Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 985

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 14 1934

14 NOVEMBER 1934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEV,

Economi*sch~Stati*sti*sc

he
*

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VËRKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE IjËNTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E
JAARGANG

WOENSDAG 14 NOVEMBER 1934

No. 985

NEDERLANDSOR ECONOMISCH INSTITUUT.

13
NOVEMBER
1934.
Curatoren: Zifr. G. Vissering Voorzitter- Ir.
A.
Plate,

Onder-Voorzitter; Mr.
K. P.
van
der Mandele,

De geiclmarkt ondervindt niet den ‘minsten invloed

meester; Mr.’ P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr.
L. H.
van

van •de onrust in den politieken toestand in de ver-
Lennep;
Ch

elie;. Mees;

Walree;

schillende landen. De stemming blijft apatisdh; de

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

omzetten zijn gering en ‘cle koersen veranderden niet. COMMISSIE VAN ADVIES.
Prof. Mr,. D. van Blom; Jhr. Mr.
L. H.
van Lennep;

* * *
Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr.
N.
J.
Polak;
,lir. Dr.
L. F.
Ti
Regout; Dr.
E. van
Welderen
Baron
Ren
gans; Jan ‘Schilthuis; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M.
Verrijn
Stuart.
Redacteur-Secretaris: Dr.
H. 211. H. A.
van der Valk.
Secretariaat: Pieter de floochweg 122, Rotterdam.
Telefoon
Nr.
35000.
Postrekening
8408.

Advertenties f
0,50
per regel. Plaatsing
bij
abonnement
volgens
tarief.
Administratie van abonnementen en
adver.
tenties:
Nijgh
4
van Ditmar
N.V.,
Uitgevers,
Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gravenhage.
Postchèque.
en giro-rekening
No.
145192.

Abonnementsprijs voor
het weekblad franco p. p. in
1Tederland f
20,—. Buitenland
en Koloniën f
23,—
per jaar.
Losse nummers
50
cents. Economi8ch-Statisti8ch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het
weekblad en
het Kwartaalbericht
gratis en een reductie
op
de
verdere publicaties.
angeteekende
stukken: Bijkantoor
Rai geplaatweg.

INHOUD

Bir. DE NIEUWE RIICEERINGSMAATREOELEN TEN BATE VAN
DE VEETEELT
door
Ir. A. P.
van den
Briel
.
……..
1016

Indië en de industrialisatie van het Oosten door
Prof.
Air. Dr. G. M. Verrijn Stuart ………………..1018

Overheidsbemoeiing met het kartelwezen 1 door
Mr. A.
N. Molenaar………………………………1020

Het probleem der prijzen in Duitschland door
Dr. W.
Hirschbe
rg ………………………………
1022

De internationale betalingsbalans van Nederland door
C. P.
de
Groot …………………………….
1024

De financieele resultaten van den Indischen luchtpost-
dienst door
F. Spittel……………………….
1025

De Indische middelen over Juli
1934 …………..1025

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De economische problemen behandeld op de Xiie Alge-
meene Vergadering van het Internationaal Landbouw
Instituut door
Ir. J. P. van Aartsen …………..
1026

AANTEEKENINGEN:
Econoniische problemen in België …………….
]027

Kosten en lusten omlaag……………………
1028

De regeering over het goudbiok …………….
1028

Verschepingen van Javasuiker ………………
1028

Groothandelsprijzen voor rund- en varkensvleesch
1029

Gegevens over de koffieoogsten ………………
1029

MAANDCIJFERS:
Giro-kantoor der Gemeente Amsterdam ……….
1029
Emissies in September
1934 …………………1029

Giro-omzet bij De Nederlandsche Bank ……….
1030
Overzicht van de Indische middelen…………..
1030

STATISTIEKEN…………………………
1030-101
Geidkoersen. — Wisselkoersen. – Bankstaten.

Op de wisselmarkt heersch’t nog steeds een onrus-

tige stemming. Het is nu eens de politieke toestand

in het cciie land, dan weer in een ander, die aan-

leiding geeft tot verplaatsing van kapitalen, die op

een veilige wijze tijdelijk ondergebracht moeten wor-

den. Ponden werden dan ook de ge.heele week door,

allerwege gezocht; van
7.363-
zijn ze tot
7.41
opge-

loopen. Daartegenover varen vooral ‘gisteren Belga’s

sterk aange’hodeii, waardoor de koers van
34.55 op
34.49 is
teruggeloopen. Dollars bleven gezocht, doch

de koers bleef in ‘de buurt van
1.48
schommelen. De

£f$
noteering bleef rond de
5.00
gehandhaafd. Fran-

sche Franc’s hebben van de politiek weinig te lijden

gehad; de prijs, die de geheele week ca.
9.74
was, is

gisteren tot
9.75
opgeloopen.

• In Parijs ontstond in het midden der week groote

vraag naar Ponden; hët daardoor ontstane aanbod

van Francs werd door ‘de contrôle opgevangen. Toen

de politieke rust was weergekeerd, liep ook de Pon-

denprijs weder terug. Gisterenmiddag na beurs was

er echter weder eenige vraag te bespeuren:
76.

De Reichsmark bleef vast:
59.45.
Gisteren viel er

een groot aanbod van Registermarken waar te nemen,

welké echter vlot werden opgenomen; ‘de koers liep

echter toch nog iets terug. Canadeesche Dollars ble-

ven gezocht:
1.51%.
Argentijnsche Pesos eerder aan-

geboden:
38.

Op de
termijnmarkt
was er nog steeds aanbod ‘van

Belga’s op termijn; voor drie maanden werd een

disagio van ‘bijna
90 p.
genoteerd. Ponden op één

en drie maanden zijn pari resp. c. boven kassa,

terwijl Dollars een deport van
/8
resp.
-‘
p. doen.

Goud was zeer gezocht; baren noteerden
f 1655,

‘terwijl’ er ook een tamelj’ke vraag naar gouden

munten te bespeuren viel. Ea’g1es noteerden
2.49V2,

Soereigns 12.20 en Gouden Tientjes 10.20.

.-2

1016

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November 1934

DE NIEUWE REGEERINGSMAATREGELEN

TEN BATE VAN DE VEETEELT.

De vier middelen, waarmede getracht zal worden
in de toekomst productie en verbruik in evenwicht
te brengen, steunen op twee verschillende overwegin-
gen, voor zoover die uit •het interview van het Ned.
Correspondentie Bureau zijn op te maken. De eene
is, dat de boeren door verminderden melksteun tot
meerderen akkerbouw zullen overgaan, waardoor de
productie van melk zal verminderen, de tweede is
mede te helpen aan het verlagen van de kosten van
levensonderhoud, ook door de heffing op rundvleesch
van 20 pOt. tot op 10 pCt. te verlagen. Er zijn dus
ook twee doelstellingen, voor zoover niet uit het in-
terview zou
blijken,
dat de eerste uit zichzelf zou
resulteeren in de tweede.
Het verminderen van melksteun, het nog onrenda-
beler maken van veeteelt t.o.v. akkerbouw dan reeds
het geval was, is principieel geen nieuwe maatregel.
Reeds geruimen tijd is de akkerbouw benaderend loo-
neud gemaakt en de veeteelt niet, ook, behalve dat
een andere verdeeling niet wel mogelijk was, met den
opzet, dat de boeren de productie in de richting van
akkerbouw zouden verplaatsen. Deze overgang is on-
voldoende snel en slechts in geringe mate geschied,
omdat er geen factoren werkzaam waren, die die ver-
schuiving stimuleerden. Er was onvoldoende garantie
voor de prijzen van houwproducten voor een voldoen-
de lang tijdsverloop, er waren meestal te lage prij-
zen voor het slachtvee om een prikkel te vormen voor
het opruimen van koeien, en er bestonden op ‘de
meeste bedrijven nog steeds mogelijkheden om door
meer vee te houden ‘de productie te vergrooten en
zoodoende door een geregelden aanvoer van melk de voordeelen te genieten van regelmatig terugkeerende
inkomsten, die ten minste of nagenoeg de loopende
uitgaven dekten.
Daarbij kwam, dat het den boeren •der gemengde-
en veeteeltbedrijven, die, ook door den steun, nog
altijd verwachtingen koesterden omtrent een ‘betere
toekomst voor zuivel, moeilijk viel, hun productie-
apparaat op veeteeltgebied te verkleinen, ook aange-
rien een boer inkrimping daarvan zoo lang mogelijk
en tot het uiterste zal tegenhouden. Al deze factoren
resulteerden in het gevolg, dat wel de welstand regel-
matig afnam, maar dat overgang naar akkerbouw on-
voldoende geschiedde. Dan waren daar bovendien nog
de zuivere weidebedrjven, waarop scheuren van wei-
land veelal niet mogelijk is, of bezwaren ondervindt.
Wanneer ‘door het verminderen van den steun mét vermoedelijk 10 pCt. (het is nog niet duidelijk of dit
ook voor die zuivere weidebedrjven geldt, waarop
niet te scheuren is) de boer er nu eerder toe zal
komen zijn melkveestapel te verkleinen, dan zal dit
voornamelijk geschieden door ‘den verkoop van vee
als slachtvee. Ten einde dit aanbod op te vangen,
stelt de regeering de gelegenheid open tot het inleve-
ren van 150.000 stuks drachtig jongvee tegen rede-
lijke prijzen, waarbij vooral aan •de overname van
tuberculeus vee gedacht is. Bovendien worden voor 1935 50.000 min’der kalveren toegewezen. Het is in
dit opzicht in beginsel juist gezien, ‘ook de heffing
te verlagen, omdat daardoor het verbruik van rund-
vleesch zou kunnen toenemen. Dat jongvee en geen
oudere koeien zullen worden overgenomen, staat in
verband met den opzet, vooral in de toek’omst den
veestapel te verkleinen. De oudere (in het algemeen
is onze veestapel ouder geworden door het langer
aanhouden der dieren) zullen toch moeten worden
opgeruimd; er wordt ‘blijkbaar verwacht dat, ook
door •de verminderde heffing, de vleeschmarkt ook deze dieren tegen eenigermate loonende prijzen zal
opnemen.
Er zijn in den opzet eenige zwakke plekken, die
niet uitvoerig besproken, maar slechts kort vermeld
zullen worden.
De nieuwe maatregelen richten zich vooral op de
toekomst, en zoodoende verzwakken zij eenigszins

hun uitwerking. Het over te nemen drachtige jong-
vee geeft, na gekalfd te hebben, lagere mlkop-
brengst dan oudere dieren, clie de boer bij vrijwillige
inlevering trouwens niet zou afstaan. De
prijzen
van
rundvieesch, waarvan het verdere opruimen van den
te groot geachten veestapel afhankelijk zal zijn, zijn
niet alleen afhankelijk van het aangeboden slachtvee,
maar ook van de prijzen van varkensvleesch, en het
verbruik van beide vleeschsoorten staat in onderling
verband, zooals in 1932 en 1933 meermalen te con-
stateeren was. Er zijn misschien aanwijzingen, dat
het varkensvleesch duurder zal worden, en dat er
daardoor een verschuiving naar het gebruik van
rundvleesch zou plaats vinden, maar het inschakelen
van een niet zekere toekomstfactor heeft bezwaren.
Het is ook de vraag, of de boer voldoenden prikkel
zal hebben om vee als slachtvee op te ruimen ih ver-
band met ‘de te maken prijzen, want men kan het ver-
bruik van rundvleesch wel willen vergrooten door
de heffing te verminderen, maar beslissend voor de
grootte van den veestapel is de overweging van den
boer, op welke wijze hij het minst verliest, door aan-
houden als meikvee of, ‘door verkoopen. Het staat
0
1)
het oogenhlik volstrekt niet vast, dat de prijzen die
cle boer onvctngt
zoo zullen zijn, dat hij tot verkoo-
pen besluit, ondanks den gelimiteerden melksteuu.

Tenslotte kan als zwak puut worden genoemd het
verdeelen van de heffing over twee jaar in plaats van
clie te innen in één jaar. Het is niet onmogelijk, dat
over eenigen tijd nogmaals een vrijwillige inlevering
noodzakelijk is, en ‘deze zal, om het verlies op blik-
vleesch te compenseeren, en dan wederom ovér twee
jaar verdeeld, die tot de helft gereduceerde heffing
dan slechts voor korten tijd kunnen handhaven. De
invloed dan op het vleeschverhruik, is op ‘het oogen-
blik moeilijk te ontwikkelen, en ook over den invloed
van blikvleesch op het verbruik van versch vleesch
bestaan geen betrouwbare gegevens, maar het in de
toekomst verschuiven om in het heden gedane uitga-
ven voor in’blikken binnen te krijgen, is niet zonder
gevaar.

Het is dan ook niet zeker, dat de consekwenties
van de afslachting het normale opruimen van de
oudere ‘dieren niet zullen tegenhouden, het is niet
zeker, dat het verbruik van rundvleesch op den duur
zal kunnen vermeerderen, het is evenmin zeker, dat
een ruimere beschikbaarstelling van blikken het ver-
bruik van versch vleesch niet beïnvloedt, het is twij-
felachtig of de verbetering van den veestapel door
wegnemen van ondeugdelijk vee zoo groot zal zijn,
dat die in overeenstemming is met de gemaakte kos-
ten door consument en boer te betalen, en het is zeker
voor
bestrijding
vatbaar, dat spoedig een duidelijk
rnerkbare vermindering van de productie van melk
zal optreden, ‘omdat tot nu toe geen der maatregelen
voor den boer een sterken aanvaardbareu prikkel be-
vat d’ie productie te verminderen, terwijl de techni-
sche mogelijkheden om die te vermeerderen nog steeds
aanwezig zijn, ook met een kleineren veestapel.
* *
*
Hiermede komt men tot eenige bezwaren van meer
principieelen aard, die tegen ‘de nieuwe maatregelen
kunnen worden aangevoerd.
In het interview wordt opgemerkt, dat het initia-
tief tot ‘beperking van melkproductie ,,opzettelijk ge-
heel” aan de boeren self wordt overgelaten, nadat
vermeld is, dat door minder krachtvoer te gebruiken
(liet is blijkbaar niet de bedoeling ‘dit ‘duurder te
maken) en door het niet in sterkere mate, b.v. in
den vorm van eiwitrijk ensilagevoer zelf verbouwen
ervan, de boeren zelf evenzeer de melkproductie ver-
minderen kunnen.

Er zijn ‘dus vier elementen in het plan van de
regeering. Het krachtvoer zal niet duurder worden,
‘daarmee verzwakt men den prikkel tot den verbouw
van bouw-producten en van eigen voeder. De melk-
steun wordt verlaagd, en de bedoeling is de productie
te verminderen, welke beide factoren samenwerken

14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1017

om de geldopbrengst te verkleinen. De boer zal hierop
reageeren door zijn productiekosten te verlagen, wat
nog steeds mogelijk is, door per dier de melkop-
brengst te vergrooten en/of de voederkosten te ver-
lagen. In hoeverre hij bouwland voor de productie
van veevoeder zal gebruiken, zal afhangen van de
prijzen voor de gewassen van het akkerland, vooral
van die op gescheurd weiland te telen, maar er be-
staat in dat opzicht geei garantie voor voldoenden
langen tijd. Verwacht of gehoopt wordt, dat deson-danks de boer minder melk zal afleveren, ook door
inkrimping van de voedering, en dat hij vrijwillig
zal medewerken om de uitkomsten van het bedrijf
voor hem slechter te maken. Men zou kunnen opmer-
ken, dat een der bedoelingen van de maatregelen is om •den veestapel te ,,saneeren” en productiever te
maken door het wegnemen van minder’aardig vee,
en dat een productievere veestapel per dier meer pro-
duceert, maar ook alleën in stand kan blijven door
krachtige voedering; thans zal echter alleen nagegaan
worden, in hoeverre die
vrijwillige
medewerking en
het eigen initiatief van den boer georiënteerd zou-
den zijn.

De steun gaf tot nu toe geen loonenden melkprijs
in bedrijven, die overwegend op producten van de
veeteelt zijn aangewezen. Deze bedrijven nemen ruim
80 pOt. in van het aantal, dat de landbouw bevat.

Het indexcijfer van de veeteeltproducten staat op
ruim 70, terwijl dat voor akkerbouwproducten op ca.
100 staat. Het is tot nu toe onmogelijk geweest, dat
voor de veeteelt te verhoogen. Er spreekt dan ook
geen afkeuring in het vermelden van die cijfers, maar
dit belet niet, dat het grootste deel der boeren finan-cieel meer en meer achteruitgaat. De boer aanvaardt
de onmogelijkheid van steunverhooging, aanvaardt
ook het inkrimpen van zijn bedrijfskapitaal, zelfs
een lageren melkprijs en het met verlies verkoopen van
melkvee als dat onvermijdelijk is, maar een beroep
op medewerking tot vrijwillige inkrimping der pro-
ductie op de wijze als bovengenoemd, die zijn produc-
tiekosten verhoogt, zal bij hem geen uitwerking heb-ben, zoolang hij niet ziet, dat
alle
middelen om even-
wicht in productie en verbruik te brengen, zijn aan-
gewend. Hij zal vragen of het belang van een mar-garine-industrie met een betrekkelijk gering aantal
arbeiders zwaarder weegt dan dat van ongeveer
10.000 boeren, waarom melkbrood tot de onmoge-
lijkheden geacht wordt te behooren, en het uitblijven van een overtuigend antwoord zal de verklaring zijn,
dat die
vrijwillige
medewerking niet gegeven kan
worden. Door dwang en financieelen •druk is te be-
reiken, dat inderdaad de productie in de richting
van beperking der melk min of meer gestuwd zou
kunnen worden, maar voor de bedoelde gewenschte inkrimping heeft men de
volledige
medewerking der
boeren noodig, en een voldoen aan hun rechtvaardig-
heidsbeginsel. Het niet rekening houden met psy-
chologische factoren kan bij planwirtschaft en rege-
lingen van bovenaf van niet te onderschatten betee-
kenis zijn, als een •bedrijfsstelsel de strekking in zich
heeft het verlies te verkleinen door een zoo groot
mogelijke productie.

Het is voor ons land zeker juist om te streven naar
verlaging der kosten van levensonderhoud, gezien de
verarming, die voortgaat. Dat het te lang wachten

met de correctie van den Gulden voor den landbouw
en voor •de ,,UbeTschuldung” daarin, n’adeelige gevol-
gen heeft gehad, behoeft hier niet te worden uiteen-
gezet. Ook is aannemelijk, dat de verminderde bin-
nenlandsche koopkracht steunverlaging op den duur
noodzakelijk zal maken, terwijl ‘de eerste jaren zeer
waarschijnlijk niet zoodanige verbeteringen in den
internationalen ‘handel zullen brengen, dat de export
de uitkomsten der bedrijven belangrijk gunstig zal be-
invloeden. Als aan den Gulden wordt vastgehouden,
zal ver’der door moeten worden gegaan op den weg
naar een lager niveau, en ook de landbouw zal daar-
aan dan moeten meedoen. Hij heeft da,ar echter reeds

in belangrijke mate aan medegedaan, voor wat be-
tref het deel, ruim 80 pOt., dat bij veehouderj be-
trokken is, want op een groote meerderheid van be-
drijven bestaat een levensstandaard voor den onder-
nemer, en een aanpassing aan de omstandigheden,
die men zou kunnen bewonderen, voor zoover daarbij
bewondering te pas komt. Nu grijpen de nieuwe maat-
regelen in, waardoor in den eersten tijd zeker de
financieele resultaten slechter zullen worden, terwijl
niet de zekerhei’d ‘bestaat, dat die er op den duur
beter ‘door zullen worden.

Toen indertijd het rapport-Addens in verschillende
vakbladen besproken is, werd gewezen ‘op een zwak
punt in de voorstellen, dat daarin beston’d, dat de
boer in het algemeen hardnekkig zal blijven vast-
hou’den aan zijn veestapel, omdat die naar zijn ver-
wachting ‘het meest juiste productie-apparaat is voor
de uitkomsten van zijn ‘bedrijf, en dit geldt vooral voor
kleinere ‘ondernemers, waartoe globaal 60 pOt. der
boeren behooren. In ‘dat rapport werd, ten einde den
overgang naar akkerbouw te stimuleeren, aanbevo-
len het krachtvoer duurder te maken, den melk-steun
te limiteeren, een deel der minderwaardige koeien
ôp te ruimen, door voorlichting een grootere rationa-
liteit in de techniek te ‘doen verkrijgen, en werd een
onderzoek voorgesteld, naar ‘de mogelijkheden van het
scheuren van weiland voor verschillende bedrijfs-
typen, ten ein’de ‘te kunnen nagaan, velken invloed
dat zou kunnen hebben op de productie, en waar die

mogelijkheden liggen. Er werd toen op gewezen, ‘dat
het twijfelachtig was of die overgang naar akker-

bouw, zonder voldoen’de garantie inzake hoogte en
duur van den steun voor bouwproducten, voldoende
snel zou geschieden, om te beletten, dat een zeer em-
stige verarming van het platteland zou optreden.
Men heeft hier te maken, afgescheiden van de akker-
bouwgarantie, met een psychologischen factor, het
hangen van den boer aan zijn vee en aan een pro-
duct’ievorm, die – historisch is gegroeid, en waarvan
hij toen nog niet inzag, dat die hem onder ‘de heer-
schende en komende oniVandigheden zou ruïneeren. Bijkomende factoren zijn geldgebrek, omdat veeteelt
egelmatige inkomsten geeft en akkerbouw pas na
eenigen tijd, en daarn’aast locale bezwaren t.o.v. den
grond, welke laatste feitelijk buiten de algemeene
kwestie staan.

Tot uiting kwam o.a. in de discussies, dat voor tal
van ‘boeren pas te ver ontstane armoede de onver-
mijdelijkheid van overgang naar akkerbouw zou schep-
pen, en dat in veel gevallen dan van een te laat ge-sproken zou kunnen worden. Maar vooral, dat er in
den productievorm met veehouderij zoôveel mogelijk-
heden zijn om toch nog aan het hebben van betrekke-
lijk veel vee vast te houden, aan een exploitatie die
toch nog voordeeliger is dan met weinig vee, als ge-
volg waarvan een natuurlijke overgang naar akker-
bouw zeer langzaam geschiedt, dat daarom de meest
juiste en vooral de meest consekwente houding zou
moeten zijn, dat in de bedrijven zou worden ingegre-pen, en dat een van boven af geregelde wijze van ex-
ploitatie der bedrijven, gerangschikt naar bedrijfs-
.ypen, wenscheljk was geworden. Deze redeneering en de ontwikkeling der afzetmogelijkheden hield in,
dat, wilde eenig succes daarmede bereikt’ worden, uit-
stel van dit plan niet gerechtvaardigd zou zijn. Dit
plan was inderdaad een logisch gevolg van den een-
maal begonnen weg, nadat het onrendabel zijn van
veeteelt als middel werd gebruikt om overgang naar
akkerbouw te krijgen, welk middel faalde door on-
volkomen toepassing.

Hier kan niet besproken worden, of die meest con-
sekwente vorm van planwirtschaft juist- zou zijn, noch
of ,er uitvoering aan gegeven zou kunnen zijn, ook
niet of de tijd daarvoor nu misschien verstreken is.
Ook of de propaganda van ensilage en een ‘door inten-
sievere voorlichting rationeelere productie met ver-
beteing. van den te selecteeren veestapel, misschien
elementen bevatten, die toc’h steeds weer in de riöh-

1018

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November1934

ting van vergrooting der productie zouden werken,
blijve buiten beschouwing. Slechts worde opgemerkt,
dat gebleken is, dat een voldoende snelle overgang
naar akkerbouw niet geschiedt en niet geschied is,
zooals alle agrarische verschuivingen zich langzaam
voltrekken, en .dat de nieuwe maatregelen niet ge-
bruik zullen maken van duurder krachtvoer, maar
wel van lageren meiksteun, en dat daardoor •de opzet
in het rapport-Addens, waarvan de mogelijkheid van
‘slagen toen reeds werd betwijfeld, van een van zijn
factoren wordt beroofd. In de plaats •daarvan treedt
een beroep op de vrijwillige medewerking van den
boer, die neerkomt op bewuste verhooging der pro-
•ductiekosten samengaande met lagere inkomsten. Men
overdrijft niet al te zeer, wanneer men dit van het
standpunt van den boer als poging tot zelfmoord zou
kwalificeeren.
De boer zal zich neerleggen bij ‘het onvermijde-lijke, dat over hem zal komen, en dat grootendeels
niet meer te vermijden is. Op vrijwillige medewer-
king om dat te verhaasten is niet te rekenen. De ver-
wachting, die men van verdere beperking der mar-
garineproductie heeft, is misschien gunstiger dan de
realiteit zal zijn, ofschoon de verandering der export-
kansen nu een andere positie schept dan een jaar
geleden. Een voorschrift tot het bakken van melk-
brood heft zeker slechts een gedeelte der moeilijk-
heden op, maar ook dit gedeelte heeft invloed. Maar wanneer op dit gebied het uiterste geprobeerd en
gé-

daan was, en wanneer een nieuwe weging der belan-
gen geschied was, hoe die dan ook was uitgevallen,
zou niet alleen economisch juister zijn gehandeld,
maar men zou ook blijk gegeven hebben van rekening
te willen houden met de psyche van den boer: Thans
wordt medewerking verlangd voor maatregelen, waar-
van de boer de absolute noodzakelijkheid nog niet
inziet en die zijn rechtsgevoel niet bevredigen, ter-
wijl juist voor het welslagen zijn vrijwillige volkomen
medewerking van zoo overwegend belang is.

v.d.Br.

INDIË EN DE INDUSTRIALISATIE VAN HET OOSTEN

In het nummer van de vorige week hebben wij hét
een en ander medegedeeld over de besprekingen in de
jaarvergadering van de Vereeniging voor de Staat-
huishoudkunde en de Statistiek. Daarbij hebben wij inzonderheid aandacht geschonken aan dat deel der
discussie, dat gewijd was aan de verhouding van
Japan tot het Westen. Thans willen wij enkele nabe-trachtingen wijden aan de besprekingen, die meer in
het bijzonder •de positie van Indië betroffen.
Daarbij zal men er o.i. goed aan doen om met

Prof. Gonggrjp
Indië te bezien als zelfstandige eco-nomische eenheid met eigen belangen, die niet altijd
behoeven samen te vallen met die van het moederland.
De Nederlander heeft, naar het ons voorkomt, een
bepaalde taak in het Oosten te vervullen, en wel de taak van leider van economisch en politiek nog on-
volwassen inheemsche volken. Nederland zal zich
op den duur zeker niet kunnen handhaven, wanneer
het bij de vervulling van deze taak het belang vaii
Indië als zoodanig zou achterstellen
bij
dat van het

moederland. Elke politiek, waarbij de’nioederlandsché
belangen praevaleeren boven de Indische, is er eeii
van exploitatie der kolonie; ‘deze kan een tijdlang
voordeelig zijn, op den duur ondermijnt zij de moreele
grondslagen van het Ne.derlandsche gezag. Dit gezag
kan zich te krachtiger doen gelden, wanneer het op
behartiging van de economische belangen van Indië
zelf en op de verwezenlijking van politieke orde, rust
en rechtvaardigheid is gericht. Hoe krachtiger het
van uit dezen grondslag optreedt, des te ‘beter is het.
Zoodra het echter andere motieven laat gelden dan
die van het belang der Indische gemeenschap als
zoodanig, verliest het zijn geestelijk fundament.
Onder dezen gezichtshoek moet naar onze opvat-
ting •ook de handelspolitiek van Indië worden bezien.
Deze moet in de eerste plaats gericht zijn op de ‘be-

hartiging van de belangen van Indië “zelf. Dat wil
natuurlijk niet zeggen, dat met de moederlandsche
belangen geen rekening moet worden gehouden. Waar mogclijk, moeten deze worden geëerbiedigd. Zoo is er
b.v. niets tégen, .dat men bij de keuze tusschen twee
objecten voor de •heffing van een zuiver fiscaal in-voerrecht, waarvan •het ééne wel en het andere niet
in Nederland wordt vervaardigd, •het laatste verkiest
•boven het eerste in het ‘belang van het moederland.
Dat is echter een geheel andere zaak dan het schep-
pen van een bevoorrechte positie voor het moederland
op de koloniale markt ten ‘koste, hetzij van den mdi-
schen fiscus, ‘hetzij van den inheemschen consument.

Hoe staat het nu met de zuiver Indische ‘belangen
ten opzichte van •de industrialisatie van het Oosten?
Hier bestaat een tegenstelling tot het moederland,
waarop ter vergadering terecht de aandacht is geves-

tigd door
Prof. Gonggrijp.
Gesteld eens, aldus de
redeneering van den Rotterdamschen hoogleeraar, dat
Indië geheel zelfstandig en niet eene kolonie van
Nederland was, zoo zou het vermoedelijk zijn econo-
mische politiek anders inrichten, dan het thans doet.

Het zou zich tegen den goedkoopen Japanschen in-. voer, die een levensbelang voor ‘de arme bevolking
vormt, in geenen deele verzetten. Van textielcontin-
genteering zou het niet willen weten, omdat het daar-
bij geen belang heeft. En het zou zich in het belang
van zijn eigen concurrentiepositie op de internatio-
nale markten en tot het verkrijgen van een redelijke
correctie zijner door de deflatie sterk gestegen schul-den waarschijnlijk reeds lang heb’ben ontdaan van de
banden, waarmee de Indische Gulden aan het goud is gekoppeld. Op die wijze zou het land thans, naar
men mag aannemen, reeds eene sluitende begrooting

hebben gehad.
Indië’s belang eischt.’ derhalve, aldus
Prof. Oong-

grijp,
de ,,open deur”, met dien verstande intusschen,

dat de Indische deur alleen zal worden opengehouden
voor den invoer van gQederen, doch dat •de immigra-
tie van menschen uit Japan zal worden tegengegaan.
Menschen zijn er volgens Prof. G. in Indië op elk
gebied genoeg te krijgen; een belang ‘bij vrije immi-
gratie is er niet en deze ‘kan bepaalde nadeelen

hebben.

Deze opvatting van de ,,open deur” is van meer
dan één zijde ter vergadering bestreden. De heer
J. E. Stokvis
achtte de conceptie van Prof. Gong-
grijp inconsequent en uitte eenigen twijfel aan de
mogelijkheid om haar in de praktijk zonder kans op
wrjving te, verwézenlijken.
Prof. Boeke
meende, dat

men immigratie als massaverschijnsel kan tegengaan,
doch dat er groote bezwaren zullen rijzen, wanneer
het gaat om uitsluiting van enkele duizenden immi-
granten uit één bepa’ald land.

Vermoedelijk zal men de zaak in den gedachten-
gang van Prof. Gonggrijp zoo moeten regelen, dat
voor vesti’ging van buitenlandsche zakenlieden een niet slechts op politieke, ‘doch ook op economische
gronden ‘berustende toelatingsvergunning zal wordèn
vereischt. Dat dit eenige moeilijkheden kan opleve-
ren, is
duidelijk.
Deze moeilijkheden zijn echter ge-
ing, wanneer daarnevens strikt wordt vastgehouden
aan het beginsel’ van volkomen vrijen invoer van goe-
deren. Alleen wanneer de belemmering van de immi-
gratie zou leiden tot een zekere verstarring in den
importhandel, zou men de goederenvoorziening van
Indië in gevaar gaan brengen. De bedoeling is echter
juist om via’ beperking: van immigratie monopolis-
tische tendenzen in den importhandel van de zijde van Japan a priori uit te sluiten.
Ware dit laatste gevaar er niet, zoo zouden wij
zeker ook voor de menschen en niet slechts voor’ de
goederen de open deur willen bepleiten. Japans be-
lang echter ligt in de eerste plaats bij de goederen,
die het uitvoeren moet om zijn onontbeerlijken im-
port te betalen. Ook Indië’s belang is gediend met
vrijen invoer. Daar kuniien de beide partijen elkaar
ontmoeten. Het schijiit ons met
Prof.’ Gonggr.ijp
een

_E

*
14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
1019

betere methode om de goederen geheel vrij te laten
en de binnenkomst van menschen te belemmeren, dan
om – zooals
Prof. Wisselink
dat vil – voor goede-
ren èn menschen een systeem van contingenteering
en licentiëering in praktijk te gaan brengen.
Weliswaar hebben in andere landen immigratiebe-
perkingen nog al eens tot wrijving aanleiding gege-
ven. Men denke met name aan de Amerikaansche
immigratiebeperking. Daar is de zaak echter anders
•dan zij bij het systeem-Gonggrijp in Indië zou liggen.
Daar toch heeft men te maken met immigratiebe-
perking als onderdeel van een algemeen doorgevoerde
protectiepolitiek in een in vele opzichten onderbe-
volkt land; hier zou het gaan om een beperking, die
uitgaat van een veelsziiis overbevoikt land en die
mede ten doel heeft monopoliegevaren als uitwas van
een vrijheid ,, outrance” af te wenden. Deze laatste
gedachtengang laat zich inpassen in een systeem van
vrije prijsvorming, zooals ons dat nog altijd het beste
lijkt, het eerste niet, evenmin als het systeem-Wisse-
link.

Tegen de ,,gesloten deur” voor menschen hebben
wij ter vergadering weinig principiëele oppositie ver-.
nomen. Anders was het uiteraard met de ,,open deur”
voor goederen, de andere peiler van het betoog van
Prof. Gonggrijp, in dezen geestverwant van zijn
medepraeadviseur
Ligtha.rt.
Daartegen werd aange-
voerd, dat contingenteering van import, met name
ten opzichte van Japansche textielproducten, nooclig
is, en wel om twee redenen.

In de eerste plaats werd deze noodig geacht in
het belang van de moederlandsche industrie. Aan deze
industrie wil
Prof. Wisse link
een geregelden aftocht
mogelijk maken. Alleen voor de goedkoopste qualitei-
ten moet men Japan toelaten en voor de rest moet
men aan Europa een zeker contingent geven.

Hier wordt dus van den Indischen consument een offer gevraagd ten behoeve van de moederlandsche
industrie. Dit achtten velen ter vergadering onge-
oorloofd, om.
Prof. Gonggrijp, Prof. 0. A. Verrjn
Stuart
en de heer
J.
E. Stokvis.
Het komt ons voor,
dat inderdaad de bescherming van moederlandsche
bedrijven, indien men daartoe mocht willen overgaan en voor deze laatste een aanpassing bij de gewijzigde omstandigheden op grond van onze deflatorische va-luta eenerzijds, de verstarring van bepaalde kostprijs-
elementen anderzijds, niet mogelijk wordt geacht, in
Nederland en niet in Indië moet worden gedragen,
aangezien het hier een Nederlandsch en niet een In-
disch belang betreft. Wij willen het toekennen van

uitvoerpremiën aan de Twentsche textielindustrie
niet aanbevelen, maar indien Twente gesteund moet
worden, dan dient. de last daarvan in Nederland te
worden gedragen.

Daartegen wordt – o.a. door
Mr. Kortenhorst,
die
geheel het betoog van
Prof. Wisselink onderschrijft
– aangevoerd, dat Nederland toch op ander gebied,
met name ten aanzien van de financiën – garantie
van leeningen, overneming van een deel der defensie-
uitgaven – al zooveel voor Indië doet, dat Indië
toch wel een tegenprestatie mag verrichten om tot
een billijke verhouding tusschen moederland en kolo-
nie te geraken.

Dit betoog is zwak. De steun aan de Indische finan-
ciën is niet anders dan een consequentie van het
handhaven van den gouden standaard hier te lande.
De handhaving daarvan geschiedt in het vermeende
belang van Nederland zelve, niet in dat van Indië,
welks financieele problemen –
Prof. Gonggrijp
heeft
er terecht op gewezen – heel wat gemakkelijker op-
gelost zouden zijn, wanneer men zich aan het huidige
leflatieproces had weten te onttrekken door een
tijdige geldcorrectie.

De defensie-uitgaven – aldus volkomen terecht de
heer
Ligthart
– betreffen een
nationale
zaak. Dat
Nederland daaraan in tijden van nood wat extra be-
taalt, kan niet worden aangemerkt als een ,,offer”
ten behoeve van de kolonie.

Ook de handeisvoordeelen, die Nederland ten be-
:hoeve van Indië heeft bedongen, zijn gering en komen,
aldus al weer terecht de heer
Ligthart, in
een eigen-
aardig licht te staan, wanneer men let op •de wijze,
•waarop •in het Nederlandsche imperium de
suiker-
productie
wordt behandeld.
Het tweede argument, .dat ten behoeve van con-
3tingenteering van textie’lgoederen wordt aangevoerd,
chetref t de vestiging van een eigen textielindustrie in
-i[ndië. Indië heeft in verband met zijn snelle bevol-
!kingstoeneming en gelet op den achteruitgang van
rden uitvoer van een aantal agrarische bedrijfstakken
de ontwikkeling van nieuwe industrieele bedrijven
`noodig
;
zooals inzonderheid in het praeadvies van
Ir. de Iongh is
betoogd. Zulk een industrialisatie
xan Indië nu heeft, aldus
Prof. Wisselink,
geen
flauwe kans, wanneer men den Japanschen invoex
vrij laat. Daarom moet zij eerst in den zadel worden
geholpen door middel van contingenteering. Neder-
land kan dan hij de industrieele ontwikkeling van -Indië de leiding nemen en te zijner tijd kan de in-voer worden vrijgelaten, als de Indische industrie
voldoende zal zijn opgevoed.
• Dit betoog ten gunste van tijdelijke contingentee-
Iring ten behoeve van de ,,opvoeding” van de eigen
nijverheid wordt onderschreven •door
Ir. de Iongh
en
door den heer
Stokvis.
Principieel behoeft hier weinig bezwaar te rijzen.
Tegen ,,Erziehungszölle” is reeds van ouds bij de
aanhangers der vrjhandeisleer weinig bedenking ge-
opperd. Alleen zal men er in de praktijk voor moeten
oppassen, dat men niet van tijdelijke tot duurzame
bescherming komt. Dit gevaar is geenszins denk-
beeldig.

Daarom verdient het aanbeveling om een opkomen-
de industrie te steunen met subsidies uit de Staats-
kas. Men ziet dan beter, wat men doet, dan wanneer
men den last van den steun legt op den ljdzamen
consument. Het hiertegen aangevoerde bezwaar, dat
daarvoor in Indië geen geld zou zijn, gaat niet op.
Het geld toch komt zoowel in geval van contingen-
teering als van subsidie uit dezelfde gemeenschap
,van menschen, dus uit hetzelfde inkomen. Het is
tenslotte voor de grootte van het totale volksinkomen
onverschillig, of men wat meet belasting betaalt, dan
wel of men voor textielgoederen meer geld uitgeeft.
Bovendien wordt de last op de meest billijke wijze
‘over het volk verdeeld, wanneer deze rechtstreeks uit
de staatskas komt.

Ter vergadering is meermalen de opmerking ge-
maakt: éénmaal contingenteeren beteekent duurzaam
,contingenteeren. Juist in een tijd als deze rijst het
gevaar, dat het tijdelijk bedoelde duurzaam zal blij-
ken, hetgeen zou beteekenen, dat men achter den
contingenteeringsmuur bedrijven •doet groeien, die in
reze
n
niet levensvatbaar zijn. Dit gevaar is veel ge-
ringer bij een ,,opvoedingssubsidie”. Deze methode is
duidelijker, overzichtelijker en daarom eerlijker en
ininder gevaarlijk.
Toc,
r
Indië is het nog niet te laat om den alge-
neenen contingenteeringswaanzin te ontgaan. Het
land is door deze kwaal nog slechts in beperktemate
.aangetast. Het is te hopen, dat men in den Oost, die
aan Nederland een voorbeeld van aanpassingsvermo-
‘gen geeft in deze moeilijke tijden, zich in de toe-
k
oms
t zal weten te houden aan een duidelijke en met
de belangen der kolonie overeenstemmende economi-
che politiek, vrij van de camouflage, die steeds van
ontingenteering het gevolg is. Zij, die voor zulk
en duidelijke en overzichtelijke economische politiek
gevoelen, zullen in de schriftelijke en mondelinge uit-
eenzettingen van den heer
Ligthart
en
Prof. Gong-
grijp
meer van hun gading vinden, dan in het be-
toog van
Prof. Wisselink
en
Mr. Kortenhorst.
G.M.V.S.

1020

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November 1934

OVERHEIDSBEMOEIING MET HET KARTELWEZEN.

In Economisch-Statistische Berichten van 9 Aug.
van dit jaar heeft Dr. Rudolf Levy een lezenswaar-
dige uiteenzetting gegeven van het nieuwe kartel-
recht in Duitschiand. Wanneer wij hieronder even-
eens over de ontwikkeling van de overheid’sbemoeiing
met het Duitsche kartelwezen gaan spreken, dan is
het doel, waarmede wij dit onderwerp behandelen, een
ander dan dat, hetwelk Dr. Levy met zijn uiteen-
zetting ‘had. Zijn doel was voorlichting, oriënteerin’g
over het moderne Duitsche kartelrecht. Ons doel is
waarschuwing voor de gevolgen, waartoe men komt,
wanneer de overheid zich op breede basis met de kar-
telvorming gaat bemoeien.

Nu men ten onzent een eersten stap wil zetten in
deze richting door het wetsontwerp inzake de ver-
bindende kracht van ondernemersovereenkomsten,
loont het de moeite de ontwikkeling van de over-
heidsbemoeiixig op dit terrein in Duitschland na te
gaan. Men kan er ‘leering uit trekken. Wie zich aan
een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. Wat in
Duitschiand op dit terrein is voorgevallen verdient
geen navolging; integendeel, ‘het moge ons ervan af-
houden denzelfden weg op te gaan.

Allereerst enkele bijzonderheden over de kartellen
en hun ontwikkeling in Duitschland.

Wat kartellen zijn, mogen wij als bekend veronder-
stellen: een aantal ondernemingen treffen afspraken of overeenkomsten ter gemeenschappelijke beharti-
ging van belangen op het terrein van inkoop, pro-
ducti’e of afzet.

Men kan verschillende soorten en vormen van kar-
tellen onderscheiden: er zijn inkoops- en verkoops-
kartellen; er zijn ‘kartellen waarbij wel allerlei rege-
lingen
zijn
getroffen maar waarbij de afzet niet is
gecentraliseerd, en andere (die mn in Duitschiand
syndicaten noemt) waarbij •de geheele afzet in ‘han-
den van een centraal orgaan, meestal een zelfstandige
NV. berust.

Bjj de kartellen van eenvoudige structuur kan men
onderscheiden: 1. kartellen, die alleen een uniforme
regeling van de verkoopscondities beoogen, zonder de
prijzen vast te stellen; 2. prijskartellen, waarbij mini-
mum-prijzen worden vastgesteld en tegelijkertijd uni-
forme verkoops- en leveringsvoorwaarden. Een onder-.
deél daarvan zijn de Qalculatie-kartellen, waarbij de
verkoopsprijzen niet star worden vastgesteld, maar
door de leden onder toepassing van uniforme regels
moeten worden berekend. Bij dezen kartelvorm is het
verband losser dan bij de gewone prijskartellen; 3.
kartellen, die het terrein van den afzet onder de
leden verdeelen. Onder deze rubriek kan men ook de
kartellen ter bescherming’ der cliënteele rekenen, waarbij de deelnemers elkander wederkeerig hun
kring van afnemers waarborgen’; 4. productiekartel-
len, die de productie beperken zonder dat de afzet
wordt verdeeld. Dit kan ‘geschieden door af te spre-
ken de ondernemingen niet uit te breiden of de capa-
citeit niet te vergrooten, of zelfs de onderneming

stil te leggen, den arbeidstijd te verkorten enz.;.
5. aanbestedings- of aannemerskartellen, waarbij vol-
gens een bepaalde regeling telkens één lid bij aan-
bestedingen het laagste ‘bod doet, terwijl de overige
leden alleen z.g. beschermingsinsdhrijvingen verrich-
ten, zoodat het eerstgenoemd lid de opdracht krijgt.
Deze kartelvorm’ komt in Duitschland vooral in de
bouwvakken voor; 6. specialiseeringskartellen, waarbij
de leden zich op bepaalde artikelen specia’liseeren,
terwijl
tegelijk
prijs- en afzetafspraken worden ge-
troffen’; 7. contingenteeringsk’artellen, ‘vaarbij de to-
taal-afzet onder de leden in een bepaalde verhouding
wordt verdeeld. Iedere ondernemer krijgt aldus een
bepaald quotum, dat ‘hij niet mag
overschrijden
op
straffe van ‘boete of vergoeding.

Hoe is nu in Duitschiand, waar de kartêllen van
oudsher bij de ondernemers, vooral in de grondstof-
fenindustrieën, in trek zijn geweest, de ontwikkeling
van de kartelleering geweest? Aanvankelijk trof men de kartellen alleen aan in de grondstoffenindustrieën,
maar gedurende de laatste decennia is de kartellee-
ring verder gegaan en heeft zich uitgestrekt over de
verderverwerkende industrieën, over den handel, het
ambacht en verdere takken van het bedrijfsleven.
Deze ontwikkeling is zeer bevorderd door de
Zwangs-wirtschaf t
van den oorlogstijd, waarbij het economisch
leven geheel aan banden was gelegd en allerlei orga-
nisaties in tal van bedrijfstakken gevormd werden.
Want jüist de niet sterke ontwikkeling van ‘de indus-
trieele organisatie was een ‘der oorzaken, waarom
vroeger in ‘de verder-verwerkende industrie en den
handel zoo weinig kartelvorming voorkwam; in deze
bedrjfsgroepen waren tal van kleine ondernemers, ter-
wijl ‘bovendien producenten van luxe- en mode-arti-
kelen reeds uit hoofde van den aard van hun pro.
ducten, waarbij de smaak der cliënteele een groote rol
speelt, veel meer geneigd
zijn
op zichzelf te blijven
staan.

De groeiende organisatorische structuur van het bedrijfsleven sinds den oorlog heeft er in Duitsch-
land toe geleid, dat telkens nieuwe bedrijfstakken tot
kartelleering over.gingen. Hoe groot het aantal kar-
tellen in Duitschland is, valt niet met zekerheid te
zeggen, omdat betrouwbare opgaven ontbreken. In
1925 schatte de
‘Rijksregeering
het aantal op 3000,
waarvan .2500 in de industrie, 400 in den groothan-del, ongeveer 150 in den kleinhandel. Het aantal tot
in de perfectie georganiseerde kartellen, de z.g. ver-
koopssyndicaten, is slechts gering. Misschien de helft
der kartellen in Duitschland wordt gevormd door de
slechts los samenhangende conditiekartellen.

Hoe staat het Duitsc’he bedrijfsleven nu tegenover

de vraag van het ingrijpen der overheid’en het dwin
gend opleggen van regelingen door de overheid? Tot
1933, toen het nationaal-socialistisch regime in
Duitschiand werd gevestigd en het met de vrijheid
van het bedrijfsleven, gedaan was, verklaarde zich de overwegende meerderheid der Duitsche ondernemers
v66r een onvoorwaardelijke instandhouding der be-
drijfsvrijheid en tegen een algemeene mogelijkheid
van Staatsdwang, speciaal op het terrein van het kartelwezen. Thans gaan breede kringen van het
bedrijfsleven met zoodanig ingrijpen van den Staat
accoord, vooral in de
moeilijk
te kartelleeren indus-

trieën.

Dat’ het adagium ,,Gemeinnutz geht vor Eigen-
nutz” hier een rol speelt, zou ik niet graag willen
beweren. Is dan de mentaliteit der Duitsche onder-
nemers soms plotseling veranderd? Kenners van de
Duitscihe ondernemerswereld verklaren, dat hier

slechts een
schijnbare
beginselverzaking aanwezig is.
Men aanvaardt de gedwongen kartelleering slechts
als ,,overgan.g” naar een weer over grooter vrijheid
beschikkend bedrijfsleven. Het klinkt niet ‘bijzonder overtuigend. Veeleer moet worden aangenomen, dat
de toespitsing van den economisdhen wereldtoestan,d
een bijzonder ongunstigen invloed heeft gehad op de grootendeel’s op export aangewezen Duitsche indus-
trie. ,Het gevaar van vernietiging van bedrijven ‘kwam
naderbij en een betoog, dat uit nationaal-economisch
oogpunt waardevolle ondernemingen in leven moesten
blijven, was gemakkelijk te construeeren. Aldus laat
zich de toenemende roep om Staatshulp, speciaal in
die bedrijven, die uit eigen kracht er niet in slaag-
den een kartel te.’vormen, verklaren. Den tegenstr’ib-belenden ondernemer werd voorgehouden, dat in den
nationaal-socialistischen Staat, die, geen ‘partijen
meer kent, het gevaar, da,t dekartelpolitiek een speel-
bal van politieke partijen wordt, niet meer bestaat.
En’ zoo werd de industrie langzamerhand mét ‘het
denkbeeld. van een Zwangswirtschaft op dit, gebied

verzoend.

14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1021

Sinds 15 Juli 1933 is thans in Duitschiand de wet
betreffende – de oprichting van gedwongen kartellen
in werking. Daardoor krijgt de Staat geheel in het
algemeen de bevoegdheid gedwongen kartellen op te

richten, hetgeen beteekent, dat buitenstaanders tot
aansluiting
gedwongen
worden, wanneer de regeling

van de markt langs
vrijwilligen
weg afstuit op wat
de nationaal-socialisten noemen een te sterke accen-
tueering van individueele tegenover collectieve be-

langen.

Daarnaast is de Staat bevoegd verklaard de oprich-
ting van nieuwe ondernemingen en de uitbreiding
van bestaande te verbieden. Niettemin beweerde de
Duitsche Rijksminister van Economische Zaken,
Dr. Schmitt, dat de nationaal-socialistitohe Staat
waarde hecht aan onvoorwaardelijke instandhouding van de ondernemersgestié, in den zin van een op den
voorgrond stellen van de eigen hulp, van het parti-
culier initiatief en van het verantwoordelijkheidsge-
voel van den individueelen ondernemer. Vrienden
van het tegenwoordi.g in Duitschland heerschende
regime beweren in dit verband, dat van •het instru-ment van de gedwongen kartelleering slechts op de.
meest voorzichtige, meest terughoudende wijze ge-
bruik wordt gemaakt. –

Niet volkomen daarmede in overeenstemming is
het feit, dat sinds de inwerkingtreding van de wet
(op 15 Juli 1933) tot einde September van dit jaar
de wet reeds 11 maal is toegepast om gedwongen
kartelleering tot stand te brengen (o.a. voor gewalst
draad, gevlochten draad, geblazen glas, cement, zout,
sigaretten, rooktabak, motorrijtuigbanden, edelge-
steenten, zeep),
terwijl
30 maal een verbod is uitge-
vaardigd om ondernemingen uit te breiden of nieuwe
te vestigen. Bedenkt men daarbij, dat dit laatste ver-
bod zeer bevorderlijk is aan kartelvorming en dat
de vrees voor gedwongen kartelleering in menig be-
drijf de ,,vrijwillige” vorming van kartellen heeft in
de hand gewerkt, dan blijkt reeds hieruit, dat de
nieuwe wet allerminst zoo onschuldig is, als haar
verdedigers het voorstellen. Wat •deze ,,bevordering
van kartellen” in het leven roept, zijn in werkelijk-
heid geen vrijwillig tot stand gekomen aaneensluitin-
gen van groepen ondernemers uit bepaalde bedrijfs-
takken, waarbuiten individueele ondernemers kunnen
blijven staan. De Staat bevordert hier de tot stand-
koming van geheel gesloten bedrijven. Buitenstaan-
ders
zijn
er niet meer. Nieuwe gegadigden worden
uitgesloten. Hoe men onder die omstandigheden kan
beweren, dat het particulier initiatief niet wordt
aangetast, is ons een raadsel.

Het is van belang na te gaan, hoe het in 1933 mo-
gelijk was het geheele bedrijfsleven zoo snel onder een
vèrgaan’de s’taatsvocgdij te plaatsen. De sleutel van
de wet van 15 Juli 1933 is te zoeken in de jaren,
toen men van overheidswege in Duitschland een aân-
vang heeft gemaakt met •het in het leven roepen van gedwongen kartellen. In niet minder dan 15 gevallen werden v66r 1933 door de Duitsche Regeering reeds
zoodanige kartellen in het leven geroepen: het kali-
syndicaat van 1910, het spiritushandel- en fabrica-
ge-monopolie van 1918, de kolenvoorzieningswet van 1919, de ijzervoorzieningsbond van 1920, de lucifers-
monopoliewet van 1930, het Ri.jksmaïsbureau van
1930, de melkwet van 1930, de eieren-, tarwe-, aard-
appel-handelsklassenwet van 1931, de gedwongen aan-
eensluiting in de
stijfselproductie
van 1931 en 1932,
het gedwongen kartel in de scheepvaart op de Elbe
van 1932, de wet tot bescherming van den detailhan-
del van Mei 1932.

Het is merkwaardig, dat de meest- recente gevallen
van zulke gedwongen kartellen te vinden zijn op het
gebied van den landbouwsteun en de binnenscheep-vaart, twee terreinen, waarop ook hier te lande reeds
zeer sterk aan de bedrijfsvrijheid is getornd en toe-
standen zijn geschapen, die in menig opzicht de kar-
telleering zeer dicht benaderen. Wij denken daarbij

ook aan de evenredige vrachtverdeeling in de bin-
nenscheepvaart.

* *
*

De tegenwoordige vèrgaande bevoegdheid van den
Staat in Duitschland op het gebied van de kartel-
vorming en de geslotenverklaring van gekartelleerde
bedrijven is dus, als een uitvloeisel te beschouwen van
de omstandigheid, dât reeds in vroegere jaren op dit
terrein stappen zijn gedaan van overheidswege, die
niet stuitten op voldoende krachtig verzet van den
kant van het Duitsche bedrijfsleven. Zooals
wij
zagen
dateert het eerste gedwongen kartel reeds van v66r
den oorlg. Toen nu in en na den oorlog het kartel-
wezen zich krachtig ontwikkelde – kartellen, zoo
luidt een geliefkoosde Duitsche spreekwijze, zijn kin-
deren van den nood – ging de Staat zich daarmede
meer en meer bemoeien. Terwijl aanvankelijk de kar-tellen onder de regels van het
algemeene
recht vielen,
zoowel op het gebied van het publiek recht als meer
speciaal op dat van het burgerlijk recht en er dus
geen sprake was van een
bijzonder
toezicht, nog min-
der van een verbod, •heeft men in Duitschland op
2 November 1923 de z.g. kartelverordening – haar
volledige naam is: verordening tegen misbruik van
economische machtsposities, ,,Verordnung gegen Miss-
brauch virtschaftlicher Machtstellungen” – uitge-
vaardigd.

Men was in die dagen nl. bevreesd voor de over-
heersching van de markt door de kartellen en de ver-
ordening richtte zich niet alleen, zooals haar naam
zou doen vermoeden, tegen het
misbruik
van hun
economische machtspositie, maar tegen de vaak slechts
vermeende, economische machtspositie der kartellen
zelf. Weliswaar kwam men niet tot een
verbod
van

kartellen; het Duitsche Rijksministerie van Econo-mische Zaken, dat als drager van het toezicht op de
kartellen in Duitschiand optrad (naast de kartel-
rechtbank) trachtte v66r alles de vrije concurrentie
in stand te houden.

Deze overheidsbemoeiing is dus min of meer te ver-gelijken met de bevoegdheid, welke de Nederlandsche
Regeering thans vraagt, in het wetsontwerp betref-
fende de verbindende kracht van ondernemersover-
eenkomsten, waarvan het eene gedeelte bestemd is
om in het algemeen belang ondernemersovereenkom-
sten onverbindend te verklaren;

De methode, welke in de kartelverordening werd
toegepast, was de volgende. Volgens § 8 werd het uit-
treden uit een kartel vergemakkelijkt door de bepa-
ling, dat ieder deelnemer overeenkomsten of beslui-
ten, die het karakter van kartel-overeenkomsten of
-besluiten hadden, zonder termijn kon opzeggen, wan-
neer daarvoor een
gewichtige reden
aanwezig was.
Als gewichtige reden moest steeds worden beschouwd
de omstandigheid, dat de
economische bewegingsvrij

heid
van den betrokkene, in het bijzonder bij de pro-
ductie, den afzet of de prijsvorming, onbillijk werd
ingeperkt. Over de vraag, of de opzeg.ging toelaatbaar
was, besliste bij meeningsverschil de kartelrechtbank op eisch van een der deelnemers.

Verder bepaalde § 9, dat toestemming van den
Voorzitter van de kartelrechtbank noodig was voor
een boycot of andere soortgelijke benadeeling door
•het kartel van ondernemers, die in strijd met de
overeenkomsten of besluiten handelden. De toestem-
ming moest worden geweigerd, wanneer de geheele volkshuishouding of het algemeen welzijn door den
maatregel in gevaar werd gebracht of de economische
bewegingsvrijheid van den betrokkene onbillijk werd
ingeperkt.

De overheid bestreed hier dus de kartellen, voor zoover zij misbruik van hun positie maakten. Men
zou dit een negatieve kartelpolitiek der toenmalige
Duitsche regeering kunnen noemen. Aan de uit de
vrije maatschappij opkomende organisatievormen
wordt vrijheid gelaten, zoolang zij het algemeen be-

1022

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November 1934

lang, ja zelfs de individueele vrijheid der betrokken ondernemers niet schaden. Wij achten dit doel – af-
gezien van de concrete uitvoering – gerechtvaar-

digd.
Hoezeer echter ook bij dit beperkte doel voor-
zichtigheid geboden is, leert de Duitsohe geschiede-
nis. Immers toen de geschetste maatregelen vooral de
zwakkere kartellen van de kleine nijverheid en den
industrieelen middenstand troffen, kwam er uit die
3

kringen, gesteund door enkele economen, een sterke

aandrang op een
kartel-bevorderend
Staatsbeleid’

met kartelwezen. In plaats dus dat men zijn aan-

drang richtte op
afschaffing van de Staatsbemoeiing,

ging men in Duitschland roepen om verdere Staats-
bemoeiing. Wat zich te zwak ‘gevoelde omzèlf een

economisch begeerlijk doel te bereiken, riep om Staats-
hulp om de ontbrekende kracht aan te vullen.
Van ambtelijke zijde werd deze aandrang op Staats-‘
bemoeiing met het kartelwezen, die uit de kringen

van het bedrijfsleven zelf voortkwam, gesteund. On-
danks deze geconcentreerde actie – ook door poli-
tieke partijen bevorderd – bepaalde de Duitsche
Regeerin,g zich aanvankelijk nog in hoofdzaak tot maatregelen van negatieven aard, namelijk het be-
strijden van het hooghouden van prijzen door kartel-
afspraken.
Zoo kwam op 26 Juli 1930 een ,,kartelnoodverorde-‘
ning” tot stand, ter verhoeding van oneconomische
prijsbindingen, waarbij den Staat verdere
onm
idd
e
lt

lijke
rechten tot ingrijpen •gegeven werden. Deze wet
werd op 30 Augustus 1930 gevolgd door een uit-
voeringsverordening betreffende opheffing en verbod
van prjsbindingen (ni. van goederen van anderen
aard of herkomst dan van de kartellen zelf en van
diensten). 16 Januari 1931 kwam een derde veror-
dening, betreffende prijsbindingen voor merkartike-
len, waarbij kortweg bepaald werd, dat de
prijs,
op

straffe van nietigheid, met 10 pCt. moest worden’
verminderd. In denzelfden geest bevatte een prijsver-
lagingsverordening van 8 December 1931 in hoofd-
stuk 1 bepalingen in •het belang van de aanpassing’
van
gebonden
prijzen aan den veranderden econo-
mischch toestand. Het geheele gebonden prijspeil
moest met 10 pCt. verlaagd worden. Verder bevatte de verordening bepalingen ter bescherming tegen te
groote duurte in het algemeen; zij voerde dus naast
het algemeene karteltoezicht een zelfstandige prijzen-t
contrôle voor Duitschiand in. Hetzelfde doel had een.
verordening van denzelfden datum, betreffende de
bevoegdheid van den Rijkscommissaris voor prijzen-
contrôle.
Zoo week men dus wel min of meer van een
kartelwetgeving in den oorspronkelijken zin des
woords af. Dit kan niet gezegd worden van de wet.
van 14 Juni 1932, waarbij de kartelverordening werd
gewijzigd, ter verruiming van de rechten van een
door een boycot van het kartel getroffene.
Maar nu komt de principieele koerswijziging.
Het volgend jaar ging de Duitsche Regeering zich.
aan de ,,bevordering” van kartellen wijden: onder
nationaal-socialistisch regime kwam de in den aan-
vang van dit arti’kël genoemde wet van 15 Juli 1933
betreffende de oprichting van gedwongen kartellen
tot stand. Maar op dien zelfden datum kwam tevens
een wet tot stand, die aansluit aan ‘het in het voor-afgaande door ons geschetste streven der Duitsche
overheid, om’ misbruiken van kartellen te keeren. In
een volgend artikel gaan wij nader op den inhoud
van beide wetten in.
MOLENAALi.

(Slot volgt.)

HET PROBLEEM DER PRIJZEN IN DUITSCHLAND.

Duitschiand verkeert sedert April 1933 in een
periode van stijgende prijzen. Deze prijsstijging heeft
zich sedert Juli 1934 in een versneld tempo voort-gezet. Deze beide data zijn tegelijkertijd mijlpalen
voor de economische geschiedenis van Duitschiand.
In April 1933 werd het werkverschaffingsprogram-ma van de nieuwe regeering ingevoerd, dat tot dus-
verre tot een nagenoeg onafgebroken toeneming van
het aantal tewerkgestelden heeft geleid. In Juli 1934
werd het algeheele moratorium voor de Duitsche bui-
tenland’sche schulden afgekondigd. Hierna volgden
spoedig op elkaar: de eerste’ commercieele betalings-
moeilijkheden, het afsluiten van clearingovereenkom-
sten, de belangrijke personenwisseling in de leiding van het Ministerie van Economische Zaken, ‘de be-perkte toewijzing van deviezen, de inten’sieve en in
groote haast opgezette pogingen tot oprichting van
eigen industrieën voor d’e vervanging van grondstof-
fen en vermindering van het materiaalverbruik, het
,,nieuwe plan” ter algeheele contrôle van den invoer,
de verordening tegen de betaling van opgedreven prij-
zen bij invoer, het verbod van het toesta’an van pre-
mies bij compensatietransa’cties en tenslotte de benoe-
ming van een commissaris voor de contrôle op de
prijzen.

Al ‘deze maatregelen en gebeurtenissen ‘staan in
nauw verband met elkaar. Reeds hun afkondi-
ging in enkele maanden tijds wijst er crp, dat het gaat
om een acute crisis, die reeds lang dreigde, en die
men thans met allerlei middelen wil genezen. Deze
crisis van den buitenlandschen handel gaat geenszins,
zooals de crediet- en bankcris’is van 1931, met een
zwaien teru’gslag op de binnenlandsche conjunctuur
gepa’ard. Integendeel, ‘de bedrijvigheid voor de bin-
nenland’sche markt staat voortdurend ver boven het
laagtepunt van de crisis. Nog steeds neemt de werk-
loosheid in Duitschiand af, hoewel ‘de seizoensbeive-
ging een stijging zou doen verwachten, nog steeds
daalt het aantal faillissementen, stijgen ‘de omzetten
in ‘den handel, enz. Indien men tracht zich door ‘de
verwarring van de verschijnselen met •dè middelen
van de economische theorie een weg te banen, ten-
einde het verband tusschen deze verschijnselen te
begrijpen en zich een eenigszins gefundeerd oordeel
over de verdere ontwikkeling ‘te vormen, dan stuit
men ‘direct op het fun’damenteele vraagstuk van
Duitschlan’d, het probleem van de prijzen.

* *

Toen de regeering van Hitler aan het ‘bewind
kwam, was de Duitsche crediet- en ‘hankcrisis, naar
het ‘scheen, geheel overwonnen. Het bankstelsel was grondig gesaneerd en gereorganiseerd, het vraagstuk
van ‘de schulden op korten termijn door een Stillhalte-
overeenkomst geregeld, het abnormale ‘renteniveau
uit de paniekdageu weder op een redelijk ‘peil terug-
gebracht. Tegelijkertijd was de handelsbalans zooveel mogelijk actief gemaakt en leverde voortdurend zulke
hooge uitvoeroverschotten op, dat men op een gelei-
delijke aflossing van de buitenlan’dsche schulden en
waarschijnlijk zdlfs op een vrijwillige verlenging van
de betalingsovereenkomsten kon rekenen, waardoor
een geleidelijke verlichting van de deviezenreglemen-
teering mogelijk zou zijn geweest. Duitschland scheen door zijn voorbeeld te willen bewijzen, dat ook zonder
devaluatie, waarvan de enorme gevaren juist in het
geval van Duitschland duidelijk waren, aan de reeds
meer dan een jaar bestaande concurrentie van de
landen met gedeprecieerde valuta, het hoofd kon wor-
den geboden.

Aan dezen ‘door Brüning gevoigden weg waren ech-
ter, hardhaving van de prijzen op het crisisniveau en
de ‘bereidwilligheid tot verdere verlaging, als voor-
waarde verbonden. Een effectief herstel van de bin-
nenlandsche markt en een vermindering van de werk-
loosheid was eerst mogelijk, wanneer de geheele
volkshuishouding zich op het lagere prijsniveau had

14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1023

ingesteld, wanneer de productiekosten van de on-
dernemingen door afschrijvingen op het kapitaal en
uiterste spaarzaamheid zoodanig verlaagd waren, dat
een nieuwe rentabiliteitsbasis zou zijn geschapen.

1-liertoe ware een kartelpolitiek noodzakelijk, welke juist ook de belangrijkste grondstoffenkartels, ni. die
voor ijzer en kolen, gedwongen zou hebben, hun starre
en onevenredig hooge prijzen te verlagen, hetgeen
voor
hen
zelfs een grooteren afzet en voor de geheele
volkshuishou.ding een merkbare verlichting tengevol-
ge zou hebben gehad. Brüning heeft deze inbreuk op de machtspositie van de kartels ingeleid, de bekende
actie tot prijsverlaging, waardoor alle ,,’gebonden”
prijzen in de consumptiesfeer ineens met 10 pCt. wer-
den verlaagd, bewijst zulks. Onder
zijn
beide opvol-
gers Von Papen en Von Schleicher werden wel geen
verdere stappen in deze richting gedaan, maar werd
ook geen principieele wijziging ingevoerd. Deze kwam
eerst met de Nationaal-Socialistische regeering en
haar groote actie voor werkverschaffing.

Het met groot élan uitgevoerde werkverschaffings-
programma was onvermijdelijk geworden, de werkloo-
ze volksmassa’s konden het
pijnlijke
proces van ‘de aanpassing eenvoudig niet langer ver-dragen. Het
programma werd echter met
:het
verleenen van zoo
groote credieten, voorloopige belasting van toekom-
stige begrootingen en verlichting van belastingen
doorgevoerd, dat reeds alleen daaruit, zuiver volgens
de quantiteitstheorie, een stijging van het binnen-
landsche prijsniveau of ten minste een gebrekkige
aanpassing aan de nog dalende prjsbeweging op de
wereldmarkt, vooral voor fabrikaten, moest voort-
vloeien.

Deze tendens ha’d echter voor een groot deel door
een vermindering van de productiekosten tengevolge
van betere benutting van de capaciteit genivelleerd
kunnen worden, indien ‘de vrije concurrentie, ten
minste op de ‘binnenlandsche markt, ongestoord had
kunnen ‘doorwerken. ,Tuist dit werd echter door de
bevoorrechting van de tanden-organisaties, welke
ook aan de onder -de ongunstigste voorwaarden wer-
kende beroepsgenooten een bestaansmogelijkhei’d zou-
den verzekeren, door gedwongen kartelleering op tal-
boze gebieden en tenslotte door den strijd tegen de
moderne vormen van den detailhandel (warenhuizen,
verbruiksvereenigingen, winkels met een’heidsprjzen),
die het leven van breede lagen ‘der bevolking goed-
kooper maken, onmogelijk gemaakt. Daarbij kwam de
nieuwe landbouwpolitiek, welke ‘bewust op een stij

ging van de agrarische prijzen was ‘gericht. Voorts
werden, ten minste in den aanvang van de werkver-
schaffingsactie, vele ondernemers onder moreelen
druk tot het in dienst nemen van verkkrachten ge-
dwongen, ook daar, waar geen mogelijk’heid tot loo-
neude tewerkstelling bestond.

Al deze maatregelen, of in elk geval een groot ge-
deelte ervan (bij •de kartelpolitiek zouden wij dit ook
in twijfel willen trekken) brachten ongetwijfeld in sociaal opzicht verbeteringen en hielpen de nood-
lijdende deelen van het volk. Een economische be-
sohouwi’ng mag echter nooit de uitwerkingen van
enkele maatregelen op het geheele economisch leven
uit het oog verliezen en moet zich ervan bewust blij-ven, dat elke in’dividueele prijsverhooging zich door
de geheele volkshuis’houding voortpiant, dat er een
interferentie tusschen alle prjzn onderling ‘bestaat.
Slechts daar, waar tegenover ‘de prijsvèrhoogende ten-
denzen geljkwaardige krachten van tegengestelden
aard geplaatst kunnen worden, kan een handhaving
van ‘het geheele prijsstelsel op stabiel niveau plaats
hebben.

Dergelijke ‘tegengestelde krachten ontbraken in
dit geval voor Duitschiand niet geheel, (zoo was
b.v. de vervanging van werkloozensteun door bonen
zulk een tegenkracht), doch veelal werd hun vrije
uitwerking belemmerd.

Het uiteindelijke gevolg hier-
van was de steeds grooter wordende wanverhouding

tusschen de uitvoerprjzen van Duitschland en die
van zijn concurrenten, die daarenboven vaak nog het
‘voordeel van devaluatie genoten. Dit alles leidde
tot de sterke inkrimping van den Duitschen uit-
voer.

Het gevaar van deze ontwikkeling werd vooral
duidelijk, toen tengevolge van de stijging der binnen-
landsche bedrijvigheid ook een grootere be’hoefte aan
grondstoffen ontstond, welke niet meer uit de over-
schotten van de handelsbalans kon worden gedekt.
Thans, nadat de Duitsche betalingscrisis in een acuut
sta’dium is gekomen, onderneemt de Minister van
Economische Zaken de meest energieke pogingen,
teneinde het prijsniveau van •den Duitschen uitvoer
omlaag te drukken. Het spreekt vanzelf, •dat dit kan slagen, hoewel in een overgangsperiode de onzeker-
heid van de Duitsche grondstoffenleveranciers over
betaling van de ‘door hen aan Duitschlan’d geleverde
goederen, hetzij tot een aanzienlijke risicopremie in
de prijzen, of tot een stagnatie in de grondstoffen-
voorziening moet leiden.
Zoodra de aanpassing zich echter inderdaad vol-
trokken ‘heeft en de Duitsche contrôle-instanties op
den invoer tezamen met den Prjscommissaris in staat
blijken, de Duitsche handelsbalans weder actief te
maken, dan zullen ook deze risicopremies weder kun-
nen verdwijnen. Men moet echter inzien, dat de actie
tot prijsverlaging een omzwenken van den in Duitsch-
land gevolgden economish-politieken koers in def’la-
tionistische richting beteekent, •dat zij een onderbre-
king van de werkverschaffingsactie en een geheel
nieuwe opbouw v.an de binnenlandsche conjunctuur
noodzakelijk tengevolge moet he’bben. Deze koersver-
andering kan verzacht worden, indien blijkt, dat
‘door een beperking van de kartelrechten zulke groote
prjsreserves vrijkomen, dat zij voldoende zijn voor
aanpassing van het Duitscheexportprjsniveau aan
dat van de wereldmarkt. Het feit van

de algemeene
prijsdaling zal zonder twijfel alleen reeds -den prik-
kel tot produceeren verminderen en daarmede een
conjunctureele depressie veroorzaken.
* *

Indien het juist is, dat alle maatregelen, welke
Dr. Schacht in de laatste maand heeft genomen; ge-
1
richt zijn op een verlaging van het Duitsche export-
prijsniveau tot ‘herstel van -de Duitsche betalings-
capaciteit, dan blijft slechts één feit over, dat aan -de
‘consequentie van ‘de nieuwe economische politiek doet
twijfelen. Het is ‘de terhandneming van de productie
van surrogaten. Indien het slechts den nornialen
technishen voortuitgang zou betreffen, waarbij reeds
vaak natuurlijke producten door goedkoopere pro-
‘ducten langs kunstmatigen weg werden vervangen,,
dan zou tegen een prjsverhooging van voorbijgaan-
den aard ‘door het toestaan van een ‘beschermen.d in-
voerrecht niets zijn in te ‘brengen. Het gaat hier ech-
ter bijna geheel om de invoering van procédé’s, welke
zelfs op den langen duur slechts bij aanzienlijk hoo-
gere prijzen dan die op de wereld-markt kunnen wor-
den gehandhaafd. Bovendien betreft het hier een
heele reeks belangrijke g,ondstoffen, welker prijsver-
hooging zich veel sneller en krachtiger door de ge-
heele volkshuishouding moet voortplanten dan ‘dit
– b.v. bij een individueele prjsverhooging van een f a-
brikaat het geval zou zijn. Men kan onmogelijk het
geheele prijsniveau in Duitschlan’d een verlaging doen
ondergaan en tegelijkertijd de -prijzen van de voor-

naamste industrieele grondstoffen verdubbelen of
verdrievou’digen.

Er schijnen hier twee principieel tegengestelde mee-
ningen omtrent -den te volgen weg van de Duitsche
economi’sche politiek te zijn. Zoolang nog geen ‘be-
slissing op dit punt is ‘genomen, zal men zich van een
gefundeerd oor-deel omtrent de waarschijnlijke ont-
wikkeling van de Duitsche conjunctuur en over het

herstel van de Duitsche betalingscapaciteit moeten
onthou-den.

Dr. W.H.

1

1024

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November 1934

DE INTERNATIONALE BETALINGSBALANS VAN

NEDERLAND.

In de lOde aflevering van het Maandschrift van
het Centraal Bureau voor de Statistiek verscheen
een overzicht van eenige voorname posten van de.

betalingsbalans van Nederland over 1933.
Door het C.B.S. werden geen totaalcijfers gegeven,
aangezien het onderzoek slechts een deel van de pos-
ten van de betalingsbalans omvat, en een totalisee-
ring ten onrechte den indruk zou kunnen vestigen,
dat reeds een afgerond geheel werd verkregen. Toch
is het wel mogelijk door groepeering der posten,
onder voorbehoud, eenige algemeene conclusies te
trekken omtrent de ontwikkeling van de financieele
verhouding van Nederland ten opzichte van het bui-
tenland. Van groot belang zijn in dit opzicht de
cijfers van de goudbeweging, omdat deze, nu de bui-
tenlandsche wisselportefeuille van De Nederlan.dsche
Bank zooveel van haar vroegere beteekenis heeft ver-
loren, een indruk kan geven van het overschot of het
tekort, -dat niet langs anderen weg wordt vereffend. In 1932 is per saldo meer goud ingevoerd dan uit-
gevoerd. Wordt mede rekening gehouden met de ear-
marktransacties van De Nederlandsehe Bank, dan be-
•droeg in 1932 het debetsaldo van de goudbewe-
ging
f
181 millioen.
1)
Aangezien de betalings-

balans als geheel in evenwicht is, moeten dus de an-•dere posten een creclitsaldo opgeleverd hebben. Dit
saldo kan zoowel zijn oorsprong vinden in de loopen-de posten (handeisbeweging, renten en dividenden en overige diensten) als in de kapitaalbeweging. Dit laat-
ste zou dan beteekenen, dat meer kapitaal uit het
buitenland is teruggetrokken, dan aldaar is -belegd,
en/of, dat de schuld aan het buitenland is toegeno-
men. De juiste toedracht kan wegens de onvolledig-
heid van de betalingsbalans niet met zekerheid wor-
den vastgesteld. Volgens een mededeeling in het Ver-
slag van de Kamer van Koophandel te Amsterdam,
zou het schoksgewi.jze karakter van de goudbeweging
in 1932 er echter op wijzen, dat deze niet haar oor-
zaak vond in een orverschot van de loopende posten,
doch een gevolg was van de kapitaalbeweging; de
vermindering van het vlottend tegoed in het buiten-
land, waartegenover slechts een geringe vermeerde-ring stond, wijst mede in dezelfde richting.
In de toelichting tot de betalingsbalans over 1932
wordt de mogelijkheid geopperd, dat de loopen-de pos-
ten een, tekort hebben opgeleverd, dat geaccentueerd
door de goudbeweging, een compensatie vond in de
kapitaalbeweging. Zouden de loopende posten in 1932
een tekort hebben opgeleverd, dan is het op grond
van het onderstaande waarschijnlijk, dat dit in 1933
nog moet zijn gestegen. Het nadeelig saldo van de
handelsbalans is
f
33 millioen grooter geworden. De
netto-inkomsten van de nationale koopvaardijvioot
verminderden met
f
20 millioen (van
.f
86 tot
f
66

mill.). De netto-ontvangsten van ruim 20 bankinstel-
lingen wegens rente, acceptprovisie, belooning van
commissionnairs enz. zijn met
f
29 millioen vermin-
derd (van
f
107 tot
f
78 miii.).
2)

De uitgaven in Nederland van het Gouvernement
van Nederl.-Indië, Suriname en
,
Curaçao, voor zoover
deze afzonderlijk in de betalingsbalans werden opge-
nomen, verminderden met
f
43 mili. De winsten en
dividenden van in Ned.-Indië werkzame cultuur- 1 ondernemingen en andere N.V.’s werden door het
Centraal Kantoor voor de Statistiek te Batavia

op
f
27 (in 1929
f
248 en in 1932
f
29) millioen ge-‘

1)
Men houde in het oog, dat zoowel voor de goud-
beweging, als voor de goederenbeweging de cijfers’ over
1932
minder volledig zijn, doordat cle per post in- en uit’
gevoerde goederen pas van
1
Augustus
1932
af voor

de
statistiek zijn verwerkt, en over
1932
nog niet in de be-
t
alingsbalans werden opgenomen. –
• 2)
Sedert
1931
daalden dé inkomsten uit dezén hoofde•
volgens de opgaven van de betalingsbalans met meer dan
40
pCt.; -in tegenstelling met de meeste andere posten is
hier bij vergelijking met het voorafgaande jaar de ach-
teruitgang in
1933
nog iets grooter dan in
1932.

taxeerd. Volgens •de betalingsbalans kon het deel, dat
hiervan in 1933 aan Nederland ten goede is gekomen,
op
pl.-m. f
19 millioen worden geschat. Ook voor de,
niet op de betalingsbalans opgevoerde creditposten,
zooals b.v. de handelswinsten en de inkomsten uit het
buitenland van concerns, welke hier te lande hun
hoofdzetel hebben, mag aangenomen worden, dat de
baten, welke hieruit -in 1933 werden verkregen, in
vergelijking met 1932 zullen zijn gedaald,
– Deze cijfers maken het dus aannemelijk, dat het tekort op de loopende posten, dat
mogelijk
in 1932
reeds aanwezig was, in 1933 belangrijk is toegenomen.
Waar in 1933 de gouduitvoer sterk onder den invloed
stond van het wegvloeien van buitenlandsche saldi,
moet dit tekort dus haar -dekking hebben gevonden in
-de kapitaalbewegin-g. Door de cijfers van de betalings-
balans wordt dit bevestigd. Buitenlandsche emissies
vonden hier te lande in 1933 niet plaats. In tegen-
stelling tot vorige jaren werden, -door de banken,
welke voor de betalingsbalans opgaven verstrekten,
meer buitenlandsche fondsen verkocht dan gekocht
(verkocht voor
f
310, gekoch.t voor
f
293 miii.). De
liquidatie van het vlottend tegoed in het buitenland
heeft verdéren voortgang gevonden; volgens opgave
van meer dan 20 groote bankinstellingen bedroeg dit
per 31 December 1930, 1931, 1932 en 1933 resp.

f
1482,
f
743,
f
651 en
f
478 millioen. De vermin-
-dering van de buitenlandsche wisselportefeuille van
De Nederlandsche Bank (welke onder boven-genoem-
-de bankinstellingen is begrepen) zal op den achter-
uitgang van deze cijfers mede een belan-grijken in-
vloed hebben gehad. –
Daarentegen verminderde in 1933 ook de schuld aan het buitenland met
f
42 mill. Dit terugtrekken
van saldi door het buitenland, waar boven reeds op
werd gewezen, zal mede zijn oorzaak hebben gevonden
in het nu en dan opflikkeren-d wantrouwen jegens
den Gulden, dat blijkens de jaarverslagen van De Ne-
derlandsche Bank herhaaldelijk aanleiding gaf tot
aanzienlijke goudverschepingen, (b.v. na afkondiging
van het bankmoratorium en na het loslaten van den
gouden standaard in de V. S., resp. in Maart en in
April 1933 en tijdens de Londensehe conferentie in
Juni 1933), al vloeide, nadat het vertrouwen was
weergekeerd, gewoonlijk een deel weer naar Neder-
land terug. Dit werd echter slechts ten deele in den
goudvoorraad van De Nederlandsche Bank opgeno-
men. Verminderde deze laatste in 1933 met
– f
109
millioen, blijkens de betalingsbalans verminderde de
totale goudvoorraad met
f
88 millioen, zoodat de
binnenlandsche goudvoorraad bij anderen dan De
Nederlandsche Bank met
f
21 millioen moet zijn
vermeerderd, waarbij echter geen rekening is gehou-
den met het deel dat hiervan door de industrie is
opgenomen.

Tenslotte volgt hier nog een overzicht v-an de vor-
deringen en schulden per 31 December 1933, gespe-
cificeerd naar de voornaamste landen, volgens opgave
vân 41 bankinstellingen (in millioenen Guldens).

L a n cl en

1
Vlottend tegoed Ivlottende schuld

239
66
44 42

Duitschland …………..
Engeland
……………
84

Vereenigde Staten
32

.

43
38
Frankrijk
……………
69

Andere landen

………
203

Totaal ……….
.567

..

393

Het blijkt uit ‘bovenstaande cijfers, dat het vlot-
tend tegoed in -het buitenland op genoemden datum
voor meer dan
%
bestond uit vorderingen op Duitsch-
land. Onder dit ‘vlottend tegoed zijn,
blijkens
de toe-lichting, begrepen ‘de posten, welke
oorspronkelijk
voor een termijn van één jaar of korter zijn aange-
gaan, ook wanneer deze onder de ,,Stillhaltung”
vallen. –
Uit bovenstaande cijfers en beschouwingen treedt

14 Nov&mber 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1025

sterk naar voren, dat de Nederlandsche betalingsba-
lans over 1933 het kenmerk draagt van de overgangs-
periode. Waar een deel van de buitenlandsche kapi-
taalinvesteeringen als verloren moet worden be-
sdhouwd, mag aangenomen worden, dat de revenuen
daarvan, welke steeds een belangrijken creditpost op
onze betalingsbalans hebben uitgemaakt, in. de eerst-
komende jaren op een niveau zullen blijven, dat aan-
zienlijk lager ligt dan in de jaren v66r de depressie.
Verschillende andere belangrijke creditposten, zooals
b.v. de inkomsten uit handel en scheepvaart zullen,
naar zich laat aanzien, ook na de depressie slechts
langzaam kunnen herstellen. Veel zal voor een her-
stel van het evenwicht bij de loopende posten ook af-
hangen van de ontwikkeling van den economischen
toestand in de overzeesche gewesten.
C. P. na
GROOT.

DE
FINANCIEELE
RESULTATEN VAN DEN

INDISCHEN LUCHTPOSTDIENST.

In de Memorie van Antwoord van. de Postbegroo-
tung heeft de Minister wederom financieele resulta-
ten gegeven, waaruit merkwaardige gegevens kunnen
worden berekend. Uit den aard der zaak stuurt de
Minister aan op het zuivere deficit van het Neder-
landsche staatsbdrijf, daarbij het resultaat van het
Indische buiten beschouwing latende. Voor de studie
van de Nederlandsche luchtpostverbinding met het
Oosten is echter het verschil tusschen de opbrengst van het luchtrecht en het totaal bedrag der garantie
van belang, onverschillig hoe die bedragen tusschen
de beide administraties worden verdeeld. Dit is het
eerste deficit over een jaar dat is gepubliceerd, zoo-
dat vergelijking met andere jaren niet mogelijk is.
Een verdere bewerking van de gegeven cijfers levert

het volgende inzicht:
Het nadeelige verschil tusschen de .postale ga-
rantie en de totale opbrengst van alle luchtrecht be-

liep in 1933
f
1.311.668. Hierbij moet worden aange-
teekend, dat de K.L.M. aan de Posterijen
f
240.000

uitkeerde, ontvangen uit anderen hoofde dan post-
vervoer. Daar de Posterijen nl. niet het totaal gega-
randeerde laadgewicht gebruiken, kan de maatschap-pij dit op andere wijze nogmaals te gelde maken. Het is billijk, .dat deze opbrengst mede ten voordeele der

garanten komt.
De opbrengst aan luchtrecht in 1933 beliep per
rondvlucht gemiddeld
f
24.775; de garantie per idem

is f
50.U00, het nadeelig verschil tusschen beide was

dus gemiddeld
f
25.224.
In de totale opbrengst van het luchtrecht over
1933 waren de verhoudingen tusschen de opbrengst
der Nederlandsche brievenmail, der pakketpost en der
buitenlandsche mail: 71.3 : 0.5 : 28.27

In vergelijking met de gem. opbrengst aan lucht-
recht der vluchten in de eerste negen maanden van
1933 steeg die opbrengst over dezelfde periode van

1934 (39 vluchten) van
f
23.546 tot
f
25.272, dus

met
f
1725, zijnde bijna 7.5 pOt.
Over deze perioden steeg de opbrengst der Neder-
landsche brievenmail met ruim 8 pOt., der Indische
met ruim 9 pOt., der Nederlandsche pakketpost met
165 pOt., der Indische pakketpost met ruim 83 pOt.;
de opbrengst der buitenlandsche correspondentie op
de heenviuchten toonde een achteruitgang aan

van
ruim 3 pOt., .die op de thuisviuchten steeg met ruim

8 pOt.
Buiten deze postale garantie staat het regee-
ringssubsidie waarvoor dit jaar is uitgetrokken

f
550.000 (v.j.
f
654.000, waarvan
f
404.000 is ge-

bruikt).

De volledige resultaten

zijn:

.. –

Opbrengst aan luchtrecht over
1933 in Guldens:

Ned. corr.

postp.

buit. c.

totaal

heen ……….
425.172

4.520

204.256

633.948

terug ……….
493.676

2.386

158.322

654.384

totaal

……..
918.848

6.906

362.578

1.288.332

Opbrengst aan luchtrecht over de eerste negen maanden
in Guldens. Amsterdam-Bandoeng:

Ned. corr.

postp.

buit. c.

totaal
1933

……….303.785

2.645

140.270

446.701
1934

……….328.195

6.941

135.477

470.613
Bandoeng-Amsterda.rn:
1933

……….362.798

1.313

107.507

471.618
1934

………

396.194

2.421

116.403

515.&18
Beide richtingen in totaal:
1933

……….666.583

3.958

247.777

918.319
1934

……….724.389

9.362

251.880

985.631

Uit deze cijfers spreken de volgende tendenties:
wel steeg
.
de opbrengst der pakketpost aanzienlijk,
maar het totaal bedrag legt geen gewicht in de schaal
(in 1934 0.8 pOt. van alle luchtrecht). . –
De buitenlandsche correspondentie in haar geheel
steeg vrijwel niet. (Zij leverde in 1934 25.6 pOt. van
alle luchtrecht). De Nederlandsche en Indische correspondentie had
het grootste aandeel in de opbrengst (in 1934 73.6
pOt.) en steeg met 8.5 pOt., een vooruitgang, die geen
gelijke tred houdt met den vooruitgang van den
dienst. Wanneer men ziet, dat wekelijks nog rond
700 kg brieven per landmail verzonden wordt, blijkt,
dat de luchtpost nog belangrijk zou kunnen stijgen.
Kennelijk is het tarief nog te hoog en zijn de rond-
gangen nog te lang.
F. SPITTEL.

DE INDISCHE MIDDELEN OVER JULI 1934.

In de maand Juli bedroeg de opbrengst der Lands-
middelen in totaal
f
37.3 mill.
(f
37.6 mill. in Juli
1933;
f
219.6 mill. in 1933).
De opbrengst der verschillende hoof’dgroepen van
middelen in vergelijking met de ramingen, bedroeg in
inillioenen Guldens onderscheidenlijk:

1/12

7/12

ram.

Juli

ram. Eerste
7
mnd. van
Groep
1934 ’34 ’33 ’32 ’31 1934 1934 1933 1932 1931
Belasting.
20.3 20.7 18.4 20.3 23.5 142.3 119.7 112.3 118.2 132.3
Monopol.
3.6 3.4 3.9 3.7 4.5 25.1 23._ 25.4 29.6 37.2
Producten
3.- 2.6 4.2 2.3 4.2 21.- 22.1 19.2 16.3 30.3
Bedrijven
6.5 7.5 7.9 10.- 11.7 45.4 42.1 46.4 56.1 63.8
Div. middel.
2.8 3.1 3.2 3.3 4.6 19.4 16.5 16.3 18.9 25.5

Totaal. .
36.2 37.3 37.6 39.6 48.5 253.2 223.4 219.6 239.1 289.1

Ter toelichting van de verschillen moge het n-
volgende dienen:


De meerdere opbrengst van ‘de niet-kohierbelastin-
gen werd voornamelijk veroorzaakt door . den nieuwen
suikeraccijns en de verhooging van het tarief voor de
invoerrechten.

Kohierbelastin gen.
De voornaamste kohierbelastingen brachten in de
verslagmaand
f
9.9 mi’ll. op tegen
f
8.8 mili. in Juli
1933. De totale opbrengst over de eerste zeven maan-
den bedroeg
f
1.9 mili. meer dan in de overeenkom-stige periode van het vorige jaar.
De inkomstenbelasting, verponding en landelijke
inkomsten brachten tot en met verslagmaand resp.

f
2.6,
f 1.1
en
f
0.8 mill. meer ‘op dan in de overeen-
komstige periode van het vorige jaar. Ten aanzien
van de landelijke inkomsten is deze verbetering slechts
van tijdelijken aard, zij wordt .v.eroorzaâkt door na-
betalingen en snellere inning. De ontvangsten aan
verponding
zijn in 1934 hooger, omdat 1933 het
eerste jaar van het nieuwe bela’stingtijdvak was. Voor
de inkomstenbelasting bedroeg de netto aanslag van
het belastingjaar 1934 in de-eerste ‘zeven maanden

f
36 mili. tegenover
f
33 mill. in dezelfde periode
van 1933 als gevolg van den snelleren aanslag in com-
binatie met’ de verhooging van de tarieven.

Monopolies.

7/12

.

Omschrijving

raming

In millioenen guldens

1934

1934

1933

1932

Opium …………
7.-

6.5

7,.5

10.6
Pandhuizen

8.2

6.4

8.2

10.6

Zout …………
9.9

10.1

9.7

‘ 8.4

Totaal •.

25.1

23._

25.4

29.6

1026

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14
November 1934

In millioenen guldens

Producten
Opbrengst
eerste 7 maanden van:

Omschrijving
1934
1933
1932
Kina en thee
0.265 0.219 0.179
Landscaout-
choucbedrijf
1.474
0.812
0.753
Boschweien
3.743
4.066
5.197
Bankatin.
.. .
13.585
11.138 6.014
Steenkolen
. .
2.991 2.923
4.171

Totaal..
22.1
19.2 16.3

Bedrijven.

De exploitatie-ontvangsten voor •de bedrijvengroep,
verdeeld naar de diverse bedrijven, geven het volgen-
de beeld (in miii. Guldens):

1112
7112
t

Omschrijving
raming
Juli

raming

Eerste 7 mnd.’

1934 1934
1933 1932 1934 1934 1933 1932

Havenwezen
1._ 2.3

2.1

2.7

6.9

8.62
8.6

9.4
Baggerdienst
0.2
0.15 0.24 0.3

1.3

1.13
1.3

2.1
Waterkrachten
Electriciteit
0.2 0.3

0.24 0.3

1.7

1.6
1.6

1.7
Landsdrukkerij
0.1
0.08 0.08 0.1

0.8

0.43
0.5

0.7

P.T.T.
1
)
2…..
1.8

1.9

2.1

13.7

12.4
13.7

15.2

S.S.

……….
3._
2.9

3.3

4.5 21._

17.9
20.7 27._

Totaal,.

6.5 7.5 7.9 10.- 45.4 42.1 46.4 56.1
t)
Exel. vergoeding voor ‘vrijdom van briefport.

De achteruitgang der S.S.-ontvangsten wordt Vrij-»
wel geheel veroorzaakt door de J’avalijnen.
Het algemeen verloop •der lan’dsmiddelen in het
loopende jaar in vergelijking met de vier voorafgaan-
de jaren moge blijken uit het volgende overzicht:

Opbrengst in millioenen guldens

Maand

per maand

t/m maand
1930 1931 1932 1933 1934 1930 1931. 1932 1933 1934
Jan. 53.4 45.4 37.2 32.1 35.- 53.4 45.4 37.2 32.1 35._
Febr. 42.1 35.8 31.3 26.3 25.3 95.5 81.2 68.5 58.4 60.3
Maart 43.5 36.8 32.- 30.-. 28.7 139._ 118.- 100.5 88.5 89….
April 44.9 38.6 31.7 28.2 29.9 183.9 156.6 132.2 116.7 118.9 Mei . 52.2 38.9 32.1 31.6 34.5 236.1 195.5 164.3 148.3 153.4
Juni 50.3 45.1 35.2 33.8 32.6 286.4 240.6 199.5 182.1 186.1
Juli . 65.3 48.5 39.6 37.6 37.3 351.7 289.1 239.1 219.6 223.4
Aug. 52.4 46.3 38.8 31.9

404.1 335.4 278.- 251.5
Sept. 59.2 46.2 38.8 33.7

463.3 381.5 316.8 285.2
Oct.

57.2 41.7 35.4 34.4

5205 423.2 352.2 319.6
Nov., 46.7 44.3 30.5 33.1

567.2 467.5 382.7 352.7
Dec.. . 63.1 48._ 37.2 33.4

630.3 515.5 419.9 386.1

Tenslotte moge worden vermeld, dat tot en met

verslagmaand een bedrag ad
f 2.498.000
is ontvangen
wegens uitvoerrecht ‘op bevolkingsrubber. In verband met het bijzondere karakter der ontvangsten is gemeld
bedrag in de voorgaande cijfers niet verwerkt.

Stand begrootingsrekeningen der voornaamste kohier.
belastingen.

Dienstj.’34 Dienstj.’34 Dienstj.’33

Omschrijving
Juli 1934

eerste 7 m. eerste 7 m.

Personeele belasting
86

2.811
3.485
Ink. bel, en crisisheffing

.
1.972

36.999 33.906
Vennootschapsbelasting
.
212

5.250
8.070
Verponding…………..

19

7.149 6.282
Landrente Java en Madoera
1.858

27.053 28.229

Totaal. …
4.109

79.262 79.972

Dienstj.’33 Dienstj.’33
Dienstj.’32

Omschrijving
Juli 1934 eerste 18m.
eerstel8m.

Person.

belast.

5
3.878

.
5.055
Ink. bel. en crisis- heffing

125
39.792 54.604
Vennootsch. bel.

9
9.236
12.204
Verponding

. .


17
.
8.808

.
12.964
Landr. Java en
Madoera


91
25.882

,
27.053

TotaaL .

13

87.596

111.880

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE ECONOMISCHE PROBLEMEN BEHANDELD OP DE
Xlie ALGEMEENE VERGADERING VAN HET INTER-
NATIONAAL LANDBOUW INSTITUUT.

Ir. J. P. van Aartsen te Rome schrijft ons:
Het I.L.I. ‘heeft zich den laatsten tijd mogen ver-
heugen in een zeer actieve belangstelling van de zijde
der Vereenigde Staten. Deze belangstelling werd op
de algemeene vergadering, die van
22
t/in. 28 October

plaats vond, getoond door een speciaal rapport, ge-titeld: ,,Handelsbarrières, ‘handeistractaten, en ge-
organiseerde wereldeconomie van deriT landbouw.” On-
der den titel staat: Het volgende memorandum is door het Departement van Landbouw der U.S.A.

voorgelegd als
mogelijke
basis van bespreking van

het onderwerp. Het beslaat slechts 3Y2 blz. en is ver-
deeld in drie, onderdeelen:
1. Invloed der hindernissen in den wereldhandel op
den internationalen landbouwtoestand; 2. bruikbare
maatregelen in verband met de tegenwoordige moei-
lijkheden; 3. ,,Long-time planning” als middel in de
toekomst onregelmatigheden van de soort d’i zich
de laatste jaren hebben voorgedaan, te voorkomen.
De leider der Amerikaansche delêgatie R. G. Tugwell,
onder-staatssecretaris voor landbouw, hield verder nog
een uitvoeri’ge voordracht, waarin hij de opvattingen
van zijn regeering verklaarde, slechts zeer ten deele
aan de ‘hand van zijn prae-advies. De belangrijkste
andere delegaties zetten ook haar standpunt uiteen
(Groot-Brittannië, Italië, Frankrijk, Duitschland, Po-
len en Australië). Hierdoor werd
werkelijk
verkregen
een uitwisseling van ideeën, die ongetwijfeld zeer nut-
tig voor de toekomst is, niet alleen om te weten,
hoe de tegenwoordige regeeringen der verschillende
landen over onderwerpen van internationale handels-
politiek denken, maar meer nog, omdat ‘hier een
eerste basil voor onderhandelingen op een publiek
forum gelegd werd. De verschillende afvaardigingen
verklaarden ni. in te stemmen met de hoofdlijnen
van Tugweil’s voordracht. Daar •deze een logisch ge-
heel vormt, geef ik er een kort overzicht van, waar
noodig met een kantteekening ‘betreffende de opvat-
tingen, die door anderen naar voren werden gebracht.
‘Minister Tugwell begon dan met de verklaring, dat
wij ons tussdhen twee tijdvakken bevinden, waarvan
het eene reeds achter den rug is, het andere bezig is
zich te ontwikkelen. Wij hoorden later instemming
betuigen met deze opvatting, niet alleen’ van Italiaan-
sche en Duitsche zijde; ook de vertegenwoordigers van
Groot-Brittannië, Polen en Australië toonden, dat zij
‘het hiermede eens waren. Bij de oorzaken van deze
verandering plaatste spreker voorop •de door haar ge-
leidelijkheid weinig in het oog vallende ontwikkeling in de productietechniek.
1)

Vervolgens wees ‘hij er op, dat vroeger de produc-
tie geheel geleid werd door het particulier initiatief,
voorgesteld door de termen ,,laisser faire” en ,,vrj-
handel”. Maar de practijk was anders: verdeelingen
werden gemaakt, handel werd gedreven uitsluitend
voor persoonlijk profijt van een groep bevoorrechten.
Langzamerhand ‘is deze actie zoo schadelijk geworden,
dat in
1929
een plotselinge catastrofe kwam. Het
lijkt mij, dat Tugwell hier op z’n minst een uitvoe-
riger verklaring had moeten geven, die misschien het
beste volgens de lijnen der theorie van Th. Veblen
loopen kan: de handel was meer voordeelig dan
schadelijk, zoolang uitbreidin’g mogelijk was; toen
echter, in verband met industrialisatie van vroeger
zuiver agrarische gebieden en steeds grooter aanbod
van industrieproducten ‘het evenwicht verbroken werd,
moesten speculatie en monopoliseering te baat genomen

1)
In de N.R.C. van 9 October heb ik, over graanprijzen
schrijvende, op den vooruitgang in het gebruik van maai-machines (combines) gewezen. Voor mijn daar gehouden
betoog varen de verdere punten door Tu.gwell naar voren
gebracht, niet van beteekenis; dit wil niet zeggen,. dat ik
het er niet mee eens zou zijn. ,

14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1027

worden, om den handel aan nieuwe winst te helpen.
Op deze laatste verschijnselen wijst Tugweli dan ook
weer in het vervolg van zijn rede, en zegt, dat de
vijand, die bestreden wordt in de Ver. Staten is het
regime van ongecoördineerde particuliere initiatieven.
Deze bestrijding gaat voetstapsgewijze en is geheel
proefondervindelijk. Het eenige, dat wij zeker weten,
is dat een besliste ‘hervorming noodig is, niet een
terugkeeren tot het oude systeem – tenzij wij tien-tallen van jaren terug wilden gaan, tot de periode,
waar de beteekenis der techniek minimaal was, omdat
zij zich nog in een primitief stadium bevond.

De Duitsche spreker, Dr. Koehier,, die als ver-
tegenwoordiger der Nationaal-Socialistische regee-
ring het uit den aard der zaak in het algemeen met
den Amerikaan eens was, wat de oorzaken der crisis
betreft, legde toch den nadruk anders: op de schul-
den door den wereldoorlog ontstaan en die den finan-
cieelen chaos veroorzaakt hebben. Op het financieele
vraagstuk was in het oorspronkelijke prae-advies ook
gewezen, Tugwell sprak er alleen over in verband met
de noodzakelijkheid, dat de betalingsbalans in even-
wicht is. ) Waarschijnlijk moeten wij echter in een
groot deel der Duitsche rede meer een noodkreet zien, zooals er uit dezen hoek zoo vele komen, dan wel een
principieele verklaring.

De meeste sprekers waren het er over eens, dat de sluiting der grenzen, die als eerste middel tot wering
der crisis gebruikt is, eèn logisch gevolg is van het
verlangen, in eigen huis orde te scheppen, zonder dat
deze door ongewenschten invoer teniet gedaan kan
worden. Of dit middel daarom steeds op de juiste
wijze is toegepast, blijft een geheel andere vraag.
Vooral de vertegenwoordigers der groote staten zijn van meening, dat de internationale handel niet zoo’n
geweldige rol speelt en zeker niet hoeft te spelen,
als vele economen het ‘hebben voorgesteld. Zelfs Mac-
Dougall, vertegenwoordiger van Australië in het Im-
perial Economic Committee en in den Raad van Be-
heer van het Instituut, erkende dit voor zijn land.
De eerste Britsche gedelegeerde, Earl de la Warr,
parlementair onderstaatssecretaris voor Landbouw en
Visscherijen, wees er overigens op, dat zijn land zich
niet afsluit, wat den invoer van agrarische producten
betreft: hoewel de Britsche landbouwers door de te-
geeringsmaatregelen steun krijgen, voert zijn land
van de meeste landbouwproducten een grooter per-centa’ge van den ,,wereldexport” in dan in 1929. Er
hoeft hier niet op gewezen te worden, dat het Ver-

eenigd Koninkrijk z’ich in een zeer bijzondere positie
bevindt.

Op den duur zal weer meer internationale handel
plaats vinden dan thans het geval is, meende Tug-
well. Hij wees erop, dat daarbij de natuurwetten wel
van zeer groote beteekenis zijn, maar juist in verband
met de noodzakelijke sociale structuur van den land-
bouw en van den Staat als geheel aan den eenen kant
en de ontwikkeling der wetenschappen en techniek
aan den anderen, kan niet van absolute en permanen-
te gegevens gesproken worSen. Zoo zal men doorgaan
met het verbouwen van bepaalde producten op plaat-
sen, die, van zuiver economisch standpunt gesproken,
niet de beste,
d.w.z.
de voordeeligste voortbrengings-
mogelijkheden geven. Ook zal de industrialisatie zich steeds verder uitbreiden, met als ‘gevolg op den •duur
zeer gelimiteerden handel in ,,Fertigwaren”. De hoofd-
zaak zal dus zijn een ruil van grondstoffen en half-
fabrikaten, te produceeren, aan te bieden en af te
nemen in die hoeveelheden, die voor alle partijen het
grootst mogelijke voordeel (niet alleen economisch,

1)
Rij sprak oorspronkelijk over handelsbalans, daarbij erkennende, dat geen land op den duür voor meer waarde
kan importeeren dan ex’porteeren of omgekeerd meer uit-
dan invoeren. Uit de gedachtenwisseling bleek, dat de
overige diensten en betalingen, die van invloed zijn op de
betalingsbalans, in •den tegeuwoord’igen tijd volgens hem
en versoheidene anderen eigenlijk geen rol van eenigerlei
beteekenis meer spelen.

maar vooral ook sociaal voordeel) laten. Het zal noo-
dig zijn te onderhandelen op de basis, dat men van bepaalde eischen afstand kan doen, indien dit voor
de geheele ontwikkeling der verhoudingen beter is.
Met andere woorden, bij het sluiten van verdragen
dient men van het oude spreekwoord uit te gaan
,,voor wat ‘hoort wat”.

Van zeer groote beteekenis hierbij is, dat de regee-
ringen, die op den duur door ervaringen met de
organisatie der productie in eigen land wijs gewor-

den zullen zijn, niet meer dogmatisch vrijhandels- of
protectionistisch gezind zullen wezen, doch zullen we-
ten te geven en te nemen. Om dit goed te kunnen
doen, moeten hun afgevaardigden de mogelijkheden
van het eigen land uitstekend kennen, maar boven-
dien ook in staat zijn, zich een duidelijk beeld te vor-
men van den economisch-geografischen, statistischen
en socialen toestand over de geheele wereld in ver-
band met een bepaald product, dat hun land wil uif-
of invoeren.

Hier is het, dat de beteekenis van het Int. Land-
bouw Instituut weer naar voren komt. Het zal de
toekomstige taak zijn van het Instituut, de betref-
fende internationale gegevens, voor zoover den land-
bouw betreft, te verzamelen. Aan dezen arbeid was
een ander prae-advies gewijd, door Dr. H. C. Taylor,
den Amerikaanschen gedelegeerde in den Raad van
Beheer dezer instelling, in naam van den Raad aan
de algemeene vergadering aangeboden. De Assemblée
nam de voorstellen, in dit verband gedaan, met alge-
meene stemmen aan. De Raad van Beheer, na inge-
wonnen advies van experts zoowel in als buiten het
Instituut, zal zoo spoedig mogelijk over de details der
uitvoering beslissen.
Aan het einde van dit overzicht gekomen wil ik
nog met een enkel woord wijzen op de richtlijnen,
d’ie de Earl de la Warr aangaf voor nationale en in-
ternationale ,,planning”. Van het allergrootste belang
noemde hij de verhooging der consumptie, alleen mo-
gelijk bij zeer lage prijzen. In dat opzicht is er on-
getwijfeld verschil tusschen het Britsc,he en Amen-
kaansche standpunt, al zijn de twee landen, van ge-
‘heel verschillende traditioneele principes uitgaande,
beide tot de slotsom gekomen, dat het initiatief van
den ondernemer door den Staat in goede banen ge-
leid moet worden om voor de samenleving als geheel
van voordeel te zijn.

AANTEEKENINGEN.
Economische problemen in België

De val van het kabinet-De Broqueville heeft een
ein’de gemaakt aan de regeering, wier volmachten
door het Parlement in Juli verleend, eerst einde
Januari zouden eindigen. Het heeft de afgetreden
regeering niet aan activiteit, maar ook niet aan cri-
tiek ontbroken. Het een is het gevolg van het ander.
De regeering heeft in enkele maanden meer dan
twintig maatregelen genomen om het herstel van het
economisch leven te bevorderen. Deze maatregelen,
waarvan de belangrijkste wel lagen op het gebied
van het bank- en beurswezen, konden, zooals begrij-
pelijk is, niet onmiddellijk resultaten opleveren; in-tegendeel de volkshuishouding bleef, mede door de
ongunstige situatie op de wereldmarkt, in een depres-
sie verkeeren. De ontevredenheid kwam niet alleen
uit ‘die kringen, welke het regeeringsbeleid als geheel
veroordeelden, maar ook van hen, ‘die de inconsequen-te economische politiek âfkeurden.
Dit laatste is voor ons 1and zonder twijfel van
beteekenis, omdat hetzelfde probleem zich ook hier
voordoet. In België is de regeering ook langzamer-• hand in allerlei vormen steun aan landbouw en in-
dustrie gaan verleenen, waardoor de deflatie is ge-
remd en een doeltreffende aanpassing onmogelijk is gemaakt. Men kan zich hierover eeuigszins verwon-
deren, indien men bedenkt, dat het aanpassingsproces
in België reeds veel verder is gegaan dan in ons

1028

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November 1934

land.
1)
Hoe urgent ‘dit probleëm, in België edhter is,

moge blijken uit de rede van Prof. Baudhuin, 4 No-
vember te Binche gehouden, waar Minister De Bro-
queville in dezelfde vergadering nog eens duidelijk
herhaalde, dat de regeerin-g onder alle omstandighe-
den den gouden standaard zou handhaven. Prof.
Baudhuin, die voorstander is van den gouden stan-
daard en bovendien adviseur van de regeering schijnt
te zijn, kwam aan het slot van zijn rede tot deze uit-
spraak ,,Si l’on ne se résout pas
t
suivre cette voie

(d.i. de consequente deflatiepolitiek), si l’on veut
conserver les prix des produits agricoles et industriels
en même temps que les rémunérations, ii faut déva-
luer le franc et le plus vite possible”.
2)

Er is nog een punt in de Belgische politiek, dat
voor ons land even toepasselijk is als de uitspraak
van Prof. Baudhuin ni. het probleem van den uit-
voer, dat met het bovenstaande in nauw verband
staat. Uitvoer is voor België een levenskwestie en
voor ons ilaud niet minder. Terwijl men h.t.l. zijn aan-
dacht voornamelijk concentreert op •de binnenland-
sche markt – zie de M. v. A. op de Rijksbegrooting
– ziet men in België zeer goed in, dat een herstel
voornamelijk van opvoering van den uitvoer kan
komen. Exporteeren of ondergaan, is in België de
leus. Dit is zeer duidelijk gebleken op de vergade-
ring, die het Comité Central Industriel de vorige
week te Brussel heeft gehouden en die geheel gewijd
vas aan het uitvoerprobleem. Minister Jaspar heeft
in een slotrede de afzetmogelijkheden in het buiten-
land voor de Belgische industrie belicht. De Minister
wees -in dit verban-d op de vestiging van een consu-
lairen post in Charbin, daar Manchoukwo een belang-
rijke markt wordt; op -de consulaire vertegenwoor-
diging te Jaffa, op de markt -in Afrika en maakte
‘verder gewag van de bevredigende resultaten van de
Belgische in-dustrieele missie naar Finland. Wat de
propaganda in het huif.enland betreft, maakte Minis-
ter Jaspar melding van de films over Belgische
indus1rieën, -die aan de consulaten ter beschikking

worden gesteld.

Hieruit blijkt wel, dat men in België niet
bij
de

pakken neerzit, dat men wel degelijk grootere afzet-
mogelijkheden ziet, mits de kostprijs maar wordt ver-
laagd. ,,Il faut choisir,” aldus Minister Jaspar in zijn
genoemde rede, ,,entre la dévaluation
et
les bas prix

de revient. ‘Le choix du gouvernement est fa-it.”
2)
De

keus is inderdaad gedaan, maar de lage kostprijs is
nog niet bereikt, want anders zou Prof. Baudhuin
zeker niet zoo -duidelijk het boven-genoemde alterna-
tief hebben -gesteld. Intusschen en wij kunnen er niet
genoeg de aandacht voor vragen,- wordt het uitvoer-
vraagstuk in België heel wat scherper en beter ge-
zien -dan bij ons.
Evenals’ in ons land wordt op -het oogenblik in België bver het alternatief ‘devaluatie of -deflatie
druk gediscussieerd. Ook het afgetreden kabinet was
op dit punt, naar -het schijnt, verdeeld. Het spreekt
vanzelf, dat er in dit verband herhaaldelijk gewezen
wordt op de sterke technische -positie van de Bel-ga,
waardoor handhavin-g van den -gouden stan-daard mo-
gelijk is. •Dit -kan naar buiten van groote beteekenis zijn, economisch verandert echter het probleem hier-
mede niet. – Want ook onder een zwakke valuta is-
handhaving van den gouden standaard mogelijk. In-
dien echter -de regeering niet de consequenties van
haar nonetaire politiek aanvaardt, werkt zij zelve
mede tot een verzwakking van de valuta. Den laatsten
tijd heeft de – praktijk wel heel
duidelijk
laten zien,
dat er een zeer nauw verban-d tusschen de’ economi-
che jolitiek en de positie van de valuta van een
‘land bestaat (Duitschland). Daarom is het vraagstuk
van de verlaging van deh kostprijs zoo heél urgent,
niet alleen in België, maar ook in Nederland. v. d V.

t)
Hierop hebben wij gewezen’ in ons artikel ,,Staats-
interventie in de goudianden en hare gevolgen” in E.8.B.
van
3
Oct.
1934. –
2)
Ontleend aan L’Echo de la Bourse van
7
Nov. jl.

Kasten en lasten omlaag.

Het Verbond van Nederlandsche Werkgevers heeft zich in een schrijven, neergelegd in een brochure on-
-der bovenstaanden titel, tot den Minister-President
gewend teneinde zijn oordeel over de economische
politiek der regeering te geven.
Het Verbond stelt voorop in het algemeen met die
politiek accoord te gaan. De bezwaren van het Ver-
bond tegen de maatregelen -der regeerin-g bestaan
hierin, dat deze niet in een voldoende snel tempo
worden genomen en niet ver genoeg gaan. Met name
venscht men van -die zijde verlaging van den land-
bouwsteun, verlaging van de huren, het-geen de kos-
ten van levensonderhoud zou doen verminderen en
dus -de mogelijkheid van verlaging van bonen- en werkloozenuitkeeringen zou scheppen. Voorts, op
deze wijze voortgaande, belastingverlaging, hetgeen
eveneens een verlichting der lasten van de industrie
beteekent, en vermindering der premies van de sociale
verzekering (Ongevallenwet, Invaliditeitswet, enz.)
waarvan het gevolg vermindering der uitkeeringen
zou zijn. Aan het slot komt het Verbond tot -de vol-
-gen-de uitspraak:
,,Toch is het beter in den kortst mogelijken tijd al
wat ons -bij het verder voortschrijden op den weg
naar een economisch herstel bezwaart, van -ons af
te schudden, dan uit vrees voor ontstemming of
tegenstan-d ons volk met het prediken van onvervu-i-
bare ideologieën en het aanprjzen van economisch
niet verantwoorde maatregelen van -den goeden weg
af te leiden.”

De regeering over het goudbiok.

In de Memorie van Antwoord op de Rijksbegroo-
ting heeft de Minister van Financiën en korte be-
schouwing gewijd aan de samenstelling van -het goud-
‘blok, die
wij
hier overnemen.
,,Dit -goudblok is ontstaan uit een afspraak tu-sschen
de circulatiebanken dezer landen en – daarop berust
-het nog steeds. Een verbintenis, waarvan de vrijheid
van handelen van iedere Regeering afzonderlijk aan
handen wordt gelegd, bestaat niet en hoewel de Ne-
derlandsche Regeering de samenwerking tusschen de
betrokken land-en zeer nuttig acht, heeft zij nog pas bij monde van haar afgevaardigde ter conferentie in
Brussel te kennen gegeven, -da-t Nederland ziôh niet
in dit blok wenscht op te sluiten. Een speciale oriën-
,teering in eenigerlei richting ligt dus niet in de be-
doel-ing, nog veel minder een politieke toenadering.
De traditioneele zelfstan-digheidspolitiek blijft ook op
dit gebied ‘het richtsnoer voor de Regeering, maar
overigens is zij het geheel eens met die leden, die
in dezen tijd niets noodiger oordeelen -dan interna-
tionaal overleg en daar-door te bevorderen economi-
sche samenwerking tusschen de volken. Te groote
angstvalli-gheid en overmatig wantrouwen acht ook
de Regeering een van de oorzaken van de tegenwoor-
dige ellen-de.”

Verschepingen van Javasuiker.


De- suikerverschepingen van Java gedurende zes
maan-den, van 1 April -tot 30 September, bedroegen
in de, laatste drie jaren:
naar 1934


1933
1932

tons
tons tons
Europa en Port-Said v.o.

. –
70.492
66.405
191.922
Afrika

……………….
7.879 5.076 6.885
Bri-tsch-Indië

………….
181-774


155-295
206.922
Siam

………………..
10.838


16.122
23.531
Singapore en

Penang —–
42.438 35.842 40.768
Hongkong

…………….
106.422-
98.161

104.251
Ohina

………………..
35.451


48.945
20.564
A-ziatisch

Rusland

.’
……
5.592

5.888
Japan

en

Korea

……….
59.574 106.402
17.743
Austr-alië en Nieuw-Zeeland
31.809
40.465 14.776
Ver. Staten Westkust …..

232′

247
1.817
Andere landen

…………
2.444
1.022
665

Totaal
– . . .
554.945
573.982


635.732

14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1029

Groothandeisprijzen voor rund- en varkens-:
vleesch.

1

1 1 i.

Bij raadpleging. van de prijsstatistiek zal ‘blijken, dat de prijzen van rund- en varkensvieesch de afge-
loopen week een verandering hebben ondergaan, die
een nadere toelichting vereischt.
In de week van
5
t/nl. 10 Nov.
1934
bewogen de

groothandeisprijzen van het varlcensvleesch zich tus-
schen
44
en
47
cent, met een gemiddelde van
45%

cent pr k’g, een stijging van
2
cent per kg. Deze
stijging is veroorzaakt, doordat de Veehouderijcen-
trale de af’geloopen week is aangevangen met het uit
de markt nemen van een aantal zware varkens. Een
verdere kleine stijging wordt dientengevolge nog ver-.
wacht.
De gemiddelde groothandeisprjzen voor rundvleesch
varieerden, voor de eerste, tweede en derde kwaliteit
resp.
60—55–44,
met een gemiddelde van
53
cent

per kg, dus een daling van
5
cent per kg, hetgeen
overeenkomt met ‘de verlaging der Crisisheffing tot
‘de helft van de opceiiten op den
accijns
op het ge-

slacht, die 1 Nov.
jl.
was ingegaan.
Deze veranderingen betreffen de groothandels- dus
niet ‘de kleinhandelsprijzen.

Gegevens over de koffieoogsten.
Een dezer dagen van de firma Nortz.&
Co.
te New-

York ontvangen, telegram doet mededèeling van een
bericht uit Rio, waarin gezegd wordt, dat de droogte
vah ‘dit jaar oorzaak zou zijn, dat de bladeren, en de
vruchten te vroeg afvallen en de Braziel-oogst dien-
tengevolge kleiner zal worden dan verwacht was.
Verder deelt genoemde firma in een harer Berich-
ten mede, dat de”volgende Columbia-oogst een ,,buin-
per”-oogst zal worden, waarschijnlijk
4
millioen balen.
Ook wordt een groote oogst van Costa Rica verwacht.
Van ‘de Belgische Congo verneemt men, dat het
planten van koffie daar te lande in een snel tempo
voortgaat en dat binnen énkele jaren wel ca.
500.000
balen door ‘dit productieland zullen kunnen worden
uitgevoerd. Omtrent Guatemala wordt bericht, ‘dat
verondersteld’ wordt, dat de oogst ongeveer 100.000
quintalen kleiner zal worden ‘dan de vorige. Haiti
wôrdt gezegd’
50
% kleiner te zullen zijn dan het
vorige jaar en niet meer dan
220 â 225.000
balen te
bedragen. De volgende Nicaragua-oogst wordt geschat
op 400.000
quintalen tegen
300.000
quintalen voor
den ‘loopen’den oogst.Rotterdam,
12
November
1934.

MAANDCIJFERS.
GIRO-KANTOOR DER GEMEENTE AMSTERDAM.

Juli 1933.

Juli 1934

Giro’s
(eenzijdige ver-
miIli
1
enen
Aantal
I
milIi
1
enen
Aantal
melding)

Girobetalingen aan:
gemeente-instellingen
f
15.8

39.703
f
23.7

38.800
particulieren …….,, 22.8 177.056

,, 19.9 167.270

Geldorn.set.
Ontvangsten ………,,

4.6

7.276
11
,,

4.8

7.851
Betalingen ……….
…..8.5

33.588

,,

7.7

33.579
Part.’rekeninghouders

37.1
1
49.922
2

28.71 52.474
2

Gelden voor 1 jaar vast
11
hebben gedeponeerd

10.9

4.320
2
,,
9.8

3.959
2

1)
Gemiddeld saldo te goed.
t)
Einde der maand.

A.ANVOEREN in t

EMISSIES IN SEPTEMBER
1934.

Staasleeniiien.
1)

.

.Prov. en Gemeentel. Leeningen ……
f

618.450,-

zijnde:

Nederland

Gem.

Winterswijk

f
620.000
4%

obl.

á 99%

……….f618.450

Industriëele Ondernemingen
2)

Diversen

………………
. ………
500.000,-

zijnde:

Nederland

Obligatiën

N.V. Onderling Beait v. onroe-
rende

Goederen

v.

Hogen-
.houcklaan

f500.000

41/ %
cibl.

IL

100
%

:
……….fSOO
.000

R-uhbermaatscha.ppijen

………………
861.000,-
zijnde:
Jrederla?ed

.
Aandeelen:
.

Cultuurmij. ,,Waningin”

f
840
.
000
)

gew.

aand.

a
00
%

………………..

f
840.000
Id.

f21.000 3)

aand.

P.

&
100
%

………………….
21
.
000

Kerkelijke. Leenin.gen

…………..,
,,

,195.000,-
1Tederland

………. ……..

f 195.000

Totaal
. . . .
‘f2.174.450,-

“) Conver’sie: Ned.-Indië f485.000.000 4
%
obl.
1
1. 100
%.
1)
Conversie:

Coöp. Beetwortelsuikerfa1br.
te Zvenbergen f502.000 4% obl.
IL 100%.
3)
Uitsluitend voor aandeelhouders.

Bovendien:

.
f 12400.000,- 3-m. Schatkistpromessen á
f

998,70
12.680.000,- 6-m.

.,,

,,,,,
995,60
9.114.000,- 1-j.

Schatikistbiljetten

•,,,.,,
1011,-
3.826.000,- 3-j.

.

,,

.

,,
,,,
1.015,90
13.651.000,-.

5j.

.

.,,

‘.

.

,,
,, 1.020,.-

Voorts werd in de afgeloopen maand
de

inschrijving
opengesteld op een beperkt bedrag: aand. La Seda de Barcelona S.A. á Pes. 500
‘per aandeel,
cert. v

t/lOO
van 1 depot-een’heid Depot.van
aandeelen in
Rubberniaatsohappijen ‘l

f 141,25 per certificaat..
De Kerkelijke Leeningen zijn als volgt onderverdeeld:
*
.
‘Rente: Eiiiissi-
Guldens
voet

koers
pOt.

‘pCt.
Geref. Kerk v. Rotterdam

….

100.000′
4 V
2
1

100
Ver.,, Zoèkt

het

Verlorene”,’
Rotterdam

……………..50.000
4%!

100
Oer.

Kerk

van

Koog-Zaandijk

(f
10.000 conversie)

………55.000
4

100

Emissies in
1934.

Obligatiën

Aandeelen
Totaal
Januari
f
5.985.000,-

.
f
5.985.000,-
Februari,,

1.935.375,-


,,

1.935.375;-
Maart

. ,,

4.167.375,-

– .
,,

4.167.375,-
April
. . ,,
11.500.625,-


‘,,
11.500.625,-
Mei

… ,,

2.916.380,-

f

640.000,-
3.556.380,-
Juni

.. ,,
7.072.000,-


•,,

7.072.000,-
Juli

…..’

899.067,50


,,

899.067,50
Aug.

. .

,,

2.519.600,-

,,

136.000,-
,,

2.655.600,-
Sept…..1.313.450;-

,,

861.000,-.
,,’
2.174.450,-

f
38.308.872,50

f
1.637.000,-

f
39.945.872,50

fl8
van
1000 EG.

Artikelen

Rotterdam
Amsterdam
i

Totaal

4-10
Nov.
‘Sedert
Overeenk.
4-10
Nov.
Sedert
Overeenk.

1934
1Jan.
1934
tijdvak
1933
1934
1Jan.
1934.
tijdvak
1933

Tarwe

…………..’
19.782
1.185.162
1.390.693
2.450

32.305

.
23.685
1.217.467
1.414.378
Rogge

.’; ………….
6.233
369.027
355.574

15.257
6.669
384.284
362.243
….
..
19.371
20.857

-‘
25
19.371
20.882
Boekweit …………….448
Maïs
……………….
9.726
784.796 904.862
4.735
.198.520
.

.
‘177.588..

983.324
1.082.450′
7.180

,

321.835 433.318
1.005
44.954

40.104
366.789
473.422

106.677 115.718

3.195
3.808
109.872
1.19.526

949
185.279 170.873
17.621
‘218.247
198.503
403.526.
369375

Gerst

………………..
Haver

……………………
Lijnzaad

……
……….
1.250
60.261

.117.807

25 200′
60.286
118.007
Lijnkoek

……………..
Tarwemeel

………-….

.472
18.116 16.356

3.039

5.512
,
21.155 21.868
Andere meelsoorten
….
.

1.131
50.631
46.428
135
6.182
7.873
56.813
54.301

1030

ECONOMÎSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14
November 1934

GERO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSOHE BANK.
.
OVERZIOHT VAN DE
INDISCHE
MIDDELKN.
(In duizend
Guldens)

Juli
Eerste
7
Eerste
7
.
Aug. 1934

Aug. 1933
Omschrijving
Posten
Bedrag

Posten
Bedrag
1934
mnd.
1934
mnd.
1933

Belastingen.
Rek.houders

57.199

f1.443.162.000 48.397
If
1.503.852.000

Pachten

. . .
6
46
27
Door 11.-bank

1

1
Invoerr.

mcl

Landsgoed
4.630 29.415
26.525
plaatselijk

43.063 J,,1.232.144.000 36.701

1

1.293.293.000
Uitvoerr.

mcl

Landsgoed
308
2.238
1.287
Voldoening

1

1
Accijns op gedist
Rijksbelast.

945

,,

12.024.000

910

,,

12.018.000
bier

…….
.
}

502
}

321

petroleum enz.
2.341
15.857
15.946
lucifers
206
1.611 1.902
969
5.180
7.043
suiker
559
3.720

Laatstbeknde noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
Andere ontv. I. U. en A
23 147
122

5 Nov. 1934 voor
telegrafische
uitbetaling op:
165
1.117
1.162
Statistiekrecht

……………

Inkomstenbel. en

Crisish
240
4.045
1.759
21.141 2.076
18596
Gulden per
Pan
Koers
i
disconto

tabak

…………..

Personeele belasting ……

Vennootschapsbelasting

.
Couponbelasting
65 105
5.645
355
7.504

Europa
to
0

Londen *)
£
12.10
8

7.39
2
Vermogensbelasting
89
592
981
Berlijn
*) ……….
100 Mark
59.26
59.46
4
2.272
6.598 5.457
100 Franc
9.747
9.74
24
Recht van openb. verkoop
195
895
1.374
Brussel
*)
100
Belga
34.59
34.55 24
415
4.286
4.411
100 Franc

6.91
Overschr. van vaste goed
119
980
987
100

,,
48.-
48.124
2
Recht v. suec. en overgang
42
139
237
100 Kronen

6.17
34
Verg. speel- en dobbeltafels
10
73
52
100 Schilling
35.-
27.75
44
Slachtbelastingen

……..
447
2.988
3.073
100 Pengö
43.51
43.-
44

Verponding

……………

Bijzondere bel. buitengew.

5
28
44
100 Lei
1.4880
1.48
6
8
43
22
100 Leva
1.79
7

1.85
7
Landelijke inkomsten …
3.159
12.526 11.742
Belgrado ……….
100 Dinar
4.379
3.40
64
Belasting op loterijen …
82
587 807
Turksch
£
10.93
11174
Motorvoentuigenbel.

ZUrich
*)

.

Praag …………..

100 Drachme
3.23
1:40
7
Java en Madoera
23
768
353

Weenen

)
…………

100 Lira
13.09
12.664
3
Motorbelasting i4 B. Gew.

49
369 303

….
Parijs
*)

………….

100 Peseta
48.-
20.174
..

54
Opgeheven belastingen
.
92
138

Luxemburg

……….

Istanbul ……….
..

Lissabon ……….
Escudo
2.684
0.064
54
Totaal
20.748
119.743 112.354

Athne

………….
Milaan

………….

100 Kronen
100

,,
66.67
33.-
24
Monopolies.

Boedapest

………..
Boekarest

………..

Olo
*)
…………
66.67
37.124
34
Opium excl. opiuinfabriek
957
6.528
7.488

Sofia

……………

100
66.67
38.10 24
956
6.415
8.171
100 IJsl. Kr.
66.67
33.20
1.449
10.100 9.698

Mhdnid

………….

100 Zloty
27.91
27.90
Totaal.
.
‘7
3.362 23.043

Kopenhagen *)

…….

Kovno (Litauen) •,

..

100 Lita

24.88 24.75 ‘PrOdUCten.

Stockholm

)
………
Reickjavick

………
Warschau

……….

Riga (Letland) ….
Tallinn (Estland) ..
100 Lat
100 Estl. Kr.
48.-
66.67
48.-
42.50
6

51

Zegelrecht

…………….

Zout

…………………

Iina en Thee
76
266
219

100 Finnmrk.
6.264
3.25 44
Landscaoutchoucbedrijf
271
1.474 812

Möskou

……….
Tjerwonets’
12.80
12.85

Roofdgeld

……………..

52
3.743
4.066
Helsingfors

……..
.
(10 Roebel)
1.146 13.585 11.138
Danzig

………..
100 Gulden
48.42
48.224
4
Steenkolen

…………….
490
2.991
2.923
Aneerika.
Totaal….
__
22.059
_________
19.158
New-York°)
$
146.944
147
1
1

6

8
14
Bedrijven.

Montreal

……..
Canad.
$
2.4878
1514

Pandhuizen ……………

2.276 8.622 8.575
Mex. Dollar
1.24 0.41
Baggerdienst

………….
151
1.127
1.328
Buenos Aires …….
Peso (papier) 1.0568′
0.384
Waterkracht en Eleetricit
266
1.621
1.617
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
0.9080
0.3.7

Boschwen ……………

Landsdrukkerij
78
432
527
Rio de Janeiro
Milreis (pap.)
0.80752

0.11

Banka-tin

…………….

1ost-, Telegr.. en Tel.dienst
1.832
12.376 13.699
Valpanaiso ……..
Peso (papier)
0.30 0.15
Spöor. en Tramwegen
.
2.913
17.918
20.707
Bogota (Columbia)
8)

Peso
2.42 0.89

Ijavenwezen

…………..

Totaal
7.516
42.096
46.453
Quito (Ecuador)
Sucre
0.498
0.13
Diverse middelen.
Lima (Peru)

……
Sol
0.697 0.34
Winstaandeel ,,Billiton”


Montevideo (Urug.)
Peso
2.5725
0.61
Winstaandeel Jav, Bank
315 315
225
Bolivar
0.4795 0.38
Afstand van grond
275
2.659
1.801
Paramaribo

……
Gulden
1.-
1.004
77
387 395
San

José (C. Rica)
Colon


Mijnconcessies

………..
Boeten

en

verbeurdverki
92
548 516

(uatema1a ……..
Quetzal
2.484
1 47
rs

Leges en salarissen
37
239 240

Mexico

………….

Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.01
HeIl. t.z.v. gesl. werkover.

5
25
.46
Managua (Nicar.)
8)
Cordoba
2.484
1.47
Opbrengst d. Weeskamers
39
290 362
San Salvador
8)

Colon
1.2440 0.60
.
149
170
Azië.
Ont•v. Gevangeniswezen
.73
1.292
1.813

Caracas (Venezuela) ..

Rupee
0.91
0.554
Afkoop heerendienst. B.G.
85
464
802

..

Batavia

……….
Gulden I.G.
100
1.004
2.678
2.897


Kobe

…………
Yen
1.24
0.434
Ontv. ziekeninnicht. enz.
75
515 437
Hongkong ……..
Dollar
0.57
IJk van maten en gew.
67
407 389

Calcutta …………

Shanghai

……..
Dollar
0.514

Schoolgelden

………….335

Verk. en verh. van huizen
159
1.051
1.173

Singapore

……..
Straits DolI.
1.4125
fl .844
Ontv.

waterleidingen
44

.

248 215
Phil. Peso
1.24
0.73
172
1.406
1.387
Teheran
4
)(Perzië)..
Pahlavi

9.20
1.673
1.615

..

Baht

0.67

Kadaster

…………….25

2.163
1.840

Manilla

………….

Bangkok ………….

Afrika

.
Kaapstad


..

£
12.104
7.38
Totaal.
. .
3.1Î
16.509
16.323

Alexandrië ……..
Egypt.
£
12.42
7.58

Allerlei

……………..897

Recapitulatie.

Australië.

Bakengelden

…………..
Loodsgelden

………….244

20
.
748

119.744 112.354

Melbourne, Sidney

.

3
.
362

23.043
25.357

en Brisbane

…..
£
12.104
5.91

2.555
22.059
19.158

Nieuw Zeeland ….
£
12.104
5.934

Totaal belastingen ………
,,

monopolies

………

7
.
516

42.096

.
46.453

‘)Goudpeso.
2)
Milreis Goud.
•) Not, te
A’dam. 0v.
not, part.
opg.

producten

.
………
,,

bedrijven

………..
d
iver8e middelen

.
3.116
16.509
16.323

37.297
223.451
219.645
3)
Zichtkoers.
4)
Munteenheid
=
Rial (= een
Kran.)
Totaal generaal….

14 November 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1031

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
isc Wissels. 2

19Sept.’33
Ned
Lissabon

•… 5

8Dec.’33

Bk
el.Binn.Eif.3
19Sept.’33
Prsch.
Londen ……2
30Juni’32
in R.C.
3
19Sept.’33
Madrid …… 516 Nov.’34
Athene
……….
7

14Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 11
1
Feb.’34
Batavia ……….
3

1 N0v.’34 Oslo

……..
322Mei’33
Belgrado

……..
6

16Juli’34
Parijs

……
231
Me’
’34
Berlijn

……….
4
22Sept.’32
Praag

……
325 Jan.’33
Boekarest……..
6

5Apr.’33
Pretoria

•…
315Mei’33
Brussel ……….
21 28Aug.’34
Rome……..3

11Dec.’33
Budapest ……..
4

17 Oct.’32
Stockholm

.. 21
1
Dec.’33
Calcutta

……..
3t
16Feb.’33
Tokio

.
..
.
3.65

2 Juli’33
Dautzig

……..
4
21Sept.’34
Weenen ……
427 Juni’34
Helsingfors ……
4

20Dec.’33
Warschau…. 5
26 Oct. ’33
Kopenhagen

•…
21

1Dec.’33
Zwits.Nat.Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.

1934 1933 1932 1914

lONo
V.
5110
1290ct.1
22127
6111
7/12
20124
Nov.
3Nov.
Oct.
Nov. Nov.
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
1
12
1
12
1
12
11
1
18
1
14_
112
3
1
18.
2
116
Prolong.
I
1 1 1
1
1
211
4
31
4

Londen
DageId
. . .
11..1
1
12-1
1
12.1
1
121
‘h-1
‘j41
1
8
14-2
Partic.disc.
‘iit-‘/,
/I6-’12
1
12_518
5
18_
13
116
1
6116_1
1
j
1ij
5
_13/
j

41J
4
81
4

Berlijn
Daggeld…
3
7
/.5
1
18
318-514

4..5112

3
1
15
1
12
4
1
1_5
1
12
45
1
14

Maandgeld
4
1
12-6
4
1
12-6
412-6
4
1
26
4112-6
41j,.51/,

Part, disc.
3.i4
3
3
14
3314
331
4

371
4

31
2
1
1-
1
1s
Warenw.
. .
4_114

4.114
4_112
4_11
4.
1
12
4_51
4

tVew York
Daggeld
1)
1
1
1 1
814
1-14
1
3
142
1
15
Partic.disc.
118
5116
118
1
1418
112_518
18

1)
Koers van 9 Nov. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Da
a
New
Londen
Berlijn

Parijs
Brussel
Batavia
Yorkt)
5)
5)
5)
S)
1)

6 Nov. 1934
1.47
7
18
7.36%
59.46
9.74
34.55
1008/
8

7

1934
1.48
7.39(
59.48
9.74
34.57 100
3
1
5

8

,,

1934
1.48 7.41
59.46
9.74
34.55
10051
8

9

1934
1.47
7
18
7.
3
7
51
59.45 9.741
34.54
10051
8

10

1934
1.477,
7.38%
59.48
9.74t
34.54
10081
8

12

1934
1.48
7.39’1
59.48
9.741.
34.50
100
e/8
Laagste d.w’)
1.4711
8

7.36%
59.40
9.731 34.47k
100
Hoogste d.w
1
)
1.48%
7.414
59.521
9.75e
34.60
100
5
18
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Data
snd
Weenen
Praa5
Bo:ka-
Milaan
Madrid

6
Nov.
1934
48.13%

6.171
1.48
12.66
20.17k
7

,,

1934
48.15

6.17k
1.48
12.66
20.17k
8

,,

1934
48.18

6.171
1.48
12.66
20.17k
9

,,

1934
48.16

6.17k
1.48
12.65
20.i7)
10

,,

1934
48.15

6.17k
1.48


12

,,

1934
48.11%
6.19
1.48
12.66
20.171
Laagste d.w’)
48.09

6.12
1.45
12.60
20.10
Hoogste d.w
1
)
48.20
28.-
6.21 1.50
12.70
20.25
Muntpariteit
48.003
35.007
7.371
1.488
13.094 48.52

a a
D t
Stock-
holm
)
Kopen_
hagen)
s

I
Hel-

iofi
Buenos-
Aires’,)

1
Mon-
treal’,)

6
Nov. 1934
38.05
32.921
37.05 3.25
38%
1.51
7

1934
38.221
33.05
37.20
3.27
38%
1.51%
8

1934
38.25
33.10 37.25
3.27
383/
4

1.513%
9

1934
38.05
32.95
37.07k
3.25
38%
1.51%
10

1934
38.10
33.-
37.121
3.26
3811,
1.5134
12

1934
38.10
33.-
37.15
3.27
3811
8

1.51%
Laagste d.w’)
37.75
32.65 36.75
3.221
37%
1.50%
Hoogste d.w’)
38.40 33.30 37.45
3.29
38%
1.52%
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.2661
958%
2.4878
SI
Nnteerinv te
Amsterdam.
•)
Not, te
Rotterdam.
1)
Part.
oneave.
In ‘t lse of 2de No. van’iedere maand komt een ovzicht
voor van’ een aantal niet wekelijks oçgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D
0
a
Londen
($
per
£)
Parijs
(8
p.
iOOfr.)
1

Berlijn
($ p. 100 Mk.)
1 Amsterdam
($ p. 100
gid.)

6Nov.

1934


– –
7

,,

1934
5,00%
6,58;
40,24 67,60

8

,,

1934
5,00% 6,58
8
/
4

40,28 67,64
9

,,

1934
4,99%
6,59
40,27
67,66
10

1934
4,98
.6,59
40,26
67,65
12

1934



13
Nov.

1933
5,16
6,31
38,50
65,05
Muntpariteit..
4,86
3
,
90
1
23.81%

KOERSJIN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
27
Oct.
1934
3Nov.
1934
1

5110
Nov.
1
34
1
Laagste
l
koogstel
110Nov.
1934

Alexandrië,.
Piast.
p.
973
1

97
97%
Athene

….
Dr.
p.
515 520 520 523
520
Bangkok….
Sh.p.tical
1110
‘1110
6
,
11105
l/lOfl

11104
Budapest

..
Pen. p. P.
1671
8

1671
8

1671
8

17
1671
8

BuenosAires’
d.
p.$
28%
28%
2751
8

28s1
27i81
1

Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
11651
16

11611
116
1
1
52

1/68153

1/6
1
1
16

Constantin..
Piast.p.1C
610 615 615 618 617
Hongkong
..
Sh. p. $
1/734
11718

117%
1/8%
11771
8

Sh.
p.
yen
111l1/
1

112
111151
t6

1/231
1
/
21
1
32
Lissabon….
Escu.p.
110
1
1
8

11011
109%
110%
110
11
8

Kobe

…….

Mexico

•…
$per
18
18
17%
18%
18
Montevideos)
d.perc
19%
20 19%
21
20
Montreal

..
$
per
£
4.86y
4

4.8671
8

4.86%
4.88%
4.87
Riod.Janeiro3
d.
per
Mii.
1
182
1
132
‘116
3%
Shanghai

..
Sh.
p.
tael
1/4
1
/
16

1
1
1
411
8

11351
8

114%
1/4
8
18
Singapore
..
id.
p. $
2/451
214
5
1
52

21411
214k
214
5
1
82

Valparaiso
4).
$
per
£
120.25
122.25 122.25
123.50
123.50
Warschau ..
ZI. p. £
26%
2651
16

26%
263%
26
71
1)
Officiëele not. 3619 laten, gemidd. not., welke importeurs hebben te
betalen, sinds 17Oct. 31
31
13.
1)
Offic. not, vanaf 23 Oct. 3911
4
,29 Oct. 3
93
18,
30 Oct. 39
1
14,5 Nov. 39
1
/8, 7 Nov. 39, 9 Nov. 39’18,
3) Id.
4114,
sinds 2Oct. 4114
4) 90 dg.
8)
Vanaf 28 Aug. laatste

export” noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS 5)
Londen’) N.York2)

Londen
6
Nov.
1934.. 23s

6
Nov.
1934….

139151
7

,,

1934..

2371

53

7

,,

1934….

139/4
8

,,

1934..

239′

53%

8

,,

1934….

13912
9

,,

1934.. 23%

53%

9

,,

1934….

139,4
10

,,

1934..

24

53
1

10

,,

1934….

13916
12

,,

1934..

25%

.

12

,,

1934….

13916
13 Nov. 1933. .

1851
8

43%

13
Nov.
1933….

12914
27 Juli

1914.. 24i51
15

59

27 Juli

1914….

84110%
1)
in pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign silver In
$c. p. oz.
fine.
8)
in ah.
p. oz.
line
STAND VAN ‘a RIJKS KAS

Vorderingen.
1

31Oct.1934
1

7Nov.1934
Saldo van’s Rijk8 Schatkist bij De Ne-
f
50.790.855,55
f
39.406.181,08
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten

217.086,61
,,

.

27.693,01
derlandsche

Bank………………..

Voorschotten
op
ultimo Sept. 1934 aan
de gem. verstrekt
op
aan haar uit te
keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
1
de hoofds. der grondbel. endergem..
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-
tingen en
op
de vermogensbelasting
»

7.434.575,21
,,

7.434.575,21
Voorschotten aan Ned.-lndië ………
268.048.023,99
»
273.346.752,71
,,

12.737.413.26
12.839.638,57
Id.

aan

Curaçao ………………….
,

2.430.190,89
,,

2.367.149,59
Kasvord. weg. credietverst. aPi. buitenl

116.082.916,97

..

115.846.171,09
Daggeldleeningen tegen onderpand
3.500.000,-

2.000.000,-

Id. aan Suriname………………….

Saldo der postrek.
v.
Rijkscomptabelen
28.814.391,89

.

35.691.619,21
Vord.op het Alg.Burg.Pensioenfonds’)

22.979.671,-

,,

23.114.671,-
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)……
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leeningen aan gemeenten (saldo)
»
35.336.766,26

35.321.266,26
Verplichtingen.

Voorschot door De Ned. Bank lngev.
art. 16 van haar octrooi

verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………
f445.452.000,- f446.957.000,-
Schatkistpromessen In Omloop …….
124.020.000,- 140.670.000,-
Zilverbons in omloop
…………….
1.299.424,-
Schuld
op
ultimo September 1934aan de

.

gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds. d.

..1.301.228,50
..

pers. bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op dle bel, en
op
de verm. bel ……………


Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
12.597.641,47 18.017.450,27
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T.’)
,,
111.679.532,92
»
120.269.343,77

….

76.805,10 86.805,10
Id. aan andere Staatsbedrijven’)
………..
Id. aan diverse instellingen’)
……..,,
74.371.813,81
,,

86.200.970,92
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
1

6 Nnv

1044

i

1fl Nnv

IQS

Saldo Javasche Bank……………..
Betaalmiddelen in ‘s Lands kas……
waaronder Muntbiljetten………..
Verplichtingen:
Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinsteli.
Schatkistpromessen ………………
Schatkistbiljetten ………………..
Muntbiljetten in omloop ………….
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
Voorschot van de Javasche Bank….

Voornaamste posten in

Data
Metaal
ci
7/’
Andere
opeischb.
Discont.
Dl

k
nge
e
ns
_

6
Oct.

1934..
726 1.124 478 586 1.800
29 Sept.

1934..
747 1.198
468
590 1.783
22

1934,.
944
1.038
515
580
1.753
15

1934..
934
1.058
528
579
1.749
8

1934..
920 1.082 526 577 1.759

5
Juli

1914..
645
1.100
560
735
396
1) Sluttp. der activs.

f273.49l.000,-
1272.751.000,-
1.750.000,-
,

1.750.000,-

12.035.000,-
12.035.000,-

2.830.000,-
3.048.000,-

1.871.000,-
»

1.496.000,-

1.231.000,-
,,

962.000,-
IE BANK.
duizenden guldens.

1032

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14 November 1934

STATISTISCH OVERZICH1

GRANEN EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
R000E
MAIS
GERST
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
BLOEM-
RUND-
VLEESCI-I
VARKEWS-
80 K.G. La
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
64/65 K.G.
La Plata
L. Plata
le kwal.
gewoon
KOOL
le soort
(versch)
VLEESCH
(versch)
Rotterdam!
R’damlA’dam
loco
R’damlA’dam
loco Rotter-
loco
R’damjA’dam
1-5 pond
per 100 KG.
per 100 KO.
Broek op
p. 100 St.
Gen.v.3kw.
per 100 KG.
Amsterdam
per lOO K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
dam!A’dam
per 2000 KIl
per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Groote- broeks)
per 100KG.
Rotterdam
3)
3)
4)
Langendijk
Rotterdam

11. °Io
f1.
0
10
f1.
f1.
3(
f1.
°!o
010
1
Y
°k
0
10
010
1925
17,20
100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0

1


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4 360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,47
6

95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4


1928
13,47
6

78,3
13,15
100,6
226,00
97,7
228,50 96,8
363,00
78,5 4,55
100,0
13,25
100,0
1480
100,0
93,
100,-
77,50 100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2 204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6 7,38
162,4
11,78
88,9
17,23 116,4
96,40
103,7
93,12
6

120,2
1930
9,67
5

56,3 6,226 47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00
77,0 2,05
45,1
2,14
16,2
14,22
96,1
108, 116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3
4.55
34,8 84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94
14,6
7,54
50,9
88,
94,6

61,9
1932
5,226 30,4 4,625
35,4
17,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1.49
32,8 8,07
60,9
9,92 67,0
61,
65,6 37.50
48,4
1933
5,02
6

29,2
3,55
27,2
68,50
29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4

52,
55,9 49,50
63,9

lan.

1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5
0,67
14,7
3,38
25,5
50,50 54,3 44,75
57,7
Iebr.

,,
4,776
27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
130,25
28,2
0,60
13,2
2,06
15,5
49,25 53,0
45.-
58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,826
29,3 73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
0,61 13,4
1,29
9,7
46,50
50,0
46,
59,4
April

,,
5,15
29,9 3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0 49,50
53,2
48,25
62,3
Mei
5,40
31,4
3,776

28,9
70,50
30,5
73,25
31,0
146,75
31,7
52,25
56,2

63,2
Juni

,,
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35.3 51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
6

33,9
3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38.1
49,25
53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30
30,8 3,55
27,2
61,25 26,5 67,75
28,7
161,50
34,9
49,-

52.7
49,25
63,5
Sept.
4,95
28,8
3,476 26,6 61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4

————————- ————————-

9,28
62,7
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60$
26,0 63,50
27,0
141,25
30,5
4,30
29,1
56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
4,55 26,5
2,95 22,6
74,50
32,2
60,00
25.4
147,25
31,8
1,26
27,7 2,23
16.8
6,50
41,2
59,50 64,0
54,375

70,2
Dec.

,,
4,57 26,6
3,30
25,3
73,50
31,7 59,25
25,1
154,50
33,4
0,97 21,3
2,56
19,3
-.
60,75 65,3 53,50
69,0

lan.

1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25 28,2 58,00
24,6
144,25
31,2
3,65
80,2 2,30









—-











—-

17,4
62,50
67,2 53,15
69,4
1ebr.,,
3,40
19,8
2,776
21,2
65,25 28,2
58,50
24,8
133,00
28,8
3,97
87,3
1,63








—-

12,3
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart

,,
3,25
18,9
2,72
5

20,8
70,75
30,6
58,75
24,9
132,00
28,5
5,99
131,6 1,23

——————-

9,3
61,75
66,4
50,50
65,2
April

,,
3,20
18,6
2,70
6

20,7
70,50
30,5
56,75
24,0
136,50
29,5
63,50
68,3
49,126 63,4
Mei
3,32
6

19,2
2,875
21,9
62,00
26,8
63,00
26,7 154,50
33,4
65,75
70,7
47,50
61,3
luni
3,676
21,4
3,175
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8

63,25 68,0
43,75
56,5
juli
3.80
22,1
3,30
25,3
71,50
30,9 18,75
334
151,25
32,7
63,-
67,7 44,62
6

576
A
u
g..
4,375.25,4
4,27
5

32.7 83,25 36,0 93,50 39,6
159,25
34,4






—-



—–




—-



—-

63,95
68,8 43,30
55′,9
Sept.

,,

1
4,-
23,3
4,15
31,7
77,25
33,4
93,25
39,5
145,50
31,5

——————




—-





11,21
75,7
63,55
68,3 42,62
5

f5,0
Oct.

,,

1
3,50
20,3
3,70
28,3
69,50
300
93,50
39,6
135,25
29,2














6,19 41,8
60,70
65,3
42,126
54,4
5 Nov.

,,

1
3,55
20,6
3.55
27,2
71,00
30,7
90,00
38,1
126,00
27,2
1,43
31,4 2,57
19,4
8,12
54,9
58,_6)

62,4
43,_6)
55,5
12

,,

,,

1
3,55
20,6
3,50
26,8 72,50
31,3
89,50 37,9
125,50
27,1
53,.7)
57,0
45,50
7
)
58,7
5)
Men zIe voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.
3)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada. Van 19 Sept.’32 tot 24Juli’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaren 1928 en 1929 Broek
op
Langendijk.
6)3
Nov.
7)
10Nov.
8)
1
Nov.
9)
8Nov.
10)
2Nov.
11)
9 Ndv.

Vervolg STATISTISCH
OVERZICH1

MINERALEN
TEXT1ELUOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche(
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
1

KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf exp
__________.
gekamde
Australische, Australische,
HUIDEN
1
SALPETER
Middling
locoprijzen
1

F.

F.


1

Sakella-
6.
F. No.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 tIPS
641660
$cts. per
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
1

Old. per
1

100 l0.
R damjA’dam

S.
g.
per barrel
U.S.
gallon New-York
1

rides
Oomra
Liverpool
loco
Bradford
per Ib.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto’
per
1000
K.G.
,
per Ib.
Liverpool
Bradford per lb.


1i
$
cts.
Olo
pencel
0/9

pence
Ofo
pence
0
10
pence
010
iF’
01
f1.
‘?
1925
10,80
100,0
2.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17.90
165,7
1.89
112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55.5
6,30 67,4 47,25 85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8 48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5 11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00 86,0
19,21
65,6
7,51
80.4 51,50
93,6 30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40
105,6
1.23
73,2
20,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9 25,25 85,6 32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75 48,6
26,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04 33,9 8,60 37,0 7,33
25.0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
28,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2
4.50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3.11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,2
6,15
51,3
1933
7,00
64,8
0.45 26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
17,5
2,78
29,7
19,25
35,0 9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
51,5

O
n.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3
5,25 35,3
6,65
28,6 5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2
ebr.,,
8

25
76,3
0.71
42,3
4,925
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29.5
9,00
30,5
21,75
33,9 7,25 60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3
4,62
5

31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0 8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
pril
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34
29,2
6,25
26,9 5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0
9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
ei
8,30
76,9
0.86
51,2
4.25
28,6
5,80
24,9 4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6 8,25
28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
luni
8,25
76,3
0.86
51,2 4,25 28,6
5,25
22,6 4,44
15,2
2,55 27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
juli
8,10
75,0
0.86
51,2
4,25 28,6
5,80
24,9 4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28,1


Aug.
7,80
72,2
0.86 51,2 4,30 28,9
7,35
31,6
5,71 29,5
3,33 35,6
15,75
28,6 8,25
28,0

34,6
5,70 47,5
Sept.,,.
7,75
71,8 0.86 51,2
4,375

29,4
7,75
33,3
6,37
21,8
3,64 38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65
70,8 0.86 51,2
4,45
29,9
6,50
28,0
5,68
29,4
3,16 33,8
15,75
28,6
8.50
28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68.5
0.86 51,2 4,60 31,0
6,15
26,5
5,26
17,6
3,-
32;1
15,25
27,7

8,25
28,0
22,-
‘34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.746
44,3
4,435

29,8
5,95
25,6
4,73
16.2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

f933
7,05
65,3
0.53 31,5 4,16 28,0
6,15
26,5
5,13
27,5
2,95 31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
Febr.
7,20
66,7
0.38 22,6
3,97 26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40 53,3
Maart
7,25
67,1
038
22,6 3,87
5

26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7 7,75
26,3
10,75
31,0 6,40 53,3
April

,,
M e
i
7,25
67,1
0.37
22,0
3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
7,15 66,2 0.235
14,0
2,95
19,9
7,30
31,4
5,60
19,1
3
1
07
.
32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
533
Juni

,,
715
66,2
0.25
5

15,2
302
20,3
7,85
33,8 5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
,Juli
705
65,3
0.41
24,4
333.
22,4
7,60
32,7 5,76
19,7
3,20
34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37 22,7
6,90
29,7
5,39
18,4
2,91 31,1
20,75
37,7
9.75
33,1
14,75
42,5
5,80
48,3
Sept.

,,
6.85 63,4
0.52
31,0
3,50
23,6
6,60
28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
22,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85 48,8
Oct.


6,60
61,1
0.66
39,3 4,04
27,2
6,40
27,5 4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7 10,75
36,4
14,50
41.8
5,90 49,2
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3 3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23.75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95 49,6
Dec.

,,
6,95
64,4
0.67
39,9 3,75
25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
23,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0

n
r.
1934
6,65 61,6
0.66
39,3 3,74 25,2
7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
49,
1

14,75
50,0

37,5 6,15
51,3
,,
6,30 58,3
0.64
38,1
3,25
21,9 7,50
32.3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2
13,-
37.5 6,20
51,7
Maart

,
6,25
57,9
0.63 37,5
3,05 20,5 7,40 31,8
5,50
18,8
2,76
295
23,25
42,3
11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
52,1
April

,,
6,30 58,3
0.62 36,9 2,79
6

18,8
6,95
29,9 5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41.8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30
52,6
Mei

,,
6,25
57,9
0.62 36,9
2.88
19,4
6,80
29,2 5,20
17,8
2,48 26,5
21,00
382
10,50
35,6
12,88
34,2
6,30
52,6
Juni

,,
6,15 56,9
0.62

36,9
2,83
19,0
7,15
30,8
5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50 32,2
11,50
33,1
6,30
52.6
juli
6,15
56,9
0.62
36,9.
2,68
18,0
7,55
32,5 5,22
17,8
2,83
30,3
17.00
30,9
9,00 30,5
11,50
33,1
6,30
52.6
Aug.
,,
6,15
56,9
0.€2 36,9 2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
18.2.
2,85 30,5
16,00
29,1
8.50
28,8
11,75
33,9
5,80
48,3
Sept.

,,
6.00
55,6
0.62
36,9
.2,74
18,4
7,70 .33,2
5,06
17,3
2,71
29,0
15,00
27,3
8,50 28,8
12,-
34,6 5,85
48,8
Oct.

,,

.
6,00
55,6
0.62
36,9
2,60
2,51
9
)

17,5
7,40
31,8
4,93
16,8
2,57
27,5
15,00
27,3
8,50
28,8
12,50
36,0 5,90
49,2
5 Nov.
.

6,10
565
0.62.
36,9
16,91
1
6,91
7,25
32,2
5,27
4
)
18,0
1

2,62
4
)
28,0
15,75
6
)
28,6
9,00
5
)
30.5
112,-7)
34,6
5,95
49,6
12

,,
6,15
56,9
0.62
2
)
36,9
2,512)
7,45
2
)
32,0
1575
6)

28,6 9,00
6
)
30,5
1

1

5,95
1

49,6
1) Jaar- en maandgem. afger.
op
1
1e
pence. 2)10 Nov.
3)
3 Nov.
4)
7 Nov.
5
)1 Nov. 6)8 Nov.
7)
6 Nov.

14 November
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1033

VANGROOTHANDELSPRIJZEN.

ZtJIVL EN EIEREN
METALEN

BOTER BOTER
pKG
KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD

.

TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
LJ-
g
Crisis Alkmaar
Fabrieks-
Gem. not. Eiermijn
Standaard
Locoprijzen
Locoprijzen
Londen
locoprijzen
Londen
Foundry
IJZER
(Lux III) p.

Locoprijzen Londen
cash
Londen cash
Londen per
derComm.
Noteering
Zuivel-
Centr. kaas Id. m/merk Roermond
p.
loo
st.
Londen
per Eng. ton per Eng. ton’
per Eng. ton
No. 3 f.o.b.
Middlesb.
perEng.ton
Eng. t. f.o.b.
Antwerpen
per Eng.ton
per ounce
fine
Standard
Ounce

per5OK.G.
.

1925 Ir

231
.
lOOO

ii:


56.-

ii:


ii;

100,0
f1.
9,18
OJ
1000
62.116

100,0

T
36.816 1
10
100,0
261.17!-
01
0

IOOO
Sh.
731-
.
100,0
ah.
671-
91
0

100,-
£
36.316
O/
100,-
sh.
8516
O/
100,-
pence
32i18
OI
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
7’7 1
8,15

58.11- 93,5
31.1/6
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
281
1
1
1
6
89,3
1927
2,03
87,9

43,30
77′
7,96
86,7
55.14!-
89,7
24.4!-
66,4
290.4(-
110,8
731-
100,0
64(6
96,3
28.10/-
78,8
851-
99,5
2h
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
870
63.16j-
102,8 21.11-
57,8
227.51- 86,8
66J-

90,4
62/8
93,5
25.5/6
69,9
85/-
99,5
26iJ
81,1
1929
205
88,7

45,40
81 1 8,11
88’3
75.14-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6 68(9
102,6
24.17/6 68,8
851-
99,5
2
4
jii
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
687
672
73,2
54.13/-
88,0
18.1(6
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
59/6 88,8
16.17/-
46,6
851-
99,5
17131j
55,4
1931
1,34
58,0

31,30
56,9
535
58,3
36.51-
58,4
12.11- 33,1
110.11-
42,0
,
551-
75,3
47/6
70,9
11.1016
31,9
9216

108,2
131
41,6
1932
0,94
40,7

22,70
40,5
4,14
45,1 22.171-
36,8
8.121-
23,6
97.2/-
37,1
421-
57,5
37!-
55,2
9.16j-
27,1
1181-

138,0
12
7
j
40,1
1933
0,61
26,4 0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.216
35,6
7.17)6
21,6
131.181-
50,1
411-
56,2
35/-
52,2
10.1216
29,4
12417j4 145,8
12
3
1
38,5
Jan.

’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
427
46,7
19171-
32,0
7.8/-
20,3
100.116 38,1
4016
55,5
3416
51
$

9.191
27,5
12218

143,5
1l1iji
36,4
Febr. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
435
474
20.31-
32,5
7.71
20,2
104.716
39,9
431
58.9
341
50,7
9151-
27,0
12015

140,8
11
16
(6
37,2
Mrt.

,,
0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
2,80
305
20-16
32,3
7.101- 20,6
104.1813
40,1
431
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
12015

140,8
12
7
/16
38,7
Apr.
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5

22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171
42,0
431
58.9
3516
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
12
1
1i
39,9
Mei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.61-
22,9
138.17J6
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.131-
29,4
12316

144,4
13
114
41,2
Juni
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50 27.2
25.71-
40,8
941-
25,3
151.101
57,9
421
57,5
371
55,2
11.1216 32,1
122(34

143,0
13
1
14
41,2
Juli

,.
0,55
23.8
1,-
18,50
33,0
2,60 28,3
25.161- 41,6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
123/10

144,9
121(j

38.7
Aug.
0,63
27,3
1

18,90
33,8
3,575

38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,4
411-
56,2
351-
52,2
11.71-
31,4
125110

147,2
12
37,4
Sept.
.
0,66 28,6
095
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916
54,1 3416
51,5
10.1816
30,2
130111

153,1
1111
16

37,2
Oct.

,,
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.1/-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
55,5
3916
54,1
3416
51,5
10.131-
29,4
13111

153,3
11
7
/
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80.
63,2
20.616
32,7
7.1316.
21,1
150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.19;6
27,6
12815*

150,1
12
1
14
38,1
Dec.
0,60
26,0
1,-
20,40
36,4
5,476
59,6
21.11-
33,9
7.12J-
20,9
153.81-
58,6
40/6
55,5
361
53,7
9.191
27,5
126124

147.6
12
9
1L6
39,1

Jan.’34
0,50 21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2 148.31-
56,8
3916
54,1
361
53,7
9.121
26,5
12916151,5
12
3
14
39,7
Feb.
0,47
20,3
1,-
21,55
385
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916 54,1 3615
54,4
9.-/6
24,9
13711

160,3
12
1
12
38,9
Mrt.,,
0,44
19,0
1,
19,90
35:5
2,71
29,5 20.31-


32,5
7.3(6
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21-
25,2
13618

159,8
121
39,3
Ar

.,,
0,42
18,2
1,-
17,20
30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416
19,8 150.1016
57,5
41/6
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
13511

158,0
12
7
1
38,7
ei
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.21-
25,2
13613

159,4
1211
16

37,5
Juni
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,745
29,9
19.1816
32,1
6141-
18,4
140.1-
53,5
4016
55,5
3119
47,4 8.161-
24,3
137(8

161,1
12114
38,1
Juli
,
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.111-
29,9
6.1416
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2
8.61-
22,9
137111

161,4
123/4
39,7
Aug.
»

0,43
18,6
1,-
20,90
37,3
3,32
5

36,2
17.61-
27,9
6.14/-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
326
48,5
8.716
23,2
13816

162,0
13
40,5
Sept.
»

0,43
18,6
1,-
18,125
32,4
3,31
36,1
16.101-
26,6
6.516
17,2
137.171-
52,6
3916

54,1
32(6
48,5
7.171 21,7
141(

164,9
13
1
18
40,9
Oct.
,
0,43
18,6
1,-
17,37
6

31,0 3,95

14,55

43,0
16.3/-
26,0
6.6-
17,3
137.1916,
52,7
3916
54,1
32:6
48,5
77f-
20,3
141(10

165,9
14
43,6
5 Nov.,,
0,43
8
)
18,6
1,-
17
10

30,4
4,45 48,5
16.8f6
26,5
6.7j6
1
17,5
139.1216
53,3
401-
54,8
3216
1
48,5
7.1116
20,9
139164

163,2
14
5
/
44,6
12

,,

,,
0,45
9
)
19,5
1,-
17,-”
30,4 49,6
16.131-
26,8
6.616
17,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5 7.71- 20,3
13916

163,2
115318
47,9
26 Sept. 1932
79 K.O.
La Plata
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba
No. 2
3)

Tot Jan.
1928
Western
;
vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 19
American
No.
2, van
Jan. 1928
Malting;
van
Jan. 128
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G.
Zuid.Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3

VANGROOTHANDELSPRIJZEN’)
.

BOUWMATERIALEN KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
basis 7″
f.o.b.
STEENEN
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
Standaard
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Kolo-
Zweden
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
Ned.-Ind.
Robusta
Ribbed Smoked
Witte kristat-
Afi. N.-I. theev.
.

Finland
standaard per per

per
per
so
K.G. c.i.f.
f.m.s.
per 100 1(0.
Locoprijzen
Rotterdam
Sheets
suiker loco
R’damlA’dam
A’dam gem. pr
Java- en Suma-
Grond-
nlale

van 4.672 M
3
.
per 1000 stuks per 1000 stuks
Nederland Amsterdam
per ‘!

K.G.
loco Londen
per Ib.
per 100 K.G.
tratheep.i/, KG
stoffen
.
pro-
ducten

f
0
10
Y”
0
10
oh.
01,
f
sJ,
ets.
0
10
Sh.
0
10
fl.
%
cts.
1925
159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87′
100,0
61,375
100,0
2(11,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,!
15,75

101,6
19,50
102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
2!-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.0
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62′
90,9 46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75
97,9 87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134;9
31,87′
88,9
49,625
80,9
110,75
30,2
15,85
84,5 75,25
89,1
84.6 97.4
1929
146,00
91,4
14-
90,3 21,25
111,8
45/10
107,9
27,37
5

76,3
50,75
82,7
-/10,25
25,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930 141,50
88,6
12:50

80,6 20,75
109,2
34111
82,2
22,62′
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8 60.0 64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9 25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
48.8
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1 -11,75
4,9
6,32′
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9 21,10
34,2
-12,25
6,3
5,525
29,5
32,75
38,7
35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23
37,5
-12,125
6,0
7,35 39,2
32
37,9
38.5
89.1
Febr.
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
12
5,6
7,05
37,6
30
35,5
88.8 38.8
Mrt.

»
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
21/9
51,2
14,75
41,1
23
37,5
-11,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.7
Apr.

»
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5
-11,5
4,2
5,90
31,5 29,25
34,6
36.2
38.0
Mei

»
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
5,626
30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
Juni
70,00
43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
12,375
34,5 24
39,1
11,375
3,9
6,30
33,6
28,50
33,7
34.2 38.7
Juli
Aug.

:
67,50
42,3
8,50
54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9 6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
63,00
39,4 8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,375
34,5
24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75
26,9
35.9 37.4
Sept.
,,
60,00
37,6 8,75

156,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-/2,125
6,0 6,52
5

34,8
23,75
28,1
37.8
38.5
Oct.
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,37
5

34,5 26,50
43,2
-11,75
4,9 6,32
5

33,7
28,50
33,7
36.2 38.1
Nov.
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,12
5

33,8
24,50
39,9
-11,75 4,9
5,87′
31,3 30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.

,,
65,00 40,7

64,5
13,75 72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-11,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0 35.7

Jan.

’33
70,00
43,8
9,25 59,7
13,50
711
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,375

28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
684
1519
37,1
1062
6

29,6 23,75
38,7
-11,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

,,
70,00
43,8
9,50

61
,
3
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10375
28,9
23,50
38,3
1
1,5
4,2
6.-
32,0
26,25
31,1
82.4 34.9
Apr.

»
70,00
43,8
9,75
6
2
:6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50
26,5
23,50
38,3
-11,625
4,6 6,07
5

32,4 27,50
32,5 32.8
34.9
Mei

»
70,00
43,8
9,50 61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-/2
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0

j
uni

,,
72,50
45,4
10,

64,5
13,

68,4
18/
1

42,6
10,-
27,9
22,50
36,6

1
2,375
6,7 6,35
33,9
31
36,7
37.2
37.5
uli
Aug.
:
75,00
46,9
10,25 66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
12,625
7,4
5,92
6

31,6 33,50
39,6
38.2
37.4
75,00
46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-12,625
7,4
5,275
28,1
35,25
41,7
36.5 35.6
Sept. ,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-12,5
7,0
5,375

28,7
36,75
43.5
36;7
34.6
Oct.

,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,625 21,3
17,75
28,8
-/2,625
3

7,4 4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
Nov.
»
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
24,8 40,50
47,9
36.4
32.7
Dec.

,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16 26,1
-/2,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3

Ian.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-(2,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
36.9 83.8
leb..
80,00
50,1
10,50 67,7
12,50
65,8
14/5
33,9
7,25
20,2
17,25
28.1

13
8,4
4,975
26,5 46,75
55,3
35.9 35.9
Mrt.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
14/1
33,1
7,-
19,5
17,75
28,9
-13,25
9,1
4,525
24,1
45,50
53,8
35.1 35.2
Apr.,,
80.00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7
6,55
18,3 17,75
28,9
-13,625
10,2
425
22,7
44,25
52,4
35.6 34.5
Mei
»
80,00
50,1
9,25
59,7
11,25
59,2
1512
35,7
6,72
5

18,7

1
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3
Juni,,
77,50
48,5
8,-
51,6
10,-
52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
17
27,7
/4
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5 33.0
Juli,,
77,50
48,5 7,50
484
10,-
52,6
13
1
11
32,7
6,925
19,3
16,75
27,3

1
4,375
12,3
3,975 21,2
40,50
47,9
34.1
32.2
Aug.
»

75,50
47,3
7,25
46,8
9,50 50,0
12
1
10
30,2
6,87
5

19,2
16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,975

21,2
39,75
47,0
33.9 31.4
Sept..
73,50
46,0
7,-
45,2 8,75
46,1
1215
29,2
6,65
18,5
16,50
26,9
-145
12,6
3,725
19,9
32,25
39,6
33.1
29.5
Oct.
73.00
45,7
7,-
45,2
8,75
46,1
1117
27,3
6,70
18,7
16,50
26,9
-/4125
11,6
3,525
18,8
32,75
38,8
32.7
27.8
5Nov.
»

73,00
45,7
12121)
28,6 6,50
18,1
16
26,1

1
3,8125
10,7
3,25
17,3
32,255)
38,2
32.7
27.5
12

,,
73,00
45,7
6,50
18,1
16
26,1
-13,9375
11,1
3,12
5

16,7
32.7 27.4
N.U.
Alla Pondennotaeringen vanaf 21 Sept.’81 zijn op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20April’33 zijn in verhouding van da depraclatie
11
van
den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

1034

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

14
November
1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 12 November 1934.

Activa.
Binnenl. Wis-g Hfdbk.
f
23.000.816,08
sels, Prom.,
1
Bijbnk.
,,

278.324,19
enz.in
disc.Ag.sch.
,,

3.043.860,48
f

26.323.000,75
Papier o. h. Buiten!, in disconto ……

Idem eigen portef.
f

866.250,.-
Af:Verkochtmaar voor

t
de bk.nognietafgel.

866.250,- ‘
Beleeningen
1
Hfdbk.
f
103.008.890,86
1
)
nw. vrscn.

Bijbnk.

5.167.476,42
in rek.-crt.i
.
Ag.sch.

38.472.785,-
op onderp.
f
146.649.152,28

Op Effecten

……f
141.158.684,16
1
)
OpGoederen en Spec. ,,

5.490.468,12
146.649.152,281)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud
.
….. f
102.179.410,-
Muntmat., Goud
.. ,,
778.732.799,97

f

880.912.209,97
Munt, Zilver, enz.

19.648.788,43
Muntmat. Zilver..


pi

900.560.998,402)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
37.903.230,44
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.970.000,-
Diverse

rekeningen ………………,,
4.678.603,15
Staat d. Nederl. (Wetv. 27/5/’32, S. No: 221) ,,
16.996.491,37

f
1.138.947.726,39
Paiiva.
Kapitaal ………………..
. …….

f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

3.807.914,92
Bijzondere reserve

……….
……..
5.000.000,-
Pensioenfonds

……………. … …
,,

9.277.325,87
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

890.309.420,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,

141.412,26
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f
43.642.843,08
saldo’s:

I Anderen,,163.843.311,56
,,

207.486.154,64
Diverse rekeningen ………… . …..
,,

2.925.498,70


f
1.138.947.726,39

Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

461.205.761,79
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,

1.153.014.400,-
1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van IS Maart 1933, Staatsbiad No. 99)
……../ 73.789.100,-
2)

Waarvan in het buitenland
………… . …………
..
50.763.990,82

Voornaamste posten in duizenden guldens.

1
Goud
1
t
Andere
Beschikt,.
1
Dek-
Data

1
ICirculatlel
opelschb.I
Metaal-
Ikings
1
Munt

Muntmat.I
1
schuldenl saldo
perc.

12 Nov.’3411021791
778.733
890.3091207.628
461.206
82
5

,,

‘341.1021791
780.388
909.9551193,406
461.708
82

25 Juli

‘141
65.7031
96.410

310.4371
6.198
43.521
54

Data”
1

Totaal
1
t
Schatkist-
1
t

Belee-
1
1

Papier

bedrag
promessen
ningen
het
b
°
u

tenl.
reke-
Idisconto’slrechtstreeksl
ntngen’)

12 Nov. 19341
26.323
1


1
866
4.679
5

,,

19341
26.5401

147.6901
866
6.136

25 Juli

191467.947

61.686
1

20.188
509
‘)Unaer (ie activa.

JAVASCHE BANK.
1

Andere
Beschikt
Data
Goud
Zilver
Circulatle
1

opeischb.
metaal-
____________

1
schulden
saldo

10Nov.’34
2
)
142.510
186.230
33.250
54.718
3

‘342)
142.510 183.560
35.920
54.718

13 Oct. 1934
113.490I

27.914
188.462
28.317 54.693
6

,,

1934
113.489

1

28.662
189.473 29:061
54.738

25 Juli1914
22.057

1

31.907 110.172 12.634
4.842

t

Wissels.
1

Diverse
Dek-

Data
1

buiten’
1

Dis-
Belee-
reke-
kings-
N.-ind.
conto’s
ningen ning en’)
percen-
______________
1

betaalt,.

1
lage

10Nov.’34
2)
650
76190
11.790
65.
3

1342)
750
77.750
10.390
65

13 Oct. 1934
1.144 10.149
65′
9.453
1

57.306′
6

,,

1934
839 9.383
1

57.502
11.280
65

25Juli1914
6.395
7.259

1

75.541
2.228
44

‘)
Sluitpost activa.
i)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
Bankbilf.
I

Other Securities
Data
Metaal
In
[
circulatie in Bankingl
Disc, and
1
Deparfm.

1
Advances Securities

7 Nov. 1934
1
192.646
1
379.787

1

72.263
9.642
1

10.655
31 Oct.

1934
1192.650
378.369

73.632
8.901

10.748

22 Juli

1914
1

40.164

1

29.317 33.633

00v,

‘1
Public
1

Other Deposits
1 1

Dek-
Data
Sec.
Depos.
Bunkers

Other
Reserve!
kings-
Accounts
1
perc.’l

7 Nov.’34
79.804
1

9.984
107.165
1

38.066
1
72.8591
46,9
31 Oct. ’34
1
80.894
1

16.894
1100.419

39.812
174.2811
47,2

22 Juli ’14
1

11.005

1

14.736

1

42.185
1
29.297j
52
., vvrIIuuuIIIg LU28CI,CII flC2CIVC ei, LJCpUSltS.
BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
Zilver!
Te goed
in
h
t
Wis-
1
waarv.I
Belee-
IRett00s
voorschot
buite,l.
sels

1
btlitenl.j
ningen lv.d.
Staat

2Nov.’34
82.525
1
677
8
1
4.2361
921
4.737
1
3.200
26 Oct.’34
82.476
1
684
10 1
4.9171
921
4.598
1
3.200

23Juli’14
4.1041

640

1

1
.5
41
1
8
7691

Bons
v. d)
Diver-
1
1
Rekg.
Courant
Data
‘zeI/st.
sen’)
Circulatie
Staat

Zei/st.
1
Parti-
1
amort.k.I culieren
‘amort.k.

2 Nov.’34
5.898 2.714
1

81.015
1.322
1

3.068
117.192
26 Oct.’34
5.898 2.329
1

79.467
2.212
1

3.075
117.966

23 Juli’14


1

5.912
401
1


1

943
) oiuupost acilva.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Devlezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als
goud-
wissels
Belee-
tenl.
circ.
dekking
en
ningen
banken
1)

geldende
cheques

7
Nov.
1934
77,8 20,9 4,2
3.605,0
76,7
31 Oct.

1934 82,6
20,9 4,0
3.725,9
90,8

30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activa’)
latie
Cr1.
Passiva

7
Nov.
1934
1

434,4
675,2
3.651,1 927,5
243,5
31 Oct.

1934
1

434,5
664,6
3.822,9 956,0 245,5

30 Juli

1914
1

330,8
200,4
1.890,9

944,-
40,0
.1 VUDCiabt. -Ji W.O. rçenienuanscne,rie i L’flIV., 31
iJCI.
Iu.V*, raap. isa,
iq
mlii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.

Data

Goud
.
8′

e
‘ 0a

Rekg. Crt.

1934
a

4ZO

‘0
.0
.0

8 Nov.
2.558
76
645
88
344
40
3.537
36 168
31 Oct.
2
76
619
93
344
40
3.563
43 144

Goudvoorraad
Wissels

Data
,,Other
1

Goud-
In her-

1
In de
Totaal
certifi-
cash”
3)
disc. v. d.
1
open
bedrag
caten
1)
member
1
markt
banks

1
gekocht

24Oct. ’34
4.989,0
1

4.967,1
227,6
10,9

1
6,0
17

’34
4.987,4 4.965,3
215,8
11,7
6,2

Belegd
1
1
Totaal
1
Gestort
1
Goud-
Dek-
t
Algem.
1

Dek-
Data
in U. S.
1
Gov.Sec.
in
circu-I
Depo-

sito’s IKapitaall
kings-
1
kings-
lat ie
1
1
1
perc.i)

1

perc.
4)

24Oct.
’34

2.430,2
1
3.155,5
1
4.268,7
1
146,9

1
70,3
1


17

,,

’34j
2.430,3 3.182,3
4.232,9
146,8
70,2

gegeven voor de overname van het goud, toen
de$op
31 jan.’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
3) ,.Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelacbbare
ecbulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
VerhoudIng totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betalmldde1 tegenover.Idem.
I’Alt’i’lCUL1lRE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. BES. STELSEL.

Dis-

1
1
IReservel
Totaal
1

1
Waarvan
Data Aantal
ileenln.
conto’s
en
1

Beleg-

bil de
1

F’. R.
g
in
g
en
I

depo
1

time
beleen.
1

banks
sito’s
1
I
deposits

17 Oct.’341
2
1

7.847

110.007
1
2.976
.1

18.761
4.463
10

,,

’34

7.814
-10.010
2.977

1
18.767
1

4.468
hO piosian van tse nou, flank, ue .Iavascne
nans
en
ee
nana on •flg.
land zijn in duizenden, alle overige posten in millloenen van

de be.
treffende valuta. -.

Auteur