Ga direct naar de content

Jrg. 20, editie 1037

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 13 1935

13 NOVEMBER 1935

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Statistische

Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËNEN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

20E JAARGANG

WOENSDAG 13 NOVEMBER
1935

.

No. 1037

COMIWISSIE VAN REDACTIE:

P. Lief tinok, N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H.
M. S.
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Reaactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatwég.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties / 0,50 per regel. Plaatsing hij abonnement

volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh
c
van Ditrnar N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Pos thè qua- en giro-rekening No.
l45i92.”

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. P. in

Nederland f 20,–. Buitenland en Koloniën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op
de verdere publicaties.

INHOUD
Blz.

INDUSTRIE-FINANCIERING
door
Th. Ligt hart……….
1000

Verplichte automobielverzekering ol een eenvoudiger

oplossing? door
Mr. A. van Widfften Paithe
.
…..
1001

Het uitvoerrecht op bevolkingsrubber als stimulans

voor den uitvoer door
J.
F. Haccod
…………..
1004

Inning onbetwiste geidvorderingen door
Mr. W. A. van

Raveste?jn.’……………………………….
1005

Verkeersverschiet 1 door
J. P.
B. Tissot van Patot .. 1007

De structuurverandering van den Duitschen schulden-

last door
Dr. W.. Hirschberg ………………..1008

Coördinatie van verkeersmiddelen in Duitschland door

Dr. fik. Siemens……………………………1010

BUIrENLANDSCItE MEDEWERKING:

Tusschen deflatie en devaluatie in Frankrijk door

Dr.
S.
Weichmann

…………………….. 1012

AANTEEKENINGEN:

Toenemende tekorten op onze Staatsbegrooting..
1013

Een ,,managecl currency” voor China…………
1014

STATISTIEKEN
……………………….
1014-1018

cjeldkoersen.

Wisselkoersen.

Bankstaten.

12
NOVEMBER
1935.

Deze week is de geldruirnte verder toegenomen.

Gisteren echter was er in het begin. eeuige terug-

houdendheid hij •de geidgevers te bespeuren; men

heeft nog steeds een zekeren angst, dat bij een even-

tueel misloopen der zaken in Frankrijk ook de Gulden

weder in “het gedrang zal komen.. Tenslotte is het

verloop hier gisteren toch nog meegevallen. Drie-

maands-hankaccepten noteerden tenslotte 3
1
/s pOt.,

bij geringe omzetten. Cail-rente liep terug tot 2% pOt.

Prolongatie-rente 3% pOt.

*
*

Op 1e wisselmarkt is het heel kalm gebleven. De

koersen zijn nauwelijks veranderd. De aankoop .van

de devieren voor het verkrijgen van goudbij-de Ban-

que de France bracht no& eenig lven in de markt.

Ponden hebben fhier •de .geheele week rond de
7.25

t
geschommeld, terwijl de Dollr zich rond de 1.47%

bewoog. De Ponden-Dollarkoers werd op ongeveer

4.92%
gehouden. Fransdhe Francs bleien ca. 9.70,

op welken prijs alles werd opgenomen. Belga’s hand-

liaafden zich op het ‘hoogere niveau:
24.89.
Marken

59.22%L .Registermarken waren gezocht en konden in

koers verbeteren. De noteering van de overige soorten

Sperrmarken veranderde niet. Oanadeesohe Dollars

1.45%.

Nadat in het midden der week de marges op de

termijnmarkt een weinig kleiner waren geworden,

ontwikkelde er zich tenslotte weer zooveel’vraag naar

devie2en op latere levering, dat deze kleine daling

weder teniet ging Eén- en drie-maands Ponden doen

3% resp: 13 p., Dollar§ % resp. 3 p; boven contant.

In de prijzen op de gou’dmarkt kwam in vergelij-

king, met ‘die van .de voorgaande week practisdh geen

verandering. Er is – zooals reeds gezegd – door

partidili’ere banken goud in Frankrijk opgenomen ten

verkoop aan De Nederlandsche Bank, terwijl er ook

o1i’ vrije markt ‘eenige ozetten te noteeren vielei

op iets hoogere prijdn ‘dan divan De Bank. Marken

bankpaier honger: 40.50. –

1000

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935

INDUSTRIE.FINANCIERING.

Aan de Tweede Kamer ‘der Staten-Generaal is een
ontwerp van wet voorgelegd, dat beoogt tot •de op-
richting te komen van ‘de N.V. Maatschappij voor

Industrie-financiering. Het doel van ‘deze onderne-
ming zal zijn het verstrekken van credieten op langen

termijn, het deelnemen in het kapitaal van en het
verleenen van bemiddeling voor het verstrekken van

financieelen steun aan bestaande of nieuw op te rich-
ten industrieele ondernemingen voor zoover werkver-
ruiming en behoud van werkgelegenheid in de Neder-

landsche Industrie daardoor zal worden bevorderd.
De Memorie van Toelichting legt den nadruk sterk op

de werkverruiming, zegt zelfs, dat ,,loonintensieve be-
drijven de voorkeur hebben”, zoodat geen twijfel kan

bestaaii omtrent den wensch der Regeering om door

middel van de op te richten Bank een stevigen aanval
te doen op de werkloosheid. De leegloopeu’de arbeiders

moeten van de straat, en waar werk ontbreekt moet
dit gecreëerd worden. Zie’tdaar de diepere bedoeling
van deze wet in wording.

Bij rustige overweging van deze duidelijk uitge-
sproken strekking stuit men al dadelijk op moeilijk-

heden. Het is toch lang niet eenvoudig om te bepalen
welke industrie direct
en
indirect op ‘de beste’ wijze
arbeidsgelegenheid schept. Loon-intensieve bedrijven

zullen aan vele arbeiders werk verschaffen; bestaat

echter niet ‘de mogelijkheid, dat zij indirect weinig

invloed op ‘de behoefte aan werkkrachten zullen uit-

oefenen of dat zij selfs nadeelig op de arbeidsmarkt

zullen inwerken? In de Memorie van Toelichting
wordt terloops de aandacht geves’tigd op één der pro-

blemen, waarvoor men bij de aanwijzing van geschikte
industrieën komt te staan. Er staat toch dat zoo’n

nieuw bedrijf, waar het aanleiding geeft tot vermin-
deren’den invoer, niet tevens ren’deerenden uitvoer
mag stremmen. Wie zal bepalen, welke export-bedrij-

ven ‘zullen betalen voor den afnemenden import? Dit
zal welhaast niet
zijn
na te gaan, en de heeren, die
omtrent ‘de wenschelijkheid van de stichting van een

industrie zullen ‘moeten beslissen, zullen voor een
vrijwel onoplosbaar probleem worden gesteld.

De beperking der werkloosheid is in dit wetsont-
verp te zeer in het middelpunt der ‘belangstelling ‘ge-
plaatst; de opdracht aan de uitvoerders van deze

wet zal daarom sterk den nadruk leggen op het schep-

pen van werkgelegenheid en toch kan ‘d’it op zichzelf
‘bezwaarlijk doel van de oprichting van nieuwe bedrij-
ven zijn. Werkloosheid is een gevolg van de stagnatie
in ‘het ‘bedrijfsleven, zij is een symptoom van ‘de maat-

schappelijke ziekte, waaronder wij zuchten, het is

daarom verkeerd hââr te bestrijden. De strijd moet
gaan tegen ‘de crisis self. Kan men haar ‘inperken,
dan zal de werkloosheid vanzelf afnemen. Het is daar-
om volstrekt overbodig zich ‘bij elk object dat ter be-
oordeeling aan de op te richten Bank zal worden
voorgelegd af te vragen, hoeveel arbeiders bij de aan
vaarding van het plan aan het werk zullen komen.
Is ‘het een nuttig bedrijf, ‘dat loonend kan worden
gedreven, ‘dan zal ‘het nieuwe welvaart scheppen en
‘daardoor invloed ten ‘goede op het werkloosheidscijfer
uitoefenen. Het is gewenscht de problemen, waar-
voor de nieuwe bankiers geplaatst zullen worden, zoo
eenvoudi’g mogelijk te maken.

Hoopvol ‘zijn de Ministers van Handel, Nijverheid
en Scheepvaart, en van Financiën omtrent de directe
gevolgen van de wet niet.
Zij
zetten terecht een dom-
per op een al te groote geestdrift, waar zij schrijven,
dat men zich geen illusies maken mag omtrent een
opleving op korten termijn, als ‘gevolg van het ‘dispo-
nibel stellen van middelen voor nieuwe bedrijven. Zij
wijzen er op, ‘dat ‘het niet eenvoudig is het plan voor
één enkele fabriek uit te werken, en om een project
in de praktijk te verwezenlijken. Men mag stellig met belangstelling ‘de plannen te-
gemoet ‘zien, die aan de Industriebank ter beoordee-
ling zullen worden voorgelegd. Daaronder zullen er

vele zijn, die getuigen van groote fantasie, andere,
die goed in elkaar zitten, doch geen rekening houden

met ‘de nuchtere praktijk, die allereerst letten moet
op afzetmogelijkheden, weer andere, die zulke kapi-
taalseiseben zullen stellen, ‘dat
zij
‘da’delijk
opzij
gezet
zullen moeten worden.
Zij,
‘die weleens het twijfel-
achtige genoegen ‘hebben ‘gehad, kennis te maken met
eenige der’duizenden objecten, die op geld liggen te
wachten, zuilen de ambtenaren, ‘die aan het hoofd
van de nieuwe vennootschap komen te staan, niet

benijden. Het is niet gewaagd te voorspellen, dat er
slechts zeer weinig
goede
projecten zullen komen, dat
deze een grondig onderzQek zullen vereischen, alvo-

rens een begin van uitvoering gemaakt kan worden,

en ‘dat dan teleurstelling volstrekt niet uitgesloten zal
zijn. Voor belangrijke nieuwe industrieën zal in 1936
nog geen geld ter beschikking gestel’d ‘behoeven te

worden, en voorloopig zal door ‘deze wet de werkloos-
heid dus niet verminderen.

De nieuwe Bank zal ‘de lange credieten door het
Werkfonds verstrekt, overnemen, waardoor zij zidh
op het terrein der credietverstrekking aan bestaande

fabrieken begeeft. Hier bestaan nieer mogelijkheden,

doch men doet goed ook die niet te overschatten.
Voor zoover het Werkfonds zich bezighield met ‘het
hulpverleenen aan bedrijven., ‘die ‘door de omstandig-

heden in moeilijkheden waren geraakt en na een reor-
ganisatie niet het noodige kapitaal konden krijgen om
voort te werken, kon het goed werk doen, doch dit
werk was zeer beperkt. Een
solide
bedrijfsleider toch
zal zeer angstvallig zijn om geld aan te nemen, dat
hem voor uitbreiding van zijn ‘zaken wordt verstrekt,
want hij kent ‘dc ‘groote gevaren, die verbonden zijn

aan het financieren van vast kapitaal met geleend

geld. Wordt hij door omstandigheden gedwongen bij
‘cle nieuwe Bank aan te kloppen om middelen, dan zal
‘hij zich zoo sterk mogelijk verzetten tegen een even-

tueelen dra.ug van hoven tot te sterke vergrooting van
zijn bedrijf; hij zal voornamelijk in stand willen hou-

den in ‘de ‘hoop later het kapitaal te vinden, ‘dat hij
zal behoeven voor uitbreiding. De zaak zou dadelijk anders worden als ‘de Bank aandeelen in zijn bedrijf

zou willen nemen, maar al stelt ‘de wet deze mogelijk-
heid open, de bedoeling zal wel zijn om crediet te
geven, crediet op langen termijn, ‘dat in het ‘bedrijf
als kapitaal zal worden gebruikt.

Crediet op langen termijn, dat in het bedrijf wordt
vastgelegd, levert voor den leider een gevaar, waar-
aan ‘hij eerst ontsnapt als hij tot volledige aflos-
sing gekome:n is. Het legt hem een vasten last in ‘den
vorm van rente en aflossing op, die een voortduren-
‘de bedreiging is. Men mag een
bedrijf
niet opbouwen met geleend geld, evenmin mag een bank geld leeneii
voor den opbouw van een’bedrjf. Wil de Regeering
‘dan ook’ een Indust.riebank stichten, dan zal zij in de

Statuten onder de ‘doel-omschrijving het deelnemen
in ‘het kapitaal van ‘industrieele leeningen voorop
moeten stellen, want, ,,lang crediet” is voor bijna elk
‘bedrijf ,,ongezond crediet”.. In ‘de wet, noch in de
Memorie van Toelichting wordt omschreven, wat
onder lang crediet verstaan moet worden, ‘doch ‘de
verwijzing naar huitenlan’dsche voorbeelden geeft aan,
dat met een maximum duur van 20 jaren gerekend
wordt. Belegt een bedrijf dus het geleende kapitaal

in ‘de fabriek, ‘dan krijgt het de gelegenheid om in
20 jaren uit ‘de afschrijving de terugbetaling te
financieren. Is de afschrijving ongeveer juist geweest,
en ‘de winst normaal, dan zal na afloop van den ter-
mijn vernieuwing stellig noodig zijn, maar – ‘het geld
‘daarvoor zal ontbreken. Is er dus geen sprake van
bijzon’deren voorspoed, ‘dan zal ‘de leening moeten
worden vernieuwd, òf de fabriek zal dan gesloten
moeten worden.

Denkt men aan tegenslag, ‘dan ziet men de nieuwe

Bank omhangen met een groot aantal stroppen. Natuurlijk kan er geen sprake van zijn om met be-
langrijke bedragen in nieuwe bedrijven deel te nemen,
want het kapitaal der Bank wordt vastgesteld op

13 November 1935

ECONOMISCH-STATIS’TISCHE BERICHTEN

1001

f
50.000. Verdere middelen zal de Bank zich kunnen

verschaffen door gëldleeningen uit

5
Rijks kas of

door al
of niet
onder Rijksgarantie gesloten geld-

]eeningen. De woordjes ,,of niet” zullen in de eerste
.iare.n ujtsluitend als versiering van artikel 5 dienst

doen, want zonder garantie zal dit bankje zeker geen
geld kunnen krijgen. Waar zal de Regeering de mid-
delen vandaan halen om de leeningen te kunnen ver-
stre}cken? Zal zij op langen of op korten termijn
leeneu? Natuurlijk op langen termijn, want het geld

zal grootendeels op langen termijn geplaatst worden.
De N.V. Maatschappij voor Industrie-financiering

zal dus werk-en met een klein kapitaal en als
zij
aan

he’t werk komt niet groote geleende kapitalen. Dit is
wel een wonderlijke constructie voor een bankbedrijf,

dat rih in het bijzonder toe zal leggen op het uit-
zetten van gelden op langen termijn. Deze Bank is in
wezen ongezond en zij zou spoedig tea doode gedoemd
zijn, als de Regeering haar niet steunde met garan-

ties, waarvoor het Nederlandsche volk de verantwoor-
delijkheid draagt. Er worden dus pogingen gedaan
om nieuwe industrieën
0])
te bouwen met het geld van een natie, waarvan de kapitaalkrachtige leden

het risico dier bedrijven niet aandurven. Deze nieuwe
industrieën worden grootendeels ‘gesticht met geleend

geld, wat een hoogst ongezonde financieele manoeuvre
is, en de Bank, die de middelen verstrekt, is zelf
niet kapitaalkrachtig.
Er
zijn
in den laatsten tijd belangrijke boeken over
de industrie-financiering verschenen. De lezing van
die werken hbhen toch wel geleerd, dat dit bedrijf zeer moeilijk en zeer riskant is. verder dat het ge-
•dreve.n diet te worden met een groot kapitaal. Wil
‘de Regeering een industriehank, laat zij dan althans
met een gezonde beginnen en niet met één, •die ‘geheel
verkeerd is opgezet. Zij dient echter wel te overwe-
gen, dat dit bedrijf noodwendig leiden zal van finan-
ciering tot uitoefening van industrieën.
Of dit .gewenscht is? Natuurlijk niet. Men behoeft
zich echter voorloopig niet bezorgd te maken, want
spoedig zal blijken, idat cle weg van •de theorie naar
de praktijk een lange is. Als de nieuwe bankiers, die zelf geen risico bij het
bedrijf
loopen, niet zakenziek
zijn, is de kans groot, •dat zij het kapitaal der Bank
onaangeroerd kunnen laten liggen en dat zij geen
geld zullen hehoeve.n op te nemen. Het Bestuur de:r vennootschap zal worden gevormd
‘door een drietal hoof’dam’btenaren, clie onvoorbereid
wel een zeer moeilijke taak krijgen. In het gewone
bankbedrijf is een jarenlange handelsopleiding ver-
eischt, alvorens men tot het moeilijke vak van crediet-verleening word’t toegelaten; hoe die ambtenaren zich
voorstellen ‘dit werk te doen is een raadsel. Dit he-

stuur zal in voortdurend overleg arbeiden met een
Raad van Toezicht, die bestaat uit de beide Minis-
sters, die deze wet onderteekenen. Steun zullen •de
nieuwe bankiers ontvangen ‘van een op te richten
Centraal Economisëh-Technologisch Bureau, ‘dit zal
weer contact onderhouden met de regionale institu-
ten, die op dit gebied reeds bestaan. Het Bestuur
van het bestaande Werkfonds zal als college van
advies worden ingeschakeld.

Het zou interessant zijn te ‘betekenen, tot welke
dikte elk dossier door de toevoeging van adviezen van
bovengenoemde colleges, vermeerderd met die van
niet vermelde instanties, moet zijn gegroeid alvorens
een beslissing omtrent credietverleening genomen
kan worden, en verder wat gebeuren moet als •de vele
adviezen niet gelijkluidend zijn.
Bij
een gewone Bank moet men wel.eens een paar dagen, soms zelfs langer
wachten voor een beslissing over een crediet genomen kan worden; hoeveel maanden zou het bij deze Staats-
bank duren?
Het is onaangenaam te moeten bekennen, dat de
bestudeerin’g van ‘dit ontwerp van Wet niet den in-
druk heeft kunnen wekken, dat de aanvaarding er-
van door de beide Kamers in gewijzigden of onge-
wijzigden vorm, ‘iets nader brengen zal tot de oplos-

sing van de crisis; Wij zoïsden erdoor gezegend wor-
den met een. bedrijf, dat stellig niet sturen zal in de
richting van goede financiering en dat misschien

alleen met vreugde ‘begroet zal worden door fantas-
ten, ‘die zullen hopen lang gekoesterde plannen met

Staatsgeld te zullen mogen uitvoeren en door som-mige banken, .die aan de
mogelijkheid
denken zich
van eenige stroppen te ontdoen.

De zaak wordt opgericht, omdat de meening
heerscht, dat thans voor .gezonde industrieele bedrij-

ven geen geld beschikbaar zou zijn en dat het parti-

culiere kapitaal niet bereid is zich uit de kluizen te
bewegen. Als de Regeering ‘het kapitaal in beweging
wil brengen
zijn
daartoe wel middelen aan te wijzen.
Zij moet ‘dan zorgen, dat ‘de lang beloofde aanpassing

werkelijkheid wordt, en niet trachten ‘dit te bereiken
door maatregelen, die nieuwe onzekerheid en verstar-
ring ‘brengen, maar door geleidelijk ‘de drukkende
crisis-maatregelen af te wikkelen, door de lasten niet
te verhoogen, doch te verlagen, in het algemeen door
een sfeer te scheppen, waarin men werken kan en

waarin men niet in voortdurende zorgen verkeert
over
mogelijke
aantasting van particuliere overeen-
komsten, cnz. Th. L.

VERPLICHTE AUTOMOBIELVERZEKERING OF EEN

EENVOUDIGER OPLOSSING?

Va’dertje Staat ‘heeft een nieuw terrein gevonden,
waarover ‘hij ten behoeve ‘zijner kinderen
zijn
be-
schermende ‘hand wil gaan uitstrekken: de verzeke-

ring van automobilisten tegen ‘hunne wettelijke aan-
sprakelijkheid word t ni issch ien verplicht gesteld.
Het motief is ‘het volgende: liet aantal onsc’hu’ldi’gc

slachtoffers van roekeloos rij den.de automobilisten is
groot; dit is al erg genoeg, maar het wordt een
hemeltergend onrecht, wanneer het onschuldig slacht-
offer van een automobielongeluk zelfs niet dc schade
vergoed krijgt als gevolg daarvan geleden, omdat ‘de
schuldige automobilist niet in .staat
‘blijkt
die te ‘be-
talen. Er moet ‘daarom een wet gemaakt worden, .die
dat onrecht voorkomt en ‘de aangewezen weg is de
automobilisten te verp’lidhten eene verzekering tegen
wettelijke aansprakelijkheid te sluiten en aldus in de

plaats van ‘den insolvahelen automobilist dc solvabele
verzekeringmaatschappij te stellen.

Het bovenstaande spreekt tot het sentiment van
het publiek en ik ben er ‘dan ook van overtuigd, dat
de Staten-Generaal, wanneer de ‘daartoe strekkende
wet, die op ‘het oogenh’lik ‘bij de Regeeri.ng in voor-
bereiding is, hij hen aanhangig gemaakt wordt, (leze
met ‘groote meerderheid zullen aannemen.
Daartegen te waarschuwen, althans tegen het
zoeken eener oplossing langs den weg de.r verplichte
verzekering, is ‘het doel van mijn opstel.
De eerste vraag die zich voordoet is: Welke is
de ovang van het euvel dat men wil bestrijden? Het
is nu wel eigenaardig, dat dienaangaande feitelijk
ie.der gegeven ontbreekt. Het aantal jaarlijks voorko-
mende verkeersongevallen, waarbij personen worden

gedood of verwond, is bekend. Men kan het aantal
dooden op ongeveer 400 en ‘het aantal gewonden op
‘ongeveer 14.000 stellen.
1)
Hoevelen daarvan het
slachtoffer zijn geworden va ii een
automobieloiigelu
k
is echter onbekend.

Eveneens is onbekend in ‘hoeveel gevallen er wer-
kelijk schade is geleden. Bij verwonding is er natuur-

lijk schade ‘bestaande in de kosten van genezing, bij
dood echter alleen dan, wanneer dc gedoode echtge-
noot kin’deren of ouders had, ‘die door zijn arbeid
pleegden onderhouden te worden• (art. 1406 B. W.).
Ook is onbekend in hoeveel gevallen de slachtoffers

1)
Volgens het statistisch overzicht verkeersongevallen,
sarnbngesteld door het Centraal Bureau voet mle Statistiek: doodeti gewonden

1933 …………………..427

12.601


1934
…………………..
398

14.538

1002

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13
November 1935

niet-automobilisten waren; ‘de automobilisten zelf

extra bescherming te geven zal -todh wel niet de be-
cioeling zijn. De redeneering immers is, •dat de andere

weggebruikers beshermd moeten worden tegen ‘het
gevaar, dat de automobilisten ‘op den weg hebben ge-
bradht. Art. 25 Motor- en Rijwielwet, dat •den omge-
keerde bewijslast heeft ingevoerd, strekt ‘dan ook niet

ten voordeele van de automobilisten zelf en de ver-
plichte verzekering is te beschouwen als het sluit-

stuk op bedoeld artikel, omdat het de executie van

het via genoemd artikel verkregen vonnis ‘zeker moet
maken.

Het aantal te beschermen gevallen is veel beperk-
ter ‘dan ‘de courantenlezer wel meent, die op grond

va’n cle onder ,,Gemen’gd Nieuws” gerelateerde auto-
mobielongelukken ui’troept, dat het een schande is,

dat in Nederland nog geen verplichte automobielver-
zekering i’s ingevoerd.

Tenslotte is onbekend in hoeveel gevallen de auto-
mobilist vrij uitging omdat hij overeenkomstig art. 25

der Motor- en Rijwielwet er in slaagde overmacht
aannemelijk te maken.

Dat cle meeste automobilisten thans reeds verze•
kerci zijn, staat vast; ‘onbekend is echter weer welk
percentage cle automobielen, die nog onverzekerd zijn,

van ‘het totaal aantal uitmaken; men schat het op
hoogstens 10 pCt. Intusschen beteekent onverzekerd
zijn nog volstrekt niet, dat men bij veroordeeling tot
schadevergoeding niet tot betalen in staat zal zijn.
Het euvel, dat men wil bestrijden, doet zich slechts
voor bij sarnenloop ‘der volgende ‘omstandigheden:

het ongeval is een automo’bilongeval;
er is schade geleden;

iiet slachtoffer is geen inzittende van den auto-
mobiel;

‘de automobilist kan ‘geen overmacht bewijzen;
de automobilist is onverzekerd of ‘de verzeke-ringmaatschappij kan op eene bevrijdende ‘be-
paling beroep ‘doen;

de automobilist is insolvabel.

Het is wel een zeer on’gelukkige samenloop van
omstandigheden, wanneer ‘die 6 gevallen zich gecom-

bi’neerd zullen voordoen. Dat ‘dit ‘hooge uitzondering
zal ‘zijn is’ ‘wel zeker, al ontbreekt statistisch mate-

riaal om ‘het te bewijzen. Mr. Nolst Trenité vertelt in

zijn praeadvies over dit ontwerp voor ‘de algemeene

verga’dering ‘der Nederl. A’dvocaten-Vereeniging in
1934 uitgebracht, dat hij, teneinde een indruk te krij-
gen van het aantal gevallen, waarin een ‘Slachtoffer
van een automobielongeval geen verhaal voor ‘de ge-
leden schade vond, eene enquête gehouden heeft onder

zijne collega’s. Uit ‘de o’ntvangen antwoorden bleek,
dat over een periode van 9 jaar (1926-1934) zich
61 gevallen hadden voorgedaan, waarin verhaal niet
mogelijk was, omdat ‘de automobilist niet verzekerd
bleek en zelf ‘insolvabel was; gemiddeld dus 7 per jaar.

Is dat nu, een aantal – men mag het gerust ver-
clu’bhclen of verdrievoudigen, wanneer men van mee-

ning is, dat eene ‘dergelijke particuliere enquête na-
tuurlijk
0
1
)
een ‘te laag cijfer moet uitkomen – om
zich ‘daarvoor op den ‘hals te ha’len de rompslomp, die
‘cle uitvoering van een wet, clie ‘de automobielverzeke-

ring verplicht stelt, ongetwijfeld met zich ‘zal mee-
bre.n’gen? Dat is ‘zeker, ‘de wet ‘zal hare rechtvaardi-ging moeten vinden niet in ‘de quantiteit, maar slechts in ‘de (ergernis wekkende) qualiteit ‘der ‘gevallen, die

zij bestrijdt en aan ‘haar moet dus ‘de eisch ‘gesteld
worden, dat zij er voor •zorgt, dat voortaan zelfs dat
kleine aantal gevallen zich niet meer zal voordoen.
Is dat te bereiken?

1. In ‘de eerste plaats zal noodig
zijn
invoering van
eene contrôle op ‘de verzekeringmaatschappijen en
van een voorschrift, ‘dat slechts verzekering ‘bij aldus
goedgekeurde maatschappijen geoorloofd is, opdat
voorkomen worde dat de eene insolva.bele ‘zidh ‘bij ‘de
andere insolvahele verzekert. In ons land kent men tot nu toe alleen toezicht op het levensverzekering-
bedrijf. Hoeveel binnenlandsche en buitenlandsche

maatschappijen zich hier te lande met de automobiel-
branche bezig houden weet ik niet precies, ‘ik schat

‘haar aantal op ongeveer 60. Deconfitures ‘zijn uiterst

zeldzaam, maar kunnen voorkomen cmi dus moet er
toezicht zijn. Men kan zich beperken tot het verplidht

stellen van storting van een ‘depôt en van publicatie
van jaarstukken, men kan nog verder ‘gaande voor-

schriften geven, maar ‘dit is zeker: voor ‘de contrôle

zullen ‘ambtenaren uoodi.g zijn, meerdere, naarmate de
contrôle intensiever ‘zal zijn en eene ‘deconfiture abso-
luut uitsluiten kan men toch nooit.

Onder ‘deze omstandigheden lijkt het sommigen

misschien aanlokkelijk hetzij Staatsverzekering in te

voeren, hetzij aan ééne maatschappij een monopolie
te geven, waaraan men dan zeer strenge financieele
eischen stelt.

Wat St’aatsverzekeri’ng ‘betreft zal ik mij ‘bepalen
tot ‘het volgend citaat uit een ‘boek, dat ik onlangs

over Amerika las: ,,What we want and thoroughly

neod is loss government in business and more business

in government”; wat eene monopolie-maatschappij be-
treft hen ik van meen’ing, ‘dat wij dan eerst recht zul-
len ‘geraken van den wal in ‘de sloot.

Wordt de onderlinge concurrentie als premie bepa-
lende factor uitgeschakeld, dan zullen wij en moeten

wij ter wille ‘der onpartij’dig’hei’d ook wel krijgen eene
starre in’deeling in gevarenklassen, waarbij de hoogte
‘der premie uitsluitend bepaald wordt door de soort

van den automobiel en ‘het gebruik, waarvoor zij dient
en weg zal zijn ‘het soepele van het tegenwoordige

bedrijf, waarbij juist ‘de onderlinge concurrentie er-
voor ‘zorgt, dat allerlei andere omstandigheden mede

de prenaiehepaling beïnvloeden, onder welke omstan-

digheden de persoon van den verzekerde, te weten ‘hoe
‘hij als automobilist bekend staat, ‘zeker geen geringe
plaats inneemt.

En ook het Slachtoffer van een ongeval kan men
niet gelukkig prijzen, wanneer ‘dat tegenover zich

krijgt ééne maatschappij, voor welke coulance ‘geen
reden zal en ter wille ‘der onpartijdigheid ook niet

mag zijn om aan eene minnelijke schikking mede te
werken in al ‘die gevallen, waarin twijfel aan ‘de
schuld van den automobilist en twijfel aan ‘den om-

vang der schade bij ‘het slachtoffer bestaat.
Het hi’llijkhei’dsargument – ‘dat het toch niet aan-

gaat al de particuliere maatschappijen, ‘die een reeks
van jaren bezig zijn geweest de automo’bielverzekerin’g
op te bouwen en te populariseeren en in ‘dien tijd 90
pOt. ‘der automobilisten onder haar vaan ‘hebben ge-
bracht, plotseling uit haar bedrijf te stoo’ten en met
haar haar personeel, omdat
zij
er niet in geslaagd zijn
de resteerende 10 püt. ook te hereilceu – spreek ik
slechts aarzelend uit, want in ‘de tegenwoordige tijden

maakt een beroep op de ‘billij’kheid niet veel indruk
meer.

2. ‘Op het oogeublik is ie’dere verzekeringmaatschap-
ij
vrij iemand al ‘dan ‘niet als verzekerde te accep-

•teeren. De ‘onderlinge concurrentie der maatschap-
pijen zorgt er wel voor, ‘dat iemand niet op lidhtvaar-
dige ‘gronden als verzekerde geweigerd wordt, maar
anderzijds zijn er automobilisten, ‘die het zoo bont ge-
maakt hebben, dat geen ‘maatschappij hen meer als
verzekerde wil aanvaarden. Aldus wordt getemperd
het bekende nadeel aan iedere verzekering verbon’den,
dat het •het verantwoordelijkhei’dsgevoel vermindert
en ibij automobilisten woest
rijden
zal bevorderen.
Verplicht stellen van verzekering ‘brengt echter
mi. noodwendig met ‘zich mee verbod aan de maat-
schappijen ‘om een aangeboden risico te weigeren. De

ver’zekeringmaatschappij mag niet door eene verzeke-
ring te weigeren aan den automobilist ‘het
rijden
on-
mogelijk maken en aldus zich op ‘den stoel des rech-
ters plaatsen. Het staat uitsluitend aan den rechter,
daarover te beslissen, en deze ‘doet ‘dit ‘door ‘het al ‘dan
niet ontnemen van het rijbewijs.

3 Geen verzekering geldt tot in het oneindige,
steeds is ‘de tijdsduur begrensd. Men verzekert zich 6f
voor een ‘bepaalden tijd (1 Jan. 1935—’36) 6f voor

13 November 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1003

‘onbepaalden tijd (1 Jan. 1935—’36 en verder telkens

voor één jaar doorloopend) maar dan met bevoegdheid
voor ‘beide partijen de verzekering telkens na afloop
van een jaar op te zeggen mits binnen zekeren termijn

vooraf waarsnbuwen’d.
De wet zal natuurlijk moeten voorschrijven, .dat
iedere automobilist zijn polis steeds hij zich moet heb-
ben en deze op eerste aanvrage aan den con’troleeren-

den ambtenaar moet vertoonen om te zien of hij wel

verzekerd is. Intussehen is men er dan nog niet, want
aan de polis is niet te zien of bij eene verzekering

voor on’bepaalden tijd gesloten eene opzegging als ho-
venbedoeld •heeft plaats gehad. Men zal dus wel ge-

noodzaakt zijn het verzekeren voor onbepaalden tijd

te verbieden.
Vele polissen bepalen, dat de verzekeraar zijner-
zijds bovendien nog de bevoegdheid heeft de verzeke-
ring ten allen tijde te beëindigen, ‘bijv. op een termijn
van 7 dagen. De verzekeraar zal daarvan gebruik ma-
ken wanneer hem na aanvankelijk gunstige infor-

maties gekregen te hebben naderhand uit zich voor-

gedaan hebbende schadegevallen blijkt, dat
zijn
ver-

zekerde toch een woest rijder is. Ook deze wijze van

tusschentij.dsche beëindiging ‘van het verzekeringscon-

tract zal verboden moeten worden. Voorstanders van verplichte automobielverzeke-
ring zullen het misschien gek vinden, maar het Wetb.
van Koophandel kent eenige gevallen, waarin een
verzekeraar geen schade behoeft te vergoeden.
Ik denk aan art.
249,
het geval van eigen gebrek,

en aan art. 279, •het ‘geval van eigen schuld, in ‘de

polis hijv. aldus uitgewerkt, dat geen schade vergoed
wordt wanneer deze veroorzaakt is, doordien de ver-
zekerde in ernstige mate ‘verzuimd heeft voor het
goed en veilig functionneeren van het motorrijtuig
zorg te dragen of niet alles in het werk heeft ‘gesteld
om schade te voorkomen of te verminderen.
Ik denk aan het geval, dat een automobilist iemand
opzettelijk doodrijdt of verwondt. Verzekering tegen
eigen opzet is iets, wat tot nu toe nog niet geoor-

loofd is.
Ik denk aan art. 251, dat den verzekeraar •de be-
voegdheid geeft zich op nietigheid der verzekering te
beroepen en .dus schadevergoeding te weigeren, wan-
neer blijkt, .dat de verzekerde hij het aangaan der
verzekering ‘voor den verzekeraar ter heoordeeling van
het risico (belangrijke omstandigheden verzwegen of
on:juist ‘heeft meegedeeld.
Tenslotte denk ik aan den algemeenen regel voor
alle overeenkoms’te.n cii dus ook voor de verzekerings-
overeenkomst geldend, ‘dat men vernietiging kan vra-
gen, wanneer men ‘door ‘dwang, ‘dwaling ‘of bedrog tot
.het sluiten der overeenkomst gebracht is.
De wet zal natuurlijk moeten ‘bepalen, dat het aan

‘den verzekeraar niet ‘geoorloofd is met
dergelijke
ver-

weren aan te komen tegenover ‘het slachtoffer, hoog-
stens zal zij den verzekeraar kunnen toestaan om na
het slachtoffer betaald te ‘hebben verhaal te zoeken op
den verzekerde.
Naast de wet kent ‘de polis ook nog gevallen,
waarin een verzekeraar geen scha’devergoeding ‘be-
hoeft te geven. Ik noem als voorbeelden:
het geval, dat het ongeluk ‘gebeurt tijdens deelne-
ming aan een snelheids- of behen’dighei’dswedstrijd,
het geval, dat ‘de automobilist onder den invloed van
alcohol verkeert, het geval,’ ‘dat ‘de automobilist zijn

premie niet ‘betaalt.
Het wordt eentonig ‘het te herhalen, maar de wet
zal moeten verbieden, dat ‘ook op die gron’dèn ‘de ver-
zekeraar weigert het slachtoffer sha’deloos te stellen.
Het bepaalde in ‘de artt. 1406 en 1407 B. W.,

die den rechter verplichten bij het bepalen ‘der schade-
vergoeding rekening te houden met den wederzij’d-
schen stand en fortuun der personen, kan tengevolge
‘hebben, ‘dat een slachtoffer slechts
gedeeltelijke
seha-
devergoedin’g krijgt, nl. wanneer de schade zeer ‘groot
en de automobilist maar een arm mannetje is.
Streeft ‘de wet naar
volledige
schadeloosstelling der

slachtoffers, ‘dan zal zij voor automobilisten de artt.

1406 en 1407 moeten wijzigen.
‘Welke verzekerde som moet de wet als minimum

voorschrijven?
Bijv.
f
25.000 bij d’ood of lichamelijk

letsel van één persoon,
f
60.000 hij ‘dood of lichamelijk

letsel van meerdere personen. Intusschen, welk cijfer
de wet ook stellen zal, men zal er rekening mee moe-
ten houden, dat zich steeds een geval kan voordoen,
waarin de schade der gezamenlijke slachtoffers nog

grooter is en dus voor dat geval eene regeling moeten

maken, waarbij het beschikbare ‘bedrag op billijke

wijze tussehen ‘de slachtoffers verdeeld wordt met ge-

volg, ‘dat ‘de slachtoffers toch nog geen volledige

schadevergoeding krijgen.
Tenslotte zal men nog eene regeijng moeten ma-
ken ‘om te voorkomen, dat ‘de schadepenningen in den
boedel raken van den juist gefailleerdeu automobilist
en aldus niet ten ‘goede komen uitsluitend aan diens
slachtoffers, maar aan al diens crediteuren. Dat cciie
dergelijke regeling nog niet zoo eenvoudig te maken

is en dat men licht consequenties, die er aan vastzit-
ten, over het hoofd ‘ziet, heeft Minister Donner in

1927 ondervonden, toen
hij
meende deze kwestie een-

voudig te kunnen oplossen door een nieuw artikel 285

W. v. K. (reehtstreeksehe verrekening tussehen ‘den
verzekeraar en ‘de ‘benadeelde ‘derden), maar ‘door
de Tweede Kamer naar huis gestuurd werd met de

boodschap, ‘dat ‘de ontwerper ‘de practische gevolgen
van de voorgestelde regeling niet in alle opzichten
‘had vermogen te overzien en met de ‘belangen van
hen, ‘die ‘de voorgestelde bepaling zullen ‘hebben toe

te passen, ‘onvoldoende rekening had gehouden.

Nemen wij aan, ‘dat
wij
een wet
krijgen,
‘die het

ideaal, dat met verplichte automohielverzekering te

bereiken is, zoo ‘dicht
mogelijk
nadert, welke gevolgen

zullen ‘dan toch onafwendbaar intreden?

dat ‘in ons peperdure land ‘de ‘vaste lasten weder
van de salarissen uit de algemeene belastingen of uit
cciie nieuwe, speciaal •de automobilisten treffende be-
lastung zullen ‘moeten worden betaald, het verantwoor.deljkheidsgevoel der automobilis-
ten zal verminderen, nu zij weten, dat onder alle om-

standigheden ecu verzekeraar achter ‘hen staat,
de gevorderde schadeloosstellungen zullen om de-

zelfde reden stijgen,
de premies ‘zullen ‘belangrijk ‘hooger worden ivan-
neer ‘de verzekeraar geen enkele ‘dci- excepties meer
mag opwerpen, die ‘hem thans ten ‘dienste staan,
bovendien verplicht is iedereu automobilist als ver-
zekerde te aanvaarden. Dit is proefon.dervinde’lijk in
alle landen, die verplichte automobielverzekerung heb-
ben ingevoerd, bewezen, zoodat het resultaat zal
wezen:

‘dat in ons peperdure land d, vaste lasten weder
verder zijn gestegen,
dat de autom’obielverzekering verlaagd is tot iets,
dat niet anders dan een caricatuur genoemd kan wor-
den van hetgeen ‘het verzekeringseontract ‘behoort

te zijn,
‘dat het iantal slachtoffers eerder toe- ‘dan af-
neemt, zij ‘het dan, ‘dat zij zich met het praedicaat
,,bij ‘de ivet ‘beschermd” mogen sieren,
dat toch nog slachtoffers, zonder schadevergoe-
ding te
krijgen,
vallen, wan.t geen verplichte automo-
‘bielverzekeringswet kan verhinderen, .dat zich nooit

een onverzekerde automobilist op den ‘weg bevindt.
1)

Dit alles geschiedt noodeloos. Ik zeg ‘dit, sinds ik
in Econ.-Stat. Berichten van 16 October ji. een arti-
kel van Dr. P. D. Pestman ‘heb gelezen, waarin

1)
Ik weet wel, dat de almachtige wetgever ook daarop
wel iets kan verzinnen.
Zoo
bestaat in Zweden de rege-
ling, dat, wanneer een ouverzekerde automobiel een slacht-
offer maakt, de schade gedragen en omgeslagen moet wor-den over al de toegelaten ‘maatschappijen. Dit kan ik geen
verzekering meer noemen, zelfs geen cai’ k’atuur ervan..
Het is niets anders dan cciie extra-belastingheffing van
verzekerin’gniaatsohappijen, door de Overheid als voor
waarde aan de toelating verbonden.

1004

ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN

13 Novemb 195

deze medecleeling ‘doet van een stelsel, dat, aanbevolen

wordt in een op 5 Juli 1934 ‘door de Fransche par-
lementaire Commission ‘d’assurauce et de ‘prevoyance sociale uitgebracht verslag.

ilet stelsel komt op het volgende neer:
Alles blijft ‘bij het oude, totdat het slachtoffer een

in kracht van gewijsde gegaan vonnis tegen den auto-
mo’bilist gekregen ‘heeft, ‘dat hij niet kan executeeren.

Nu treedt de Staat op, hijv. door middel van zijn

orgaan de Rijksverzekeringsbank. Deze betaalt het

slachtoffer de toegewezen schadeloosstelling uit, doch
treedt daartegenover in. de rechten, die het slachtoffer
tegen ‘den automobilist heeft. De Rijksverzekerings-

bank ‘heeft meer kans nog iets van den automobilist
los te
krijgen
dan het ongelukkige slachtoffer.
De Rijksverzekerings’bank put de noodige gelden

uit een fonds, ‘dat gevormd wordt door: –

datgene wat ‘de Rijksverzekerin’gsbank nog van
den schuldigen automobilist weet los te krijgen,

een boete den schuldigen automobilist op te
leggen,

een omslag over alle automobilisten te incassee-
ren,
‘bijv.
door eene verhooging ‘der grondslag motor-
rijtuigen van ‘de personeele belasting.

Voor Frankrijk wordt berekend, ‘dat die omslag

niet meer zal behoeeu te bedragen dan Frs. 10 voor
auto’s ‘onder 8 pk en Frs. 20 voor de overige.
Laat de Regeering in ‘die richting eene oplossing
zoeken en ons voor de zegeningen eener verplichte
au tomo’h i elverzekering sparen.
Mr. A.
VAN WULFFTEN PALTHE.

HET UITVOERRECHT OP BEVOLKINGSRUBBER ALS
STIMULANS VOOR DEN UITVOER.

Het ‘bericht, dat cle uitvoer van ‘bevolkingsrubber in de maand October niet minder dan 17.763.628 kg
of 17.484 long tons heeft ‘bedragen, zal velen met

verbazing hebben vervuld. Inderdaad, het is voor

dengene, die het onder oogen krijgt, ook wel zeer
merkwaardig, dat het recht, hetwelk ten doel ‘heeft

den uitvoer te beperken en ‘dat in verschillende
etappes met 6 cts. per kg is verhoogd geworden, den

export, i.n plaats van dezen te doen dalen – boven-

‘dien het normale seizoensverschijnsel – 9.544 tot
17.484 long tons doet stijgen.

En ons artikel in E.-S.B. van 16 October ji. hebben
wij erop gewezen, dat alleen een zeer scherpe ver-
‘hooging van het uitvoe.rrecht effect zou kunnen sor-

teeren; de Regeering in Indië meende evenwel, dat

een verhoogi.ng van 6 ets. voldoende was. Nu moet men
zich bij de beoordeeling van ‘deze verhoeging aller-
eerst voor oogen houden, ‘dat tegelijk met ‘het op-voeren van deze heffing ook het prijsniveau gedu-

rende de maand October gestegen is en wel met on-
geveer 5 cents per kg, zoodat dus ook het provenu,
dat aan ‘de bevolking komt, grooter is geworden en
ten ‘dccle de vermindering daarvan, veroorzaakt door

het uitvoerrecht, werd gecompenseerd. Daarnaast kan
aangenomen worden – een verschijnsel, ‘dat ‘zich
steeds voordoet indien de marktprijs een ‘dalende
tendens heeft – ‘dat ‘in verhouding tot de noteering
het provenu procentueel grooter is geworden, omdat de ‘handel liever een ‘deel van zijn winst laat vallen,
‘dan geen ru’bber meer te krijgen. In hoeverre ‘hier-
van sprake is geweest, zal t.’z.t. ‘de berichtgeving
over ‘de bevolkiugarubber in het vierde kwartaal moe-
ten uitwijzen.

Vast staat echter wel, dat er van een scherpe ver-
hooging van het uitvoerrecht in verhouding tot ‘den
prijs ‘geen sprake is geweest en wederom is ‘bewezen,
dat ons ‘betoog, dat ccii achter het
prijsniveau
aan-
komende export-regulateur niet bevredigend kan wer-
ken, juist is geweest.
Een tweede verklaringsmoment voor ‘de groote
exporten moet gezocht worden in den afvoer van
voorraden, hetgeen ook weer volkomen begrijpelijk is.
Niet slechts van die bij de erkende ‘handelaren, welke

vn 7.575’tot ongevëer 4.300 long tons zijn verinin-

‘derd, -doch ook varil de voorraden in het binnenland.
Met de voortdurende dreiging van, een vrijwel on-
middellijk ingaande verhoogung van het uitvoerrecht

voor oogen is het alleszins ”begrijpelijk,’ dat de voor-
ra’den zooveel ‘mogelijk werden ‘gespui.d. Op een
komende verlaging van het recht viel niet te reke-

nen, terwijl elk oploopen van ‘den marktprijs,

dat niet dadeljk door een verhooging van het recht

gecompenseerd werd, een voordeeltje leverde, ‘dat

slechts tijdelijk
zou
blijven bestaan. Een vasthouden
van voorraden voor een hausse-speculatie had dus
geen ‘doel en ‘daarmede wordt een ruiming der voor-
raden geheel verklaard.

Doch hierdoor wordt ‘de sterke toeneming ‘der
expôrten waarschijnlijk niet ten volle verklaard, zoo-

‘dat er tenslotte nog een andere oorzaak moet zijn

geweest. In ons artikel iii E.-S.B. van 14 December

1932, waarin wij de structuur der ‘bevolkungsrubber hebben geanalyseerd, hebben wij erop gewezen, ‘dat
er een gegeven oogenblik komt, waarop een daling

in opbrengst niet leidt tot een verkleiniivg, doch tot
een vergrootung van voortbrenging en uitvoer.
Wij
kwamen ‘daar tot de conclusie, ‘dat voor zoover ‘de
vubhertuinen ‘dienden als middel tot levensonder-

houd, een ‘daling van ‘de opbrengst per eenheid pro-

‘duet ertoe leidde, dat een streven ontston’d de in-

komsten door veigrooting der productie op hetzelfde
niveau te houden. Een voortgezette prijsdaling ‘deed
dus eerst de productie afnemen, -doch ‘daarna, indien
een zeker critiek punt werd bereikt, wederom toene-

men, om hij een verder aanhouden van de daling de
voortbreugin-g allengs te verminderen.
Uit het rapport over de bevolkingsrubber gedurende
het eerste kwartaal van ‘dit jaar weten wij, -dat in ‘de
onderzochte streken is gebleken, ‘dat het klein’bezit
aan productieve tuinen voortdurend stijgende is en

‘da-t hiermede ‘bovendien gepaard gaan niet alleen een

stijgen

de productivi’teit, ‘doch ‘bovendien een toene-
mende produetiedrang; de October-cijfers nu toonen
zeer waarschijnlijk aan, dat het critieke punt, waarop
een daling van opbrengst leidt tot vergrooting Van
voort brenging is bereikt,
niet andere woorden, dat dc onvoldoende verhoogunq van het u’itvoerrecht ertoe
heeft geleid juist het verkeerde
effect
te sorteeren.
Een scherpere verhooging zou geleid hhhen tot een
vermindering van cie productie, omdat andere bezig-
heden loonencicr zouden zijn geweest; -deze veihooging
evenwel liet ‘de kans door iets intensiever tappen een
zelfde inkomen te behouden en deze kans werd genomen.

Eet feit, ‘dat het Gouvernement ‘doorging te expe-
ri’menteeren, heeft dus alleen maar nieuwe moeilijk-heden gegeven; het ‘heeft ons bovendien geleerd, dat thans een ingr’jpende verhoogina van het recht in-
vloed op den uitvoer moet gaan oefenen,
zoodat ‘wij
deze nu binnenkort wel ‘tegemoet kunnen zien. )
liet valt te ‘betreuren, ‘dat -door ‘dit al de positie
nog ongunstiger is ‘geworden, ‘zooals uit de volgende
cijfers blijk-t (ontleend aan Bulletin van het Int. }teg:
Cornm.)

long. tons
Uitvoer gedurende Januari/September
1935 ., ….112.836
October

……….. ………
17.484

Uitvoer Januari/October
1935 ……………….130.320
Toegestane quotum voor geheel
1935 . . 112.566 1. t.
i)oor ondern. ter beschikking te stellen
. 19.685 1.
‘t.
– 132.251

1.931
daarbij ‘maximaal toegcstaiie oversc.hrijding van
5 pCt.
van het toegestane quotum voor bevol-
kings- en ondernemingsrubber
(270.000
tous) ..
13.500

Totaal ….
15.431
Af’:
overschrijding
1934
door bevolkingsrubber ..

8.309

gedurende November/December nog aan ‘bevol-
kingsrubber te exporteeren ………………
.7.122

1)
Na
ihet ter perse zijn van dit artikel’ werd -het recht
reeds van
26
tot
29
ets, verhoogd. (Red.)

13 November 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1005

Het quantum van 20,,millioen. kg
licenties, dat

de ondernemingen ter beschikking van het Gou-

vernement stellen teneinde Het de gelegenheid

te geven de internationale verplichtingen na te ko-
men, is dus reeds voor meer ‘dan de helft in October

verloren ‘gegaan; inderdaad verloren gegaan, want de
opvoering der productie had ten deele de bedoeling

eenzelfde inkomen te verwerven, terwijl ‘het aanmoe-

digen van den export van voorraden in het geheel

geen nut had.
Voor de gelijkmatige inkomensverwerving der be-
volking ter vermijding van moeilijkheden in de twee
laatste maanden is ‘het in elk geval vergeefsch ge-

weest en met ‘belangstelling mag dan ook afgewacht
worden, welke maatregelen het Gouvernement ‘thans

zal nemen en hoe Het in ‘de toekomst dergelijke onge-
wenschte, doch zeker niet onverwachte omstandig-
heden zal pogen te voorkomen. J. F. 11.

INNING ONBETWISTE GELDVORDERINGEN.

I.
Bij Koninklijke Boodschap van 5 October 1935 is

bij de Tweede Kamer ingediend een ontwerp van wet
houdende maatregelen tot vergemakkelijking van in-
nin’g van onbetwiste geldvor.derin’gen (Zitting 1935
—1936, No. 174). Dit wetsontwerp opent de moge-

lijkheid, dat voor opeischbare geidvorderingen tot
ieder bedrag een executoriale titel – dwangbevel
genaamd – verkregen wordt, zonder dat daartoe een

contentieus proces noodig is.
De voorgestelde regeling, welke opgenomen zal

worden in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde-
ring, als nieuw toe te voegen 12de afdeeling van den
6clen titel van ‘het 3•de boek (artt. 882-899), komt in

het kort op het volgende neer:

1. De schuldeischer van een opeisohbare geldsom wendt
zich met een verzoekschrift tot den ‘volgens de gewone
competentieregels bevoegden rechter ter verkrijging van
een •dwaugbevel; bij het verzoekschrift, hetwelk o.m. het
bedrag en de grondeii der vordering dient te bevatten,
moeten de tot staving daarvan dienende bescheiden over-
gelegd worden; verzoekschriften aan de rechtbank moeten
per procureur geschieden; behandeling bij de rechtbank
geschiedt door een enkelen rechter (artt.
882-884
Rv.).
2.
De griffier zendt deze schuldenaar een afschrift van
de stukken, onder opgave binnen welken tijd hij moet ant-
woorden; ‘de termijn is voor: binnenland,
14
dagen (be-
houdens verlenging); buitenland, ter vaststelling door den
rechter; ingeval het adres van den schuldenaar onbekend
is, gesohiedt oproep per advertentie (art.
885).
3. De voLgende mogelijkheden doen ‘zich voor:
de schuldenaar antwoordt niet: de rechter vaardigt
het dwangbevel uit, ,jteu ware het verzoek hem onregt-
matig of ongegrond voorkomt”; de schuldenaar heeft mo-
gelijkheid van verzet (artt.
886-887);
de schuidenaar erkent zonder voorbehoud de geheele
geidsom verschuldigd te
zijn:
de rechter vaardigt het
dwangbevel uit, ook al mocht hij niet bevoegd zijn; hoo-
ger beroep is alleen mogelijk over de vraag, of de rechter
terecht het antwoord van den sahuldenaar als een volledige
erkenning beschouwd ‘heeft (art.
888);
de sehuldenaar geeft een antwoord, waaruit niet blijkt,
dat ‘hij zonder voorbehoud erkent de geidsom schuldig te
zijn: de zaak wordt verwezen naar de gewone terechtzit-
ting om contradictoir te worden afgedaan; indien en voor
zoover echter de schuldenaar zonder voorbehoud erkent
een gedeelte der geldsom verschuldigd te zijn,
kan
de rech-
ter een dwangbevel uitvaardigen, onder verwijzing van het niet erkende gedeelte (art.
889
jO
888)
; de rechter
heeft de bevoegdheid alvorens de zaak te verwijzen par-
tijen voor een schikking op te roepen (art.
890).
4.
Het dwaugbevel heeft in geval sub a. kracht
t)
van

verstekvonnis; in geval sub
b.
(en
c.)
van op tegenspraak gewezen aan hooger beroep onderworpen vonnis; de rech-
ter kan de voorloopige tenuitvoerlegging ‘met of zonder
borgstelling gelasten.
5.
Het totaal verschuidigde gi:iffiereeht vanaf de mdie-

t)
Is zulks
voldoende i.v.m. artt.
430, 439
c.a. -Rv.? Vgl.
art.
-14
Wet van
22
Mei
1845,’ S. 22.
Zie ook ‘Wet van

4
Augustus
1917, S. 507,
omtrent de executie .van dwang-
bevelen in Nederlandsch-Indië.

ning van het verzoekschrift tot en met de afgifte van het
dwangbevel zal bedragen in: kantongerechtszaken (boven

f
25,—):
f 5,—
(thans
f 7,50);
reehtbankzaken:
f 10,—.
De schuldeischer bespaart zich de kosten van de dag-
vaarding
1),
de oproeping ter rolle en de grosse (tesamen
minstens
f 10,— h f 12,—);
voorts zullen uiteraard de
kosten van dcii procureur (gemachtigde) minder be-
dragen.
6. Voor
de verzoekschriftcn en de door de griffie te
verrichten mededeelingen worden formulieren vastgesteld;
bij de indiening van het verzoekschrift met de stukken
moet een afschrift daarvan bijgesloten worden (artt.
899,

S83.

Door de indiening van dit wetsontwerp heeft de

Regeering eindelijk gevolg gegeven aan de reeds
sinds jaren bij haar uitgeoefenden drang, om op het
gebied van de inning van (kleine) geldvorderingen
maatregelen te nemen. Zoo werd sinds ‘de ,Tustitiehe-

grooting voor 1928 telken jare in ‘het Voorloupig

Verslag van de Tweede Kamer en vaak ook van de

Eerste Kamer op dergelijke maatregelen aange-

drongen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Arn-hem heeft er destijds in belangrijke mate toe bijge-

dragen om deze zaak in de meer algemeene belang-
stelling te brengen, door in 1925 aan den Minister

van Justitie ter beoordeeling voor te leggen een
wetsontverp nopens het incasseeren van geldvorde-

ringen onder
f
200, hetwelk als uitgangspunt had het
in Duitschland bestaande ,,Mahnverfahren”. Dit ont-

werp kon aanvankelijk noch bij den Minister, noch

bij de Staatscommissie-Limburg
3)
genade vinden. De

Minister meende toentertijd, dat goeddeels aan de de-
siderata tegemoet gekomen zou zijn door de Wet van
12 Januari 1929, S. 7, nopens het verhaal der kosten
van den gemachtigde in kantongerechtszaken (nieuw

art. 57a Rv.). Alras ‘bleek echter, dat bedoelde wets-
wijziging geringen baat opleverdé. Naast het bezwaar,

dat een gewone procedure noodig bleef om een exe-

cutorialen titel te verkrijgen, drukten ook nadien de
aan dezen rechtsgang verbonden kosten (dagvaarding,
bijstand, grif fierechten, grosse) onevenredig zwaar

op kleinere geidvorderingen, zoo zelfs, dat zij veelal

probibitief werkten.
Verdere pogingen bij de Regeering om ook aan
deze bezwaren tegemoet te komen stuitten toen bij
haar op tegenwerpingen van financieelen aard; ge-

zien den steeds slechter wordenden toestand van
‘s Rijks financiën kon zij geen maatregelen bevorde-
ren, welke een vermindering van inkomsten uit grif-f ie- en zegelrechten mede zouden brengen. Zeer te-

recht is de Regeering hierop teruggekomen.
De eer van het feit, dat de wetgever thans gaat in-
grijpen, komt voor een zeer groot deel toe aan de
Kamer van Koophandel en Fabrieken te Arnhem, welke
hiervoor onvermoeid geijverd heeft, eerst door het
opstellen van het bovenvermelde voorontwerp, later
o.m. door haar onderzoekingen omtrent de werking

van het ,,Mahnverfahren” in Duitschiand. Een ver-
gelijking voorts van haar ontwerp
3)
met het thans

ingediende doet zien, in hoe belangrijke mate het
hare als grondslag voor het onderhavige heeft ge-

diend.

De indiening van dit wetsontwerp valt toe te jui-
chen. In de eerste plaats omdat het, èn door kosten-
besparing, èn door belangrijke vereenvoudiging dcr
procedure, de zeer ongunstige positie, waarin de

schuldeischer van een kleine geldvordering ten op-
zichte van den tot betalen onwilligen schuldenaar

t)
Aangenomen kan worden, dat de verzoekschriften niet
zegelpliohtig zijn.
De M. v. T. vermeldt niet, of de Staatscommissie in
het onderhavige wetsontwerp gekend is.
Voor den tekst (met M. v. T.) zie om. Weekblad van
het Recht No.
11419.

1006

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935

staat, aanmerkelijk zal verbeteren. Het moest een de-

moraliseerende werking hebben, welke te sterker voel-

baar moest zijn in deze jaren van depressie, nu reeds

zoo vele schulden door onmacht niet betaald worden,

dat speciaal bij kleine geidvorderingen de ingewik-
kelde procedure en de sterk prohibitief werkende

kosten den schuldeischer practisch machteloos deden

staan. Uit de practijk is te goed gebleken, hoe onder

die omstandigheden onwillige schuldenaren gekweekt
worden.

Daarnaast zal de nieuwe regeling ongetwijfeld een
belangrijke werkbesparing voor de rechterlijke macht

medebrengen. De M. v. T. spreekt de verwachting

uit, dat 1het gros der verstekzaken ‘) nu vermoedelijk
van de rollen zal verdwijnen. Mogelijk is dat te opti-

mistisch gedacht. Zeker is echter – de ervaring met

het ,,Mahnverfahren” in Duitschland heeft dat ook

bewezen -, dat met een doeltreffende regeling, vele

van dergelijke wanbetalingen zonder eigenlijk proces

afgewikkeld kunnen worden. Zal bovendien het be-
staan van deze regeling op zichzelf niet reeds vele

wanbetalers tot betere gedachten brengen?

Het wetsontwerp heeft, in tegenstelling met het
Arnhemsche ontwerp, betrekking op
alle
geldvorde-
ringen. De practijk zal moeten uitmaken of ook voor

grootere schulden deze regeling veelvuldig toepassing

zal vinden en met succes.

Anders dan het Duitsche ,,Mahnverfahren”, geldt

de voorgestelde regeling alleen voor gelclschulden en

niet ook voor verplichtingen in vervangbare goede-

ren en waardepapieren. Uitbreiding tot deze laatste

zou weinig gepast hebben in het systeem van onze
wet, welke in het algemeen de z.g. reëele executie

niet kent.

1-let wetsontwerp valt niet onder de eigenlijke ,,cri.-
sis-wetgeving”, welke een zoo overheerschende plaats
bij den Nederlandshen wetgevenden arbeid is gaan
innemen. Niettemin brengt het ,,aanpassing” in den

goeden zin des woords.

Iv.

De in het wetsontwerp voorgestelde procedure vol-
doet ongetwijfeld aan den eiseh eenvoudig te zijn. De

formaliteiten zijn tot een minimum teruggebracht.
Bij een voor den schuldeischer gunstig verloop, d.w.z.

indien de schuldenaar, hetzij in het geheel niet ant-
woordt, hetzij zonder voorbehoud erkent het geheele
gevorderde bedrag schuldig te zijn, is de indiening
van het verzoekschrift met de stukken het eenige wat
hem te doen staat; geen behandeling op een zitting
vindt plaats, geen
noodzakelijkheid
dus om zelf of bij

gemachtigde (procureur) te verschijnem
Hij
ontvangt

t.z.t. het dwangbevel thuis. Spreekt de schuldenaar de
vordering tegen, dan wordt de zaak volgens de ge-
wone procedure afgehandeld. De schuldeischer heeft
dan het tijdverlies van de ,,voor-procedure” (als regel
veertien dagen). M.i. speelt dat voor de overgroote
meerderheid der achterstallige vorderingen geen rol.
Ook aan het inleidende verzoekschrift
zijn
zeer een-
voudige eischen gesteld; geen sprake van een dag-
vaarding, met de inkleeding waarvan de zaak staat of
valt.
Op één punt
twijfel
ik echter aan de doeltreffend-
heid der voorgestelde regeling. De rechter moet ni.
de zaak naar de gewone terechtzitting verwijzen, ,,in-
dien de schuldenaar binnen den gestelden termijn
antwoordt, maar uit zijn antwoord niet blijkt, dat hij
volledig erkent de opgevorderde geldsom verschul-

digd te zijn”. Te vreezen valt, dat juist bij geidvor-
deringen tot een gering bedrag, een zekere categorie
schuldenaren er de gewoonte van zal maken, zonder
meer te antwoorden ,,vordering niet erkend” (de

‘) De ook
in
de
M. v. T.
aangehaalde Justitieele Statis-
tiek over
1933
geeft de volgende cijfers:
Rechtbanken, totaal
14.567
einduitspraken, waarvan
7796
bij verstek.
Kantongerechten, totaal
45.824
einduttspraken, waarvan
24.760 bij
verstek.

thans gebezigde tekst laat zulks toe), er wellicht op

speculeerende, dat de sehuldeischer de zaak niet zal

doorzetten van wege de moeite en kosten der gewone

procedure, welke dan moet volgen. Het Aruhemsche

ontwerp voorzag deze mogelijkheid reeds in zekeren
zin, waar het voorschreef, dat het antwoord van den

schuldenaar om verwijzing naar de gewone zitting

tengevolge te hebben, naar het oordeel van den rech-

ter een betwisting van de verschuldigdheid van het

gevorderde bedrag moet inhouden; een min of meer

subjectieve maatstaf dus. Wenschelijk is daarom m.i.,
dat in ieder geval aan het antwoord van den schulde-

naar de eisch wordt gesteld van een zekere (zij het

summiere) motiveering en dat de rechter de bevoegd-
heid
krijgt
met de ontkenning geen rekening te hou-
den op grond van onvoldoende of kennelijk onjuiste

motiveering daarvan. Hieraan ware dan vast te knoo-

pen het recht van den schuldenaar om tegen een der-

gelijke beslissing van den rechter in hooger beroep te

gaan (analoog ‘dus aan het voorgestelde art. 888, lid
4 Rv.). Ik vraag mij voorts af, of niet, teneinde in
dergelijke gevallen afzonderlijke procedures met ver-
wijzingen te voorkomen, het hooger beroep en de be-
handeling ten principale op een of andere wijze ge-
combineerd kunnen worden.

Bij eenvoud en een minimum van formaliteiten in het procesrecht moet men dubbel op
zijn
hoede zijn;

dat met de belangen van partijen en in het bijzonder
•dan van den sehuldenaar rekening wordt gehouden.
Een moeilijk punt is
altijd
de ,,onbekende’ woon- of
verblijfplaats”. Men kan wel zeggen, dat de schulde-
naar, ‘die ,,met den noorderzon” vertrokken is, meestal

geen verhaalsobjeeten achterlaat, welke het verwerven

van een executorialen titel waard zijn. Er zal echter

nauwkeurig op gelet dienen te worden, dat niet te
spoedig tot ,,onbekendheid” geconcludeerd wordt, ook
in veiban’d met den ,,oproep”, welke dan per adverten-
tie plaats moet vinden. Waar hier voorts het zonder

meer niet antwoorden door den sehuldenaar op kor-

ten termijn vergaande executiemogelijkheden opent,
kan een tijdelijke afwezigheid van den beweerden

schuldenaar voor hem zeer onaangename gevolgen

hebben. Zooveel mogelijk moet dus gewaarborgd zijn,
dat de stukken inderdaad in handen van den schul-

denaar komen. De rechter zal hier, zoo noodig, een
ruim gebruik moeten maken van zijn bevoegdheid om
den termijn te verlengen.

Op een paar punten van ondergeschikt belang wijs
ik nog. Het lijkt in de eerste plaats wenschelijk, dat
in art. 883, lid 5, naast de mogelijkheid van aanvul-

ling (verbetering) van het verzoekschrift ook die van

aanvulling (verbetering) der stukken wordt voorzien,.
Voorts bepaalt art. 884, lid 2, dat de oorspronkelijke
bij het verzoekschrift ingezonden bescheiden, ter grif-
fie blijven berusten; deze stukken zullen veelal later
voor den schuldeischer ook nog van belang kunnen
zijn; hij moet daarom, na afloop van de procedure,
weer de beschikking daarover kunnen krijgen (vgl.
art., 148 Rv.).

Het valt buiten mijn bestek om het belang van dit
wetsontwerp in het algemeene kader van het Wet-

boek van Burgerlijke Rechtsvordering (lijdelijkheid
van den rechter, beteekenis der dagvaarding, opster-
ken van het exeeutiereeht) en de voorstellen tot her-
ziening daarvan, te beschouwen. Slechts zij gewezen
op de verdere verschieten van efficiency
bij
de recht-
spraak, welke het ontwerp opent; ,,De indiening van
het verzôekschrift en de afdoening daarvan zullen
aan formulieren worden gebonden, zoo ingericht, dat
met een enkele aanteekening de handeling van den
griffier, de houding van den schuldenaar en de be-
schikking van den rechter kunnen worden vastge-
legd”, aldus de M. v. T. Het doet denken aan de for-
mulieren, in gebruik bij een modern gemechaniseerd
bankbedrijf. Moge ook in dit opzicht de rechtspraak
zich verder ,,aanpassen”.
Mr.
W. A. VAN RAVE5TEYN

13 November 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1007

VERKEERS VERSCHIET.

T.

Bij de behandeling van het wetsontwerp tot ver-
lagin’g der openbare uitgaven in de Tweede Kamer

heeft ‘de Minister van Vaterstat eenig perspectief
geopend aangaande de maatregelen, die eerlang met

betrekking tot 4e regeling van het verkeerswezen

zullen worden getroffen. Een v66r-ontwerp voor auto-
bus-vergunningen verkeert thans in het clair obscur

der geheime dossiers, terwijl een soortgelijk ontwerp

tot regeling van het vrachtautoverkeer binnenkort

het, voorloopig eveneens ietwat duistere, levenslidht
hoopt te aanschouwen.

De entourage, waarin ‘de geboorteklok der concessie-

wetgeving geluid werd, is typeerend voor de plaats,
die zij •zal innemen en het doel, dat met haar afkon-
digin’g der Regeeriiig voor oogen staat. Zij zal ni.
gezien moeten worden als één der middelen om te

geraken tot een ordening van het verkeerswezen,

waarbij zij – naar punt 6 der M. v. T. betreffende

§ 47 van bovengenoemd ontwerp – meer in het bij-
zonder zal moeten verzekeren, dat redelijke ‘bestaans-

voorwaarden der verkeersondernemin.gen in acht ge-

nomen zullerr worden en dat een juiste verhouding
tusschen het beschikbare vervoer en de capaciteit der
openbare vervoermiddelen zal
blijven
(!) bestaan. Deze doelbepaling kan weinig geslaagd genoemd
worden, omdat ‘zij – het voorstellende alsof alleen
het belang der vervoerondernemingen met een conces-
siestelsel gediend is en niet den noodigen nadruk
leggende op ‘het
publieke
belang, dat er door bevor-
derd wordt – de beteekenis van een concessie-wet-
geving verengt en de aanvaarding van de beperking
der ‘indivi’dueele vrijheid, die zij tengevolge heeft,

noodeloos verzwaart. Het is op deze, meer algemeene,
beteekenis, dat wij hieronder wat meer licht willen
laten vallen.

Om te verstaan, •dat het
algemeene
belang bij een
concessie-wetgeving ten nauwste betrokken is, is ‘het
daarom ‘goed de verwijzing naar punt 6 ‘der M. v. T.

-an bovengenoemd wetsontwerp los te laten en de
aankondiging der concessioneering van ‘h’et autover-
keer te beschouwen als een deel van het plan van
wetgeving, ‘dat de Regeering ter coördinatie (verkrij-
ging van een zoo economisch mogelijk en in het alge-
meen belang functionneerend verkeersapparaat) noodig
acht. Met de plaatsing in
dat
milieu is ‘het niet alleen
mogelijk ‘het met de concessie-wetgeving na’gestreefde
doel
juist te formuleeren, maar ‘is ‘het evenzeer moge-
lijk haar
inhoud
te ‘bepalen. Want evenmin ls •de
coördinatie-zelve ten ‘doel mag heb’ben de
particuliere
belangen der verkeersondernemingen te ‘bevorderen,

maar veel meer de Staat met zijn ingrijpen pogen
moet het algemeen belang te beschermen en te bevor-
deren, evenmin mag voor het middel, dat tot coördi-
natie voeren moet, het particuliere belang richting-
gevend zijn, maar is het noodzakelijk, dat ook hier
bevordering van het algemeeii belang op -den voor-
gron’d sta.

Welke ‘de inhou’d der wetgevingen is, is ons uit
den aard ‘der zaak on’bekend, maar het ‘zal o.i. van weinig speculatie getui’gen, indien wij vermoeden,

dat het bestaande, in 1926 ingevoerde concessie-stelsel
voor publiek vervoer van reizi’gers per auto, ‘dat een
gedecentraliseerde verguuning-verleening kende, ver-
vangen zal worden door een stelsel, waarbij ‘de verlee-
ning ‘door een centraal lichaam geschiedt. Wat het
vradhtautovervoer ‘betreft is het niet onmogelijk, ‘dat
he’t in.dertijd door Minister Reymer ingediende voor-
stel opnieuw on’der de aandacht verschijnt.

De onbekendheid met de bepalingen ‘der voorgeno-
men concessie-wetgeving maakt het evenwel mogelijk
daarvan onafhankelijk en on’beïnvloed eeni.ge beschou-
win’gen te wijden aan de beginselen, waarvan de
Overheid zal moeten uitgaan.

Zoo’als reeds in het voorgaande is ‘gesteld, moeten
de bepalingen der concessie-wetgeving ‘- het middel

– ontspruiten aan ‘dezelfde ‘beginselen, die •ook ‘de

coördinatie – het ‘doel – moeten heheerschen. Der-
halve zal ‘de concessie-wetgeving bepalingen moeten

kennen, welke zoowel •het algemeen belang zullen ‘be-
schermen als ‘het bevorderen.
Ter
bescherming
van dat belang zal de concessie
allereerst bepalingen moeten bevatten, welke de
veilig-
heid
van het verkeer tbeoogen. Hiertoe zal behalve

keuring en periodieke herkeuring van materieel en

personeel ook vaststelling der ‘dienst- en rusttijden
nood’ig zijn, zoodat ‘deze laatste – bij ‘den ‘bestaanden

toestand vergeleken – uitgebreid wordt tot het tou-
ringcar- en vrachtauto-bedrijf.
Eveneens zal ‘het publiek beschermd dienen te wor-
den ‘door bepalingen, welke de
wettelijke aansprake-
lijkheid
regelen en aan de kleinere, minder kapitaal-
krachtige ondernemingen de verplichting tot verzeke-
ring. tegen het risico van aansprakelijkheid jegens

derden opleggen, terwijl -ten derde verzekerd dient
te worden, ‘dat de verzenders op gelijke u’ijze behan-
deld
‘zullen worden. Hiertoe zullen zoowel de
ver-
plichting tot vervoer
van alle aangeboden goede-
ren en alle personen, die zich voor het vervoer aan-
melden, als de verplichting tot
publicatie der tarieven
moeten worden voorgeschreven. Of men eehter tot dit

laatste ofschoon principieel juist – in de be-

staande verhoudingen zal overgaan, is niet zeker, om-

dat men onlangs van ‘dit beginsel ten aanzien van
de spoorwegen is afgeweken; men zal thans moeilijk

den vradhtauto-on’dernemer kunnen verplichten tot
openbaarmaking zijner tarieven, terwijl men ‘den con-
current toelaat met niet-openbare tarieven te inani-
puleeren. Het zou daarom aanbeveling verdienen met
‘de beide concessie-wetten tegelijk in te ‘dienen een
wijziging ‘der spoorwegwet, waarbij de publicatie der

tarieven voor die vervoeronderneming ‘wederom ver-
plichtend wordt gesteld.

Zullen de ‘bovenaangeduide ‘bepalingen ter
bescher-
ming
van

het algemeen belang in het algemeen wor-den aanvaard en zonder veel .moeite kunnen worden
‘geformuleerd, ‘an’ders ‘staat het met ‘de bepalingen,
welke de
bevordering
van ‘dat belang ten ‘doel hebben.
Niet alleen dat de tweede groep bepalingen veel
meer ‘dan de eerste groep ruimte zal geven tot mee-
ningsverschil omtrent de wenschelijkheid der bepa-
lingen, ook de juridische formuleering zal veel meer
moeilijkheden bieden dan met de eerste groep het
geval was.

Een ‘der doeleinden, waarnaar men ter
bevordering
van het algemeen ‘belang zal moeten streven, is de
bevordering van een zoo goedkoop mogelijk vervoer,
hetgeen nauw samenhangt met de
dichtheid
van het
verkeer, dus met de verhouding van het aangeboden

aantal bewijsbare en het aantal ‘gevraagde •diensten.
Deze mogelijkheid van goedkoope productie ‘bij om-
vangrijken omzet, ‘die zich bij de verkeersbedrjven,
evenals •bij andere kapitaalintensieve bedrijven voor-
doet, moet ibij de eerste te meer worden gebruikt, daar
de ‘geproduceerde diensten niet opgestapeld kunnen

worden, maar •de mogelijkheid van gebruikmaking tijdelijk bepaald is. De eisch van een juiste verhou-
ding tusschen capaciteit (aanbod) en te vervoeren
hoeveelheid (vraag) klemt ‘dus in het verkeerswezen

n’og meer dan in andere kapitaalintensieve bedrijven.
Nu is het bekend, dat in de huidige omstandighe-
‘den deze verhouding ‘zeer ongunstig is. Kon Prof.
Mr.
F. de Vries in zijn rede bij de iustallatie •der
Centrale Commissie van Advies en Bijstand voor het
Verkeersfonds nog slechts in het algemeen consta-
teeren, •dat er een ernstige wauverhouding bestond
tussheu de vervoerscapaciteit en den omvang van
het vervoer, de onlan’gs ‘gepubliceerde
Statistiek van
de bevrachtingen in de wilde vaart in Nederland,
1934, heeft geopenbaard, ‘dat de totale laadruimte der particuliere binnenschipperij (ad 3.117.638 t.) in 1934

slechts driemaal gebruikt werd (voor het vervoer van
9.852.095 t.).

1008

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935

Dat een dergelijke graad van capaciteitsgehruik tot
een zeer dun, en dus duur, vervoer leidt, is notoir.

1-Let concessiestelsel geeft nu der Overheid een effec-

tief middel in handen om door aanpassing van de
capaciteit aan de behoefte, een
goedkoop
vervoer ten
bate van de gemeenschap te bevorderen. Omdat iedere
concessie een uitvloeisel van een generaal verbod is,

kan de Overheid bij de ‘hanteering van haar conces-

sioneerende bevoegdheid, wanneer naar haar oordeel
het noodige evenwicht bereikt is, door afwijzing van

concessie-aanvragen, capaciteit-bepalend optreden en
het voor, een goedkoop vervoer noodige evenwicht
bewaren.

Is deze limiet zonder moeite theoretisch te formu-
leeren, -de practische uitwerking ontmoet veel meer
moeilijkheden. De
eerste
moeilijkheid ontstaat reeds
hij de vraag over welk
gebied
de door
publieke ver-
voermi-ddelen te bevredigen behoefte in oogensehouw

genomen moet worden. Beschouwt de Overheid
de behoefte aan verkeersdiensten van het geheele
land,
dan brengt dit mede, dat zij de concessionarissen
voor publiek vervoer vrij moet laten het emplooi voor
de hun toegestane capaciteit te vinden, waar zij dat

het gunstigst achten. Als -gevolg daarvan zullen ‘de
exploitanten zich – evenals thans – op de -dichtste
trajecten werpen en daarop een concurrentie voeren,

die op den duur fnuikend zal blijken voor het alge-
meen welzijn. Het is immers bekend, dat ‘de mededin-

ging zal voortduren totdat -de limiet der variabele

kosten bereikt zal zijn, terwijl op •dit niveau lang
doorgewerkt kan worden, omdat door voortdurend

kapitaalverlies–gevende overdracht van het materieel
de kapitaallasten der ondernemingen op ‘den duur
zeer gering zullen zijn.

Bij -dit systeem krijgt men ‘dus deiizelfden, voor de
gemeenschap verliesgevenden, toestan’d als waarin het verkeerswezen zich thans ‘bevin’dt; ver!betering zou er
alleen in te brengen zijn, indien ‘de Overheid tot
tariefvaststefling overging, het-geen ver een omvang-

rijk en verstarren-d administratief apparaat mede-
brengt. Als voordeel staat daartegenover, dat -het
publiek ten volle partij zal kunnen trekken van ‘de

hewegelijkheid, die de exploitatie van den auto ken-

merkt. Wil men – om de hierboven aangeduide na-
deelen, die het voor-deel der grootere bewegeljkheid
waarschijnlijk zullen opheffen – een dergljk stelsel
niet aan-bevelen, -dan

blijft ‘der Overheid niets anders
over, dan dat zij de behoefte aan
publiek
vervoer van
een uauweren kring als criterium aanvaardt.
Daarbij doen zich twee mogelijkheden voor:
aij kan
‘daarbij de’
regionale
of de
lineaire
verkeersbehoef te
bezien. In ‘het eerste geval vraagt zij zich af, welke
mogelijkheden de verkeerswegen eener streek bieden, welke publieke ‘diensten ‘de streek vraagt en hoe door
vaststelling van aard en aantal van ‘de exploitanten
der verschillende verkeersmiddelen aan die vraag het
meest economisch en goedkoop kan worden voldaan;
zij kan dan de exploitanten Vrij laten om ‘het -gebied

door zelf ‘bepaalde lijndiensten zoo voordeelig moge-
lijk te bedienen. In het tweede geval beziet de Over-
heid de behoefte tussdhen de verschillende
relaties
en
zal zij -de exploitanten aan een door
haar
-bepaalde
route moeten bin’den.
Omdat ‘de
regionale
verkeershedienin-g de mogelijk-
heid ‘biedt de beweeglijkhei-d van ‘den auto ten volle

‘te gebruike.n, maar het nadeel oplevert, ‘dat de be-
hoeften van het geheele land niet als een éénheid
gezien worden, terwijl het tweede stelsel éénheid-
maar ook atarheid-bevorderend werkt, zal het aanbe-

velenswaardig zijn een -tusscjhenvorm te zoeken, waar-
-hij tusschen knooppunten aan de
lineaire
behoefte en
hij de daarvan uitgaan-de distributie aan -de
regionale
behoefte wordt tegemoet -gekomen. Ook -hier blijft un-
faire concurrentie – zij het in mindere mate – mo-
-gelijk.
De
tweede
moeilijkheid bij capaciteits-afstemming
is, dat
de behoefte niet een vasten, doch een variabe-
len omvang
heeft. De Overheid zal bij de ‘behoef te-

bepaling – en -de -Minister van Waterstaat heeft

daarop terecht gewezen op een zeker moment met
een
subjectieve
meening moeten komen,- om-dat zij
ee:n tot -het laatst -bruikbare
objectieve
norm mist.
Het speuren naar absoluut objectieve normen lijkt

ons ‘gelijk aan ‘het zoeken naar den steen der wijzen
en het zal interessant zijn op te merken, welke vondst

de Regeering ‘bij haar concrete voorstellen als zoo-
danig zal aan-dienen.
(Slot volgt.)

J. P. B. Tissor
vAN
PATOT.

DE STRUCTUURVERANDERING VAN DEN

DUITSCHEN SCHULDENLAST.

(Verlegging van het zwaartepunt van de

buit enlandsche naar de binnenlandsche schulden.)

Door ‘de jongste officieele publicaties van het Sta-

tistische Reichsamt werd -de financiering van -de ‘bin-
nenlandsche conjunctuur in Duitsehland niet geheel

en al opgehelderd. Ook ‘den niet-ingewijde bleek daar-

uit weliswaar -duidelijk, ‘dat ‘de grootscheepsc’he actie

tot werkverschaffiug en -de enorme uitbreiding van
het militaire apparaat slechts mogelijk -zijn geweest
door een snelle toeneming van ‘de ‘binnenlandsche

schuld en een anticipatie op t-oekomstige begrootin-
gen, -de omvang van deze schuld werd echter niet

bekend. Gelijktijdig met ‘de accumulatie van een
zeer aanzienlijke binnenlan-dsche schuld, op welker

omvang en karakter wij iog na-der zullen -terugko-

men, heeft evenwel een vermindering op groote schaal

van de ‘buitenlaxidsehe schuld plaats -gevonden, die
wel geen geljken tred ‘hield met de toeneming van
de binnenlandsehe schuld, -doch niettemin voor de

ontwikkeling van de geheele credietsituatie van
Duitschiand buitengewoon karakteristiek is. Deze
merkwaardige tegengestelde beweging van binnen- en
buitenlandsche schuld moet eveneens als een -gevolg

van ‘de nieuwe economische politiek van Duitschland
worden besdhouw-d, welke de autarkiegedachte pro-

clameert en alle financieele en credietpolitieke over-
wegingen ondergeschikt maakt aan het doel:

opvoe-
ren van de bedrijvigheid ter vervulling van -de belof-
ten van het nieuwe régime. –

De buitenlandsche schuld van Duitschiand als ge-

heel genomen, ‘dus de schuld van ‘de publiekrechtelijke

lichamen en van -het particuliere bedrijfsleven, is
sedert 1931 voortdurend verminderd. Had aanvanke-lijk ‘de -overhaaste terugtrekking van ‘buitenlandsche
credieten plaats met als gevolg een aanzienlijke ver-
mindering van -de in Duitschland beleg-de buitenland-

sche kapitalen, door ‘de credietcrisis is een nieuwe
factor naar voren gekomen: het geschokte vertrouwen
van -de buitenlandsche crediteuren. Evenals de aan-kon-diging van betalin-gsmoeiljkheden de obligatie-
houders van een particuliere onderneming ertoe
brengt

hun obligaties ver ‘beneden de nominale waar-
-de te verkoopen, waardoor de onderneming in staat
wordt -gesteld, -zich door ‘het terugkoopen van -deze

-obligaties gemakkelijker te san eeren, zoo werd ook de
Duitsche deviezen- en transfercrisis voor een enkele
groote saneering benut.

In de eerste plaats werden de vele formeel korte

credieten, -de Stilihaltevorderingen, ‘door de omzet-
ting in Reismarken voor een groot -deel af-gelost.
Voorts was -het door het scrip-procédé ter ‘bevorde-ring van den uitvoer mogelijk, op zeer groote schaal
in waarde -gedaalde Duitsche buitenlandsche obligaties
in te koopen. En tenslotte heeft de waardeverminde-ring van Pond en Dollar de vele schulden nog verder
‘doen afnemen.

Sedert de eerste officieele enquête naar de buiten-
landsehe schulden van Duitsehland (van Tûli 1931)
tot -de jongste enquête (van Februari 1934), zijn

-de korte credieten van R.M. 13.1 tot 6.7 milliard,
-de lan’ge leeningen van R.M. 10.7 tot 7.2 milliard en
de andere vermogensinvesteeringen van buiténlehders

in Duitsch-land (effecten, grond-bezit en -deelnemin.
gen) van R.M. 5.9 tot
4.2
milliard verminderd. Van

13 November 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1009

de’ gheele schuldverminderiiig van R.M. 11.6 mii-
hard komt ongeveer R.M.
41/2
naihliard voor rekening
van valutadepreciatie.

Inmiddels moeten •de buitenlandsche shuiden van Duitschiand verder verminderd zijn. Het is .bijv. be-

kend, dat de Stilihaitecredieten tot October 1935

verder met 1.1 milliard zijn afgenomen. Voorts is
•bekend, dat de buitenlandshe schulden van het Rijk

van Februari 1934 tot Juni 1935 met RM. 0.31 mii-

hard, die van de landen en Hansesteden van 31 Dec.
1933 tot 31 Maart 1935 met R.M.
0.28
milliard en die

van de grootere gemeenten van 31 Maart 1934 tot
31 Dec. 1934 met R.M. 30 millioen zijn verminderd,

en de in het buitenland geplaatste industrieele obli-gaties van 31 Dec. 1933 tot 31 Dec. 1934 met 0.57
milliard.

Hoewel dc termijnen dus niet geheel overeen-
stemmen, blijkt, dat in den laatsten tijd een ver.dere

daling van de buáenlandsche schuld met R.M. 2.29

milliard heeft plaats gehad, waarin de beweging van de korte credieten buiten de Stilihalte-overeenkomst
om en die van de andere waardepapieren van buiten-
landers in Duitschlan’d nog niet zijn begrepen. Ander-
zijds
zijn
ook nieuwe schulden van nog onbekenden
omvang door nieuwe vorderingen van Sperrmarken,
achterstallige clearingbedragen en ‘de verschuiving van de rentetransfer ontstaan. De omvang van deze
nieuwe schulden zal echter niet in het minst de ver-
mindering van de oude schulden benaderen, en de
potentieele druk is daarom minder sterk, omdat zij
meestal op Rijksmarken zijn gebaseerd. Jammer ge-

noeg publiceert liet Duitsche Statistische Reichsamt
sedert geruimen tijd geen cijfers meer over de buiten-
landsche schuld van Duitschiand en het Duitsche
Staatscrediet.

*
De
b’innenlandsche
schuld heeft zich sedert de be-
vordering van de conjunctuur van staatswege in
tegengestelde richting ontwikkeld als de buitenland-
sche. Men kan zelfs zeggen, dat het zwaartepunt van de schulden zich van het buitenland naar het binnen-
land heeft verlegd. Op enorme schaal heeft het Rijk
zijn direct en indirect crediet voor •de werkverschaf-
fing en •de bewapening ingeschakeld. De officieele
cijfers geven hiervan geen volledig beeld:

Ontwikkeling van de Rijksschuld.
(In millioenen Rijksmark).

Juni
1933 3.793 610 2.958 2.758 1.642

727 12.488
Juni
1934 3.407 598 1.887 3.561 2.097 1.777 12.927
Juni
1935 3.261 595 1.750 4.645 2.837 1.460 14.548
1)
Bovendien Neubesitzanleihe, welke door omwisseling
iii een rentegevende ieen’ing van R.M.
641
tot
73
miii.
werd geconverteerd.

Volgens deze gegevens zijn de Iangloopen’de en mid-
delmatige credieten sedert Juni 1933 met 1.9 nijl-
hard, de kortloopende schulden met 1.2 mihliard toe-genomen, terwijl er bovendien nog een anticipatie op
de Rijksbegrooting door Steuergutscheine ten bedrage van 0.7 inilhiard bij is gekomen. Deze schuldvermeer-
dering van slechts 3.8 milhiard staat tegenover een
vermindering van ‘de buitenlandsche schuld met 1.2
en bij de Altbesitzanleih.e van 0.5 milhiard, zoodat per
saldo de schuld slechts met R.M. 2.1 milhiard. is toe-
‘genomen.
De eigenlijke toeneming van de schuld ligt ech-
ter niet direct bij den Rijksfiscus, ‘doch is voorloopig
afgewenteld op verschillende andere instanties, de
financieringsinstelhingen, en wel door middel van
wisselpapier. Het aandeel, hetwelk de overheid
in den totalen wisselomloop heeft, is gedurende de
laatste jaren buitengewoon toegenomen. V66r de actie
tot werkverschaffing ‘bestond, zooals bekend, de por.
tefeuihle van de Rijksbank voor het grootste deel uit
‘crisisccepten van de banken en spaarbanken. Het

inpompen van additioneele overheidsgelden in het

credietapparaat heeft toen echtei’ tot de vorming van
nieuwe deposito’s bij de banken geleid, waardoor zij

in staat waren de crisisaccepten te ‘honoreeren. De
staats- en serni-staatswissels traden op veel grootere
schaal ‘dan tot ‘dusverre in de plaats van de bank-

accepten. Van einde Januari 1933 tot einde Juni 1935
daalden ‘de lbankaccepten van 1.85 tot 1.09 milliard,

terwijl teeljkertijd de omloop van ,,andere wissels”
volgens officieele gegevens van 6.72 tot 11.18 mil-

liard R.M. steeg. Zeer waarschijnlijk is daarbij ‘het

aan’deel van het bedrijfsleven in den omloop der wis-
sels slechts weinig ges’tegen, omdat de ondernemingen
steeds meer liquide werden en de meeste bedrijven,

die ‘door middel van wissèlcrediet gefinancierd worden,
thans nauwelijks meer veel be’hoefte aan crediet zul-
len heb:ben; overigens een zeer merkwaardig en op

inflatie wijzend teeken te midden van een opwaart-
sche conjunctuur, welke eigenlijk credietmiddelen
moest vastleggen.

Wanneer men niet de officieele cijfers van den
wisselomloop neemt, waarvan de berekenings’bases niet
geheel bekend zijn, (hoewel men weet, dat zij van de

op’brengsten van ‘de wisselbelasting afkomstig zijn),
‘doch tracht den wisselomloop aan het einde van elk

kwartaal op grond van de wisseltrekkingen van de
laatste drie maanden vast te stellen, dan krijgt men
een beeld
1),
dat van de officieele berekeningen in
sterke mate afwijkt. Weliswaar zijn, zooals he’t Statis-
tisdhe Reichsamt opmerkte, ‘de opbrengsten van de
wisselbelasting in den laatsten
tijd
niet meer geheel
gelijk aan 1/1000 van de wisseltrekkingen, omdat wis-
sels voor ‘de werkverschaffing vaak direct ineens

voor versciiliende opvolgende driemaandelijksche ter-
mijnen worden belast, doch deze fout moet en zal
ook in ‘de voigende maahden weder gecompenseerd
worden.

Uit de volgende tabel ‘blijkt ‘de ‘ontwikkeling van de
in omloop zijnde wissels (zonder schatkistwisseis)
sedert het ‘begin van 1930, waarbij wij voor elk
kwartaal steeds ‘de wisseltrekkingen van de laatste

‘drie maanden hebben samengeteld. Daarnaast ver-
melden wij de officieele, klaarblijkelijk op andere
basis berekende, cijfers betreffende den omloop van
wissels, welke in ‘de eerste jaren eenigermate harmo-
nieeren, in de beide laatste echter op bepaald frap-

pante wijze bij ‘de ‘direct uit de wisselbelasting be-
rekende cijfers ten ach’ter ‘blijven.

Wissels in omloop aan het einde van het kwartaal.
(In milliarden R.M.).
Op ba.sis van de visselbelasting Volgens of ficieele opgave
1

II

III
lv

1

Ii

III IV

1930 . . . 11.1 10.3 10.1 10.2

10.6 10.0

9.6

9.6
1931 . . .

9.5

9.3 12.2 11.4

9.1

8.6

9.8 10.5
1932 . . .

9.6

9.4

8.7

8.8

9.8

9.3

8.7

8.8
1933 . . .

8.7

9.3 11.3 13.9

8.4

8.5

8.7

9.0

1934 . .. 15.0 17.5 19.8 21.1

9.3

9.4 10.3 10.7
1935 . . . 22.3 23.5 –

11.4 12.4 –

De op basis van ‘de wisselbehasting ‘berekende cijfers
zijn – ‘hieraan ‘dient men te denken – minimum ‘bedra-
gen, omdat geen wissel korter dan drie maanden in
omloop is en de in de laatste “drie maanden getrokken
wissels ‘derhalve aan het einde van het kwartaal nog
aanwezig moeten
zijn,
terwijl bovendien waarschijn-
lijk nog een grooter aantal wissels op langeren ter-
mijn circuleert. Derhalve kan worden geconstateerd,
dat he’t bedrag van de in omloop zijnde wissels
in Duitschland van’ het einde van het eerste kwartaal
van 1933 tot ‘het einde van het tweede kwartaal van
1935 met niet minder ‘dan R.M. 14.8 milliard is ge-
stegen. Deze stijging is niet noodzakelijk een zuivere
schuldentoeneming; er komen verschillende dubbel-
tellingen in voor, (bijv., wanneer de Goiddiskontbank
wissels voor werkverschaffing aankoopt en zich de
middelen hiertoe ‘door de uitgifte van solawissels ver-
schaft), maar zij wijzen toch in ieder geval op den
1)
Waarop ,,Das neue Tagebuch” onlangs heeft ‘gewezen.

1010

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935

enormen omvang van de additioneele credietschep-

ping in Duitschiand, temeer waar de dubbeltellingen
ten deele gecompenseerd zullen worden door de cir-
culatie van papier met een langeren ‘looptijd ‘dan

drie maanden.

* *
*

Het gevaar van deze groote nieuwe schulden ligt

minder in haar korten looptijd dan in het improduc-

tieve gebruik van de credietmidde’len. De korte loop-

tijd van deze wissels is
namelijk
slechts van formee-len aard, ‘omdat reeds van tevoren hun voortdurende

verlenging is beraamd. De consolidatie van een klein

gedeelte van deze wisselschulden ‘in leeningen met

langen looptijd, hetgeen de Duitsche Regeering tegen-

woordig als haar voornaamste taak schijnt ‘te beschou-

ven cii waarop zij al haar krachten concentreert, is

eigenlijk slechts een zeer bijkomstig vraagstuk.
Geen enkele instantie, ook niet het Institut für

Konjunkturforschung, loochen’t, dat ‘de staatsinvestee-
ringen ,,in de liFberale beteekenis onrendabel” zijn, ja

men maakt ‘zelfs een nieuwe theorie, waarmede bewe-
zen wordt, ‘dat de investeeringen in bedrijven, welke

geen nieuwe overtollige productiecapaciteit tot stand
brengen, meer te rechtvaardigen ‘zijn dan de vervaar-
‘diging van nieuwe productiemiddelen, welke ‘het ge-
vaar voor nieuwe overproductie zouden medebrengen.

Het Berlijnsche Instituut gaat in
zijn
laatste kwar-
taalberic’ht zoo ver, ‘dat het ‘den voorrang ‘van ‘den

Staat op ‘het bedrijfsleven zelfs tot de beschikbare

credietbronnen uitstrekt, d.w.z. de volgens het ren’ta-

biliteitsprincipe ,geprojecteerde particuliere investee-
ringen stempelt als zijnde van minderen rang ‘dan

de erkende improductieve (bewapening) of ten minste
onrendabele (autowegen, productie van kunstmatige
grondstoffen, enz.) staatsihvesteeringen.

Met dergelijke
redeneeringen en schijnargumen-
ten kan men echter niet wegcijferen, ‘dat de be-

teekenis van elke huishouding, of ‘zij liberaal of plan-
huishoudelijk wordt gevoerd, het verkrijgen van op-
brengsten is. Indien men namelijk het aanwezige of het zich nieuw vormende kapitaal in improductieve

bedrijven investeert, dan
blijft
‘de economische wer-

king van deze beleggingen tot deze investatie ‘beperkt.
Zoolang de bouw ‘duurt worden werkkrachten te werk
gesteld, zoodra ‘het bedrijf echter gereed is verdwijnt
ook ‘de werkverruimende factor. Teneinde de tewerk-
stelling toch nog te kunnen handhaven, is ‘dan het
opnemen van steeds meer credieten noodzakelijk. Ge-
heel in tegenstelling ‘hiermede wordt bij ‘de oprichting

van opbrengstgevende bedrijven een steeds vloeiende
bron van werk ontsloten. Bovendien echter reprodu-
ceert het in rendabele bedrijven gestoken kapitaal
zichzelf; het is geen doode schuldenlast, ‘doch zelf ‘de
drager van nieuwe,
wezenlijke
kapitaalv’orming. Het in onrendabele bouwwerken en bewapeningen
belegde kapitaal wordt echter slechts een rentever-,
slindende schuldenlast, en daar het zelf ‘deze rente
niet kan opbrengen, moet de Staat als schuldenaar
‘door nieuwe belastingen deze rente te voorschijn
persen, indien ‘hij niet liever tot het gemakkelijke,
doch verstorende middel van de inflatie wil ‘overgaan.
Duitschland ‘heeft gedurende den oorlog reeds een-
maal ondervonden, dat men niet ongestraft ‘door mid-
dcl van credieten improductieve staatsunvesteeringen

op groote sdhaal kan doen. De inflatie ‘van 1923 met
haar vermogensvernietiging op reusachti’ge schaal was
daarvan het ‘duidelijkste resultaat. En ook ‘destijds
heeft de lange looptijd van het credietpapier, van
de oorl’ogsleeningen, niet ‘belet, dat deze geheel en al
waardeloos werden. Wij willen ‘geenszins beweren, dat
de toeneming van de directe en indirecte Duitsche
staatsschuld tot ‘dusverre ook maar in de verste verte
die van den oorlogstijd ‘bena’dert. Bedenkelijk is ech-
ter, dat de staatsconjunctuur nog steeds niet in een
conjunctuur van ‘het bedrijfsleven kon wor’den omge-
zet, ‘dat er steeds nieuwe injecties noodig zijn om de
particuliere
bedrijven
in het leven te ‘houden, ja dat

men ‘zelfs in ‘het openbaar het standpunt verdedigt,

dat de Staat den voorrang hij de credietbronnen

heeft. Op het oogen’blik is ‘de inflatie er ‘misschien
nog niet, evenmin als men
tijden’s
den oorlog reeds
inflationjstische invloeden ‘bespeurde. Groote inspan-
ning en wellicht een radicale ommekeer in ‘de politiek
van ‘den Staat ter ‘bevordering van de conjunctuur

zullen evenwel noodig zijn, om haar voor ‘de toekomst
te vermijden.
Dr. W.
HIRSOHBERG.

COORDINATIE VAN VERKEERSMIDDELEN IN

DUITSCHLAND.

Eén van ‘de ‘belangrijkste vraagstukken, waar tegen-

over men zich in de landen met een ontwikkeld we-

genstelsel ‘heden ten ‘dage ‘geplaatst ziet, is •dat van

de concurrentie der verkeersmi’d’delen. De tijd, waar-

in men de monopolistische positie van ‘de spoorwe-gen vreesde, schijnt alweer zeer verre; de mededin-

ging, welke cle spoorwegmaatsohappijen ondervinden

van het wegverkeer, is zoo ernstig ‘geworden, ‘dat het
bedrijf zich in tal van landen slechts met groote
moeite kan ‘handhaven. Op ‘het Europeesche conti-
nent, waar d’e spoorwegmaatsehappijen meestal het
karakter hebben van gemengde ‘of zuivere overheids-

bed’rjven, is dit vraagstuk des ‘te dringender, omdat

de staatskas •er onmiddellijk
hij
betrokken wordt.

Was het eens de staat, die geroepen werd om te wa-
‘ken tegen de misbruiken, die ‘het gevolg konden zijn
van het
feitelijk
vervoermonopolie ‘der groote spoor-
wegmaatschappijeu, thans is het weer de staat, ‘die
moet ingrijpen, ditmaal om de maatschappijen in be-

scherming te nemen. Dit laatste kan ‘de overheid

d’oen door de tekorten ‘der spoorwegexploitatie te ‘dra-
gen ‘of ‘door ‘zelf regelen’d ‘op te treden in den con-
currentiestrijd.
‘Het eerste stelsel, dat onder andere w’ordt gevolgd
in Nederland en in
Frankrijk,
doet weinig bevredi-gend aan, wijl de tekorten niet van toevalligen aard

zijn., maar uit voor goed veranderde ‘omstandigheden
voortkomen. Wanneer men niet het vooruitzicht vil
hebben tot ‘in lengte van ‘dagen een steeds groeiend

tekort ‘op ‘de spoorwegen te moeten dekken uit ‘de

openbare gelden, en wanneer men evenmin den lang-
zamen ondergang van de spoorwegbedrijven wil, die
het ‘gevolg zou zijn van een aan ‘hun lot overlaten
van deze bedrijven – een consequentie, die in tal
van ‘opzichten hoogst ‘bedenkelijk zou ‘zijn, en dan ook
wel door slechts zeer weinigen voorgestaan zal wor-
den – ‘dan ‘heeft men geen keuze, doch moet men
komen tot een regeling der concurrentie op het ver-
voergeJbied.
De oplossing van dit vraagstuk, welke men in

Duitschlan’d ‘heeft willen ;brengen in den vorm van
de wet op het goederenverkeer met vrachtautomobie-
len, is dan ook niet alleen voor de kennis van ‘de
economische ontwdkkeling van ‘dat land ‘belangwek-
kend, maar is ook interessant voor al die landen,
waar ‘de spoorwegen lijden ‘onder de heftige concur-
rentie der andere vervoermi’d’delen. Hierbij moet wèl
in aanmerking worden genomen, dat ‘de verhoudingen
in Duitschlan’d anders liggen dan
‘bij
voorheeld in
ons land. Van oudsher nemen ‘de Duitsche spoorwegen
een plaats in ‘in ‘het economisch ‘bestel van ‘het land,
die veel belangrijker is dan die der spoorwegen in
Nederland. Dit geldt nog meer voor het vrachtver-
keer ‘dan voor ‘h’et personenvervoer. De binnenscheep-
vaart heeft er slechts een ondergesChikte beteekenis;
alleen de Rijuvaart is van veel belang. Een stad als
Hamburg, gelegen aan een uitsteken’den waterweg,
‘die toegang geeft ‘tot industriecentra als Maagden-
burg en, via den Havel, Berlijn, en die ‘de Noordzee-
haven onmiddellijk verbindt met Saksen en BoFhe-
men, tbij uitstek industrieele lan’dstreken dus, ver-
landt het meeren’deel zijner goederen uit het zee-
schip in den spoorwagon.
Juist de Nederlandsche ‘binnensc’heepvaart is er
oorzaak van geweest, dat de spoorwegen ‘hier te

13 November 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1011

lande nimmer een monopolistische positie ten op-

zichte van het vrachtvervoer hebben bezeten, en dat
het zoo voordeelige massavervoer per spoorweg slechts

hij uitzondering het deel is geworden van de Neder-
landsdhe spoorwegen. Het massavervoer was het, dat

de Duitsche spoorwegen in staat stelde om de uiterst

lage uitzonderingstarieven voor het ‘transport naar
de Dui’tsche Noordzeehavens in ie voeren zonder dat

de betreffende
lijnen
verlies op behoefden te leveren.

Men weet van welk een ‘beteekenis dit wapen in den

concurrentiestrijd der groote West-Europeesche ha-
vens voor Dui’tsohland is ‘geweest en nog is.. De eigen-

aardige gedra’gin’g der kosten in ‘het spoorwegbedrijf
hebben gemaakt, dat het Nederlandsch spoorvervoer

van en naar Rotterdam, dat zooveel geringer van
omvang is dan ‘dajt van en naar de Duitsche Noord-
zeehavens, steeds belangrijk duurder moest rijn dan
het geval zou
zijn
wanneer ook in ons land de spoor-
wegen een feitelijk vervoerm’onopolie beza’ten.

Is dus de toestand van de Duitsche spoorwegen
reeds in dit opzidh’t verschillend van de Nederland-sche, ook uit ander oogpunt ‘bezien nemen de eerst-

genoemde spoorwegen een positie in, die van bijzon-
deren aard is. De concurrentie der vrachtauto’s is
in Duitsohland minder gevaarlijk voor het spoorweg-
bedrijf geweest ‘dan in ons land of in ‘de meeste an-
dere staten het ‘geval is. Vooreerst zijn de benzine-
prijzen in Duitschlan’d ‘belangrijk hooger dan in Ne-•derland. Dan wegen ‘de voordeelen van ‘het vervoer
per auto, dat rechtstreeks, ronder overladingen, kan
plaats ‘hebben, relatief zwaarder in een ‘klein land dan ‘in een ‘land met ‘de afstanden, gelijk Duitsch-
land die kent. Uit tbedrijfseconomisc’h oogpunt ‘bezien

lag tot voor kort het op’timum voor een vervoeron-
•derneming, -d-ie met vrachtwagens werkt, in transpor-
ten over kleinen afstan’d. Bij dit vervoer verloren de
spoorwegbedrijven ‘dan ook het meest, en dit verlies
moest bedrijven als die ‘der Nederlan’dsche spoorwe-
‘gen, waar de maximum afstand gering is, zwaarder
treffen dan de Duitsche spoorwegen, die zioh van
oudsher richtten op massavervoer over groote af-

standen.
Van niet minder ‘beteekenis is ‘de opvatting van
den staat in Duitschlan’d, en de ‘daaruit voortvloei-
ende beschouwing van de taak der openbare vervoer-
middelen. Het is betrekkelijk onverschillig, of men
‘het keizerlijke, het republi’keinsche of ‘het nationaal-
socialistische Duitschland tot uitgangspunt kiest:
steeds weer is •het de staat, die een plaats inneemt,
welke men ‘hem in geen ander West- of Centraal-
Europeesch land rou toekennen. Van oudsheir’ ston’d
het ,,gemeinwirtsehaftliche” karakter van het spoor-
wegvervoer in Dui’tsoh’lan’d ‘op ‘den voorgron’d. De
banden tusschen de spoorwegen en ‘het Duitsche Rijk
zijn nauwer dan in de meeste andere Europeesche
staten. Door een en ander is de oplossing, die men
in Dui’tschlan’d voor het vervoervraa’gstuk heeft ge-vonden, ‘in deren vorm niet elders bruikbaar.
Reeds in 1931 was
‘bij
de ‘derde verordening van
den Rijkspresident inzake economie en financiën ‘door
den Duitschen staat ingegrepen op ‘het gebied van
‘het vervoer per vrachtauto. Daaibij werd het ver-
voer over een af stand grooter dan vijftig kilometer
afhankelijk gemaakt van een bijzondere vergunning,
en slechts ‘het vervoër ‘binnen een zône van die door-
snede aan ‘de
vrije
concurrentie overgelaten. Door
uitsluitend aan ‘binnenlandsche ondernemingen een
vervoersverguilning te ‘geven, bereikte men, ‘dat
Dui’tshland vooi
het
overgroote deel gesloten ‘bleef voor Nederlandsche en andere ‘buitenlan’dsche expe-
ditiebedrijven, die met vrachtwagens vervoeren. Dit
rijdelingsche gevolg van de verordening van 1931
past geheel in het kader der Duitsche economische
politiek, die steeds een ‘beschermend karakter •heeft
gedragen, een karakter, dat ‘ook op het gebied der
tariefvorming van ‘de spoorwegen en elders op ver-
voergebied steeds
duidelijk
tot uiting is ‘gekomen.
De ‘bedrijven, ‘die een vervoervergunning verkre-

gen, hadden geen vrijheid om te handelen gelijk zij

het meest wenschelijk achtten: de tarieven moesten
gebaseerd ‘zijn op ‘dezelfde ,,gemeinwirtschaftliche”
beginselen als ‘die van de spoorwegen; practisch wil-

de dit zeggen, dat zij niet lager mochten zijn.
Niettegenstaande •deze verordening ‘duurde de con-

currentie van •het autovervoer voort en ondervonden

de spoorwegen ‘daarvan ‘de na,deelen. Het vervoer per auto biedt nu eenmaal voordeelen, ‘die oo’k bij ‘gelijke

vervoerprijzen in vele gevallen ‘de ‘belanghebbenden dezen vorm van vervoer doen verkiezen: ‘het vervoer

geschiedt rechtstreeks, ‘zonder overlading aan de sta-

tions, en hei is daardoor sneller en gemakkelijker
voor de afzenders. De besteldiensten van en naar de

spoorwegstations, in de .groote Duitsche steden in de

‘handen van enkele ondernemingen, zijn buiten’dien
duur, en de particuliere vervoeronderneming, ‘die het
geheele vervoer van ‘het adres van ‘den afzender tot

aan ‘dat van den ontvanger .bewerkstelligt, berekende

weinig of. geen meerdere kosten die ‘de afhaal- en

bestelkosten ‘der spoorwegen moesten compenseeren.
Toen de
bedrijfsresultaten
der spoorwegen op ‘het
stuk van bet goederenvervoer dan •ook bij voortdu-
ring ‘ongunstig ‘beïnvloed werden •door ‘de concurren-

tie der vrahtauto’s, ‘ging ‘de Reichsibahn ertoe over, zelf in toenemende mate het vervoer per vrachtauto

ter ‘hand te nemen. In ‘de laatste jaren ‘heeft ‘zich
het au’topark der Reichsbahn sterk uitge’breid. Een
tijdlang bestond in de kringen der Spoorwegen en
der Regeering ‘het plan, om het geheele vervoer per
vraoh
,
tautp te monopoliseeren onder ‘de Reichsbahn,
zooals het geheele vervoer per Spoorweg op enkele
onhetee’kenende uitzonderingen na aldaar gemonopo-
liseerd was. De particuliere expeditiebedrijven zou-den dan na een zekeren overgangstijd gedoemd zijn
te verdwijnen. Tot deze radicale oplossing is het
thans echter niet ‘gekomen.
De wet van 26 Juni 1935 ‘hand’haaft de bestaande
verkeerson.dernemin’gen en sluit ook de oprichting
van nieuwe vervoei-maatsehappijen niet uit. De ver-
plichte vergunning ‘blijft evenwel bestaan, ‘en wordt
alleen ‘dan aan een nieuwe ‘onderneming gegeven,
wanneer er
blijkt
behoefte aan meer vervoergelegen-
hei’d te ‘bestaan. Verder moet de nieuwe wet vooral
waarborgen brengen voor ‘de beperking der concur-
rentie, welke de spoorwegen van de ‘zijde der vracht-
autebedrijven ondervinden. Juist op dit punt was de
verordening van 6 October 1931 onvoldoende geble-
ken. De contrôle op ‘de tarieven, die toen was over-
gelaten ‘aan ‘het ‘geza’g in de on’dersdheiden Du’itsche
landen, k’omt nu aan de Organisatie der autovervoer-
ondernemingen, een lichaam, dat bij de nieuwe wet
is ingesteld, en waarbij alle ondernemingen, die per
vrachtwagen vervoeren, moeten zijn aangesloten.
Ook ‘de Reichsbahn is bij deze ‘Organisatie betrok-
ken, in ‘haar eigenschap van
bedrijf
voor autover-
voer. Het ministerie voor verkeerswezen houdt ‘toe-‘zicht op dit ,,Reiehs-Kraftwagen-Betriebsverband”,
en spreekt ook
•bij
de vaststelling der tarieven het
laatste woord. Teneinde niet in de fouten te verval-len van de regeling van 1931 worden bedrijven, die
zich niet uitsluitend met het verleenen van vervoer-
diensten bezi’g ‘houden, uitgesloten. Het terrein wordt
daardoor overzichtelijker, temeer ‘omdat de vraeht-
prijs door de organisatie als zoodanig wordt vastge-
steld en geïnd. Ook kan de organisatie overgaan tot
het verdeelen van vrachten over ‘de verschillende on-dernemingen; verder kan zij alle gemeenschappelijke
belangen harei leden ‘behartigen, onder andere ver-
zekeringen voor hen aangaan.
Omtrent de tariefvorming bevat ‘de wet geen con-
crete
aanwijzingen;
buiten de algemeene richtlijnen,
d’ie hierboven werden aangeduid, w’ordt slechts be-
paal’d, dat de tarieven tijdig, vôôrdat zij in toepassing
worden gebracht,, moeten worden afgekondigd, en dat
alle geheime reducties op ‘de overeengekomen ier-
voerprijzen nietig zijn. Wanneer een ondernemer af-
wijkt van de voorschriften, kunnen verschillende

1012

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935

sancties genomen worden; onder andere kan zijn

vergunning van ovexheidwege worden ingetrokken.

Het is ‘te verwachten, .dat de Reichs!bahn, aan wie in
de wet nog eens ‘de uitdrukkelijke medezeggenschap

over de tariefvorming wordt toegezegd, een ‘beslissen-

den invloed zal hebben bij de toepassing van dit ge-
deelte der wet. Wanneer Reiehshahn en vervoeron-
dernemingen het niet eens worden over ‘de vaststel-

ling der tarieven, dan grijpt, aldus artikel 13 der

wat van 26 Juni 1935, de minister voor verkeerswe-

zen in. En het ministerie voor verkeerswezen en de
directie ‘der Duitsche spoorwegen zijn in één en het-

zelfde gebouw gehuisvest.
De nieuwe wet op het vervoer per vrachtwagen,

die op 1 April 1936 in werking treedt, ‘bevat onder

andere nog de ‘bepaling, dat alle vervoerondernemin-
gen, die onder haar werking vallen, de van hen in

‘het belang der landsverdediging gevorderde diensten

moeten verleenen. Tenslotte is voer de niet-Duitsche
vervoerondernemingen nog ‘de bepaling van belang,
die inhoudt dat ‘het vervoer met ‘buitenlandshe

vrachtwagens nader door •den minister zal worden

geregeld. Veel hoop op een eenigszins liberaler stel-

sel jegens bui’tenlan’dsche vervoeron’dernemingen

geeft ‘deze bepaling niet, en zelfs ligt in de wet de
mogljkheid ‘besloten, dat ook het vervoer binnen
de zône van vijftig kilometer langs de Duitsche

grens gesloten zal worden voor deze ondernemingen.

Dr. 11k.
RIEMENS.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

TUSSCHEN DEFLATIE EN DEVALUATIE IN FRANKRIJK.

(Nieuwe ongerustheid omtrent den Fra.nc.)

Dr. H. Weichmann te Parijs schrijft ons:
In Frankrijk staat de toekomst van den Franc voor

de tweede maal in dit jaar in het middelpunt van

‘de belangstelling. Sedert eenige dagen geeft de ‘beurs
een onophoudeli,jke daling van de koersen der Staats-
fondsen te zien, waarin de monetaire onzekerhéid
reeds tot uiting komt. Nog opmerkelijker is echter
de ‘hausse op de aandeelenmarkt, welke niet slechts
betrekking heeft op de groote internationale fond-
sen, doch ook de Fransche aandeelen betreft en welke

geenszins door het vooruitzicht van betere dividen-
den of door een beteren economischen toestand kan
worden ‘verklaard. Ook uit de officieele debatten
blijkt de ongerustheid omtrent de valuta zeer dui-

delijk.
Voor ‘den linkervleugel heeft de leider van de
socialistisebe partij, Léon Blum, ‘het bestaande gevaar
aldus geteekend, dat Frankrijk het Belgisch voor-
beeld zou kunnen volgen en na een aftreden van het

ka’binet-Laval,
tijdens
een interregnum, de devaluatie

van den Franc tot stand zou kunnen brengen. Ook
bij den rechtervleugel hoort men in plaats van de
gebruikelijke verzekeringen ‘ten gunste van een on-
gewijzigde voortzetting van de tot dusverre gevoerde monetaire politiek stemmen, die de mogelijkheid van een devaluatie niet meer als uitgesloten beschouwen.

De ,,Figaro” schrijft bijv.
in
zijn
beschouwing van

Zondag 3 Nov., dat de Regeering met het oog op

het
schijnbaar
niet geslaagde financieele saneerings-
werk, hetzij tot voortzetting hiervan, dat wil dus
zeggen tot het voortgaan met ‘de ‘budgetaire deflatie,
moet besluiten, of, volgens ‘het voorbeeld van Poin
caré, de publieke opinie op een monetaire operatie
moet voorbereiden. Dat overigèns ook in het land zelf
en niet alleen op de beurs een zekere ongerustheid
valt waar te nemen, blijkt sedert eenige weken weder
uit de opvallende afneming van de inlagen bij de
banken en de spaarbanken. De deposito’s
‘bij
de ban-

ken zijn in de maanden Juli-Augustus met ongeveer

Frs. 1 milliard verminderd, terwijl bij de spaarbanken
de inlagen alleen reeds in de tweede helft van Octo-
ber met Frs. 50 millioen zijn teruggeloopen. Onder
deze omstandigheden is dus de vraag naar ‘den feite-

lijken toestand en naar, de perspectieven van het met
zooveel verwachtingen begonnen experiment-Iaval

zeer actueel.

De op het oogeublik sterk ‘becritiseerde gevolgen
van de Franschc deflatiepolitiek zijn nog in het ge-
heel niet nauwkeurig te overzien. In de eerste plaats

is er sedert het
ingrijpen
in het bedrijfsleven in Juli
en Augustus nog te weinig
tijd
verstreken om reeds

zuivere conclusies te kunnen trekken. Voorts wordt

ook de discussie over de deflatiepolitiek in te sterke

mate door politieke hartstochten beheersc’ht, ‘dan dat

zij objectieve feiten zou kunnen aantoonen.
Bij
deze

beheersching van zuiver economische vraagstukken

door spanningen van binnenlandsche politiek komt
nog de ongerustheid wat betreft ,de buitenlandsche
politiek, waarop een zoo gevoelig volk als het Fran-
sche met een uniforme ‘heftigheid reageert en waar-

mede een nieuwe psychologische factor in de econo-

mische problematiek van ‘het land wordt gebracht.
Onder deze omstandigheden kan op het oogenblik
noch van een mislukken noch van een geluk’ken van
de ‘deflatiepolitiek in Frankrijk worden gesproken,

doch slechts van ‘de sterke terugslagen van de niet-
economische gebeurtenissen op het economisch sanee-

ringswerk van de Regeering. Objectief ‘beschouwd is
de stand van zaken als volgt.
De deflat.iepolitiek heeft uit een zuiver budget-
tedhnisoh oogpunt ongetwijfeld niet het gewenschte

resultaat opgeleverd. Ook volgens de nieuwe begroo-

ting moet men, gezien de ontwikkeling van de ‘be-
lastinginkomsten, met een nieuw tekort rekening hou-
den, waarbij nog komen een veel hooger te ramen
spoonvegtekort en een tekort van de posterijen, ter-

wijl er bovendien aan het eenmalige karakter van ‘be-
paalde uitgaven voor militaire doeleinden op de bui-
tengewone begrooting wordt getwijfeld. Men rekent
derhalve reeds op een verdubbeling van de in de

begrooting voorziene leeningsbehoefte van Frs. 634
milliard.

Bij dezen ongunstigen toestand van het budget
komt nog, ‘dat ook de verdere ontwikkeling van het
economisch leven niet is gegaan, zooals men bij het

begin van de deflatiepolitiek had verwacht. De daling
van de rentetarieven, de voorbereiding van een con-
versieleening, de opleving van het ‘bedrijfsleven door

herstel van vertrouwen op de basis van een in even-

wicht
zijnde
begrooting, al ‘deze doeleinden schijnen
thans ‘gecompromitteerd.
Anderzijds echter rechtvaardigt deze ontwikkeling
bij een rustige beschouwing van ‘den toestand nog
geen bijzonder pessimisme. Al is de Regeering-Laval
niet in staat geweest door een heftige actie de crisis-
verschijnselen van het land te bezweren en de psyeho-
logische verrassingsresultaten te benutten, toch ‘heb-
ben verschillende ‘der genomen economisch politieke
maatregelen betere voorwaarden voor een latere eco-
nomische opleving geschapen. In de eerste plaats, om
op een negatief resultaat te wijzen, ‘heeft de, ineen-
schrompeling van het bedrijfsleven, tot dusverre een
gevolg van elken deflatiemaatregel, in Frankrijk
slechts in zeer beperkte mate plaats gehad. De pro-
ductie-index is sedert de laatste inzinking in het
voorjaar van 1935 stabiel gebleven. Het aantal te-

werkgestelden in de groote
bedrijven
is slechts onbe-
teekenen’d gedaald ‘bij een gelijktijdige verlenging van

‘den
arbeidstijd,
terwijl ‘de werkloosheid procentueel
t.o.v. de cijfers van verleden jaar is verminderd. Uit
deze factoren kan men afleiden, ‘dat beslissende moei-

lijkheden, welke tot dusverre elke ‘deflatiepolitiek ka-
rakteriseerden, in den opzet van het Fransche ‘defla-
tiewerk in belangrijke mate konden worden vermeden.
Vooral de koopkracht van het land werd niet aan-
getast. De ‘daling van ‘de bonen en de salarissen

had slechts betrekking op een ‘betrekkelijk klein ge-
‘deelte van ‘de ‘bevolking, namelijk op de bij het staâts-
bestuur of ‘in de staatsbedrijven tewerkgestelden, ter-
wijl de groote massa van de’ particuliere loon- en
salaristrekkenden nauwelijks bij ‘de daling, van de in-

13 Novembër 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1013

koihens’ was betrokken. Daar dit groote gedeelte van

cie bevolking echter anderzijds van de daling van de
kosten van levensonderhoud profiteerde, heeft feitelijk

een belangrijke vermeerdering, van de koopkracht

plaats gevonden. Hierbij komen nog de maatregelen
voor de werkverschaffing en in zekeren zin een
be-
wapeningsconjunctuur. Bovendien daalde door be-

paalde marktregelingen de handelsmarge, terwijl de koopkracht der boeren toenam. Dat al deze door ‘de

sa
deeringsnaaatregelen ontstane nieuwe koopkrachts-
reserves nog niet actief werden, moet, afgezien van

den korten tijd sedert ‘het inwerkingtreden van •de

cconomische wetten, aan den gespannen toestand van

‘de ‘buiten- en ‘de binnenlandsehe politiek en aan den
traditioneelen angst van ‘de Fransche bevolking wor-

‘den toegeschreven.
Het momenteele gebrek aan initiatief en ‘de ge-
ringe activiteit van het ‘bedrijfsleven hebben ‘dus in

wezen psychologische oorzaken. Indien het vertrou-

wen •in de politieke en economische stabiliteit in de

naaste toekomst terugkeert, zouden de aanwezige
koopkracht- en geldreserves zonder eenig bezwaar
kunnen worden gemobiliseerd en ‘de mogelijkheden

van het Fransche bedrijfsleven worden uitgebreid.
Deze ‘vraag geeft ongetwijfeld ook ‘de geheele pro-
blematiek van de naaste toekomst weer. De toekomst

van het Fransche bedrijfsleven en voor alles het lot
van cle valuta ‘zijn heden ten ‘dage afhankelijk van
(le mentaliteit van het Fransd’he volk en van zijn
politieke leiders. ‘Grootere spanningen in de buiten-
en in ‘de hinnenlandsche politiek moeten ‘de waarneem-
bare ongunstige psychologische invloeden op ‘den gang
van ‘het bedrijfsleven verscherpen en kunnen bij toene-
mende’daling van de staatsinkomsten en aanhou-
dende ongunstige ontwikkeling van de geld- en kapi-
taalmarkt den staat noodzaken,, de oplossing zijner
begrootingsmoeiljkheden ‘door middel van devaluatie
te ‘zoeken. De hui’dige stemming ‘op ‘de beurs weer-
spiegelt deze vrees. Anderzijds wenscht op het oogen-

blik geen enkele politieke partij een nieuwe regee-
ringscrisis, noch een verschuiving van de verant-
woordelijktheid. Eveneens blijft ‘de politiek van ‘de
Banque ‘de France en van de groote banken op een
voortzetting van ‘den tegenwoordigen koers gericht.
Wanneer deze politiek van aanblijven van het kabi-
net-Laval wordt volgehouden en geen nieuwe onge-
rustheid in de buitenlandsche. politiek ontstaat, •dan
zou het land daarmede aan het ‘cieflatie-experiment

ten minste den vereischten
tijd
gegeven hebben, al-

vorens zijn ‘definitieve beslissing ,,voor” of ,,tegen”

te nemen.

AANTEEKENINGEN.

Toenemende tekorten op onze Staatsbegrooting.

Bij de behandeling vin ‘de Rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1936 heeft de ‘heer J. Schouten een kort
overzicht gegeven van den toestand van onze Staats-financiën, hetwelk wij hieronder overnemen (Hande-

lingen van de Tweede Kamer, hlz. 251).
,,Oiierzien wij het resultaat van het financieel ie- leid gedurende •de jaren 1931 tot en met 1935, dan
‘doet zich dit iii ‘de volgende cijfers aan ons voor.
De dienstjaren 1931, 1932 en 1933 hebben voor

‘den gewonen. •dienst tekorten opgelever’d van respec-

tievelijk ron’d 45.6 millioen, 76 en 55.9 millioen gul-

den, is te zamen 17716 millioen.
Bij ‘dit bedrag moet nog worden gevoegd een som

van rond 178 millioen, zijn’de het totaal van de tekor-
ten ‘der crisisdiensten van deze ‘drie jaren, waardoor

het tekort stug-t tot rond 35516 millioen.
Het tekort op ‘den gewonen dienst van 1934 wordt

thans ‘geraamd op rond 37.2 millioen, en dat voor
1935 op ten minste 71.7 millioen, waar’door het totale tekort over ‘deze 5 jaren wordt rond 464.4 millioen.
Hiermede zijn
wij
er echter nog niet, omdat in die

jaren ook maatregelen zijn genomen om ‘de tekorten
in te perken, welke slechts verschuiving van lasten
ten gevolge hadden. Willen wij den werkelijken ach-

terui’tgang over deze 5 jaren leeren kennen, dan moet
ook daarmede rekening worden gehouden. In 1932 is
minder in het Invali’diteitsfonds gestort 616 millioen.
In 1933, 1934 en 1935 zijn minder in het Invali-

diteits- en ‘het Ouderdomsfonds gestort respectievelijk

f
11.870.000,
f
11.870.000 en
f
14.213.000. Zoowel in

1934 als in 1935 is de jaarlijkshe storting in het

Spoorvegpensioeufonds van
f
9.140.000 achterwege

gebleven, en in 1934 is een bedrag van 2716′ millioen

voor aflossing van de Staatsschuld niet ten laste van
den gewonen maar van ‘den kapitaalsdienst ‘gebracht.

Houden
wij
met een en ander rekening – en ‘dit

moet ‘zeke’r geschieden, als men het resultaat van het
financieele beleid onder de oogen wil zien -, dan
wordt ‘de uitkomst deze, •dat in ‘de genoemde 5 jaren

is ingeteer’d een som van rond 554.6 millioen, waar-
van ten laste van de jaren 1931 tot en met 1933 komt
een bedrag van 373.9 millioen, van het jaar 1934:
85.7 millioen en van het jaar 1935: rond 95 millioen.
Ook iii dit bedrag is nog niet met juistheid aange-
geven hoeveel wij in ‘deze 5 jaren hebben ingeteerd.
De Minister van Financiën zou mij tegemoet kunnen

voeren: Uw berekening is te gunsti’g, want
gij
moet

nog rekening houden:
lo. met de bedragen, welke in één of meer van die
jaren zijn overgebracht van ‘den gewonen dienst naar
den kapitaaisdienst, en met eventueele an’dere ver-

schuivingen naar de toekomst;
2o. met het feit, dat wij ‘door de financieele om-

standigheden gedwongen
zijn
de Staatsschuld in een

niet onbelangrjk langzamer tempo af te lossen (in
1935 ‘bijv. wordt dientengevolge rond 30 millioen min-
‘der afgelost ‘dan in normale omstandigheden het ge-

val zou zijn geweest);
3o. met de omstandigheid, ‘dat in het Gemeente-
fonds in ‘het loopende en in de eerstvolgende jaren een
belangrijk tekort ontstaat, dat voor een groot deel
eerst in de daaropvolgende jaren wordt gedekt. Het
totale bedrag van het afloopende tekort in ‘dit fonds
over 10 jaar is geraam’d op 120 millioen, terwijl deze
som met behulp van 12 jaarlijksehe bedra’gen van 10
millioen ten laste van ‘den gewonen dienst zal worden
gedekt.
Wat 1936 betreft ziet de toestan’d er al evenmin
rooskleurig uit. Als het geheele dekkingsplan van de

Regeering wordt aanvaard, zich geen nieuwe belang-
rijke tegenvallers in ontvangsten en of uitgaven voor-
doen, zal de intering ten minste 60 millioen, wellicht
75 millioen bedragen, wanneer men rekening houdt

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

,

3110 Nov.
Sedert
Overeenk.
31I0 Nov.
Sedert
Overeenk.
1 934
1935
1Jan. 1935
tijdvak 1934
1935
1Jan. 1935
tijdvak 1934

2
7.78
1

862.099 1.185.162
300 16.801
32.305
878.900
1.217.467
Tarwe

……………..
5.768
200.050
369.027

701
15.257
200.751 384.284
1.9
22

19.976
19.371

– –
19.976
19.371
Boekweit ……………..Mais ………………
705.135 784.796
2.963
101.940 198.520
807.075
983.316

Rogge

………..
.
……

Gerst

……………..
6.66
2

298.541
321.835
1.118
26.340 44.954
324.881
366.789
129.472
106.677

1.660
3.195 131.132 109.872

Lijnzaad

…………..

40
..964

157.600
185.279 5.275
293.474
218.247
451.074 403.526
Haver

……………..1.582

1.360 42.037
60.261


25
42.037 60.286
Lijnkoek ……………
3
..917

597
17.357
18.116
380 6.171
3.039
23.528
21.155
Tarwenieel

………….
Andere meelsoorten

334
28.055
50.631
70
2.904
6.182
30.959
56.813

1014

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13
Novémber 1935

met de verschuivingen naar de toekomst en de over-

heveling van gewone uitgaven naar den kapitaals-

dienst. Het achterwege laten van stortingen in het

Invaliditeits- en het Ouderdomsfonds, in het Spoor-wegpensioenfonds, het in 1936 niet te bereiken deel
van de bezuiniging op ‘de spoorwegen, op Defensie
door middel van de invoering van het capitulanten-
stelsel en op Onderwijs, stellen dit duidelijk in het

licht. De werkelijke intering in een tijd van 6 jaar

zal dus het bedrag van 600 millioen ver overtreffen.”

Een ,,managed currency” voor China.

,,The Economist” van 9 November jl. ‘bespreekt de

door de Ohineesdhe Regeering aangekon’digde mone-

taire veranderingen, waaraan wij het volgende out-
leenen.

De Centrale Bank van China wordt gereorganiseerd

tot de Central Reserve Bank of China, die alle func-

ties van een moderne centrale bank moet verrichten.
De biljetten, die uitgegeven worden door de ‘drie

overheidsbankert (Central Bank of China, Bank of

China en Bank of com’munications) zullen wettig be-

taalmiddel zijn, en de dekking van al deze drie ban-
ken wordt onder contrôle van de Regeering gebracht.
De biljetten van de andere banken zullen geleidelijk

worden ingetrokken om door de nieuwe van de Cen-

tral Reserve Bank te worden vervangen. Alle schul-
den, die in zilver luiden, kunnen hiermee worden vol-

daan, terwijl het gebruik van zilverhareu en Dollars
voor hetalingsdoeleinden strafbaar is. Bovendien

wordt van ieder, clie zilver bezit, geëischt •dat hij dit inwisselt tegen wettig betaalmiddel.

M.a.w. China heeft cle zilveren standaard verlaten
en is overgegaan tot een managed currency.

Dit monetaire besluit was onvermijdelijk na de aanneming van de American Silver Purchase Act
en de aankooppolitiek van de Amerik. Schatkist.

Een jaar geleden stelde cle Nanking Regeering een

variabel u’itvoerrecht
01)
zilver in, met ‘het doel om
een ,,’drain” van zilver te veihinderen en om ‘de Chin.
Dollar constant te houden tegenover het Pond en

goud. liet smokkelen van zilver naar het buitenland
na

in evenwel zulke vormen aan, dat dit tenslotte een
onhoudbaren toestand schiep. Door deze verandering

zal China intern bevrijd ‘worden van de ‘ wissel-

valligheid van een ‘door de Amerikaansche politiek
heheershte zilvermarkt, terwijl bovendien de over-
schatting van den Ohineeschen Dollar wordt vermin-
•derd. Het staat echter te bezien of inflatie kan wor-

den voorkomen, want het Chineesche (wissel)stabili-
satiefonds heeft niet het ‘voordeel, dat het Engelsche
stabilisatiefonds had, hetwelk juist ingesteld werd in
een tijd, dat ‘buitenlandsche kapitalen naar Londen
kwamen. Het eenigste middel, dat zij heeft, is zilver
en dit heeft zij noodig voor de dekking ‘der bank-

biljetten. Het succes van deze politiek zal afhangen

van het feit, of de Ohin. Regeering in staat is het
zilver, dat circuleert en is opgepot, te mo’biliseeren. Ten aanzien van het buitenland wordt opgemerkt, ‘dat een koppeling aan het goud onmogelijk is, want
de Amerikaansche Dollar berust op goud, en de Ame-
rikaansehe zilverprijs is afhankelijk van •de Amer.
Regeering. Er is iets te zeggen voor een hand met het
Pond, want door de nauwe handelsrelatie met Enge-
land zou ‘dit China vele voordeelen kunnen ‘opleveren.
Er zijn echter ook locale, en misschien ook politieke
redenen, ten ‘gunste van een nauwen ‘band met ‘den

Japanschen Yen. Daar de Sterling-Yenkoers reeds
lang
141/16
is zonder aanwijzing voor spoedige verande-
ring, kan ‘de Chin. Regeering haar uiteindelijke be-
slissing uitstellen totdat de economische en politieke
toestand in het Verre Oosten wat overzichtelijker is
en zic’h voorloopig naar bei’de valuta’s gelijkelijk richten.
Wat is onder dezen nieuwen toestand de toekomst

voor ‘het zilver? Indien het onttrekken van zilver aan
China door het smokkelen toeneemt, en indien ‘de
C’hineesche Regeering wordt gedwongen zilver op de
markt aan te bieden om den koers te steunen, ‘zal zeer
waarschijnlijk ‘de wereldprijs van zilver ‘dalen. Indien

aan den anderen kant de nieuwe Chineesche monetaire

politiek slaagt, en China een gunstige handelsbalans
krijgt, zullen, de Chineesche autoriteiten ‘belangrijke
zilververkoopers worden.

Zoowel voor China als voor het zilver ziet het er
momenteel somber uit.
Op
den langen duur berust
een gezond geidstelsel op een krachtige centrale Re-
geeri.ng, vrij van binnenlandschen tweedracht en bui-
tenlandsdhen dwang. Van ‘de vervulling

twee ‘voorwaarden ‘hangt het af of China zal slagen.

STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam
01)
4November 1935 voor
telegrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
bank-
disconto

Europa.
Londen
)
£
12.10
8

7.254
2
Berlijn *)
100 Mark
59.26
59.25
4
100
Franc
9.747
9.704
3
Brussel *)
100 Belga
34.59
24.89
2

………….

100 Franc

6.224
Ziirieh *)
100

,,
48.-
47.89 24
………

100 Kronen

6.09
34

Parijs
*)…………

Weenen *)
100 Schilling
35.-
27.60
34

Luxemburg

………

100 Pengö
43.51
43.624
4

Praag …………..
………..

100 Lei
1.4880
1.16
44
Boekarest

……….
100 Leva
1.79
7

1.85
6
Belgrado ……….
100 Dinar
4.379 3.374
5
Turksch
£
10.93
1.174
Drachme
3.23
1.40
7

………..

Sofia

…………..

Lira

..

13.09 11.95
5

Istanbul ………..
Athene

………..100

Peseta
48.-
20.11
5
Lissabon ………..
Escudo
2.684
0.06
5
Kopenhagen *) …,
.100 Kronen
66.67
32.40
34

Boedapest

………

Oslo *)
100
66.67
36.45
34
Stockholm *)
100
66.67
37.40
24

Milaan

………..100

100 1J51. Kr.
66.67
32.75

Madrid

………..100

100 Zioty
27.91
27.70
5
Reickjavick

…….

IÇovno (Litauen)

..
100 Lita
24.88
24.874
6
Riga (Letland) ….
100 Lat
48.-
48.50
54 h 6

Warschau

………

Talliun (Estland) ..

.

100 Esti. Kr.
66.67
39.75
44
100 Finnmrk.
6.264
3.194
4
Helsingfors

…….
Tjerwonets
12.80
12.85
Moskou

………..
(10 Roebel)
Dantzig

………..
100 Gulden
48.42
27.75
5
Amerika.
New-York
*)
$
146.944
1.474
14
Montreal

………
Canad.
$
2.4878
1.46
Me)c. Dollar
1.24 0.41
Buenos Aires ……
Peso (papier)
1.0568′
0.404
La Paz (Bolivia)
3)
Boliviano
0.9080

Rio de Janeiro.,,,
Milreis (pap.)
0.8075
2

0.084
Peso (papier)
0.30
0.06
5
)

Mexico

………..

Bogota (Columbia)
8)
Peso
2.42 0.834
Quito (Ecuador)

..
Sucre

.

0.49
8

0,14
Sol
0.69
7

0.364
Lima (Peru)

…….
Montevideo (Urug.)
Peso
2.5725
0.334
Caracas (Venezuela)
Bolivar


0.4795
0.374

Valparaiso ………

Gulden
1.-
1.004
San

José (C. Rica)
Colon


Paramaribo

…….

2.484
1.464
Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.004
Guatemala ………Quetzal

Managua (Nicar.)
3)

Cordoba
2.484
1.34
San Salvador
8)
Colon
1.2440
0.584
Azië.
Calcutta ……….
Rupee
0.91
0.54
34
Batavia

……….
Gulden

G.
I.
100
1.00
9
0

4
Yen
1.24
0.424
3.65
[Tongkong ……..
Dollar
0.574
Dollar
0.434 0.444
Singapore

……..
Straits DolI.
1.415
0.844
Il anilla

……….

..

Phil. Peso
1.24
0.725
Kobe

………….

Teheran
4)
(Perzië).,

..

Pahlavi

8.34

Shanghai

………

Bangkok ………..

….
..

Baht

0.664
Afrika.
Kaapstad
£
12.104
7.244
34
Alexandrië ……..
Egypt.
£
12.42
7.44
Austraiië.
Itelbourne, Sidney

.

en Brisbane ….
£
12.104
5.80
4ieuw Zeeland ….
£
12.104
5.85
1) Goudpeso. ‘)Milreis Goud.

9
Not, te Adam.
0v.
not, part. opg.
3)
0ff. 036 vrije markt 0.09.
4
)
Munteenheid = Rial (= een Kran.)
5)
Export-
koers;
0,07I4
officieele koers.

13 November 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1015

BANKDISCONTO’S.

Ned
(Disc Wissels.4
5Nov.’35
Lissabon

•…
5
13Dec.’34
2,j0 Juni’32
BkBeBn4*
5Nov.’35
Londen ……
Vrsch.inR.C.
4*.5Nov.’35
Madrid ……
5

9Juli ’35

Athene ……….
7

140ct.’33
N.-YorkF.R.B.
11
1 Feb.’34

Batavia……….
4

1 Juli’35
Oslo

……..
3*2
2
Mei’
33

Belgrado

……..
5
lFebr. ’35
Parijs

……
3
8Aug. ’35

Berlijn

……….
4
22 Bept.’32
Praag

……
3*25
Jan.’33

Boekarest……..
4
28Aug.’35
Pretoria

•…
3*15Mei’33

Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome……..
5 9
$ept.’SS

Budapest ……..
4
28Aug.’35
Stockholm
.. 21
1Dec.’33

Calcutta

……..
*
16Feb.’33
Tokio

•…
3.65

2
Juli’33

Dantzig

……..
5

21Oct.’35
Weenen …..
.
3*10 Juli’35

Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Warschau …
.
5
26 Oct. ’33

Kopenhagen

….
322Aug.’35
Zwits. Nat. Bk. 2*
3 Mei’35

OPEN MARKT.

1935
1931
1933
L

1914

9 N o•
4
1
9
28Oct.!
21126
51
1
0
61
11

20124
Nov.
2Nov.
Oct.
Nov.
Nov.
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
3
1
1,
3
1
I9-
9
I1e
3112-518
35!421
‘h
3
:8
3
1
1″11
Prolong.
314
3.11
21
4
-31
4

3
1
12.4
1
1
2

1
1
2
1
14-
1
14
Londen
Dageld.
. .
‘/2-1
1
12-1
1
12_1
1
12
-1

!2-1
1
12-1
11
1-2
Part,c.disc.
‘l,6-
19
!32
116
5
18
11618
1166
18
7
136-‘1
‘5/,6..I’I8
4114_814

Berlijn
Daggeld…
3.1/4

3j4
3_31
4

3
3185114
4
1
/5-5
1
1

Maandeld
3-
1
/
3-
1
18
3-
1
/9
3-
1
18
41I,.6
4
1
1,-6

Part, disc.
3
3
3-
1
1
3
3!,
37l,
21/
,hj,
Varenw. ..
4_11
4..i/a
4
1
:2
4_112
4-
1
I4
4112

New York
DageId
)
3h
31
4

11
4
.31
4

11
1
31
4

12/4-2
1
12
Partic.disc.
81,
5/t,
116
116
5
116
1
1_
5
18
1)
Koers van 8 Nov. en daaraan voorafgaande weken tlm. Vrijdag

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

13a a
New Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)

5 Nov. 1935
1.47%
7.24%
59.25
9.70%
24.88
100%,
Ci

,,

1935
1.47%
7.24%
59.21
9.70
24.87*
100%,

7

,,

1935
1.47%
8

7.24%
59.21
9.70%
24.89
100%,
8

1935
1.47%, 7.25% 59.24 9.70% 24.89
100%,

9

1935
1.47%,
7.25%
59.24
9.70
24.90
100%,

11

1935
1.47%
7.24%
59.22*

9.70% 24.91
100%,
Laagste d.w’)
1.47
7.24
59.15
9.69%
24.82*
100
Hoogste d.w’)
1.47%
7.25%
59.27*

9.70%
24.92*
100%,
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Data
serland
Weenen
Praag
Bo:ka-
Milaan
Madrid

5 Nov. 1935
47.88

6.09
1.15
11.95
20.11
Ci

1935
47.87%

6.09
1.15
11.95 20.11

7

,,

1935
47.88

6.09
1.15
11.95
20.11

8

1935
47.88

6.09
1.15
11.96
20.11

9

,,

1935
47.90

6.09
1.15


11

1935
47.89

6.09
1.15
11.95
20.10
Laagste d.w’)
47.82%

6.06
1.10
11.85
20.-

Hoogste d.w’)
47.90 27.85
6.12
1.20
12.-
20.20
Muntpariteit
1
48.003
35.007
7.371
1
1.488
13.094
48.52

a a
D t
Stock-
holm
)
Kopen-
hagen’)
*
SO

)
Hel-
,
Buenos-
Aires’)
Mon
treal’)

5
Nov. 1935
37.37i
32.37*
36.42*
3.20 40
1.46

6

,,

1935
37.37i
3
2
.37*
36.42*
3.19
40%
1.46%

7

1935
37.35
32.35
36.40
3.20
40%
1.46

8

1935
37.40 32.40
36.45 3.20
40%
1.46

9

1935
37.40 32.40
36.45
3.20
40%
1.46

11

1935
37.40 32.40
36.45
3.20
40
1.46
Laagste
d.w
1
)
37.25
32.25
36.30
3.17
39%
1.45%
Hoogste
d.w’) 37.50
32.50
36.55
3.22 40%
1.46%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.4878
e

Nnteerinv te
Amsterdam.
” 1
Not, te
Rotterdam.
1

Part.
opgave.
ln’tl8te of 2de No. van’iedere maand komt een oveizjcht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

13a a
Londen
($
per
£)
Parijs
($ p.
lOOfr.)
Berlijn
($
p. 100
Mk.)
Amsterdam
($ p. 100
gld.)

5Nov.

1935




6

1935
4,91%
6,59
46,23
67,92%

7

1935
4,92% 6,58%
40,24
67,93

8

,,

1935
4,92%
6,58%
40,24
67,92
9

,,

1935
4,92%
6,58%
40,24
67,93
11

,,

1935



12Nov.

1934
-,



Muntpariteit.
.
4,86
3,90% 23.81%

.
-40%,

KO1RS1N TE LONDEN.

Plaatsen en

1Noteerings-1
Landen

1
eenheden

1
26
Oct.
1935
2
Nov.
1935

1
LaagstelHoogstei
419 Nov.’35

1
9
Nov.
1935

Alexandrië..
Piast. p.
£
97% 97%
97% 97%
97%
Athene

….
Dr.p.
516
516
516
516
516
Bangkok….
Sh.p.tical
1110% 1110% 1110%
1110%
1110%
Budapest

..
Pen. p.
£
16%
16%
16% 16% 16%
BuenosAires’ p.pesop.
18.05
18.05
18.-
18.30
18,15
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1/6% 1/6%
1163133
1165132

1/6%
Constantin.
.
Piast.p.0
613
614
613
614 613
Hongkong ..
Sh. p.
$
1/11,
9
,
1,81%
6

1/4% 1/7%
114%
Sh. p. yen
1123164

112
3
1
54

1/2
112
3
1,
11211
3

Lissabon….
Escu.p.
110% 110%
109%
110%
110%
Mexico

.
..
.
$per
17%
17%
17%
18%
17%
Montevideo
2)

d. per
£
22
218/
4

21%
22
21%

Kobe

…….

Montreal

. .
$
per
£
4.97% 4.96% 4.96
4.97% 4.97%
Riod.Janeiro
3

d. per Mil.
22313

2%
2%
225132
223133

Shanghai

..
Sh.
p. $
1/4%
112%
1/2% 1/3%
112%
6

Singapore
. .
id.
p. $
2/4%
21431
2/4
2/4%
2,4%
Valparaiso
4).
$
per
£
119 123 122
123 122
Warschau
. .
Zi.
p. £
26%
1
26%
26
26%
26%,

‘)
Offic. not. 15 laten, gem. not., welke importeurs hebben te betalen,
1
Oct. 17.02.
‘) 0111e.
not. 19 Oct.
39314;

30 Oct. 39
11
j,,; 5 Nov. 39518. 3) Id.
II
Mrt. 414.
4
)90 dg. Vanaf 28 Aug. laatste
,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 3)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
5
Nov.
1935.

29%,

5
Nov.
1935….

141
/3*
6

,,

1935.. 29%,
65%
6

,,

1935….

1
41
1
4
*
7

,,

1935.

29%,
65%
7

,,

1935….

141
1
5
*
8

,,

1935..

29%,
65%
8

,,

1935….

14115
9

,,

1935.. 29%,
65%
9

,,

1935….

141/3*
11

,,

1935..

29%,

11

,,

1935….

141/4*
12 Nov. 1934.. 25%

12 Nov. 1934….

139/6
27
Juli

1914.. 24%
59
27
Juli

1914….

84110%
i)
in pence
p. oz.
stand.
2)
Foreign silver in
$c. p. oz.
line.
3)
in sh. p.oz.
line
STAND VAN ‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen.

/
31Oct.1935
7Nov.1935
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-


Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
f

103.783,72

f

848.755,54
Voorschotten
op
ultimo Septemb. 1935
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoolds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
de vermogensbelasting
10.552.656,28

10.552.656,28

derlandsche Bank
………………….

Voorschotten aan Ned.-lndië
………
119.960.503,53
»
126.518.390,l8
Idem

aan

Suriname …….
. ……….
,,

12.931.257,87
,,

12.933.658,18
Idem

aan

Curaçao
……………….
626.852,26
,,

827.622,72
Kasvord.weg. credietverst. alh. buiteni
,,
121.079.667,77
1
l9.900.220,51
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen

Vord.
op
het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

.
…..

24.383.460,24

,

26.826.173,64

Vord.
op
andere Staatsbedrijven
1)
36.297.524,34
,,

35.037.524,34
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
,,

37.178.735,28
1
,38.854.43528
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
f

8.808.012,42

f

8.809.351,30
Voorsch. d. De Ned. 8k.
i.
rek. crt.verstr.


-.
Schuld a. d. Bank
v.
Ned. Gem


Schatkistbiljetten in Omloop ………
387.587.000,-
»
395.520.000,-
,,
158.140.000,-
..
162.980.000,-
Schatkistpromessen in Omloop
…….
v.v.
rechtstr. bij De Ned. Bank gepi
10.000.000,-

Zilverbons in omloop …………….
..1.204.950,50
,,

1.204.052,-
Schuld
op
ultimo September 1935 a. d.
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds.d.
pers. bel., aand.
1.
d. hoolds. d. grondb.
e. d. gem. londsb. alsm.
opc. op die
bel, en
op
de vermogens belasting
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenl.’)

,,

379.540,78

12.716.502,95
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1) …
,,

53.445.457,64
,,

65.281.136,90
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)


Id. aan diverse instellingen’)
………
..120.068.740,90
76.099.742,79
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

2Nov. 1935
1

9 Nov. 1935
Vorderingen:


Saldo b. d. Postchkque- en Girodienst
t

329.000,-

f

751.000,-
Betaalmiddelen in
‘s
Lands kas


Verplichtingen:

Saldo Javasche Bank
.
………………..

Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
,,
124.026.000,-
,,
126.115.000,-
– –
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
688.000,-
714.000,-
Schatkistpromessen
…………………..

Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
624.000,-
,,

675.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

6.279.000,-
,

7.399.000,-

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
latie
Andere
opelschb.
schulden
Discont.

12 Oct.

1935..
787
1.089 528
560 1.704
5

,,

1935..
791
1.149
495
566
1.710
28 Sept.

1935..
801
1.173
471
564 1.700
21

1935..
796
1.011
463 560 1.687
14

1935
:
796
1.053
468 562 1.728

5 Juli

1914..
645
1.100
560
735 396
1) Sluitp. der activa.

1018

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935


.

.

STATISTISCH OVERZIC!

GRANEN EN ZADEN


TIJINBOUWARTIKÉLEN
VLEESCH

TARWE
80 kg La
ROGOE
MAIS
GERST
62j63
kg
LIJNZAAD
DRUIVEN
TOMATEN
BLOEM-
RUND-
VARKENS-
.
Plata loco
kg Bahia
La Plata
Z.-Russsche
La Plata
Black
A


VLEESCH VLEESCH
rçotterdamj
Blanca loco
R’dam A’dam
loco R’dam!A’dam
loco R?tter_
loco
Rdam/A’dam
Alicante
kg,
per
per 100 kg
Ie Soort
P. lOO St.
(versch) (versch)

per lOO kg.
P

g.
p

g.
per2000 kg.
P

g.
Westland

Westland
per lOO kg
Rotterdam
per 100 kg
Rotterdam
2)
_______ •_
4)
5
roe

,

1925
fi.
17.20100,0
0
10
f1.
13,075
°Io
100,0
f1.
231,50
0
10
I00,0236,00
fI.

0
/0
100,0
fI.
462,50
0
10
100,0
fI.
0
10
f1.
°Io
f1.
OjO
fI.
°Io
f1.

0
10
1926
15,90
92,4
II 75
.
89,9
174.25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
•’-
1927
1475
85,8
12,47
5

95,4
176,00
76.0 237,00
100,4
362,50
78,4


1928 1929
13,47
5

12,25
78,3 71.2
13,15
10,87
5

100,6
83,2 226,00
20400
97,7
88,1
22850
179,75
96,8
762
363,00 419,25
78,5
90,6
0,80 0,64
100,0
80,0
20
1

100,0
14,80
100,0
93,
100,-
77,50
100,
1930
9675
56,3 6.220 47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
0,62
77,5
16,
20,
80,0
100,0
17,23
14,22
116,4
96,1
96,40
108,
103,7
116,1
93,120
72,90
120,
94,
1931
1932
5,55 5,22
0

32,3
30,4
4,55 4,620 34,8 35,4
84,50
77,25
36,5
33,4
107,25
100,75
45,4 42,7 187,00
137,00
40,4
29,6
0,49
0,41
61,3 51.3
1450
72,5 7,54
50,9
88,
94,6
48,-
61,
1933
5,02
5

29,2 3,55 27,2
6850
29,6
70,00 30,0
148,00
32,0
0,31
38,8
11,50
8,21
57,5
41,1
9,92 6,69
67,0
45,2
61, 52,
65,6 55,9 37,50 49,50
48, 63,
1934
3,670
21,4
3,320
25,4

70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8 0,27
33,8 5,53
27,7
8,26
55,8
61,50
66,1
46,65
60,
Jan.

1934
4,75 27,6 3,10
.23,7
65,25 28,2
58,00
24,6
14425
31,2 62,50
67,2
53,75

69,
Febr.

.,,
3,40
19,8
2,77
0

21,2
65,25
2,2
58,50
24,8
133.00
20,8
67,7
53,50
69
1

Maart

,,
3,25
320
18,9
2,725 20,8

70,75 30,6 58,75
24,9
I32,00
28,5

——————

6I,75
66,4
50,50
65,
April

.,
Mei
3,320
18,6 19,2
2,70
2,870
20,7
219

70,50 62,00 30,5 26,8
56,75 63,00
24,0
26,7
136,50 154,50
29,5 33,4

—————-

63,50
68,3 49,12
0

63,
Juni

,,
3,67
0

21,4
3,I70
24,3
6500
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8

65,75 63,25
70,7
f8,0
47,50
43,75
61,

Juli

,,
Aug.

.
3,80
4,37
22,1
25,4
3,30
427
5
25,3 32,7 71,50
83,25
30,9 36,0
78,75 93,50
33,4 39,6
151,25 159,25
32,7 34,4 0,35
43,8
8,28
5,89
41,4
21o,5
63.-
67,7
44620

Sept.

,,
4-
23,3
4.15
31,7
77,25
33,4
93,25
39,5
I45,50
31,5 0,25
31,3
2,02
10,1
1I,21
75,7
63,95
63,55 68,8 68,3
43,30
42,62
5

551
55
1
i
Oct.
3,50
0,3
3,70
28,3
69,50
30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
0,21
26,3
5,92
29,6
6,I9
41,8
60,70
65,3
42,120
54,
Nov.


3,5t)
20,3 3,45
26,4
7l,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6
.
7,37
49,8
5375
57,8 44,50
57,
Dec.

,,
3,45

20,1
3,55 27,2
76,25
32,9
9I,00
.38,6
134,00
29,0

—————–
—————–

.
53,15
57,2 44,65
57,1
Jan.

1935
3,30
19,2
3,525
27,0
74,25
32,1
89,25 37,8
137,25
29,7

—————–

53,625
57,7
45,62′
58,1
ebr.
Maart
3,2018,6
3,20
186
3,375
307
5

25,8
23,5
68,00 67,75
29,4
29,3
71,25
64,00 30.2
27.1
124,25 120,50
26.9
26,1

—-

—-






—————-

51,9055,8
47,55
61„

April
4,07
5

23,7
2,95 22,6
70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0

—————-

51,40
5I,t2
0

55,3
55,8
51,20 50,25
66,
64,1
Mei
4,0523,5
‘2,90
22,2
59,90
25,967.2528,5
I25,50
27,1
50,8054,648,50
62,
Juni

,,
4.02
23,4
2,90 22,2
57,50
24,8
75,00
31,8
124,25
26,9


——————–















—-


– –
48,-
(1,6
46,120
59,1
Juli

,,
Aug.
3,92
4,25 22,8
24,7
2,55 2,625
19,5
20,1
54,50 55,25
23,5
23,9 66,75
64,50
28,3
27,3
124,50
132,25
26,9 28,6

0,42

52,5
10,19
7,29

——————–

50,9 36,5
– –
48,-
47,375
61,1
Sept.
4,75
27,6
3,-
22,9
55,75
24,1
64,50
27,3
139,50
30,2
0,27
33.8
4,45



















22,3

6,60

44,6
44,80 43,370
48,2
46,6
52,55
56,t’20
67,1 73,1
Oct.
4,95
28,8
3,35 25,6
57,75
249
64,75
27,4 142,75
30,9
0,19
23,8
4,61
23,I
10,94
73,9
46,075
49,5
64,620
3/
4 Nov.

.,,
4,70
27,3
310
23,7
54,50
23,5
60.-
25.4
139,00
30,1
41,70
6

44,8
61,-
6)
78,
11

,,
4,65
27,0 3,20
24,5
54,00
23,3
59,50
25,2
136,00
29,4
.
44,-
7

47,3
58,-
7)

74,t
)
Men zie voor
de
toelichting
op dezen staat
de nos.
van
8, IS
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15 Febr.
1933.
1)

Tot Jan.
1931
Hard
Winter
No. 2.
van Jan.
1931 t
16 Dec. 1929
Canada. Van
tot 26
19 Sept.
Mei 1930
’32 tot
7415 kg
24 Juli ’33
62163
Hongaarsche
kg Z.-Russ.
vanaf
26
van 24
Mei 1930
Juli ’33-7
tot
Oct.
23 Mei 1932
’35 64165
74 kg
Plata.
Zuid-Russische;
van 23
Mei 1932
tot 2 Oct.
1933
No.
2 Canada.
4)
T
kg La
0)
De
jaren
1928
en
1929 Broek
op Langendijk.
6) 2 Nov.
7)
8 No
Vervolg
STATISTISCH
OVËRZICH
MINERALEN
.

TEXTIELGOEDEREN

.
DIVERSEN

STEENKOLEN
Weatfaalschel
PETROLEUM

BENZINE
KATOEN
WOL
WOL

Hollandsche
bunkerkolen,
Mid. Coiitin.
Crude
Gulf exp.
•A:trac
gekamde
Australische,
KOE-
HUIDEN
KALK-
SALPETER
ongezeefd f.o.b.
3

tjm 33.9
641660
$cts. per
Middling
Iocoprijzen
F. G. F.
Sakella-
G. F. No. 1
Merino 64’s A’v CrossbredColo- mal Carded,
Gaaf, open
kop
Gld. per
100 kg
R’damlA’dam
per 1000 kg.
S.
g.
per

arre
u.s.
gallon
New-York
rides
.
omra
iverpoo
loco Bradford
er Ib
.
50’s Av. loco
57-61 pnd.
netto
per Ib.
Liverpool

Bradford per Ib.

1925
f1.
10,80 Olo
100,0
8
1.68
olo
100,0
$cts.
14,86
0/0
100,-
S
cts.
23,25
Olo
100,0
pence
29,27
0
1
0

100,-
pence
9,35
0
1
0

100,-
pence
5500
°lo
100,0
pence

29,50
o
fo
100,0
6.
34,70
eb
100,0
f1.
12,-
eb
100,0
1926
1927
17,90
11,25 165,7
104,2
1.89 1.30
112,5
77,4
13,65 14,86
91,9
100,-
17,55
17,50
75,5
75,3
16,24 16,78
55,5 57,3
630
7,27 67,4
77,8
47,25
85,9 24,75 83,9 28,46
82,0
11,61
96,8
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98
67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
48,50
5150
88,2 93,6
2650
30,50
89,8
103,4
40,43
47,58
116,5
137.1
11,48 11,48
95,7 95,7
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
1705
58,2 6,59 70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
1060
88,3
1930
1931
11,35
10,05
105,1
931
1.12
0.58
66,7 34.5 8,77 5,04
59,0 33,9
13,55
8,60
58,3 37,0
12,-
7,33
41,0
25,0 3,92
3,08
41.9 33,0 26,75 21,50
48,6
39,1
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84 82,0
1932
8,00
74,1 0.81
48,2 4,50
30,3
6,45 27,7
5,21.
17,8
311
33,3
16,00
29,1
12,00
8,50
40,7 28,8
18,65
11;15
53,7
321
8,61
6,15
71,8 51,3
1933
7,00 64,8 0.45 26,8
3,61
24,3
6,75 29,0 5,13
17.5
2,78
29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18 51,5
1934
6,20
57,4 0.63 37,5 2,88
19,4
735
31,6
5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11
50,9
Jan.

1933
7,05
65.3
0.53
31,5 4,16
28,0
6,15
26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.,,
Maart

,,
7,20
7,25 66,7
67,1
0.38
0.38 22,6
22,6 3,97
3,87
6

26,7
26,1
6,10
6,40 26,2
27,5
4,98 4,97
17,0 17,0
2,78
2,77
29,7 29,6
15,50
15,25
28,2 8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
53,3
April

,, 7,25
67.1
0.37 22,0 3,67 24,7 6,65 28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
27,7
28,6
7,75 7,75
26,3 26,3
10,75 11,25
31,0 32.4 6,40
6,40 53,3 53,3
Mei

,,
Juni
7,15
66,2
66,2 0.235 0.255
14,0
2,95
19,9
7.30
31,4
5,60
19,1
3,07
32,8
17,00
309
8,25
28,0
12,25
35.3 6,40
53,3
Juli
7,15 7,05
65,3
0.41
15,2
3,02 20,3
7,85
33,8 5,85 20,0 3,25
34,8
18,50
33,6
9,00 30,5
15,75
45,4.
6,40
53,3
Aug.

,,
6,95
64,4 0.37 24,4
22,0
3,33 3,37 22,4 22,7 7,60
6,90
32,7 29,7
5,76
5,39
19,7
18,4
3,20
2,91
34,2
31.1
20,75
20.75
37,7
37,7
9,75 9,75
33,1
33,1
16,-
46.1
6,40 53,3
Sept.
6,85 63,4
052
31,0
3,50
23,6 6,60
28,4
4,70
16,1
2,4
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
14,75 15.13
42,5
44,1
5,80
5,85
48,3
48,8
Oct.
Nov.

,,
6,60
6,75
61,1
625 0.66′
0.66
39.3
39,3
4,04
3,72
27,2 25,0 6,40
6,25,
27,5 26,9 4,55
4,63
15,5
15,8
2,48 2,39
26,5
25,6 20,75 23,75 37,7 43,2
10,75 12,00
36,4
14,50
41,8
5,90
40,2
Dec.


6,95
64,4 0.67
39.9 3,75
25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38 25,5
25,00
45,5
13,25
40,7 44,9
13,38
13,50
38,6
38,9 5,95
6,-
49,6 50,9
Jan.

1934
Febr.
6,65 61,6
,

0.66 39,3 3,74
25,2
7,10 30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5
6,15
51,3
,,
Maart

,,
6,30
6,25
58,3
57,9
0.64
0.63
38,1
37,5
3,25
3,05
21,9
20,5 7,50 7,40
32,3 31,8
5,64
5,50
19,3 18,8
2,68 2,76
28,7 29,5
23,75 23,25
43,2
42,3
12,75 11.75
43,2
13,-
37,5 6,20
51,7
April

,,
6,30 58,3
0.62 36,9 2,795
18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,8
39,0
12,50
12,-
36,0 34,6
6,25
,.,.6,30
52,1.
52.6
Mei

,,
6,25
57,9
0.62
36,9
2,88
19,4
6,80 29,2
5,20
17,8
2,48 26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
.34,2
6,30
52.6
Juni

,,
juli
6.15
6.15
56,9
56,9
0.62
0.62
36,9 36,9
2,83 2,68
19,0
18,0
7,15
7,55
30,8
32,5
5,23 5,22
17,9
17,8
2,77
2,83
29,6
30,3
19,00 27,00
34,5 30,9
9,50 9,00
322
11,50
33,1
6,30 52.6
Aug.

,,
6,15
56,9
0.62
36,9 2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
18.2
2,85 30,5
16,00
29,1
8.50
30,5
28,8
11,50 11,75
33,1
33,9 6,30
5,80 52.6
48,3
Sept.

,,
Oct.
6,00 55,6
0.62
36,9 2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3 2,71
29,0′
25,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,9
5.85
48,8
,,
Nov.
6,00
6,
10

55,6 56,5
0.62
0.62
36,9 36,9
2,60
2,53
27,5 17,0
7,40
7,40
31,8
31,8
4,93
5,42
16,8 18,5
2,57 2,67 27,5
28,6
15,00
15,00
27,3
27,3
8,50
8,75
28,8
29.7
12,50
36,0
5,90 49,2
Dec.
6,05
56,0
0.62 36,9 2,76
18,6
7,50 32,3 5,43
18,6
2,77
29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
12,
11,25
34,6
32,4
5,95 6,05 49,6
50,4
Jan.

1935
Iebr.
6,05
56,0
0.625
37,2
2,975 20,0 7,55
32,5
5,38
18,4
2,99
32,0
14,75
26,8
8,25
28,0
10,75
31,0
6,15
51,3
,
Maart

,,
6,05
590
56,0
54,6
0.625 0.62
37,2
36,9
2,75 2,74
18,5 18,4
7,50
6,80 32,3
29,2
5,24
4,85
17,9 16,6
3,-
2,79
32,2
29,8
14,00
25,5
7,75
26,3
10,50
30,3
6,20
51,7
April

,,
6,00 55,6
0.63 37,5
2,99
20,1
7,05 30,3
4,89
16,7
2,89 30,9
13,75
14,75
25,0 .26,8
7.50 8,00
25,4
27,1
10,25
‘10,75
29,5 31,0 6,25
6,30
52,1
52,6
Mei
6,05 56,0
0.62 36,9
2,97
5

20,0
7,30
31,4
4,5-6
16,9
3,07
32,8
16,00
29,1


8,50 28,8
11,75
33,9
6,30
52,6
Juni

6,05
56,0
0.62 36,9

3,15
21,2
7,-
30,1
4,82
16,5
2,98 31,9
16,75
30,5
8.50
28,8
12,-
34,6
6,30
52,6
juli
Aug.

6,05
6.55 56,0
56,9
0.62
0.62 36,9 36,9
3,115
3,08 21.0
20,7
7,25
6,80
31,2
29,2
4,82
4,91
16,5
16,8
3,08 2,83
32,9 30,3
1825
18,25
332
33,2
9,00
30,5,
11.75
33,9
5,40
45,0
Sept.

6,10
56,5
0.625,
37.2 2,85
19,2
6,40
27,5
4,95
16,9
2,63
28,1
18,25
33.2
f,25
P,75
31,4 29,7
12,-
4,50
34,6
41,8
5,40 5,50
45,0 45,8
Oct.

,,
4 Nov.,,
6,05
6,05
56,0
56,0
0.625
0.62.’
37,2
36,9

3,-
.3,17
2
)
20,2 21,3
6,70
6,70
28,8 28,6 5,30
5,61
4
)
18,1
19,2
2,96
3,01
4
) 31,7 32,2
18,50
l8,25
5
)
33,6 33,2
•8,75
29,7
16,-
46,1
5,55
46,3
II
6,05
56,0
0.62
3
) 36,9
3,I7)
21,3 6,95
3
)
1
29,9
8,75
5
)
29,7
,


,
5,60
5,60
46,7 46,7
Jaar- en maanugem. alger. op
,
j8
pence. ) Z Nov.
d)9
Nov.
4)
6 Nov.
5)7
Nov. 9
5
Nov.

.

13 November 1935

ECONOMISCWSTATISTISCHE BERICHTEN

1017

AN GROOTHANDELSPRIJZEN
)

ZUIVEL EN EIEREN

METALEN

BOTER
KAAS
EIEREN
BOTER

KOPER
D
TIN
c1Z? d
GIETERIJ
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Leeuwar-

P.fi(
Ing
Alkmaar
Fabrieks-
0cm. not.
Elermijn
Standaard
Locoprijzen
Loco
°
2zen
Loco rizen
LoflJfl
1

er
FUndr
IJZER
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derCornm.
risis
Z
kaas
Roermond
Londen
Lodn
er En

ton
g.
En

tcn
g.
No 3 t o
Middlesb
Eng. t. f.o.b.
per
per ounce Standard
Noteering
klm/merk
p. 100 St.
per Eng.ton
perEng.ton
Antwerpen Eng.ton fine
Ounce

îl.
0
10
f1.
f1.
O/
f1.
1
10£
0
10
£

Ole
£
0
1
0

Sh.
Oj
sh.
01
£
Ojo

sh.
O/
o

pence
Olo
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0 62.116
100,0
36.816

100,0
261.171-
100,0 731-

100,0 671-
100,-
36.316
100,-
85(6

100,-
32
1
(
100,0
1926 1,98
85,7
43,15
77,1
8,15 88,8

58.11-
93,5
31.116

85,3
290.1716
111,1
866
118,5
688
102,5
34.216
94,3
85/-
99,5
2811/16
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77,3
796
86,7

55.141- 89,7 24.41-

66,4
29041-
110,8
731-

100,0
6416
96,3
28.101-
78,8
851-
99,5
21
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8 7,99 87,0

63.161-
102,8
21.11-

57,8 227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
116
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1
8,11
88,3

75.14!-
121,9
23.51-

63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
85/-
995
95
2471
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2

54.131-
88,0
18.116

49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
17
1
116
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
5,35
58,3

3651-
58,4
12.1(-

33,1
110.1!-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216

108,2 1318
41,6
1932
0,94 40,7

22,70 40,5 4,14
45,1

22.171-
36,8
8121-

23,6
7.2/-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.16-
27,1
1181-

138,0
12
7
j
40,1
1933
0,61
26,4
0,96 20,20
36,1 3,71
40,4

22.216
35.6
7.1716

21,6
131.181-
50,4
41!-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
12417I4 145,8
1219
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6

18.1416
30,2 6.1516

18,6 141.1916
54,2
401-
54,8
337
50,1
8.91-
23,4 137/7
3
14 161,0
13(15
40,7

Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40 36,4 5,05 55,0

21.71-
34,4
7.7/-

20,2
148.31-
56,8
3916 54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916

151,5
12
3
14
39,7
Feb. ,,
0,47 20,3
1,-
21,55 38,5
3,68
40,1

20.916
33,0
7.41-

19,8
140.131-
53,7
3916 54,1 3615
54,4
9. 16
24,9
13711

160,3
12
1
12
38,9
Mrt.
.
0,44
19,0
1,-
19,90
35,5
2,71
29,5

20.31-
32,5
7.316

19,7
144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.2-
25,2
13618

159,8
12
5
18
39,3
Apr.
.
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6

20.1416
33,4
7.4(6

19,8
150.1016
57,5
41j6
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
135114

158,0
12
7
116
38,7
Aei

,,
0,41 17,7
1,-
16,05
28,7
2,54 27,7

20.41-
32,5
6.1616

18,7
144.1916
55,4 4016,
55,5
3219
48,9
9.21
25,2
13613

159,4
12
1
11
37,5
Juni
0,41 17,7
1,-
19,40
34,6 2,74
5

29,9

19.1816
32,1
6.141-

18,4
140.11-
53,5
4016
55,5
3119
47,4
8.161-
24,3
137/8

161,1 12
1
14
38,1
juli
0,40
17,3
1,

21,50 38,4
2,81
30,6

18.11J-
29,9
6.1416

18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111

161,4
12/
4
39,7
Aug.
.
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3,325 36,2

1761-
27,9
6.141-

18,4 139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816

162,0
13
40,5
Sept..
0,43
18,6
1,-
18,12
5

32,4
3,31 36,1

16.101-
26,6
6.516

17,2
137.171- 52,6
396
54,1
3216
48,5
7.171-
21,7
1411-

164,9
13
1
j9
40,9
‘Oct.
0,43
18,6

1,-
17,31
6

31,0 3,95
43,0

16.31-
26,0
661-

17,3
137.1916
52,7
3916
54,1
3216
48,5
7.71-
20,3
141110

165,9
14
43,6
Nov.
.
0,47
20,3
1,-
17,-
30,4
4,52
5

49,3

16.1116
26,7
6.81-

17,6
139.81-
53,2
401-
54,8
3216
48,5
7.716 20,4
139164

163,2
14
7
(
46,3
Dec.
0,54
23,4
0,95
15,12
27,0 4,07 44,3

16.161-
27,1
6.61-

17,3
137.816
52,5
39/6
54,1
3411
50,9
7.416 20,0
140161.
164,4
14
11
116
45,7

Ian.’33
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,12
5

34,0

16.191- 27,3
6.51-

17,2
138.111-
52,9
3916 54,1 3416
51,5
7.616 20,4
1411101 165,9
1414
45,9

eb. ,,
0,52 22,5
0,95
14,375
25,7
3,20
34,9

16.41-
26,1
6.41-

17,0
136.81-
52,1
3916
54,1
3416
51,5
7.316
19,8
14218

166,9
141j

46,1
Mrt. ,,
0,37
16,0
l,02
13,30
23,8
2,74
29,8

16.81-
26,4
6.716

17,5
124.516
47,5
381-
52,1
3319
50,4
7.-!-
19,4
1475

172,4
15
3
14
49,0
Apr.
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,31
5

25,2

18.81-
29,6
7.516

20,0
131-16
50,0
3816

52,7
3316
50,0
7.111-
20,9
14415

168,9
18
3116
56,6
Mei
0,34
14,7

1,10
11,85
21,2
2,38
6

26,0

20.-/-
32,2
8.616

22,9
135.516
51,7
39/-
53,4
3316
50,0
8.1516
24,3
142134

166,4
20
62,3
Juni

,,
0,41
17,7
I,07
11,95
21,3
2,415
26,3

18.16

30,3
8.1116

23,5 136.5/6 52,0
39/6
54,1
3316
50,0
8.111-
23,6
14116

165;5
19
61,1
juli
0,44
19.0
1,
12,37
5

22,1
2,54
27,7

18.101- 29,8
8.131-

23,7
140.1116
53,7
3916
54,1
3316
50,0
8.101-
23,5
140110

164,7
181j6 57,0
Aug.
0,46
19,9
1,-
15,10
27,0
3,31 36,1

19.151-
31,8
9.11!-

26,2
135.1216
51,8
40/-
54,8
33/6
50,0
8.1816
24,7
140/4

164,1
l71/
55,6
Sept..
0,58
25,1

0,97
20,25
36,2 3,16 34,4

20.10(6
33,1
9.14/6

26,7
135.416
51,6
39/6
54,1
3316
50,0
9.8!-
26,0
1411-

164,9
171
54,7
Oct.

,
0,65
28,1
0,89
19,87
35,5 3,95
43,0

21.36
34,1
11.31-

30,6
136.1716
52,3
39(6
54,1
3316
50,0
10-16
27,7
14118

165,7
17
5
(
54,9
4 Nov.,,
0,608)
26,0
0,90
17,-
9
)
30,4
4,50 49,0

20.1916
33,8
10.10/-

28,8 133.161-
51,1
3916 54,1
3316
50,0
9.1416
26,9
14115

165,4
17
11
(16
55,1
11
0,95
16,50
7
)
29,5 4,50
49,0

21.2/6
34,0
10.1816

30,0 137.141-
52,61
3916
54,1 3316
50,0
9.1916
27,6
1141141

165,4
117
9
1,6
54,7
6 Sept. 1932
79
K.G.
La Plata;
van26
Sept.
1932
tot 5 Febr. 1934
Manitoba
No. 2

)
Tot Jan.
1928
Western;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2, van
an. 1928
Matting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American No.
2, van
9 Febr. 1931
tot 23
Mei

1932
6415
K.G.
Zuid-Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
11 Nov.
9)
1 Nov.
‘AN CROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
STEEN EN
CACAO
COPRA
KOFFIE SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Kolo.
Zweden(
binnenmuurbuitenmuur
G.F.Accra
Ned._Ind.
Locopr
Standaard
Ribbed Smoked
per

per
50 kg c.i.f.
per 100 kg
Rotterdam
R’damlA’dam
Java- en Suma-
OrOd
nlale
erstdaard
an 4672 M
3
.
per 1000 stuks per 1000 stuks
Nederland
Amsterdam
per

12 kg.
Ioc

en
per Ib.
per 100 kg.
trathee
p.
‘Jz
kg.
st0
en
den

t
OJ
f
O
Io
f
0
(0
sh;
O(

.
.
f
°Jo
ets.
0
10
5h.
%
ii.
0
;o
ets.
0
10
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6
10,50
26

491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50 100,5 14,50
93,5
.
18,50
:907’4
68-
160,0
32,62
5

90,9
46,875
76,4
1(6,375 51,6
19,125 102,0
82,75 97,9
07.5
109.1 1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
57(3
134,9
31,87e
88,9 49,625
80,9
-jlO,75
30,2 15,85 84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
11,8 45110
107,9
39,370

76,3
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
69.3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6 20,75
109,2
34111
82,2
fl626
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32
5

33,7
28,25 33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0

64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9 21,10 34,2
-12,25
6,3
5,52
6

29,5 32,75
38,7
35.2
34.7
1934
76,50
47,9
8,50 54,8
10,50
55,3
1316
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
-13,875
10,9
4,075
21,7
40
47,3
34.4
32.1

Jan.’33
70,00
43,8
9,25 59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,371

28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.,
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
1519
37,1
10,625
29,6 23,75
38,7.
-11,5
4,2 5,60 29,9 26,75 31,7
32.1
34.4
Mrt.
,
70,00
43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,375
28,9 23,50 38,3 -11,5 4,2
6,-
32,0 26,25
31,1
32.4
34.9
Apr.,,
70,00
43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5 23,50 38,3 -11,625 4,6
6,07
5

32,4 27,50 32,5
32.8
34.9
Mei
70,00
43,8 9,50 61,3
12,50
65,8
16(6
38,8 9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
Juni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50 36,6 -12,375
6,7
6,35
33,9
31
36,7
37.2 31.5
Juli
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-12,625
7,4
5,925 31,6 33,50 39,6
38.2
37.4
Aug.,,
75,00
46,9
10,5e
67,7
13,-
68,4
16(5
38,6
8,75
24,4 20,75
33,8
-12,625
7,4
5,27
5

28,1
35,25
41,7
36.5
35.6
Sept.,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-/2,5
7,0
5,375

28,7
36,75
43,5
36,7
34,6
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
12/7
29,6 7,62
5

21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4
4,90
26,1
42,25 50,0
36.5 33.4
Nov.
75,00 46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65 24,8 40,50 47,9
36.4 32.7
Dec.,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16
26,1
-/2,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
31.1
31.3

Jan.’34
75,00 46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12(10
30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
36.9
23.8
Feb.
,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
7,25
20,2
17,25
28.1

13
8,4 4,975 26,5 46,75 55,3
35.9
35.9
Mrt.
80,00
50,1
9,75 62,6
12,-
63,2
14/1 33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
-13,25
9,1
4,52
5

24,1
45,50
53,8
35.7
35.2
Apr.
,,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7
6,55
18,3
17,75
28,9
-13,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4
35.6 34.5
Mei

.,
80,00
50,1
9,25
59,7 11,25 59,2
1512
35,7 6,72
5

18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75 50,6
35.1 34.3
Juni

,,
77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
1514
36,1
7,-
19,5
17
27,7
-14
11,2
4,20
22,4
41
48,5
34.5 33.8
Juli

,,
77,50
48,5 7,50 48,4
10,-
52,6
13111
32,7
6,92
5

19,3
16,75
27,3 -14,375
12,3
3,975

21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
Aug.,,
75,50
47,3
7,25 46,8
9,50
50,0
12
1
10
30,2
6,87
5

19,2
16,50
26,9

1
4,5
12,6
3,975 21,2
39,75
47,0
33.9
31.4
Sept..
73,50
46,0
7,-
45,2
8,75
46,1
1215
29,2
6,65
18,5
16,50
26,9
-14,5
12,6
3,725
19,9
33,50
39,6 33.1
29.5
Oct.

,,
7300
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1117
27,3
6,70
18,7
16,50
26,9

14,125
11,6
3,52
5

18,8
32,75
38,8
32.7 27.8
Nov.,”
73.00
45.7
7,-
45,2 8,75
46,1
1213
28,8 6,62
5

18,5
16
26,1

/3,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7 32.1
27.6
28.6
Dec.

7300
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1218
29,8
7,175
20,0
16
26,1

13,875
10,9
3,375
18,0
,

34,50 40,8

Jan.’35
66,00
41,3
7,25 46,8 8,50
44,7
1411
33,1
8,775
24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9 29.5
Feb.
,,
66,00
41,3 6,75 43,5
8,25
43,4
1412
33,3
9,375

26,1
15,625
25,5
-13,75
10,5
3,45
18,4
32 37,9 32.4 28.9
Mrt.
59,00
36,9
7,-
45,2 8,25
43,4
1313
31,2
8,57
5

23,9
14,625
23,8

13,25
9,1
3,55
18,9
29
34,3
30.9
21.4
Apr.,
60,00
37,6
7,-
45,2 8,25 43,4
13(6
31,8 9,15
25,6 14,50
23,6 -13,375 9,5 4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
57.50
36,0
7,-
45,2
8,25
43,4
1314
31,4
9,50
26,5
14,125
23,0

1
3,5
9,8
4,20 22,4
32,75 38,8
33.3
28.6
Juni
,
57,50
36,0 7,25 46,8
9,-
47,4
13
1
3
31,2
9,
0
75

25,3
13,875
22,6
-/3,625
10,2
3,87
5

20,7 30,25
35,8
33.2
27.8
Juli

,
57,50
36,0 7,25 46,8
8,75
46,1
1312
31,0

22,3
13,50
22,0 -13,5
‘9,8
3,575

19,1
30,75
36,4
334
27.1
Aug..
58,25
36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
13
1
1
30,8
8,07
5

22,5
13,50
22,0

1
3,5
9,8
3,525
18,8
32,50
38,5 33.1
21.4
Sept.,,
57,75
36,2
7,-
45,2

47,4
13
1
5 31,6
8,47
5

23,6
13,50
22,0

7
1
3,375
9,5
3,725
19,9
36
42,6
34.2 28.8
Oct.
.
56,50
35,4 7,25 46,8 9,25
48,7
1315
31,6
9,975

27,8
13,50
22.0
-13,75
10,5
4,22
5
22,5
46,25 54,7
35.5
31.9
4Nov.,,
56,50
35,4
.
131I)
30,8
10,375
28,9
13,50
22,0

3,8125
10,7
4,125
22,0
35.5
31.1 58,00
36,3
10,125
28,2
13,50
22,0
-13,8125
10,7
4,-
21,3
35.8 31.6
Alle Pondennotoeringen vanaf 21 Sept.’31 zijn op goudbaals omgerekend; de Doliarnotoeringen vanaf 20April ’33 zijn In verhouding van de deprociatle den Dollar
t.o.v.
don Gulden verlaagd.

1018

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1935

BANK VAN ENGELAND.


NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 11 November 1935.
1
Bankbilj.
1
Bankbilj.
1
Other Securities

ISecurities
Data
Metaal
1
in
ja Bankin
gI
Disc.an
d
Activa.
circulatze
Advances
1
Binnen!. Wis-
(
Hfdbk.
f

31.588.104,46
6 Nov. 1935
196.407

402.158
53.325
10.986
1

12.493
sels, Prom.,) Bijbnk.
,,

887.031,88
30 Oct.

1935
195.522

399.889
54.795
11.210

12.270
enz.in
disc.Ag.sch.
,,

4.079.383,20

36.554.519,54
22 Juli

1914
40.164 29.317 33.633
Papier o. h. Buiten!. in disconto

……

Idem eigen portef.

1.074.500,-.-.
Dek-
Data
Gov.

Public
Sec.

Depos.

Other Deposir3

Bankers

Other
Reservel
J
kings-
Af:Verkochtmaarvoor
Acct
1
perc.’)
de bk.nognietafgel.
,,

1.074.500,-
Beleeningen

ç
’35

1

1
6 Nov.

87.215

21.009

89.559

36.641

54.2501
36,8
flfdbk

f

91.728.744,511)
mci. vrsch.
30 Oct ’35

85.890

26.226

82.525

38.552
1
55.6331
37,7
Bijbnk.
,,

6.480.906,96
in rek.-crt.
22 Juli ’14

11.005

14.736

42.185

29.297 52
op

,

37.076.088,94
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
f
135.285.740,41
BANK VAN FRANKRIJK.
______
Op Effecten

……
f
129.302.956,53
1
)
Tegoedl
Wis-
Waarv.l

Belee-
Renteloos
OpGoederenenSpec.

5.982.783,88
,,
Data
Goud
Zilver

in
het
sels
op het
. voorschot
135.285.740,411)
buitenl.l
buitenl.j
ntiv.d.
Staat
Voorschotn a.h. Rijk
Munt, Goud ……

137.597
………
.730
….
,-

5.870.519,03

1
’35
30 Oct.
71.190
679
8
9.627
1
1.254
4.720
3.200
iuntmat., Goud

.

475.533.737,96
25

,,

’35
72.158
691
8
9.356 1.254
4.413
1
3.200
613.131.467,96
’14
23
Juli
4.104
640

1.541
8

769

Munt, Zilver, enz.

20.224.559,80
Muntmat., Zilver.
.
Bonstj.d.
.
Reurant
Data
zelfst.
amort.k.
‘Ç
Circulatie
1 zelfst.
1

Parti-
Staat Iamort.k.i culieren
,’

633.356.027,765)
Beleggiugvan kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds ……………………..39.5.89.554,58
,,
30 Oct.
‘351

5.806

2.404

83.306

75

2.787

1
10.647
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

.4.600.000,-
25

,,

’35

5.800

2.400

82.035

98

2.801

1
11.384
Diverse rekeningen ………………
,,

3.959.948,40
………………………………….

23Juli’141

5.912

401

943
Staatd.Nederl.(Wetv.27/5/’32,S.No.221)
,,

15.486.148,55 1)
Sluitpost activa.
t

875.776.958,27
DUITSCHE_RIJKSBANK.
Passiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Daarvan
bij
1
bui-

1
Deviezen
als goud-
1
Andere
wissels Belee-
Data
Goud

tent.
circ.

1
dekking
en
ningen
Reservefonds ……………………
,,

4.049.884,01
banken
t)

geldende
1
cheques
.
Bijzondere reserve

………………
,,

5.675.000,-
Pensioenfonds

9.942.223,91
7
Nov. 1935
87,8 21,0
5,4
3.911,4
42,3
31 Oct.

1935
87,8
21,0
5,5
4.057,9
66,0
Bankbiljetten in omloop…………..
,,

794.665.675,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,

20.709,36
30 Juli

1914
1.356,9
– –
750,9
50,2
Rek.-Cour.
J
Het Rijk


saldo’s:

1 Anderen
..

37.591.545,74

37.591.545,74
1

Effec-

1
Diverse
Cïrcu-
Rekg.- Diverse
Data
ten
Actival)
latie
Crt.
Passiva
Diverse rekeningen ……………….
,

3.831.920,25

875.776.958,27
1
7 Nov. 1935

345,3

688,9

3.979,7
692,1

288,3
31 Oct.

1935
1

345,2

724,0

4.158,6 728,0

290,1
Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

301.516.88346
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
30 Juli

1914

330,8

200,4

1.890,9
944,-

40,0
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,

753.792.210,-
‘)Onbelast.’) W.o.
Rentenbankscheine 7
Nov.,
31
Oct.,
resp. 24, 10
miII
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
NATIONALE BANK VAN
BELGIË
(in Belga’s).
ondergebracht

………………..
,,


t)
Waarvan
aan Nederlandsch-Indiö
1
Goud)
.
c
Rekg.
Crt.

1
.
(Wet van 15 Maart
1933,
Staatsblad No. 99) ……../
71.153.775,

.

Data
1
,
)

Waarvan
in
het
buitenland ………………………
88.265.746,73

1935

1
1
1
C
.
.

Voornaamst.e posten in duizenden guldens.

.

.
0
Goud
i
.
1
Andere
Beschikb.
1
Dek-

Data

1
1

_________
Munt
1
Muntmat.I
lCirculatielopeischb.I
1
schuldeni
Metaal- saldo

1
kings
perc.

………………………..

– –

11 Nov.
‘351137598l
475.534
79
4
.666l
37.612 301.517
1
76
6 Nov.
3.
4
351

58
11.343~
116

162

40

4.193

47

906
30 Oct.

57

1.363
113

162

40

4.207

40

930
4

‘3511375971
,,
468.788
815.9091
36.280
286.800
1
74
FEDERAL RESERVE BANKS.
1
25 Juli

‘141
65.703 96.410
310.4371
1
6.198
1
,

43.521
54
Goudvoorraad
Wissels
1

Totaal

1
Schateist-
1
Belee-
TPa77
Diverse

Totaal
1

Goud-
her-

1
v. d.

1
In de
open
Data
,,Other

In
cash”
2)

disc.
Data
i

bedrag

i
Idisconto’slrechtstreeksl
promessen
ningen op het
buitenl.
reke-
ningen
t)
bedrag certifi-
catent,. niember
1
markt
1135.286
1
banks

1
gekocht
11 Nov. 1935

36.555
1

1.074

3.960
4

,,

1935

47.762
1

10.000

1151.488

1.074

3.925
16 Oct. ’35
6.917,1
1

6.898,6 218,9

1
9,4

1
4,7
9

,,

’35
6.744,9 6.725,7
207,3
9,6 4,7
25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509
1)
Onder de
ictiva.
Belegd
1
Totaal
1
Goud-

1

Algeni.

Data
in U. S.
Gestort
Dek-
Dek-
JAVASCHE BANK.
incircu
Kapitaal1
kings-
kings-
Andere
________
perc.$)
1

perc.4)
Data

[
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
schulden
metaal-
saldo
__________
16 Oct.
‘351
2.430,2

3.504,6
1
5.895,7
1

130,4

I

75,9

1

9Nov.’35
2)
97.500 165.070
17.520
24.464
9

,,

’35 2.430,2

3.498,8

5.703,0
1

130,5

75,6


t)
Deze
certificaten werden door de
Schatkist aan
de Reserve Banken
2

‘352)
,,
97.400
162.290
16.720
25.796
‘i
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.

van
100
op
59.06
cents
werd gedevalueerd.
2)
,,Other Cash” does
not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
12Oct. 1935
80.518 1

22.457
166.839
18.065
29.013

own Federal Reserve
bank
notes.
5

,,

1935
80.518 1

23.177
165.991
18.863
29.753
3)

Verhouding

totalen

goudvoorraad

tegenover

opelschbare
25 Juli
1914
22.057

31.907
110.172
12.634 4.842
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)

Verhouding totalen
____________ _______

Wissels.
Diverse
Dek-
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PAR’I’lCULliRE BANKEN AANGESLOTEN BIJ BET
Data
buiten
Dis-

Belee
reke-
kin es-
FEl).
flES. STELSEL.
N.-Ind.
conto’s
ningen
ningen’)

percen-
____________________________________________________________________
betaalb.
tage

Data
Aantal
Dis-
conto’s
en

1

I
1

Beleg-
1

1
d
1
Totaal

1
depo-

1
Waarvan
time
9Nov.’35
2

2.410
84’700

9.960

53
leeninj
gingen
banks
1
sitos

J
deposits
2

,,

1352)

2.190
.

81.300

10.060

54
beleen.
1

12Oct. 1935

1.892
10.825 1

58.718

10.065

56
90ct. ’35

1

7.503

11.540

4.118

21.476

4.451
2

,,

‘351

7.556 111.524

4.029

21.407

4.430
1

5

.. .
1935

2.504
10.941

57.484

10.291

56

De posten van D

Ned. Bank, de Javasche Bank en de Bank of Eng.
25
Juli
1914

6.395
7.259

75.541

2.228

44
land zijn In duIzenden, alle overige posten in mlllioenan van de be
1)
Sluitpost activa.

2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
treffende valuta.

Auteur