Ga direct naar de content

Jrg. 20, editie 993

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 9 1935

9 JANUARI
1935

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Stat
.
istische

Berichten .
*

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL;

NIJVERHELD, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

20E JAARGANG

WOENSDAG 9

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lie ftinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor lluigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement

volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-

tenties: Nijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchêque- en giro-rekeningNo.

145192.

Abonnementprjs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50. cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateur.i ontvange’ii

het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op
de verdere publicaties.

INHOUD.

BIz.
DE TEGEN WOORDICE ECONOMISCHE POLITIEK VAN NEDER-
LANDSCH-IN
DiE door
Mr. D. J. Hulshoff Pol …….. 22

De saneeringsovereenkomsten in het bakkersbedrjf door

Dr. B Ammerlaan ……………………………24

De toestand in de steenindustrje II (Slot) door
A.
H.
Baron van Hardenbroek ……………………..26

Wijziging in de politiek van de Banque de France? door

A. A.
van Sanclick …………………………..29.

De clearing en onze handelsbalans met Duitschland door

C. A.
Klaasse ………………………………30

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:

De nieuwe economische politiek van Frankrijk door
D
r. R. Weichmann ………………………. 32

AANTEEKENINGEN:

De weg naar herstel door middel van een internatio-

nalen gouden standaard na devaluatie van de goud.

landen………………………………….
33

Prijzen van woningen en automobielen in de Vereenigde

Staten………………………………….
34

Conjunctuurpolitiek van circulatiebanken ……….
35

Koffiestatistiek over December
1934…………….36

Braziliaansche koffieoogsten ………………….
36

BOEKAANKONDIGINGEN:

Alec L.
hEacfie: Theoriesof the Trade cycle ……..
36

MAANDCIJFERS:

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen ……….
35

STATISTIEKEN…………………………….
37-40
Geldkoersen. — Wisselkoersen. – Bankstaten.

ANUARI 1935

No. 993

8 JANUARI
1935.

De mutaties op de geidmarkt, die gewoonlijk met
de jaarswisseling gepaard gaan, behooren weder tot

het verleden. De geidruimte is, zooals verwacht
werd, weder grooter geworden. Ook de kaspositie van

het Rijk schijnt zoodanig te zijn, dat er hoogstwaar-
schijnlijk tegen het einde der maand wel geen in-
schrijving op schatkistpapier mag worden verwacht.

.De geldprjzen zijn ‘begrijpelijkerwijze weer terugge-
loopen: driemaands bankaccepten
‘116
pOt., schatkist-
promessen —bijna niet te krijgen – /
8
pOt., half-
jaarspapier
fio
pOt., jaars
/io
pOt., tweejaars 1
3
/8
pOt. en
vijfjaars
2/16 pOt. Prolongatie onveranderd
1 pOt.

* *
*

De berj.hten over de goaverneurswisseling bij de
Banque de ‘France en de aan den nieuwen functiona-
‘ns toegeschreven plannen inzake de Panijsche geld-

markt worden wel hoofdzakelijk genoemd als oorzaak
van de fluctuaties op de wisselmarkt. Ook de ‘betere
politieke vooruitzichten ‘schijnen de koersen beïnvloed

te hebben, terwijl de speculatie, die baisse-posities
-had opgebouwd op grond van een ineenstorten van
het goudbiok, tot dekking moet zijn overgegaan.
Parijs heeft saldi te Londen teruggetrokken en, niet-

tegenstaande er zoo nu en dan officieel gesteund
werd, is de Pondenkoers tegen Francen van 74.65 op
74.10 teruggeloopen. Ook Dollars/Francen liepen

terug – 15.13-15.07Y. De Ponden’koers is hier door
het voortdurende aanbod van 7.283 op 7.23%1 ‘geko-
men. De Dollar is eveneens ingezakt en kwam van
1.47/s op 1.47%. De
‘$/f
koers, die eenigen tijd op
4.94 gehandhaafd werd, is op 4.91Y2i gekomen. De Fransche Franc veranderde hier maar weinig en kon

zich op ongeveer 9.76 ‘handhaven. Belga’s waren een
oogenblik zeer aangeboden, doch konden zich her-
stellen: 34.63-34.55-34.62. Zwitsersche Francs wa-

ren in het midden der week gezocht, doch liepen
tenslotte weder terug: 47.90-47.97-47.91. Marken
waren eerder lager: 59.40-59.32. Creditsperrmar’ken
waren de -geheele week gezocht; gisteren bleven de
koopers uit de markt, waardoor een koersteruggang te noteeren viel. De prj’zen voor Registermarken en
Effectensperrmarken konden zich handhaven. De
Scandinavische koersen waren natuurlijk alle flauw
in samenhang met ‘het Engelsche Pond. Argentijnsche
Pesos lager: 36%, Milreis ca. 10.

Op de termijnmarkt heeft het agio voor Ponden
voor een disagio plaats gemaakt; het aanbod van Pon-dan op latere levering was overwegend. De slotnotee-
ringen voor één- en drie-maands waren: c. resp.
c. onder contant. Ook Dollars op deze termijnen
noteeren lager dan kassa: /16 en
s/is
p. Het déport
voor Fransche Francs is eveneens grooter geworden
c. en 1% c. De goudprjzen liepen verder terug;
baren levering Amsterdam noteeren-
f
1.652, Eagles
2.48%, Sovereigns 12.13YsÇ Gouden Tientjes 10.16.

Marken ‘bankpapier waren sterk aangeboden; er werd
tenslotte op 52.60 gedaan.

22

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 1935

DE TEGENWOORDIGE ECONOMISCHE
POLITIEK VAN NEDERLANDSCH-INDIË.

Het valt uit den aard der zaak niet te ontkennen,

dat zich in de economische politiek van Nederland,

vooral sinds het optreden der tegenwoordige Regee-
ring, een belangrijke koerswijzigiiïg heeft voorgedaan.

Een dergelijk verschijnsel is ook in de Nederlandsch-

Indische economische politiek aan den dag getreden.

Hierbij is de kentering zelfs scherper geweest dan in
het Moederland. Immers zijn in Indië v66r het optre-

den van het huidige Ministerie in Mei 1933 weinig
economische crisismaatregelen genomen, terwijl in

Nederland voordien reeds meerdere crisisvoorzienin-
gen waren getroffen.

Wij zullen de in Nederlandsch-Indië genomen maat-

regelen aan een beschouwing onderwerpen.

1.
De douanepolitiek.

Deze heeft in Nederlandsch-Indië geen principieele
verandering ondergaan; zij is evenals voorheen fis-
caal gebleven. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat de

ongewilde bescherming, die uit een fiscaal tarief van

invoerrechtei
altijd
in meerdere of mindere mate
voortvloeit, de laatste jaren grooter is geworden, door-
dat de invoerrechten, ten einde de
stijgende
begroo
tingstekorten althans ten deele te kunnen dekken, niet

onbelangrijk werden verhoogd. Daar komt bij, dat het

verschil tusschen de tarieven voor de productiemidde-
len, algemeen gebruikte eindproducten en luxe-eind-
producten tegenwoordig belangrijk grooter is dan

vroeger.
V66r de crisis varen de onderscheidene tarie-

ven (ruw genomen) 6, 10 en 12 pOt. van de waarde;

thans zijn zij 6, 12 en 20 püt. en deze zijn dan nog
met 50 crisisopcenten verhoogd. De grondstoffen zijn

evenals vroeger in het algemeen
Vrij;
het valt echter

niet te ontkennen, dat dit beginsel van vrijdom van

invoerrechten voor grondstoffen tegenwoordig conse-
quenter wordt toegepast dan vroeger. Zoo werd van

ruwe katoen kort geleden nog een invoerrecht van
6 pOt. geheven, terwijl de invoer daarvan thans

vrij is.

Uit vorengenoemde veranderingen blijkt, dat de iu

Indië bestaande en eventueel nieuw op te richten in-
dustrieën thans meer (ongewilde) bescherming genie-
ten dan vroeger het geval was. Deze factor is daarom

van groote be’teekenis, omdat hij slechts ten deele – ni. ten hoogste voor zoover hij de opcenten betreft –
een crisiskarakter draagt. Afgezien van de opcenten
is de verhooging uitdrukkelijk bedoeld om ook na de
crisis te
blijven
voortduren. In zooverre ‘zal de meer-
dere bescherming blijven bestaan. Het blijft overigens
de vraag of ook de ,,tijdelijke” opcerrteu tenslotte niet
zullen blijken het eeuwige leven te bezitten.

II.
De contingenteeringspolitie/c.

in den loop van de crisis trad de noodzakelijkheid
aan den dag om den invoer van verschillende artike
len te contingenteeren. Deze noodzakelijkheid was bij
den landbouw heel wat minder dringend dan
bij
de

industrie. De Indische landbouw is immers ten aan-
zien van de meeste producten vrijwel geheel op export
aangewezen en kan, als steun noodig is, alleen met

een ander middel
– til.
productierestrictie en export-

regeling – worden geholpen. Met enkele voedings-

producten, nl.
rijst
en kedelee stond de zaak echter

anders: deze hadden van een zeer overvoerde inter-
nationale markt zoodanig te lijden, dat de markt in
Indië zelf – mede als gevolg van de omstandigheid,
dat Indië den gouden standaard heeft gehandhaafd –
in elkaar dreigde te storten. Vandaar dat de invoer
van deze producten, tezamen met die van de daar
mede samenhangende producten soja en taotjo werd

gereglementeerd.
Daarnaast staan de invoer-contingenteeringen van

verschillende industrieele producten. De oorzaak daar-
van lag hetzij in de omstandigheid, dat inheemsche

bedrijven de concurrentÂe tegenover het buitenland,

speciaal Japan, niet meer konden volhouden en voor

ondergang bewaard moesten worden, hetzij in de wenschelijkheid om den invoer van verschillende

Europeesche goederen, of wel het Europeesche ele-

ment in den importhandel te beschermen tegen een
wellicht volledige verdringixig van Oostersche, spe-

ciaal Japansche,
zijde,
dan wel in meerdere factoren

tegelijk.

Bij de meeste contingenteeringen vindt men de com-
binatie van alle genoemde oorzaken; dat is het geval
bij de ‘invoerheperking van bier, cemeht en bontgewe-

ven textielgoederen. Een vereen’iging van de tweede

en derde oorzaak treft men aan bij de contingentee-

ring van gebleekte katoenen stoffen.

Men zal naar onze meenirig goed doen niet al te

veel nadruk te leggen op het crisiskarakter van de

hiervoren geschetste maatregelen. ) Zeer waarschijn-
lijk zullen zij van blijvenden aard zijn. Dit ligt aan
het karakter van de drie genoemde oorzaken. We wil-

len de beteekenis dezer oorzaken ieder .fzonderljk

nagaan.

a.
Bescherming van inheemsche industrieën.

De onmiddellijke aanleiding van deze bescherming is natuurlijk geweest, dat bedoelde industrieën niet in

staat waren zich volledig aan te passen aan de crisis-
omstandigheden. in het algemeen en aan de concur-
rentie van de goed georganiseerde, van de waardever-

mindering der Yen profiteerende Japansche indu-

strieën, in het bijzonder. Aan de oppervlakte dragen
deze maatregelen dus een zuiver crisiskarakter. Onder

deze oppervlakte zijn echter nog andere oorzaken werk-

zaam,
til.
de noodzakelijkheid om onder alle omstan-
digheden – crisis of geen crisis – de tot dusver in
Nederlandsch-Indië ontstane takken van industrie te
handhaven eh voorts om een verdere industrialisatie zoo krachtig mogelijk te bevorderen. Wat dit laatste

betreft, zit in bedoelde maatregelen in wezen het
groote industrialisatie-pro’bleem verscholen, hetwelk
de gemoederen in indië reeds langen tijd, doch voor-

al de laatste jaren, zoo bezighoudt.
inderdaad is hef industrialisatie-vraagstuk vooral

tegenwoordig buitengewoon urgent; wij meenen daar-

voor de volgende redenen te kunnen aanvoeren: zoolang indië een land is, dat uitsluitend grond-
stoffen produceert, zal het door deze eenzijdige econo-
mische structuur ook in de toekomst in bijzonder
sterke mate aan de wisselvalligheden der conjunc-

tuur onderhevig zijn; deze co.njunctuurgevoeligheid is des te nadeeli-
ger, omdat voor een goede uitoefening van een
niodern staatsbestuur, zooals dat thans in indië ge-

voerd wordt, continuïteit een eerste vereischte is.
Ontbreekt deze, dan moet telkens weer worden opge-

bouwd en afgebroken.
de bevolkingsdichtheid is op Java en Madoera
buitengewoon groot, z66 groot zelfs, dat – geheel af-
gezien van de crisis – bij de voortdurend sterke toe-
neming der bevolking het gevaar van hongersnood of

althans van sterke verarming binnen afzieribaren tijd

zeker niet meer denkbeeldig is.

dit .gevaar ‘is echter in de laatste jaren zeer veel
nabij gekomen, doordat de suikerindustrie, die cle
voornaamste steun was van de welvaart op Java en

Madoera, thans grootendeels is weggevallen en, naar
algemeen verwacht wordt, definitief zal worden terug-

gebracht tot op hoogstens de helft van zijn vroegeren

omvang.
Vooral de sub d. vermelde reden maakt o.i. zelfs

een
handhaving
van de bestaande industrie
quand-

même
en een verdere industrialiseering
in geforceerd
tempo
noodzakelijk. Vandaar dat men •zich naar onze

meening bij de overweging van beschermende maat-

1)
Een uitzondering moet o.i. worden gemaakt voor de
invoerbeperkingen van rijst, kedelee, soja en .taotjo. Deze
dragen onmiskenbaar een crisiskarakte.r.

9 anuari
1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23

regelen in de toekomst niet meer zoozeer angstvallig zal moeten afvragen of cle betrokken industrieën be-

scherming werkelijk ,,verclienen”, maar dat men om-

gekeerd tot bescherming zal moeten overgaan, waar
maar eenigszins redelijke kans bestaat op een behoor-

lijke ontwikkeling van de industrie. Bij de hescher-
mingsmaatregelen behoort daarom het motief van cle
rechtsireeksche werlcv erschaffing op
den voorgrond

te staan.

h.
Bescherming ‘van Europeesche importgoederen.

Ook dit oogmerk zal den crisistijd lang overleven.

Het gaat hier om den strijd tusschen West en Oost.
Worden geen overheidsmaatregelen genomen, dan ver-
overt het Oosten, in de eerste plaats J’apan, een
steeds grooter deel van de Indische markt. Het Wes-

ten zal Ïndië echter in economisch opzicht niet geheel

willen loslaten, omdat een dergelijke volledige prijs-
goving noodzakelijk een losser worden van de politieke
banden niet zich zal meebrengen; in deze aangelegen-
heid spreken derhalve politieke overwegingen een
krachtig woord mede.
Doch het spreekt vanzelf, dat het Westen econo-
mische tegenprestaties moet geven. Over Nederland
spreken wij nader. De andere Westersche landen zul-
len tegen een bepaald invoercontin.gent in Neder-
landsch-Inclië voor hunne goederen hunnerzijds een
invoercontingent voor Indische producten moeten
geven of ‘b.v. verlaging van invoerrechten van be-paalde artikelen moeten toestaan. Deze reciproci-teitspolitiek is echter nog in staat van wording; tot
dusverre zijn nog geen contingenten aan Europeesche
vreemde landen toegestaan.

e.
Bescherming der Europeesche in’tporteursbela,n-
gen.

Deze politiek berust op een overeenkomstige over-
weging als de bescherming der Europeesche goederen.
Met de verdring ing van Europeesche importarti kelen
door Japansche ging een vervanging van Europeesche
importeurs door J’apansehe gepaard, en wel in die
mate, dat een volledige verdrijving van liet Euro-
peesche elenient in den importhandel te wachten
stond, i uclien daartegen geen tijdige maatregelen wer-
den genomen.
De betreffende maatregelen
zijn
thans voor ver-
schillencie artikelen in het leven geroepen en wel

in dezen vorm, dat bij contingenteeringen is bepaald,
dat een zeker percentage van de contingenten moet
worden ingevoerd door bij Europeesche vereenigingen
aangesloten importeurs.
Dit van de vrijhandelsbegiuselen wel zeer sterk af-
wijkende stelsel is ons inziens zoowel economisch als politiek volkomen gerechtvaardigd. Economisch, om-
dat liet zeer goed mogelijk is te achten, dat indien de
importhandel geheel in Japansche handen komt, bij
de ‘voo ‘uitnemende organisatie en onderlinge samen-
werking van de J’apansc’he handelaren een monopo-
liseering van den import tot stand zal komen met de
daaraan verbonden, ten nadeele van de consumenten
werkende prijsopdrijving der artikelen. Politiek, om-
dat het hoogst ongewenscht moet worden geacht, dat cén belangrijk deel van de Europeesche samenleving
komt weg te vallen. Zooais bekend, zijn de Euro-
peanen in Indië voor een groot deel ambtenaren, doch
deze kudnen er niet de eenige blijven: zij moeten als
het ware hun wortels hebben in een gemeenschap van
Europeesche particulieren, die er om economische
redenen is; deze samenleving bestaat thans uit on-
dernemers bij de cultures en mijnibedrijven, expor-
teurs en importeurs.
Het is bepaald geweuscht, dat bedoelde Europee-
sche samenleving niet nog kleiner wordt dan zij al
is en dat dus maatregelen worden genomen om te
voorkomen, dat de categorie der Europeesche im-
porteurs niet geheel verdwijnt.

De bedrijfscontingenteering.

Met het vorenstaande kan echter niet worden vol-
staan. Het bleek, dat in verschillende takken van be-
drijf – b.v. in de drukkerijen – een grooter aantal
ondernemingen ontstond dan in verband met de in
de crisis afgenomen vraag te verantwoorden was.

Bovendien deed ‘zich ook hier een verdringingsproces
voor ten nadeele van Europeesche en inheemsehe

bedrijven. Teneinde er voor te waken, dat vraag en
aanhod
01)
dit gebied met elkander meer in overeen-
stemming ‘voude blijven, is
bij
ordonnantie bepaald,

dat de oprichting van nieuwe bedrijven voortaan van

een vergunning van overheidswege zou moeten af-
hangen. Ook de estaaude bedrijven werden aan heen-

ties gebonden, doch deze zullen praetiseh niet wor-
den geweigerd.
Als vaststaande kan worden aangenomen, dat ook
de bedrijfscontingenteering de crisis lang overleven
zal. Bij de indiening van de ontwerp-ordonnantie in

den Volksraad heef t de Indische Regeering trouwens
uitdrukkelijk te kennen gegeven, dat liet allerminst
een crisismaatregel gold.

De agrarische en minerale productiebepericing.

In verband met de overproduetie van vershil1ende
iii Indië voortgebrachte grondstoffen en voedings- en
genotmiddelen bleek het noodzakelijk en ook moge-
lijk de productie van verschillende dezer goederen –
meestal in verband met internationale afspraken –
te beperken. Dergelijke restrieties werden ‘toegepast
ten aanzien van tin, suiker, thee en riibber.
Men kan veilig aannemen, dat deze beperkingen

een erisiskarakter dragen. Alleen ten aanz’ien van de
suikerrestrietie moet o.i. een reserve worden gemaakt,
en wel, omdat een groot deel der suikereultures waar-
schijnlijk voor goed zal verdwijnen. De suikerrestric-
tie heeft tengevolge, dat de inkrimping der productie
proportioneel over alle maatschappijen wordt omge-
slagen.

Indien na afloop van de crisis de .restrietie direct
zou worden opgeheven, dan zou plotseling een strijd
van allen tegen allen leginnen, waarbij dan ongeveer
de zwakste helf t totaal zou verdwijnen en de sterksten

onbeperkt zouden blijven bestaan. Om deze reden zal
de suikerrestrictie nog wel lang na het einde der
crisis van toepassing blijven.

De ini,migratieb epericing.

De immigratie is in Indië gering in verhouding tot
de totale bevolking. In zooverre is dus van een ,,Uit-
landerskwestie”, als zich indertijd in Transvaal voor-
deed, in bedoeld overzeesch gew’est geen sprake. :Doch

deze kwestie zou zich wellicht in de toekomst kunnen
voordoen niet betrekking tot de in indië wonende
Nederlanders.

Volgens cie volkstelling 1930 varen in Indië woon-
achtig ruim 241.000 Europeanen (wo. meer dan
208.000 Nederlanders), bijna 1.233.000 Ohineezen en ‘bijna 111.000 andere Vreemde Oostenlingen. In 1929
werden toegelaten ruim 48.000 personen, waarvan on-
geveer 5.800 Nederlanders, 2.750 ‘andere Europeanen,

36.000 Chineezen en 3.800 ‘andere Vreemde Ooster-
hingen.

Ter ‘voorkoming van een ‘te grooten toevloed ‘v’an
vreemdelingen is met in’gang van 1 Januari 1934 be-
paald, dat niet meer dan een voor elk tand telkenmale
vast
1
te stellen maximum vreemdelingen in Indië mag binnenkomen. Voor 1934 is dit maximum vastgesteld
op 12.000 en ‘vood’ani’g verdeeld tussehen 15 groepen,
dat iedere ‘groep recht heeft op 800, doch dit aantal kan overschreden worden totdat voor die groep een
aantal is ‘bereikt ten bedrage van het gemiddelde van
de laatste 10 jaren, vermeerderd met
fio,
alsmede tot-
dat voor alle groepen tezamen het getal 12.000 is
bereikt. Deze regeling beteekent dus een aanzienlijke
beperking van het aantal immigranten van de sterk-
ste groep.

24

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 135

De economische verhouding tot het moederlancl

Derze verhpu’clin’g was v66r en in ‘het ‘begin van de

crisis een. relatie als tusschen twee totaal vreem-

de landen. Dit sproot trouwens vanzelf voort uit de

door ‘beide landen toegepaste vrijhandelspolitiek.
Daarin is sinds het optreden van het tegenwoor-

dige Ministerie grond’ige wijziging gekomen.
In Nederlan’clsch-In’dië wordt tegenwoordig met cie
rnoeclei1andsdhe belangen op ‘verschillende wijzen reke-

ning gehouden. Vooreerst is hij de contingenteering
van eenige soorten .hontgêweven textielgoederen en

van geblee’kte ‘katoenen stoffen een zeker quantum

uitdrukkelijk gereserveerd voor Nederlandsohe goede-

ien van deze soort. Daarnaast is voor de Nederland-

sche ‘belangen zorg gedragen door ‘de hiervoren reeds

besproken en bij de meeste contingenteeringen toege-
paste regeling, waarbij een deel van den import wordt
toegewezen aan bij Europeesche vere.ni’gingen aan-

gesloten importeurs;
0])
deze wijze is ook de positie

van Nederlandsche importeurs voor een, deel ver-

xekerd.
Voor deze te’gemetkom’in’gen valt uit politiek oog-

punt reeds aanstonds veel te zeggen, omdat aldus

een economiche vervreemding van het moeder-
land ten opv.idhte van Indië althans ten dccle wordt

VOO
rkomeh.
Daarnaast zijn er ook economische motieven voor aan te voeren in den vorm van tegenpres-

tatie’s ‘van het moederland. Dee ‘zijn waarlijk niet ‘ge-

ring ‘te achten. In de eerste plaats heeft Nederland

Nederland sch-In’dië financieel gesteun’d en het over-zeesche gewest ook van zijn crediet’waardig4heid ge-

brui’k laten maken door ‘zich voor de laatste Indische

leeningen garant te stellen.
Verder verleent Nederland aan Indië steun bij
het verwerven van voo’rdeelen bij reciprooiteitsver-

dragen en door het een deel der hier te lande ge-

storte saldi voor de clearin.g af te staan; zonder deze
hulp zou Indië met zijn actieve handelsbalans in het
algemeen niet veel aan reciprociteits-handeisverdra-

gen en aan cleariugverdragen hebben. Verder ‘heeft
het mo,ederlancl aan de rijst van Java en Madoera en
Bali en Lornhoic tot een bepaald maximum ontheffing

gegeven van de monopolieheffing op rijst en aan de
Indische mais reducrie verleend op de inondpol’ie’hef-
fing op mals. Dan wordt hier te lande getracht aan
het Indisch djatihout zooveel mogelijk verspreidin

te geven, enz.
Hoezeer ‘de ‘we’derzijd’sche steun gemotiveerd is, nu
de Nederlandso’he en Nederlanclsch-Indisohe ‘bedrijven
door protectionistische maatregelen in het buiten-

land worden benadeeld, zoo mag toch nimmer
uit het ‘oog worden verloren, dat beide gobiedsdeelen
volstrekt niet elkan’ders economisch complement zijn, zoodat de ‘heteekenis van de hier bedoelde steunmaat-
regelen niet te hoog moet worden aangéslagen. In-
tussohen kan men wel aannemen, dat althans een

deel der steunmaatregelen veel langer dan de crisis
al duren. –

De meestbegunstigingsclausule in de ha#tdels-
verdragen.

Deze clausule is véôr de crisis niet meer of minder
dan de hoeksteen van de handelspolitiek van het
Koninkrijk der Nederlanden geweest. Niet alleen
v66r den wereldoorlog maar ook – en zeker niet in
mindere mate – daarna heeft Nederland rnede voor
Nederlandsch-Indië een lange reeks van z.g. eenvou-
dige meestbegunsti gingsverdragen gesloten, d.w.z.
verdragen, waarin de meestbegansti gingsclausule de
hoofdschotel vormde en practisch geen reciprociteits-
bepalingen werden opgenomen.

Deze verdragen hadden ongetwijfeld het voordeel,
dat de haridelsbelangen van het Koninkrijk in de be-
trokken vreemde landen althans niet werden achter-
gesteld bij die van andere landen, doch konden niet verhinderen, dat in het buitenland zich een stijgend

protectionisme voordeed, dat den e*port van het
Koninkrijk ernstig benadeelde. Toen in den loop van
cle crisis daarbij nog overal in het buitenland con-
tingeuteeringen werden toegepast, die vo’gens inter-

nationale opvatting geheel buiten de meestbegunsti-
ging kwamen te vallen, vas het lot der meestbegun-

stigin’gspolitiek ‘bezegeld en ging de Nederland-
sohe regeering voortaan over tt reciprociteitsver-
dragen, waarbij over en weer concessies ten aan-
zien van invoerrechten en invoerquota werden be-

dongen.
Reeds zijn in dezen trant verschillende verdia-

gen aangegaan, ‘ o.a. met Duitschiand, Spanje en
Turkije. Ook is getracht ‘met Japan een dergelijk
verdrag te sluiten, maar de daartoe gevoerde onder-

handelingen hebben nog niet tot een zoodanig ver-
drag geleid. Voorloopig blijft het reciprociteitsbegin-

sel op ‘het ‘gebied van de handelspolitiek de over-hand houden, en het laat zich niet aanzien, dat be-

doel’d beginsel na de crisis spoedig zal worden ,afge-

schaft.

Toepassing van de clearing.

De omstandigheid, dat verschillende vreemde lan-

den niet bereid zijn de schulden wegens invoer van
Indische goederen of uit anderen hoofde te betalen
in Nederlandsche valuta, heeft – evenals in het moe-
clerland – geleid tot een steeds toeremende toepas-
sing van betaling via de clearing. Thans zijn reeds

clearingverdragen gesloten met Duitschiand, Ohili en
Turkije. Intusschen spreekt het haast vanzelf, dat na

afloop van den crisistoestand de clearing tot het ver

leden, zal behooren.
Mr. D.
J.
HULSIIOFF POL.

DE SANEERINGSOVEREENKOMSTEN IN HET

BAKKER SBEDRIJF.

In E.-S.B. van 14 Dec. 1932 vestigden wij de aan-

dacht op de overeenkomsten, die tusschen de geza-
menlijke Nederl’and sche meelfabrieken eenerzijds en

de diverse Nederlandsche bakkersbonden anderzijds waren gesloten; teueinde te komen tot een saneering
van de Nederlandshe hroodvoorzienin’g. Deze sanee-

ring beoogde niets anders dan het stellen van de
hroodprijzen op een niveau, dat voor de :bakkers loo-
nend zou zijn en dit wilde men bereiken door de mede-
wericing der meelfabrieken te verzekeren, die door de
Tarwewet in een monopoliepositie waren geplaatst

ten aanzien van de meelvoorziening.
Aan de hand van de beschikbare cijfers ‘konden wij
in ‘genoemd artikel aantoonen, dat weliswaar de,
broodprjzen in ons land door elkaar gerekend ‘zich
op een te laag niveau bewogen, maar dat de oor-
zaak van dit kwaad was gelegen in de ‘bakcapaciteit
der gezamelijke Nederlandsc’he :bakkerijen, die veel
te groot was voor ‘een behoorlijke voorziening in de
Neclerlandsche broodbehoefte. Het daardoor steeds
de markt bedreigende te groote aanbod, dat aan alle

kanten herhaaldelijk kon opduiken, leidde op vele
plaatsen tot een ‘bijzonder scherpe concurrentie, die
zich dan uitte in een fellen prijsstri.,jd. Door dezen
prijsstrijd met ‘prijs’zetting te onderdrukken – zoo-
als door de saneeringsmaatregelen werd ‘beoogd –
nam men dus slechts een ‘hinderlijk symptoom van ‘de

kwaal weg, terwijl de eigenlijke oorzaak daarvan, de
overcapaciteit, door dezen maatregel niet werd aan-

getast.
Wij ‘betwijfelden daarom ernstig, of de toen voor-

gestelde saneeringsovereenkomsten wel zonder meer
tot het resulitaat zouden leiden, dat men er zich van

had voorgesteld.
De ervaringen in de be’ide achter ons ‘liggende
jaren, waarin de overeenkomsten in de praktijk zijn ge-
bracht, ‘hebben onze verwachtingen volledig ‘bewaar-
heid. I’n’ deze jaren is namelijk de positie van de Ne-
derlandsche ‘bakkerijen eerder nog verslechterd dan

verbeterd en van een stijging van de broodprijzen,
waarover velen zich indertijd ongerust maakten, is als

jauuari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

25

gevolg van deze overeenkomsten geen sprake ge-

weest.
Het heeft geen zin hier een beschrijving te geven

van de gebeurtenissen, die tot deze mislukking geleid
hebben. In het kort komen ze hier op neer, dat voor-
namelijk in de plaatsen, waar de, saneering de meeste

resultaten had moeten opleveren, dat is daar waar de
bakkerijcapaciteit ver uitgaat boven die, welke loo-
dig zou zijn voor eeji behoorlijke broodvoorziening,
de concurrentie eerder nog is verscherpt dan uitge-
schakeld, zoodat het omgekeerde werd bereikt van

hetgeen was bedoeld.
Op de meest vernuftige wijzen wisten vele bakkers

zich aan de vastgestelde prijzen te onttrekken om
daardoor ‘toch maar •hun afzet te kunnen vergrooten
of hun productie te kunnen handhaven. Werden zij
dan tenslotte op een der straflijsten geplaatst, waar-
door zij de door hen benoodigde bloem slechts tegen
verhoogde prijzen of officieel zelfs in het geheel biet
meer konden koopen, dan was daar de clandestiene meelhandel, die hen in staat stelde het bedrijf voort
te zetten. Deze clandestiene meelhandel nam ten-

slotte zelfs zoodanige afmetingen aan, dat onlangs
door de uitgesloten ‘bakkers een Vrije •rneelfabriek in
werking werd gesteld, waardoor dus openlijk tegen
de saneeringsmaatregelen werd stelling genomen.

Het spreekt wel vanzelf, dat onder deze omstan-
digheden een strenge toepassing van de saneerings-
bepalingen feitelijk geen zin meer heeft en daarom
hebben de diverse 1bakkersbonden de handen ineen
geslagen om te k&men tot nieuwe ordening. Men heeft
daartoe eau schema ontworpen, waarbij in de over-
eenkomsten tusschen de ‘bakkersbonde.n en de meelfa-
brieken ook aan de coöperatieve bakkerjen, de meel-
handelaars, de winkeliers en allen, die in eenig ver-band staan tot de meelvoorziening een plaats wordt
toegekend. Men ging daarbij blijkbaar uit van de
meening, dat de clandestiene meelhandel, die wordt
aangezien voor de oorzaak van de mislukking der sa-
neering, eerst dan voldoende kan worden bestreden,
wanneer alle partijen, die aan den meelhandel deel-
nemen, ‘binnen het kader der saneering worden be-
trokken.

Wij willen ons thins niet wagen aan voorspellingen, of en in hoeverre dez& plannen tot samenwerking, die
men zich ‘groepsgewjze in federatief verband heeft
gedacht, kans van slagen bieden. Vooreerst niet, om-
dat de plannen nog te vaag ‘zijn om ze aan een oor-deel te kunnen onderwerpen, maar vooral niet, om-
dat het natuurlijk niet bekend is, welke rol de Re-
•geering zal gaan spelen bij het tot stand komen van
deze monster-organisatie.

Aangenomen echter, dat men erin zal slagen alle
gewenschte partijen, hetzij vrijwillig hetzij door
dwan’gmaatregelen, te doen samenwerken, dan meenen
wij toch te moeten verwachten, dat het doel – sa-
neering der lbroodvoorziening door prjszetting – ook
dan nieit bereikt zal worden. Weliswaar ‘zal men mis-
schien den clandestienen meelhandel in den omvang,
waarin die thans bestaat, kunnen onderdrukken, mar
de spanningen, die leiden tot ontduiking der sanee-

riugs’bepalingen, zullen blijven bestaan, zoolang bij de
bakkers de drang tot productie-uitbreiding versterkt
wordt, doordat zij hun capaciteit niet ten volle kun-
nen benutten en hun de grondstoffen ter beschikking
stain om aan dezen drang te voldoen.

Men mag dan ook verwachten, dat vooral van de
zijde der zwakkere elementen even krachtige pogin-gen zullen worden gedaan om de saneeringsbepalin-
gen te ontduiken als voorheen, wat den vrede in het bakkersbedrjf zeker niet zal bevorderen. Bovendien
zullen ten aanzien van de prjszetting zelf de moei-
lijklieden nog toenemen. Door namelijk ook buiten
de kringen van de bakkersbonden leden te weiven zal
het karakter dier leden nog meer gaan uiteehloopen dan dit voorheen reeds het geval was. Zoo rijst b.v.
al direct de vraag, wat de vele coöperatieve bakke-

rijen met de gemaakte winst moeten beginnen, wan-
neer ze zich tegenover de leden-afnemers aan vastge-

stelde
prijzen
moeten gaan houden en dus aan die
leden geen winst meer mogen uitkeeren, in vel’ken

vorm dan ook.
7Tj
zich deze en
dergelijke
bezwaren voor den
geest stelt, kan bezwaarlijk veel succes verwachten
van een saneering der ibroodvoorziening, zoolang deze

door prijszetting moet
verwezenlijkt
worden. Wij

meenen dan ook, dat slechts maafregelen, die zullen
leiden tot een aanpassing van de bakcapaciteit aan

cle broodbehoefte

de te scherpe concurrentie zullen

doen verdwijnen en gezondere verhoudingen zullen
scheppen.

Het is
duidelijk,
dat dergelijke maatregelen even-
tueel moeten worden gezocht op liet terrein van
reglementeering der productie, hetzij door quantita-
tieve contrôle
01)
het meelverbruik of op het ver-

bruik van andere grondstoffen, hetzij door contrôle
op de inrichting der bakkerijen.

Vermoedelijk zou dan quantitatieve contrôle op het
meelverbruik het meest aanbeveling verdienen. Meel
immers wordt als regel in de fabriek verpakt in balen
van 50 kg, die eerst hij den bakker of den detaillist
worden geopend. Men behoeft zoodoende dus slechts
deze balen op hun weg te volgen om nauwkeu-
rig het ‘bloemverbruik van elken bakker vast te kun-
nen stellen.

Deze quantitatieve contrôle zou vooral ook daarom
aanbeveling verdienen, omdat men zich met behulp daarvan een nauwkeurig ‘beeld ‘zou kunnen vormen
van de wijze, waarop de ontwikkeling van de Ne-
derlandsche broodvoorziening plaats heeft. Zoodoen-

de zou men zich dan tevens de gegevens verschaf-
fen, waarop’ in de toekomst mogelijk de geprojec-
teerde federartie zou kunnen worden opgebouwd.

* *
*

WEnneer wij hier een beperking van de
vrije
con-
currentie in de broodvoorziening voorstaan, dan is
dat omdat de ontwikkeling der verhoudingen in het
hakkersbedrijf heeft aangetoond, dat een natuurlijke
saneering daarvan door de
vrije
concurrentie niet tot
stand komt. Dit is vooral daarom merkwaardig, om-
dat bij een werkelijk rationeele broodvoorziening de
broodprijs door elkaar gerekend meerdere centen per
kg lager zou kunnen zijn dan hij nu is, hetgeen voor
het Nederlandsche volk een besparing zou kunnen
beteekenen van tientallen inillioenen guldens jaar-
lijks.

Desondanks zijn echter de rationeel werkende bak-
kerjen er niet ‘in geslaagd het grootste aandeel in de
broodvoorziening van ons land te veroveren, hetgeen wel •hieruit ‘blijkt, dat de duizenden kleine bedrijfjes met hun geweldige schakeering in werkwijze en pro-
ducten nog steeds den ‘boventoon voeren.
Dat deze toestand zich weet te handhaven, is niet
te wijten of – zoo men wil – te danken aan ht
bakkersbedrijf zelf, maar aan het publiek, dat ook
ten aanzien van de voorziening in zijn behoefte aan
brood de meest uiteenloopende eischen stelt en in

zijn keuze van leverancier allesbehalve economisch te
werk gaat. Zoolang deze houding van het publiek
blijft bestaan – en er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij zal veranderen – zoolang zal een
natuurlijke saneering van onze ‘broodvoorziening niet
plaats hebben.

Wil men dan toch komen tot ‘betere toestanden in
het bakkersbedrjf, dan zal men zijn toevlucht moe-ten nemen tot maatregelen die op den duur kunnen
leiden tot een •betere ordening van dit ‘bedrijf.
Mocht de regeering aan deze ordening willen mede-
werken dan zal zij natuurlijk niet alleen de belangen
van de betrokken partijen in het ‘bakkersbedrjf ‘be-
hartigen, maar ook die der consumenten, wat dan
mogelijk op dan duur zal leiden tot meer rationeele
methoden van broodvoorziening dan die wij tot heden
hebben gekend. Dr. B.
AMMEaLAAN.

II
26

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 1935

DE TOESTAND IN DE STEENINDUSTRJE.

R’ingovensteen.

II (Slot.)
Reeds in 1927-1928 waren de teekenen aanwezig

van een overproductie in harde baksteen. Toen is het

eerste extra-rood-contract uitgevonden. In elk op-

zicht was dit een fout.
Technisch-economisch al dadelijk, omdat de meer-

clere productie van het versmade slechtste gedeelte

van de ovenproductie steeds verlies opleverde en •méér
daarvan maken gepaard ging met denatureeren van

het productiemiddel, den ringoven, die juist in deze

een vooruitgang had geschapen.
1-Tel nadeel van meer rood werd veihaaid – zoo-

lang dit mogelijk was – øp het verdere deel der

productie, de
1
buitenmuursteen. Maar de gevolgen wa-

ren nog ernstiger; de extra-rood-politiek heeft geleid
tot uitbreiding van fabrieken en zelfs stichting van

nieuwe na 1927, daartoe aangetrokken door de hooge

prijzen van ,,hard”. Zelfs was het gevolg van deze
averedhtsche politiek, dat ook de kalkzandsteenindus-

trie nog verder moest uitbreiden om door verhoogde
productie aan den aanval door ,,extra-rood” het hoofd

te kunnen bieden.
Karteineigingen en kartel’inanieren hadden inmid-

dels post gevat en nader ontstond relfs het ,,Extra-
Rood-Contract 1931/’35” voor vijf jaren ineens, wat
wel zeer sterk demonstreerde, dat men de mogelijk-

heden voor productie en afzet al bijzonder slecht

analyseerde. De excessen, waartoe de ,,extra-rood”-
politiek voerde, door dwang op ,,onwilligen”, mogen

hier onbesproken blijven. )

Reeds na eenjarig bestaan stortte dat contract

1931/1935 in 1932
feitelijk
ineen; zelfs de rnonopoli’-

tische positie voor ,,hard”, heeft den prijsval daar-
van niet kunnen voorkomen. Aan de uitbuiting door
hoog opgezette prijzen van ,,hard” kwam een einde
en men zocht verder in de richting van productie-

beperking voor allen, naast nog eenig ,,extra-rood”,
alweer alles met miskenning van toekomstige moge-lijkheden of wellicht door onmacht om deze behoor-

lijk te overzien.

Bij dit alles bleef de 1baksteenindustrie – behalve
dan wat betreft de verbetering door den ringoven –

in andere onderdeelen der productiemiddelen in het
algemeen een zeer achterlijk
seizoenbedrijf
met alle

nadeelen daaraan voor betrokkenen vecbonden. Er is
verschil in de fabrieken, ook in cle diverse streken
van ons land en er zijn ook gunstige uitzonderingen van semi- en vol-continubedrijf aan de groote rivie-
ren, doch vooral in andere streken, waar de grond-

stoffe.n bijzondere moeilijkheden opleveren en men
daardoör gestimuleerd werd tot aanpassing.
Voorts is er groot verschil in het product, vooral

ook in aestheti•sdhen
vuil,
terwijl juist in het meest
gewone product, dat ook aesthetisdh niet van belang
is, het groote teveel aanwezig is en de productiewijze
in de betrokken, vrijwel geheel openlucht-bedrijven,
het meest simpel is.
Zeker is, dat juist aan de groote-rivieren, de om-
zetting der ringoven(bedrijven op continuwerien zeer
wel mogelijk is en de onhoudbare toestanden voor
den arbeid zoude opheffen, tegelijk met opruiming

van ‘h’et teveel aan bedrijven.
Er is geen voorbeeld van eenige andere industrie,
die zoozeer parasiteert
01)
de gemeenschap door on-
noodige achterlijkheid, waarmede zij seizoenihedrijf
blijft, terwijl dit anders kan. Een belangrijk deel

(een/derde •tot wel de helft) der arbeiders vindt

slechts werk in het tijdvak April-October, veelal eerst
laat in April tot in September, wat met regenver-
zuim neerkomt op een 20 werkweken per jaar. Uit-
keeriug door verzekering dekt dan nog 12 weken des
jaars, ‘wat reeds lasten voor betrokkenen beteekent en

) De besten en vci’.standigen heeten steeds de ,,onwil-
ligen” in zulke dingen; zij, die groepeering, spreiding
van lasten over derden, prijsopzetting en wat dies meer
zij beoogen, daarentegen de ,
j
idealisten”. Dit is jbij a1ler lei regelingen thans ook elders aan de orde van den’ ‘dag.

voor het overige wordt tegenwoordig geleund op den

steun.
Bij contiiniwerken, d.w.z. indien de productie het

geheele jaar en dus niet alleen in het seizoen plaats
vindt, gaan niet veel mandagen verloren, zoodat

nauwelijks perioden van minder werk voorkomen. Wel

worden daarbij minder menschen betrokken dan in

de seizoensbedrjven, doch deze hebben dan
allen
door-

loopend werk. Ook de productie, die tenslotte door

den oven wordt bepaald, wordt
bij
continuwerken niet

grooter.

De loonsvei4houdingen kunnen daarbij juister wor-

den; thans ‘worden deze bepaald voor allen (ook het

blijvend gedeelte) door die voor het seizoenbedrijf,

waardoor zelfs hooge bonen, wegens de vele weken

verzuim, in verzdkering en in steun, over een geheel

jaar nog een mager gemiddelde opleveren. De zeer
irrationeele toestand bestaat voorts, dat de boonrege-

ling voor de continufa’Irieken, die het geheele jaar

door steenmaken, de bonen te hoog. opschroef t tegen-over die in de ‘seizoenhedrijven. De continulbedrijven worden in deze nog ten zeerste
onrechtmatig tegengewerkt door de massa der ach-

terlijke seizoenbedrijven en de vakvereenigingen ver-
ken daaraan mede, evenzeer als zij steeds ok ,,wit”

tegenwerken op denzelfden kortzichtiigen grond, als

waarop in meer
grijs
verleden (en hier en daar thans
opnieuw) machines op vele plaatsen en bijv. graan-

elevatoren in de Rotterdamsdhe haven werden tegen-
gewerkt. Bij 1beschouwing der steenindustrie worde

vooral niet de achterljkheid, bij grootendeels over-
laten van de productie aan ,,den haas” vergeten.

Natuurlijk zijn daarop gunstige uitzonderingen en
ook wordt aan verzorging van aesthetische eischen in
meerdere of mindere mate voldaan, maar elders is
dat weer anders en juist van minder aesthetisth pro-

duct is er liet groote teveel. Ook dit moet èr
zijn
voor

ntiliteitsbouw en,diverse andere doeleinden, maar •het
is in geen enilcel opzicht een maatschappelijk verlies,
wanneer de over’olligheid van dit deel van het pro-
duct, met de productiemiddelen – verouderde en
rammelfabrieken – tevens, verdwijnt.
Veel klei – en juist daar waar de overproductie
het grootste is – leent zidh echter niet tot een schoon

product, noch
bij
machinaal vormen, noch bij vormen

uit de hand. Het is
duidelijk,
dat aldus juist dâmir,
waar tevens de productie veel te ver is opgevoetd,
een belangrijk deel der industrie zal dienen te ver-

dwijnen.

Vlarnov ensteen.

Bij de vlamovens, clie in het ‘tekort aan straatsteen
hebben voorzien na het vervallen der veldovens, is de
toestand in technischen zin anders. D(târ is met groo-
te, ook wetenschappelijke zorgen en veel moeite een
hoogstaand kwa’liteitsproduct ontstaan naar bepaalde
regelen samengesteld en hchandeid.
Hier werd echter een andere fout gemaakt ‘door
karteIleering, gepaard met sterk opzetten van prijzen,
waaruit weer het gevaar van een onopolistisdhe po-
sitie blijkt. Voor een belangrijk gedeelte is aan die
prijsopdrjving te
‘wijten,
dat andere vegibedekkingen

werden toegepast, 66k daar waar ‘klinkers mogelijk waren geweest. Dit alles in een
tijd,
waarin zôôveél
voor ‘wegen is en wordt gedaan en de kansen voor
grooten afzet zoo bijzonder gunstig waren.
Dezelfde prijsopdrijving had tot gevolg, dat naast
nieuwbouw van vlamovens ook vele ringovens door v’iamovens werden vervangen, met het resultaat van
een geweldige ‘overproductie-capaciteit van de vlam-ovens. Deze wordt van de meest deskundige zijde, op
zeker het drievoudige aangenomen van ‘hetgeen ‘blij-
vend_mogelijk is.
1)

1) Wegens zeer ‘lage prijzen thans van straatsteen zal
echter ihet gebruik in 1934 veel grooter worden dan in
1933 het geval was en mogelijk circa de helft van het
PLO

cluctievei’mogen benadei’cn, întusscheu een bew’ijs te meer
voor de’fout van het ,,te duur”, iwaarbij echter waarschijn-
lijk is, dat de huidige prijzen voor duurzame productie-
mogelijkheid weer al te laag ‘zijn.

9 Januari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

27

Voor cie productie van harde metse’lsteen is de

v’lamoven niet efficiënt, de productiekosten zijn daar aanmerkelijk hooger dan bij den ringoven, zoodat het
meer ri’dhten der productie van de vlamovens op niet-

selsteen, ook niet economisch rondloopt en dus geen

uitweg kan bieden.
liet teveel aan vlamovenfabrieken is al evenmin

anders te ondervangen dan dat hij de ringovens, aldus

alléén door algeheel verdwijnen van dit teveel.
In beide gevallen is misbruik van monopo’listische

positie, naast gebrek aan •oriënteering van mogelijk-
heden, oorzaak •der impasse, waarin de baksteeni ndu s-
trie is geraait. Kunstmid’delen, zooals worden aan-

geprezen om meer binnerumuursteeri te maken voor

de ririgovens en de vlamovens meer de productie ook
van ‘harde metselsteen te laten overnemen, miskennen
de werkelijkheid. Alle steenen uit een oven kosten
uiteraard evenveel en ‘bij meet maken van een min-
der product ‘dan de ovensoort aangeeft bij rationeel
cii normaal werken, wordt ‘dus verlies geieden, dat op

het betere product moet worden verhaald door prijs-
opzetting.

Men kan daaribij een rekenin’g opzetten over va-
riaibele- en vaste-kosten en de laatste in theorie –
of zooais men ‘bij fa’briaken spreekt: bij ielfbedrog –
afwentelen op ‘het betere deel product, om ‘het min-

dere deel daarmede te ontlasten, maar men kan met
dit alles nimmer een uitkomst herei’ken, die niet het
betere deel van •het product eenv’oudig algemeen ge-
zien
te duur
maakt en dus economisc’h onjuist is en
ten nadeele der gemeenschap komt.
Dergelijke
han-
delingen zijn ook kortzichtig en straffen ‘zkh uitein-delijk altijd ‘zelf, doordat hooge prijzen het verbruik
doen afnemen en natuurlijk altijd gezocht wordt naar
vervangingsmid delen.
Al stelt men een dergelijke wijziging door denatu-
reeren der productie tegenover restrictie en richt
nen daarbij den blik alleen eenzijdig op de eigen
industrie, dan faalt het middel nog, omdat ‘het feit
der noodige restrictie reed’s aangeeft, dat er een teveel’ is, waartegen dus die kunstmiddelen niet
baten.
1)

Steen-export.

Waar hiervoor zooveel is gezegd aangaande import
van steen, moet ook de
mogelijkheid
van export bin-
nen den kring der beschouwing worden getrokken,
dit te meer, ‘waar de vraag over export ‘zoovee’l wordt
gesteld door niet-insiders.
Steen is een ‘zwaar, volumineus artikel, bestaande
uit veel kleine eenheden en brengt daardoor ‘groote kosten mede voor transport en verwerking. Boven-
dien is ‘steen een weinig kostbaar artikel en kan ‘dus
weinig vrachtkosten lijden. Tenslotte word t overal
steen gemaa’kt, zoowel baksteen als kal’kzandsteen.
Export over ‘zee, zooals – altijd nog ‘maar ‘beperkt
– plaats had na den oorlog, is terug te voeren op
achterstand in productie elders door den oorlog en
plotselinge groote vraag. Voor Amerika ging dit ge-
paard met toevallige niet al te hooge vrahten door
den toestand in de scheepvaart, die uit gebrek aan
stukgoed voor retourlading, steen als ‘zoodanig aan-

vaardde ‘voor ‘zoo matig mogelijke vradhten. Spoedig
kwam aan dien uitvoer een einde door verhoogin’g
der eigen landsproductie, moeilijkheden den invoer
in den weg gelegd, ‘verhooging van invoerrechten en
tenslotte door knoeierijen ‘bij levering.
Naar Engeland is door gelijke oorzaken als ge-
volg van den oorlog nu en dan na 1920 min of meer

‘) Natuurlijk wordt hier gedacht aan
blijvend
teveel;
niet aan tijdelijk met vrijwel zeker uitzicht op verandering
na korten tijd, in welk geval restrictie een oplossing kan
zijn.
Hier kan dit niet gelden; in de steenindustrie is zeker
een zeer belangrijk blijvend teveel. ‘Uitzetting ging alle perken ‘te buiten en het liep nog zoolang, door een toe-
vallige samenloop van veel werk na den oorlog, waarvan
maar al te veel gevolg van een ongefundeerde- een schijn-
hoogconjunetuur was, hetgeen zeer vel was te voorzien.

export geweest, maar ook daar neemt de eigen lands-productie toe. Bovendien ‘kunnen hier slechts op zeer

enkele pla’atsen kleine zeeschepen direct worden ge-
laden en in elk geval zijn de ver’laadgelegenheid en

de vrachten voor het productiecentrum in België,
voor export naar Engeland gunstiger dan hier, zoo-

dat afzet in Engeland voor ons land nimmer van be-

teekenis kan zijn; trouwens alle transport van ‘steen

over ‘zee moet iets vroeger of later wel eindigen, zelfs
dus naar Engeland. Resten dus onze buurlanden als

afzetgebied. Beide hebben een eigen zeer uitgebreide
en eer te groo’te dan te kleine steenindustrie; Duitsch-

land heft ook nog redhten op steen.
Behoudens voor eenige straatsteen en voor bijzon-
dere, aesthetisch-Jioogstaande producten uit een deel van ons ‘land, waarvoor dan iets exportm’ogelij’kheid

steeds ‘zal blijven, ‘zijn de mogelijkheden voor export
van steen in massa voor gewone baksteen e.n ‘kalk-
zandsteen op den duur eenvoudig nihil.

Omgekeerd zijn ook de i’mportrnogelijkl’ieden voor
steen in ons land gering, tenzij als ‘gevolg van valu-

taverhoudingen of sociale- of economi sehe-afwijki ii-
gen over de ‘grenzen, dan wel botvieren van onjuist
sociaal- of economisch-ingrijpen aan deze ‘zijde der
grenzen.

V66r alles – want daarop komt het aan voor deze

geheele ‘besdhouwing der steenindustrie – ‘zij hier dus
vastgesteld, dat de steenindustrie een
beschut bedrijf
is en voor een deel der haksteeniridustrje zelfs
mono-
polistisch,
zoodat aandrang tot z.g. ,,’ordening” hier
wel extra onder de loupe moet worden genomen. De geheele ‘steenindustrie en de baksteenindustrie

in ‘het bijzonder, is voorts sterk loonintensief, ‘zoodat

‘mogelijkheden en invloeden voor ernstige afdwalin-gen in economischen. ‘zin en tegen algemeen belang,
wel zeer in het bijzonder hier ‘aanwezig zijn.
t)

Het’zelfde geldt voor het gehee’le Ibouwvak, dat
uiteraard een beschut ‘bedrijf vormt en daasbij direct
en indirect sterk loonintensief is. Daar voldoende be-
kend is, welke euvels het ibouwvak aarikleven, ‘moge
dit hier verder ‘blijven rusten.

Slotconclusjes.

Na deze ‘lange uiteenzetting, die noodig w’as om

een goed inzicht in de steenindustrie te bevorderen, dienen thans de pogingen tot oplossing van het zoo
algemeene euvel van het teveel nader te worden :b
e

schouwd. Vooreerst rijst de vraag, hoe groot dit te-
veel zal ‘zijn en dan of dit ‘blijvend en mogelijk voor
een deel tijdelijik ‘zal wezen.

Tot voor kort en van enkele ‘zijden ook thans nog,

werd dit punt veel te optimistisch gezien en veelal
bovendien nog alleen voor de baksteen, mogelijk mede
uit gebrek aan inzicht ‘in het geheele vraagstuk. In-
‘middels is meer algemeen het inzicht wel doorge-

drongen, dat het productievermogen in totaal onge-
veer vijftig procent te groot is.
2)

Dit ‘heteekent edhter zeker niet, dat liet overal en
voor alle soorten ‘zoo hoog ligt; het zal varieeren tus-
scheu 30 en 70 püt. voor soorten en streken; natuur-
lijk wordt een grove fout gemaakt door alles samen
te tellen en dan aan één gelijk restrictiepercentage te
denken.

Toch ging men hij allerlei regelingsplannen, voor-
‘al sinds het begin van dit jaar opgekomen en met
nauwelijks eenige variatie vervolgd, uit van gelijke
restrictie over alles. 1-let behoeft geen nader betoog,

t)
Samengaan ‘in groepen, kartelleering heeft uiteraard
prijsopzetting tot ‘gevolg en remt bovendien technischen
vooruitgang en rationeele produie. Het
ds
dus precies
wat
niet
moet plaats hebben. Bovendien wordt ‘de zoo
noodzakelijke daling van de huren natuurdijk tegenge-
werkt door prijsopzetting, ook van bouwmaterialen.
2)
1935
zal dit overigens meer ‘zijn, gezien de
enornie voorraden einde
1934,
welke die van andere jaren
ver overtreffen, zoo’dat aan de groote-rivieren wellicht
slechts de helft dier productie ‘voor
1935
voldoende is we-
gens den te verwachten zeer slechten toestand ‘in
1935
bovendien.

28

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 1935

dat gelijke restrictie alléén reden kan hebben bij ge-

lijke objecten, gelijken graad van overproductie in
de soorten en streken en als tijdelijke maatregel,

wanneer bovendien zekerheid bestaat, voor verande-

ring van toestand, waardoor weer volle productie noo-
dig is en dus geen sprake is van blijvende over-

productie.
Restrictie verhoogt overal de productiekosten en

werkt zeer ongelijk ‘bij ‘beter en slechter bedrijven;
de eerste worden er veel zwaarder door getroffen en

de invloed wordt gradueel minder, naar mate ‘het be-

drijf meer primitief is.
In de zeer heterogene steenindustrie met circa 400

ver uiteenloopende fabrieken (veldbrand daar:bij niet
gerekend) en dit door ligging, grondstof, product,

outill.age enz. is
gelijke
restrictie
tijdelijk – laat

staan blijvend – eenvoudig onzinnig; bovendien on
rechtvaardig en’ in het, nadeel der industrie in ‘haar
geheel maar ook tegen het algemeen belang.’
Evenzeer is natuurlijk onjuist het productiemiddel

te denatureeren en het teveel aan vlamovens bij duur-
der productiekosten te laten werken, vooral op harde

metselsteen en dan nog de daarvoor juist werkende

ringovens te denatureeren door instellen op ,,rood”,
waaraan evenmin in ‘groote hoeveelheden behoefte is,
waardoor ook dâér duur gewerkt wordt,
terwijl
ander

fabrikaat guldens goedkooper kan worden ‘geprodu-

ceerd voor de doeleinden, waarvoor ,,rood” ten deele

ook gebruikt kan worden.
Het duurder ‘maken der productie in beide gevallen

moet op andere producten en vervolgens op den consu-
ment worden verhaald. Al ‘zulke plannen rzijn dus wel

reultaat van
eenzijdig
zien van een deel der indus-

trie alléén met algeheele negatie van techisch-econo-
misehe beginselen.

Toen dergelijke restrictieplannen, waarvoor natuur-

lijk
altijd
voorstandèrs zijn – uiteraard producenten

van soorten, waarin het meeste surplus is en voorts
de in verschillend opzicht zwakste en veelal meest

achterlijke bedrijven – door krachtigen tegenstand
werden voorkomen, ontstond een nieuwe phase in de

plannen, waarin
tijdelijk
stopzetten voor een ‘aantal
jaren door uitkoop,in de plaats trad van gelijke res-
trictie over allen.

Feitelijk komt dit echter op hetzelfde neer, immers
op afwentehing van verlies door stopstaande faibrie-
ken tegen vergoeding, ten laste van werkende fabrie-
kèn en vervolgens op afwentehing door ndodzakelijke
extra-prijsverhoogingen voor dit doel op de gemeen-
schap.

Men vergeet (of ‘beter: wil hij dit alles vergeten),
dat het kapitaal in het teveel, in adhterlijke, zwakke,
slecht-gesitueerde fabrieken en in fabrieken aan wier
product geen ‘behoefte bestaat, reeds verloren kapi-
taal is en dat dit verlies nimmer ongedaan gemaakt
kan worden, doch door kunstmiddelen alleen wordt
gespreid – uitgesmeerd – en anderen treft of mede-
treft dan de origineele overbodige producenten.
i)

Toch ‘wordt op dit of een
dergelijk
plan thans nog doorgeiborduurd en dit blijkt ook uit stukken, over
dit onderwerp gepubliceerd. Overal is dan nog sprake
van de ‘hulp van den Staat door middel van dwang-
maatregelen tot steun van een veelal nog kunstmati’g
verwe’kte meerderheid,
2)
welke laatste uiteraard geen
beteekenis heeft, immers nimmer het ‘beste ‘betreft

en altijd eenzijdig slechts zoo eng mogelijk het eigen kringetje ziet.
Dergelijke maatregelen tot consalidatie van het
bestaande en spreiding over allen en, vervolgens over

Bij een ‘zoo groot blijvend teveel, kan de last voor s’topstaande fabrieken bovendien niet worden aanvaard
door werkende; niemand kan en mag
zich
naar reali-
teit, ‘bij onbekende toekomst binden aan dusdanige lasten.
Evenmin is uitkeering voor stilliggen voor de andere partij
op losse schroeven aanvaardbaar.
Meerderheid hier van personen, eventueel van fa-
brieken, maar daarmede nog niet van productie en even-min van kwaliteit van product en productiemiddelen.

de gemeenschap, noemt ‘men dan saneeren, welk ‘be-

grip tegenwoordig wel ver
afwijkt
van hetgeen dit
werkelijk is en ze’lfs bij groote overtolligheid bijv.

van groentenstandjes of melkslijters even’zoo wordt

misbruikt en volgens delinquenten’ dient te worden
toegepast, zooals men zich dit
bij
een belangrijk deel
der steenindustrie niet anders denkt.
Sa,neering daarentegen omvat opheffing van het

overtollige, minste, achterlijice gepaard met behoud,
versterking en rationalisatie van het beste en econ.o-
misch meest’ juiste.

Daarmede is ineens
duidelijk
hoe en waaroprui-

ming zal dienen plaats te lie’bben, maar tevens dat

dit zeker niet ‘kan geschieden door eenige meerder-

heids-combinatie, die natuurlijk niet de juiste elemen-ten daartoe
kan
bevatten.

1-let verschijnsel doet ‘zich intussohen voor, dat

thans en daarbij
vooruitloopende op
het Ontwerp der

,,Wet
op Ondernemersafsprakeu” (waarin zonder
twijfel de ‘zucht tot ‘verbinden ‘moet worden gezien en

niet die tot ontbinden) reeds sinds midden Augustus
onder leiding van een regeerings-contactcommissaris

pogingen worden aangewend om ,de baksteenindustrie
in het keurslijf eener kunstmatige regeling te wrin-

gen, waartoe, als eerste maatregel, een algemeene
‘bond door den contactcommissarig werd ‘in het leven

geroepen.
‘)

De heterogene steenindustrie (waarbij andere steen-

industrie dan juist die van de baksteen, natuurlijk
ten onrechte, buiten alles werd gehouden) zoude daar-
mede het eerste proefkonijn worden voor de wijze,

waarop de eigen fouten en de eigen. verliezen op de
gemeenschap kunnen worden afgewenteld, met ‘hand-

haven van fouten en achterlijkheid.

Het is geen geheim, dat de financiering in een
groot deel der Ibaksteenindustrie bedenkelijk is in ver-
band met overwegend veel leengeld, ook van banken,

hij weinig eigen .kapitaal, waardoor op zeer onjuiste
wijze ook de expansie is ontstaan.
2)

Wanneer melEL nü met alle geweld vil ordenen en

regelen door hulp van bovenaf, dan dient daarbij
voorop te staan:

Enquête over de bestaande fabrieken en dit in
elken zin ‘door een zeer veel’zijdige en deskundige com-
missie, omvattende: de technische inrichting, het pro-

ductievermogen, het product, de grondstof, de, voor-
raad daarvan en de mogelijkheden die de grondstof
biedt, de ligging, opslagruimte, verlaadgelegen’heid, toestand van het geheel, kortom industrieele waarde
en bovendien de financiering.

Betrekken der banken in de reddering.
Immers thans ‘blijft nog veel drijven op hoop van
ordening, door eenige regeling tot spreiding en af-
wenteling. Vele leeningen. en credieten kunnen niet
anders dan waardeloos zijn; andere verbeteren echter
bij opruiming van het overtollige en minste.

Eisch tot rationalisatie, vooreerst door opheffen
van het beperkte sei’zoenhedrijf en dus omwerken der
fabrieken, waar dit maar mogelijk is, tot continuhe-
drijf.
Bij roep om steun en Ibemoeiing van den Staat in
alles – een pernicieus
verschijnsel
overigens, dat

ze’ker verkeerde gevolgen moet hebben – past voor-
eerst, dat de noodige grondslagen voor beoordeeling,
aldus door enquête, niet mogen ontbreken. Het .kan
niet juist zijn, aan regelingen vanuit een deel der
industrie ontstaan en van ‘bovenaf bevorderd (zooals

De Statuten van dien zeer praematuren bond, door
den contaetcommi’ss’aris ontworpen, toonen aan, dat de plannen zelfs veel verder strekken vn dat bedoeld vordt-
tot corporatie in ‘de geheele ‘bouwnijverheid, ‘in al hare ver-
takkingen, te geraken.

De groote haast in dit jaar bij een gansche reëks
elkaar opvolgende vage plannen en thans weer vooruit-
loopend op de genoemde wet, wijst op overhearschen van
financieele kwesties, waardoor een juiste ‘beschouwing ver-
der wordt vertroebeld.

9 Januari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29

hier) sancties en dwingende macht te verleenen zon-

der grondig, alles omvattend onderzoek der ‘betrok-
ken industrie.
Aan de vraag tot steun kan tevens als eerste eisch

worden verbonden de last voor de arbeiders ook bui-

ten het seizoen, zoodat deze niet meer direct op de
gemeenschap wordt afgewenteld als onduldbaar pa-

rasitisme. Aan dien last kan die industrie ontkomen,

door hare bedrijven te rationaliseeren tot continu’be-

drijven.
1)

Op de meest juiste, wijze wordt dan tevens werke-

lijke saneering zeer spoedig bereikt. Immers de slecht-
ste bedrijven vervallen dan. Verdere bemoeiing en

i.egeling worden daarbij overbodig; feitelijk zoude ter
oplossing van alle moeilijkheden kunnen worden vol-
staan door althans hij metselsteenproductie continu-
arbeid te eischen; verder ingrijpen zoude dan over-

bodig zijn.
2)

liet bevorderen van kartelleering is ‘zeker ‘het meest

verkeerde middel om uit de economische moeilijkhe-
den hier te lande te geraken. In de steenindustrie
hebben kartels (min of meer volledig) naast de ge-
wone slechte manieren daaraan inhaerent tot grove
fouten geleid, zooals reeds ‘boven is aangetoond.
In elk geval leidt verdere bemoeiing tot samen-
drijven met handhaven van allen, dan wel opheffen
van een deel ten laste van het overige deel, tot duur-
te. 1-let is daarentegen juist noodzakelijk tot goedkoo-
per productie te geraken en onnoodige, eeuwige sei-
zoenwerkloosheid niet te handhaven, te minder ‘hij de
thans heersdhende zoozeer verbreide werkloosheid.

Natuurlijke saneering is en
blijft,
zeker voor deze heterogene industrie in het. bijzonder, de meest aan-
gewezen weg. Logische combinatie – zelfs gezien uit
het enge standpunt der industrie alléén — is door
het heterogene karakter van (bedrjven en producten
niet mogelijk, vandaar ook het inroepen van steun
als wonclern]idclel, waarop men hoopt.
3)

Inmiddels kan d
natuurlijke
en eenig juiste sanee-
ring ten zeerste ‘bevorderd worden door den vermel-
den maatregel. Dit zij dus de steun, waarop wordt
aangedrongen, steun aldus (in den zin van drang)
tot het brengen der industrie op het niveau van den
tijd, waartoe de techniek trouwens sinds lang de op-
lossingen bracht.

Economisch en sociaal tevens, wordt daarmede een oplossing gegeven, zonder afw’enteling van fouten en
lasten op den consument, die tegenwoordig maar al te veel door ‘zoogenaamde saneering of wel zooge-
naamde ordening wordt ‘belast.

VAN HARDENBROEK

1.)
Om misvatting te voorkomen zij erop gewezen, dat
dit ganseh iets anders is dan werkloosheidverzekering ten
laste van den werkgever, wat onjuist is. Hetgeen hier
wordt bedoeld, is redelijke drang om
onnoodig
seizoenbe-
drijf op te heffen.

ik wil ‘bij dt alles en bij aangeven van enkele punten
overigens niet gecenseerd zijn, de juistheid te erkennen
van Jiet streven naar bedrijfsbinding van overheidswege.
ik acht dit onjuist en zelfs fataal; terwijl de Staat nim-
nier over organen en personen kan beschikken om alles
te overzien en te regelen en dusdanige ‘bemoei’ing ook niet
tot zijn taak behoort.
Hierbij moge ik verwijzen, ter bekorting, naar het zoo
juiste artikel ,,Theorie en Praktijk” van Prof. Dr.
C. A.
Verriju Stuart in De Economist van September
I.I.

De industrde zelf wist geen plan voor kunstmatige
saneering te ontwerpen, wat geen verbazing kan wekken,
omdat dit niet mogelijk is. In andere publicaties eindigt
men echter steeds met den roep om oplossing met dwang
van bovenaf, als vondermiddel, wat zichzelf hiermede ver-
00
rdeelt.

WIJZIGING IN DE POLITIEK VAN DE BANQUE DE

FRANCE?

Het plotselinge aftreden van den heer Moret als
Gouverneur van de Banque de France en de benoe
ming in
zijn
plaats van den heer Tannery, tot nu toe
directeur van de Caisse autonome d’Amortissement
en van de Caisse des Depôts ei Consignations, zal,
naar officieus is medegedeeld, het ‘begin ‘beteekenen

van een meer actieve politiek van de Banque de
France en van een nauwere samenwerking met de

Fransche schatkist. De verhouding tusschen beide in-stanties was nooit
bijzonder
innig, evenmin trouwens
als de relaties tusschen de Banque de France eener-
zijds en de particuliere geldmarkt en de groote ban-

ken anderzijds.
De Minister van Financiën Germain Martin heeft medegedeeld, dat de Banque de France thans, méér
dan tot dusver, steun zal verleenen aan liet staats-

crediet en dit zal wel beteekenen, dat zij vlotter zal
zijn in de beleening van staatsfondsen, wellicht in-

clusief schatkistpapier, of misschien zelfs in de open
markt zal gaan opereeren. Dat zij er bovendien toe
zal overgaan op groote schaal rechtstreeks schatkist-

papier voor de schatkist te disconteeren, lijkt niet
zeer waarschijnlijk. Ten eerste gaat dit maar niet zoo,
zonder wetswijziging, want in de wet van 25 Juni

1928 is uitdrukkelijk bepaald, dat de directe voor-
schotten aan den Staat maximaal Frs. 3.200 mii-
lioen mogen •beloopen, welk bedrag reeds is bereikt,
en ten tweede is het zeer de vraag of een dergelijke
politiek in psychologisch opzicht een gunstige uit-
werking zou hebben op het publiek. Er zal dus wel
geopereerd worden via de open markt, op actieve, dan
wel op passieve wijze.

De nieuwe gouverneur en de minister van Finan-
ciën hebben om strijd verklaard, dat in de monetaire
politiek in engeren zin van de Banque de France
geen verandering wordt gebracht en dat onwrikbaar

zal worden vastgehouden aan den gouden standaard
op de huidige pariteit.

Blijkbaar heeft het publiek deze koerswijziging ook
zon opgevat, want de markt voor staatsfondsen heeft
zeer gunstig op deze mutatie gereageerd.

Nu dient te worden erkend, dat een wat liberalere
beleeningspolitiek dan de Banque de France tot nu
toe toepaste, ook zeer wel vereenigbaar is met een
solied monetair beleid. De credietverleening aan hei
binnenland heeft thans nog ongeveer denzelfden om-
vang als bv. in 1931, véôr den val van het Pond.
Maar tot dat moment had de Banque de France een
zeer aanzienlijke buitenlandsche wisselportefeuille
van omstreeks Frs. 27 milliard. Deze buitenlandsche
portefeuille is na het verlaten van den gouden stan-
daard door Engeland geleidelijk geliquideerd en hier-
voor is in de plaats gekomen, niet een uitzetting van
de bi nnenlaudsche credietverleening, maar uitslui-
tend een vergrooting van den goudvoorraad van circa
Frs. 58,5 milliard tot laatstelijk rond 82,1 milliard,
bij een bankbiljettencirculatie van Frs. 83,4 milliard
en Frs. 15,1 milliard girosaldi.

Er is dus wel ruimte voor een wat actievere binnen-
landsche credietgeving. En een beleening van staats-
fondsen is, mits dit met mate geschiedt en mits een
begrootingsevenwicht verzekerd is, ook wel verant-
woord. De Nederlandsche Bank heeft in 1933 een
dergelijk standpunt ingenomen, toen zij er toe over-
ging aan Nederlandsch-Indië
f
76,4 millioen te leenen
tegen Nederlandsche schatkistbiljetten, toen Indië de
£ 8.264.000 moest afnemen, die het in 1931 op ter-
mijn van De Nederlandsche Bank had gekocht en die
het kon gebruiken voor de aflossing van de Indische
Pondenleeningen.

Beteekent nu deze gewijzigde politiek van de Ban-
que de France, dat de weg der inflatie zal worden
bewandeld? Indien voldaan is aan de bovenaange-
duide twee voorwaarden, dan kan het antwoord zon-
der twijfel ontkennend luiden. Als het publiek maar

1

30

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 1935

vertrouwen blijft hebben in de franc en in de finan-

cieele gestie van den Staat, is het zelfs zeer de vraag,
of het baukpapier dat door de aankoopen van staats-
fondsen door de Banque de France in circulatie komt,

ook inderdaad in circulatie blijft, liet kan best zijn
dat dit weer even snel terugvloeit. Ditzelfde ver-

schijnsel hebben wij kunnen waarnemen in 1.926128,
toen Poincaré de franc stabiliseerde. Toen kocht de

Banque de France in anderhalf jaar tijds voor Frs

25 milliard buitenlandsche valuta’s, maar de bank-
biljettencirculatie nam maar met Frs 2 milliard toe,

omdat het meeste geld door het publiek en de banken
i’eer bij de Caisse Oentrale du Trésor werd geclepo-

neerd en door de schatdst werd gebruikt om de voor-
schotten van de Banque de Franco aan den Staat,

die in
Juli
1926 meer dan Ers. 38 milliard hadden

beloopen, voor een belangrijk deel af te lossen.

Maar wel staat vast, dat de politiek, die thans is

ingeluid niet van deflautionistischen aard is. Het zal

velen, die van meening zijn, dat de handhaving van

den gouden standaard alleen mogelijk is door het
volgen van een politiek van deflatie, daarom mis-
schien verworideren, dat tot deze politiek wordt over-

gegaan. Men bedenke evenwel, dat de handhaving

van den gouden standaard uitsluitend afhankelijk is
van het bewaren van het evenwicht op de betalings-

balans, welk evenwicht in Frankrijk, evenals trou-

wens in Nederland, verzekerd is. Daarnaast staat de

noodzakelijkheid van het omlaagbrengen van het
niveau der kosten, wat toch bezwaarlijk als een mo-

netair probleem kan worden gezien. Deze kosten kun-
nen evengoed worden verlaagd bij een wat ruimere

crédietgeving en• vooral als deze tot doel heeft en

gepaard gaat met een daling van de kapirtaalrente,
helpt een dergelijke credietpolitiek zelfs tot kosten-

verlaging mede. . A. A. v. S.

DE CLEARING EN ONZE HANDELSBALANS MET
DUITSCI-ILAND.

Dat het uitgangspunt van vele theorieën, evenals
de basis van een groot aantal maatregelen van prac-

tische economishe politiek, t.w. ,,ceteris paribus”,
maar al te vaak een onjuiste werkhypothese schept,
is weer duidelijk gedemonstreerd aan het verloop van
een zeer groot aantal clearingovereeniomstefl, die in

de tweede helft van het juist afgeloopen jaar ver-
kelijk als paddestoelen uit den grond zijn gerezen. In

vrijwel al die gevallen kon men op grond van de
cijfers der handelsbeweging véér het inwerkingtre-
den van de clearing aannemen, dat een ,,sluitende
rekening”, meestal zelfs met een flink overschot kou
worden verkregen, en als de clearing eenmaal in
werking was, bleek, dat er van een overschot geen
sprake meer was en dat veelal een niet onbelangrijk
deficit was ontstaan. Zoo ging het in Frankrijk, zoo

ging het in Zwitserland en zoo is het ook onze
clearing met Duitschiand vergaan. Onze clearing
leverde in de eerste drie maanden (sedert de invoe-
ring der verdragsclearing) een tekort van rond
f
12

millioeu, zoodat een Crisis-Uitvoer-Bureau werd in-

gesteld, dat zich voorloopig ‘beperkt tot de restrictie
– voor zoover noodig – van den Indischen uitvoer

naar Duitschiand, althans van het dekken uit de
clearing van dien export. In Zwitserland werd een
maatregel genomen, vardoor exporteurs werden ‘be-

ieiiimercl in de verhooging van hun uitvoeren. En
wanneer cle in het handelsverkeer tusschen de dear-
i nglanden waargenomen tendens zich verder doorzet,
dm is het slechts een kwestie van tijd, dat de

exportcontrôle zich ook tot de Nederlandsche uitvoe-

ren zal moeten ûitstrekken om verdere verliezen door
blokkade van handeisvorderingen te vermijden.
Wat. is de oorzaak van dit verschijnsel, dat zooals
gezegd allerminst beperkt ‘is tot ons handeisverkeer
met Duitschiand? In bijna mii deze gevallen nam ‘men hetzelfde waar: een stijging van den uitvoer
naar Duitschiand, en- een sterke vermindering van
den invoer uit dat land. Zoo is in de eerste elf maan-

den van 1934 de uitvoer uit ons land naar Duitsch-

land in vergelijking met het voorgaande jaar met
pOt. gestegen, de invoer daarentegen daalde met niet -minder dan rond 19 -pCt. In absolute cijfers he-

teekent dit een dal-ing van den Duitschen invoer bij

ons met rond
-f
67 nil1ioen en een toeneming van

den export met rond
f
17 millioen, tezamen een ach-

teruitgang van ons passieve saldo in elf maanden met

f
84 millioen!
Met de verklaring van deze mnutatie, die in onge-

veer denzelfden omvang ook waar te nemen was in

de voornaamste andere landen, waarmee D uitschland
eerst verreken irigs- en daarna clearingverdragen had

loopen, moet men intusschen uitermate voorzichtig
zijn. Men is gauw geneigd om als volgt te redenee-

ren: de Du-itsche competente instanties, t.w. eerst de Devisenibewirtschaftun-gsstellen en daarna de tiher-

waehungsstellen zullen geneigd zijn voor importen uit clearingianden.gem.akkelijker te zijn met de in-

voei4bewilliging, omdat daarvoor geen deviezen ver-

strekt hoeven te worden, wijl immers storting op de

dlearingrekening plaats vindt. En aan den anderen

kant zal de Golddislcontbank, die het Veriustaus-
gleichsverfahren (vroeger Skripverfahren) hanteert,
minder geneigd zijn om voor epoi’t naar clearin-g-
landen premies te geven, omdat die uitvoer geen vrije

deviezen in het laadje brengt.
Dit klinkt inderdaad heel plausibel, maar afdoend

is cle verklaring allerminst. Immers volgens de cij-
fers over het eerste halfjaar 1934 had in vergelij-
king met dat tijdvak over 1933 de heele Duitsche

handelsbeweging een soortgelijke mutatie ondergaan.
De import steeg met 11 pOt., de uitvoer daalde met

12i pOt. Onze import uit Duitschiand was in dat
sernester gedaald met 8l pOt., de uitvoer daar-heen
was met 14 pCt. toegenomen. Zoodat per saldo de
mutatie in ons handelsverkeer met Duitschiand maar
zeer weinig afweek van den totalen buitenlandschen
handel van genoemd land, clearing- en niet-clearing-

landen dooreen gerekend. Deze verhoudingen hebben
zich echter zonder twijfel in -het tweede halfjaar toe-

gespitst. In de vijf maanden van dat semester, waar-
van de cijfers bekend zijn, was onze gemiddelde in-
voer per maand uit Duitschland f227 millioen, onze

export daarheen rond
f 15
millioen. In vergelijking

tot hetzelfde tijdvak in het vorige jaar beteekent

dat voor den invoer een teruggang
van niet minder

dan
32 pOt., voor den export een stijging van 7>
pOt. Van de daling van den invoer uit Duitschland

komt dus relatief verreweg het ‘belangrijkste deel op
rekening van het tweede halfjaar, d.w;z. in het tijd-
vak, toen de clearing -werd ingevoerd ter vervanging
van de oude deviezenovereenkomst. De export daar-
entegen, hoewel ook nog hooger dan in het voorgaan-
de jaar, is in dat tijdvak relatief ten aanzien van het
eerste halfjaar teruggeloopen. Terwijl in het eerste
semester de toeneming 14 pCt. beliep, was die in
het tweede nog maar ruim de helft daarvan. Dit
laatste is inmiddels vrijwel geheel op rekening te stel-
len van de zeer krachfige exportdalin-g in October
en November. De maanden Juli tjm. September daar-

entegen waren recordmaanden, waarin het inaandge-
middelde van het eerste halfjaar met 22 pOt. werd

overschreden.
Men kan dus constateeren, dat in het derde kwar-
taal inderdaad de tendens tot stijging van den uit-
voer en daling van den invoer op zijn scherpst zich

manifesteerde, en waar juist in dat tijdvalc de dear-
ing in de •plaats van de oude deviezenovereenkomSt
werd gesteld, is men geneigd daartusschen causaal
verband te leggen. Ten aaiizien van den import, die

in andere jaren juist in -het vierde kwartaal een stij-
ging vertoonde, bleef d-it keer in de maanden October
en November de daling ten aanzien van het eerste
halfjaar ten volle gehandhaafd. Met betrekking tot
den uitvoer echter, trad juist in die maanden, onge-

twijfeld als gevolg van de ervaringen, die de expor-
teurs hadden opgedaan met het Sonderkonto, een

9 Januari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3t
scherpe daling in met bijna 40 pOt. van de cijfers in
het derde kwartaal. In de twee laatstgenoemde maan-
den was cle uitvoer dus niet alleen niet ‘hooger, doch
zelfs rond 20 pOt. lager dan het maandgemiddelde in

1933, de invoer was 26 pOt. lager dan dat maand-
gemiddelde.

liet tekort nu, dat in de clearing is ontstaan – in

(le verdragsclearing dan; het saldo van Sonderkonto
kan men in dit verband niet in aanmerking nemen,
omdat de oorzaak daarvan, gezien de in- en uitvoer-

cijfers, alleen kan liggen in cle omstandigheid, dat

,,hankmarkeu” slechts in een klein deel der geval-

len, waarin ze gebruikt konden worden werkelijk aan-
wending vonden – stamt in hoofdzaak uit de maan-
(leri October en November. Daarop hebben in ver’band

met den termijn van het handelscrediet dus waar-
schijnlijk de betalingen der boven gereleveerde abnor-
maal groote exporten van Augustus en September

gedrukt. In die beide maanden was er tussehen den

sterk gereduceerden import en den sterk toegenomen
export een marge van slechts
f
4 millioen per maand
tegen een gemiddeld invoersaldo van
f 18
millioeu
in 1933 en nog altijd
f
123′ millioen in. het eerste
semester 1934. Ter vergelijking zij tenslotte nog ge-
releveerd, dat in October en November zelve het
iniportsaldo per maand weer
f
12i millioen beliep!
Vervolgens werd juist in dat tijdvak de clearing ge-
heel eenzijdig belast met de Duitsche betalingen voor
invoeren uit Indië, terwijl de exporten uit dat land
naar Indië nog geheel ‘buiten de cleariug vielen. Ter-
wijl in de toekomst de clearing belast zal worden met
het actieve handelsbalanssaldo van Indië met Duitsch-
land, geschiedde dat in genoemde maanden met den
vollen Indischen export. Voeg daaibij, dat van Duit-
sche zijde verschillende posten voorui tbetaald werden,
dan is het duidelijk, dat de heide vermelde maanden
een zeer gedefiatteerd ‘beeld van het clearingverloop
geven. liet is clan ook daarmee in overeenstemming,
dat in den loop van December het tekort vrijwel on-
gewijzigd bleef; toen werkten waarschijnlijk de exces-
sief lage invoeren der laatste maanden zich op de
stortingscijfers uit, en Indië ging in de clearing
storten..

Nu kan men er niet
0])
rekenen, dat de export zich
op het lage niveau van hand.haaf t,
wenschelijk is dat zelfs allerminst. Wanneer men dan
ook een prognose van het elearingverloop wil maken,
clan moet men van schatt.ingen uitgaan, met alle be-zwaren daaraan veibonden. Neemt men voor den in-

voer het gemiddelde van de laatste vijf maanden,
waarvan overigens de cijfers vrij constant waren, dan komt men op een jaarimport van rond
f
270 millioen.
Daarvan komt volgens de bestaande verdragsbepalin-
gen 22 pCt. in mindering voor liquidatie van oude

vorderingen en vrije deviezen voor de Reichsbank. Er
resteert dan
f
210 millioen. Daarvan komt in min-
(lering kapitaairente, niet alleen voor Young- en
I)awesleeuin’g en de Stilihaltecredieten, zooals die
steeds in de publicaties van het clearinginstituut
voorkomen, maar ook de rente welker betaling in het
Transferabkominen van 31 Augustus is geregeld.
Immers de invoeren, die daarvoor opzij gesteld
worden, zijn in ‘bovengenoemde importcijfers begre-
pen, dus moet ook de rentebetaling in deze calcula-
tie begrepen worden. Dat formeel transfer- en dear-
ingregeling gescheiden zijn, doet in dit verband niet
ter zake. Men moet hier min of meer een slag in de
lucht slaan, maar met
,f
45 â 50 millioen per jaar zal
men vel niet zoo heel ver van de waavheid zijn. Daar-
bij moet men een ruime marge naar ‘boven en ‘bene-
den voor m.isschattin’g nemen, omdat uit het geheime
transferprotocoi niet bekend is, of voor de aflossing der hoofdsom met de rente hoven 4Y2 pCt. wij al of
niet ook ,,ex tra’ ‘-import moeten accep teeren. Neemt
men als gemiddelde voor deze Post
f
50 millioen aan,

(lan blijft er uit de invoeren dus
f
160 millioen over.
Daaruit moeten verschillende posten gedekt worden, waarvan de Rijnschipperj verreweg de hoofdzaak is.

Wanneer wij daarvoor eens
f
15 millioen aannemen
als saldo (van door en aan Duitschiand te betalen),
dan resteert er
f
145 millioen.
Hierbij is dan nog geen rekening gehouden met

het feit, dat Indië in de clearin.g is getrokken. WTan
neer
un-
en export Indië-Du’itschland in evenwicht
zouden zijn, zou in elk geval onze clearing belast
worden met de 22 pOt. voor oude vorderingen en

voor de Reichsbank op hetgeen Indië in de clearing
stort; bij een import van
f
25 millioen ware ‘dat dus
rond
f
5 millioen. Er resteert daarna dus
f
140 mil-
lioen voor dekking van onzeu n’ieuwen export, bene-

vens voor ‘het actieve handelsbalanssaldo van Indië,
dat zonder de ‘beperking door het Crisis-Uitvoer-Bu-
reau op circa
f
40
millioen zou kunnen worden ge-
steld. Wanneer men nu dan Nederlandschen uitvoer
aanneemt op het cijfer van verleden jaar (dat is reeds
na aftrek van de exportstijging van dit jaar, die wij

toch liever zouden hebben ‘behouden met het oog op

de daling van den uitvoer naar elders) ad
f
156 mii-
lioen, dan zou er ‘bij vorenstaande cijfers een tekort

in de clearing zijn gelijk aan het Indische exportover-
schot plus
f
16 millioen van onzen uitvoer. Gaat
men uit van het exportmaandgemiddelde van jl. Oc-
tober en November, dan kan, behalve de heele Ne-derlandsche export, daaruit nog rond
f
12 millioen
van het Indische uitvoersaldo gedekt worden. Neemt
men tenslotte als basis de uitvoer van 1934, dan komt
men tot ecu cleficit van
f
75 millioen, dus het heele
Indische exportsurplus en nog
f
35 m’illioen van on-
zen eigen uitvoer.
Uit het vorenstaande exposé en deze allerminst ge-
ruststellende
cijfers
kunnen wij de volgende conelu-
siet notee’ren:
Onze betalingsbalans ten opzichte van Duitsch-
land is in ‘het afgeloopen jaar zeer sterk gewijzigd
in de allereerste plaats door de krachtige verminde-
ring van den invoer uit dat land met rond
f
75 mii-
lioen over het jaar, of wel ruim 20 pOt.
Neemt men aan, dat de invoer zich handhaaft
op het niveau der laatste vijf maanden, dan zal :bij
handhaving der bestaande elearing en rentetrans-
fer-overeenkomsten de Indische en Nederlandsche ex-
port naar Duitschland tezamen rond f
75 mill’ioen
kleiner moeten zijn dan over 1934 wil de clearing
zonder deficit sluiten. Dit ‘bedrag is juist ongeveer even groot als de importvermindering uit Duitsch-
land onder I. genoemd.
3, Wanneer ter bereiking van het onder 2. ver-
melde doel het Crisis-Uitvoer-Bureau den Indisehen
export zoo zou reduceeren, dat het exportsaldo van
Indië vervalt, dan zou ‘bovendien onze eigen uitvoer
teruggebracht moeten worden tot een peil dat 10 pCt.
lager ligt dan de uitvoer in 1933.
4. ‘Wanneer met ‘behulp van ‘beperking der Indische
uitvoeren door ‘het Crisis-Uitvoer-Bureau de elearing
sluitend gehouden zou kunnen worden doordat de
angst der exporteurs voor.herhaling van de moeilijk-heden van het Sonderkonto de Nederlandsche export
op het abnormaal lage peil van October-Novem’ber
houdt, dan wil dat niet-vastloopen van de clearing
nog
: geenszins zeggen, dat het resultaat bevredigend
is. ‘Want èn de beperking van den Indisehen uitvoer,
èn de terughoudendheid van onze exporteurs betee-
kenen voor de ‘betrokken bedrijfstakken een nadeel,
en wat Nederland betreft veelal een gelijke achter-
uitgang van het vol’ksinkornen, niet alleen in verge-
lijking tot 1934, maar zelfs tot 1933. ë. Wanneer het
mogelijk
ware de belemmering van
Indisehen en Nederlandsehen export achterwege te laten, en deze op het – voor Nederland – hooge peil
van 1934 te hand’haven of zelfs nog hooger op te
voeren, zonder dat de clearing ,,vastloopt”, dan zou
dat voor de volkshuishoudin.g zijn toe te juichen.
C. A. K.

32

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 1935

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE NIEUWE ECONOMISCHE POLITIEK VAN

FRANKRIJK.

Dr. H. Weic’hmann te Parijs schrijft ons:

Sedert de ambtsaanvaarding der regeeriug Flandin
heeft het aspect van de Fransche economische poli-

tiek een sterke wijziging ondergaan. Terwijl deze po-
litiek tijdens de vorige regeeringen een minder belang-

rijke plaats innam, wordt zij door de regeering Plan-
din als haar voornaamste taak beschouwd. Het is een

voor de geschiedenis van de derde republiek en het

land van het individualisme tot dusverre onbekend

verschijhsel. Na de landen niet een dictatorialen re-

•geeringsvorm, na de
talrijke
andere landen, welke den

weg van staatsinterentie in het bedrijfsleven hebben
ingeslagen, heeft thans ook Frankrijk zijn opvattir-

gen gewijzigd. Het heeft zich
bij
die landen ge-

sehaard, welke de souvereiniteit van den Staat ook
in ecohomische vraagstukken boven de individueele

vrijheid stellen.
Is deze koerswijziging nu inderdaad uitdrukking
van een principieele verandering der Fransche men-

taliteit? Is de subordinatie van het bedrijfsleven on-

der de staatsleiding het begin van ëen nieuwen eco-
nomischen organisatievorm of is zij slechts een over-

gangsverschijnsel? Volgens zijn herhaalde verklarin-

gen streeft Flandin naar terugkeer tot economi-

sche
vrijheid,
welke juist door een periode van een

ongeordend intervention’isme vervalscht werd en daar-

mede in een crisis eindigen moest. Ondanks deze ver-
zekeringen van •den premier, is de vraag evenwel
geenszins duidelijk ‘beantwoord. De ,,liberté dirigée”,

het leidend beginsel van de nieuwe Fransche econo-

mische politiek, is in elk geval vooreerst een tegen-
interventionisme, waarvan de ‘beperking tot bepaalde
doeleinden wel gewenscht zal worden, echter geens-

zins gegarandeerd is.
Uit het economisch program van Flandin blijkt,
dt zijn gedachtengang niet in die mate tot het erf-
goed van dat klassieke liberalisme behoort, als haar

foû’leëring den schijn tracht te wekken. Het voor-
beeld van ‘Flandin was niet de economische vrijheid

van de liberale periode, doch
duidelijk
het hervor-

mingsstelsel van Roosevelt. Wellicht zal het eens door
de toepassing van de ideeën van Flandin mogelijk blijken tot een toestand van economische vrijheid
teru’g te keeren. Ten aanzien van de naaste toekomst
zien wij ons in elk geval in de eerste plaats tegen-
over een poging tot constructieve leiding van het
bedrijfsleven door den staat geplaatst. Het is een po-
ging ,,â la mode frança’ise”, dus met veel libérale
franje. Van practisch standpunt ibezien, zou echter
de formule van de Fransche economische politiek in
de eerste plaats moeten luiden: Het interventionis-
me is dood, levé het interventionisme.

De werkzaamheden volgens deze opvatting begon-
nen het eerst op ‘het ‘gbied van de Fransche
land

bouwpolitiek.
Zij dragen hier nog ‘het meest ‘het ka-
rakter van een zuiver tegeninterventionisme, dat
slechts een tijdelijke rol zal spelen. De regeering heeft
een nieuwe graanwet uitgevaardigd, die de graan-

markt van de ‘hypotheek der door den staat gevoer-
de ‘.graanvalorisatiepolitiek zal moeten bevrijden,
vah ,welke politiek noch ‘de producent noch de con-
ument vreugde ‘beleefde. De nieuwe wet is een op
de ervaringen van de andere landen opgebouwd stel-
sel van, terugkeer tot de vrije prijsvorming. Het lijdt
geen twijfel, dat de regeering uit •de tot dusverre
overal ‘mis1ukte pgingen’ van staatsinterventie in
den landbouw de gevolgtrelcking wil maken. aan de
productie zelve weder de
verantwoordelijkheid
voor
de pijtvorming terug te geven. Ddar’bij zal de staat
zich slechts tot het ‘opnemen van de ovel-schotten be-
perkén, en wel tot een ,niet van tevoren vastgestelden
prijs en begrensd door de overséhotten der huidige’
campagne.
Men kan de kans van slagen van dit systeem ge-

ring achten; het ‘is ‘echter ontegenzeggelijk waar, dat
de regeering zich
hij
de indiening van het wetsvoor-
stel door de overweging, liet leiden, het tegeninter-

ventionisme slechts als middel tot opheffing van het

inte,rventionisme te gebruiken. De vraag is echter, of
de regeering deze politiek ral ‘kunnen volhouden. Ge-

heel buiten haar wil liggende omstandigheden, zoo-

als een nieuwe overvloedige oogst, kunnen voor het
volgende jaar opnieuw het probleem van een te groote

graanproductie urgent maken, waardoor de regeering

dan weder door intervent’ion’istische maatregelen de

economisc’he gevolgen dezer overproductie zal moeten
‘beperken. In een
dergelijk
verband gezien, zouden

dan ‘de thans genomen maatregelen niet meer een

daad van tegeninterventie, doch veeleer slechts een
van de vele vormen van staatsinterventie beteekenen.
Ter bevestiging van een dergelijke ontwikkelings-

mogelijkheid kan ook reeds op de
wettelijke
regeling

van een anderen tak van den landbouw, den
wijn-
bouw,
worden gewezen, welke eveneens zoo juist door

het kabinet Flandin opnieuw werd behandeld. De
voorschriften, die ter leniging van de crisis in de
wijncultuu r zijn uitgevaardigd, ‘bevatten ‘bepalingen,
welke een veel scherpere interventie van den staat

mogelijk maken en bovendien
duidelijk
‘het karakter

van een blijvend verschijnsel dragen. De bebouwde
oppervlakten en de mogelijkheden van ‘bebouwing

worden beperkt en het interventionisme gaat zoo
ver; dat de boer in zekere mate gedwongen wordt

wijn’stokken te vernietigen.
flier
wordt dus de wet-

gever door de gedachte van de plan’huishoudeljke

aanpassing vaiE de productie aan de consumptie ge-
leid en deze gedachte ‘behoort
waarlijk
niet tot de

•grondstellingen van het klassieke economisch libe-

i’ali sme.
Op het gebied van de
industrie
heeft de voorgeno-
men principieele wijziging van de economische poli-

tiek nog geen concreten vorm aangenomen; de ont-
wikkeling
wijst
evenwel in deze richting. In de
rede, welke’ Flandin korten tijd na zijn
am
bt
saanvaar

ding voor Fransche industrieelen en zakenlieden

heeft gehouden en waarin hij zijn programma uit-
eenzette, had hij een crisiswetgeving aangekondigd,
welke men slechts met ver doorgevoerde dialeétiek
uithet orthodoxe liberalisme, als welks aanhanger hij

toch bekend was, zou kunnen afleiden. Flandin kon-
digde de oprichting van productiekartels aan, welke
de ‘beoogde aanpassing van de productie aan het ver-
bruik zullen ter hand nemen. Intusschen zijn deze
werkzaamheden reeds
wezenlijk
gevorderd en hebben

zij bepaalde vormen aangenomen.

Een inter-ministerieele commissie beraadslaagt ‘mo-
menteel over een door het Ministerie van Economi-
sche Zaken uitgewerkt plan inzake de reorgan’isatie
van het ,hédrijfsleven, dat weliswaar volgens hetgeen
tot dusverre erover bekend werd, niet ‘bepaald het
corporatieve stelsel wil navolgen, tenslotte echter
toch onder den invloed van den staat ‘het bedrijfs-
leven solidair voor een planmatige productieregeling
verantwoordelijk wil stellen.
De verschillende belangrijke takken van industrie
zullen tot groepen in dan vorm van ‘kartels worden
aaneengesloten,’ indien mogelijk door middel van vrij-
willige overeenkomsten en indien dit niet mogelijk is ook wel met staatsdwang, ten einde de productie
in een juiste verhouding met de afzetmogelijkheden
te brengen. De dQor deze kartels genomen ‘besluiten
zullen recht’skracht bezitten. Scheidsgerechten zullen
intervenièeren, wanneer onder de leden zelf geen
overeenstamm’ing val,t te bereiken. Zij moeten hier-
‘bij vooral ook verbindende besluiten uit een oogpunt
van sociale en onder de consump’tie vallende belangen
kunnen nemen. ‘Indien men bedenkt, dat Frankrijk
eigenlijk het klassieke ‘land van de antikartelwetgeving
is. en dat Frankrijk, met uitzondering van een prin-
cipieele bepaling in den Code civil, wegens het ont-
breken,van, k’artels, nog geen kar’telwetgeving heeft, dan

blijkt., hieruit wèl de-belangrijke struôtuurwijziging, die

9 Januari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

33

thans in
het
Fransche bedrijfsleven zal plaats vinden.
Tenslotte heeft ook op het gebied van het
crediet-
wezen
een verandering plaats gevonden, die wijst
op een meer actieve rol van den staat in het econo-
misch leven.
1)
De steriele oppottingspoli-tiek van de
Banque de France zal worden beëindigd en plaats

maken voor een systeem van gelimiteerde crediet-
expansie. Het is een bijzonderheid van de Fransche
credietverhoudingen, dat, ondanks het gewone vrij-

komen van gelden in de depressie, zooals dat zich in
een oppotting van Frs. 40 milliard openbaart, niet
die klassieke ontrikkeling wilde int.reden, die daar-
in ‘bestaat, dat de
vrijgekomen
kapitalen naar de
geldmarkt vloeien, de rente verlagen en langs den
weg van lage tarieven, het
bedrijfsleven
nieuwe im-
pulsen geeft.

Het inzetten van de reserves van de Banque de

France als element van crisisbestrijding, beteekent
niet het voeren van een politiek, die een ,,Ankurbe-lung” tot stand wil brengen door werkverschaffing,
doch het evenwicht wil verkrijgen door het herstel

van dat markmechanisme, dat ook in vroeger tijden
crises tot een einde wist te brengen.

AANTEEKENINGEN.

De weg naar herstel door middel van een interna-
tionalen gouden standaard na devaluatie van de
goudianden.

,,The Economist” van 5 Januari bevat onder den
titel ,,The Road to Recovery” een bijlage van Sir

Henry Strakosch, waarin deze het vraagstuk van de
monetaire stabiliteit uitvoerig behandelt.
Aan de hand van de statistieken van den Volken-
hond wordt allereerst een overzicht gegeven van den
economischen toestand aan het einde van 1934. Daar-

uit blijkt, dat het indexcijfer der wereldproductie
thans op 92 staat, wanneer 1929 op 100 wordt ge-
steld. Bij die cijfers dient men echter te bedenken,
dat onder normale omstandigheden de wereldproduc-
tie met 3 pOt. per jaar toeneemt. Zonder den in-
vloed der crisis, zou het indexcijfer der productie
derhalve thans op ongeveer 115 hebben gestaan
tegenover 100 in 1929, zoodat de achteruitgang veel
meer dan 8 pOt. bedraagt.

Men dient echter den gang der gebeurtenissen in
de goud- en de niet-goudlanden van elkaar te onder-
scheiden, daar deze na 1931 geheel verschillend is
geweest. Omtrent den loop der groothandelsprijzen valt niet veel bijzonders te vermelden; het is duide-
lijk, dat deze zich in de niet-goudlanden na deprecia-
tie op een constant niveau hebben bewogen, terwijl
de prijsdaling in de goudlanden voortduurde. Wat de productie betreft, blijkt, dat tot einde 1931
de beweging in de goud- en niet-goudlanden dezelfde
was. Vanaf eind 1931 tot midden 132 was de, in-
krimping in de niet-goudlanden minder dan in de
goudlanden. Na midden 1932 is het tij gekeerd, maar
het herstel was in de goudlanden langzaam en aar-
zelend, in de niet-goudlanden snel en doorgaand. Van
1929 tot middeh 1932 bedroeg de vermindering der
productie in de goudlanden ongeveer 40, in de Ster-
linglanden 28 pOt. Het herstel heeft voor de goud-
landen, vanaf medio 1932 slechts 17 pOt. bedragen,
waardoor het indexcijfer thans met het laagste in de

groep der niet-goudlanden overeenkomt, terwijl voor
deze landen sindsdien een herstel van 62 pOt. is ge-
volgd.

Een soortgelijk beeld geven de indices der bedrij-
vigheid, terwijl het indexcijfer der faillissementen
voor de beide groepen (zie bovenaan volgende kolom)
zeer illustratief is.

t)
Zie hierover eveneens het artikel van den heer A. A.
van Sandick op
blz. 29130,
terwijl wij tevens verwijzen
naar de Aanteekening ,,Conjunctuurpolitiek van Circula-tiebanken” op blz.
35
(Red.).

Indexcijfers van faillissementen.
1931
=
100.

Goudianden.
Frankrijk
België
Nederland
Italië
1928.
75.5
52
92.6 65.4
1929…………..
80.0 52.0
79.9
68.1
1930…………..
83.4 67.4
89.7 76.5
1931…………..
100.0
100.0 100.0 100.0
1932…………..
129.0
134.7
133.1
113.6
1933…………..
126.6
145.1
134.5
96.5
1934
Jan./Aug…..
137.0
151.0
1)
142.7
2)
84.5
2)

Niet-Goudianden.
Engeland Zweden Denemarken Canada
1928
…………..93.8
89.5
120.5
91.9
1929
…………..88.7
92.0
89.7
98.0
1930
…………..94.9
87.0
82.1
108.1
1931
…………..100.0
100.0 100.0 100.0
1932
…………..

106.7
125.0 130.8
109.3
1933
…………..94.3
112.0
77.0 91.9
1934
Jan. Aug…..
90.0
‘)
84.0
61.5

1)
Jan-Juni voorloopig.
)
Jan-Mei.

Strakosch geeft tenslotte ook de cijfers voor den

in- en uitvoer, waarbij hij tot de conclusie komt, dat
de goud- en niet-goudlanden in dit opzicht ongeveer

evenveel van de crisis hebben te lijden gehad, en dat
er misschien zelfs een klein verschil ten gunste der
goudlanden bestaat. De uitvoer van de Sterlinglan-
den naar de goudianden is buitengewoon sterk ge-

daald, die naar de niet-goudlanden minder. Strakosch
wijt dit aan de invoerrechten en contingenteeringen, waardoor de goudianden zich tegen de gevolgen der

muntdepreciatie in de Sterlinglanden hebben ge-
tracht te verzetten.

Juist omdat goudlanden zoowel als niet-goudlanden
dus een even groot belang blijken te hebben bij het
herstel van den wereidhandel tot normale afmetin-
gen, terwijl thans de waarde van den wereldhandel minder dan de helft van voor de crisis bedraagt, en
ook, naar vat de hoeveelheid ‘betreft belangrijk is
verminderd, wordt de vraag opgeworpen, of niet tot

een internationale stabilisatie der valuta gestreefd
moet worden, die als eerste voorwaarde voor het her-
stel van den wereidhandel moet worden beschouwd. De schrijver verwerpt daarbij stabilisatie op het hui-
clige iiiveau, omdat hij ervan overtuigd is, dat er dan

in de tegenwoordige goudlanden een daling van het
prijsniveau zal moeten volgen, hetgeen voor de ge-
stabiliseerde niet-goudvaluta natuurlijk op den duur

nadeelig moet zijn. Rij is van meening, dat bij sta-

bilisatie der valuta ook gestreefd moet worden naar
een voor een langere periode zoo constant mogelijk
prijsniveau in de verschillende landen, gelijk de ster-
linglanden dit na depreciatie in 1931 hebben weten
te handhaven.

De oorzaak van de moeilijkheden ligt, volgens Stra-
kosch bij het gebrek in evenwicht in de goudlanden
tussehen prijzen en kosten. Een zeer belangrijk deel
van de kosten, waartoe hij ook de bonen rekent,
voorts belastingen, afschrijvingen, rente op schulden,
en algemeene onkosten, is nu eenmaal vast of
uiterst weinig bewegeljk. Slechts de grondstoffen, voorzoover zij worden ingevoerd, kunnen flink in
prijs dalen.

Het is niet mogelijk de andere kosten met
behulp van deflatie naar beneden te brengen. De de-
flatiepolitiek is dan ook tot nu toe in alle goudlo,n-
den mislukt
en waar de ongunstige uitwerking thans
grooter is dan in de eerste jaren der crisis, toen men
met deflationistische maatregelen begon, is er geen enkele reden om aan te nemen, dat men thans beter
zal slagen om langs dien weg het evenwicht tusschen
prijzen en kosten te herstellen. Vooral niet, omdat
verschillende goudlanden ter bescherming van de
prijzen der agrarische producten maatregelen hebben
getroffen, die juist een daling van de kosten van
levensonderhoud tegengaan. Al mag men die kosten

niet met de productiekosten gelijkstellen, een aan-
vijzing daarvoor leveren zij wel op.
Strakosch berekent dan de daling van de groothan-
delsprjzen en de kosten van levensonderhoud in de

34

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 Januari 1935
verschillende goudlanden en vindt daaruit een per-

centage
van
divergentié, d.i. hoeveel procent, uitge-
1

drukt in het inclexcijfer der groothandeisprijzen, de

kosten van levensonderhoud minder zijn gedaald dan
deze. Hij vindt de volgende cijfers: -.

Dive rgentie tussehen grootha.nde.lsprijzeu en kosten

vet levensonderhoud.

Sept.
’34
C4oudlancten

Datum der piek pOt.

pOt.

Frankrijk …………Sept.
1934

72

72

België …………….Dec.
1933

54

52

Nederland …………. .Mrt.
1933

72

60
Italië

…………….Dec.
1933

44

34

Zwitserland ……….Febr.
1933

33

30

Sterlinglanden
Engeland

………….Sept.
1931

25

15

Canada ……………Aug.
1931

23

7
Australië

…………Nov.
1930

15

Zweden …………..Sept.
1931

26

17

Denemarken ……….juli
1931

22

13

Zuid-Afrika ………..Oct.
1932

23

S

De consequenties van die wanverhouding tusschen
groothandelsprijzeh en kosten van levensonderhoud,
welke laatste als index voor de algemeene kosten en

bonen wordt genomen, blijkt uit de volgende bere-

kening, die volgens Strakosch vrij juist met liet ge-
middelde der verhoudingen in Engeland overeen-
komt.
Juli Juli
1928 1932 1934
Prijsindex van grondstoffen ………..
100 65

67
Produetiekosten:
Grondstoffen, ongeveer …………….
45 29%
.
30
1
%

Vaste kosten, ongeveer …………….
45 45

45

Totaal

90 741% 751%
1)rjj

van fabrikateit ……………….
100

74

80

Winst of verlies (—) ………………
10 — Y
4

4%

Al is de rentabiliteit van 1928 nog niet hersteld,
toch is deze deihalve weer bezig zich te verheffen

uit de inzinking van 1932.
Met deflationistische middelen kan men de wan-
verhouding tusschen kosten en opbrengst niet over-

winnen en daarom moet op andere wijze, volgens den
schrijver, een rendabele basis in de goudlandeu tot stand komen. Het vraagstuk van stabiele
prijzen
is

veel meer een van rendabele productie dan van wis-
selkoersverhoudingen. Ten bewijze haalt de schrijver
een typeerende uitspraak van Neville Ohamberlain
aan, tijdens de economische wereldconferentie dooi’
dezen gedaan:
,, . .
eeu kostenverlaging over de ge-
heele linie veroorzaakt verdere prijsdaling, zoodat
kosten en
prijzen
elkaar naar beneden jagen zonder
ooit tot een evenwicht te komen.
De goudlanden kunnen de kloof tusschen kosten
ellende op hun bevolking te leggen, die tot allerlei
sociale catastrofen zou leiden. Volgens Strakosch
en
prijzen
nooit overbruggen zonder een oudragelijke
bevinden de goudianden zich thans ongeveer op het
punt, waarop de Vereenigde Staten in het voorjaar
van 1933 waren aangekomen. Zij zullen uit soortge-
lijke overwegingen tot devaluatie van hun ruilmid-
del moeten overgaan als de Ver. Staten toen hebben
gedaan.
Om tot een monetaire stabilisatie te geraken moe-
ten de goudlanden, volgens Sir Strakosch, hun valuta
met ongeveer 40 pOt. devalueeren en dus bijna op
pariteit met Pond en Dollar van nu brengen. Daarna
zal een overeenkomst omtrent het stabiel houden van
dit koersniveau moeten worden getroffen, en deze zal
moeten worden uitgevoerd.
Dit zal een nieuwe inter-
natwnale cjouden standaard moeten zijn want de

menschheid heeft juist in deze crisisjaren getoond
het grootste vertrouwen in goud te hebben.
Een in-
ternationale papieren standaard acht hij in het ge-
t

heel niet te verwezenlijken.

Engeland en Amerika hebben bewezen te begrijpen,
dat het goud gebruikt moet worden om het binnen
landsch prijsniveau zooveel mogelijk stabiel te hou-
den. Wanneer de éoudlanden dat ook gaan begrijpen
en het goud niet meer gebruiken om het te sterili-

seeren in de kelders van de circulatie-bank, dan is
samenwerking mogelijk.

Wanneer ten slotte Engeland en de Ver. Staten
sameuwerken, teneinde het prijsniveau te handhaven,
wordt een zoo groot deel van de economische activi-

tei.t der wereld omvat, dat zulke invloed op alle lan-

den zal moeten uitoefenen. De
praktijk
moet dus

voorshands zijn: Devaluatie in de goudlanden met
ongeveer 40 püt. en samenwerking tusschen de cir-

culatiebanken en de regeeringen van Groot-Brittan-

nië en de Vereenigde Staten, zoo mogelijk met die
van goudlaicien, die daartoe bereid zullen zijn.

Prijzen van woningen en automobielen in de Ver-
eenigde Staten.

De depressie, die in het bouwbedrijf in de Ver.

Staten blijft heerschen, ondanks het herstel in ver-

schillende andere productietakken, wordt voorname-
lijk toegeschreven aan de hooge kosten voor nieuw-

bouw, aangezien de moeilijkheden om middelen ter
financiering te verkrijgen aanzienlijk verminderd

zijn door de maatregelen, die president Roosevelt

heeft. genomen. Ongunstig werkt echter het feit,
dat er nog steeds veel huizen boven de markt han-
gen, die tegen sterk verminderde prijzen kunnen

worden gekocht.
In een van de laatste nummers van ,,The Oleve-

land Trust Oompany” wordt gewezen op de sterk uit-
eenloopende prjsbeweging van woningen en automo-
bielen. Sedert 1909 is de detailprjs van automobielen
voortdurend gedaald en wel van $ 1.662 tot $ 678 in
1.934. Bovendien moet men hierbij rekening houden,

dat de kwaliteit intusschen zeer sterk verbeterd is.
Het opmerkelijke is, dat de materialen in
prijs
ge-
stegen, en de bonen ‘van de arbeiders meer dan ver-

dubbeld zijn. De prijsdaling van het afgewerkte pro-

duct is echter
mogelijk
geworden door voortdurend

verbetering in de techniek en in het productieproces.

Prijsbeweging van automobielen en woningen.

190 15 20 25 30 34 10 I5 20 25 30 34

Daarentegen is de prijs van huizen (é,bn familie-
woning) van $ 2.173 in 1909 gestegen tot $4.966 in
1930 en volgens de voorloopi.ge -gegevens daarna weder
gedaald tot $4.020 in 1934. Op dit gebied heeft niet
zulk een groote en voortdurende verbetering in de
kwaliteit plaats gevonden als bij automobielen. De

kosten in het bouwbedrijf
blijven
hoog en sedert het
begin van 1.934 bewegen zij zich weder in stijgende
richting.

9 Jinuari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

35

Conjunctuurpolitiek van circulatiebanken.

Naar aanleiding van de zwenking in de politiek

van de Bançjue de France, welke aangekondigd werd
met het optreden van haar nieuwen gouverneur, be-

staande in het plan een open marktpolitiek te vol-
gen en daarmee steun te verleenen aan het Fransche
staatscrediet en hij te dragen tot een verruiming van
de geidmarkt, beschouwt de ,,Frankfurter Zeitung”

van 6 Januari de politiek der verschillende circu-
latiebanken ten opzichte van de conjunctuur.

Deze politiek kan het oog slechts gericht houden

op een medewerking tot verruiming van de geidmarkt
van het land, zooals in Engeland en in de Ver. Sta-

ten aanvankelijk, of de centrale bank kan medewer-

ken aan een infiatorisch programma, zooals in de
Ver. Staten later.
Na gewezen te hebben op de overdreven verwach-
tingen, welke men in Amerika koesterde ten aanzien
van de mogelijkheid, door uitbreiding van het bank-

biljettencrediet het prijsniveau te beïnvloeden, en de
vrees, welke juist in Europa hiervoor bestond, be-schouwt het artikel de zeer verschillende reacties,

welke de politiek van credietexparisie in Engeland en
Amerika hebben gehad, waarbij wel bewezen wordt,

dat de opvatting, dat een uitbreiding van de geld-
middelen automatisch tot prijsstijging zal leiden, ‘e1-
licht juist is voor een periode van hoogconjunctuur,
doch niet voor een depressieperiode.
In Engeland was een geringe verlaging van het
disconto, gepaard aan matige aankoopen van reeds
geëmitteerde staatspapieren door de centrale bank
voldoende, om de reeds intredende verruiming op de
geldmarkt verder te ontwikkelen. De banken reageer-
den op deze geidverruiming met enorme effectenaan-

koopen, welke de koersen der beleggingswaarden deden
stijgen. Dit opende de mogelijkheid tot de groote con-
versie- en consolidatie-operaties, welke nieuwe emis-
sies voorbereidden, waarmee uiteindelijk een belang-
rijk conjunctuurpolitiek effect bereikt werd.
in de Ver. Staten begon men eveneens met een
open marktpolitiek op groote schaal. De Federale
Reservebanken kochten Staatsobligaties in grooten
omvang, welker tegenwaarde den aangesloten banken
als deposito’s toevloeide, waarvan met een crediet-

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

uitbreiding door deze mocht hopen. Bedrijfsleven

noch kapitaalmarkt werden echter met dit crediet
gesteund. De banken beleg.den haar liquide middelen
in nieuwe schatkistemissies van korten looptijd en
lieten haar deposito’s
bij
het Federale Reservesysteem
oploopen. Het enorme aanbod op de geldmarkt heeft

dus in de Ver. Staten noch tot een vlotter particu-
liere emissiemogeljkheid, noch door verhooging van

credietverleening aan het bedrijfsleven tot een op-
leving aanleiding gegeven.

De Amerikaansche regeering is toen overgegaan tot

een politiek van directe uitgaven door middel van

haar talrijke organen. Anders dan bij de zuivere open
marktpolitiek waar enkel de geldmarkt wordt ver-
ruimd, dient hier het crediet tot een stimulans van
het economisch leven door grootere vraag naar goede-
ren. Dat de opleving zich niet
voortgezet
heeft kan
wellicht aan verschillende factoren worden geweten:

onzekerheid t.a.v. van de gevoerde economische en
monetaire politiek, gedwongen loonsverhoogingen,
bestaande overcapaciteit, enz.

Japan toont daarentegen het voorbeeld, dat een
politiek van regceringsuitgaven het economisch leven

wel kan stimuleeren. Hier hebben de banken, gesteund
door een credietexpansie van de Centrale Bank der
regeering de middelen verstrekt, waarmee deze een
grootscheepsche aanschaffings- en bewapeningspoli-
tiek volgde.
De
Staatsschuld nam in drie jaren met
50 pOt. toe, en ondanks een daling van de landbouw-
prijzen, steeg het prijsniveau met 40 pOt.

Ook de Duitsche conjunctuurpolitiek is een uit-
gavenpoli tiek, waarbij ‘het credietapparaat als geheel
en veel minder de Centrale bank de verstrekker is
van het crediet. liet was hier voldoende, dat de Rijks-
bank de herdisconteeringsmogelijkheid opende.
Wanneer de Bank van Frankrijk inderdaad de ere-

dietbehoefte van den Franschen Staat meer zal steu-
nen, dan tot heden het geval is geweest, zal de gang
van zaken volgens de Frankfurter °Ztg. zich ontwik-
kelen in een richting, die het midden houdt tusschen
die van Engeland en die van Amerika, Duitsehiand
en Japan. Anders dan in Engeland is het niet alleen
de bedoeling de geidmarkt te verruimen en de Staats-obligaties te steunen met conversie als doel,, maar de

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

Banken
Eletri-

1

Hafldels-
1
Industrie
e
t
_
IMijnbouw’
~
le
Rubber
Scheep

vaart
Suiker Tabak
Thee

Gemiddelde 1929
158.3
337.5
168.0 432.7
243.0
268.7
402.0 233.5
125.0
398.4
487.3
443.2
1930
149.4
257.7
125.6
264.9 87.4
177.2 371.1
110.7
82.6 292.9 361.3
357.2
1931
118.1
211.8
93.4
167.7
64.5
144.5
209.8
51.8
49.6 181.9
241.6 251.4
1932
76.4
178.3
67.1
115.6
37.6
106.4 137.5
27.0 24.9
107.2 137.9
175 9
1933
84.0
201.8
79.3
137.8
27.8
143.4
164.5
42.8
23.1
112.9 135.9
211.3
Januari

1934
79.2
190.1
85.1
159.-
49.9
157.7
176.6
52.4
18.6
99.9
130.3
229.6
Februari

,,
80.6
187.4
88.5
158.7
‘50.9
165.7 178.1
53.3
19.-
106.6
136.2
240.4
Maart
80.2
187.4
87.3
156.9
60.2
176.1
170.2
54.8 20.1
104.-
135.9
243.4
April

,,
77.-
190,5
85.1
157.9 59.1
172.9 158.1
56.4
18.5
98.-
137.5
246.8
Mej
75.4
190.7
80.8
155.9
55.1
178.8
155.5
68.1 17.4
98.9
144.8
252.8
Juni

.,
71.1
192.-
72.5
154.-
53.8
181.4
157.5
65.8
14.8 96.1
154.1
250.9
Juli

,,
72.4
195.8
69.-
156.7
50.8
182.4
152.7 68.1 14.7
92.-
157.8
254:7
Augustus
74.8
188.2
70.8
155.6
50.7
179.7
151.9
73.1 15.2
94.2
168.-
255.7
September
76.7
188.1
71.8
157.9
51.-
177.2 151.9
72.2
16.1
93.6
168.2
236.1
October

,,
76.7
183.8
69.6
160.8
50.6
176.9 145.3
65.7
14.4
86.5
164.3
238.1
November

,,
74.9
179.5
67.9
161.3
48.5
179.- 137.-
58.4
12.9
79._
153.3
232.3
December
72.2
167.6
68.1
161.8
46.3
180.2 133.5
61.4
11.9
79.3
159.1
232.4

Schommelingen in
het aandeelen.inclexcijfer. 2 Jaiivari 1934
f
2.291.210.500
=
100.

2 Januari
100.-
7 Maart
100.3
2 Mei
97.2
4 Juli
95.-
5 Septemb.
97._
10

99.3
14

101.4
9

,,
98.1
12

95.3
12

97.1
17

,,
99.3
21

99.-
16

96.7
18

95.2
19

96.3 24

100.8
28

,,
97.8
23

,,
96.5
25

94.-
26

96.1
31

100.8
4 April
98.3
30

,,
96.1
1
Augustus
91.6
3 October
95.6
7 Februari
102.3
11

98.5
6 Juni
94.4
S
93.7
10

94.9
14

101.3
18

97.5
13

95.7
15
95.2
17

94.8
21

101.3
25

94.7
20

96.1
22
94.7
24

94.7 28

99.9
27

,,
95.4
29
97.6
31

93.6

Men zie voor de toelichting
op dit overzicht
het nummer
van
E.-S. 13. van
15 Januari
1930, blz.
64.

7 November
91.8
14

91.5
21

91.2
28

91.9
5 December 91.5
12

90.8
19

89.8
27

..

90.1

Nadruk verboden.

36

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 J’anuari 1935

Staat van nieuwe middeiin te voorzien. Deze mid-

delen moet enals dekking dienen voor het tekort van
de loopende begrooting, welke de Staat moeilijk door
leeni.’gen op langen termijn kan dekken. Wanneer
deze politiek behouden blijft zal dit een verdere con-
junctuurteruggang tegenhouden.

Ten ‘aanzien van particuliere investeeringsmogelijk-

heden zou Frankrijk er beter voorstaan, dan Duitsch-

land en Amerika, waar de depressie sterker is ge-

weest en de enorme overcapaciteit en schuldenlast een
grooter rol speelden dan in Frankrijk. Een druk gaat

echter uit van de dispariteit tusschen binnen- en

buitenlandsche waarde van de Franc. Frankrijks eco-

nomische toestand gelukt meer op die van Engeland
voor cle loslating van den gouden standaard, waarbij

het zich bevrijdde van de
voortschrijdende
déflatie in
de crisishaarden der wereld.

Braziliaansche koffieoogsten.

De opbrengst per oogstjaar (1 Juli tot 30′ Juni) in
balen van 60 Kgr. was volgens de Firma Leonard
Jacobson & Zonen te Rotterdam:
Jaren

Rio

Santos

Overig Brazilië Totaal

1923/1924 . 3.620.000 14.918.000

973.000

19.511.000

1924/1925 . 3.161.000

6.577.000

1.430.000

11.168.000

192511926 . 3.955.000 10129.000

1.377.000

15.461.000

192611927 . 3.599.000

9.986.000

1.711.000

15.296.000

192711923 . 4.977.000 18.681.000

2.144.000

25.822.000

1928/1929 . 1.951.000

5.987.000

1.723.000

9.661.000

1929/1930 . 4.498.000 22.070.000

2.785.000

29.353.000

193011931 . 3.910.000 10.555.000

2.679.000

17.144.000

1931/1932 . 5.500.000 18.708.000

1.928.000

26.136.000

193211933 . 4.551.000

9.292.000

2.380.000 ‘ 16.223.000

1933/1934 . 1.200.000 20.500.000

8.200.000

29.900.000,
1934/19351)

900.000

8.400.000

4.800.000
2
) 14.100.000
-) Raming.
2)
Met inbegrip van
2.900.000
bn. Minas
Ge raes.

Koffie-statistiek over December 1934.

De dezer dagen verschenen Statistiek van de Firma

G. Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in
December de aanvoer geweest is als volgt:
1934

1933

1932
bn.

bn.

bn.
in Europa ……………
667.000

827.000

747.000
Ver. Staten’van Amerika

865.009 1.102.000

866.000

Totaal ….
1.532.000 1.929.000 1.613.000

De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen

gedurende het jaar 1934 bedroegen 22.545.000 balen
tegen 22.598.000 Mien in 1933 en 20.960.000 balen in
1932.

De Afleveringen in December waren:

1934

1933

1932
bn.

bn.

bn.
in Europa ……………
777.000

831.000

894.000
Ver. Staten van Amerika

968.000 1.012.000

951.000

Totaal….
1.745.000 1.843.000 1.845.000

De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen
gedurende het jaar 1934 waren 22.330.000 balen tegen

22.200.000 balen in 1933 en 22.279.000 balen in 1932.
Vanaf 1 Juli tot 31 December waren de Aanvoeren

in Europa en in Amerika tezamen 9.465.000 balen
tegen 10.930.000 balen in 1933 en 8.731000 balen in 1932, terwijl de Afleveringen bedroegen ‘10.184.000
balen tegen 10.883.000 balen in ‘1933 en 10.541.000
balen in 1932.
De ‘zichtbare voorraad was op 31 December in
Europii 2.631.000 balen ‘tegen 2.741.000 ‘balen op
1 December. In Amerika bedroeg hij 717.000 balen

tegen 820.000 balen op 1 December. In Europa en
in Amerika tezamen was de zichtbare voorraad dus
op 31 December 3.348.000 balen tegen 3.561.000 balen
op 1 December. Hij bedroeg op 31 December 1933 –
3.133.000 balen en op 31 December 1932 – 2.735.000
balen.
De zichtbare wereldvoorraad was op 31 December
6.646.000 balen tegen 6.803.000 balen op 1 Decem-
ber en 7.588.000 balen op 31 Decembhr 1933 (in deze
cijfers zijn niet begrepen de voorraden in het binnen-
land van Brazilië, waarvan de
cijfers
van 31 en
1 December nog niet bekend zijn, doch die op 1 No-

vember bedroegen 2.455.000 balen).

AANVOEREN
in
t

BOEKAANKONDIGINGEN.

Theorie,s of the Trade Cycle
door Alec
L. Macfie (Londen 1934, MacMillan and
Co. Ltd. Prijs 7/6.)

Na een korte inleiding over de verschijningsvor-

men, duur en frequentie der conjunctureele golfhe-
vegingen gaat de
schrijver
over tot een critische be-
spreking van eenige in Engeland gepubliceerde con-

,junctuurtheorieën. Vooral Hayek’s puiblicaties ‘worden
tamelijk diepgaand en toch kort en
duidelijk
•geana-
lyseerd. I-Iayek’s opvatting, dat de monetaire factoren

een overwegende rol in de conjunctuui
4
beweging spe-

len, wordt door hem gedeeld. Ook is hij van oordeel,
dat de verandering der geldhoeveelheid inhaerent is
aan de momenteele organisatievormen van ‘het econo-
misch ‘leven.

In het begin eener opbloeiperiode, wanneer de na-

tuurlijke rente de neiging heeft boven de reëele rente

te stijgen, en daardoor alleen al factoren in het leven
zal roepei., die den voortgaanden op’bloei onherroepe-
lijk naar een depressie zullen voeren, ‘zouden de ban-
ken door verhooging van haar rentevoét de natuur-
lijke rente behooren te volgen en daardoor de ge-
vraagde hoeveelheid crediet ‘kunnen, remmen. Door de
huidige vorm van het ‘bankwezen evenwel, wordt de

credietverleen’ing van een bank door’ de andere als
de’sito beschouwd, en zoodoeride ‘zal, al Ibreiden de
banken individueel haar cre’dietverleening ook niet
noemenswaard uit, de totale geldhoeveel’heid toch
sterk kunnen toenemen. Het omgekeerde vindt plaats
bij opzeggin’g van credieten door een bank.

Met Hayek’s opvattingen, dat de investeeringen al naar gelang van den rentevoet, dichter of verder van
het begin van den productie-omweg pleats vinden, kan
Macfie zich niet geheel ve’reenigen. Hij komt dan zelf
tot een nadere beschouwing van wat ‘hij noemt de ver-
‘houding tusschen ,,saving and ‘investment” en poogt
de conjunctuurgolven uit een verstoring van het even-
vicht tussc’hen ,,saving” en ,,investment” te verkla:
rent Naar de meening van den schrijver moet het
vraagstuk der psychologische factoren nog aan een nauwkeurige studie onderworpen’ worden, daar het
psychologische element van niet te onderschatten be-
teekenis is.

as
van
1000 EG.

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam


Totaal

31 Dec. 1934-

Sedert
Overeenk.
31 Dec. 1934-
Sedert
Overeenk.
1935
1 934
5Jan. 1935
1Jan. 1935
t(Jdvak 1934
5Jan. 1935 1Jan. 1935
‘tijdvak l934

27.620
27.620
11.121
200
200

27.820
11.121
3.428 3.428 5.427


2.000
3.428
.7.427

Tarwe

……………..
Rogge


………………
225
225
622



225
622
Boekweit ………………
Mais ………………..
13. 087
13.087
21.669


2.570
13.087
24.239
3.818 3.818 3.704



3.818
3.704
1.583 1.583
350
– –

1.583
350
,

2.265 2.265 5.014

. –
4.119
2.265
.9.133

Gerst

………………
Haver

……………….

27
27
5.548

.-
:_
27
5.548

Lijnzaad

……………
Lijnkoek
1)

…………….

580
580 334
,1l,.69
69

649
334
Tarwemeel

……………
Andere meelsoorten
1.255
1.255
211 130
.

130

1.385
211

9 Januari 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

37

STATISTIEKEN.

BANK D1CON’lO’S.
d (Disc Wissels.
24195ept.’33
Lissabon …. 5
13Dec.’34
Bk Bel.Binn.Eff. 3
J9.’ept.’33
Londen ……2
30Juni’32
Vrsch. in R.C. 3
19Sept ’33
Madrid ……546
Nop.
’34
Athene

……….
7

14Oct.’33
N..YorkF.R.B. 14
1Feb.’34
Batavia……….
34
1Nov.’34
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..
64
16Juli’34
Parijs

……
2431
Mei
’34
Berlijn

……….
4
22 Sept.’32
Praag

……
3425
Jan.’33
Boekarest ……..
44 15Dec.’34
Pretoria

….
3415
Mei ’33
Brussel ……….
24
28Aug.’34
Rome……..
4
26Nov.’34
Budapest ……..
44 17Oct.’32
Stockholm
.. 24

1Dec.’33
Calcutta

……..
34
16Feb.’33
Tokio

….
3.65

2Juli’33
Dantzig

……..
4
21Sept.’34
Weenen ……
4427J’uni’34
flelsingfors ……
4

3
Dec.’34
Warschau….
5
26 Oct. ’33
Kopenhagen
24

1 Dec.’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31

OPEN MARKT
0

1935
1

193411935

1
1933 1914

s
an
13
1

Dec.;
24129
17122

H
i

217
20124
5 Jan.
Dec. Dec.
Jan.
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
1
12
11
1
12
1
12
2
18_
112
2)

114_
1
12
3
1
1
2
1
Prolong.
l
l
1
1
t t
Londen
Daggeld

.
1
14’I
1
14_2
1
12
21
2
1
(-1
‘/,-t
!4-1
1
3
14-2
Partic.disc.
318
:
1
18_
1
2
1
12_
5
1
1
12_
5
18
1 -ijs
718-1
4114_314
Bert/ja
Daggeld
37(41(
371_43 8
4_
1
14
31
3
-431
4

43_5712
4
1
12_6
1
2

Maandgeld
3:ij,_4
331
4
_4
33 44
3 44
452/

2)
4′

6

Part, disc.
3
1
12
3
1
2
3 2
312
3I)
3!8
2
1
18_
1
12
Warenw. . .
4-1.4
4_1;
4_1
4_114
4_I/
4
2)
4_3(

Nen, York
Daggeld 9
1
t t
1
t
2)
1′
1
!
4

1
tP4-2′,
Partic.disc.
/a
‘/18
5118
5
14
314
2)

ij3

noers van q jan. en uaaraan voorargaanue wegen t;m. vrijuag.
2) 216 Jan. 1934.

WISSELKOERSEN.
KOER1’iEN IN NEI’JEBLANI).

D
a
a
New
Londen
Berlijn

Parijs
Brussel
Batasia
York*)

1Jan.1935
– –




2

,,

1935
1.4734
7.28w
59.39
9.764
34.61
1003/
8

3

,,

1935
1.47
7.24
59.38 9.76
34.57
10031
8

4

,,

1935
1.47
3
188
7.2334′
59.33
9.754 34.574
100
3
18
5

,,

1935
1.47
3
18
7.25.
59.35 9.76 34.62
10031
8

7

,,

1935
1.47
3
/8
7.237
59.33 9.76
34.62
10031
8

Laagste d.w1)
1.463z
4

7.22
59.30
9.754 34.524
100
Hoogste d.w
1
)
1.4734
7.29
59.424
9.764
34.65
100
1
,
lluntpariteit
2.4878
12.1071
1
59.263
9.747
1
34.592
100

Data
serland
L

Weenen
Praag
Boeka-
Milann
Madrid

*)
8)
1)
restl)
*8,
8*)

1 Jan.

1935




2

1935
47.91

6.19
h48
12.66
20.23
3

,,

1985
47.97

6.19
1.48
12.66
2/1.224
4

1935
47.93

6.174
1.48
12.66
20.23
1935
47.92

6.18
1.48


1935
47.92k

6.18
1.48
12.66
20.23
Laagste d.w’)
47.85

6.15
1.45
2.60
20.15
Hoogste d.w’)
47.99
28..,-
6.224
1.50
12.70
20.30
Muntjariteit
1

48.003
35.007
73fl
1.488
13.094
48.52

El
a a
Stock- Kopen-
Oslo
)
Suenos-
Mon-
l,olm

)
hagen’)
f0S’,1
Aires’)
(real’)

1 Jan.

1935






2

1935
37.574
32.574
36.621-

3.22
37
1.48′,
3

1935
37.35
32.35
36.40
3.20
36
,
1
8

1.48t
4

1935
37.35
32.35 36.40
3.20
3(i
1.4734
5

1935
37.45
32.424
36.50 3.20
3634
1.48
7

,,

1935
37.35
32.324 36.374
3.20
3634
1.48.
Laagste d.w
1
)
37.10 32.10
36.10
3.174
36
1.4734
Hoogste d.w’)
37.80
32.75
36.85
3.24
37,%
1.49
Muntpariteit
1 66.671
66.671 66.671
6.266
9534
2.4878
5 Noteerins te
Amsterdam.
Not, te
Rotterdam.
1)
Part.
onsave.
Ii, ‘t iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks o
j
genomen wisselkoersen.

KOE11$N TE NEW YORK. (Cable).

o
a
1.onden
($
per
&)
Parijs
ISp. 100
fr.)
Berlijn
($
P.
100
Mk.)
Amsterdam
1$
P.
100
gld.j

1 Jan.

1935




2

,,

1935
4,94
6,63v
40,35 67.92
3

,,

1935
4,921.
6,64 v
4

40,4114
68,06
4

,,

1935
4,9211
6,6271
8

40,32
67,94
5

1935
4,92
,
1
8

,6214
40,32
67.90
7

1935
4,907/
8

,63
40,34
67,95

8 Jan.

1934
5,09′
6,0934
37,03
62,60
Muntpuriteit. .
4,86
3,905I
23.8134
4011

KOERSEN TE LONDEN

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
22Dec.
1934
29Dec.
1934

_
31
Dec.’3115Jan.’35

Laagstei1oogsle

5Jan.
1935

Alexandrië..
Piast. p.
9714
9734
7
‘/B
9751
97
1
4

Athene

•…
Dr. p.
517 517 512 517
512
Bangkok….
Sh. 13.tical
1110
3
1

11104
1110
3
8,
2

11101-
1/104+
Budapest

..
Pen. p.
j.
1671
8

1671
8

169/
4

1671
8

1634..
BuenosAires’
d. p.$
27s
27
11
1,
2734
2734
27i1,
Calcutta . . . .
Sh. p rup.
1
1
6
t11
1/6,,,
116
1
1
3
.
1/63132

11611
Constantin..
Piast.p.
610
610
605
610
605
Hongkong ..
Sh. p. $
4834
118i31,
1834
11934
11911
8

Kobe

…….
Sh. p. yen
112 112
IJD
,
I
jf

112’1
10

112
Lissabon. Escu. p. £
110i/
110′
10934 11034
110i/ Mexico
$per
18
18
1714
1814
18
Montevideo 2)
d. per £
20 20
20
20,34
2034
Montreal

..
$ per £
4.89s1
s

4.90%
4.873%
4.9134
4.8934
Riod.Janeiro3
d. per Mil.
3 9132
334
381
16

351
1

3
Shanghai

. .
5h. p. tael
11451
1,’4151,
11434
15p
1/51/,,
Singapore ..
id. p. $
214
5
1
93

214
8j
2,48/,,
21434.
2
1
45
1
32

Valparaiso ‘).
$ per £
115.25
119.50
117
119.50
117
Warschau ..
ZI. p. £
261,,
261,-
je

2534
2614
25″1,
) ,.,,,,ç,cc,c HOL. a0’2 101011
1
gelwuu. 1101., WCIKC importeurs ,,euoet, te
betalen, sinds 30 Nov. 31
29
13, 2 Jan. 31311
33
. 2) 011k. not, vanaf Ii Dec.
39
1
12,24 Dec.
./951,
2 Jan. 39
11
11, 3 Jan.
3971,
4 Jan. 40. 5 Jan. 3971
8
. 3) Id.
22 Dec. 411
4
. 4) 90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste ,,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
3)

Londen’)
N.York
2
)

Londen
1 Jan.

1935.. –

1 Jan. 1935….


2

,,

1935..

24.i/
55

2

,,

1935….

140104
3

,,

1935..

2411
8

5471
s

3

,,

1935….

141
1
64
4

,,

1935..

2411/,,
7I8

4

1935….

142 t
5

,,

1935,.

24”/,
5471
t

5

1935….

141174
7

,,

1935..

2491,
5421s

7

1935…

1421
8 Jan.

1934..

19
1
18
4371
s

8 Jan.

1934….

126/8
27

Juli

1914..

241ê,
59

27

Juli

1914…

8411034
‘)in pence p.oz.stand.
2)
Foreign
Bilver In $c. p.oz. fine.
3)
In 8h. p.oz.fine
STAND
VAN ‘s RIJKS KAS
Vorderingen.
/

22 Dec. 2934

31 Dec.1934
Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
1

11.634.271.97
/ 30:140.857,32
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
485.470,65
,,

669.648,77
Voorschot op ultimo November ’34 aan
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hoofds.derpers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
tondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbeiasting
,,

2.351.835,51
,,

2.351.835,51

derlandsche

Bank……………….

Voorschotten aan Ned.-Indië ………
128.,,99.704,,5
118.301.861,78
Id. aan

Suriname………….
……..
,,

13.235.315,15
,,

13.40.441,60
,,

2.172.407,63 2.200.379,20
Kasvord. weg. credietverst.a’h. buitenl
115.482.852,18
, 115 642.681,53
Daggeldleeningen tegen onderpand ..

..

,,

14.000.000,-

Id.

aan

Curaçao……………………

Sal,jode, postrek. v. k,jksconip,abelen
32.414.861,58

..

,,

37.429.214,82′
Vord. op het AIg.Burg. Pensioenfonds’)
.-

19.529.937,72
, 20.387.912,82
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)

……
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- ieeningen aan gemeenten (saldo)
35.592,524 63

35.561.595,54
1′ e r p Ii c
8
ii n g e n.
Vo,2,schoi duur De

‘.ed.

l4snk ingev.
art. 16van haar

octrooi

verstrekt


f391.115.000,-
/391.082.000,-
Schalkistpromessen in omloop… ….
108.340.000,-
1105.340.000,-
1.283.771,50
,,

1.220.823,50
Schuld op ullimo November’34 aan de

Schalkistbitjetlen

in

Omloop……….

gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds. d.

..

pers. hel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

Ziiverhons

in

omloop ………………

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die

-,
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioent.’)
.,

689.667,-
,,

49.676.484,02
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
81.588.b80 74
,

89.959.238,59

bel, en op de verm. bel …………

…….

Id. aan andere Slaatsbedrijven t)
166.805,10
,,

20.001′,-
24.776.341,44
24.638.501,39
Id. aan

diverse

insleitingen’) ………..
) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHVLD.
22Dec. 1934

1
29Dec. 1934 Vorderingen :
/

4.429.000,-

Betaalmiddelen in ‘s Lands kas


Verplichtingen:
Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinstelt.
,, 128.999.000,-
t 119.866.000,-

Saldo Javasche Bana
.
……………..

Schatkistpromessen ………………
1.750.000,-
I.150.000,-
Schatkistbiljetten

……………….
12
,

.035.000,-
12.035.000,-
Muntbiijetten in omloop

….

Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.

.

2.492.r00.-
,

2.492.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postapaarbank.
645.000,-
527.000,-
Voorschot van de Javasche Bank….

1.487.000,-
URINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in
duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu-

latie
Andereopeischb.
schulden
0/scan
,
Dlv.
reke-
fl(flfll)

8 Dec.

1934..
740
1.073
438
593
1.769
1

,,

1934..
738 1.120
446
591 1.791
24 Nov.

1934..
728
1.007
452
588
1.788
17

1934..
736
1.055
466 585
1782
10

,,

1934..
728
1.064
487 579 1.783

5

Juli

1914..
645
1.100 560
735
396
‘ .,iU.tP. Uyl alIva.

38

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
Januari 1935

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESOR

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
GERST
64/65KG
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
ROODE
KOOL
RUND- VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
La Plata La Plata
La Plata Ie kwal.
gewoon
Ie kwal.
(veroch)
Rotterdam! Amsterdam
Blanca loco
R’damjA’dam
loco
R’dam(A’dam
loco Rotter-
damjA’dam
loco
R’dam(A’dam
1-5 pond
per 100 KO. per 100 KO.
Broek op
1-5 pond
per 100 KG.
Gfl1.v.3kw.
(versch)
per 100 KO.
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.O.
per 20001(0.
per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Broek op
per

KO.
Rotterdam 3) Langendijk
Langendijk
Rotterdam

6.
010
6.
0
10
6.
1
10
6..

‘to
n.
010
o/
r
°i

-Y
°io

f
010
/
010
1925 17,20
100,0
13,075 100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
– –
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4


1928 13,470
78,3
13,15
100,6
226,00
97,7
228,50 96,8 363,00
78,5
4,55
100,0
13,25
100,0
17,23 100,0
93,-
100,-
77,50
100,
1929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6 7,38
162,4
11,78
88,9 9,10
52,8
96,40
103,7
93,125
120,
1930
9,67
5

56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0 2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,5
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4.55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06 67,3
1,94 14,6
6,96
40,4
88,-
94,6

61,1
1932
5,225 30,4 4,625
35,4
77,25
33,4
100,7
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8
8,07
60,9
1,84 10,7
61,-
65,6
37,50
48,’
1933
5,025 29,2
3,55
27,2
68,50
29,6
70,00 30,0 148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
2,60

15,1
52,-
55,9
49,50
63,1

Jan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25 31,9
136,50
29,5
0,67
14,7

———

3,38 25,5
3,02
17,5
50,50

54,3
44,75
57,’
Febr.

,,
4,775 27,8
3,70
28,3 71,00
30,7
74,75
31,7
130,25
28,2
0,60
13,2
2,06
15,5 2,51 14,6
49,25
53,0
45,-
58,:
Maart

,,
5,05
29,4
3,825
29,3 73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
0,61 13,4 1,29
9,7
3,11
18,0
46,50 50,0
46, —
59,
April

,,
5,15
29,9
3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0 49,50
53,2
48,25
62,:
Mei
5,40
31,4
3,775

28,9 70,50 30,5 73,25
31,0
146,75
31,7

————————

52,25
56,2

63,
Juni
5,25
30,5 3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3

———————
—-

51,25
55,1
48,-
61,1
Juli
5,82
5

33,9 3,85
29,4
64,25 27,8 78,00
33,1
176,25
38.1

—-

49,25
53,0 . 48,50
62,1
Aug.
5,30
30,8
3,55 27,2
61,25 26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
49,-
52,7
49,25
63,
Sept.
4,95
28,8
3,475

26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
50,25 54,0
54,-

Oct.
4,40 25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5 56,25
60,5
54,25
70,1
Nov.

,
4,55
26,5
2,95 22,6
74,50
32,2 60,00
25,4
147,25
31,8
1,26
27,7
2,23
16,8
59,50
64,0
54,375

Dec.
4,57
26,6
3,30 25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4 0,97 21,3
2,56
19,3 1,76
10,2
60,75
65,3
53,50
69,1

lan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25 28,2
58,00 24,6
144,25
31,2
3,65
80,2 2,30









—-











17,4
3,08
17,9
62,50 67,2 53,75 69,’
febr.
3,40
19,8
2,775
21,2
65,25 28,2 58,50
24,8
133,00
28,8 3,97
87,3
1,63









—–

12,3
3,12
18,1
63,-
67,7
53,50
69,1
Maart

,,
3,25
18,9
2,726
20,8
70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
5,99
131,6 1,23
9,3
4,24
24,6 61,75
66,4 50,50
65,
April
3,20
18,6
2,70
5

20,7
70,50 30,5
56,75
24,0
136,50
29,5

—–












—-





63,50
68,3 49,125 63,’
Mei
3,32
5

19,2
2,875
21,9
62,00
26,8
63,00
26,7 154,50

—-
—-




65,75
70,7
47,50
61,
luni

,,
3,676
21,4
3,175
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
63,25
68,0
43,75

juli
3.80
22,1
3,30
25,3
71,50
30,9
78,75
334
151,25
32,7
63,-
67,7
44,625
57,1
Aug.
4,375
25,4
4,275
32,7 83,25 36,0
93,50
39,6
159,25
34,4

33,4 –














—-







63,95 68,8
43,30
55,1
Sept.
4,-
23,3 4,15
31,7
77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5
33,8









—-

63,55
68,3
42,62
5

55,(
Oct.
3,50
20,3
3,70
28:3
69,50
30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
60,70
65,3
42,125
54,’
Nov.

,,
3,50
20,3
3,45
26,4 71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
1,28
28,1
2,25



—–

—–


17,0
53,75 57,8 44,50
57,’
Dec.


3,45
20,1
3,55
27,2
76,25
32,9
91,00
38,6
134,00
29,0
1,26
27,7
2,03







—–









—-


15,3
1,73 10,0
53,15
57,2 44,65
57,(
31

,,
3,30
19,2
3,55
27,2
76,50
33,0
88,50
37,5
132,00
28,5
1,20
26,4 2,18







—-


16,5 1,60
9,3
52,70
5
)
56,7
44,755)

7 Jan.

1935
3,30
19,2
3,50
26,9 76,00
32,8
88,00
37,3
133,00
28,8
1,03
22,6
2,38
18,0 1,70
9,9
54,6)

58,1
44,-
6
)
56,1
1) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, IS Aug. 1928, 25 l’ebr. 1931 en 15 Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 t
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930
7415,
K.G. Hongaarsche vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
T
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24Juli’33 62163 K.G. Z.-Russ. 5)29 Dec.
6)5
Jan.
7
)27 Dec.
8)3
Jan.
5
)28 Dec.

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

.
STEENKOLEN
Westfaalschel
PETROLEUM
BENZINE
KAT
,

OEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
e
.r’o
Gulf exp.
gekanode
Australische, ‘ HUIDEN
SALPETER
Middling
locoprijzen


F.G.F.
Sakella-

_________

°

1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
t,m

.
64166
0

$cts. per

a,

M r

A’v .
, e Ing.

,,
,
CrossbredColo- nial Carded,
Gaaf,open
kop
Gld.per
100 KG.
R damjA’dam
D

5. g.
per barrel
gallon New-York
rides
uomra
Liverpool
oco

r
per

.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per 1000 K.G.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

6.
°Io
8
0
10
$cts.
0
10
8 cts.
°lo
pence
010
pence
010
pence
Olo
pence
0
10
II.
Olo

f1.
0
10
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,- 23,25
100,0
29,27
100,-
9,35 100,- 55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25 85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928 10,10
93,5
1.20
71,4 9,98 67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75 48,6
16,25 .
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25,0 3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,(1)
74,1 0.81
48,2
4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8 3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15 32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8
0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51,5

Jan.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3
5,25 35,3
6,65
28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
Pebr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3 4,92
5

33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9 7,25
60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3
4,625
31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5 7,40
61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86
51,2 4,34 29,2 6,25 26,9
5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0 9,00
30,5 9,25
26,7 7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2 4,25
28,6
5,80 24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6
8,25
28,0 8,88
25,6 7,40
61,7
Juni

,,
8,25
76,3
0.86 51,2
4,25
28,6
5,25 22,6
4,44
15,2
2.55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9 7,40
61,7
juli
8,10
75,0
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28,1


Aug.,,
7,80
72,2
0.86
51,2
4,30
28,9 7,35 31,6
5,71
19,5
3,33 35,6
15,75
28,6 8,25
28,0

34,6
5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86 51,2
4,375

29,4 7,75 33,3
6,37 21,8
3,64 38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8
0.86
51,2 4,45 29,9
6,50 28,0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6
8,50
28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68,5
0.86
51,2 4,60 31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0

34,6 6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.74
5

44,3
4,435

29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80 30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05
65,3
0.53
31,5
4,16
28,0
6,15
26,5
5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,6
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
Pebr.,,
7,20
66,7 0.38
22,6
3,97 26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25 28,0
10,38
29,9 6,40
53,3
Maart

,,
7,25
67,1
0.38
22,6
3,876
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0 6,40
53,3
April
7,25
67,1
0.37
22;0
3,67 24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
66,2 0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3,07
32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
53,3
Juni
7,15 66,2
0.25
5

15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli
7,05 65,3
0.41
24,4
3,33 22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2 20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95 64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75
33,1
14,75
42,5 5,80
48,3
Sept.
6,85
63,4
0.52 31,0
3,50
23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,8
Oct.


6,60
61,1
0.66 39,3
4,04
27,2
6,40
27,5 4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.


6,75
62,5
0.66
39,3
3,72 25,0 6,25
26,9
4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,6
Dec.

,,
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50 28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0

Jan.

1934
6,65
61,6
0.66
39,3
3,74
25,2
7,10
30,5 5,47
18,7
2,59
27,7 27,00
49,1
14,75
50,0

37,5 6,15
51,3
Febr.
6,30
58,3
0.64
39,1
3,25
21,9 7,50
32,3 5,64
19,3
2,68 28,7
23,75
43,2
12,75
43,2

37,5
6,20
51,7
Maart

.

6,25
57,9
0.63
37,5
3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
April
6,30
58,3
0.62
36,9
2,795
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52,6
Mei
6,25
57,9
0.62
36,9 2,88
19,4
6,80
29,2 5,20
17,8
2,48
26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2 6,30
52,6
Juni

,,
6.15
56,9 0.62 36,9
2,83
19,0
7,15
30,8 5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5 9,50
32,2
11,50 33,1
6,30
52,6
Juli
6,15
56,9
0.62 36,9
2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83
30,3
17,00
30,9
9,00 30,5
11,50
33,1
6,30
52,6
Aug.

,,
6,15 56,9
0.62 36,9
2,68
18,0
7,85 34,0
5,32
18,2
2,85
30,5
16,00
29,1
8,50 28,8
11,75
33,9
5,80
48,3
Sept.

,,
6,00 55,6
0.62
36,9 2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6 5,85
48,8
0ct.


6,00
55,6
0.62
36,9
2,60
17,5
7,40
31,8
4,93
16,8
2,57 27,5
15,00
27,3
8,50 28,8
12,50
36,0
5,90
49,2
Nov.
6,10
56,5
0.62
36,9
2,53
17,0
7,40 31,8
5,42
18,5
2,67
28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6 5,95
49,6
Dec.
6,05 56,0
0.62
36,9 2,76
18,6
7,50
32,3
5,43
18,5
2fi7
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
11,25
32,4
6,05
50,4
,,
6,00
55,6
0.62
36,9
2,80
2
)
18,8
7,60
32,7
5,354)

1

18,3
2,80
4
)
30,0

1

14,75
5
)
26,8 8,255)
28,0
11,257)
32,4
6,05
50,4

7 Jan’

1935
6,05
56,0
0.62 36,9
2,95
3
)
19,9
7,60
32,7
14,75
6
)
26,8
8,25
6
)
28,0 6,15
51,3
5) Jaar- en maandgem. afger. optie pence.
2)
29Dec.
3)
5Jan.
4
)19 Dec.
5
)27 Dec.
6)
3Jan.
7)4 Dec.
8
)13 Dec.

9 Januari 1935

ECONOMISCH-STATISTISÇH BERICHTEN

39

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER’
Cleveland t
GIETERIJ
IJZER

ZINK
GOUD
cash
ZILVER
cash
per
ar-
Leeu0

Heffing
Crisis

Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not. Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Lonaen per
Foundry
No. 3

f.o.b.i
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen Londen
Londen per
Standard
derComm.
Noteering
Zuivel-
Centr.

kaas
Id. mlmerk
Roermond
p. 100 st.
Londen
per Eng. ton per Eng. ton
Eng. ton
Middlesb. per Eng. ton
Eng. t. Lo.b.
Antwerpen
per
Eng. ton
per ounce
fine
Ounce

per 50 K.G.


1925
‘1E
2,31
lio
100,0
1E

“1E
56,-
i’

100,0
1E
9,18

100,0
T
62.116
010
100,0
9
36.816
910
100,0
T
361.17!-
0
10
I00,0
Sh.
731-
100,0
671-
100,-
£
36.316
0/
100,-
sh.
8516
010
100,-
‘I
W.
100,0

1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15 7,96
88,8
86,7 58.11-
55141-
93,5 89,7
31.116
24.41-
85,3 66,4
290.1716
290.41-,
111,1
110,8
8616
731-
118,5 100,0
6818 6416
102,5
96,3
34.2/6
28.10/-
94,3 78,8
851- 851-
99,5 99,5
28
11
11e
2601
89,3 83,3
1927 1928
2,03
2,11
87,9
91,3


43,30 48,05
77,3 85,8
7,99 87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.5
1

86,8
66!-

90,4
6218
93,5
25.5/6 69,9
851-
99,5
26’/16
81,1

1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51- 63,8
203.1516
142.51-

77,8 54,3 70/6
67/-
96,6 91,8
6819 5916
102,6
88,8
24.1716
16.171-
68,8
46,6
851- 851-
99,5 99,5
247/
16

17
1
/10
76,2 55,4
1930
1931
1,66
1,34
71,9
58,0


38,45 31,30
68,7 56,9 6,72 5,35
73,2
58,3
54.131-
36.5!-
88,0 58,4
18.116
12.11-
49,6
33,1
110.1!-
42,0
55/-
75,3
4716
70,9
11.10/6
31,9
9216
108,2
131
41,6

.1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1
22.17!-
36,8
8.12/-
23,6
97.2/-
131.181-
.37,1
50,1
42/-
41!-

57,5
56,2
371- 351-
55,2
52,2
9.161-
10.1216
27,1
29,4
1181-
124f7!4
138,0 145,8
12/6
12
3
/8
40,1
38,5
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.1716
21,6
in.

’33
0,73 31,6
0,89 21,75
38,8
4,27
46,7
19171-
32,0
7.81-
7.71-
20,3 20,2
100.1/6 104.7(6
38,1
39,9
4016
431-
55,5 58,9
3416
341-
51,5
50,7
9.191-
9.151-
27,5 27,0
12218 12015
143,5
140,8
I1U/j
1110116
36,4 37,2
tbr. ,,
.rt.

,,
0,65
0,53
28,1
22,9
0,91
0,99 20,60
19,40
36,8 34,6 4,35
280
47,4
30,5
20.31-
20.-/6
32,5
32,3
7.10!-
20,6
104.18/3
‘40,1
43/-
58,9
34/7
51,6
10.7/-
28,6
120/5
140,8
127/1
38,7

pr.

,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,070 22,6
20.1116
33,1
37,6
7.1216
8.61-
20,9
22,9 109.171-
128.17/6
42,0 49,2
431-
4116
58.9 56,8
3516 3616
53,0
54,5
10.8/6
10.13/-
28,8
29,4
12011
12316
140,4
144,4
12
13
1s6
1311
4

39,9
41,2
ei

,,
mi
0,52 0,52
22,5 22,5
1,- 1,-
21,80 23,50
38,9 42,0
2,49
2,50
27,1
27.2
23.6(6
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.10/-
57,9
421-
57,5
371-
55,2
11.1216
32,1
12213*
143,0
13
1
/
41,2
,
iii
0,55 23.8
1,-
18,50
33,0
2,60
28,3 25.161-
41,6
9.21-
25,0
148.1/6
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
123110*
144,9
12
7
/1
38,7
,.
ug.
0,63 27,3
1,-
18,90
33,8
3,575
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.3/-
‘55,4
411-
56,2
35/-
52,2
11.71-
31,4
125110
147,2
12
37,4
,,
ept.
0,66 28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916
54,1
34/6
51,5
10.1816
30,2
130111
153,1
11
1
5116
37,2
,,
ct.
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7 4,68
51,0
22.1/-
35,5
7.14/-
21,1
145.5!-
55,5
39/6
54,1
34/6
51,5
10.131-
29,4
13111
153,3
11
7
/8
37,0
,,
0v.
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.13/6
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
34/6
51,5
9.196
27,6
128/5*
150,1 12
1
/4
38,1
,,
ec.


0,60 26,0
1,-
20,40
36,4
5,475

59,6
21.11-
33,9
7.121-
20.9
153.81-‘
58,6
4016
55,5
36/-
53,7
9.191-
27,5
126124
147,6
12
9
11
39,1

Jan.’34
0,50 21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0 21.71-
34,4
7.71-
20,2
19,8
148.31-
140.131-
56,8 53,7
39/6
3916
54,1 54,1
361-
3615
53,7
54,4 9.121-
9-16
26,5 24,9
12916
13711
151,5
160,3
12
3
/4
12I2
39,7
38,9
Feb.,
Mrt.,,
0,47
0,44
20,3
19,0
1,-
1,
21,55
19,90
38,5 35,5
3,68
2,71
40,1
29,5
20.916
20.3/-
33,0 32,5
7.41-
7.3/6
19,7
144.15/6
55,3
40/6
55,5
35/3
52,6
9.2/-
25,2
136/8
159,8
12
5
/8
39,3

Apr.
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.14/6
33,4
7.4/6
19,8
150.10(6
57,5 41/6
56,8
34/2
51,0
9.7/6
25,9
135/14
158,0
12/1
38,7

Mei.
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.4!-
32,5
6.16/6
18,7
144.19/6
55,4
40/6
55,5
32/9
48,9
9.2/-
25,2
13613
159,4
12
1
116
37,5

0,41 17,7
1,-
19,40
34,6
2,74′
29,9
19.1816 32,1
6.141-
18,4
140.11-
53,5
4016
55,5
31/9
47,4
8.161-
24,3
137184 161,1
1211
4

38,1

j

uni,
ulï

0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
281
30,6
18.111-
29,9
6.1416
18,5
142.9/-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137/11
161,4
12
3
14
39,7

ug..
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
332
5

36,2
17.61-
27,9 6.141-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162.0
13
40,5
Sept.,
10,43
18,6
1,-
18,12
5

32,4
3,31 36,1
16.101-
26,6
6.5/6
17,2
137.17/-
‘52,6
39/6
54,1
3216
48,5
7.17!-
21,7
1411-
164,9
13
1
/8
40,9

Oct.,,
10,43
18,6
1,-
l7,37
31,0
3,95
43,0
16.3/-
26,0
6.6!-
17,3
137.19/6
52,7
39/6
54,1
326
48,5
7.71-
20,3
141/10
165,9
14
43,6

Nov.,,
0,47 20,3
1,-
17,-
30,4
4,525
49,3
16.11/6
26,7
6.81-
17,6
139.8/-
53,2
40!-
54,8
32/6
48,5
7.7(6 20,4 139/64
163,2
14
7
/8
46,3

Dec.,
0,54
23,4
0,95
15,12
5

27,0
4,07
44,3
16.16/-
27,1
6.6/-
17,3
137.8/6
52,5
39(6
54,1
341
50,9
7.4/6
20,0
140/64
164,4
14
1
1/16
45,7

1

,,

,,
0
24,7
0,90
14,50e
25,9
3,95
43,0
16.191-
27,3 6.71-
17,4
137.-16
52,3
3916
54,1
3416
51,5
7.4/-
19,9
141/-
164,9
14
3
14

114
3
14

45,9

7Jan.’35
0,608)
26,0
0,90 3,95
43,0
17.51-
27,8
6.4/-
17,0
137.5/-
.
52,4
3916 54,1
34/6
51,5
7.61-
20,2
14211
166,2
45,9

Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No.2
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanat Jan.
l9 tOt ID
Dec. 1se ,merIcan
ro. ,
van

1.
1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
EXCIJFER

Ko10
basis 7″ f.o.b.
Zwedenl
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
f.m.s.
Robusta
.Locoprijzen

Standaard
Ribbed Smoked
Witte kriatal- suiker loco
Afi. N.-I. theev.
A’dam gem. pr.
Finland
per

per
per
50 K.G. c.i.f.
per lOO K.G.
Rotterdam
Sheets
loco Londen
R’dam!A’dam
Java- en Suma-
KG
Grond-
stoffen
nlale
pro-
per standaard
van 4.672 Ml.
per 1000 stuks per 1000 stuks
Nederland Amsterdam

per ‘!

K.G.
per Ib.
per 100 K.G.
ratheep.’/,

.
docten

1925
159,75
100
f
15,50
0/s 100,-
t
19,-
s/s
100,-
42/6
100,-
“7
35,875


i

100,0
-:-
61,375

100,0
Sh.
2111,625
100,0
6.
18,75

100,0
cts.
84,5
0
(0
100,0
100.0
100.0

1926
153,50
96,1 15,75 101,6
19,50 102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
2/-
67,4
17,50

93,3
94,25 82,75
111,5
97,9
80.0 87.5
102.6
109.1
1927
160,50
100,5
14,50
93,5
18,50 18,50
97,4 97,4
68/-
57/3
160,0 134,9
32,62′
31,871
90,9
88,9
46,875 49,625
76,4 80,9
1/6,375 -110,75
51,6
30,2
19,12′
15,85
102,0
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1928
1929
151,50
146,00
94,8 91,4
12,- 14,-
77,4 90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,37
5

76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3 69,25
82,0
81.9
85.5

1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34111
82,2
22,620
63,1
32
52,1
-/5,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
68.0
64.8 48.8
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20.25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9
25 24
40,7
39,1
-/3
-/1,75
8,4 4.9
8,-
6,32′
42,7 33,7
42,50 28,25
50,3 33,4
48.8
36.1
88.0
1932 1933
69,00 73,50
43,2 46,0 9,25
10,-
59,7
64,5
15,-
12,75
78,9
67,1
19/6
15/4
45,9
36,0
13,-
9,30
36,2 25,9
21,10
34,2
-/2,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2 34.7

sn.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98.7
1719
41,8
13,12′
36,6
23
37,5
-12,125
6,0 7,35 39,2
32
37,9
38.5
39.1

ebr.

82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
18/1
42,6
14,50
40,4 23
37,5
-/2
5,6
7,05
37,6
30
31
35,5
36,7
38.3 37.0 38.3
89.7
Irt.

,,
.pr.
70,00 70,00
43,8 43,8
9,75
9,75
62,6
62,6
18,- 18,-
94,7 94,7
21/9
2016
51,2
48,2
14,75
14,-
41,1
39,0
23
23
37,5 37,5
-/1,625
-11,5
4,6 4,2
6,25
5,90 33,3 31,5
29,25
34,6
36.2 38.0

tel
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
/1,5
4,2
5,625
30,0
30,25
35,7
352
38.1
,,
mi

,,
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9 78,9
2016
20/1
48,2 47,3
12,37
5

12,375
34,5 34,5
24 24
39,1 39,1
-11,375 -11,375
3,9 3,9
6,30 6,70
33,6
35,7
28,50 23,75
33,7
28,1
34.2 34.3 38.7 37.6
iii
ug.
67,50 63,00
42,3 39,4 8,50 8,50
54,8 54,8
15,-
l,-
78,9 20/7 48,4
12,37
5

34,5
24
39,1
-/1,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75 26,9
35.0
31.4

ept.
60,00
37,6
8,75
56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5 25,25
41,1
-12,125
6,0
6,52
5

34,8
23,75
28,1
37.8 38.5

ict.
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,37
5

34,5 26,50
43,2
-11,75
4,9
6,32
5

33,7
28,50
33,7
36.2
38.1
,,
0v.

63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-11,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3
37.2

)ec.

,,
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
17/4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-11,75

.
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0 35.1

sn.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-/1,625
-11,5
4,6
4,2 5,376 5,60 28,7
29,9
25
26,75 29,6
31,7
33.2
32.1
34.1
34.4
ebr.
,,
Irt.
70,00
70,00
43,8
43,8 9,25 9,50
59,7
61,3
13,-
12,25
68,4 64,5
1519
1613
37,1
38,2
10,62
5

10,375
29,6
28,9
23,75 23,50
38,7
38,3 -11,5 4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4
34.9

pr.

70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
15
1
5
36,3 9,50 26,5
23,50 38,3

1
1,625
4,6
6,07e
32,4
27,50
32,5
32.8
34.9

tel
70,00
43,8 9,50
61,3
12,50
65,8
16/6
38,8 9,50 26,5 23
37,5
-/2
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0

ilni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
1718
42,6 41,6
10,-
9,475

27,9 26,4
22,50 22,50
36,6 36,6
-12,375
-12,625
6,7 7,4
6,35
5,92
5

33,9 31,6
31
33,50
36,7
39,6
37.2 38.2 31.5 31.4
Liii
ug.
,,
75,00
75,00
46,9 46,9
10,25 10,50 66,1
67,7
13,-
13,-
68,4
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-12,625
7,4 5,27
5

28,1
35,25
41,7
36.5 35.6

ept.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25 23,0
19,75
32,2
-12,5
7,0
5,375

28,7
36,75
43.5
88.1
34.6
33.4
let.

,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
12/7 29,6
7,62
5

21,3
17,75
28,8
-/2,625
7,4 4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
36.4 32.7
0v.


75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65 24,8
40,50
47,9
37.1
31.3
lec.

,,
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975
22,2
16 26,1
-12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5

Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2 7,45 20,8
16,50
26,9 -12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8 36.9
33.8

Feb..
80,00
50,1
10,50 67,7
12,50
65,8
1415
33,9 7,25 20,2
17,25
28,1
-13
8,4
4,975
26,5
46,75
55,3
35.9 35.1
35.9
35.2
Mrt.,
80,00 80.00
50,1 50,1
9,75
9,75
62,6 62,6
12,- 12,-
63,2
63,2
1411
1414
33,1
33,7
7,-
6,55
19,5
18,3 17,75 17,75
28,9
28,9
-13,25

13,625
.

9,1
10,2
4,52
5

4,25
24,1
22,7 45,50 44,25
53,8
52,4
35.6
34.5
Apr..
Mei
,,
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7
6,72
5

18,7
17
27,7

14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3

Inn!,
77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
1514
36,1
7,

19,5
17
27,7

14
11,2
4,20
22;4
41,-
48,5 34.5
34.1
33.8
32.2
luli
,,
77,50
48,5
7,50
48,4
10,-
52.6
13
1
11
32,7
6,925
19,3
16,75
27,3

1
4,375
12,3
3,975
21,2
40,50
47,9
Aug.,
75,50
47,3 7,25
46,8 9,50
50,0
12110
30,2 6,87
5

19,2
16,50
26,9

14,5
12,6
3,975
21,2
39,75
47,0
33.9 31.4

Sept.,
73,50.
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
1215
29,2 6.65
18,5
16,50
26,9

/4,5
12,6
3,725
19,9
32,25
39,6
33.1
29.5

Oct.,
7300
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
11/7
27,3
6,70
18.7
16,50
26,9

1
4,125
11,6
3,525
.
18,8
32,75
38,8
32.1 27.8

Nov.,
73.00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
12/3
28,8
6,62
5

18.5
16
26,1

/3,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7 21.8

Dec.,
73.00
45,7
12/8
29,8 7,170
20,0
16
26,1

1
3,875
10,9
3
.
371
18,0
/

34,50 40,8 32.7
28.6

1

73,00 45,7
13/-
7
)
30,6 7,45
20,7
16 26,1
-13,8125
10,7
3,50
18,7

1

34,508)
40,8
32.8
29.1

7 Ian’3
65,25
40,8
1318
6
)
32,2
7,875
22,0
16
26,1 -14
11,2
3,50
18,7
32.8
29.5

9. Alle Pondennoteeringen vanaf 21 Sept.
1
31 zijn op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20 April
1
33 zijn In verhouding van de de preciatie
n den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

40

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
Januari 1935

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 7 Januari’
1935.

Activa.
Binnenl.Wjs-tJffdbk,
f

22.778.620,60
sels, Prom.,

Bijbnk. ,,

554.948.69
enz.in disc.

Ag.sch. ,,

3.221.682,96 26.555.252,25
Papier o. h. Buiten!, in disconto

……

Idem eigen portef.

f

866.250,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.
»


.1
866.250,_
.
Beleeningen
mci.
vrsch.J Hfdbk.
f

98.368.653,931)

in rek.-crt,1 Bijbnk. ,,

4.866.511,26

op

onderp.

Ag.sch. ,,

39.475.369,79

[142.710.534,98

Op Effecten

……[ 138.337.151,66
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

4.373.383,32
142.710.534,981)
Voorschotten a. h. Rijk ……… ……..

!ktuut, Goud
……f

102.183.005,
Muntmat.,’ Goud
., ,,
739.853.459,65

f

842.036.464,65
Munt, Zilver, enz.

,,

20.972.515,53
Muntmat., Zilver,.
,,

Belegging van kapitaal, reserves en pen-
863.008.980,18
2
)

siuenïonds

……………. ……..
37.979.132,69
Gebouwen en b’leub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse

rekeningen ………. ……..

,,
6.723.486,15
Staatd. Nederi. (Wetv. 27,5,’32, S. No. 221) ,,
16.996.491,37

f
1.099.810.127,62
Paasiva


Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,

3.807.914,92
Bijzondere reserve ………………,,

5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

9.224.342,11
Bankbiljetten in omloop ………….. ,,

890.790.1751_
Bankassignatiën in omloop ……….,,

138.280,53
Rek.-Cour. Het Rijk
f
47.944.796.87
saldo’s:

Anderen,, 1 17.953.6i2,d9

165.898.429,56
Diverse rekeningen ………………,,

4.950.985,50

f
1.099.810.127,62

Beschikbaar metaalsaldo …………f 440.237.608,19
tvlinder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is

1.100.594.020,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..
Waarvan aan Nederlandsch-lndit
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……..
1
73.789.100.-
Waarvan in het buitenland ……………………. ..49.775.319,64
Vornasmste posten in duizenden guldens.

BANK VAN., ENGELAND

1
Bankbijf.
1
Bankbilf.
Other Securjties

Data
Metaal
1

in
1
circulatie
un
Bankingl Disc,
and Departm.
1
Advances
ISecurities

2 Jan. 1935
192.781
1394.731
1

57.571
t

24.195
10.52
26 Dec.

1934
1
192.789
1405.164
47.109
7.579

1
10.667
22 Juli

19141
40.164
1

29.317 33.633

Data
J

00V.
Sec.
J

Public

1
1

Depos.
_””
Bankers
1

Other
Accountsj Reserve
1

Dek-
t
kings-
1
perc.’)

2 Jan.’35

89.3361

9.931

117.343

1

36.822
1
58.050! 35,3
26 Dec. ’34
1
87.541

9.878

89.140

36.405

47.625! 35,1
22 Juli ’14

11.005

14.736

42.185

29
.
297
1
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
ZllverI
Te goed
in het
sets
WisWoarv.I
op het
entel

Ibuitenl
.

IR
‘Belce..
voorschot
buitenl.i
v.d. Staat

28 Dec.’34
82.124
67 5
ii
1

4.9231
9521
4.656
1
3.200
21

,,

’34
82.123
6931
9
1

4.375!
951!
4.633
1
3.200
23 Juli’14
4.104
640!

1
.
541
!
8
!
789

Bons P. d.I
Diver-
Rekg. Courant
Data
zelfst.
sen
1)
Circulatie

1

1
Pont-
amort. k.
Staat
Iamort.k.t
culieren

28 Dec.’34
5.837 2.437
83.412
962
1

2.755
15.359
21

,,

’34
5.898 2.210
1

81.553
932
2.819

116.403
23 Juli’14

-.
5.912
401

943
1)
Sluitpost
activa.
DUITSCHE
RIJKSRANK

Daarvan
1
Dviezen
1

Andere
1
Data
Goud
bij bui-
j
als goud-
1

wissels
1

Belee-
tent. circ.
I

dekking
1

en
1

fin gen
banken
1)
geldende
1
cheques

1

31 Dec.

19341
79,1
21,2
1

4,6
4.020,6
1

145,7
24

,,

1934
1
78,8
21,2
1

4,4
3.605,3
1

101,6
30 Juli

1914
1.356,9
– –
750,9 50,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa’) latie
Crt.
Passiva

31 Dec.

1934

1

444
1
8.

658,6

3.900,6
983,6

378,3
24

,,

1934
1

436,5

666,2

3.724,3
764,3

331,8
30 Juli

1914

330,8

200,4

1.890,9
944,-

40,0
1)
Onbelast.’)
Wo.
Rentenbankscheine 31,24 Dec. 1934, resp. 24,74
miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË
(in
Belga’s).

Goud
.

Rekg. Cr1.

Q
,ti
Data

1935

,U,
.
0
n
.
°
,.,

3 Jan. 12.5501
88
761
1128 340
40
3.595
1

37
265
27 Dec.1)12.5051
87
673
1127
344
40
3.530
1
39
195
1)

1934.
IrgrnErQAT
PIPQWDIIC
DATIJ&’C

Goudvoorraad
1

Wissels

Data
,,Ofher
cash”
2)
Totaal
1

Goud-
1

certifi-
1

In her-
disc. v. d.
1
In de
open
bedrag
caten
1)
I

member

1
markt
1

banks

1
gekocht
19Dec.’34
5.142,2
1

5.122,8

1
219,7

1
8,6

1
5,7
12

,,

’34
5.142,6
1

5.123,1 235,9
1

5,7

Data
Belegd
in U. S.
F. R.
Notes
,
Totaal
Depo-


1
Gestort
1
Goud-
1

Dek-
1
Atgem.
1

Dek-
In circu-1
sito’s
Kapitaal
1
kings-
1

kings-
_________
Oov.Sec.1
lat le
1 1
r
perc.
5)

perc.
4)

19Dec. ‘341
2.430,2
1
3.231,9
1
4.360,3
1
146,7

1
70,6

12

‘!
2.430,2
1
3.201,5
1
.393,3
j
146,9

1
70,8

1


-,

‘_•

UUW uc 0ç1.d L
­
b L ee,, uc nuserve nalueen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve-bank notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeiachbare schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
l’ARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

FED. RES. STELSEL.

Data
1
Aantal!
Dis-
conto’s
Beleg-
IReservel
1
bil
de 1

Totaal
1
Waarvan
leening.1
en
beleen.
1
gingen
1

F’ R.

1

depo-
sito’s
1

time
1
deposits
1
banks
1
12Dec.’341

1

7.739

110.173
3.060

1

18.901
1

4.341
_5


34
!
]
7.765

1
10
.
0
9
4

1
3.041

1

18.754

1.

4.329
,.rn.. enR, ee ..avascne
Dans
en øe Bank 0?
eng.
land
zijn In duizenden, alle overige posten In millloonenvan
de be.
treffende valuta.

Data

Circulatle
opeischb.
Metaal-

kin
ga
Munt
1
Muntmat.
schuldenl
saldo

1
perc.

7 Jan. ’35
102183
739.853
890.790
166.037
440.238
82
31 Dec.

’34
102183
739.853
912.168
146.563
436.445
81
25 Juli

’14
65.703 96:410 310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist-
l ee-
Papier
Diverse
Data
bedrag
d
promesse
n g

op het
buitenl.
reke-
ningen
1)

7 Jan. 1935

26.555

142.71 1

866

6.723
31 Dec.

1934

22.988

151.433

866

5.903

25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509
1)
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.

Andere
Beschlkb.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-


schulden saldo

29 Dec.’34
2
)
142.000


177.370
36.470 56.464
22

,,

‘342)
141.410
178.830
38.850 54.338

8 Dec.1934
113.500

29.137
183.534 32.518
56.216
1

,,

1934
113.499

29.493
180.208
35.629
54.657′
25 Juli1914
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842

Data
Wissels.
buiten
Dis-
Belee-
Dl e

e
reke-
Dek-
kin ga-
N.-Ind.
conto’s
nin gen
gen
nin


percen-
_____________
betaaib.
lage

29 Dec.’34
2
)

740
71.0

11.180
66 22

,,

1342)

690
69.740-

17.900
65

8 Dec.1934

786
9.765

53.829

12.281
66
1

,,

1934

705
9.686

53.974

11.536
66
25Juli1914

6.395 7.259

75.541

2.228
44
1)
Sluitpost activa.

2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

Auteur