daar in het licht gesteld. Te zeifder tijd dienen B. en
W. een groot plan voor werkverruirning in, waarmede
f
93 millioen gemoeid zullen zijn.
De actieve pogingen tot werkverruiming in de
hoofdstad (de meer-werkactie) hebben reeds veel op-
drachten voor seizoenarheid tengevolge gehad. . De
voorgenomen uitbreiding, welke de Bataafsche aan
haar: etablissementen te Amsterdam wil geven, zal in
belangrijke mate tot werkverruiming bijdragen. Ook de Nederlandsche Regeering zal de werkver-
schaffing uitbreiden, zooals met de aangek
q
ndigde
wijzigingen in de werkloozensteun is gemeld.
566
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5 Augustus 1936
HET EXPERIMENT-BLUM.
(Vergelijking met andere conjunctuurexperimenten.)
Inleiding.
In het centrum der zoogenaamde actieve conjuac-
tuurpolitiek, die allengs in de practijk van zooveel
landen en in de theoretische opvattingen van zooveel
economen is doorgedrongen, in het centrum van de
moderne leer, dat het in de crisis beter zou zijn uit
te geven, dan te sparen, staat —,dat hebben alle ge-
vallen, waarin zij tot dusver werd toegepast, met
groote duidelijkheid bewezen – als het ontstekende
element de
crediet expansie.
Hetgeen men de ,,ontste-
king” noemt, trad altijd eerst in, wanneer het ge-
lukte, nieuwe investeeringen te vinden en de crediet-
nemers, die bereid en in staat waren, deze ten uit-
voer te brengen, met de crediet verleenende of cre-
diet scheppende groepen samen te brengen. De
deva-
luatie,
waaraan aanvankelijk algemeen en door som-
mige kringen ook thans nog de eigenlijk ontstekende
werking wordt toegeschreven, is niet de prikkelende, maar de psychologisch effenende factor.
Het bewijs hiervan levert het feit, dat landen ge-
lijk Duitschiand en Italië, die om gemotiveerde of
ongemotiveerde redenen de devaluatie tot dusver
hebben vermeden, niettemin door credietexpansie een
vèrstrekkende actieve conjunctuurpolitiek konden
doorvoeren. In plaats van de effening der wegen,
die leiden naar het op gang brengen van de con-
junctuur, is bij deze landen echter juist het tegen-
overgestelde bereikt, namelijk verscherpte spannin-
gen en wrijvingen. Niemand kan er echter aan twij-
felen, dat deze landen tenslotte eens genoodzaakt
zullen
zijn,
de devaluatie, die zij bij het begin van
hun experimenten hebben vermeden, later binnen te
halen. Met andere woorden, cle dingen verloopen vlot-
ter, wanneer het valutapolitieke bassin, waar de
credietexpansie kan binnenstroomen, vooraf wordt
gecreëerd. Alleen moet het valutapolitieke kader,
indien men werkelijk met een belangrijke credietex-
pansie te maken heeft, dan later worden verruimd
of verbroken.
Methoden der ,,ontsteking”.
Welke is nu in de veelheid der conjunctuur-expan-sionistische experimenten de positie van het onlangs
begonnen
Fransche experiment?
Joseph Caillaux, de
meesterlijke technicus van de oude, conservatieve
financieele politiek, heeft het experiment-Blum als
een Roosevelt-actie in lilliputformaat aangeduid. Dat
is een epigram, dat, gelijk alle beknopte formules
slechts één
zijde
van de zaak raakt. Evenmin als –
op Fransche verhoudingen toegepast – het woord
lilliputformaat juist is, kenschetst de vergelijking
met de Roosevelt-actie meer dan een uiterlijke over-
eenkomst. De invoering van de veertigurige werk-
week, d.w.z. de verkorting van den werktijd
met
looncompensatie,
die voor Frankrijk tot dusver het
voornaamste deel van de actie vormt, was voor Roo-
sevelt slechts een van de vele deelen van zijn pro-
gram en misschien nog niet eens het belangrijkste.
Andere bestanddeelen van het Fransche experi-
ment, gelijk buy, het uitstellen van de devaluatie en
bepaalde tendenzen van den Franschen landbouw-
steun, die veel meer aan de marktregeling van Darré
dan aan de Amerikaansche landbouwpolitiek herin-
neren,
schijnen
door het Duitsche voorbeeld ge-
inspireerd, terwijl omgekeerd de aan den Franschen
kant aanvankelijk gevoerde loonsverhoogingspolitiek
het tegendeel vormt van de Duitsche loonsverlagings-
politiek. Daarentegen raakt op het punt van de poli-
tiek van het goedkoope geld het Fransche experi-
ment het Engelsche. Slechts met dit verschil, dat het
goedkoope geld in
Frankrijk
niet organisch door tij-
delijke beperking van de vraag naar kapitaal van
staatswege, maar mechanisch door gedecreteerde en
geforceerde discontoverlagingen der Bank van Frank-
rijk, ondanks voortgezette en zelfs toegenomen kap i-
taaleischen van den Staat, zal worden georganiseerd.
Maar al deze
uiterlijke
punten van overeenkomst,
nu eens met deze, dan weer met geene besl;anddeelen
der buitenlandsche acties vormen geenszins het spe-
cifieke van het Fransche experiment. Dit specifieke
schuilt in het geheel niet in hetgeen aanwezig is,
maar in hetgeen
ontbreekt,
althans voorloopig ont-
breekt.
De tot dusver uitgevoerde conjunctuuracties heb-
ben effect gehad, omdat langs den weg der crediet-
expansie suppletoire investeeringen
werden gecreëerd.
(Dat geldt ook voor Rooseveits New Deal, ofschoon
hier de conjunctuurpolitiek ook van de zijde der
consumptie werd aangevat). Alleen daardoor hebben
zij den vicieuzen cirkel beëindigd, de wanverhouding
tusschen kosten en opbrengsten, de eigenlijke oor-
zaak van het inkrimpingsproces, uitgeschakeld en in
plaats van de verlammende ongelijkheid tusschen
kans en risico een nieuw evenwicht tussclien beide
laten ontstaan. Langs den weg van de ,,MelLgen”con-
junctuur kwam het tot de kostendegressie en de prijs-
beweging, voor zoover zij ontstond, was niet het pri-
maire, maar ten hoogste een secundair element van
de ontsteking. Eerst de uitbreiding van den omzet
was het, die de winsten opvoerde en daardoor tot
versterkte kap itaalvorming en tot grootere belasting-
opbrengsten leidde.
Daarmede is stellig nog niet het definitieve oor-
deel over het
productieve
effect der investeerings-politiek in de verschillende landen gesproken, maar ten hoogste het oordeel over het functioneele effect
der eerste phase.
Zoolang de investeeringen in uit-
voering
zijn,
werkt de expansiecirkel en produceert,
onverschillig wat wordt vervaardigd,
stijgende
op-
brengsten, stijgende kapitaalvorming, verminderde
werkloosheid en toegenomen belastingopbrengsten.
Het eindresultaat za] eerst te overzien zijn, indien
na voltooiing der investeeringen de vraag ontstaat,
of zij niet slechts
tijdelijke
winsten, maar ook per-
manente rentewinsten opleveren en voor vele dezer
landen valt thans reeds te voorspellen, dat het; eind-resultaat geen goed zal zijn.
De compositie in het ondernemersschap.
Hetgeen echter het Fransche experiment van alle
overige tot dusver bekende credietpolitieke acties
onderscheidt, is het gevaar, dat
reeds in de eerste
phase
de ontsteking zal falen. In Frankrijk ontbraken
tot dusver niet slechts, gelijk in Duitschiand, de
productieve
investeeringsprogramma’s, maar de in-
vesteeringsprogramma’s
in het algemeen.
Zeker, de
Regeering van het volksfront heeft ze voor een later
tijdperk in het vooruitzicht gesteld, maar het kan
nog lang duren, voor zij
zijn
uitgewerkt en uit de
geschiedenis der investeeringsprogramma’s van an-
dere landen weten wij, dat dan nog geruimen tijd
pleegt te verloopen, alvorens zij van het papie.r in
de werkelijkheid worden getransponeerd en hun
effect kunnen ontplooien. Hetgeen tot dusver over
den omvang en in het bijzonder over het tempo van het werkverschaffingsprogramma aan het Fransche
parlement bekend werd gemaakt, maakt de verwach-
tingen niet zeer groot. Weliswaar heeft het totale
plan betrekking op Frs. 20 milliard voor de eerstvol-
gende drie jaren, maar aan
directe orders
zal dit
jaar niet meer dan voor één milliard worden ge-
plaatst.
Intusschen is echter in Frankrijk een proces vtn
de kapitalistische
decom positie
ingeleid, dat
tegn
het herstel van het door de crisis reeds geschokte
evenwicht tusscheu kosten en opbrengsten werkt en
de destructie steeds dieper in het ondernemersbe-
drijf dreigt binnen te drijven, hoe langer zij duurt,
zonder door den overgang naar de ,,Mengen”-conjune-
tuur te worden opgevangen. Hetgeen in Frankrijk
op het oogenblik gebeurt en vooralsnog uitsluitend
geschiedt, is een verhooging van het inkomen der
arbeiders met gemiddeld 13 pOt. langs den weg van
5 Augustus 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5671
nominale verhooging van de loontarieven, waar ech-ter tengevolge van de looncompensatie voor de ver-
korting van den werktijd enz. een stijging der loon-
uitgaven der ondernemers met 35 pOt. tegenover
staat.
Vele van de thans doorgedreven arbeiderseischen
– gelijk de wettelijke verankering van de tariefcon-
tracten, de invoering van betaalde vacantie en zelfs
een deel van de effectieve loonsverhoogingen – kun-
nen van sociaal standpunt in het algemeen gemoti-
veerd zijn. Dit kan echter het feit niet veranderen,
dat door een zoo inconsequente verhooging der ont-
vangsten voor de arbeidersconsumenten en de ver-
meerdering der uitgaven voor de ondernemingen de
ongelijkheid der kosten van de bedrijven niet wordt
geëlimineerd, maar integendeel nog aanzienlijk: moet
worden verscherpt. In het moderne industrieele be-
drijf, waar de productie van goederen voor onmid-
dellijke consumptie bijna overal slechts een derde der
totale industrieele productie, de vervaardiging van
productiegoederen echter twee derden der totale pro-
ductie vormt, is de prikkeling van de conjunctuur
van de
zijde
der consumptie een hoogst problematiek
middel.
Steeds konden door het in gang zetten van de zoo-
genaamde koopkrachttheorie in het gunstigste geval
conjuncturen worden verlengd, nooit crises overwon-
nen, omdat toegenomen bonen voor de in de con-
sumptie-industrie suppletoir te werk gestelde arbei-
ders in de totale koopkrachtbalans van den arbeiders-
stand zonder effect verloren gaan, wanneer dezelfde
loonsverhoogingen de ondernemers der productie- en
investeeringsgoederenindustrieën aanleiding geven,
hun activiteit wegens twijfelachtige of pessimistische
beoordeeling der rentabiliteit van nieuw te creëeren investeeringen te verminderen en dienovereenkom-
stig arbeiders te ontslaan. Zelfs de impulsen van een
loonstijging van gemiddeld 13 pot., die ten hoogste
in de consumptie-industrieën tot een compenseerende
kostendegressie
kunnen leiden, kunnen zich in de
totale conjunctuurbalaDs niet achteraf ontplooien,
wanneer er in de prodactiegoederenindustrieën ten-
gevolge van de met 35 pOt. toegenomen uitgaven
voor bonen een niet te compenseeren
kostenprogres-
sie tegenover staat. Bijgevolg bestaat het aan zeker-
heid grenzende gevaar, dat de werkloosheid, die door
den overgang naar de 40-urige werkweek mechanisch
weg-georganiseerd zal worden, door de verscherping
der crisis in de producl;iegoederenindustrieën langs
een omweg in versterkte mate terugkeert.
Kapitaalmobilisatie of vermogensvertering?
Hetgeen de Fransche Minister van Financiën, Vin-
cent Auriol, tegenover andere landen als het bijzon-
dere Fransche actief, als de kans voor grootere ka-
pitalistische soliditeit aandient, namelijk het feit,
dat Frankrijk voor zijn conjunctuurexperiment in het
geheel geen crediet behoeft te creëeren, maar vele milliarden reeds aanwezig, in den vorm van biljet-
ten, goud of gevluchte buitenlandsche beleggingen
voor de Fransche huishouding gesteriliseerd kapi-
taal slechts behoeft te mobiliseeren, kan aan deze
constellatie niets veranderen. Stellig, Frankrijk heeft
in grooteren omvang dan welk ander land ook zulke
doode kapitaalreserves. Indien het zou gelukken,
deze met overwinning van het begrijpelijke wantrou-
wen van haar bezitters in productieve beleggingen
te herscheppen, behoefde het niet, gelijk Duitschiand,
kapitaal te creëeren en daarmede het spaarvermogen
van toekomstige generaties met een problematieke
hypotheek bij voorbaat te belasten. Maar wanneer de Fransche conjunctuurpolitiek blijft, wat ook de vroe-
gere crisispolitiek altijd is geweest, wanneer namelijk
het uit de schuilhoeken te voorschijn gebrachte kapi-
taal toch slechts zou worden gebruikt voor dezelfde
doeleinden, die de tot dusver gevolgde financieele
politiek het ook reeds had toegedacht, namelijk te-
korten te dekken, tekorten van den Staat en thans
nog tekorten van particuliere ondernemingen, dan
valt niet in te zien, hoe het vertrouwen moet terug-
keeren en het gemis aan evenwicht in de begrootin-gen van den Staat en de particuliere ondernemingen
moet worden opgeheven.
Laval wilde met zijn deflatie-experiment de uit-
gaven in de staats- en particuliere huishouding zoo-
ver besnoeien, dat het evenwicht langs dezen weg
hersteld zou worden. Blum en Auriol willen de uit-gaven niet beperken, maar integendeel nog verhoo-
gen. Met het kapitaal, dat zij mobiel maken, of ItLet
het crediet, dat zij thans langs den weg der kleine
hulpinflatie van Frs. 10 milliard en, wanneer het
kapitaal ondanks aantrekkelijke inschrjvingsvoor-
waarden faalt, itt de: toekomst in grootere doses wil-
len scheppen, beoogen zij vooralsnog de te geringe
ontvangsten niet alleen van den Staat, maar ook
van de particuliere ondernemingen aan te vullen.
Zij willen voor de aan de ondernemingen opgelegde
meerdere uitgaven verlichting scheppen door belas-
tiugreducties, door exportpremies en door andere
subsidies en de renteverlagingspolitiek van de Bank
van Frankrijk in dieiist stellen van dezelfde doel-
einden.
Het crediet wordt dus, evenals vS& Laval, ter
overwinning van tekorten, voor compensatie en ver-
hooging van consumptiëve uitgaven gebruikt, slechts
met dit verschil, dat de tekorten veel grooter drei-
gen te worden. Orediet van dezen aard werkt echter
evenmin productief als ontstekend en het proces van
aandrjving, dat in andere landen langs den weg van
investeeringen het winst- en kapitaalexpansieproces
heeft ontketend, kan op deze
wijze
in Frankrijk,
zelfs in den functioneelen vorm der eerste phase,
niet in gang komen.
Frankrijk voert in werkelijkheid in het geheel geen
actieve conjunctuurp olitiek, maar neemt slechts
haar
uiterlijken vorm
over. Het is een rivier zonder bron,
die men in beweging heeft gebracht en waarin men
water giet, dat men uit de rivier zelf heeft geput.
Wil men speciaal het verschil tusschen de Duitsche
en de Fransche methode tot een korte formule terug
brengen, dan zal men dit ongeveer op de volgende
wijze kunnen doen: Duitschland, dat geen doode ka-
pitaalreserves heeft, creëert kapitaal, dat waarschijn-
lijk improductief verdroogt en de toekomstige kapi-
taalreproductie van het land tot schade van zijn
groote en kleine beleggers problematiek maakt. Frank-
rijk verandert, zelfs indien het hem gelukt, zijn
doode kapitaalreserves te mobiliseeren en in zijn
tegenwoordig experiment tot haar recht te brengen,
renteniers- en ondernemersvermogens in inkomen,
dat sneller verteerd wordt dan het is ontstaan.
Kan de verkeerde start worden verbeterd?
Indien niet alle teekenen bedriegen, zal zoowel aan
het einde der Duitsche als aan dat van de Fransche
credietexpansie de
devaluatie
staan. Voor Frankrijk
is dat zonder twijfel ernstig en noodlottig. Maar het
bedenkeljkste resultaat zou nog niet eens in de deva-
luatie zelf schuilen, maar in het feit, dat het een
devaluatie zou kunnen worden, waar als tegenwicht
geen toeneming aan substantie of verbeterde arbeids-
mogelijkheden, waarschijnlijk niet eens een korte of
lange herleving van de conjunctuur tegenover zou
staan. Alle landen, die tot actieve conjunctuurpoli-
tiek besloten, hebben een paard ingespannen, waar-
van men nog niet definitief weet, waarheen het hun
economie tenslotte zal brengen.
Frankrijk heeft bovendien nog zijn paard aan het
verkeerde einde getuigd, doordat het niet met nieuwe
investeeringen, maar met boonsverhoogingen en koop-
krachtexperimenten begon. Bovendien behoort Frank-
rijk in tegenstelling tot vele andere, reeds sterk ge-
rationaliseerde landen, evenals Engeland tot de sta-
ten, die het geenszins, afgezien van de nu eenmaal
onvermijdelijke bewapening, aan nuttige of zelfs
dringende
mv
esteeringsreserv es
ontbreekt. Zijn wo-
568
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5 Augustus 1936
niugvoorraad
zou
een moderniseering kun tien gebrui-
ken. Spoorwegwezen en landbouw zouden door ratio-
nalisatie zonder twijfel rendabeler zijn te maken.
Voor dergelijke doeleinden zou waarschijnlijk ook de
eveneens in ruime mate aanwezige kapitaalreserve
van het Fransche volk beschikbaar worden gesteld,
wamieer de kostencompensatie op een gezonde basis
zou kunnen worden gebracht. Het lot van de Fran-sche huishouding hangt af van de vraag, of de ver-
keerde start nog tijdig verbeterd kan worden en een
doelmatige investeeririgspolitiek in actie kan worden gebracht, nog v66r het decompositieproces in het on-
dernemerswezen een onherstelbaren graad heeft be-
reikt.
Nadruk verboden.
Dr.
FELIx
PINNER.
DE LANDBOUW-CRISIS-POLITIEK IN FINLAND.
Zooals ‘bekend behoort Finland tot die landen,
welke ‘de ‘depressie ‘hebben weten te overwinnen, mede
ingevolge de nans’tonds in 1931 toegepaste muntcor-
rectie, waarbij de finmark in October aan ‘het pond
sterling werd gekoppeld in de, sedert steeds gehand-
haafde, verhouding van
227
f.m. voor ‘het pond. De
werkloosheid is er, mag men ‘zeggen, geheel verdwe-
nen. Het aantal ‘der ‘bij de aibei’ds’beurzen ingeschre-
venen was volgens de laatste opgaven van Mei jl. 2795 tegen 13189 in Mei 1932, en dat der bij den
werkloosheids’d’ienst in’gesdhrevenen resp. 8132 tegen
53387; ‘de productie-index (gewerkte uren in’ per-
centen van de overeenkoms’tige periode ‘in 1926) was
in ‘het tweede kwartaal van dit jaar 109,4; ‘de ‘hoe-
veelhei’ds-in’dex der in’dustrieele productie was in
Maart 156 (Maart 1926 = 100); het aantal fail’lisse-
inenten daalde van 1251 ‘in het jaar 1933 op 724 in,
1935 (212 in de eerste 4 ‘maanden van 1936) en ‘het
bedrag der geprotesteerde wissels van 24,9 op 14.7
‘millioen f.in. (4,6 in de eerste 5 maanden van 1936).
Het staatsbudget sluit reeds enkele jaren met een
batig saldo; ‘de ‘index ‘der kosten van le’ven’son’der-
hou’d (1914 = 100) daalde van 1025 in ‘het eerste
halfjaar van 1932 op 983 in Mei ji. Z’oo ware er meer
te vermelden.
Finland is, zooals men weet, nog steeds een over-
vegen’d agrarisch land. In oppervlakte een ‘der
grootste landen ‘van Europa (388.217 krn
2
tegen b.v.
230.628 voor Groot-Britannië, of 305.555 voor Italië)
is het tevens een ‘der duns’t bev’olkte. In 1934 telde
het land slechts 3,8 inilli’oen ‘inwoners. Van ‘het
grondgebied, dat voor 11,5 pOt. uit meren bestaat, is
‘dan ook slechts 6,6 pCt. ‘in cultuur (in het Zuiden
11,8 en in het Noorden 1,1 pOt. der oppervlakte).
Maar van de bevolking, die voor 79,6 pOt. op het
land woont, is niet minder ‘dan 59,6 pOt. in ‘den
landbouw werkzaam, tegen ‘h.v. 20,2 pOt. in ons land.
Het is ‘dan ook ‘zeker begrijpelijk, dat ‘de in 1929 in-
getreden landbouw-crisis liet land voor hoogst em-
stige problemen stelde. De regeering zag zich ge-
noopt ‘op verschillende wijze ‘in te grijpen. Van de
terzake genomen maatregelen willen wij hier, aan de
hand eener daarover ‘door ‘den ‘heer J. H. K’onttinen,
hoof’dambteuaar aan het land’bou
–
wministerie te Hel-
sinki, gesdhreven studie, een ‘beknopt beeld geven.
Misschien kan zulks hier, waar men nog steeds ‘doen-
de ‘is op ‘dit gebied te experimenteeren, ‘van eenirg nut
zijn. De ‘getroffen regelingen ‘hebben er, naar de
heer K. schrijft, toe geleid, ‘dat ‘de landbouw-depres-
sie ,,has been overcome en the whole and that the
remunerativeness of a’gmiculture has ‘been restored to a more nor’mal level”.
De depressie zette, zooals gezegd, ook in Finland in
1929 in. De index ‘der ‘binnenland’sohe
prijzen
voor
land”bouwproducten ‘in den groothandel (1926 = 100)
liep tot 110 ‘iii 1928 op, om daarna in 1929 tot 100 te ‘dalen, in 1930 tot 82 en in Juni 1931 tot 70. Be-
grijpelijkerwijs leidde een zoo aanzienlijke prijsdaling
op korten termijn tot het verdwijnen van winstmoge-
lijkhei’d, beperking der voortbrenrging, werkloosheid,
faillissementen en gedwongen ‘verkoop van bedrijven.
Reeds spoedig greep de regeering in met maatrege-
len tot steun van den landbouw. Achtereenvolgens
vermelden wij’ ‘die, welke de veehou’derij en ‘de zuivel-
productie golden; ‘den steun aan ‘den :graan’houw, en
de regelingen tot verlichting van ‘den schuldenlast
der ‘bedrijve:a.
Veeteelt en zuivelproductie zijn van oudsher de
hoofd’bron van inkomen der landbouwers in Finland
geweest. Vandaar, ‘dat de regeeringsmaatregelen in
de eerste plaats ‘deze onderdeelen van ‘het landbouw-
bedrijf golden. Reeds in December 1928 was een wet
tot stnd ‘gekomen, waarbij uitvoercertificaten wer-
den verstrekt aan exporteurs van varken’svleesch en
van eieren, met ‘de bedoeling de productie en ‘vooral
den uitvoer dezer producten te bevorderen. De wet,
die voor 5 jaar van kracht zou blijven, gaf ‘den ex-
porteur ‘der ‘genoemde waren een certificaat ten ‘be-
drage van ‘het invoerrecht, dat over ‘het uitgevoerde bij invoer zou verschuldigd zijn. De ‘houder van het
certificaat on’tleen’de ‘daaraan ‘het recht ‘om, binnen
6 ‘maanden, eieren, varkensvieesch, rogge ën gerst in
te ‘voeren ‘vrij ‘van in’v’oerrecht, en in zoodanige ‘hoe-
veelheid, ‘dat het normaliter ‘daarop verschuldi’gde
invoerrecht gelijk stond met het ‘bedrag van ‘het uit-
voercertif’icaa’t. In 1931 werd de wet uitgebreid in
dezen zin, dat ‘de ‘houder van het certificaat ‘het mocht
overdragen aan anderen, en ‘dat ‘het ook voor ‘den in-
voer van tarwe en van rogge- ‘of ‘gerstemeel gelden
zou.
De gevolgen ‘der wet waren
opmerkelijk;
terwijl in
1928 slechts een waarde van 152.000 finmark aan
eieren werd uitgevoerd, naast een invoer ter waarde
van ruim 1 m’illioen, was reeds in 1929 ‘de uitvoer
viermaal grooter, en werd in 1933 aan eieren uitge-v’oerd voor een waarde van 132,5 mill’ioen f.m. De
uitvoer van varkensvleesch in 1928 ter waarde van 1,1
millioen fin., naast een invoer groot 32,4 milli’oen
f.m., was in 1933 gestegen tot 33 milli’oen f.m., ter-
wijl ‘de invoer tot 7,3 millioen f.rn. wa’s teru’ggel’oopen.
Toen ‘de lan,’dhouwdepressie nog toenam en ‘de prij-
zen ‘der zuivelproducten ‘bleven ‘dalen, kwam in Dec.
1932 een wet tot stand, welke voor sommige ‘dezer
artikelen premies verleende. Voor n’atuurboter werd
in 1933 een uitvoerprem’ie van 3 fin. per k’g ver-
leen’d voor zoo’ver de groothan’delsprijrs ‘van beter, premie inbegrepen, niet meer dan 23 f.m. per kg be-
droeg, en kaas een van 2 f.m. als ‘de groothandeisprijs,
premie ‘inbegrepen, niet boven 13 fin. per kg kwam.
Bovendien werd ‘het invoerreht voor boter in 1933
van 2 tot 5 f.m. en voor 1934 ‘tot 12 fin. per kg ver-
hoogd. Aangezien deze wetten slechts tot ultimo 1933
van kracht bleven verleende ‘de wetgever in 1934
95 millioen F.m. ‘als premies om ‘de
prijzen
van
eieren, boter, kaas en varkensvleescih op peil te hou-
den, en ‘in 1935 een gelijk bedrag, naast een van 40 •millioen tot steun van ‘de prijzen voor andere land-
bouw’pro’ducten. Dit totaal van 135 millioen zoude
worden ‘gevonden ‘door belastingen en invoerrechten
op ‘veevoederartikelen. In ‘het l’oopen’de jaar ‘heeft de
wetgever ‘het steunbedra’g tot in totaal 85 millioen
f.m. verlaagd.
In de jaren 1929-’35 werd in totaal 334,1 millioen
f.m. voor steun uitgegeven, welk ‘bedrag ongeveer
2 percent uitmaakt van ‘de opbrengst van de land-
bouwpro’ducten ‘in Finland. Het ‘doel ‘dezer maatrege-
len was niet bevordering van prijsdumping in het
buitenland, maar het ‘houden ‘der prijzen in het eigen
land op een loonen’d peil. Het spreekt overigens van
zelf, dat de gevolgde politiek ‘de landbouwprijzen
elders ‘verder omlaag moest drukken. Toen daar ‘dan ook evereenkomstige maatregelen werden genomen,
en ‘in 1934 dientengevolge ‘de prijzen in Finland ver-
‘dere ‘daling on’dergingen, werd in Mei 1934 tot hef-
fing van belasting op margarineproducten en vee-
voeder ‘overgegaan, met het doel ‘den ‘boterprjs niet beneden 24 f.m. te doen ‘dalen. De margarine-belas-
ting werd ‘gekoppeld aan ‘de uitvoerpremie voor’boter,
met een maximum van 6 f.m. per kg. Op aandrang
5 Augustus 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
569
der margarinefabrikanten werd evenwel d ‘margarine-
belasting voor 1934 geschorst op voorwaarde, dat de
margarineproductie vrijwillig zou worden beperkt: De invoer van veevoeder werd echter tijdelijk geheel ver-
boden. In December 1934 werd de margarinchelasting
intussehen weder ingesteld ten bedrage van 2 f.m. voor margarine, van 1 f.m. voor margarinekaas en
kunstreuzel en van f.m. voor men’gvetten. Deze
rechten zijn echter op het oogenblik met de helft ver-
laa’gd. Op den invoer van eeijbare vetten van anderen
aard werd, na een tijdelijk verbod van invoer, in April
1934 een invoerrecht ingesteld, met bevoegd;heid voor
‘de regeering om deze redh’teu zoo noodi’g tot het
viervoud te verhoogen. Deze rechten zijn thans nog
steeds van kracht.
Ook ten opzichte van den graanbouw heeft de re-
geering tot steunmaatregelen de toevlucht genomen.
In September 1931 werd een wet uitgevaardigd, welke
tot einde 1938 van kracht blijft, en de strekking :heeft
‘dan verkoop van inlandsch graan te bevorderen. Maal-
derijen, welke vreemde gerst of haver gebruiken, zijn
verplicht ook Finsehe producten te koopen. Evenzoo
moeten importeurs van roggemeel dit met Finach
meel mengen, in een door de regeering te bepalen
verhouding. Echter met dien verstande, dat ‘de prijs
van het eigen produt niet mag stijgen boven dien
van het bui’tenlan’dsohe van gelijke hoedanigheid (in-
voerrech’t inbegrepen). Indien de eigen ‘graanpro-
ductie afneemt, kan de regeering de meugverhouding
verlagen. De hij den aanvang der oogstperiode vast-
gestelde verhouding noet echter gedurende deze
periode onveranderd ‘blijven. Voor rogge en rogge-
meel heeft de verhouding gewisseld tussohen 5 en 65 pOt.; voor haver steeg zij in de herfst van 1934
zelfs tot 95 pOt.
De groothan’delsprjsindex voor graan viel tot 68 in October 1930, wat ‘de regeering er toe bracht de
graanrechten, ten cieele in den vorm van schaalrech-ten, aanmerkelijk te verhoogen voor ro’gge en tarwe.
Het gevolg der genomen maatregelen, is geweest, dat
Finland in zijn behoefte aan rogge cii haver vrijwel
geheel zelf is gaan voorzien, en wat tarw’e aangaat in
1934 ongeveer 40 pOt. van
zijn
behoefte heeft kun-
nen dekken.
Interessant is de wijze, waarop Finland het vraag-
stuk der op ‘het land’homv’bedrjf drukken’de schulden
‘heeft geregeld. HeUtdtaal bed'”darvn was op
het ein’de van 1929 naar ram’ing niet minder ‘dan 5920
millioen f.m., waarvan 2279 millioen hypotheek. De
vermindering ‘der productie en de aanzienlijke prijs-
val hadden tot gevolg, ‘dat in 1929/30 ‘het rendement
van denlan’dbouy,. ‘so,pr zo,over• dit kon worden nage-
gaan, niet meer ‘dan 2.9 pOt. bedroeg, wat natuurlijk onvoldoende was om rente en aflossing der schulden
te dekken. Vandaar ee.n sterke ‘toeneming ‘van de exe-
cuties van boerenihedrijven, van 1623 in 1931 tot 3296
in 1933. De om’standihei’d, ‘dat een groot deel der
schulden van de boeren op korten termijn liep, bracht
de Regeerin’g ertoe in eersten aanleg deze shul’den
te fuudeeren door bemiddeling van ‘de landbouw-
hypovheelebank met steun van de Regeerin’g. Deze
zonde nl. de pand’brieven tot maximaal 200 millioen
f.m. garandeeren. De bank zou ‘door ‘hypotheekverlee-
ning tot een maximum van 70 pOt. der waarde van
‘het bedrijf (resp. 30 pOt. van die van ‘bosch’gron’d
en roeren’de have) ‘de- boeren ‘tot aflossing van hun
schulden ‘op korten termijn in staat stellen. De ter
zake uit te geven pan’dhrieven zouden 6l pOt. rente
dragen en vrij van ‘belasting zijn teneinde ‘de crediteu-
ren ‘te bewegen deze voor ‘hun nominale waarde ‘te
aanvaarden als aflossing van hunne vorderingen.
Deze verwachting werd echter niet vervuld, zooda’t
bij een nadere wet van Maart 1932 ‘de ‘bank werd
gemadhtigd tot funideering van kortloopende schul-
‘den van boeren, ‘clie in financieele
moeilijkheden
wa-
ren geraakt .De crediteuren zouden de keus hebben
tusselien con’versie van hunne vorderingen in pand-
‘brieven, en ‘het afzien van de opzegging ‘hunner vor-
deringen ‘gedurende een ‘bepaalden termijn. Weiger-
den zij beide oplossingen, dan zou gedwongen conver-
s’ie ‘in pan,’d’brieven ‘het gevolg zijn.
Toen de ‘depressie aanhield, werd -bijl wet van Fe-
‘brua.ri 1933 nog een stap verder ‘gegaan. De bank
werd bevoegd om de schulden tot een ‘bedrag van 90
pOt. ‘der waarde van het bezit in pan’dbrieven, welke
tot een bedrag van 300 miii. ‘door ‘den Staat werden
gegarandeerd, om te zetten. In verband ‘hiermede
werd het bankkapi’taal tot 30 mill. verhoogd, waar-
van ‘de Staat 18 in’ill. nam. Toen ‘ook deze regeling
nog niet voldoende elastisch bleek, werd bij wet van
Juni 1933 de ‘debiteur ‘bevoegd verklaard zijnerzijds den verkoop van zijn goed ‘d’oor te zetten, ook tegen
den wil van den crediteur, wanneer zijn schuldenlast
‘dermate ‘groot was, dat fuu’deerin’g volgen’s ‘de rege-
len ‘door ‘de vet ‘gesteld onmogelijk bleek. De rente
der pan’d’brieven werd tevens eerst tot 5Y2 en latcr
tot 5 pOt. verlaagd, met op’heffing van ‘de ‘belasting-
vrijheid. Deze regeling z’ou tot u’ltimo 1936 van
kracht ‘blijven. Sedert ‘het in werking treden dezer regelingen in October 1931 werden tot begin 1936
18.493 aanvragen behandeld, waarvan 6818 aanvra-
gen werden ingewilligd tot een totaal bedrag van
459 millioen finmark.
T’oen ‘de executies sterk ‘begonnen toe te nemen
werd voorts bij wet van Mei 1932 ‘de Staat bevoegd
verklaard ‘de hoeven zelf te k’oopen, tenein’de de boeren
op ‘hun plaatsen te kunnen ‘handhaven. Deze ‘bevoegd-
hei’d zou tot ultimo 1934 van kraht ‘blijven, en heeft
ertoe geleid, ‘dat 2545 ‘boerderijen in gebruik van
‘hun vroegere eigenaars lc’on’den blijven. In Januari
1934 werd de landbouw-hypotheekbank ‘bevoegd ver-
klaard zelve ‘geëxecuteerde boerderijen te koopen, wat
in den tijd tot ‘begin van ‘dit jaar in 2360 gevallen
tot een bedrag van 124 m’ill. ‘geschiedde. Bovendien is
de Regeering ertoe overgegaan om korte schulden
tegen hooge rente aangegaan om te zetten in hypo-theeksohul’d tegen lage rente, en werd
‘bij
wet van
April 1932 ‘beslaglegging op ‘bedrij’fsbenoodi’gdheden
los van executie van het bedrijf ‘zelf tot einde 1936
verboden. Eindelijk werd ‘de failli’ssemen’tswet aange-
vul’d in ‘dezen zin, dat de meerderheid van crediteu-
ren een accoord ook tegen den wil van de minder-
hei’d zonde kunnen doorzetten,, en de mogelijkheid
van een dwangaceoord verruimd werd.
Naast ‘deze maatregelen werden nog andere geno-
men betreffende directe staatzhulp ‘in ‘bij’zondere ge-
vallen, bevordering van liet landbouwbedrijf als zoo-danig, kolonisatie, ‘ontwikkeling van den bosdhbouw en uitvoering van openbare werken tot inperking van
de werkloosheid.
Voor grondverbetering werd in de jaren 1928-
1935 229 mili. door den Staat uitgegeven, ter-
wijl bovendien ‘aan 200.927 ‘boeren bijdragen tot een
bedrag van 187 mill. werden uitgekeerd voor veibe-
tering van 224.253 ha bouwland en van 33.441 ha
weiland. Tevens werden tussc’hen 1927 en 1934
300.871 ha grond ontgonnen. V’oor boschbouw wer-‘den tussc’hen 1928 en 1935 986 mill. f.m. ‘door ‘den
Staat besteed en in Jan. 1935 werd voor de jaren
1935—’39 n’og een jaarljkse’h cred’iet van 35-60 mill.
toegestaan, ‘terwijl van het crediet van 350 mill. f.m.
in, 1932 gevoteerd voor openbare werken ter ‘bestrij-
ding van de werkloosheid 140 mill. ter beschikking van
den Minister van Landbouw kwamen. Als gevolg van
een en ander is ‘de toestand ‘der ‘boeren aanmerkelijk verbeterd, zoodat ‘het rendement tusschen 1932—’34
van 4.6 tot 6.1 pOt. verbeterde, de bonen stegen en
‘de verschul’digde rente daalde van 8-12 op 5-7 pOt.
De index voor prijzen van ‘landbouw’producten (1926
100) was van 70 in 1934′ tot 79 in Febr. 1936 ge-
stegen en de marge tusschn ‘deze
prijzen
en kosten
en ‘bonen van 14 in 1934 tot 11 pOt. in Febr. 1936
terugge’gaan.
C. A. VERR1JN STUART.
204
1
2.755
1
2.530
–
7.080
4.760
440
7.080
1.520
307
683
2.790
514
–
29.300
–
515
5
1
–
570
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5
Augustus 1936
ONGEVALLEN IN DE LUCHTVAART.
De ongevallen op ‘de heropende lijn tussehen Ana-
sterdam en Praag en van de ,,Lappland” in Zweden
hebben weer eens ‘de aandacht ‘gevestigd op de veilig-
heid in ‘het vliegwezen. reder vervoermiddel heeft nu
eenmaa.l zijn zorgen, vooral als het nog betrekkelijk
nieuw is en ‘de kinderziekten nauwelijks te boven
gekomen.
Mag men dan van de luchtvaart verwachten, dat
in ‘een ‘vijf en twintig jaar aan alle wenschen van
snelheid, comfort en veiligheid is voldaan?
Er zijn een aantal factoren, die ‘beslissen of een
bepaalde tak van vervoer bestaansrecht heeft of niet
en in welke mate.
De taak van de luchtverkeers-maatsehappij is nu
een uiterst moeilijke. Snelheid, veiligheid en prijs
hangen nauw samen, zoowel van het standpunt van
den vervoerder als van dat v.an den bevrachter. Hier
kan alleen een objectieve beoordeeling tot voordeel
strekken. Jammer genoeg is ‘daarvan heel weinig
sprake. Want hoe paradoxaal het ook moge klinken:
de ‘luchtvaart ondervindt de na’deeleu van ‘de over-
groote publieke ‘belangstelling. Dat is
begrijpelijk
en
die publieke ‘belangstelling zal ongetwijfeld ‘blijven
aanhouden, zoolang voortdurend’ ‘belangrijke verbete-
ringen en wijzigingen plaats ‘hebben. De vooruitgang
is ‘hier bijzonder zichtbaar.
Hoe staat het nu met ‘die ‘drie factoren snelheid,
veiligheid en prijs en ‘ook ‘met het ‘daarmede samen-hangende verschijnsel: rentabiliteit?
Laten wij beginnen met de
veiligheid,
die zoozeer
de aan’daht trekt. Hieromtrent bestaan wel eenige
statistieken, ‘die ons kunnen inlichten. Vooraf zij er
echter op ‘gewezen, dat men niet alle luchtvervoer
over één kam mag scheren. Wij dienen onderscheid
te maken naar den aard van het transport. Een leger-
vliegtuig kunnen wij niet op één lijn stellen met een
toeristen- of verkeersvliegtuig. Ook zal een verkeers-
vliegtuig, ‘dat in ‘geregel’den dienst vliegt, aan geheel
andere gevaren blootstaan ‘dan een dergelijk toestel,
dat ‘deelneemt aan een Melbourne-race of een oceaan-
vlucht. Ook spelen natuurlijk de geografische gesteld-
heid van een land, de verspreiding van de landings-
terreinen, in het algemeen de gronddienst, enz. een
rol van groote beteekenis.
De statistieken ‘over de verkeersongevallen in deze
transportgroep hebben het nadeel, dat zij nog te
sterk door een toevallige opeenvolging van enkele
ongelukken worden beïnvloed. De cijfers zijn nog niet
groot genoeg, ‘dat een bepaalde tendens daarin tot een
zuivere uitdrukking komt. Voorbeeld: gaat men na
het aantal gevlogen mijlen per ongeluk in de Ver-
eenigde Staten, telkens voor een periode van 6 maan-
den, dn krijgen wij de volgende cijfers:
Gevlogen mijlen Gevlogen passagiermijlen
Periode
per pilootongeluk per passagiersongeluk
le halfjaar 1928 . .. 1.121.153
onbekend
2e
1928 . . .
1.237.768
11
le
1929 . , .
1.150.167
11
Ze
,,
1929 . . .
1.226.166
11
le
1930 . , . 3.380.545
2.375.664
2e
1930 … 6.680.825
25.741.316
le
,,
1931 … 4.038.185
5.277.089-
Ze
1931 … 4.532.510
4.262.746
le
1932 . .. 2.466.841
3.870.596
Ze
1932 . .. 5.252.911
9.224.783
le
1933 . .. 6.465.530
38.321.196
2e
1933 . , . 7.159.106
20.359.614
le
1934 . .. 3.586.276
5.848.223
Ze
,,
1934 . . . 6.817.223
26.339.197
le
1935 . .. 5.745.826
40.714.686
2e
1935 . .. 11.603.701
17.973.698
Het kan n’iet anders •of ‘de groot.e fluctuaties in deze cijfers zijn voor een ‘deel aan een ,,toevallig”
groote frequentie van ongelukken in een bepaalde
periode toe te schrijven. Zou men alleen ‘de passa-
giersm’ortaliteit als maatstaf nemen .voor ‘de veilig-
hei’d in het vliegverkeer, dan zou men al tot (heel
verkeerde conclusies ‘kunnen komen. Veel beter is
dan •ook uit te gaan van het aantal ‘doodelijke onge-
lukken aan piloten overkomen, ‘omdat ‘het aantal
mijlen ‘door ‘deze categorie gevlogen veel en veel
grooter is.
Nemen wij ‘de cijfers van de ,,pilot-fatality” tot
basis, dan zien wij een gunstige ‘ontwikkeling van het
ongelukkencijfer. Een steeds •grooter aantal mijlen
wordt gevlogen alvorens zich een ‘ongeluk ‘voordoet.
Het is een zeer verblijdend teeken, ‘dat niettegen-
staande ‘de enorme toeneming van het aantal gevlo-
gen
mijlen
‘het aantal ‘ongelukken relatief sterk af-
neemt en ook absoluut geen stijging ‘te constatee-
ren valt. Om ‘dit aan te toonen dienen de volgende,
alweer Arnerika’ansc’he, cijfers:
Gevlogen Aantal piloot- Aantal passagiers-
Periode
mijlen ongelukken
ongelukken
le halfjaar 1928 4.484.612
4
2
2e
,,
1928 6.188.838
5
13
le
1929 9.201.338
8
9
2e
1929 15.940.161
13
9
le
,,
1930 16.902.728
5
22
2e
1930 20.042.475
3
2
le
1931 20.190.925
5
9
2e
,,
1931 27.195.002
6
17
le
,,
1932 24.668.414
10
16
Ze
1932 26.264.553
5
9
le
1933 25.862.120
4
2
Ze
,,
1933 28.780.425
4
6
le
,,
1934 21.517.058
6
16
Ze
1934 27.268.803
4
5
le
,,
1935 28.729.128
5
4
2e
1935 34.811.105
3
11
Waarschijnlijk maakt men zich van het aantal on-‘ gelukken in de luchtvaart een zeer overdreven voor-stelling en worden de aan sport- en militaire toestel-
len overkomen ongevallen verward met ‘die van de
civiele verkeersluchtvaart. Als men dan ook zou be-
weren, ‘dat ‘het verkeersvliegtuig een veilig vervoer-
middel i’s, zou men het risico loopen uitgelachen te
worden.
Wij
zullen nagaan of die spot bestaansreden
heeft ‘of niet.
In ,,Die Grundlagen der Flugsicherung” (1033),
uitgave van ‘het ,,Verkehrswissenschaftliche Institut
für Luftfahrt” kan men op blz. 11 de volgende cij
–
fers vinden:
Oorzaken van ongevallen bij verschillende verkeersmiddelen
t,o.v. de capaciteit van het bedrijf.
Spoor-
Zie-
Automo- Vliegtuig.
wegen
1
scheepv.
1
bielen ivaste lijn
Oorzaken van de
Duitschi. lEngeland lEngeland
1
Ver. Stat.
ongelukken
Een ongeluk per
1000
1000
1000
1000
– Ioc.km.’) Schip km. auto km.
1
vlieg km.
Onderbreking en stoor-
nis door weersinvloe.
den,
branden,
mist,
41.800
Ondeugdelijke
boven.
bouw,
straten,
vlieg-
12.500
Ondeugdelijk materiaal
10.240
baldadigheid ………
Verkeerde handhaving
velden ……………
Overige oorzaken
. . . –
12.200
van den dienst …….3.050
Invloeden van buitenaf
door bewegingen van
andere verkeersmidd.
4.255
2
)
Totaal……..1.1SO
80,9
2
605
Aantal machine km. als
grondslag dienende ..
1.088,6
122
22.500
75,5
Onder locomotiefkm bij de spoorwegen wordt verstaan
de gereden km van de trek- en rangeerlocomotieven.
Ongelukken op kruiswegen.
2)
Te wijten aan voetgangers, fietsers en dieren.
Recapituleeren wij dan zien wij, dat één ongeluk
voorkomt per 1.180.000 1cm hij de spoorwegen, 605.000
1cm ‘bij de luchtvaart, 246.000 km ‘bij de auto’s en
80.900 km bij de scheepvaart.
Wij zijn inderdaad eenigszins verwend doör de
5 Augustus
1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
571
spoorwegen. In Duitschiand komen, zooals bekend,
nogal weinig ongelukken voor bij het spooiwegverkeer
en de boven gegeven verhouding is dus zeker niet
geflatteerd voor de ludhtvaart. Echter zullen onge-
twijfel.ft velen getroffen worden door de ibijzonder
gunstige cijfers voor het luchtverkeer.
Dat het cijfer der verkeersongevallen bij ‘de spoor-wegen in de eerste plaats, doch ook bij de luchtvaart,
zoo betrekkelijk laag is, kan toegeschreven worden
aan de ‘hechtere, betere organisatie, die men, daar
doorvoeren kan.. Het aantal veiligheidsmaatregelen,
dat nageleefd moet worden in ‘het ‘gewone ‘vliegver-
keer, is zeer groot (zoowel op den grond als in de lucht) en zij zijn blijkbaar nu reeds streng genoeg
om het aantal ongelukken binnen redelijke grenzen
terug te brén’gen. Hieraa3i w,ordt in alle landen de
grootst mogelijke aandacht besteed en zoowel door
nationale- als door internationale regelingen tracht
men ‘de veiligheid op te voeren.
Alen moet, trachten ,’de oorzaken van’ de ongeluk
ken op te ‘sporen en – indien mogelijk – deze oor-
zaken wegnemen. Door publicatie van de resultaten
van het onderzoek (zooals ‘bijv. iii de Vereenigde Sta-
ten geschiedt) zal men ertoe bijdragen constructeurs,
verkeersmaatsehappijen en vliegers paraat te doen
zijn tegen tekortkomingen ‘in materiaal, Organisatie
en kennis. Ongetwijfeld zal onze nieuwe Raad voor
de Luchtvaart ook in dit opzicht nuttig werk ver-
ric’h ten.
Gaat men de oorzaken na van ongevallen, die het
verkeerswezen in het algemeen treffen, dan vindt men:
1. weersin’vloeden,
tekortkomingen bij ‘baan, straat, of vliegvelden,
ondeug’deljkheid materiaal, verkeerde ‘opvolging instructies,
diversen,
6.’
invloeden van buiten door bewegingen van
na-
•dere verkeersmi’d’delen.
Deze opsomming is ontleend aan het reeds genoem-
de geschrift: ,,Die Grundlagen der Flugsicherung”,
terwijl een dergelijke indeeling ook is te vinden in
het ,,Air Commerce Bulletin”, Vol. 7 No.
9.
Opvallend is nu, dat bij het vliegwezen het aantal
ongelukken tengevolge van materiaalfo u ten vroeger
zeer gioot was. Tegenwoordig is ‘dat veel minder. In
1932
kon
29.6
pOt. der ongelukken in de Vereenigde
Staten aan fouten van ‘de mac’bine worden toege-
sc’hreven, thans nog slechts
16.13 pOt. (2e helft
1935).
Daarmede wordt het cijfer van ‘de spoorwegen al
aardig benaderd en dat van de scheepvaart verbeterd!
Een andere groote gevaren-factor voor het lucht
verkeer is – 2ooal’s bekend – de weersgesteldheid.
Echter is in de weinige jaren
1932
tot de tweede
helft
1935
het aandeel van ‘het weer afgenomen van
30.3
pOt. tot
17.58
pCt. De dienst op de vliegvelden
was in de tweede helft
1935 oorzaak van
8.6
pOt, der
ongevallen, in 1932
echter nog van
12.6
pOt.
Zoo ziet men dat ‘de tekortkomingen van materiaal.
en organisatie steeds geringer worden en nu reeds
een voldoende mate van veiligheid waarborgen. liet
zal nu de zaak zijn van constructeurs en van hen,.
die het vliegverkeer in handen hebben (op den grond
en in de lucht) het ongevallencijfer nog meer te druk-
ken. hoe vreemd dit ook moge klinken, het is te wen-
MAANDCIJFERS.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
Indexcij fers van
12
aan deelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
Basis,
2
Januari
1929 = 100.
De Bank voor handel en Scheepvaart
te
lhniterdani zendt ons onderstoand overzicht:
Banken
Kunst-
Industrie
IMjjnhouw
Olie
Rubber
Scheep-
Suiker
Tabak
[
Thee
Totale
Gem.
’29
101.9
73.1
110.-.
114.4
95.6
88.6
99.1
100.2
95.-.
99.9
873
92.7
103.2
’30
94.2
34.1 90.1
100.4
71.6 63.9
93.1
52.1
71.-
76.2
65.5
74.5 84.3
’31 73.6 22.7 60.7
83.-
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
46.3
45.5
46.3
55.1
’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1 17.6
29.3
27._
25.8
‘
30.8
37.
’33
51.5
10.7
48.7 80.7
41.-
40.- 41.-
26.7
28.2
27.4 25.4 39.5 40.5
’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6
22.2
23.2 26.2
‘
50.2 39.4
’35
14.Ï
52.1
69.9
,
39.7
49.4
43.8
‘
43.2 23.7
24.4
29.3
47.1
,
42.-
Jan.
’35
47.4
14.6
50.3
70.3 37.7
48.-
34.9 43.6
21.-
21.7
27.4
49.9 38.6 Febr.
,
49.9
14.9
51.7
71.2
3,9,1
35.-
43.4
22.4
23.5 27.5
’49.-
39.6 Mrt
,,
49.7
14.9
50.7
70.8 38.2 44.1 34.1
40.2 21,4
23.-
27.5
44.4′
38.7
Apr.
,,
50.8
15.3
51.7
71.2
39.3
47..
37.9 41.8 21.6
24.2 26.9
44.9
40.3
lilei
51.3
14.3
52.8 71.9
39.7
48.2
42.5
43.1
21.4
23.9 25.7 46.6
41.7
Juni
,,
51.9
14.7
53.9
72.1
41.3 49.5 46.8
47.-
23.1
23.8 28.5 46.7
43.5
Juli
,,
50.7 14.8
53.8
71.3
40.3
47.,-
………
50._
46.9 45.3 23.3
23._.
29.3 45.5 43.2
Aug.
,,
50.5
14.3
53.6
70.7
40.2 50.3
49.1
44.2
23.9
23.4
30.5
463
43.7
Sept.
,,
49.-
13.6
51.2 66.6 39.2
50.-
47.2 41.4
24.-
22.8
29.7
46.5.
42.2.
Oct.
,,
48.7
12.9 51.1
64.9
38.7 51.3
47.7
42.1
24.9 25.5
30.1
48.6
42.5
Nov.
50.6
12.7
52.7.
.
68.7 41.1
53.6 52.6
43.4
29.3
29.5
34.-
48.4 45.4
Dec.
,,
49.9
12.5
52.-
69.7 42.2
53.7
52.5
42.3
,
28.9 29.6
36.-
45.2
Jan.
’36
52.2
12.8
53.4
71.9
44.6
54.1
56.6 46.9 31.9 32.2
39.2 48.8
47.8
Febr. ,,
52.8
12.9
54.4 76.2
45.8
54.2
60.5
50.5
31.1
32.3 39.4
50.1
49.3:
Mrt.
52.6
11.9
52.5
74.3
44.2 53.6
59.1 48.7
28.9
31.1 38.1
48.-
Apr.
,,
51.8
11.8
52.-
74.3 43.7
.
53.2 61.1
47.-
27.4
30.4 38.4
.47.8
.48.1
Mei
‘
52.-
111.8
52:6
‘
73.6
44.-
51.1
63.8 44.4 26.6
29.1
38.6 46.4
48.6
Juni
,,
53.1 11.8 53.5
74.1
46.-
52.7 68.3 45.9
29.1 32.7
41.6
455
50.8
Juli
J
54._
11.9
53.7 77.9
47.2.
.
52.4 66.3
1
50.1 29.8 33.7 45.8 47.3
1
51.1
Indexcijfer der totale beurswaarde
2
Januari
1936 t 2.558.045,500 = 100.
2
Januari
100.-
4
Maart
104.4
6
Mei
103.9
1
Juli
109.2
8
,,
102.1
11
103.2
13
,,
105.2
8
,,
108.6
15
104.4
18
103.7
20
105.5
15
,,
109.6
22
104.9
25
103.9
27
,,
106.3
22
112.2
29
,,
106.2
1
‘April
105.1
3
Juni
109.9
29
112.5
5
Februari
107.8,
8
104.8
10
109.4
12
107.4
15
‘
104.9
17′
110.5
19
.,
107.7 22
104.4
24
.,,
109.8
26
,,
,
104.3
29 101.3
Nadrask verboden.
572
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5 Augustus 1936
schen, dat het
percentage
der ongelukken geweten aan
persoonlijke fouten van het bedienend personeel zoo
groot mogelijk zij.
Relatief
mag dit cijfer nog aan-
zienlijk stijgen,
absoluut
moet men het trachten te
drukken. Immers ‘dau alleen kan men zeggen, ‘dat
aan het materiaal en aan het personeel de hoogste
eischen zijn gesteld. Dan zal ook het aantal ongeluk-ken tot een minimum zijn beperkt. J. A. F. CH. H. VAN
DEN BROENE.
AANTEEKENINGEN.
Buitenlandsche handel en bewapeningsconiunC-
tuur van Engeland.
In ‘het jaar 1935 heeft de uitvoer van Engeland
een stijging vertoond, welke ‘die van den invoer over-
trof. In het begin ‘van 1936 is hierin een verandering
gekomen en nu de cijfers over het eerste halfjaar
1936 bekend zijn, blijken de invoeren met 12 pOt.
en de uitvoeren slechts met 0.6 püt. te zijn toege-
nomen. Het passiefsaldo van de handelsbalans is
‘daarmede met £ 38.50 millioen gestegen tot £ 162.50
miljoen. Het Juli-overzidht van de Westminster
Bank wijdt aan dit verschijnsel een hoofdartikel,
waaraan wij hiernavolgend het een en ander out-
leenen. Zij baseert zich daarbij op de cijfers van de
eerste vijf maanden van dit jaar.
De stijgende invoeren zijn vanuit twee geziclhts-
punten belangrijk. Ten eerste zou er een verminder-
de Ibedrijviglhei’d van de binnenlau’dsdhe industrie uit
kunnen worden afgeleid. Dit blijkt evenwel niet het
geval te zijn, daar de vermeerderde invoer meeren-deels artikelen betrof, welke niet met Britsche pro-
ducten concurreeren. Vervolgens is ‘de stand van de
betalingsbalans van veel ‘belang, doch een invloed
op de wisselkoersen behoeft hier niet te worden ver-
wacht, aangezien deze geneutraliseerd wordt door de, als gevolg van de politieke èn economisdhe onzeker-
heden op ‘het continent, naar Engeland stroomende
kapitalen. Waar de export evenwel, afgezien van de
gevolgen van de sancties tegen Italië, is teruggeloo-
pen, moet alle aandacht aan een verbetering hiervan
worden geschonken.
Van de drie hoofdgroepen, voedinigs- en genotmid-
delen, grondstoffen en ‘halfproducten, en afgewerkte
producten, is ‘de invoer van grondstoffen en haiffa-
brikaten het sterkst gestegen. Die van afgewerkte
producten ‘blijft ‘daar slechts heel weinig onder. Bij
alle drie de groepen is, behoudens een enkele uitzon-•dering, ‘de stijging zoowel aan een gestegen waarde,
als aan een toegenomen hoeveelheid te ‘danken, al was
het percentage van de eerSte toeneming het grootst
(in de eerste drie maanden van 1936 van alle invoe-
ren een stijging vergeleken met het eerste kwartaal
1935 van 12 pOt. naar ‘de waarde en 8 pOt. naar
volumen).
De gestegen invoer van voedings- en genotmidde-
len is, wat het volumen betreft, aan ‘gestegen koop-
kracht te ‘danken, terwijl de ‘gestegen
prijzen
een her-
stel van meer normale verhoudingen tussohen de
prijzen van lan’dbouwproducten en die van indus-
trieele producten zijn, wat ‘de landbouwbevolking ten
goede komt.
Van de grondstoffen blijkt alleen de invoer van
rirblber van 1935 op 1936 te zijn verminderd, vat aan
een daling van aanwezige voorraden moet worden
toegesdhreven, aangezien ‘het verbruik niet vermin-
‘clerd is. De grootste vermeerdering had plaats hij
wol, nl. van £ 20.163.938 tot £ 24.781.515. Hoewel •de
hoeveelheid ‘is toegenomen, is deze stijging voorna-
ineljk aan hooigere prijzen te wijten. Naar hoeveel-
held is ‘de invoer van ruwe katoen ‘het ‘sterkst ge-
stegen (van 468 mill’ioen 1h. tot 604 millioen 1h.). De
hoeveelheid ijzererts is van 1.847.000 ton tot 2.412.000
ton gestegen. De invoeren van andere metalen zijn,
behoudens een enkele uitzondering als bijv. zink en
haifbewerkte koperproducten, eveneens toegenomen.
Hout werd meer ingevoerd als gevolg van de vraag
van de bouwbedrijven. De ‘in meerdere mate ingevoerde ‘grondstoffen wor-
den door ‘de Westminster Bank toegeschreven aan
de toegenomen industrieele bedrijvigheid. Ook de
stijgende invoer van maehinerieën (in de eerste vijf
maanden van 1936 met 36 pOt. vergeleken bij het
overeenkomstig tijdvak van 1935) is hierop terug
te voeren.
De in alle ‘drie de groepen tot uiting komende toe-neming van ‘den import wordt een ‘gunstig verschijn-
sel geacht. Ten eerste todh is
zij
(afgezien van de
prijsstijging) een gevolg van den gezonden toestand
van de binnenlandsehe industrie en ‘de verwahtin-
gen van ‘de industrieelen, dat deze toestand zal aan-
houden; ten tweede is zij veroorzaakt door de toe-
nemende koopkracht en, zooals gezegd, betreft het
meerendeels producten, welke 6f niet, 6f niet in vol-
doende mate in Engeland zelf worden voortgebracht, zoodat geen concurrentie aan het Engelsohe bedrijfs-
leven wordt aangedaan.
* *
*
In een artikel in de Frankfurter Zeitung van 19
Juli ji. wordt eveneens ‘de ontwikkeling van den En-
gelschen ‘buitenlandsehen ‘handel in ‘beschouwing ge-
nomen, mede gedurende ‘de maand Juni. De invoe-
ren zijn in die maand met 2.2 pOt., de uitvoeren
daarentegen met 12 pOt. tegenover ‘de maand Mei
verminderd.
De invoeren zijn nog 17 pOt. grooter dan die van
Juni 1935, en ‘de vermindering in Juni is dus min
of meer toevallig; ‘de uitvoeren evenwel ‘bereikten
het laagste punt sedert ‘de laatste twee jaar, hetgeen
kenteekenen’d wordt genoemd voor een ontwikkeling
van den bu’iteulandschen handel, welke niet alleen
het gevolg is van sancties of an’dere moeiljkhedea.
Bij een vergelijking van de belangrijkste uitvoeren
naar Italië met die van ‘het eerste halfjaar 1935
blijkt namelijk een verlies tengevolge van ‘de sancties
van slechts ca. £ 3 millioeri, waarvoor in verschillende
gevallen nog andere afzetmo’geljkheden in de plaats
zijn gekomen. Zwaar getroffen werden eigenlijk al-
leen ‘de Engelsche steenkolenmijnen (vul. Zuid-
Wales).
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
2
6Juli1
1
Aug.
Sedert
Overeenk.
26
Juli11
Aug.
Sedert
Overeenk.
1936
1935
1936
1Jan.
1936
tijdvak
1935 1936
1 Jan.
1936
tijdvak 1935
…
11.
1
3
0
606.919
520.847
–
8.311
9.897
615.230 530.744
Tarwe
…………..
Rogge
………. … …
141.166 124.803
–
1.976
281
143.142 125.084
Boekweit …………..
2.785
.
17.978
12.933
–
350
–
18.328 12.933
i1
aïs ………………
..4.312
435.574
459.258
100
91.920
77.484
527.494
536.742
.1.568
10.985 184.475
173.920
–
12.240
20.916
196.715
194.836
54.923
82.905
–
680 1.660
55.603
84.565
Lijnzaad
…………..
19. 431
135.788 115.492
–
124.154
243.532
259.942 359.024
Gerst
……………..
Raver
………………..329
450 33.267
29.093
–
175
–
33.442
29.093
Lijukoek ……………
637
.
21.042
12.178
110
5.556 3.999
26.598
16.177
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
•
200
19.899
16.338
–
1.076 1.948
20.975
18.286
5 Augustus 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
573
De Frankfurter Zeitung zoekt de verklari’g van
den zoo veranderden Engelsc)hen buitenlaudsöheu han-
del in de daar sinds eind 1935 heerschende ‘bewa-
peningseonjunctuur. Afgezien van kleine uitzonde-
ringen, zijn de invoeren van industrieele grondstof-
feti sterk gestegen, waarbij die voor bewapeningsdoel-
einden een fbijzond ere plaats innemen (nikkel, ijzer
en
staal). In den vermeerderden invoer van eind-
producten komt dit ook tot uiting. De invoer van
werktuigen, voornamelijk uit Duitsdhlan•d en de Ver-
eenig’de Staten, was grooter dan in de beide voor-
afgaande halve jaren samen. De meerdere ifrvoer van
voedings- en genotmiddelen (behalve vleesch) wordt
ook in dit artikel een gevolg van gestegen koopkracht
genoemd. Ten aanzien van den gestegen invoer van versdhillende eindproducten uit de Vereenigde Sta-
ten wordt nog gewezen op de stijging met 2 pOt.
van het Pond Sterling tegenover den Dollar in het
loopende jaar.
Ook de ‘verminderde uitvoer wordt aan de bewa-
pening toegeschreven. De uitvoeren van de ‘zware
industrie zijn sterk afgenomen, ten behoeve van dsm-
geude ‘binneulandsche behoeften. De katoenindustrie
heeft er evenzeer ide gevolgen van ondervonden. On-
danks vea-minderden buitenlandsuhen afzet gaat het
dezen. tak van de textielindustrie de laatste maanden
veel beter. De prikkel van de ‘bewapeningsoonjuuc-
tuur is ook het opneiningsvermogen voor veiibruiks-
goederen in Engeland ten goede gekomen. De gemak-
kelijke binnenlandsche afzet en de moeilijkheden,
welke den export in den weg worden gelegd, moes-
.
ten zoo wel tot een zekere exportmoeheid leiden.
Het wordt begrijpelijk geoordeeld, dat men in En-
geland deze ontwikkeling met bezorgdheid gadesiaat,
want een ‘beiwapeningsconjunctuur mag lang of kort
duren, het zal steeds een tijdelijk verschijnsel blij-
ven, ‘hetwelk in belangrijke mate het risico van
,,Fehlinvestionen” met zich brengt. En in de tegen-
woordige omstanidigJaeden zal een eenmaal verloren
gegane markt van uitvoerproducten niet zoo gemak-
kelijk teruggewonnen worden; zoodat het wel eens mogelijk kan zijn, dat het Engelsche bedrijfsleven,
na het wegvallen van den kunstmatigen stimulans,
ecu blijvend verlies ‘zal blijken te hebben geleden.
Op
de betalingsbalans van Engeland hebben dus in
de eerste helft van dit jaar twee belangrijke factoren
gewerkt, die elkaar waarschijnlijk eenigszins in even-
wicht hebben gehouden. Immers, tegenover het geste-
gen passiefsaldo van de handelsbalans stond een zeer
belangrijke kapitaaliniport, die hoofdzakelijk uit de
goudlanden afkomstig is. Indien de toestand zich zoo
zou wijzi’geu,
dat een belangrijk deel van het naar
Londen gevluchte kapitaal weer zou terugvloeien en
het versdhijusel van de vergrootiug van het passief-
saldo van de handelsbalans dan nog zou bestaan, dan
zouden deze krachten elkaar niet meer compenseeren,
maar cumulatief in dezelfde richting werken en
daardoor de gevolgen van de bewapeningsconjunctuur op de ‘betalingsbalans scherper tot uiting laten komen.
S.
De buitenlandsche handel van Japan op een keer-
punt.
Moeilijkheden bij den Japanschen buitenlands1ven
handel.
De Tokiosche courant ,,Asahi” heeft begin Juli
een groot aantal verantwoordelijke personen tot een
openbare bespreking van het handelsvraagstuk bij-
eengebracht, waaronder de Ministers van Buiten- landsche Zaken, van Nijverheid, van Financiën en
van Landbouw, de Gouverneur van de Bank van Japan, de presidenten van de voornaamste bank,
van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Yokohama, de Nippon Yusen Kaisha, de directeur van de Japansche handelsliga en anderen. Met een
uittreksel van hetgeen dear werd besproken, aldus
(Zie
vervolg op pag. 574.)
STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
Disc.Wissels.3 7
Juli ’36
N
d
Lissabon ….
4
5Mei’36
7
Juli’36
(Vrsch.
Bk.B1nfff.3
Londen ……
230 Juni’32
inR.C. 31 7
Juli ’36
Madrid ……5
9
Juli ’35
Athene ……….
7
14Oct.’33
N.-York F.R.B. 1
1
Feb.’34
Batavia ……….
4
1 Juli’35
Oslo ……… 322
Mei’33
Belgrado
……..
5
lFebr. ’35
Parijs
……3
9
Juli’36.
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1 Jan.’36
Boekarest ……..
4
15Dec.’34
Pretoria
….
315Mei’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome …….. 4
183ƒei’36
Boedapest
……
4 28Aug.’35
Stockholm
.. 21
1Dec.’33
Calcutta
……..
3 28Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig……….
5
21Oct.’35
Weenen ……
31OJuli’35 Helsingfors ……
4
3 Dec.’34
Warschau…. 5
26Oct.’33
Kopenhagen
….
322 Aug.
1
35
1
Zwits.Nat.Bk.
ij
3Mei’35
OPEN MAJ’CKT.
1936
1935
1914
1
27Juli/
20125
13118
29Juli!
H
I
201
24
Aug.
1 Aug.
Juli Juli
3Aug.
Juli
Amsterdam
Partic. disc.
1
3
18
I
3
j8
-1
/
1
5
/8_
1
31i
1
13
116.2
1
!
461
5
.511
4
31
4
_71
9
33/.7J
1
Prolong.
–
1114»
11
12
111
2
1
1
12
3
3
14_4
3
14
1
2
1
14-
3
14
Londen
Daggd. :.
1121
‘,’ 1
1
121
1
12-1
1
12-1
1I2-1
1214-2
Partic. disc.
17
131.
9116
17
(31_9(16
‘132
–
116
116
-5
18
116
–
18
14-116
4114_214
Berl(n
Daggeld
3I-1
2’h-3’/a
2
1
11-
7
1S
2719-311
4
3_5 4t1
9
_551
9
–
Maandgeld
23/
4
.31/
4
2
3
l4-3/4
2
1
(2
7
/8
21/
2
I8
23/
4
.31/
4
3/s-5
–
Part, disc.
2
7
15
2
7
18
2/9
27
18
3
3314
211_112
Warenw.
.
4_114
4_11
4
4_11
4
4_11
4
4.11
4
4_11
4
–
Nea, York
Daggeld ‘)
1
1
1
1
71
4
l
12/4.2
1
1
3
Partic.disc.
11
4
114
1
1
14
114
3/
3
116
–
1)
Koers van 31 Juli en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
t)
1
S)
1)
28 Juli
1936
1.47% 7.38% 59.271 9.72%
24.81
100%
29
,,
1936
1.47%
7.38%
59.251
9.71%
24.821
100%
30
,,
1936
1.47% 7.38%
59.25k
9.71% 24.83
100%
31
,,
1936
1.47%
9
7.38% 59.24 9.71% 24.82
100%
1 Aug. 1936
1.47%
7.38% 59.24 9.70% 24.82
100%
3
,,
1936
1.47%
7.38%
59.23k
9.70%
24.84
100%
Laagste d.w’)
1.47
7.37%
59.22
9.69
24.80
100
.F.[oogste d.w’) 1.47% 7.38%
59.26
9.73
24.84
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
sr1and
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid
28 Juli
1936
48.10
–
6.10
1.10
–
–
29
,,
1936
48.09%
–
6.10
1.10
–
–
30
,,
1936
48.07%
–
6.10
1.10
–
–
31
,,
1936
48.07
–
6.10
1.1
–
–
1 Aug. 1936
48.04
–
6.10
1.10
–
–
3
,,
1936
48.05
–
6.11
1.10
–
–
Laagste d.w’)
48.02
–
6.09
1.05
– –
Hoogste d.w’)
48.12 27.85
6.14
1.15
11.60
–
Muntpariteit
48.003
1
35.007
1
7.371
1.488 13.094
48.52
D a a
.Stock-
Kopen-
°
•
Bel-
Buenos-
Mon-
holm
1
hagen*)
J!fj
Aires’) treal
1)
28 Juli
1936
38.04
32.94
37.10
‘5
40%
1.47%
29
,,
1936
38.04
32.94
37.10
3.25
40%
1.47%
30
,,
1936
38.04 32.94
37.10
3.25
40%
1.47%
31
,,
1936
38.05 32.95
37.04
3.25
40%
1.47k 1 Aug. 1936
38.04 32.94
37.121
3.25
40%
1.47%
3
,,
1936
38.04
32.95
37.10
3.25 40%
1.47%
Laagste d.w’)
37.95 32.90
37.-.
3.221
40
1.47
Hoogste d.w
1
)1
38.15 33.05
37.20
3.24
40%
1.473,6
Muutpariteit
1
66.671 66.671
66.671
6.266
95
h
2.1878
S) Noteering te Amsterdam.
*5)
Not. te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t Iste of Zde No. van ieder maand komt een overzicht
voor
van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
Data
Londen
($
per
£)
1
($
Parijs
P. 100
fr.)
Berlijn
($ p. 100
Mk.)
Amsterdan
(S p. 100
gid
28 Juli
1936 5,01
27
1
32
6,60% 40,28
67,97
29
,,
1936
5,0
23
1
32
6,60% 40,28
68,-
30
,,
1936
5,019
1
6,60
40,27%
68,
31
,,
1936
5,01% 6,58% 40,26 67,93
1
Aug.
1936
5,01%
6,58% 40.26 67,95
3
,,
1936
5,01
21
1
82
6,59
40,24
67,91%
5 Aug.
1935
4,95%
6,63%
40,40
67.90
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%
574
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5 Augustus 1936
schrijft de ,,Wirtschaftsdienst” in het nummer van
31 Juli ji., waaraan wij het volgende ontieenen, is de
courant een perscampagne begonnen, teneinde de
publieke opinie op de onvermijdelijke koerswijziging
vooz te bereiden.
De balans van den buitenlandschen handel van
Japan over het eerste halfjaar toont duidelijker dan
een opsomming van de tallooze afweermaatregelen
van het buitenland tegen de Japansche goederen,
welk een invloed al deze vergrijpen tegen den vrij-
handelsgeest tot dusverre hebben gehad. De uitvoer
van Japan is vergeleken bij het voorafgaande jaar
van 1173 tot 1218 mili. Yen gestegen, dus nog
slechts met een kleine 4 pOt. Het meest verontrus-
tend is evenwel, dat de standaard-uitvoerartikelen
als katoenen weefsels, ruwe zijde en zijden stoffen, welke steeds een derde van den uitvoer uitmaakten, niet 10 pOt, in omzet zijn gedaald. De afweermaat-
regelen, welke meestal speciaal tegen deze goederen
zijn gericht, hebben den totalen Japanschen uitvoer
doen dalen naar geheel Latijusch Amerika (behalve
Mexico en Chili), Australië, Indië, Britsch-Malakka,
Nederlandsch-Indië, China en naar de laien van
het nabije Oosten. De overige wereld is tamelijk
klein voor compenseerende uitvoervergrootingen.
Dergelijke successen werden eigenlijk alleen bereikt
met kunstzijde (weefsels en garens) en met vele klei-
nere uitgevoerde fabricaten, zooals dat van jaar tot
jaar het geval is. Daar vele van de reeds ingevoerde
buitenlandsche handelsbelemmeringen nog in het ge-
heel niet in de cijfers van het laatste halve jaar tot
uitdrukking kunnen zijn gekomen, moet men voor
de toekomst op nog ongunstiger resultaten rekenen
– voor zoover althans niet een geheel nieuwe politiek gevolgd zal worden, welke den zich sluitenden kring
weer zou kunnen verbreken. Met een stabiliseering
op den laatst bereikten stand is Japan, dat voor de
voeding van een bevolking, welke jaarlijks met ca. een
millioen toeneemt, heeft te zorgen, niet gebaat.
De toeneming van het invoeroverschot (dat in het
eerste halfjaar, het ,,invoerseizoen”, altijd zeer groot
is) van 194 tot314 mill. Yen is niet zoo gevaarlijk,
als het lijkt. Voor het grootste deel is deze alleen
uit de stijging van den invoer van wol te verklaren
(van 96 miii. Yen in het eerste halfjaar 1935 tot 167
mill. Yen in het eerste halfjaar 1936). Dit be-
teekent alleen, dat de industrie in afwachting van
den handelsoorlog met Australië groote voorraden
heeft opgedaan; in het tweede halfjaar kan der-
halve de post invoer van wol zooveel te kleiner zijn.
In elk geval is het invoeroverschot echter ook door
bet verminderen van het prijsverschil tusschen in-
gevoerde grondstoffen en uitgevoerde fabrikaten toe-
genomen. Daar zelfs Japan tegenwoordig niet meer
in staat is den duurderen invoer door een grooteren
omvang van den uitvoer te nivelleeren, zal ook dit
de Japansche Regeering tot een nieuwe handelspoli-
tiek nopen.
De noodzakelijkheid van den Japanschen buiten-
landschert, handel.
In verband met bovengenoemde moeilijkheden en
de in den laatsten tijd door Japan gevoerde handels-
besprekingen laten wij hierna eenige gegevens vol-
gen over Japan en zijn behoeften aan buitenland-
schen afzet, welke wij ontieenen aan ,,The Statist”
van 30 Mei jl.
Japan heeft, bij een oppervlakte van Frankrijk en
de lage landen gezamenlijk, volgens de volkstelling
van 1930 ruim 90 millioen inwoners.
Ondanks zijn uitgestrektheid is nog geen vierde
deel van het geheeie eigenlijke Japan, dus uitgezon-
derd zijn bezittingen op het vaste land, geschikt voor
den landbouw. Men was dus van oudsher op de zee
en op de omliggende landen aangewezen.
Japan is arm aan grondstoffen. Bijgevolg ‘bestaat
zijn uitvoer uit fabrikaten of bewerkte producten.
Gedurende eeuwen was ‘de ‘beroemde Japansche
zijde het voornaamste uitvoerartikel. In de laatste
jaren ‘heeft Japan katoenen goederen uitgevoerd tot
STATISTISCH OVERZIC1
GRANEN EN ZADEN
TIJINBOTJWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
t
R000E
MAIS
GERST
LIJNZAAD KOM-
KOMMERS
TOMATEN
VROEGE
AARD
RUND-
VARKENS-
Manitoba
loco
1
74 kg Bahia La Plata
kg
La Plata
La Plata
le soort
A
APPELEN
VLEESCH VLEESCH
Rotterdam!
Amsterdam
,
Blanca loco
1
R’dam!A’dam
1
loco
R’dam!A’dam
loco Rotter-
dam/A’dam
loco
R’damlA’dam
per 100 St.
per 100 K.G.
1
100 K.G.
(versch)
per 100 kg
(versch)
per 100 kg per
,
100 kg.
1
per 100 kg.
per 2000 kg.
per2000kg.
per 1960 kg.
Berkelj Rodenrijs
Westiand Groote- broek
Rotterdam
Rotterdam
3)
4)
–
f1.
f1.
•T”
ÏE
3i
f1.
%
f1.
%
f1.
%
f1.
%
fL%
f1.
%
1925
17,20 100,0
13,07
5
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
7,495)
100,0
20,-5)
100,0
4,935)
100,0
93,5)
100,_
77,50
5
)
100
Jan.
1936
5,45
31,7
3,525 27,0 56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
44,-
47,3
50,875
65,1
Febr.
5,21
5
30,4 3,40
26,0 55,25
23,9
64,50
27,3
152,50
33,0
43,775
47,1
48,25
62,:
Maart
5,22
5
30,4 3,50
26,8
59,50
25,7
69,75 29,6
150,00
–
32,4
45,75
49,2
46,57
5
60,
April
,,
5,17
5
30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00
29,7
147,25
–
—
48,50
52,1
45,375
58,1
Mei
5,12
5
29,8
3
,
i75.
26,6
63,75
27,5
72,25 30,6
147,75
—
—–
—-
–
—-
–
–
–
—
–
—
—
51,60
55,5
44,30
57,:
Juni
5,05
29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50
30,3
154,00
33,3
—
31,8
—-
–
—-
–
–
–
—
–
–
–
—-
–
—-
–
–
–
—
–
–
–
54,15
58,2
46,25
59
Juli
,,
5,62
5
32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75 31,7
162,50
35,1
2,49
–
33,2
1
31,9
—-
–
–
–
—
–
–
–
—
–
–
–
7,47
37,4
2,06
41,8
57,35
61,7
47,75
61,1
27
,,
,,
5,80
33,7
3,75
28,7
74,50
32,2
78,00
33,1
162,00
35,0
1,55
20,7 5,64
28,2
1,29
26,2
58,-
6
)
62,4
47,756)
61,1
3 Aug.
.,
6,45
37,5
3,80
29,1
85,50
36,9
81,50 35,8
171,00
37,0
58,-)
62,4
48,25
7
)
62,:
1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, IS Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1931
tot 16 Dec. 1929 American No. 2, van 16Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei l Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64/65 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ’36 62163
Vervolg STATISTISCH OVERZICI
MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalsche!
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
__
gekamde
Australische
Australische,
HUIDEN
SALPETEI
Middling locoprijzen
F. G. F.
Sakella-
1
0. F. No. 1
1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
33 t/m 33.9°
64/66°
$cts. per
Merino, 64’s A.
loco Bradford CrossbredColo
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 kg
R’dam/A’dam
Bé
8.
g.
barrel
per
U.S. gallon
New-York
rides
Liverpool
per Ib.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 kg.
per ib.
Liverpool
Bradford per 1h.
$
%
$cts.
%
Scts.
%pence%pee%
pence
%
pence
%
ir
fl.
1925
10,80
1
100,0 1.68 100,0 14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,
Jan.
1936
6,15
1
56,9
0.61
5
36,6
3,39
22,8
7,05 30,3 5,82
19,9
2,91
31,1
19,25
35,0 9,00
30,5
15,-
43,2
5,80
48,
Febr.
6,15
56,9
0.61
36,3
3,45
23,2
6,80
29,2
5,49
18,8
2,74
29,3
19,25
35,0
9,25
31,4
15,-
43,2
5,85
Maart ,,
6,15 56,9
0.615
36,6
3,47
23,4
6,75 29,0
5,57
19,0
2,79
29,8
19,75
35,9
9,50
32:2
14,25
41,1
5,90
April
,,
6,20
57,4
0.61
5
36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,47
18,7
2,73
29,2
19,75
35,9 9,50
32,2
14,-
40:3
5,95
49,
Mei
,,
6,25 57,9
0.615
36,6
3,43
23,1
6,90
29,7
5,42
18,5
2,67 28,6 20,00
36,4 9,50
32,2
13,75
39,6
6,-
50,
juni
6,30
58,3
0.61
5
36,6 3,36 22,6
1
7,10
30,5
5,43
18,6
1
3,34
35,7
19,25
35,0 9,25
31,4
113,-
37,5
6,-
50,
juli
6,25
57,9
0.61
5
36,6
3,25 21,9
1
7,80
33, 6,24 21,3
1
3,60
38,5
19,25
35,0
9,25
31,4
113,-
37.5
6,-
50,
27
,,
,,
6,25
57,9
0.61
5
36,6
3,25
2
)
21,9
1
7,80
33,5
6,83
4
)
23,3
1
3,574)
38,2
19,75
5
) 35,9
9,25
5
)
31,4
113,-
5
)
37,5
6,-
50,
3 Aug.
,,
6,25
57,9
0.61
5
36,6
3,25
3
)
21,9
1
7,55 32,5
1
1
6,-
50,
‘)Jaar- en maandgem. afger. op
I
/o pence.
2
)
25 Juli.
3)1
Aug.
4
)29 Juli.
2)
30Juli.
6
)14 Juli.
7)
21Juli. 8)16 Juli.
9)4
Aug.
BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN
URENHOUT
S T E E N E N
j
CACAO
COPRA
KOFFIE RUBBER SUIKER
basis 7″ f.o.b.
Zweden(
1
binnenmuur
1
buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-lnd.
1
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Finland
I I
per
t.
m.
s.
Locoprijzen
Sheets suiker
loco
perstandaard
per
per
1
50kg c.i.f.
per
lOO
kg1
Rotterdam
loco
Londen
R’damlA’dam
van 4.672 M’.
per
1000
stuks
1
per
1000
stuks
1
Nederland
Amsterdamj
per
‘/
kg.
per Ib.
per
100
kg.
INDEXCIJFER
THEE
1
Afi. N.-I. theev.I
A’dam gem. pr.I
Java- en Suma-1
Orond
trathee p. ‘ij kg.
stoffen
Kolo-
nIale
pro-
ducten
5 Augustus 1936
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
575
een hoeveelheid en tegen een prijs, welke de overige
landen, en speciaal Engeland, sterk alarmeerden. Japan veibouwt zelf geen katoen. Het importeert
deze uit Britsch-Indië en •de Vereenigde. Staten, de
fijnere soorten uit Egypte en in geringe mate uit
China. Kort geleden heeft het ook zijn intrede ge-
daan in den wolhandel. Evenals ‘bij katoen het geval
was, bleek he’t zich speciaal op de productie van
goedkoope wollen stoffen toe te leggen. Deze industrie
is tot een ‘dergelijken omvang ontwikkeld, zoowel
voor de binnenlandsehe markt als voor uitvoer, dat
Japan een belangrijk kooper op de Australisehe wol-
veilingen is geworden..
Behalve zijn beroemde zijde, katoenen weefsels en
katoenen ‘garens ezporteert he’t thee, geraffineerde suiker, lucifers, porcelein, papier, kolen, kamfer en
versehillende scheepsartikelen.
Voor zoover betreft de klassen van de bevolking,
welke tevreden ‘zijn met rijst en visoh, kan Japan
zelfgenoegzaam worden genoemd t.a.v. de voedsel-
voorziening in een normaal seizoen. D.w.z. het pro-
duceert meer rijst dan het verbrui:kt en de nabije
zeeën, welke gemakkelijk bereikbaar zijn, ‘leveren een
overvloed •van visohsoorten op. Fruit is er eveneens
in overvloed en van buitengewoon goede kwaliteit, zooals o.a. de beroemde da’delpruim, welke aan het
einde van de vorige eeuw in Europa bekend werd.
• In Japan, evenals elders, zijn belangrijke •deelen
van de bevolking niet tevreden met een diëet op rijst
en visdh. Bijgevoig importeert Japan tarwe uit
Canada, meel uit Australië, en li.jnkoeken voor vee-
voer uit het naburig China. Wanneer de rijstoogst,
welke, wat de opbrengst betreft, zeer verschillend
uitvalt, niet in de eigen ‘behoefte kan voorzien, im-
porteert Japan groote ihoereelheden rijst uit Britsoh-
Indië en Birma’h. Suiker wordt in /hooJdzaak uit
Nederlandsch-Indië en de Pliilippijnen ingevoerd,
doch Japan produceert ook zelf iets op Formosa.
Petroleum en benzine komen voornamelijk uit de
Vereenigde Staten. Japan za/l ‘derhalve, evenals
Engeland, verplicht zijn afzetgebieden voor zijn arti-
kelen te zoeken, indien het de verschillende ‘goederen,
welke ‘het voor eigen ‘behoefte noodig heeft, wil kun-
nen betalen.
De maritieme bewapeningsuitgaven.
R cc t i f i c a t .i e. In E.-S.B. van 29 Juli jl. is in
het staatje betreffende ‘de tonnage-verhouding van
handels- en oorlogsvloten in de tweede kolom van
pag. 558 het opschrift van ‘de derde cijferkolom ver-
keerd weergegeven. Dit moet als volgt luiden:
,,Verhouding tussdhen 100 Br. R. T. handelsvloot-
tonnage en de oorlogsvloottonnage in tonnen.”
ONTVANGEN BOEKEN.
Einführv,vg in die Kon jun7ctursatistik door Prof.
Dr. J. Müller. (Jena 1936; Gustav Fischer. Prijs
R.M. 3.60).
Vooral op de gevaren, die aan het verzamelen en beoor-
deelen van statistische gegevens kleven, wordt de aan-
dacht gevestigd. Het eerste deel behandelt de schommelin-
gen in ihet economisch leven als voorwerp voor de statis-
tiek; het tweede deel geeft een overzicht van de Voor
de conjunctuui’beoordeelin.g belangrijkste statistieken.
De schrijver wijst er nadrukkelijk op, dat het geen zin
heeft ‘zooveel mogelijk statistische gegevens te verzame-
len,
maar
dat deze reeksen in logisch verband niet elk
moeten worden gebracht. Dit wordt dan nader uitgewerkt
aan de band ‘van het conjunctuurschema van Spiethoff.
De Duitsche herbewape.ning
door J. J. G. Baron van
Voorst tot Voorst, generaal-majoor, adjudant in
b.d. van H. M. de Koningin. (Den Haag 1936;
Moorman’s Periodieke Pers).
Een interessante beschouwing over de snelle uitbrei-
ding van de Duiitsche bewapening. De organisatie en de
strategie vorden uitvoerig behandeld. Het is jammer,
dat de marine, die zich eveneens sterk uitbreidt, buiten
beschouwing is gelaten, omdat anders een volledi,ger beeld s’are verkregen. Desondanks biedt deze publicatie voldoen-
de materiaal om een goeden indruk van de Duitsc.he be-
wapening te verkrijgen.
.N
GROOTHANDELSPRIJZEN)
(De volledige statistiek werd het laatst opgenomen in E.-,S. B. van
.29 Juli 5.1.)
ZUIVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
p. kg
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
1
LOOD
.
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
1
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Leeuwar-
Heffing
Crisis
Alkmaar
Fabrieks-
1
Gem. not.
1
Elermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoriizen
Locoprijzen
Foundry
IJZER
(Lux III) P.
ILocoprijzen
1
Londen cash Londen
cash
Londen per
derComm. Zuivel
kaas
1
Roermond Londen
1
Londen
per Eng, ton
Londen per
Eng, ton
No. 3 f.o.b.
Middlesb.
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce Standard
Noteering
Centr.
ki. mjmerk
1
p. lOO st.
per Eng. ton
per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
fine
Ounce
per5Okg.
fi.
1
1
f1.
1
1
1 1
1
£
1
%
£
1
%
Sh.
1
1
sh.
1
1
£
1 %
sh.
1
%
pencel
1
9
2
51
2
,3
1
1100,01
–
56,-
1
1
00
,0
1
9,18
103,01
62.116
1
1
00,0
1
36.816
100,0
1261.17!-
1100,0
731-
100,0
1
67!-
1100,- 136.3/6
1100,-
8516
1100,-
132
1
18
1100,0
Jan.’36
0,57
24.7
0,95
116,80
30,0
4,04
44,01
20.1616
33,5
9.6
1
–
25,5
125.616
48,0
411-
56,2
3316
50,0
8.15/6
24,3
140111
164,8
12
1
37,4
Ileb.,,
0,61
26,4
0,92
5
17,37′
31.0
3,375
36,8
21.3/6
34,1
9.131- 26,5
123816
47,1
41-
56,2
3316
50,0
9.316
25,4
140110
164,7
11
13
/16
36,8
Mrt.
0,46
19,9 1,04
17,70
31,6
2,69
29,3
21.12(6
34,8
9.19,6
27,3
127.1216
48,7
41(-
56,2
3316
50,0
9.13j-
26,7
1411-
161,9
11
13
(,6
36,8
Apr.,,
0,44
19,0
1,02′
16,825
30,0
2,49
27,1
22.516
35,9
9.141-
26,6
25.171-
48,1
411-
56,2
3316
50,0
931-
25,3
140194
164,7
12
1
18
37,7
Mei
•
0,47 20,3 0,99
18,75
33,5
2,52
27,5
22.616
36,0
9.916
26,0
123.121-
47,2.
4116
56,8
33/6
50,0
8.1816 24,7
140114
163,9
12
3
/8
38,5
Juni
0,57
24,7
0,8
20,20
36,1
2,69
29,3
22.41-
35,8
9.216
25,1
112.51-
42,9
41/6
56,8
336
50,0
8.1416
24,1
138(114
162,5
12
1
1
1
6
37,5
Juli
,,
0,60
26,0
0,81
5
19,35
34,6
2,91
31,7
22.151- 36,6
9.1416
26,7
I14.4/6
43,6
4416
61,0
3316
50,0
8.7!-
23,1 138194
162,3
12
37,4
0,608)
26,0 0,75
20,005)
35,7
3,15
34,3
23.116
37,2
10.116
27,7
112.17(-
43,1
4416
61,0
3316
50,0
8.91-
23,4
138110
162,4
11
15
(ir,
37,2 0,80
1
3,25
35,4
23.416
10
37,4
10.-!-”
27,5
113.-!-
10
43,2
4416
10
61,0
331610
50,0
8.11110
23,6
138
1
74
1
0
162,1
I
l7/o10)
37,0
ept. 193279 K.G. La Plata; van 26
2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Sept.
Jan.
1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli 193580kg La Plata.
)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928
1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 6415 K.G. Zuid-Russische.
ussische. 5)1928.
6)
25Juli.
7)
1 Aug.
8
)
30 Juli.
9)
31Juli.
10)4
Aug.
GROOTHANDELSPRIJZEN.
19251 159,75
an.’36 63,00
eb.,
63,00
4rt..
64,25
pr.,
65,00
4ei,
65,00
uni,
68,00
uh
71,25 72,00
ug. • 72,00
Alla Pondon
dan Dollar t.o
%
f
%
f
%
sh.
%
f
%
ets.
Sh.
%
6.
%
cts.
%
100,-
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87′
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
1
39,4
8,25
53,2
10,-
52,6
141-
32,9
11,125
31,0
13
21,2
-14,125
11,6
4,32
5
23,1
39,50
46,7
35.5
30.9
39,4
8,-
51,6
9,50
50,0
1413
33,5
10,625
29,6
13
21,2
-14,375
12,3
4,12′
21,3
38,50
45,5
35.6
30.0
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
14
–
32,9
9,775
27,2
13
‘
21,2
-14,5
12,6
3,92
5
20,9
37,25
44,1
35.8
29.9
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
1414
33,7
9,72′
27,1 13
21,2
-14,5
12,6
3,975
21,2
36,50
43,2
35.6
29.8 40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
1.513
35,9
9,525
26,6
13
21,2
-14,5 12,6
3,65
19,5
37
43,8
35.2
29.9
42,6
7,75
50,0
10,-
52,6
1711
40,2
9,90
27,6
13
21,2
-14,5
12,6
3,85
20,5
36,50
43,2
35.3
31.0
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
1711
40,2
10,475
29,2
13,12
5
21,4
-14,75
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
45,1
16/11
7
)
39,8
10,50
29,3
13
21,2
-/4,6875
13,2
3,620
19,3
36,25
8
)
42,9
36.1
30.8
45,1
•
10,75
30,0
13
21,2
-14,6875
9
)
13,2
3,625
19,3
36.2
30.8
soteeringen
vanaf
21
Sept.
1
31
zijn
op
goudbasla
omgerekend;
de Dollarnoteeringen
vanaf
20April
’33
zijn In
verhouding
van
de depraclatle
.v.
dan
Gulden
verlaagd.
576
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
5 Augustus 1936
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
1Noteerings-1
Landen
1
eenheden
1
18Juli
1936
25
Juli
1936
27Juli)
1Aug.
1936
LaagsteHoogste
1 Aug.
1936
Alexandrië..
Piast. p.
£
97%
97%
97%
97% 97%
Athene
.
…
Dr. p.
£
528
528
527
529 528
Bangkok….
Sh.p.tical
1110
.
1110
T
s
v
1110. 1110
1110T
8
T
Budapest’)..
Pen. p.
£
27 27
26
28
27
BuenosAires
5
p.pesop.0
18.371
18.15
18.00 18.25 18.05
Calcutta ….
Sh. p. rup.
1/6%
1/6%
116
8
/
32
1/
65
3
2
116%
Constantin.
.
Piast. p.
£
624 624 624 625 625
Hongkong
. .
Sh. p.
$
1315
132
1
1
1
3%
8
1121%
113%
1121%,
Kobe
.
…..
Sh. p. yen
121132
112
1
/
32
I;2
112%
6
112
1
1
3
.
Lissabon….
Escu.p.
.
110%
110% 109% 110%
110%
Mexico
.
..
.
$
per £
17.90
17.90
17.40 18.40 17.90
Montevideo
3)
.
d. per
£
24% 24%
24
24%
24%
Montreal
..
$
per
£
5.03%
5.01% 5.01%
5.02%
5.01%
Riod.Jaueiro
4
d. per Mii.
2
25
1
82
2
25
/
2%
2%
2
5
‘
Shanghai
. .
Sh. p.
$
1/2%,
1/213/
33
1/2%,
112%
112
13
/
32
Singapore
. .
id. p.
$
2
1
45
1
32
2
/
45
/
32
2/4%
6
2/4%
2
1
45
1
ValparaisoS).
$per
130 130 130 130 130
Warschau ..
ZI. p.
£
26% 26%
26%
2631
26%
‘)
Uttic.
not.
b Juli
i1yj4. ) 0111e.
not.
113
laten, gem. not., weie imp.
hebben te betalen, 2 Juli 17.08.
S)
Offic. not. 18Juli 39; 30 Juli 38
15
115;
31Juli 38
7
18; 1 Aug. 3815116.
4)
Id. II Mrt. 1935 411
4
.
6)90 dg. Vanaf 28Aug.
laatste .export” noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
5)
Londen’) N Vorks)
Londen
28 Juli 1936.. 19%,
44%
28 Juli 1936…. 138 11
29 ,,
1936.. 19%,
44%
29 ,,
1936…. 138110
30 ,,
1936.. 19,
44%
30 ,,
1936…. 1389k
31 ,,
1936.. 19%
44%
31 ,,
1936…. 1389
1 Aug. 1936.. 19%
–
1 Aug. 1936…. 1388
3 ,,
1936..
44%
3 ,,
1936….
–
5 Aug. T935. . –
67%
5 Aug. 1935…. –
27 Juli 1914.. 241%
6 1
59
27 Juli 1914…. 84110%
1)
in pence p.oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
3)
in 5h. p. oz. line
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen.
1
23Juli1936 1 31Juli1936
Saldo van ‘5 }fijks Schatkist
Dij
De INe
derlandsclie Bank ………………t 43.868.154,84
/ 41.839.994,64
Saldo b. cl. Bank voor Ned. Gemeenten
411477,50
,,
840.388,43
Voorschotten op ultimo Juni 1936
ajd. gerneent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der geir.. fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting ,, 5.887.202,10
,,
5.887.202,10
Voorschotten aan Ned.-lndië ………
..109.225.965,95 ,, 102.750.033,57
Idem aan Suriname ………………
..12.366.353,03 ,, 12.271.300,20
.
Kasvord weg.credietverst.a!h.buitenl.
17.354 006,13 ,, 116.621.056,07
Daggeldieeningen tegen onderpand.. ,, 12.000.000,-
12.500.000,-
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen
27.093.701,50 ,, 28.624.619,40
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)….
5.218.491.85
,,
5.823.521,69
Verstr. ten laste derRijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)… • 38.113.190,80 ,, 38.113.190,80
Ver li c h tin gen
Voorschot door De NecI. tank ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schuld a.d.BankvoorNed.Gemeenten
– –
Schatkistbiljetten in omloop ………
/
430.964.000,-
f430.964.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
96.090.000.-
96.090.000.-‘-
1.171.143,50
1.169.958,-
Schuld
op ultimo Juni 1936 aan de
gem. weg. a. h.uitte keeren hoofds.d.
pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
.
bel, en op de vermogensbelasting
–
….
–
Zilverbons in omloop
…………………
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
,,
837.650,88
1.153.614,94
834.656,56
•
26.712.246,01
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)
73.520.405,02
73.549.860,40
Schuld aan Curaçaoi) ………………
,,
620.508,50
–
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
Id. aan diverse instellingen’) ………
.,,
104.245.537,37
,,
104.093.671,51
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1
25Juli1936
1
.1
Aug. 1936
Saldo Ja’asche
Bank
……………..
/
7.938.000,
t
6.333.000,-
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
451.000,- 288.000,-
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell
»
109.432.000,-
99.974.000,-
,,
1.250.000,-
4.250.000-
2.000.000,-
•
2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds
,,
1.264.000.-
,,
1.264.000,-
Schatkialpromessen in Omloop……..
Schatkistbiljetten in omloop
…………
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank
,,
922.000,- 805.000,-
880.000,-
880.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen……
Voorschot van de Javasche Bank
–
–
1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
18 Juli 1936
f
50.287.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
1
ci
latie
Andere
opelschb.
Discont.
DI
ni,Ç
27 Juni
1936..
759 1.209
461
607
1.417
20
1936..
759
996
473 604
1.387
13
1936..
759 1.072 524 605 1.394
6
,,
1936..
757
1.175
540
597
1.404
30 Mei
1936..
753
1.228
492 596 1.408
1 Juli
1914—
645
1.100
560
735
396
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 3 Augustus 1936.
Act iva.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
25.937.772,57
seis,Prom.. Bijbnk. ,,
746.014,70
enz.indisc.IAg.sc11._,,
2.9135.I72,30
f
29.642.559,63
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
……
..
–
Idem eigen portef.
f
2.184.500,
–
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgei.
–
2.184.500,-
Beleeningenlllfdbk.
f
86.827.665,631)
mci.
vrsch.,,Bbflk
,,
8.095.226,84
in rek.crt.lAgsch
op
onderp.J
,,
35.655.492,41
f
130.578.384,88
Op
Effecten
……
f
125.132.263,51
1
)
Op
Goederen en Spec.
,,
5.446.121,37
130.578.384,881)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..
STunt, Goud
……
f
124.603.150,- Muntmat., Goud
.. ,,
526.621.792,04
f
651.224.942,04
Munt, Zilver, enz.
,,
20.915.321,65
Muntmat., Zilver.
–
,,
672.140.263,69e)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds
…………………….
..
39.541.272,13
Gebouwen en Meub. der Bank
……..,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen
………………,,
5.170.903,52
Staat d. Nederi. (Wetv. 275j’32,
S.
No. 221)
,,
11.958.329,12
f
895.816.212,97
Passiva.
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
……………………,,
3.105.769,04
Bijzondere
reserve
………………,,
6.300.000,-
Pensioenfonds
………………….,,
10.262.279,74
Bankbiljetten in omloop……………
,,
771.808.060,-
Bankassignatiën in omloop
……….,,
11.395,58
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
28.885.883,10
saldo’s:
‘,
Anderen,,53.639.024,06
82.524.907,16
Diverse
rekeningen ……………….
..
1.803.801,45
f
895.816.212,97
Beschikbaar metaalsaldo
…………
f
330.829.347,89
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is ,,
827.073.370,- Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
..
–
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15Maart1933, Staatsbiad No. 99)………..
t
68.518.450,-
1)
Waarvan in het buitenland ………………………
.44.689.598,32
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Goud
Andere
Beschikb. Dek-
Data
Munt
1
Muntmat.1
Circulatie
opeischb.
Metaal-
kings
schulden
_saldo
perc.
3 Aug. ’36
124603
526.622
771.808
82.536
330.829
76
27 Juli
’36
124604
517.493 748.290
95.251
326.524
78,5
25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist-
1
–
ee
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
ni g
op
het
reke-
discon to’s
_rechtstreeks
______
buitenl.
ningen
1
)
3 Aug. 1936
29.643
–
130.578
2.184
5.171
27 Juli
1936
35.087
–
123.624 2.184
4.380
25 Juli
1914
67.947
–
61.686
20.188
509
»JIIUCI UC
JAVASCHE BANK.
1
Andere
Beschik,
Data
Goud
Zilver
Crculatie
1
opeischb.
met aal-
1
schulden
saldo
1Aug.’36
2
)t
108.260 157.590
28.310 33.900
25Juli
1
36
2
ij
107.950
156.090
28.100
34.274
4Juli 19361
88.061
1
20.012′
158.936
27.165
33.633
27 Juni1936
88.061
19.468
156.328
23.069
35.770
25Juli1914j
22.057
31.907
110.172 12.634
4.842
1
Wissels,
l
1
–
Diverse Dek-
Data
1
buiten
1
Dis-
1
Belee-
reke-
kings-
1
N.-Ind.
1
conto’s
1
nineen
ningen
1)
percen-
________________
betaalb.
1 1
tage
1 Aug.’36
2
)
2.870
7580
10.870
58
25Juli
1
362)
2.260 75.090
10.630
59
4 Juli 1936
2.696 10.700
58
ïï3761
56.732′
27 Juni1936
1.807 11.156
1
52.066
10.336
60
25 Juli1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
i
Sluitpost activa. 2)
Cijfers
telegrafisch
ontvangen.
‘) 3MITV. oer »v»Ivn.