Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 967

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 11 1934

11 JULI 1934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~

Stati*sti*sche

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDE-L, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E JAARGANG

WOENSDAG 1

NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.

Curatoren: Mr.
G.
Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-

meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van

Lennep;
L. H.
Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;

Ch. J. f. M. Welter; C. ,i. P. Zaalberg.

ECONOMISC 11-STATISTISCHE BERiCHTEN.

COMMiSSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; Jhr. Mr. L. H. van Lennep:

Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J. Polak;

Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron

Rangers; Jan Schilthuis;
Prof.
Mr. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.

Redacteur-Secretari8: Dr. E. M. R. A. van der Volk.

Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemen

volgens tarief. Administratie van abonnementen en advei

tenties: Nijgh t van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam

Amsterdam, ‘8-Gravenhage. Postchèque- en giro.rekening Na

145192.

Abonnementeprijs voor het weekblad franco p. p.
in

Tederjand f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en liet Kwartaalbericht gratis en een reductie

op de verdere publicaties.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

INHOUD.

Blz.

HET ONTWERP VAN WET
OP
DE VERBINDENDE KRACHT
VAN ONDERNEMERSOVEREENKOMSTEN
door
Mr. H. J.
Frinva ……………………………………
596

Scheepvaartproblemen door
Mr. H. E. Scheffe-r ……..
599

De positie van de Nederlandsche handelsbalans door .1.
W.
F. Sligting …………………………….
603

De conversie-politiek der huidige regeering door
S.
W.Prins
605

1 ‘JTJLI 1934

No. 967

10 JuLI
1934.

Op •de geidmarkt zij.n de transacties in langloopen-d

–scha’tkistpapier de laatste tijden van meer beteekenis

dan de zaken in 3-maan-ds bankaccepten. Waar men

gaat inzien, dat voorloopig wel geen verandering in

de gel-dprijzen zal komen, tracht men nog van -de hoo-

gere ren

te van het langer 1-oopend papier te profitee-
ken. De prijzen zijn dan ook sterk teruggeloopen; zoo

wer-d December papier op

/
is
pOt. •gedaan, Januari

op % pOt., 2Y21-jaars op 2% pOt. en 5-jaars op 2
5
/s

pOt. De prijs voor 3-maandsbankaccepten is op
pOt. gekomen, terwijl 3-maands schatkistpap-ier %
pOt. noteerde. Men krijgt echter -den indruk, dat de

gel-dprijzen wel wat

te ver ingezakt zijn; de regeering

zal ‘bij de a.s. inschrijving op schatkistapier wel van

,de-lage geldk-oersen. trachten gebruik te maken. Oall

liijft %- pOt. In de noteering voor prolongatie kwam

geen verandering.

* *
*

Van ‘de wisselmarkt -valt -deze week weinig meer te

– zeggen dan dat er een ongeanimeerde stemming hing.

De
ko’erssci’iommeiingen
waren zeer beperkt. Ponden

kwamen van 7.45 op 7.433′, terwijl Dollars van

op 1.47V2 kwamen. De
$11
koers werd van 5.06

“op 5.04 gebracht; de Fran-sche Franes tegen Ponden

‘van 76.70 op 76.40. Marken verbeterden van 56.35 op

56.50. De voornaamste afgever van Marken blijft De

Nederlandsche Bank, die de lâ.tste weken, warschiju-

lijk in samenwerking met de Reichsbank, den Marken-

koers regelt. , Fransche Francs konden een weinig ver-

beteren 9.7118-9.73, evenzoo Belga’-s 34.42-34.48.

Zwitsersche Francs kwamen van 47.95 op 48—. T.T.

Batavia vaster 100/. Canadeesche Dollars bleven

stabiel 1.49.

AANTEEKENINGEN:

Seizoensbewegingen in het economisch leven van
Nederland

…………………………….
606

De financiering van de Duitsche werkverschaffing
607
Koffie-statistiek over Juni
1934 ………………608

De 10e publicatie van het Nederlandsch Economisch-
Instituut ……………………………….
611

INGEZONDEN STUKKEN:

Het nieuwe tarief van invoerrechten door
Mr. Dr. L.
F. H. Regout
met Naschrift door
Prof. Mr. 1)?. G.
M. Verrijn Stuart ……………………….
609

MAANDCIJFERS:

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen……….
608

STATISTIEKEN …………………………..610-614

Géldkoerse’n. – Wisse!koerseii. – Bânkstaten.

De marges voor Ponden en Dollars op termijn ver-

anderden niet. Alleen voor Marken op 1 en 3-maands

–levering viel een verbeterin-g waar te nemen; op

1 maand -deden ze 75 c., op 3 maanden ongeveer 2

.Gu1-den disagio.

Op de gou-dmarkt was het wat levendiger; er was

een groote buitenlan-dsche kooper. De prijzen voor
baren zijn dan ook iets aangetrokken: levering Am-

sterdam en Londen beiden ca.
f
164950. Sovereigns

noteerden 1209, eagles 2.47% en gouden tientjes

10.12%.

596

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1934

HET ONTWERP VAN WET OP DE VERBINDENDE
KRACHT VAN ONDERNEMERSOVEREENKOMSTEN.

Bovengenoemd wetsontwerp, dat bij Koninklijke
Boodschap van 23 Juni 1934 bij de Tweede Kamer ist

ingediend, zal, wanneer het tot wet zal zijn verheven, een zeer grooten invloed op het bedrijfsleven kunnen,
uitoefenen, grooter wellicht dan eenige der tot nu
toe tot stand gekomen crisiswetten. De vergaande
strekking, welke dit ontwerp heeft, is echter geen ge-
volg van den concreten inhoud daarvan, doch, jute-
gencieel, een gevolg van het feit, dat het ontwerp hoe-

genaamd geen anderen inhoud heeft dan dat het aan.
den Minister van Economische Zaken de bevoegd-
heid geeft om, indien hij daartoe termen vindt, be-
paalde regelingen, welke tusschen ondernemers zijn
getroffen, verhinden-d of onverbindend te verklaren;
de Minister zal bij de heoordeelin-g, wanneer hij zal
moeten of kunnen ingrijpen, aan hoegenaamd geen
enkele norm gebonden zijn, doch hij zal de bevoegd-heid hebben elk geval afzonderlijk te heoordeelen en in elk geval een beslissing te nemen, •die afwijkt van
vorige beslissingen.
Eet lijdt dan ook geen twijfel, of dit ontwerp zal
aanleiding zijn tot een omvangrijke critiek, die eener-
zijds van principiëel economischen of juridischen
aard zal zijn, anderzijds een zuiver practisch karakter
zal dragen; deze practische bezwaren zullen, althans
ten ‘deelc, af-komsti.g zijn van principiëele voorstanders.
van een regeeringshe’moeiing op het door het wetsont-
werp bestreken terrein.
* *
*
In dit artikel zullen wij ons onthouden van een be-
spreking van de zuiver theoretische vragen, waartoe
dit wetsontwerp aanleiding geeft en die niet alleen betreffen -de vraag van het al dan niet gewenschte
van ‘overhei-dsinmenging in deze materie, doch ook -de
vraag van het al dan niet wenschelijke van het stre-
ven ,,orn door samenwerking op economisch gebied ,,zekere doeleinden te verwezenlijken, die langs den
,,weg van individueel handelen niet of onvoldoende
,,bereikhaar zijn.” (M. -v. T.). De econoom, zoowel als
de jurist, die
dagelijks
met -de practijk van het be-
drijfsleven in aanraking komt, zal toch, -ongeacht hoe
hij theoretisch-wetenschappelijk tegenover die mate-
rie staat, moeten erkennen, dat het streven naar
samenwerking in bepaalde groepen steeds toeneemt
en -dat een ingrijpen van den wetgever onder den’
drang der omstandigheden op een gegeven oogenhlik
onvermijdelijk zal zijn. Eenerzijds zal -dit in.grjpen
noodzakelijk worden -geacht om onwilligen te dwin-
gen, anderzijds om ter bestrijding van vermeende, of
bestaande bezwaren -de werking der getroffenen over-
eenkomsten te beperken. Aan beide desiderata tracht het wetsontwerp tegemoet te komen, door eenerzijds
de mogelijkheid te openen om bepaalde regelingen
tusschen personen, die een bedrijf uitoefenen in eeni-
gen tak van -handel of nijverheid, verbinden-d te ver-
klaren en
anderzijds
te bepalen, dat zoodani-ge rege-
lingen, indien het algemeen belang zulks eischt, on-
verbin’den-d worden verklaard.
Eet komt mij voor, dat dit hinken op twee ge-
dachten -de oorzaak is, dat het wetsontwerp in dez
vorm zoowel door voor- als door tegenstanders van
overheidsbemoeiin’g op het -onderhavige terrein on-
aannemelijk moet worden geacht. Door deze twee-
slacht-ighei’d, welke het -gevolg is van het op één lijn plaatsen, dus als gelijkwaardig beschouwen, van twee
principiëel tegengestelde standpunten, blijft het wets-
ontwerp een te algemeen karakter -dragen, hetgeen
tengevolge heeft, dat positieve voorschriften ontbre-
ken en dat de rechtszekerheid in het gedrang komt.
Hierin ligt het kardinale bezwaar tegen het wets-
ontwerp. Immers – hoe men principiëel denkt over
een concrete regeling van het onderwerp, dat het
wetsontwerp bedoelt te regelen, en hoe men ook moge
denken over de vraag, hoe in de toekomst staat en
maatschappij zich zullen ontwikkelen – over dit punt
zal overeenstemming zijn: De maatregelen, welke in
dezen tijd noodig zijn, hetzij als tijdelijke ter verzach-
ting van de gevolgen van de crisis, hetzij als blijven

de
ter overbrugging van -de overgangsperiode van de
-oude naar de toekomstige maatschappelijke constel-
latie, zullen ten doel moeten hebben de crisis of de
overgang in -geleidelijke banen te leiden. Hiervoor is
in de eerste plaats noo-di-g, -dat iedere betrokkene zoo-
veel
mogelijk
wete, wat hij al -of niet kan of mag
doen; dus een zoo groot mogelijke mate van rechts-zekerheid. Wordt immers de bestaande onzekerheid
in de nationale en internationale economische ver-
houdingen nog verergerd door onzekerheid omtrent
de juridische consequenties van bepaalde handelin-
gen, dan zal zulks tenslotte tot ontwrichthing van het
bedrijfsleven leiden. Zeer zeker is zulks het geval,
wanneer de regelingen, welke ten -doel hebben de in-
standhouding van een bepaald bedrijf te -bevorderen,
van zoodani-ge onzekerheid het slachtoffer worden.

De juistheid van -deze stelling moge blijken uit het
volgende. – –

– Zoodra een regeling -getroffen wordt om bestaande
verhoudingen in een bedrijf te han-dhaven of -om ont-
wrichte verhoudingen te saneeren, worden hij zoo-
-danige regeling betrokken belangen van bedrijfegroe-
pen, -die niet direct tot het desbetreffen-d bedrijf be-
hooren, doch -die daarbij indirect belang hebben; in
de eerste plaats moge hierbij worden gedacht aan
leveranciers van grondstoffen en materialen en aan afnemers, doch ook machinefabrikanten, transport-
ondernemingen e.-d. zullen de gevolgen van een -ge-
troffen regeling op eeni-gerlei wijze bemerken. Dik-
wijls zal bij het tots’t’an-dkomen van de regeling samen-
werking althans met -de meest belanghebbende groe-
pen worden gezocht; eenerzijds zal men van die sa-
meiLwerking maatregelen verwachten, die een zekeren
‘dwang tengevolge ‘hebben tegen onwillige bedrijfs-ge-
nooten, anderzijds zal men, -om verschillende, thans
niet ter zake -dienen-de redenen, niet ongenei-gd zijn
medewerking te verleenen. Doch ook zal dikwijls een
regeling tot stand komen enkel tusschen -de groep van bedrijfsgenooten, dus zonder rekening te hou-
den met eeni’ge groep van verdere belanghebbenden.
Niettemin zullen deze belanghebbenden zich ook in
het laatste ‘geval aan de ‘getroffen regeling moeten
aanpassen en zij zullen zulks ‘doen; bezwaren, welke
‘de regeling aankleven, zullen in -de practijk worden
verzacht -of weggewerkt; onder -den drang van de me-
dewerking van terzijde staande groepen van ‘den aan-
vang af zullen bepaalde wijzigingen in de ontworpen
regeling worden aangebracht; is de medewerking niet
gevraagd, dan zal niettemin de aangrenzende belang-hebben-de groep, z-oo althans -de regeling niet tracht
haar geheel uit te schakelen, invloed op ‘de uitwerking
hebben en ook minder gewenschte consequenties we-ten te verzachten; zelfs zullen verwante groepen dik-
wijls ‘bemid-delend -optreden en tegenstellingen tus-
schen -de bedrjfsenooten onderling weten te -over-
bruggen.

Aldus komt een bedrjfsordening op volmaakt ge-
leidelijke wijze tot stand en komen de bestaan-de
krachten en belangen zooveel mogelijk tot hun recht;
is een hedrijfsordening – in een bepaalde richting eco-
nomisch gewenscht, of is een functie van een bepaal-
de groep overbodig, -dan worden aldus al te groote
schokken, waartoe een plotseling ruim ingrijpen zal
leiden, met alle ‘daaraan verbonden consequenties, die
tengevol-ge van -de economische crisis ‘des te ernstiger
zijn, vermeden. Het wetsontwerp nu opent ‘de moge-
lijkhei’d, dat deze ‘geleidelijke werkin’g verdwijnt en
plaats maakt voor een ruw in-grijpen. Indien immers

in een
bedrijf
een ‘ordening of regeling tot stand
komt, kan -deze verbin-den-d verklaard worden, waarbij
blijkens art. 3 weliswaar rekening gehouden kan
worden met gegronde bezwaren van buitenstaanders,
doch tevens een dwang op die buitenstaanders gelegd
kan worden. Het eenig criterium, -dat -de wet geeft,

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

597

is, naast de vanzelfsprekende vraag, of een bepaald
voorschrift in •den hetreffenden bedrijfstak overwe-
gende heteekenis heeft, de vraag, of het algemeen be-
lang verhindendverklaring eisch t.

* *
*

Dit algemeen belang is een vaag en rekbaar begrip.
Duidelijk komt dit uit in het geldende administra-
tieve recht, waar de hanteering van ‘dit begrip niet
alleen tot tegenstrijdige beslissingen in verschillende
tijden, onder invloed van op een bepaald oogenblik
heerschende opvattingen, heeft geleid, doch evenzeer
tot tegenstrijdige beslissingen onder gelijlheid van
opvattingen. Veel hangt hier af van het subjectieve
inzicht van denge.ne, in wiens handen de beslissing
is gelegd en van zijn adviseurs.

Moge het hier genoemde criterium een bevredigen-
de oplossing geven voor dat administratieve recht,
dus voor het bestuur, zulks is geenszins het geval met
betrekking tot dë onderwerpen, welke door het onder-
havige wetsontwerp worden bestreken. Regeling, als
in dit ontwerp bedoeld, grijpen •diep in in de econo-
mische belangensfeer van dengene, die tot een bepaal-
de bedrijfsgroep behoort; zij leggen op elk individueel
bedrijf bepaalde – dikwijls verstrekkende – ver-
plichtingen, eischen van elk bedrijf dikwijls geens-
zins onbelangrijke opofferingen. Een ieder, die meer of minder direct aan het totstan•dkomen van regelin-
gen als deze heeft medegewerkt of bij onderhandelin-
gen daarover betrokken is geweest, weet hoeveel moei-
te het kost werkelijke of vermeende tegenstellingen te
overbruggen, prestigekwesties op te lossen en de tal-
boze andere moeilijkheden, die zich •daarbij voordoen,
op een bevredigende wijze te regelen. Een hedrijfsor-
‘dening is, nog afgezien van het feit, dat er vrijwel
altijd enkele onwilligen zijn, niet gemakkelijk tot
stand te brengen; is zij echter eenmaal totstandge-
komen, dan weten de betrokkenen, dat hun regeling
bindend is e.n dat zij daaraan gebonden zijn. Deze ze-
kerheid neemt het wetsontwerp echter weg. Niemand
zal immers kunnen voorzien of, indien men over een
bepaalde regeling overeenstemming bereikt, een ver-
hindendverklaring zal volgen, dan wel of misschien de regeling ten deele onverhindend zal worden ver-

klaard.

Deze laatste mogelijkheid geeft tot nog grootere
onzekerheid aanleiding dan ‘de eerste. Indien een re-
geling tot stand komt, waaraan enkele bedrijfsgenoo-
ton niet medewerken, weet men zulks en men houdt
daarmede rekening; de vraag echter, of het algemeen
belang onverbindendverklaring zal eischen, is nooit
tevoren met eenigen schijn van zekerheid te beant-
woorden. Een voor de hand liggende vraag in dit ver-
band is reeds de volgende. In een bedrijf, dat een da-
geljksch voedings- of gebruiksmi’ddel produceert,
komt een regeling tot stand, omdat geen enkel bedrijf
in die groep zonder verlies werkt. De strekking van de
regeling is om te komen tot een rendabel maken van
het bedrijf. In
zijn
consequentie leidt dit tot een ver-
moedelijk betrekkelijk geringe prjsverhooging van het
product, zoodat de consument eenig nadeel onder-
vindt. Moet na net belang van het bedrijf voorgaan
en de regeling gehandhaafd blijven, of moet deze re-
geling, als zijnde in strijd met het algemeen belang,
onverbindend worden verklaard?

Deze vraag kan met tallooze andere, zoowel op het
gebied van de verbindend- als van de onverbindend-
verklaring, worden vermeerderd. Niet alleen geeft het
ontwerp voor de beantwoording geenerlei handleiding,
doch het laat zelfs uitdrukkelijk de mogelijkheid open
om in het eene geval anders te beslissen dan in het
andere.
Het is dan ook een eerste eisch, dat het ontwerp,
wordt het tot wet verheven, wordt aangevuld met be-
paalde voorwaarden, welke moeten zijn vervuld, wil
een verbin’den’d- of een onverbindendverklaring kun-
nen worden uitgesproken.

In direct verband hiermede staat het feit, dat de
beslissing wordt gelegd in handen van den Minister
als eenige en hoogste instantie. Weliswaar wordt een
Algemeene Maatregel van Bestuur geëischt, doch
voor elk afzonderlijk geval; men doet dit uitdrukke-
lijk om voor elk geval afwijkende voorwaarden te
kunnen stellen. Ook de Algemeene Maatregel wordt
echter in laatste instantie door den Minister aan de
Kroon voorgedragen; de invloed van den persoon is
hier dus overheerschend, met het directe risico van
inzicht, wanneer de persoon van den functionaris een
andere is geworden. De ervaring, met de Landbouw-
crisiswet opgedaan, heeft niet bewezen, dat een alge-
meene machtiging aan de Regeerin.g als de meest ge-
venschte en
aannemelijke
oplossing kan worden be-
schouwd.

* *
*

Een derde hoofdhezwaar richt zich tegen de sanctie,
welke het wetsontwerp op naleving van de genomen besluiten stelt; deze sanctie is zuiver civiel-rechteljk

en is geen andere dan dat handelingen in strijd met
op de wet gchaseerde besluiten onrechtmatige daden zullen zijn. Hierbij wordt onderscheiden in handelin-
gen in strijd met een verbindend verklaard besluit of
beding en handelingen, welke de strekking hebben iemand rechtens of economisch te beperken in zijn
vrijheid om datgene te verrichten, wat naar zijn aard
onder een onverbindend beding of besluit zou vallen.
Daarnaast wordt echter liet begrip onrechtmatige
daad zonder eenige wijziging gehandhaafd, waaruit
voortvloeit, dat alleen dan terzake van onrechtmatige
daad kan worden geageerd, indien werkelijk schade geleden is, die een gevolg moet zijn van de onrecht-matige daad. De enkele vaststelling, dat eenige han-
deling onrechtmatig is, is naar ons geldend recht, al-
thans bij de heerschende jurisprudentie, onbekend.
Dientengevolge is de opvatting der Memorie van Toe-
lichting, dat ook organisaties van belanghebbenden
zouden kunnen ageeren, in haar algemeenheid niet
aanvaardbaar.
Ingeval dus overtreden wordt een verbindend ver-klaard beding, dan kan dus iedere hedrijfsgenoot op-
treden.
Hij
zal echter, wil hij niet zijn actie kunnen
slagen, moeten aantoonen, dat hij schade heeft gele-
den tengevolge van de bepaaldeljk geïncrimineerde handeling van den overtreder; het verband tusschen
de schade en de handeling moet dus vaststaan hjv.
door te bewijzen, dat hem – eischer – door de han-
delwijze van ‘den overtreder een order is ontgaan of
iets dergelijks. Eerst wanneer vaststaat, dat schade
geleden is en ‘dat de schade een gevolg is van de over-
treding van ‘het Ministeriëel gehod, kan, met toepas-
sing van het laatste lid van art. 9, de schade ,,naar
billjkhei’d vastgesteld” worden.
In het tweede geval, overtreding hij onbindendver-
klaring, geldt een en ander wellicht in mindere mate,
daar de vraag, of een handeling de strekking heeft
iemand in zijn vrijheid te beperken, in vele gevallen
gemakkelijk zal kunnen worden beoordeeld. Echter

lijkt hier de sanctie ook te beperkt, daar op tallooze
andere wijzen ontduiking van een onverbindendver-

klaring van ‘getroffen overeenkomsten denkbaar is;
dit hangt ‘geheel van den aard der onverhindend ver-
klaarde voorschriften af.

Inderdaad is het – dit
blijkt
reeds mede uit het
vorenstaande – zeer moeilijk algemeene regelen vast
te leggen voor een materie, die nog in wording is. Toch is uit hetgeen tot nu toe is totstand gekomen
wel eenigszins na te gaan, in welke richting de zoo-
genaamde ondernemersovereenkomsten zich waar-
schijnlijk zullen ontwikkelen; in ‘de meeste gevallen
zal daartoe behooren productiebeperking, prjzenaf-
spraken en boycot van weigerachtige bedrijfsgenootcn,
welke boycot in vele gevallen verzacht zal worden
door de bedrijfsvoering onder bezwarende voorwaar-

598

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli
1934

den mogelijk te laten. In het bijzonder zal dit laatste geschieden, wanneer voor de ordening de medewer-
king wordt ingeroepen van verwante bedrijfagroepen,

in het bijzonder leveranciers en afnemers, die tegen
een a1geieelen boycot wel bezwaren zullen hebben.
Op dit terrein kunnen •dus reeds meer positieve voor-
schriften tot stand worden gebracht; het stellen van
verdere voorwaarden kan dan voor elk bijzonder ge-
val geschieden.
Gelijk reeds gezegd mag dit stellen van verdere
voorwaarden geenszins aan den Minister worden. over-
gelaten. De waarborg voor een juiste hanteering ziet de Memorie van Toelichting tot het Wetsontwerp in
de Ministerieele verantwoordelijkheid. Afgezien van
het feit, dat het geenszins uitgesloten moet worden geacht, dat deze rem in de toekomst een groot deel
van haar kracht zal verliezen, heeft •dit systeem het
groote bezwaar, dat ‘deze contrôle zuiver repressief is,
terwijl ook het risico bestaat, dat de belangen van
de bedrjfsgenooten en verdere belanghebbende groe-
pen daarbij worden vertroeheld door politieke invloe-
den. In het algemeen zal het Nederlandsche ‘bedrijfs-
leven op dit laatste in het geheel niet gesteld zijn.

*
*

Zonder daarbij aanspraak te maken op volledig-heid, mogen thans – slechts zeer summier – enkele
punten worden aangegeven, waarop de wet gewijzigd
moet worden, wil zij aan de hierbij geoefende critiek althans eenigszins tegemoet komen. Wellicht zal van
andere zijde te •oefenen critiek deze desiderata met
meerdere aanvullen.

De wet steile zich dan in de eerste plaats op het
standpunt, dat eerst verhindendverklaring kan plaats-
vinden, indien er reeds een ordening is totstand ge-
komen, die een gequalificeerde meerderheid van het
betrokken bedrijf omvat. Deze meerderheid ‘diene
tweeledig te zijn, zoowel wat het aantal der aange-
sloten bedrijfs’geuooten, als het percentage der totale
capaciteit van de betrokken bedrijven betreft. Voorts
moet het verzoek tot ver’hindendverklaring van de bij de ordening aangeslotenen uitgaan; cle niet-aangeslo-
tenen moeten ruimschoots in de gelegenheid worden
gesteld hun bezwaren kenbaar te maken en hun moet
de gelegenheid worden gegeven hun bezwaren op
uitvoerige wijze toe te lichten.

Verbindendverklari.ng’ vinde ook in zoodanig geval
slechts plaats, indien de bezwaren, die tegen de orde-
ning en de aansluiting daarbij worden aangevoerd,
tegenover de door de ordening beschermde belangen
niet van zwaarwichtigen aard moeten worden geacht.
Afwijkende voorwaarden van de verbindendverkla-
ring zullen voor de bedrjfsgenooten slechts mogen
worden gegeven, indien het belang van één of meer
der hedrijfsgenooten door de ordening op onredeljke
wijze zou worden benadeeld en indien door de afwij-
kende voorwaarden de essentialia der ordening niet
worden aangetast. Als esseutialia zijn in •de eerste
plaats te beschouwen de voorschriften, die tot strek-king hebben om te komen tot verbetering van werk-
methoden, tot productiebeperking of tot prijszetting,
mits door deze voorschriften niet voor de meerderheid
der bedrijven de mogelijkheid wordt geschapen om een
winst te maken, die onder de bestaande economische
‘omstandigheden als hooger dan normaal is te beschou-
ven.

Indien hij de ordening ook betrokken zijn mede-
belanghebbende groepen, gelden voor haar dezelfde
voorschriften, behalve dat daarbij moet worden voor-
geschreven, dat afwijkende voorwaarden zullen kun-
nen worden vastgesteld, indien wordt aannemelijk ge-
maakt, dat een groot dëel van de betrokken bedrijfs-
groep ‘door de ordening wordt benadeeld en bemoei-
lijk-t in groote belangen, haar bedrijf betreffende, die
niet direct en uitsluitend vallen binnen het kader der
ordening. ‘

De gelegenheid om belangen voor te dragen en de-
siderata kenbaar te maken kome toe aan organisaties en individueelo bedrijven van de groep, waarvoor de
ordening is bestemd, of die daaraan reeds heeft me-
degewerkt; heeft een groep niet medegewerkt, doch
zijn haar belangen ‘bij de ordening betrokken, dan kan
zulks geschieden ‘d’oor organisaties, alsmede door groepen van individueele bedrijven, die aantoonen
tenminste een zeker ‘gedeelte van het betrokken be-
drijf uit te oefenen.
De onverbindendve.rklaring zal moeten worden ge-
bonden aan het criterium, dat het belang van den
consument tegenover de te beschermen bedrijfshelan-
gen op onredelijke wijze wordt ‘benadeeld. Op dezelfde
basis zal ook een wijziging in een bestaande ordening,
mits bij bindendverklaring, kunnen worden aange-
bracht.

De taak van den Minister van Economische Zaken
worde er toe beperkt het algemeen belang te verte-
genwoordigen ingeval van onverbindendverklaring ‘of
het aanbrengen van wijziging bij bindendverklaring,
als in de vorige alinea bedoeld. Alle besluiten over
verbindend- of o’nverhindendverklaring moeten ech-
ter genomen worden door een onafhankelijk orgaan.
Het best zou men het nemen van deze beslissing
kunnen opdragen aan één der Gerechtshoven, waarbij
een grootere onafhankelijkheid en objectiviteit ge-
waarborgd wordt dan wanneer een speciaal orgaan.
wordt ingesteld, althans ten doele bestaande uit
leden, die niet gewend zijn over belangen van derden
beslissingen te geven.

Alle besluiten van het orgaan, dat over verhindend-
of onverbindendverklariug te oordeelen heeft, moeten
tenslotte met redenen zijn omkleed, terwijl bindend-
verklaring slechts voor een bepaalden tijd, b.v. ten
hoogste 3 jaren, wordt uitgesproken. Veranderen ge-
durende dien termijn de omstandigheden, dan kan op
verzoek van belanghebbenden, na een procedure, die
in hoofdzaak overeenstemt met het hiervoor weerga-
gevene, de bindendverklaring tusschentijds worden in-
getrokken.

Wellicht zal de niet juridisch geschoolde lezer de
opmerking maken, ‘dat ‘de hier voorgestelde criteria
weinig minder vaag zijn dan de in ‘het wetsontwerp
opgenomene. Deze opvatting is echter onjuist. In de
eerste plaats wordt aldus niet meer een blanco vol-
macht aan de Regeerin’g gegeven, met als gevolg de
bevoegdheid om naar willekeur te handelen, doch bo-
vendien worden aldus in ‘de wet ingevoerd begrippen,
die de rechter gewend is te hanteeren. Afweging van belangen is ‘den rechter in vele gevallen opgedragen
en geschiedt door hem op volmaakt ob:jeetieve, bevre-
digende wijze. Ter wille van ‘de eenheid en met het
oog op het feit, dat ‘de te behandelen belangen niet
gelocaliseerci zijn, zou het, zooals ‘hoven reeds is aan-
gegeven, gewenscht zijn de beslissing ‘op te dragen
aan één der Gerechtshoven en wel hij voorkeur aan dat te Amsterdam of ‘s-Gravenhage, ‘die uit hoofde
van hun ligiog en dec aard hunner zaken geacht
moeten worden het meest op de hoogte te zijn van
hetgeen in het. algemeene bedrijfsleven omgaat. Ter-
wille van een spoedige behandeling moet cassatie wor-
den uitgesloten, tenzij ,,in het belang der wet”; in
deze aangelegenheden, die van zuiver feiteljken aard
zijn, is zulks zeer goed mogelijk, terwijl ook door het
opdragen ‘der beslissingen aan slechts één college de
gewenschte eenheid in de uitspraken wordt verkre-
gen.
Slechts met inachtneming van de hier weergegeven
principiëele desiderata, die nader uitgewerkt zullen
moeten worden, zal een bevredigende oplossing voor
de d’oor het ontwerp geëntameerde vra’gen kunnen
worden gevonden.
Mr. H. J. FRIM.

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

699

SCHEEPVAARTPROBLEMEN

Inleiding.

De worsteling van de internationale scheepvaart
met de voor dit bedrijf wel uiterst ongunstige tijds-
omstandigheden houdt onverminderd aan. De scheep-vaart ontleent haar bestaan sreden aan de behoefte aan
vervoermiddelen voor menschen en goederen over zee,
doch in een tijd, waarin de invoer van vreemde goe-
deren- in de meeste landen nog slechts als een nood-
zakelijk kwaad, dat zooveel mogelijk beperkt dient te
worden, gezien wordt, dreigt dat deel -der wereidton-
nage, dat niet bij de nationale, koloniale of imperiale
vaart betrokken is, -bij -gebrek aan vraag naar scheeps-
ruimte zijn reden van bestaan te verliezen. In alle zee-
varende landen stapelen de moeilijkheden zich dan
ook op en staat men voor de vraag, -op welke wijze
en -door welke middelen de nationale seheepvaarton-
‘dernemingen, -die door jarenlange verliezen en gelei-
delijke optering van reserves de financiëele uitput-ting nabij zijn, in stand -gehouden kunnen worden.
Zoo ontvalt meer en meer een economisch gezonde
basis aan het bedrijf, dat niettemin wordt voortgezet,
omdat de schepen er nu eenmaal zijn en allerlei rede-
nen het wenschelijk maken -de vaart vol te houden, ook al is er van rentabiliteit geen sprake meer.
Aanpassing aan •de gewijzigde omstandigheden is
voor de scheepvaart uiterst
moeilijk;
inkrimping van
het te groote vervoerapparaat is slechts -geleidelijk te
bereiken, bruikbare schepen verdwijnen niet van de
markt, in wiens handen zij ook mogen overgaan; bo-
vetidien is in de rij -der zeevarende landen -geen en-
kele vlag bereid van ‘de eenmaal veroverde plaats
terug te treden;dreigt een belangrijk •deel der natio-
nale koopvaardij ten onder te gaan, dan
-zijn
hier-
mede stecds zoodanige nationale belangen gemoeid,
dat door den Staat tot steunverleening wordt overge-
gaan.

De wanverhouding tusschen vraag en aanbod van
scbecpsruimte blijft -dus in stand, zoolang de wereld-

handel niet toeneemt. Met een bli,jvenden âchteruit-
gang van dezen handel mag echter voor afzienbaren tijd wei gerekend worden; de af.sluitin-gspolitiek in
de meeste landen is te ver gevorderd en -de in-dustri-
ccle ontwikkeling ter voorriening in de -binnenland-
sche markt heeft reeds overal te zwaar wegende be-
langen gevestigd, -dan dat op -dezen weg een spoedige
teruggang te verwachten is. Toch is het nog te vroeg om de plaats van de scheepvaart ten opzichte van de
zich vormen-de structuurveranderingen onzer samen-
leving te bepalen; toenemen-de in-dustrialisatie van buiten Europeesche landen kan op den -duur tal van

nieuwe vervoethehoeften scheppen, al zal een ver-
schuiving in den aard -der te vervoeren goederen en
de te volgen handelswegen de scheepvaart ongetwij-
feld tot heroriënteering van haar Organisatie -dwin-
gen. liet is trouwens niet aan te nemen, ‘dat het stre-
ven naar verhooging van welvaart -de volkeren der
aarde er niet vroeg of laat toe zal bewegen hun eco-
nomisch isolement, waar dit met toenemende verar-
ming gepaard gaat, te laten varen en hen een vorm
zal doen vin-den, waarin het huidige technisch -kun-
nen op het gebied van productie en verkeerswezen,
ten algemeenen nutte van -de éeheele wereld kan wor-
den aangewend. De crisis, welke de wereld thans teis-
tert, moge al geen voorbijgaand verschijnsel zijn, •dat
door een zich natuurlijk voltrekkend herstel gevolgd
wordt, er is nog geen reden om te veronderstellen,
dat in -de toekomst voor het wereidverkeer geen ex-
pansiemogelijkheden meer zouden zijn weggelegd.

Drang uit Engelsche scheepvaartkringen naar
steun. Bezwaren van de regeering tegen subsidies.

Verruiming van den internationalen handel is dan
ook het wachtwoord, -dat in alle beschouwingen over
den toestand van de scheepvaart, als het eeni-ge af-
-doende middel tot verbetering, weerklinkt. Doch, waar
vrijhandel tot een begrip uit een verleden tijd gewor-

-den is, wor.dt deze verruiming bepleit in den vorm
van regionale haudelsovereenkomsten tusschen lan-den, die elkander onderling meestbagunstiging toe-
staan, zich verbinden tot stabilisatie van prijzen en
valuta en waarvan ‘de credi’teurlan-den zich verplich-
ten betaling te aanvaarden in goederen en diensten.
Aldus-het eerste -gédeelte van -de gezamenlijke verkla-
ring ‘begin Maart ji. namens ‘de .geheele Britsche
scheepvaart afgelegd door •de Chamber -of Shipping
en de Liverpoolsche reedersvereeniging, de -organisa-
tie der machtige ljnreederijen. Als tweede voorstel
wordt in ‘deze verklaring aan de Britsche Regeerin-g
voorgelegd, dat imperiale preferenties alleen zullen
worden verleend aan ‘goederen ingevoerd in schepen
van landen, -die op ‘bovengenoemde wijze ,,fairplay”
-geven aan Britsche schepen en goederen en -dat, in afwachting van een herleving van den handel subsi-
dies, indien noodig, zullen worden beantwoord met
subsi-dies. Aanbevolen wordt ‘derhalve, dat de Britsche
Regeering een subsi-dievoorstel in gunstige overwe-
ging zal nemen, wanneer een groep -der koopvaardij
aan kan toonen, -dat een tijdelijke subsi-die noodzake-
lijk is -en haar behoud zal verzekeren.
In herinnering zij gebracht
1
), dat ‘de- Chamber of
Shipping zich ongeveer -in ‘gelijken zin reeds had uit-
gesproken in December van -het vorig jaar naar aan-
leiding van een rapport, uitgebracht ‘door een com-
missie van trampreeders, waarin om een
tijdelijke
sub-
sidie werd verzocht van 10 sh. per bruto ton per jaar
voor ieder trampschip, gebruikt in de internationale
vaart en van 5 sh. voor een opgelegd trampschip.

De Britsche Regeering had voorloopig volstaan met
te verzekeren, -dat -de belangen ‘der scheepvaart haar
ernstig ter harte gingen, -doch -dat zij van de Brit-
sche reeders meerdere gegevens en zoo mogelijk een-
stemmige voorstellen verwachtte. De -gezamenlijke
verklaring van -cle bove-genoemde twee -organisaties, welke tezamen de geheele Britsche scheepvaart verte-genwoordigen, dien-de -in zekeren zin als antwoord op
de gestelde vraag. Een antwoord echter, ‘dat èn door
zijn vage formuleering èu -door ‘de nieuw toegevoegde
restrictie (‘deze -ontbrak immers aan de resolutie van
December), ‘dat eventueele subsidies aan een bepaal-
‘de groep verleend niet ten nadeele zouden mogen
strekken van andere -groepen, liet vermoeden, dat ‘de verzoening tusschen de vele en dikwijls tegenstrjdi’ge
hierbij betrokken belangen nog maar weinig gevor-
derd was. Dat door -de reeders zelf z-oo weinig con-
crete richtsnoeren werden gegeven, vormde voor de
Britsche Regeering een -gereede aanleiding in een af-
wachtende houding te blijven volharden en ondanks
allen uitgeoefen-den aandrang om -bepaalde steunmaat-
regelen te nemen (bijna ‘geen week ging voorbij, waar-
in niet in het Parlement eenige vragen omtrent -de
voornemens ‘der Regeerin-g op dit stuk gesteld wor-
den) een beslissing uit te stellen. Eet -is dan ook wel
een zeer moeilijke taak, waarvoor -de Regeering zich
gesteld ziet De vorm’ivg van een ‘groep van naties,
‘die over en weer elkander vrijheid van handel en
scheepvaart garandeeren, zou -direct in strijd komen met de ook -door Engeland op tariefgebied gevoerde
protectionistische politiek en moeilijk te rijmen zijn
met het -geheele systeem van imperiale preferenties, al zou d’oor partiëele afbraak van ‘dit protectionisme
de belofte worden in’gelost, -dat ‘deze maatregelen
slecht bedoeld waren als -onderhandelingsobject ten-
einde vermindering van ‘handelsbelemmeringen in an-
dere landen te verkrijgen.
Beperking van -i-mperiale preferenties tot goederen
vervoerd -onder nationale vhg of volkomen reservee-
ring van de imperiale vaart, zou slechts weini’g baten,

aangezien momenteel nog ‘geen 10 pOt. van -deze vaart
‘door vreemde schepen wordt uitgeoefend. Ook vlag-
-discriminatie ten na-deele van schepen, -gebruikt in in-
directe vaart (d.w.z. vaart, welke haar begin- of eind-

‘)
Zie R-S.
B. 3 Januari 1934 blz. 8.

600

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli
1934

punt niet vindt in het land van de vlag van het
schip) zou slechts 12 pCt. van de vreemde op En-
gelsche havens varende schepen treffen, •doch daaren-
tegen de Britsche scheepvaart, welke slechts voor
minder •dan de helft ‘betrokken is in het vervoer van
goederen van en naar Engelsche havens, waarvan
weer slechts een derde de vaart uitoefent tusschen het
Vereenigd Koninkrijk en andere deelen van het Brit-
sche Rijk, ernstig bloot stellen aan represaillemaat-
regelen van het buitenland. Ook wanneer de voorge-
stelde discriminatoire maatregelen niet zoozeer dien-
•den als directe steun voor de internationale scheep-
vaart dan wel als retorsiemaatregelen tegen de ,,un-
faire” concurrentie van het ‘buitenland, zouden zij

dus weinig resultaat opleveren. Tegen het subsidievoorstel zijn eveneens al spoedig
tal van bedenkingen gerezen. De Regeerin’g heeft de
vraag gesteld, welken waarborg de reeders zouden kun-
nen geven, ‘dat ‘deze subsidies niet in plaats van aan
‘cle hulpbehoevende reederijen tenslotte ten goede zou-
den komen aan de kooplieden en verschepers. Op deze
vriag is ‘het antwoord uitgebleven. Voorts zullen bij
subsidieverleening aan trampschepen ‘de Engelsche
lijnen, ‘die dan den verscherpten concurrentiestrijd van
de tramps zullen hebben te verduren, in een ongun-
stiger positie’ geraken. Subsidies laten zich boven-
dien bezwaarlijk vereenigen met ‘de gedachte van een
blokvorming van landen, die elkanders scheepvaart op
gelijken voet zullen behandelen. Subsidies door En-geland verleend zouden zeker aan de bereidheid om
tot dit blok toe te treden in den weg staan, tenzij
men – hetgeen niet doenlijk is – alleen die schepen
zou willen subsidiëeren, ‘die varen in concurrentie
met landen, die de Engelsche schepen ,,unfair” be-
handelen. Tenslotte zou subsidiëering van de Engel-
sche scheepvaart ‘het sein zijn voor andere landen om
tot nieuwe beschermende maatregelen over te gaan,
waardoor als het ware een wedloop in staatssubsidies
zou ontstaan, die slechts in een financiëele ruïne van

de wereldscheepvaart zou kunnen eindigen.

Bezwaren van de reed ers tegen het sloop- en bouw-
programma van de Regeering.
Het valt te begrijpen, ‘dat de Brit’sche Regeering,
haar verantwoordelijkheid beseffend voor de vèrstrek-
kende gevolgen, die haar da’den voor de geheele we-
rel’dsoheepvaart zullen hebben, aarzelde. Uit een
einde Maart d’oor den President van de Board of
Trade, Runciman, in het Lagerhuis afgelegde verkla-ring bleek, dat deze de oplossing in een geheel andere
richting zocht. Ruuciman wierp de vraag op, of de
reeders niet beter deden hun oude, minder bruikbare
schepen ‘op te ruimen en in plaats daarvan voor een
gedeelte der aldus gesloopte tonnage nieuwe schepen
te bestellen, welke, ‘gebouwd volgens de nieuwste vin-
dingen der techniek, wat betreft scheepsvorm en ma-
chinéïnstallatie, hun eigenaars in staat zouden stel-
len met winst te varen op reizen, waar ‘oude schepen
verlies opleveren. Een ‘dergelijk ,,sl’oop- en opbouw-
programma” zou eenerzijds ‘de scheepswerven en de
ijzer- en staalindustrie de zoo gewenschte orders ver-
schaffen en ‘de werkloosheid verminderen, anderzijds
de reeders beter toerusten voor •den concurrentie-
strijd; wanneer ‘de Regeering voor dit doel gelden be-schikbaar stelde, zouden ‘dus niet slechts alle groepen
der scheepvaart, doch ook een belangrijk deel der in-
dustrie gesteund worden.
In een rede, een maand later te Cardiff gehouden,
heeft de heer Runciman zich in ‘dezelfde richting uit-
gelaten en op de voordeelen gewezen, welke de reeder
zou ondervinden door zijn ou’de schepen te vervangen
door – zij het in ‘gerin’ger aantal – nieuwe van het
modernste type. Uit ‘de reederswereid stegen evenwel
al spoedig stemmen – en zeer gezaghebbende – op
tegen een eventueel voornemen van de Regeering den
iïieuwbouw aan te m’oëdigen, omdat de kwaal – het overcompleet aan scheepsruimte – ‘hierdoor slecht’s
verergerd zou worden. In herinnering werd gebracht

het rapport in
1930
uitgebracht door een commissie
van de Boarci of Trade, welke tot de conclusie kwam
‘dat kunst’mati’ge toevoegingen aan het ‘bestaande ton-
nagesurplus de crisis zou verlengen en dat de En-
gelsche handeismarine, wat moderniteit en qualiteit
betreft, ‘de vergelijking met ieder ander land glansrjk
kan doorstaan. Uit tal van resoluties van plaa’tseljke

reedersorganisaties, welke kort hierop werden gepu-
bliceerd, bleek welk een bijna algemeen verzet tegen steun in den vorm van bevordering van den scheeps-

bouw rees.
Herhaaldelijk werd ‘de vrees uitgesproken, dat het
op de markt brengen van onnoodige ultra moderne
schepen de moeilijkheden voor het overvloedig aantal
aanwezige schepen van
behoorlijke
qualiteit om loo-

nend emplooi te vinden aanmerkelijk zou vergrootela.
Ontkend werd ook, dat een nieuw schip steeds bonen-
der te exploiteeren zou zijn ‘dan een ou’d; ‘de stop-
zetting van den ‘bouw van vele nieuwe schepen en het

herhaaldelijk opleggen van nieuwe schepen, terwijl
oude in de vaart blijven, zouden op het tegendeel wij-

zen.

Samenwerking tusschen de reeders uit Scandinavië
en Nederland.
De heftige discussie over vorm en inhoud van de
meest wenschelijke nationale steunregeling heeft in
Engeland ‘de ‘belangstelling voor de internationale
zijde van het vraagstuk eenigszins op den achtergrond
cfoén geraken. Des te meer is echter deze belangstel-
ling gegroeid in de continentale landen, waar ‘de nood
van de nationale scheepvaart stijgt en de ernstigste
gevolgen ge’vreesd worden, indien ook Engeland tot
een nati’onalistische scheepvaartpolitiek zou overgaan.
Tusschen ‘de Regeerin’gen der Scandinavische landen
en van Nedrlan’d werd eenige maanden geleden een
zekere aaneensluiting bereikt op een te Oslo gehou-
den Conferentie. Van oordeel, dat de benarde toe-
stand, waarin de scheepvaart zich bevindt, in hoofd-
zaak te wijten is aan ‘de ineenschrompeling van den
wereldhandel, ‘de overproductie van tonnage in de af-
geloopen jaren en ‘de oneconomische concurrentie van
gesubsi’diëer’de schepen, hebben deze Regeeringen zich

hierop ieder afzonderlijk tot de Britsche Regeering
gewend met een bereidverklaring tot samenwerking
en tot het zenden van afgevaardigden naar een inter-
nationale conferentie, indien deze door ‘de Britsche
Regeering zou worden samenger’oepen met het doel
overleg te plegen omtrent ‘de afschaffing of’beperking
van subsidies, het herstel van &venwicht in het
scheepvaartbedrijf door aanpassing van het aanbod

van tonnage aan de huidige wereidbehoeften en even-
tueele andere maatregelen, welke tot een herstel van
‘de vroegere voorwaarden van ‘gezonde economische
mededinging in ‘di’t belangrijke internationale bedrijf

zouden kunnen leiden.
Korten tij’d daarna kwamen de reeders op uitnoo-
di.ging van de Baitic and International Maritime Con-
ference te 1-lamburg bijeen ter bespreking van het za-
tionalisatievraagstuk van de internationale scheep-
vaart. In ‘de te ‘dezer vei’gaderin’g aangenomen reso-
lutie wordt na eenige inleidende beschouwingen ver-
klaard, ‘da’t actie ‘voor de invoering van een rati’onali-
satie (opleg- en/of sl’oop-) plan slechts met succes kan
worden gevoerd, indien de Regeeringen medewerking
verleenen. Derhalve worden de Regeerin’gen der ver-
tegenwoordigde landen uitgenoo’digd tot hetzelfde als

waarin de Scandinavische en Nederlandsche reeders
waren vblrgegaan, nl. een beroep te doen op de Brit-
sche Regeerin’g om een internationale Conferentie te

beleggen met •het doel de verschillende reeds ‘opge-
stelde rationalisatieplannen te onderzoeken en ten-
slotte een definitief plan, aanvaardbaar zoowel voor ‘de Regeeringen als voor •de scheepvaart, aan te ne-

men.
• De ‘erkenning, dat in deze van Engeland de leiding
behoort uit te gaan, is dus algemeen. De Scan’dina-
vische landen en Nederland, ofschoon tezamen een

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

601

tonnage van 9.700.000 B.R.T. of 14,3 pOt. der wereld-
vloot vertegenwoordigende, vormen een te geringe
en te weinig invloedrijke macht om los van Engeland
iets te kunnen ondernemen. Met het wachten op een
initiatief is ondertusschen kostbare tijd verloren ge-
gaan; reeds zijn onherstelbare verliezen door de
scheepvaart geleden, in de eerste plaats natuurlijk in
•de landen, die den gouden standaard handhaaf’den,
doch op den duur evenzeer in de landen met gedepre-
ciëerde valuta.
Naast de ,,klassieke” landen op gebied van scheep-
vaartprotectie (Frankrijk, Italië, Ver. Staten, Japan)
zagen ook de goudlanden (Nederland) of quasi-goud-
landen (Duitschland) zich gedwongen •hun reederijen,
•die aan de valuta-concurrentie dreigden ten onder te
gaan, te hulp te komen. Meer dan lapmiddelen kun-
nen deze maatregelen echter niet zijn, het bedoelde
effect wordt bovendien telkens weer bedorven door
verderstrekkende steunverleeningen in andere landen.
Van internationaal standpunt bezien, kan er dan ook
geen twijfel over bestaan of het niet beter ware den
hopeloozen strijd in valuta- en subsidieconcurrentie,
die misschien tijdelijk eenig voordeel kan bieden, doch
langzaam maar zeker het weerstandsvermogen van
ieder bedrijf ondermijnt, te vermijden door een geor-
ganiseerde internationale samenwerking.
Een theoretisch inzicht heeft evenwel weinig waar-
de, indien het niet in de praktijk gedeeld wordt en
•daarop zijn ‘de vooruitzichten nog onzeker. Van een
groote genei’gd’heid tot samenwerking hebben de Scan-
•dinavische landen en Nederland blijk gegeven. Ook
Duitschiand gaat in deze richting mede, zoo heeft on-
langs Staatsraad Lindemaun, Voorzitter van den
Raad van Beheer van de Noord-Duitsche L]oyd, een
internationale conferentie bepleit, welke de aanpas-
sing van vraag en aanbod in tonnage zou moeten re-
gelen, de vermindering van subsidies, afspraken ter
onderlinge verdeeling van vaargebieden, herziening
van vracht- en passagetarieven en sluiting van verrei-
kende poolovereenkomsten. In denzelfden geest sprak
zich Staatraad Heifferich, Voorzitter van den Raad
van Beheer van de Hamburg-Amerika Lijn, onlangs
bij het openen der algemeene vergadering uit. Tegen-
over het beginsel van ,,survival ‘of ‘the fittest” stelde
hij het ,,leven en laten leven” niet op grondslag van
een, geen ruimte voor particulier initiatief latende,
,,Planwirtschaft”, ‘doch gegrondvest op een beheerscht,
planmatig handelen, dat op scheepvaartgebied slechts
door internationale samenwerking te verwezenlijken
is. In overeenstemming met deze opvattingen heeft
de Duitsche Regeering dan ook kort geleden een
soortgelijke bereidverklaring als de Scandinavische en
Nederlandsche Regeeringen tegenover de Britsche af-
gelegd.

Onzekere houding van Frankrijk, Italië en de Ver.
Staten.

Frankrijk en Italië blijven een gereserveerde hou-
ding aannemen. Wel is vooral van Fransche zijde bij
verschillende gelegenheden van sympathie voor inter-
nationaal overleg gebleken, doch ‘deze gaat nooit zoo-
ver, dat men afstand zou willen doen van de ‘besher-
ming, •die ‘de nationale scheepvaart geniet of alsnog hoopt te verkrijgen. In Frankrijk zijn de gemoederen
thans in beslag genomen door de parlementaire be-handeling van het ‘wetsontwerp Tasso, hetwelk be-
oogt in een ingewikkeld stelsel van ‘gage-toeslagen en tonna’gegelden, waarbij rekening wordt gehouden met
de grootte en de snelheid van het schip, ‘de z.g. ,,vrje”
scheepvaart (d.w.z. de tot dusver niet ‘gesubsi’diëer.de
reederjen, welke pl.m. 80 pOt. der Fransche handels-
vl’oot vormen) een steun van pl.m. 150 m’illioen frs.
te ver.leenen.
Een onzekere factor is ook de houding van ‘de Ame-
rikanen. Vervanging van de tot ver in de millioenen
loopende mailvergoedingen, welke blijkens ‘de in den afgeloopen winter door den Senaat gehouden enquête

tot zoo ernstige misbruiken hebben aanleiding gege-
ven, door rechtstreeksche subsidies ‘is in voorberei-
ding. Veel stof is opgewaaid over voornemens om te bepalen, ‘dat het vervoer van producten, waarvan de
uitvoer van staa’tswege wordt gefinancierd, met Ame-
rikaansche schepen dient te geschieden en over een
wetsontwerp voorschrjvende, ‘dat 50 püt. van het ver-
voer van goederen, die ingevol’ge ‘handelsverdragen
gesloten met vreemde landen worden in- of uitge-
v’oerd, onder Amerikaansche vlag moet plaats vinden.
Voor zoover bekend, hebben Congres en President hun
goedkeuring nog niet aan deze voorgestelde maatre-
gelen ‘gehecht.
Grooten strijd is in scheepvaartkringen ook ge-
voerd over de invoering van een code voor de scheep-
vaart op grond van ‘de Nati’onal Industrial Recovery Act. Behalve regeling van arbei’dsaangelegenheden,
zat hierbij van Amerikaansohe zijde ook de bedoeling voor de internationale concurrentie aan banden te leg-
gen ‘door aan de Oode-autoritei-ten de bevoegdhei’d te
geven voor te schrijven het aantal en de tonnenmaat
van de vreemde sc’hepen, welke in Amerikaansche ha-
vens mogen worden toegelaten en de vrachtprijzen,
welke zij moeten ‘boeken voor het vervoer van passa-
giers en ‘goederen. Vanzelfsprekend rees tegen deze
krampachti’ge poging van een land, om niet slechts
het nationale, ‘doch ‘ook het internationale scheep-
vaartbedrjf te ordenen, ernstig verzet. In ‘het bijzon-
der de trampvaart op Amerikaansche havens voelde
zich bedreigd, terwijl het de lijnen meer te doen was
om grootere zeggingschap en meerdere soepelheid te verkrijgen. Na eindelooze beraadslagingen en na op-
stelling van tallooze nieuwe ontwerpen is het resul-
taat ‘tenslotte geweest, ‘dat kort ‘geleden Presi’dent
Roosevelt geweigerd heeft ‘de eindelijk aan hem voor-
gelegde code te onderteekenen.

Welke hou’ding de Amerikaansche scheepvaart
tegenover ‘de gedachte van internationale samenwer-
king aanneemt, valt – gezien de onberekenbaarhei’d
van de huidige Amerikaansc’he politiek – niet te
zeggen. Mits aan de Amerikaansche tonnage een
,,fair” aandeel wordt gegeven in de verschillende
vaarten en geen eischen tot opheffing van subsidies
of dergelijke worden ‘gesteld, zou wellicht meer me-
dewerking te verkrijgen zijn dan het zich thans nog
laat aanzien. Een initiatief van Amerikaansche zijde
is echter – het is onlangs uitdrukkelijk verklaard –
niet te verwachten.

Steun aan de Engelsche scheepvaart.

Hoe men de zaak ook beziet, de sleutel voor een op-
lossin’g van ‘het probleem is slechts in Engeland te
vinden. Daarom is ‘de verklaring, ‘die de Britsche Re-
geering vorige week ‘heeft afgelegd, zoo belangrijk.
Blijkens ‘de rede van Runciman, uitgesproken op
3 Juli ji. in het La’gerhuis, heeft de Regeerin’g haar
standpunt als volgt bepaald:
Daar de Britsche scheepvaart ,,unfaire” concur-
rentie ondervindt, ontstaan en gehandhaafd dooi sub-
sidies van vreemde Regeerin’gen, ‘heeft zij aanspraak
op Regeeringshulp, indien zij niet in staat is zich-
zelf met succes te verdedi’gen.

De passagiers- en de vrach

tljnreederjeii zijn
tot zekere hoogte door conference-arrangementen in
staat zichzelf te beschermen, ofschoon het noodig kan zijn, ‘dat van Regeeringswege speciale maatregelen in

bepaalde vaarten worden ‘genomen. (Blijkbaar wordt
‘hier ‘gedoeld op ‘de scherpe concurrentie, welke van
gesubsidieerde buitenlan’dsche lijnen ondervonden
wordt in de vaart ‘op deelen van het Britsche Rijk,
zooals Australië, Nieuw Zeeland en Zuid-Afrika.
Voor eenigen tijd ging het gerucht, ‘dat in dergelijke
vaarten ,,vechtsubsi’dies” verleend zouden worden.)
Ten aanzien van de tankvaart, kustvaart en
korte lijnvaart worden voor het oogenhlik geen spe-
ciale maatregelen voorgesteld.
Ter verdediging van cle trampvaart, verklaart de

602

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1934

Regeering – het oorspronkelijk subsidievoorstel van
de trmpreeders afwijzend – zich bereid een bedrag
van £ 2 millioen voor één jaar ter beschikking van
dezen tak van bedrijf te stellen op voorwaarde even
wel, dat de reeders een naar het oordeel der Regee-
ring bevredigende regeling treffen, welke
(a)
zooveel

mogelijk voorkomt, dat de subsidie te loor gaat door
onderlinge concurrentie van massaal-goed-vervoeren-

•de Britsche schepen en
(b)
er toe strekt ‘de Bri’tsche

trarnpvioot meer emplooi te verschaffen ten koste van de vreemde gesubsidieerde scheepvaart. Voorts wordt
als voorwaarde ‘gesteld, dat de, reeders bij ‘hun be-
‘drijfsgenooten in andere landen aandringen op het
samenstellen van een plan tot verkrijging van even-
wicht tusschen vraag en aanbod van tonnage, ‘opdat
de vrachten weer tot een loonend peil kunnen stijgen.
De Regeering zal haar pogingen voortzetten tot

internationaal overleg met het doel het scheepvaart-
bedrijf weer op een economische basis te brengen,
eenerzijds •door internationale maatregelen tot af-
schaffing ‘of vermindering van subsidies, anderzijds
door plannen voor het opleggen en/of sloopen van
tonna’ge. De voorbereiding van dergelijke plannen zal
in ‘de eerste plaats moeten geschieden ‘door de reeders van de voornaamste zeevarende landen.
De Regeerinig blijft bereid – ondanks de van ree-
derszijde gemaakte ‘tegenwerpingen – financiëele
hulp op gunstige voorwaarden te verleenen voor het
sloopen van oude Britshe vrachtschepen en vervan-
ging van een ‘deel ‘der gesloopte tonnage door moder-
ne vrachtschepen, hetzij ‘door bouw ‘van nieuwe sche-
pen, hetzij door verbetering van ‘bestaande.
Steunmaatregelen in den vorm van reserveering
van de ,,inter Imperial trades”, vla’gbevoorrechting
van Britsche schepen ed., •die in verschillend opzicht
gevaarlijk zijn, zullen wellicht in een later stadium
overwogen moeten worden, wanneer ‘de andere maat-
regelen er niet toe leiden ‘de bedreiging van ‘de Brit-

sche handelsmarine te verminderen.
De reeders zullen met steun van importeurs en
verschepers een ruimer gebru’ik ‘van Britsche schepen
moeten bevorderen; zij zullen ook moeten trachten vrachtdaling door onderlinge concurrentie tegen te

g
aan en door meerdere samenwerking sterker front
moeten maken tegenover de concurrentie van het bui-

tenland.
Medewerking voor deze maatregelen zal worden
4

ingeroepen van ‘de Britsche Dominions en Indië.

Beoordeeling van dezen steun.
Deze verklaring, welke wij ‘in een negental punten hebben samengevat, maakt aan veel onzekerheid een
ein’de, ‘doch werpt ‘daarbij weer een aantal vragen en
moeilijkheden op, die niet ‘gemakkelijk op te lossen
zijn. De Britsche Regeering geeft eenerzijds blijk de
nationale koopvaardij te willen ‘beschermen tegen wat
zij als ,,aanvallen” van het ‘buitenland beschouwt, doch
anderzijds constructief te werk te willen gaan ‘door
internationaal
pogingen tot rationalisatie en beper-

king van het subsidie-systeem te bevorderen en
na-

tionaal
den steun afhankelijk te stellen van grootere
samenwerking tusschen de reeders onderling. Van dit
laatste heeft zij reeds een ‘voorbeeld gegeven ‘d’oor bij

de financiëele hulp voor den bouw van de nieuwe
70.000 ton Ounarder de voorafgaande fusie van de
groote transatlantische reederjen tot eisch te stellen.
Wat de ,,aanvalleu” van het buitenland betreft,
wekt het verwondering, dat ‘deze in het geding worden
‘gebracht bij de trampvaart en niet bij de ljuvaart, of-schoon in de meeste landen subsidie§ uitsluitend aan
lijnreedrijen worden gegeven. De trampvaart geniet

thans steun ‘in Duitschland en Italië en zal, als het
ontwerp-Tasso wet wordt, ook in Frankrijk gesubsi
dieerd worden, doch evenals ‘de bescheiden hulp, wel-
ke de ,,Benas” hier te’ lande verstrekt, worden ‘deze
maatregelen in de genoemde landen, die alle den
gouden standaard han’d.haaf’den, wel verre van ‘agres-
sief bedoeld te zijn, juist gemotiveerd als ‘verdedi’gin’g

tegen de valutadeprecia’tie van het ,,sterling-blok”. De monetaire kwestie, welke juist bij ‘de in an’dere
lan’den aan de trampvaart gegeven steun, allesbeheer-
schend is, wordt blijkbaar door den ‘heer Runciman
geheel over het hoofd gezien.
De subsidies, welke het ‘buitenland aan ljureede-
rijen geeft, worden ‘daarentegen veel meer ingegeven
‘door nati•onalisti’sche motieven en prestige-overwegin-
gen, dan ‘door ‘den wensch de expl’oitatievoorwaarden
met concurreerende schepen gelijk te maken; tegen
dit soort subsi’dies – welke ter ‘onderscheiding van de
vorige categorie dikwijls ,,’oneconomische” subsi’dies
genoemd worden – zou een Britsche actie veel eer-
der gerechtvaardigd zijn.

Van groot gewicht ‘is, ‘dat de Britsche Regeering
zich zeer stellig plaatst achter het streven naar inter-
nationale rationalisatie en de Engelsche reeders, op
wier oneeni’gheid en gebrek aan medewerking pogin-
gen ‘van andere landen in ‘dit opzicht steeds zijn ge-
stuit, ‘dwingt tot aaneensluitin’g en internationaal over-
leg, al is het ook hierbij zonderling, dat een subsidie
als lokvink voor internationale samenwerking in uit-
zicht wordt gesteld. Zullen de ‘buitenlan’dsche reeders
immers niet als eerste voorwaarde voor toetreding tot
een internationaal rationalisatieplan stellen, dat niet
aan één groep ‘deelnemers subsidies zullen worden
verschaft? Het is vooral deze d’ooreenmen’ging van
nationale en internationale politiek, welke den indruk
geeft van een hinken ‘op twee min of meer tegenstrj-
dige gedachten, ‘die men geen van beide los wil laten.

Veel zal intusschen afhangen van de actie, welke
thans door de reeders – want op hen legt ‘de Brit-
sche Regeeririg een groot deel van ‘de uitvoering –
ontwikkeld zal worden. Men weet zich ‘t’hans van posi-
tieve steun èn van bedreiging der Britsche Regeering
verzekerd en het mag dus verwacht worden, ‘dat, in-
dien de zeevarende landen rondom één tafel plaats
nemen, overeenstemming over een rationalisatieplan,
niet uitgesloten behoeft te worden geacht.

Internationale overeenkomsten op scheepvaart ge-
bied.

Reed’s zijn op beperkt gebied plannen met een.der-
gelijk doel ten uitvoer ‘gebracht. Wij ‘doelen hier in
de eerste plaats op ‘de voor eenigen tijd tot stand ge-
komen vorming van• een internationale tankerpool,
welke was voorbereid door een internationale commis-
sie ‘onder leiding van den heer II. T. Schierwater. Op
grondslag van ‘dit z.g. Schierwaterplan is opgericht
een internationale ‘Organisatie van tankreeders,
waarvan de leden in een ‘gemeenschappelijk fond’s een
percentage storten van alle vrachtinkomsten ontvan-
gen op charters afgesloten nadat ‘het plan in werking is getreden. De opbrengst ‘dezer ‘bijdragen zullen, na
aftrek van •de noodzakelijke onkosten, verdeeld wor-
den over de opgelegde schepen, waardoor reeders er
toe worden bewogen geen verliesgevende vrachten te
aanvaarden. Het plan is dus zeer eenvoudig gehou-
den: geen minimumvrachten worden vastgesteld, ‘geen
dwang tot varen of opleggen. Iedere reeder behou’dt
zijn onafhankelijkheid en is vrij naar eigen goeddun-
ken over zijn schepen te beschikken. Het plan is, na-
dat vrijwel alle reeders van tankschepen in Europa
waren toegetreden, op 4 Mei 1934 in werking ‘getre-
‘den. De ‘omstandigheden voor een
dergelijk
plan wa-
ren in deze vaart gunstig, omdat men te doen heeft
met schepen, ‘die slechts voor één speciaal vervoer
•geschikt zijn en de marktpositie ‘dus gemakkelijk te
overzien is, terwijl de medewerking van de groote
machtige ‘olieconcerns van niet te onderschatten in-

vloed is gebleken.

In de tweede plaats i’s te wijzen op de samenwer-king, welke tot stand is gekomen tusschen reeders in
de houtvaart op de Oost- en Witte Zee onder den
naam ,,Norwooder” (Shipowners Northern Woodtrade
Corporation). Ook dit plan berust op een stelsel van
bijdragen van de varende schepen, welke ten goede

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

603

zullen komen aan de opgelegde schepen, een en an-
der met het doel de vrachten te doen stijgen. Tot
dusver omvat de Norwooder circa 70.000 standards,

toehehoorend aan reeders van Denemarken, Noorwe-
gen, Zweden, Finland, Estiand en Duitschlan’d.
Nu de Britsche Regee.ring eindelijk haar ,,wait and
see” politiek heeft opgegeven, mogen verdere stap-pen op het gebied van internationale samenwerking
in ‘de scheepvaart worden verwacht. Ongetwijfeld zal
men hierbij op groote moeilijkheden stuiten, doch –
naar het woord van een vooraanstaand Engelsch ree-

der – de noodzaak om deze moeilijkheden te over-

winnen is niet minder groot.
H. E. SCF1EFFER.

DE POSITIE VAN DE NEDERLANDSCHE

HANDELSBALANS.

(Onze volkshuishouding leert haar reserves ‘in.)

Het is van algemeene bekendheid, dat de Neder-
landsche handelsbalans regelmatig passief is. Wij koo-
pen steeds voor een grooter bedrag in het buiten-
land dan waarvoor buitenlanders in ons land koopen. Op zichzelf geeft deze omstandigheid geen reden tot
ee.uige bezorgdheid. Een passieve handelsbalans is in
het geheel geen ongunstig verschijnsel. Den laatsten

tijd begint men zich echter ongerust te maken over
het feit, dat •onze handelsbalans voortdurend passie-
ver wordt. In 1929 werd nog 72.3 pOt. der waarde
van den Nederlandschen invoer gedekt door uitvoer;
in 1933 was •dit slechts 60 pOt. In de 2 jaren, die
aan 1929 voorafgingen, was het dekkingspercentage
nog hooger, maar aangezien wij in de hierolgende
berekeningen steeds het jaar 1929 als basis hebben
genomen, nemen wij ook thans dit jaar als ‘uitgangs-
punt en laten hieronder volgen een opgave van •de
dekkingspercentages gedurende de laatste vijf jaren
(zonder in- en uitvoer van goud en zilveren munt en

muutmateriaal):
Percentage

Ïnvoersa.ldo
1929 ……..72.3

f 762.867.000
1930 ……..71.1

,, 699.376.000
1931 ……..69.3

,, 580.919.000
1932 ……..65.1

,, 453.299.000
1933 ……..60.0

,,’ 483.585.000

De daling van het dekkingspercentage houdt niet
in, dat het bedrag, dat wij de laatste jaren in het bui-
tenland meer besteed hebben dâ’ li&t ‘buitenland in
ons land besteedde, gedurende deze jaren is gestegen.
Het tegendeel is gedurende de eerste vier van deze
reeks van jaren het geval geweest. Bij de algemeene daling van de waarde der internationale handelsom-
zetten daalde toen de waarde van ons invoersaldo
ook. In 1933 is de waarde van het invoersaldo echter
gestegen, zooals uit het bovenstaande blijkt.
Even algemeen bekend als het feit, dat ons land
voortdurend een invoersaldo heeft, is het feit, dat wij
ons dat alleen kunnen permitteeren, doordat wij aan
het buitenland diensten presteeren, waarvan de waar-
de met dit invoersaldo overeenkomt. Dat moet na-
tuurlijk het geval zijn, aangezien wij anders het sur-
plus aan ingevoerde goederen niet zouden kunnen betalen. Inlichtingen omtrent de wijze, waarop dit
geschiedt, moet de Nederlandsche betalingsbalans op-
leveren.
Sedert een aantal jaren verzamelt •het Centraal
Bureau voor ‘de Statistiek gegevens om deze beta-
lingsbalans op te stellen. Reeds v66r den oorlog heeft
het Institut International de Statistique zich met
het vraagstuk van de betalingsbalans beziggehouden,
maar eerst na den oorlog werd dit ‘onder invloed van
economische moeilijkheden en van de problemen, die
zich voordeden ten aanzien van herstelbetalingen en
valutastabilisatie van practische betekenis. Vroeger
leefden de volkeren als onverantwoordelijke lieden,
die zich geen rekenschap gaven van de bronnen hun-
ner inkomsten, en uitgaven ‘deden zooveel als zij
maar ‘noodig achtten, zonder er een goede boekhou-

ding op na te houden. Telkens wanneer ‘de uitgaven
cle inkomsten overtroffen, werd ‘door middel van
crediet daarin voorzien. De internationale crediet-
markt stelde dat in ruime mate beschikbaar. Thans bleek echter, ‘dat het noodig was den oorsprong en de bestemming der’ gelden nauwkeurig na te gaan.
Natuurlijk was dit in de allereerste plaats het ‘geval
in landen, die meer in ‘het bijzonder met herstelbeta-
lingen en valutamoeiljkheden te kampen hadden,
maar in andere landen werd de wenschelijkheid van
een onderzoek naar cle betalingsbalans op den duur
eveneens ingezien.
liet Centraal Bureau voor de Statistiek, dat, zoo-
als gezegd, zich in ons land met het opstellen der
betalingsbalans bezig houd t, publiceerde hieromtrent
voor het eerst gegevens in 1929, welke gegevens op ‘de jaren 1926 en 1927 betrekking hadden. Deze pu-
blicatie is later regelmatig herhaald, waarbij de ge-
gevens telkens v’ollediger werden. Daarbij werd ech-
ter ook eenige malen de indeeling der posten gewij-
zigd, zondat het bezwaarlijk is de afgeloopen jaren
goed met elkander te vergelijken.
Het is dan ook slechts onder voorbehoud, dat op
grond van deze gegevens medegedeeld. kan worden, ‘dat ons land gedurende de jaren 1929 tot 1932 (over
1933 is nog niets gepubliceerd) de volgende bedragen
uit het ‘buitenland’ ontving (in millioenen guldens):

1929 1930 1931 1932
aan rente en dividend

319

305

116

91

diensten’) ………….
196

231

177

120

diversen
2)
.
38

73

67

56

553

609

360 267

Scheepvaart, havenrecht, reparatie.
Baukeommissie, ontvangsten en uitgaven PTT., In-
dische pensioenen.

Bovenstaande posten, die de saldi zijn van ont-
vangsten en uitgaven, zijn ‘de laatste jaren sterk in-
gekrompen. De oorzaken hiervan, het niet betalen
van rente en dividend van buite.nlandsche effecten en
de malaise in ‘de scheepvaart, zijn te zeer bekend, ‘dan
dat hierover thans gesproken behoeft te worden.
Verder valt. ‘bij de beschouwing van deze cijfers op,
dat het invoersal’do der handelsbalans, dat in de jaren
1929-1932 resp. bedroeg 763, 699, 581 en 453 mil-
lioen ‘gulden, in geen van ‘deze jaren werd gedekt door
betalingen uit het buitenland uit hoofde van rente,
diensten enz. De mogelijkheid bestaat, ‘dat de opgaven
hiervan niet geheel volledig zijn, maar de verschillen
zijn te groot om de oorzaak ervan alleen ‘daarin te
zôeken. Er blijft dus een belangrijk deficit. In de
jaren 1929 en 1930 werd dit voor een klein gedeelte
gedekt door gouduitvoer. Het uitvoersaldo van goud
en zilvëren munt en muntmateriaal bedroeg in die
jaren resp. 28 en 20 m’illioen gulden. In •de jaren
1931 en 1932 toonde deze post echter een belangrijk
inv’oersaldo, nl. resp. 493 en 292 millioen gulden,
zoodat toen het deficit nog grooter werd.
De beteekenis van dezen goud’invoer voor het
regelmatige handelsverkeer mag intusschen niet over-
schat worden. Monetaire oorzaken leidden er juist in
deze jaren toe het goud, dat voor Nederlandsche reke-
ning in het buitenland lag, te doen repa’trieeren. Ver-
der werden ook ‘belangrijke posten h’ier voor bui-
tenlan’dsche rekening gedeponeerd. Deze goudver-
plaatsing over onze grenzen geschiedde ‘dus niet om
goederen, welke wij uitvoerden, te betalen.
Een verklaring van het verschil tusschen het Ne-
derlandsche invoersaldo en ‘het bedrag, dat wij uit
het buitenland ontvingen als opbrengst ‘der ‘beleggin-
gen en voor het presteeren van ‘diensten, moet wor-
den gezocht in het kapitaalverkeer. Het bedrag aan
vorderingen van ‘ons land op het buitenland op lan-gen en korten termijn is de laatste jaren verminderd
en op’ die wijze is een deel van onzen goedereninvoer betaald. Zooals hierboven reeds werd opgemerkt, zijn
‘de cijfers van ‘de betalingsbalans over 1933 nog niet
bekend, maar ‘deze zuilen in geen geval hoogere ont-

604

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1934

vangsten aangeven dan die over 1932, zoodat het in-
voersaldo van dat jaar ad 483 millioen gulden zeker
voor circa 50 pOt. betaald moet zijn door verminde-
ring van credieten aan het buitenland. Wel overtrof
in 1933 de uitvoer van goud den invoer daarvan met 163 milli’oen gulden, maar deze transacties coinpen-
seeren ten deele den goudinvoer van de voorafgaande
jaren en moeten dan ook als niet verricht ter beta-
ling van ingevoerde goederen buiten beschouwing ge-

laten worden.
Uit dezen gang van zaken blijkt, dat de positie van

Nederland als ,,crediteur-natie” gedurende de laatste
jaren zwakker is geworden en hieruit volgt, dat de
bedragen, die wij in de toekomst uit het buitenland
zullen ontvangen als opbrengst der beleggingen nog
meer zullen verminderen. Op zichzelf wijst dit nog
niet op interen van vermogen. De mogelijkheid zou

bestaan, ‘dat de credieten, welke door het buitenland
werden afgelost of die daaruit teruggetrokken wer-
den, in ons eigen land opnieuw werden uitgezet. Het

door middel van de vrijgekomen bedragen betaalde
invoersaldo zou dan hebben moeten bestaan uit kapi-
taalgoederen, die bij de binnenla’ndsche investeerin-

gen noodig waren.
Deze veronderstelling wordt echter door de feiten
niet bevestigd. Er is de laatste jaren op de crediet-
markt geen toegenomen neiging te bespeuren om ka-
pitaal beschikbaar te stellen voor de oprichting van
nieuwe ondernemingen. Ook wijzen de afzonderlijke
posten van de invoerstatistiek er niet op, dat de uit
het buitenland teruggetrokken kapitalen werden ge-
bruikt om een verhoogden invoer van kapitaalgoede-

ren te financieren.
Fabrieks-, landbouw-,
Invoer van:

kracht- en arbeidswerk-
IJzer, staal en werken daarvan

tuigen, toestellen, enz.
gewicht

waarde

gewicht

waarde
ton

ton

1929 . 1.396.460 ‘f 178.441.000

172.901 f 164.997.000
1930 . 1.1.95.227

149.321.000

161.563 ,, 157.053.000
1931 .

994.256 ,, 106.357.000

115.842

111.819.000
1932 .

726.133 ,, 63.364.000

79.741 ,, 72.070.000
1933 .

801.567 ,, 69.131.000

80.659 ,, 70.775.000

Zooals men ziet wijzen deze posten juist op een
sterke daling van den invoer van kapitaalgoederen.
De lichte verbetering in 1933 ten opzichte van 1932
(ten aanzien van werktuigen en toestellen alleen voor wat betreft het gewicht), moet worden toegeschreven
aan eenige conjunctuurverbetering en aan het
feit, dat gedurende •de laatste jaren slechts het aller-
noodigste is aangeschaft voor vervanging van ver-
sleten machines ed.; ‘de hierdoor ontstane achter-
stand heeft tot iets verhoogde aankoopen in 1933

geleid.
Er is dus wel degelijk reden tot de conclusie, dat het
hooge invoersaldo onzer handelsbalans de beteekenis

heeft van het mieren van vermogen.
Dit is o.a. reeds

in het najaar van 1931 ter sprake gebracht in het af-
deelin’gsonderzoek van •de Tweede Kamer betreffende
de Crisisinvoerwet. In zijn Memorie van Antwoord
schreef toen Minister Verschuur naar aanleiding van
in het Voorloopig Verslag gemaakte opmerkingen,
dat met het oog op de betalingsbalans een invoerbe- perking noodig kon blijken van artikelen, welke hier
te lande niet werden vervaardigd. De Minister had
daarbij ‘het oog op weelde artikelen en bracht een wij-
ziging aan in de considerans van ‘de wet, welke hier op neer kwam, dat in ‘het algemeen maatregelen ge-
nomen kon’den worden tegen overmatigen invoer van
goederen uit het ‘buitenland en niet uitsluitend wan-
neer dat ‘geschiedde zooals oorspronkelijk was voor-
gesteld, Ier bescherming van de Nederlandsche markt.

De contingenteeringspolitiek van ‘dê regeeri’ng heeft
zich echter tot nu toe beperkt tot het ‘nemen van

maatregelen om overmatigen invoer tegen te gaan
van artikelen, die hier wel worden vervaardigd.
Een ‘beschouwing van de cijfers van de Nederland-sche handelsbalans geeft niet alleen aanleiding tot be-

zorgdheid, omdat het invoersald’o zoo overmatig is,
maar ook omdat er reden is tot de veronderstelling,
dat de prijzen van de goederen, die wij uitvoeren ster-
ker gedaald zijn dan die van ‘de goederen, welke wij
invoeren. De voet, waarop wij met het buitenland
ruilen, zou .dus ongunstiger geworden zijn. Tot deze
veronderstelling komt men na ‘berekening van de ge-
mi’ddelde waarde per ton in- en uitgevoerde goede-
ren. Er is aan zulk een berekening natuurlijk het be-

zwaar verbonden, dat in ‘den loop der jaren verschui-vingen in de goederensoorten, waarvan sommige een
groote waarde aan een gering gewicht paren, terwijl
bij andere het omgekeerde het geval is, kunnen heb-
ben plaats gevonden, waardoor wordt veroorzaakt, dat
door deze berekeningen een verkeerd beeld wordt ver-
kregen. Wij hebben ons echter aan deze ‘berekening
gewaagd en het resultaat volgt hieronder in een over-
zicht van den Nederlandschen in- en uitvoer naar ge-
wicht en waarde, waarbij is gevoegd de gemiddelde
waarde per ton gewicht; bovendien is dit laatste voor
elk jaar uitgedrukt in percenten van de gemiddelde

waarde in 1929:
Invoer.
Waarde

Waarde in idem in
Gewicht ton

1000 Gulden

gid. per ton
O(
v. 1929
1929 . . . .

30.988.919

2.752.298

88.82

100
1930 . . . .

31.394.407

2.418.255

77.03

86.7
1931 . . . .

29.989.928

1.892.733

63.30

71.3
1932 . . . .

24.588.546

1.299.427

52.85

59.5
1933 . . . .

24.081.373

1.209.229

50.21

56.5

Uitvoer.
1929 . . . .

16.301.16

1.909.431

122.04

100
1930 . . . .

16.605.792

1.718.880

103.51

84.8
1931 . . . .

16.819.066

1.311.814

78.00

63.9
1932 . . . .

13.992.086

846.128

60.47

49.5
1933 . . . .

12.768.085

725.644

56.83

46.6

Zooals men uit de zoo ‘berekende ,,in’decijfers” ziet,
is ‘de gemiddelde waarde van onzen uitvoer heel wat
sterker gedaal’d dan ‘de gemiddelde waarde van onzen
invoer. Ter vergelijking vermelden wij hier nog de
in.dexcijfers van groothandeisprjzen, welke door het
Centraal Bureau voor de Statistiek zijn berekend en
die als volgt luiden:
1913 = 100

1929 = 100
1929 ………..142

100
1930 ………..117

82
1931

………..97

68
1932 ………..79

56
1933

………..74

52

Vrij regelmatig liggen deze cijfers tusschen de hier-
boven berekende in’dexcijfers van de waarde van onzen
in- en uitvoer in.
Wat is nu ‘de oorzaak van het ongunstiger worden
van den voet, waarop wij met het buitenland goéderen
ruilen? Deze oorzaak zal in de eerste plaats gezocht
moeten worden in ‘de den laatsten tijd in toenemende
mate over de geheele wereld ‘gevoerde handelspolitiek,
die ‘den internationalen goederenruil steeds grooter
belemmeringen in den weg legt. Deze belemmeringen
toch hebben de neiging de opbrengst van de produc-
ten voor den producent te verlagen. Om te .kunnen
blijven verkoopen is de producent gedwongen een be-
langrijk deel van ‘de geheven invoerrechten voor zijn
rekening te nemen. Ook gingen verschillende mark-
ten geheel of voor een groot deel verloren, zoodat
minder gunstig gelegen markten moesten worden op-
gezocht, wat tot hoogere vrachtkosten aanleiding gaf,
die ook door ‘de producenten moesten worden betaald.
Onze exportbedrijven ‘hebben hiervan den invloed ten volle ondervonden. Aangezien in ons land ‘de in-
voer echter minder sterk is belemmerd dan elders,
is deze invloed op ‘de prijzen der goederen, die wij
importeeren, ook minder sterk geweest.
Een andere oorzaak ligt in de constellatie van het
bedrijfsleven. Wat wij uitvoeren zijn de producten
van landbouw, tuinbouw en veeteelt, bronnen van be-
staan, die men tegenwoordig overal beschermt, zoo-dat ‘de prijzen dezer producten sterk moesten ‘dalen,
verder nijverheidsproduoten, die ook een gevoelige

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

605

daling ‘on’dergingen, omdat bij den verkoop ervan met
de geheele wereld geconcurreerd moest worden. Onder
de nijverheidsproducten, die wij invoeren, zijn er naar
verhouding veel meer, die een betrekkelijke monopo-
liepositie hebben, doordat zij in ons land in het ge-
heel niet en in het buitenland door sterk gekartel-
leerde bedrijven worden vervaardigd. Wij denken
daarbij aan verschillende eindproducten en haiffa’bri-
katen, die in de ijzer- en staalindustrie en door de
chemische nijverheid worden voortgebracht. De prij-
zen daarvan zijn in het algemeen niet zoo sterk ge-
daald.

Daarbij komt nog, dat de buiteulandsche fabrikan-
ten van verschillende artikelen ‘bij hun prijspolitiek
een dankbaar gdbruik konden maken van het relatief
hooge prijsniveau, •dat in ons land heerscht o.a. als
gevolg van het handhaven van de goudwaarde van
onze munteenheid.
Het beantwoorden van de vraag, wat er gedaan kan
worden teneinde onzen ruilvoet met het buitenland,
weer gunstiger te doen worden, valt buiten.’het kader
van dit artikel. Wij willen er slechts op wijzen, dat,
aangezien de oorzaak der verslechtering mede op het gebied der han’delspolitiek moet worden gezocht, ge-
tracht kan worden in die richting iets te doen. Wan-
neer door middel van handelsovereenkomsten buiten-
lau’dsche tarieven kunnen wordén verlaagd en verlo-
ren markten teruggewonnen kunnen worden, dan zal
dat stellig helpen. De Nederland sche regeering heeft
iii haar handelspolitiek arsenaal instrumenten, die bij
onderhandelingen kunnen worden gebruikt.
Belangrijker resultaten zouden evenwel verkregen
worden, wanneer men hier te lande tot productie of
tot vermeerderde productie zou overgaan van artike-
len, waarvoor ‘het buitenland thans nog een betrekke-
lijk hoogén prijs kan bedingen. Hiertoe behooren o.a.
de artikelen, die door gekartelleerde bedrijven worden
vervaardigd en waarop wij hierboven doelden. Uit-
brei’ding van de Nederlandsche industrie is echter een opgave, waarmee een geheele reeks van vraagstukken
samenhangt. J.
W. F. SLIGTING.

DE CONVERSIE-POLITIEK DER HUIDIGE REGEERING.’

Dat in dezen tijd het regeeren een hoogst ondank-
bare taak is, is eene bewering, welke geen tegenspraak
zal ondervinden. Het ondankbare vloeit voort uit de
huidige geestesgesteldhei.d, welke, gevoed door eene
algemeene ontevredenheid, alleen oog sc’hijnt te heb-
ben voor ‘datgene, waarop critiek kan worden uitge-
oefend, doch waarbij geen plaats is voor waardeering
van ‘de waarlijk goede dingen, welke tot stand worden
‘gebracht.

Wanneer men een blik werpt op onderstaand staat-
je, zal menigeen zich afvragen, waaraan de hieruit
sprekende merkwaardige ontwikkeling is toe te schrij-
ven.
26
Mei
1933 3
Juli
1934
4
0
1
0
Nederland
1931……..
98
0
/0
1013f
0
10
4W
o/o

Ned.-Indie ……….
87
0
/0
4 01
0
Rotterdam

……….
83 olo
96
4 01

Rotterd. ilyp. Bank
.

86
0
/0
97
414
o,’

Mag. de Bijenkort
.

94 ol
o

102

Inderdaad merkwaardig, indien men er zich reken-
schap van geeft, dat ‘de groote verbetering van het
staatscrediet heeft plaats gevonden in een tijdperk,
waarin de economische toestand, zoowel nationaal als
internationaal, steeds verder achteruitging, totdat
uiteindelijk, nationaal althans eenigermate een even-
wicht werd ‘bereikt, op ‘het laagste, tot ‘heden gekende
peil.

Dientengevolge waren ook ‘de zuiver financiëele om-
standigheden allesbehalve .gunstig: nog steeds geen
sluitende begrootingen, waarbij speciaal Indië en en-
kele groote gemeenten met tekorten, waarvoor men
voorshands geen ‘dekking weet te vinden; belastingen,
welke zoodanig zijn opgevderd, dat ze de koopkracht
sterk vermija’deren en ‘de kapitaalvorming aantasten.
En on’danksdit alles…. een herstel van het over-
heidscrediet. Met zou op het eerste gezich’t aan wou-
deren ‘gaan gelooven, ‘doch het is geen toeval, dat het
herstel is ingetreden nâ het optreden van het mini-
sterie Colijn op 26 Mei 1933. Het mag wel eens ge-
zegd worden, dat ‘de ,,redding van ons overheidscre-
‘diet” niet zoo maar uit de lucht ‘is komen vallen, doch
slechts te danken ‘is aan het d’oelbewuste ingrijpen van
‘de nieuwe regeering.

In ‘de N.R.C. van 21 Jan. 1933 ‘hebben wij de
aandacht gevestigd op het ongunsti’ge verschijnsel van
de hooge rente, waartegen sommige gemeenten leenin-
gen aan’gingen. Veel beter was toen de toestand in
Engeland, dat ons den weg gewezen ‘had, doch onze
toenmalige regeering bleek niet in staat, het goede
voorbeeld na te volgen. In verband met de verschijn-
selen, welke thans in ons land waarneembaar zijn, ver-oorloven wij ons de volgende passage uit genoemd ar-
tikel te citeeren:

,,In Engeland tracht men ‘den kapitaaistroom in de
juiste ‘bedding te leiden; men geeft slechts richting
aan ‘de ‘groote hoeveelheid beschikbare middelen, zoo-
dat het algemeen landsbelang ‘op ‘de beste wijze wordt
gediend. De politiek is geslaagd en ‘de gevolgen zijn buitengewoon belangrijk. Het goedkoope Engelsche

staatscrediet is van verreiken’den invloed geweest op
de rente, welke toekomstige geldnemers hebben te be-
talen. Het rentepeil ‘in het geheele land wordt door
het staatscrediet be’heerscht. Elke gemeente, particu-
liere ‘onderneming zal de vruchten plukken van de
leiding, welke de regeering heeft gegeven. Het pad is
door de voortrekkers geëffend.”

Het is tenslotte het ministerie Colijn geweest, dat
de daad verrichtte, waarnaar wij zoo langen tijd tever-geef s hadden uitgezien. De Nederlandsche couversies
zijn meesterlijk uitgev’oerd en Indië werd op dezelfde
grootscheepscbe wijze in de actie betrokken.
De inwerking van het verbeterde staatscrediet op
den geheelen financiëelen toestand doet zich thans
allerwege krachtig gelden: niettegenstaande ‘de hoogst
onbevredigende situatie op ‘de markt voor onroerende goederen stijgen de koersen der pandbrieven; ‘de obli-gaties ‘der gemeente Rotterdam bereikten een ‘belang-
rijk ‘ho’oger koersniveau, ondanks ‘ongedekt begroo-
tingstekort en niet nakoming van goudverplichtin-
gen; provincies, ‘gemeenten, particuliere ‘ondernemin-
gen haasten zich, het goede voorbeeld van ‘de regee-
ring te volgen en hun rentelasten te verminderen.
Inderdaad, het pad is ‘door de voortrekkers ‘geëffend,
en ‘de door de regeering gemobiliseerde krachten blij-ken zelfs sterk genoeg, om de tegenwerkende factoren
te overwinnen.

Men zal ‘goed doen, de beteekenis van ‘de geschet-
ste ontwikkeling, ‘op de juiste waarde te schatten. Wij
zijn van meening, ‘dat ‘deze gang van zaken
in elk ge-
val
noodig was. Het is een wapen in den strijd en wel een onmisbaar wapen. Men kan veilig aannemen, dat
wij zonder ‘dit wapen ‘den strijd zeker zouden hebben
verloren, doch dat het alleen reeds voldoende zou
z,ijn, om ons te doen zegevieren, moet worden ontkend.
De vorige regeering scheen niet te vermoeden, dat
het nog eens t’ot een zeer zwal’en strijd zou
moeten
komen. Het wapen,
tijdig
gehanteerd, ‘ha’d natuurlijk
veel effectiever kunnen werken.

Naar onze overtuiging zullen de ,,goudlanden?’
Frankrijk en België alsnog hetzelfde proces moeten
doormaken, om een basis te verkrijgen, waarop het
economisch leven zich kan verheffen.

Het is interessant na te ‘gaan, wat in deze landen
in hetzelfde tijdsverloop in dit opzicht is bereikt. Wij
voegen aan onderstaand staatje tevens den ‘datum toe,
waarop het ministerie Doumergue aan het bewind is
gekomen, nl. 9 Februari 1934.

26
Mei
1933 9
Febr.
1934 3
Juli
1934
6 o/
België.
..
. 95,14

95518

9734

4
0
/0
Frankrijk
76

75,kg

86

606

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1934

Ook hier blijkt weer duidelijk, van welk een over-
wegende beteekenis het vooral in ‘de huidige omstan-

digheden voor een land is, welke regeeriug het heeft.
De vaste ‘hand van het ministerie Doumergue be-
gint zich al in het koerspeil af te teekenen; in

Frankrijk is de weg echter nog lang niet afgelegd.
België schijnt nog niet •de regeerin’g te hebben ge-
vonden, welke een begin ‘heeft weten te maken met de
opheffing van de ook in dit land jarenlang bestaande

dispariteit tusschen ‘de rente voor geld op korten en

op langen termijn.
Ten slotte willen wij nog even opmerken, dat ons
van de gangbare meening afwijkend inzicht omtrent
de wenschelijkhei’d’ van handhaving van den gouden standaard onder de thans bestaande omstandigheden,
naar ‘ons gevoelen met het voorafgaande niets te ma-
ken heeft. Dit vloeit voort uit onze’ meaning, dat er
tusschen beleggingsmarkt en gouden standaard geen
noodzakelijk verband bestaat, zoodat wij niet kunnen
aannemen, dat de door ons zoo zeer toegejuichte re-sultaten door het ‘bloote feit van het loslaten van den
gouden standaard ongedaan zouden worden gemaakt.
S. W. Paiis.

AANTEEKENINGEN.
Seizoensbewegingen in het economisch leven van

Nederland.

De beoordeeling van de conjunctuur vereischt een
nauwkeurige analyse van de economische ‘data. Daar-
bij onderkent men niet alleen de cyclische bewegin-
gen en de trend, maar ook seizoensschommelingen en
onregelmatige afwijkingen. Wil men ‘de oorzaken van
de veranderingen van de economische data op korten
termijn nauwkeurig nagaan, dan is het noodzakelijk
inzicht te krijgen in ‘den aard en den omvang van de
seizoensbeweging.

In de l&de publicatie van het Nederlan’dsch Eco-
nomisch Instituut is een ‘dergelijk onderzoek inge-
stel’d met betrekking tot de belangrijkste economische
gegevens van ons land. Het eerste gedeelte van ‘deze
studie ‘houdt zich bezig met ‘de methoden ter be-
rekening van de seizoensfluc’tuaties. Nadat een voor-
beeld van een zeer eenvou’dige re’gelmatige schomme-
lin.g, bij de bankbiljettencirculatie, berekend is met
behulp van het gemiddelde der jaarlijksehe afwijkin-
gen in de verchil1ende maanden, wordt erop gewe-
zen, dat zulks slechts in enkele gevallen mogelijk is,
daar meestal ‘de afwijkingen een onregelmati’ger ka-
rakter dragen. De methode van Person wordt dan
toegepast op twee gevallen, een met constante af-
wijkingen ‘bij de industriënle werkloosheid, een met
constante verhoudingen bij ‘den prijs van eieren.
Hierna wordt in het tweede deel overgegaan tot

de hhandelin’g der seizoensschommelingen, zooals
die in de Nederlandsche conjunctuurgegevens zijn
te constateeren. Allereerst wordt getracht deze

schommelingen na te gaan voor de gegevens omtrent
de productie en ‘het verbruik, omdat op dit gebied
voornamelijk het uitgangspunt van ‘de seizoens’schom-
melingen in het economisch leven van Nederland
liggen. Daar de meeste gegevens omtrent ‘de produc-
tie in Nederland slechts jaarlijks bekend zijn en niet
maandelijks, zijn er slechts enkele, die zich voor ‘deze
berekening leenen. Het ‘blijkt ‘dan, ‘dart b.v. in ‘de

steenkoolproductie geen seizoeiasschommeling valt ‘waar te nemen. Wel is zulks het ‘geval bij ‘den aan-
voer van zeevisch en ‘bij ‘den uitvoer van ‘boter en
eieren.

In ‘dit geval zijn de gegevens omtrent den uit-
voer genomen, omdat hierdoor langs indirecten weg
enkele markante seizoensbewegingen in de Land-
bouwproductie ‘kunnen worden besproken. Wat ‘den
export van eieren betreft, blijkt “de minimale uitvoer
in ‘den loop der jaren van December naar November
te zijn, verschoven, waarom voor de vroegere jaren

andere seizoensindexcijfers zijn berekend dan voor de
latere jaren. Boven’dien was de aanvoer van eieren
op een van de grootste eiermarkten (Roermon’d) be-
kend. Bij vergelijking met •de ‘gecorrigeerde lijn van
den ui’tvoer, bleek de ‘gecorri’geerde lijn van den aan-
voer veel regelmatiger te loopen. Ook ‘de afzet van
zout vertoont een merkbare seizoensschommeling, die
zich goed laat elimineeren. Deze seizoensschommeling
is een gevolg van de wisselende vraag, daar de pro-
‘ductie constant is. De productie van electr.iôiteit en
gas, geeft na uitschakeling der seizoensinvloeden een
zeer regelmatig beeld te zien.
Wat ‘de kleedinginduitrie en het bouwbedrijf be-
treft, bestaan geen ‘gegevens omtrent den omvang der
productie, zooda’t hierbij de gegevens omtrent de
werkloosheid zijn genomen ter illustratie van de
schommelingen in de productie. Ofschoon er vrij
sterke afwijkingen overblijven, ook ‘na de correctie,
kan toch
bij
‘de kleedingin’dustrie een ‘deel der fluc-
tuatie opgeheven worden. In het bouwbedrijf is ‘de
winterwerkloos’heid ‘overheerschend als seizoensver-
schijnsel, waarbij strenge of zachte winters invloed
hebben op ‘de grootte der schommeling. Tenslotte is
ook voor de productieschommeling in de radio-indus-
trie wegens het ontbreken van maandeljksche pro-
‘ductiegegevens ‘de uitvoer ter illustratie ‘genomen. In
de kleeding- en radio-industrie speelt ook ‘de ‘mode
een rol bij ‘de schommelingen, omdat ‘de productie pas
volop kan worden geëntameerd, wanneer het bekend
is, welke nieuwe modellen zijn gelanceerd, of welke toestellen het publiek dat jaar prefereert.
Hoofdstuk III geeft een overzicht van ‘de werkloos-
hei’dscijfers in ‘de verschillende industrieën en in ‘de
indurtriëele ‘bedrijvigheid in haar geheel. Daar, waar
van een seizoensvershijnsel kan worden gesproken, is
in Nederland nagenoeg overal ‘de werklooshèid in den
winter grooter ‘dan in ‘den zomer, zoodat hetzelfde
verschijnsel ook ‘bij ‘de totale industriëele werkloos-
heid kan worden geconstateerd.

Wat ‘den buitenlandschen handel
betreft,
kan alleen
bij ‘de totale waarde van den uitvoer van een regel-
matige seizoensschommeling worden gesproken,
bij
‘de
‘totale waarde van ‘den invoer ontbreekt ‘deze. De
waarde van ‘den uitvoer is in ‘de tweede helft van het
jaar veel grooter dan in de eerste hëlft en ligt vooral
in ‘de maanden Augustus, Septeniber en October ver boven het ‘gemiddelde. Ontleding van den uitvoer in
‘diverse onderdeelen ‘doet zien, dat slechts bij ‘den uit-
voer van voedingsmiddelen een ‘duidelijk waarneem-
bare schommelin’g optreedt, terwijl boven’dien ‘de piek
in de uitvoerwaarde in Septembei voornamelijk wordt
veroorzaakt ‘door den uitvoer van bloembollen, welke
hij ‘de indeeling in
6
groepen tot de categorie ,,an-
‘dere goederen” worden gerekend; een zwakke fluctua-
tie kan men ‘bij den uitvoer van grondstoffen van
plantaardigen oorsprong constateeren; bij de overige
groepen ‘grondstoffen niet, terwijl in ‘den uitvoer van
fa’brikaten in het ‘geheel, geen seizoensversc’hijnsel

valt te bemerken. In de seizoensfluctuaties in ‘de
waarde van ‘den uitvoer openbaart zich ‘de agrarische
structuur van Nederland, die in het algemeen ‘gericht is op den uitvoer van kwaliteitspro’ducten. Ofschoon
de totale waarde van’ den invoer niet aan seizoens-
schommelingen onderhevig is, is zulks wel het geval
voor verschillende ‘deelen van den invoer, waarbij als voorbeeld ‘de invoer van hout is behandeld.

Ten aanzien van het verkeer wordt de seizoens-
fluctuatie in het goederenvervoer op ‘de spoorwegen
onderzocht, die in verband
blijkt
te staan met den
grooteren export, vooral van landbouwproducten, in
den herfst; het personenvervoer vertoont een top in de
zomermaanden. Het binnenscheepvaartverkeer staat
onder invloed van de wintermaanden, ‘die daarop een
ongunstige uitwerking ‘hebben.

Bij ‘de prjsbeweging van ‘diverse artikelen blijkt
slechts zeiden de seizoens’bewegin’g een overheerschend
karakter te hebben. Dit is ‘b.v. ‘bij eieren het geval,

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

607

veel minder bij boter, terwijl b.v. de aardappelprijzen
zeer grillig variëeren en de toegepaste seizoenscorrec-
tie geen verandering van beteekenis in de oorspron-
kelijke lijn brengt. Bij andere dan lan-dbouwproduc-
ten val-t geen seizoensbeweging der prijzen te consta-
teeren, en bij -diverse van die producten, gelijk b.v.
vleesch, kan ook van een ‘seizoensbeweging niet wor-
den gesproken.

Het laatste hoofdstuk (VII) behandelt de seizoens-
beweging op de geld- en kapitaalmarkt. De gegevens
zijn hier echter zeer schaarsch en ondergaan boven-
dien meestal zoozeer den invloed van andere dan sei-
zoensverschijnselen – allereerst van -de conjunctuur-
beweging, dat na eliminatie der seizoen-sschommelin-
gen nog ‘belangrijke afwijkingen overblijven. Een uit-

zondering vormt de -bankbiljettencirculatie en gedeel-
telijk de omloopssuelheid bij den postchèque en giro-
dienst. In beide reeksen valt in Mei en Ootober/No-
vember een
-duidelijke
stijging te constateeren.
op-
merkelijk is, -da-t -de stijging bij de omloopssnelheid
van giro-saldi in Mei ‘grooter is •dan in October/No-
vember; bij de bankbiljettencirculatie valt juist het
omgekeerde waar te nemen. De s’tortingen en uitbe-
talingea der ‘spaarbanken toonen ‘ook een se-izoensbe-
weging. Van Februari -tot Mei nemen -de inlagen af,
terwijl dan -de uit-betalingen toenemen. Van October
tot December is ‘de -volgorde omgekeerd. Dan nemen
de inlagen toe en de uitbetalingen af. De beweging
van het particuliere -disconto wordt vrijwel ‘geheel
door andere dan seizoensinvloeden beheerscht. Wat de seizoensschommeiingen der aan’deelenkoersen betreft,
-deze zijn zoo zwak, dat een berekening volgens de
methode van Person een vrijwel negatief resultaat
gaf.
In de grafieken (in totaal
30)
zijn niet alleen de
oorspronkelijke -gegevens geteekend, maar ook -de van
-seizoensinvloeden -gecorrigeerde curves. Onderaan
elke ‘grafiek zijn -de normale seizoenssch’ommelingen
‘op-genomen. Aan het slot zijn •de berekende seizoens-indexcijfers en seizoensafwijkingen gepubliceerd.

De financiering van de Duitsche werkverschaffing.

De groote Duitsche werkverschaffin’gsplaunen bren-
gen, zooals begrijpelijk is, een bijzondere wijze van- fi-
nanciering met zich mede. Een bestrijding der kosten
uit de Staatsinkomsten alleen is immers hiervoor lang
niet voldoende. De middelen worden nu gevonden
door -de hulp van een aantal openbare credietinstel-
lingen en de Rijksbank en ook de voor de werkver-
schaffing gebruikte Rijksmid-delen worden gedeelte-lijk met behulp van de Rijksbank verkregen. Wij zul-
len de bespiekin:g van -deze financiering, welke Dr. L.
Riderer in ,,Dië Bank” -geeft, ‘hierbij grooten-deels
volgen. –
De aan ‘de uitvoerders der werken toegestane mid-
delen worden in het algemeen als leeningen be-
schouwd, welke al naar -het plan, onder ‘hetwelk zij
vallen, andere voorwaarden en looptijden hebben. In
den regel is de looptijd der credieten
15, 20
of
25
jaar. In enkele gevallen woid-en -de middelen eenvou-
dig als subsidie gegeven. Voor ,,credieten” komen in
aanmerking: aanleg van kanalen, autowegen, -bouw
van openbare gebouwen, spoorwegen, posterijen,
scheepvaart, afwateringen, rivierver’beteringen, kolo-
nisatie op het platteland, bouw van voorstadswonin-
gen en particuliere huizenbouw. Toelagen worden ge-
geven voor bouw en verbouw van woningen, voor be-
paalde ,,Tiefbau”-werken en voor diensten aan hulp-
behoevenden. –
Het hoofdaandeel der financiering berust bij de
,,Deutsche – 0-eselischaft für öffentliche Arbeiten”
(Oeffa), ,,Tiefbau”, -bruggenbouw, bouw van Open-
bare gebouwen, scheepvaart). Verder zijn bij -de geld-
voorziening betrokken de ,,Deutsche Bau- und Boden-
bank A.G.” (woningbouw, aanleg van -steden), de
,,Deutsche Rentenbank-Kreditanstalt” met •de ,,Deut-

sche Bodenkul-tur A.G-.” (afwatering, rivierverbetering,
bebosschin.g, wegenbouw) en -de ,,Deutsche Siedlungs-
bank” (plattelan-ciskolonisa-tie). Met kleinere bedra-

gen wordt deelgenomen ‘door de ,,Deutsche Zentral-
‘genossenschaftskasse”, ‘de provinciale girocentrales,
de ,,Reichskreditgesellschaft” en ‘de ,,Deutsche Bank
und Diskon-to-Gesellschaft”. De – middelen worden

direct aan de uitvoerders der werken, za. landen,
provincies, gemeenten en openbare lichamen gegeven.
Bij den woningbouw en ‘de plat

teian-ds-kolonisatie ont-
vangen de particuliere ei-genaars de voorschotten.
De financiering geschiedt nu zoo, dat -de boven-
genoemde crediet-instellingen de tusschen-financie-
ring overnemen, doordat zij de werkverschaffin-gswis-
sels, welke door -de -diverse leveranciers op -de uitvoer-
ders der werken getrokken worden, met haar accept voorzien en daar-door aan deze wissels het karakter
van handelspapier verleenen, waardoor herdiscontee-

ring bij de Rijksbank mogelijk wordt. Door ‘de garan-
‘tie van het Rijk zijn ‘de werkverschaffingswissels een
gezocht beleggingso’bject voor liquide middelen ge-
worden. Op -den vervaltermijn worden zij, evenals de
in omloop zijnde Steuergutscheine, in -den loop van
c]e vijf aanstaande begrootingsjaren volgens een be-
aald plan afgelost. Deze wijze van voor-financiering
duurt bij her Papen-program
15
maanden, bij de
latere – Sofort- en Reinhardt-programs
5
jaar. Tot
einde
1933
werd op -deze wijze voor
3,8
milliard ter
beEchikking gesteld, welk bedrag, zooals onderstaand
staatje laat zien, met bijtellin-g van verschillende met
de werkverschaffing verbandhoudende uitgaven, in
de afgeloopen maanden tot ca.
7,5
milliard is aange-
groei-d.

A. V66r 30 Januari 1933.
in miii. R.M.
Credieten:

Papen-program ……….288
Sofort-program ……….500
– 788
Rijksmiddelen: Oct.
1
31/Mrt. ’32 ………53
Juli/Sept. ’32 ………..95
Jan. ’33 ……………..50
– 198
986

B.
N4 30 Jan. 1933, tot 31 Dec. ’33.


Credieten:

Uitgebreid Sofort-program 100
Reinhardt-program ……925
– 1.025
Rijksmiddeien: Febr. ’33 …………….10
Juni’ ’33 (Reinh.-progr.) .. 75
Sept. ’33 ……………500
– 585
]3ijdragen tot bevordering van den nationalen –
arbeid……………………………..100
1.710
Rijksspoorwegen

…………………………….961
i’osterjen

……………………………………
111

– 3.768

C. In 1934.
Rijks-autowegen ………………………….550
Rijksspoorwegen ………………………..75


Nationale arbeid ………………………..20
645

D. Uitgaven in verband met de werkverschaffing.

Uitgaven voor arbeidsbemiddeling en werkloo-
zenverzekering ……………………….390
Vrijwillige arbeidsdienst ………………….300
Huwelijksieeningen ………………………270
Ci-ediet-operaties ton gunste van de Bausparkassen 70 1.034-

E. Uitgaven van particulieren ter aanvulling


van deze maatregelen

ca. 2.000

Totaal-Generaal ca…..7.500

Van de tot einde
1933
voorziene
3,8
milliard vareu
op 31
Dec.
2,9
ingewilligd en
1,5
uitbetaald. Hiervan
ha-d de OEFFA het grootste deel op zich genomen.
In de eerste maanden van
1934
steeg ‘het voor op-
neming ingewilligde bedrag tot -bijna 4 milliard,
waarvan reeds
2,4
milliard uitbetaald is.

– De werkverschaffingswissels -blijven maar v
1
oor een

608

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli
1934

klein gedeelte in portefeuille bij de met de credietvoor-
ziening belaste instellingen. Een gedeelte wordt bij
consortia van particuliere banken ondergebracht.
Voor deze beteekenen de wissels een zeer liquide be-
legging met gunstigen rentevoet. In den volgenden
staat kan men de aangroeiing der wisselportefeuilles
van de’ verschillende bankinstellingen duidelijk waar-
nemen.
30 Nov, 1932 30 Nov. 1933 30
April
1034

Cheqves en wissels

(in millioenen EM.)

Groote banken ……….
1.145

1.170

1.303

Partic. credietinstellingen
1.670

1.555

1.742

Staats- en landelijke banken
179

226

417

Giro-centrales ………..
103

201

204

Niet -rente gevende Schatkist-
promessen en Schatkistwissels
van het’Rijk en de Landen.

Groote banken ……….
470

526

486
Partic. credietinstellingen

500

657

656

Staats- en landelijke bankeu
377

442

380

Giro-centrales ………..
54

129

527

Leenin gen en rentegevende
Schatkist pronsessen van het
Rijk en de Landen.

Groote banken ……….
462

390

400
Partic. credietinstellingen

504

440

469
Staats- en landelijke banken

22

16

43

Giro-centrales ………….
33

41

100

De tenslotte nog maar geringe stijging der wissel-
portefeuilles in 1933 zal wel op een geringer aanbod
van andere dan werkverschaffin.gswissels berusten of
ook wel op een vermeerderde herdisconteering van
goedereriwissels ‘bij de Rijksbank. Bij de Rijksbank
zelve hebben in 1933 belangrijke wijzigingen in de
wisselportefeuille plaats gevonden. Tegenover een
toeneming van R.M. 400 millioen aan werkverschaf-
fingswissels staat een vermindering van R.M. 500 mill’ioen aan andere wissels, o.a. ontstaan door de
aflossing van financieringswissels •dateerend uit de
bank-crisis van Juli 1931. In 1934 zijn de bedragen
aan wissels bij de banken en de Rijksbank sterk ge-
stegen. Van de nu in omloop zijnde 2 milliard be-
vindt zich ca. de helft ‘bij de Rijksbank, tegen
Y
3
in
eind 1933.
De cijfers ‘der bankbiljetten-circulatie doen zien,

dat cle werkverschaffingsmaatregelen tot nog toe
geen stijging hiervan hebben veroorzaakt. Wel heeft
de wijze van financiering door middel van wisseltrek-
king ‘de daling van ‘de geldrente verhinderd. Men
hoopt in Duitschland echter, •dat de uitwerking van
de werkverschaffingsplannen vorming en vergrooting
van inkomens zal veroorzaken, waardoor weer meer
ruimte op de geldmarkt ontstaan zal.

Koffie-statistiek over Juni 1934.

De dezer ‘da’gen verschenen Statistiek van ‘de Firma
G. Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, ‘dat in
Juni ‘de aanvoer geweest is als volgt:
1934

1933

1932
bn.

bn.

bn.

in Europa ……………
924.000

914.000

837.000

Ver. Staten van Amerika
681.000

908.000 1.080.000

Totaal….
1.605.000 1.822.000 1.917.000

De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen
gedurende de eerste zes maanden van het jaar ‘bedroe-
gen 13.080.000 balen tegen 11.668.000 balen in 1933
en 12.229.000 balen in 1932.
De Afleveringen in Juni waren:
1934

1933

1932
bn.

bn.

bn.

in Europa ……………
949.000

884.000

827.000
Ver. Staten van Amerika
727.000 1.056.000 946.000

Totaal….
1.676.000 1.940.000 1.773.000

De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen
gedurende de eerste zes maanden van het jaar waren
12.146.000 balen tegen 11.317.000 balen ‘in 1933 en
11.738.000 balen in 1932.

Vanaf 1 Juli tot 30 Juni waren de Aanvoeren in
Europa en in Amerika tezamen 24.010.000 balen tegen
20.399.000. balen in 1932133 en 23.437.000 balen in
1931/32, terwijl ‘de Afleveringen bedroegen 23.029.000
balen tegen 21.858.000 ‘balen in 1932133 en 22.703.000
balen in 1931/32.
De zichtbare voorraad *as op 1 Juli in Europa
3.181.000 balen tegen 3.206.000 balen, op 1 Juni. In
Amerika ‘bedroeg hij 886.000 ‘balen tegen 932.000
balen op 1 Juni. In Europa. en in Amerika tezamen
was de zichtbare voorraad dus op 1 Juli 4.067.000

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:

Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
I)

fllI
Electri-
citeit
”!
Industrie
KunSt-
Mijnbouw
Olie
Rubber
SChp-

Suiker
Tabak Thee

Gemiddelde
1929
158.3
337.5 168.0
432.7
243.0
268.7
402.0
233.5
125.0
398.4
487.3 443.2 1930
149.4



‘257.7 125.6
264.9
87.4
177.2 371.1
110.7
82.6
292.9
361.3
357.2
1931
118.1
211.8
93.4
167.7
64.5 144.5
209.8
51.8
49.6
181.9
241.6 251.4
‘1932
76.4
178.3
67.1
115.6
37.6 106.4 137.5
27.0 24.9
107.2 137.9
175.9
1933

84.0 201.8
79.3
137.8
27.8
143.4
164.5
42.8
23.1
112.9 135.9
211.3
Januari

1933
84.9
199.3
79.8 124.2 31.4 120.6
155.3
33.8
26.3 108.2
147.2 196.3
Februari

,,
82.8
194.2
76.4
118.8
28.5
121.6 146.8
30.1
23.7
103.1
141.9
199.6
Maart

,,

,
82._
.190.3
74.6
118.2
28.3′
124.5 142.6
28.4
22.1
110.3
138.6
187.1
April


80.9.
190.6
73.3
.
120.7
26._
125.9
144.7
31.9
21.7
111.5 127.6
185.1
Mei

.
88.9
.
210.2
78._
138.3 24.4
141.7
158.4
39.-
25.3
124.5
137.9
201._
Juni’
90.4
220.9
84._
149.1
27.9
155.1
174.2 47.8
28.6
140.7
154.6
229.5
Juli
91.8
219.6
88.-
151._ 29.4
150.4
179.1
53.2
28.3
137.4
154.5
241.2
Augustus

,,
89.4
212.2
84.9 150._
24.6
151.9
172.4
54.6
25.6
128.3
145.1
233.7
September

,,
86.
205.1
81.5 147.2
24._
155.5
178.4 50.2 22.1 109.2 132.4
212.5
October

,,
.

79.2
197.3
77.8
138.8 23.2
156.2 170.7
48.1
18.7
97.4
119.9
219.9
November

,,
.

75.6
191.2
73.2 144.6
31._
158._
175.5
47.7
16.2 87.4
107.9
214.8
December

,,


76.4
191.1′
79.6
153.2
35.2
159.1
176.1
49._
18.4 96.7
122.9
214.5
Januari

1934
79.2
190.1
85.1
159.-
49.9

157.7
176.6
52.4
18.6 99.9
130.3
229.6
Februari
80.6
187.4 88.5
158.7
50.9
165.7
178.1
53.3
19.-
106.6 136.2
240.4
Maart
80.2
187.4
87.3
156.9
60.2
176.1
170.2
54.8 20.1 104._
135.9
243.4
April
77._
190.5
85.1
157.9
59.1
‘172.9
158.1
56.4
18.5
98._
137.5
246.8
Mei

,,
75.4
190.7
80.8
155.9
55.1
178.8
155.5
68,1 17.4
98.9
144.8
252.8
Juni
71.1
192._ 72.5
154._
53.8 181.4 157.5 65.8
14.8
96.1
154.1
250.9
Schommelingen in het aandeelen-indexcijfer.

2
Januari
1934 f 2.291.210.500
=
100.
2
Januari
100._
7
Februari
102.3
7
Maart
100.3
4
April

98.3
2
Mei
97.2
10

,,
99.3
14

101.3
14
101.4
11

,,

98.5
9

,,
98.1
17

,,
99.3
21

,,

101.3
21
99…
18

97.5
16
96.7
24

,,
100.8
28

,,

99.9
28
97.8
25

94.7
23
96.5
.31

11 100.8
30

-.
96.1

6
Juni

94.4
13

95.7 20

96.1
27

95.4

1)
uien zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van E.-S. B. van
15
Januari
1930,
blz.
64.

Nadrvk verboden.

11 Juli 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

609

balen tegen 4.138.000 balen op 1 Juni. Hij bedroeg
op 1 Juli 1933 – 3.086.000 balen en op 1 Juli
1932
– 4.545.000 balen.

De zichtbare wereicivoorraad was op 1 Juli
8.523.000 balen tegen 8.609.000 balen op 1 Juni en
6.452.000 halen verleden jaar (in deze
cijfers
zijn niet
begrepen de voorraden in het binnenland van Brazi-
lië, waarvan het c••fer van 1 Juli nog niet bekend is,
doch die op 1 Juli 1933 bedroegen 14.470.000 balen).
Rotterdam, 5 Juli 1934.

INGEZONDEN STUKKEN.

HET NIEUWE TARIEF VAN INVOERRECHTEN.

Mr. Dr. L. F. H. Regout schrijft ons:
De beschouwing over het nieuwe tarief van invoer-
rechten in dit blad zal door den auteur zelf bezwaar-
lijk als het laatte woord in deze kolommen kunnen
worden beschouwd, dat over het betreffende onder-
werp te zeggen valt.
Want hoezeer men ook de ontwikkeling van zaken
ten aanzien van den internationalen ruilhan’del be-
treuren moge, hoezeer men ook verschillen moge van
inzicht, of eene spoediger instelling van ons land op
eigen behoeftenvoorziening, achteraf bezien niet heil-
zamer geweest ware en wellicht nog een deel van de
groote plaag der werkloosheid had kunnen voorko-
men, toch meenden wij, dat een ieder het wel hier-
over eens zou zijn, dat geen maatregel, direct of in-
direct de han’delspolitiek rakende – en daartoe be-
hoort ook de jongste technische, in wezen overwegend
fiscale herziening – gemeten kan worden naar een
maatstaf van…..
de jaren 1904 en 1909.
Dit is een anachronisme, Prof. Verrijn Stuart wil mij de opmerking wel ten goede houden, waarover
men zich met recht verbazen moet. Tenzij hier in
het geheel geen anachronisme zou te bekennen val-
len en Prof. Verrijn Stuart zich op het standpunt
stelt, dat het hier om ongewijzigde beginselen gaat,
geldend voor het jaar 1904, evenzeer als voor 1934.
De handelspolitiek weer herlei’d tot een beginselkwes-
tie
tout court!
Deze opvatting schijnt overigens haar bevestiging
te vinden in het oordeel van den schrijver, dat de
Regeering in dezen tijd van economische en fiscale
moeilijkheden zich strikt aan noodmaatregelen dient
te houden, voor zoover nood’ig slechts het stelsel van
tijdelijke verhoogin’gen mag continueeren. Derhalve
slechts eene afwijking van een rechten weg, die men
nog steeds duidelijk voor zich ziet.
Wij gelooven niet, ‘dat deze opvatting nog vele
aanhangers vindt. Evenmin gel’ooven wij, dat de hoop
van den schrijver in vervulling zal gaan, dat het Par-
lement op de door hem aangegeven gronden de Mi-
nisters Oolijn en Oud voor de dwalingen huns weegs
zal weten te behoeden en hem door verwerping van
het wetsvoorstel voor het verkrijgen van ,,de reputa-
tie van vrijhan.delaars in theorie en van •tariefsver-
‘hoo’gers in de praktijk” zal weten te •behouden.
Niettemin gevoelen wij ons gedrongen, tegen het
door Prof. Verrjn Stuart ingenomen standpunt stel-
ling te nemen en als onze overtuiging uit te spreken,

dat de heroriënteering naar eene gewijzigde economi-
sche structuur van ons land, waarop nog Minister
Colijn dezer dagen zeer terecht wees, meer omvat, dan
de lijn door Prof. Verrijn Stuart uitgestippeld, meer
ook, zulks zij er ten overvloede aanston’ds aan toege-
voegd, dan eene voortgezette daling van bonen en
prijzen, waarmede onze export voor het grootste deel
toch niet ware terug te winnen.

Deze heroriënteerin,g gaat naar onze meening in
eerste instantie over de volgende vraag: Dient in de
toekomst voor ons land ‘de export op het eerste plan te blijven gesteld, dan wel dient aan de binnenland-
sche behoeftenhevrediging uit eigen krachten, de voor-
naamste plaats te worden gegeven en eerst
daarna
‘behoud en bevordering te worden nagestreefd van
wat er nog van onzen export te redden valt, wel als
belangrijke maar toch als ondergeschikte factor? De beantwoording van deze vraag is van verstrek-
kende beteekenis voor de praktische politiek der ko-
mende jaren. Een streven naar autarkie is ‘daarbij
van den aanvang buiten kwestie, waar ons land steeds
aangewezen zal blijven op invoer van belangrijke hoe-
veelheden grondstoffen. Dit staat uiteraard voorop
en is in onze vraagstelling reeds vervat.
Het pro’bleem kan ‘in andere woorden ook aldus
worden ‘gesteld: Moet ons land importeeren, om te
kunnen exporteeren, of veeleer ‘dient ons land ‘te ex-
porteeren, om te kunnen importeeren? Het is duide-
lijk, dat hier niet slechts de ‘doelstelling verschilt,
maar dat in het eene en het andere een tegengestelde
tendenz is neergelegd.
Indien nu de heroriënteering van ons land naar
de laatste oplossing verwijst, welke wij zelf overigens
de juiste achten, zoo houdt dit weer in – en hier
raken wij de kern va.n het geweldige probleem, waar-
voor ons land zich dan ‘gesteld ziet – dat dan ook
wrelbewust begonnen wordt bij ‘de beperking van dien
invoer tot het
noodzakelijke
en ‘dat ons land zich
krachtig toelegge op vervaardiging, vooral op het
gebied van afgewerkte producten, van al hetgeen ons
land zelf vervaardigen kan en alsnog uit het ‘buiten-
land betrok. Hier liggen bij gebreke van een anderen
uitweg, nog groote mogelijkheden open, die merk-
waardigerwijze door eigen lan’d•genooten dikwijls sterk onderschat worden. Andere landen beschouwen Neder-
land als een belangrijk afzetgebied, wij vinden ons
tm’zelf dikwijls uit consumptie-oogpunt klein en onbe-
duiden’d. Nederland bezit daartoe tevens het noodige
initiatief, de kennis, de arbeidskrachten, het kapitaal.
Staatshulp is daarbij echter, zooals de wereld thans
gegroeid is, niet meer te ontberen. En dan gaat het
niet om een proces van een of twee jaren, te over-
bruggen met uitsluitend nood maatregelen, neen dit
is ‘dau een proces van langen duur.
Dit ‘is meenen wij ‘de probleemstelling voor ons
land en onzen tijd, welker oplossing uiteraard groote
voorzichtigheid vraagt en ‘groote, zeer groote ver-
antwoordelijkheid medebrengt, omdat de levensbelan-
gen van het Nederlan’dsche volk in al zijne geledin-
gen er mede gemoeid zijn. Indien reeds te lang mocht
getaimd zijn, dan heeft zulks althans dit voordeel,
dat de andere weg, nl. het v’ooropstellen van den

AANVOEREN
in
tona van 1000 KG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal Artikelen 1-7 Juli
Sedert
Overeenk.
1-7 Juli
Sedert
Overeenk.
1934
1933
1934
1Jan. 1934
tijdvak 1933
1934
1Jan. 1934
tijdvak 1933

15.976
705.243 722.348

20.762
13.122 726.005
735.470
4.332
250.899
225.074

15.257
3.719
266.156 228.793
192
12.364
11.987


25
12.364 12.012
Maïs ………………
481.099
563.072
11.803
118.717
111.844 599.816 674.916

Tarwe

……………..

4.394
198.661
169.983 1.200
28.429
18.313
227.090
188.296

Rogge

………………

682
73:994
88.165

2.206
2.771
76.200 90.936

Boekweit ………………
15.
.307

4163
130.309
133.409
10.123
137.444 160.569
267.753
293.978

Gerst

……………..
Haver

………………
Lijnzaad

……………
1.688
51.527
41.515

25

51.552 41.515
Lijnkoek

……………
309
10.675 11.330
40
1.502
4.245
‘12.177
15.575
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
466
32.092 31.230

3.302 5.604
35.394
36.834

610

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 Juli 1934

export, te duidelijker gebleken is, geen uitkomst te
bieden.
Wij weten wel, dat dit alles veel verder gaat, dan
wat thans met de nieuwe tariefwet aan de orde is,
die op de eerste plaats slechts eene technische herzie-
ning wil brengen, zonder onmiddellijke beschermende
doeleinden na te streven, maar wij wilden slechts be-
toogen, dat ook deze wet naar onze meening dient te
worden beschouwd in het licht van het jaar. . . . 1934.

N a s c h r i f t. Naar aanleiding van bovenstaand
betoog van Mr. Regou

t moge •onzerzijds het volgende
worden opgemerkt. Het wil ons voorkomen, dat de
economische politiek van onze Regeering er op ge-richt moet zijn om alle ingrijpen in het economisch
leven te richten op een zoo efficiënt mogelijke aan-
wending valt de productieve krachten, waarover ons
volk de beschikking heeft. Deze doelstelling zal, naar
wij aannemen, ook voor onzen ‘geachten opponent aan-
vaardbaar zijn. De vraag rijst nu, of beschermende
rechten binnen het kader dezer doelstelling verdedig-
haar zijn. Ons antwoord luidt: in de overwegende

meerderheid der gevallen allerminst, en zeker niet,
wanneer het gaat om duurzame bescherming, waarop

een deel van ons
bedrijfsleven,
dat anders onrendabel
zou zijn, gaat steunen. Alleen tot afweer van tijdelijke
dumping en in uitzonderingsgevallen – hoewel daar
meestal reden tot twijfel bestaat over de vraag, of
steun in’deu vorm van invoerrechten niet beter door een
rechtstreekschen steunvorm kan worden vervangen,

tot opvoeding van in tijdelijke moeilijkheden verkee-
rende bedrijven zijn tijdelijke rechten in beginsel aan-
vaardbaar. In alle andere gevallen komen zij neer op
verkeerde belasting van den consument of de verder
verwerkende industrie en op instandhouding van in
wezen niet levensvatbare bedrijven. Dat gold voor den
oorlog en dat geldt nu nog evenzeer.
Een anachronisme is dat niet. Daaraan zouden wij
ons slechts hebben schuldig gemaakt, wanneer wij he-
veerd hadden, dat de Overheid in deze hevigste aller
economische depressies geheel dezelfde houding zou
moeten aannemen, als zij dat in de veel minder hevige
depressies van den vooroorlogstijd zou hebben gedaan.
Dat hebben wij echter niet geschreven. Wij beseffen
heel vel, dat er voor instandhouding en opbouw van
onze industrie wel eens gesteund moet worden en wij
hebben voor bepaalde vormen van steun, met name
voor wat wij genoemd hebben ,,Erziehungskredite”, in
de kolommen van dit weekblad meermalen een lans
gebroken, waarbij wij dan vanzelf gelegenheid hadden
om de monetaire politiek van de huidige Regeering,
die voor onze industrie zoo bijzonder fnuikend is, aan
kritiek te onderwerpen. Duurzame invoerrechten met beschermend karakter
leggen echter de lasten van den steun op een plaats,
waar deze niet behooren te drukken, zij belemmeren
het internationale verkeer en het verkrijgen van een
voordeeligen ruilvoet met het buitenland, •die voor
een – ook volgens Mr. Regout – op belangrijken in-
voer aangewezen land een eerste vereischte is, en zij
vermeerderen de hinderpalen voor het internationale
herstel, zij het •ook – het zij gaarne erkend – in
lang niet zoo ernstige mate, als andere landen dat
hebben gedaan.
Tenslotte nog een opmerking, die ons van het hart
moet. Onze geachte opponent schrijft, dnt de nieuwe
Tariefwet ,,op de eerste plaats slechts eene technische
herziening wil brengen, zonder onmiddellijke be-
schermende doeleinden na te streven”. Dat
schijnt
ons
een bedenkelijke verdoezelinig van ‘den stand van
zaken. Het nieuwe Tarief is wel degelijk beschermend
en de Regeering weet dat zelf heel goed, zooals uit
de toelichting van verschillende posten blijkt. Wij
zouden aan Mr. Regout wel eens in gemoede de vraag
willen stellen, of niet de industrie, die hem het beste
bekend is, van het nieuwe minimumrecht een zeer be-langrijke bescherming zal genieten ten aanzien van de

goedkoope producten, welke zij vervaardigt. In
De
Telegraaf
van 1 Juli ji. lezen wij een berekening,
krachtens welke •het minimum tarief neerkomt op
meer dan 25 pOt. van de tegenwoor.dige waarde. Dat
is het ‘gemiddelde; de goedkoope producten worden

dus belangrijk meer, ‘de duurdere minder belast. Is
het daarom niet beter om over de ,,in hoofdzaak fis-
cale strekking” van ‘dit tarief maar liever te zwijgen?
Dat kan, naar het ons voorkomt, slechts bevorderlijk zijn voor een verheldering van de •discussie en voor

een openhartiger en meer reëele behandeling van de
zaak, waarom ‘het in dezen gaat. G. M. V.
S.

MAANDCIJFERS.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
2
Juli
1934
voor
tetegrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
Bank-
disconto

Europa.
Londen •)
£
12.10
8

7.44
2
Berlijn) ……….
Mark
59,26
55.90
4
Parijs

) …………
Franc
9.747
9.725
24
100 Belga
34.59 34.42
3
100 Franc

6.904
Zürich

) ……….
,,
48.-
47.934
2

Brussel

)

……….
Luxemburg

………

100 Kronen

..100


6.124
34
100 Schilling

..100

35.-
27.75
44 100 Pengö
43.51
43.-
44

Praag …………..

Boekarest

………
100 Lei 1.4880
1.474
6
Sofia

………….100
Leva
1.79
7

1.80
7
Belgrado ……….
Dinar
4.379
3.374
7
Turksch
£
10.93
1.174
100 Drachme
3.23
1.40
7

..100

100 Lira
13.09
12.65
3
Peseta
48.-
20.164
6
Lissabon ……….
E
.
scudo
2.684
0.065
54

Weenen

)
………..
Boedapest

……….

Kopenhagen *) •…
100 Kronen
66.67
38.25
24
Oslo *)
………..
.100
66.67
37.40
24
Stockholm *)

.100

100
66.67
38.374
24

Istanbul ………..
Athene

………..
Milaan

………..

100 IJsl.Kr.
66.67
33.60

Madrid

………..100

Reickjavick

…….
100 Zioty
27.91
27.85
5
xi
Kovo (Litauen)
100 Lita
24.88 24.75
6
Riga (Letland)

.

100 Lat
48.-
48.-.
55-6

Warschau

………

Talliun (Estland)
100 Estl. Kr.
66.67
43.-
54
Finnmrk.
6.264
3.274
44
Relsingfors

…….100
Tjerwonets
12.80 12.85
Moskou

………..
(10
Roebel)
Danzig

………..
100 Gulden 48.42
48.125
3
.A merika.
New-York
*)
$
146.944
1.474
14
Canad.
$
2.4878
1.49
Montreal

………
Mex. Dollar
1.24
0.414
Mexico

………..
Buenos Aires ……
.Peso (papier)
1.0568′
0.36
La Paz (Bolivia) 3)
Boliviano
0.9080
0.37
Rio de Janeiro
Milreis (pap.)
0.80752
0.094
Peso (papier)
0.30 0.15
6-7
Bogota (Columbia)
3)
Peso
2.42 0.85 Quito (Ecuador)
Sucre
0.49
8

0.13

Valparaiso ………

Sol
0.69
7

0.34
Montevideo (Urug.)
Peso
2.5725
0.375 Lima (Peru)

…….

Caracas (Ven6zuela)
Bolivar
0.4795 0.454
Gulden
1.-
0.995
San

José (C. Rica)
Colon
– –
Quetzal
2.485
1.45

Paramaribo

…….

Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.01
Managua (Nicar.)
3)

Cordoba
2.485
1.474

Guatemala ………

San Salvador
3)
….
Colon
1.2440 0.59
Azië.
Rupee
0.91
0.56
34
Batavia

……….
Gulden I.G.
100
1.005
44
Yen
1.24
0.445
3.65

Calcutta …………

Dollar
0.565
Dollar
0.52
Straits DolI.
1.4125
0.87
Phil. Peso
1.24
0.744
Teheran
4
)(Perzië)
Pahiavi

..


9.11

Kobe

………….
Hongkong ………

Singapore

……….
Manilla

………..

Bangkok ……….
Baht

0.684
Shanghai

………

Afrika.
Kaapstad
£
12.105
7.44
34
Alexaudrië ……..
Egypt.
£

..

12.42
7.63
,A.ustralië.
Melbourne, Sidney

.

en Brisbane
£
12.105
5.95
Nieuw Zeeland
£
1
12.101
1

5.974
1)
Goudpeso. i)Milreis Goud.

*) Not, te A’dam.
0v.
not, part. opg.
3)
Zichtkoers.
4)
Munteenheid =Rial (= een Kran.)

11 Iu1i 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

611

De 10e publicatie van het Nederlandsch Econo-
misch-Instituut.
Verschenen is dezer dagen publicatie No. 1.0 van het Ne-derlandsch Economisch Instituut, getiteld•.,, Seizoensbewe-
gingen in het economisch leven van Nederland” van de hand van de heeren Ir. A. Baars en Dr. H. M. H. A. van
der Valk. Een korte samenvatting van dit boek vindt men
hierboven opgenomen. De studie, die in den handel zal
worden gebracht voor den prijs van
f
1,50, zal, evenals de
overige publicaties, tegen een verlaagden prijs (voor dit
boek
f
1,10) beschikbaar worden gesteld voor de leden en
donateurs van het Instituut voor Economische Geschriften.
Bestellingen
(uitsluitend voor leden)
gelieve men te rich-
ten aan het Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rot.
lerdam, Giro No. 8408.

STATISTIEKEN.
OPEN
MARKT.

1934
1932
1914

7

uij
2/7
25(30
18/23

~
33

4/9
20
1
24
Juli
Juni
Juni
Juli
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
18
‘hs

‘!s
9151
5/
41
2

39_5(8
318-118
Prolong.

1
1
1
3
1
12-4
1
214-14
Londen
Daggeld.

.
‘(,-1
1
12-1
3
14-212
3
14-1
1
14-1 112-1
1
9
142
Partic.disc.
I8-151,6
715_1519
7
18-1
18
11
116
1
12-9116
1-
1
/s
41(
4
_3(
4

Seri (in
Daggeld…

4.5
1
12
371_511

371..51I
414-5
1
12
531s4

Maandeld

371_5
33/
4
..511
334_5113
4
1
12-6
5-6
1
11

Part, disc.

3314
331
4

331
4

3718

431
4

2
1
1-
11
Warenw.
..

4_112
4_13
4_
1
12
4_112
5_11

N0»
York
Daggeld
1)
1 1
1
1
1
2-
3
J4

1
3
/4-2
1
1

Partic.dl8c.
3
11,
‘In
31
3h6
11
71

1)
Koers van 6Juli en daaraan voorafgaande weken t(m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York)
)
) )
)
1)

3 Juli

1934
1.4781
9

7.45
56.3
2
*
9.72
34.42
10081
5

4

,,

1934
1.4751
8

7.453/,
56.30
9.71*

34.44
10071,,
5

,,

1934
1.4781
9

7.45
56.46*
9.7
2
*
34.45
10081
9

6

,,

1934
1.47%
7.44
56.45
9.72*

34.46
10081
9

7

,,

1934
1.471,,
7.
44

56.50
9.73
34.48
10091
8

9

,,

1934
1.4781
9

7.44
56.47
9.73
34.48
10071
1
,
Laagste d.w’)
1.4711
9

7.43(
56.15
9.71*

34.40
100
Hoogste d.w
1
)
1.47%
7.46
1
4
56.55 9.731
34.50
10071
t
,
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Data
seZ
wit-
rland
Weenen
Praa5
Boeka-
Milaan
Madrid

3 Juli

1934
47.94
.

6.14 1.47*
1
2
.66* 20.16
4

,,

1934
48.-

6.1
2
*
1.47*
12.66
20.18
5

,,

1934
47.98

6.13
1.47*

12.65
20.16
6

,,

1934
47.9814

6.13
1.47*

12.65

20.17*
7

1934
48.-

6.13
1.48


9

1934
48.-

6.13
1.47*

12.66

20.17*
Laagste d.w’)
47.90

6.10
1.45
12.62*
20.07*
Hoogste d.w
1
)1
48.05
28.-
6.16
1.50
12.72*

20.25
Muntpariteit
148.003
35.007
7.371
1.488
13.094
48.52

Data
Stork-
Kopen
Oslot’
Buenos-
Mon-
holm

)
ha,’en)
f05
,
)

Aires’)
treal’)

3 Juli

1934
38.42* 33.27*
37.45
3.28
35%
1.48
2
4
4

,,

1934
38.47k
33.32*

37.50
3.28
35% 1.48%
5

,,

1934
38.45
33.27*

37.45

3.27*
3534
1.49
6

,,

1934
38.37*

33.25 37.40
3.27*

35
51,
1.49
7

,,

1934
38.40 33.30
37.42*

3.28
359%
1.49
9

,,

1934
38.37*

33.20
37.40
3.28
35
51,
1.49
Laagste d.w’)
38.10
32.95
37.10
3.25
343%
1.48
Hoogste d.w
1
)1
38.70
33.55
37.70
3.30
36
1.491.
Muntpariteit 166.671
,

66.671
66.671
6.266
953%

2.4878
) Noteerine te
Amsterdam.
Not, te
Rotterdam.
11
Part.
ooeave.
In ‘t isfe of 2de No. van iedere maand komt een ovizieht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a
t
Londen
(8 per £)
Parijs
(S p. lOOfr.)
Berlijn
(S

00
p. 1Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 Rld.)

3 Juli

1934
5,06s,
6,59%
38,35
67,90
4

1934




5

,,

1934
5,048%
6,59
5
/8
38,30
67,83
6

,,

1934
5,041/
6
1
59%
38,36
67,82
7

,,

1934
5,041/
9

6,59
38,40 67,80
9

,,

1934
5,0371
9

6,5951
9

38,37 67,78

10 Juli

1933
4,79% 5,68%
34,70 58,60
Muntpariteit..
4,86
3,9051
23.81%
4031,

KOE!RSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
23
Juni
1934
1
30Juni

1934

1
Laagste
l
Hoogstel

1

2(7
Juli1934
1

7Juli
1934

Alexandrië..
Piast.
p..E

97%
97%
97s1
97′
97
Athene

….
Dr.
p.0

525 527 525
527
525
Bangkok….
Sh.p.tical
111011
8

l/lOih
1110l/
1/1081
8

111011
Budapest

..
Pen. p. ,4
173
17%
17y
4

1714
17%
BuenosAires’
d. p.$
26%
26
25%
26% 26
Calcutta
….
Sh. p. rup.
1
1
6
‘1
82

1/681
19

1/6
1
1
116
3
1,
116’1
1

Constantin

.
Piast. p. £
620 625
620 620
620
Hongkong
..
Sh. p.
$
1158
/ 8

1/6
1/5 .(
1/614
116
Sh. p. yen
1/29/82

112%
1128/
9

1/251
1/2%
Lissabon ….

Escu.p.0
110
110
109%
110%
110
Mexico

….
$per,C
18
18
17% 18%
18
Montevideo
2)
d.perC
20
19%
18
2081
4

18%

Kobe

…….

Montreal

..
$
per £
4.9934
4.99%
4.9831
5.01%
4.99%
Riod.Janeir0
3

d. per Mil.
3j1
,
6

311,,
3
3’18
3
1
1
t
,
Shanghai

..
Sh. p. tael
11371
8

1/4%
114
1/4%
114w
Singapore
..
id. p.
$
214
5
/
32

214
5
1
32

21411
16

2143/4
2145132
Valparaiso 4).
$
per £


– – –
Warschau
..
ZI.
p. £
26%
26%
26%
27
2624
‘) Officiëele noteering
36
1
12
laten.
2)
Id. 38
3
14, vanaf 29Juni1934 3818,
vanaf 4Juli’34
38
1
!2, vanaf 6Juli’34 38518.

3)
Id.
4114.

4
)90 dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen’)
N.Yorkl)
Londen
3 Juli
1934..

20isl
,

4611
8

3 Juli

1934….
13
7
/7*
4

,,
1934..

2011/99

4

,,

1934….
13715
5

,,
1934..

2071
8

46%
5

,,

1934….
13717
6

,,
1934.. 20%
46%
6

,,

1934….
1379
7

,,
1934..

20isj
4624
7

,,

1934….
13
7
110*
9

,,
1934.. 20%
46%
9

,,

1934….
137/11*
10 Juli
1933.
.

1771
8

37%
10 Juli

1933….
124/6
27 Juli
1914..

24i5,
59
27 Juli

1914….
84110%
1)
In pence p. oz.stand.
1)
Forelgn
silver
In $c.
p.oz.
fine.
9)
in
sh. p.oz.fine
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS
Vorderineen.
1

301uni1934

1

71uli1934
Saldo van’s Rijks Schatkist
bij
De Ne-
f
44.004.314,63
/
54.352.323,71
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

1.871.160,42
,,

544.016,56
derlandsche

Bank……………….

Voorschotten op ultimo Mei 1934 aan
de gem. verstrekt op aan haar uit te keerenhoofds.derpers.bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,,

2.806.754,47
,,

2.806.754,47
Voorschotten aan Ned.-lndië ………

267.775.541,41
,,280.605.704,44
Id. aan

Suriname …………………
12.452.517,01
..
,,

15.579.830,-
Id. aan

Curaçao

.
………………
….2.517.959,41
….
,,

2.519.990,43
Kasvord. weg. credietverst.a!h. buitenl
,,
109.458.923,-
.,
109.838.503,81
Daggeldleeningen tegen onderpand

,,

9.000.000,-
Salcloderpostrek.v. Rijkscomptabelen
,

25.658.231,29
28.932.953,65
Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)


,,

18.835.639,19
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
…..
19.040.344,33
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leenlngen aan gemeenten (saldo)

…48.917.932,15
,.

48.859.932,15
Verplichtingen.

Voorschot door De Ned. Hank ingev.
art. 16 van haar octrooi

verstrekt


Schatkistbiljetten in omloop ………

f449.847.000,

f445.761.000,-
Schatklstpromessen In omloop …….

49.530.000,-
,,

70.280.000,-
Zilverbons in

omloop
…………….
1.335.372,-
,,

1.334.801,-
Schuld op ultimo Mei

1934 aan de
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.

.

pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

….
…..

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op dle
bel, en op de verm. bel
…………..


Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.1)
»

8.150.713,32
555.455,19
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
102.525.366,22
,,
108.158.494,29
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)

……


.


Id.aan diverse instellingen’) .. … …
12.022.393,90
,.

32.400.187,33
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist. ..

NEDERLANDSCH

INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD.

Vorderingen:
Saldo Javasche Bans ……………..


Betaalmiddelen in ‘s Lands kas


waaronder Muntbiljetten
………..


Verplichtingen:

……

Voorschot ‘s Rijks kas e. a. Rijksinstell.
/
267.776.000.-
t
280.605.000,-
Schatkistpromessen ………………

……

l.000.000,-

1.000.000,-
10.705.000,-
,,

11.370.000,-

Schatkistbiljetten ………………….

Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.

….

1.54

,,

9.000,

,,

1.549.000,-
Muntbiljetten in omloop ……………

Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.,,
1.729.000,-
,,

1.930.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……
1.662.000,-
4.503.000,-

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste
posten
in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu-
latie

Andere
opeischb.
schulden

1
1
Discont
1

reke-
ningen’)

9 Juni

1934..
1.087
1.030
460
583
1.682
2

,,

1934..
1.105
.1.141
1

478
591
1.674
26 Mei

1934..
1.138 1.066 451
594
1.670
19

1934..
736 1.004
459
594
2.556
12

1934..
736
1.029

J
512 529
2.549

S Juli

1914..
645
1.100 560
735
396
1)
Sluitp. Oer activa.

STATISTISCH OVERZICHT

GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
GERST
6.4/65 K.G.
L1JNZAAD
KOMKOM-
MERS
TOMATEN
VROEGE
AARD-
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
le sport
A per K.G.
APPELEN (versch) (versch)
Rotterdam!
Amsterdam
R’dam!A’dam
R’damjA’dam
loco Rotter-
damjA’dam
R’damlA’dam

per 100 st.
Westiand
p. 100 K.G.
Gem.v.3kw.
100KG.
per
per 100 KO.
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per 2000 K.G.
per 1960KG
Berkel- Rodenrijs
Rotterdam

Groote-
broek
3)
4)
Rotterdam

II.
°lo
ti.
0
10
fl.
0
10
f1.
1
10
fi.
0
10

Y
°h
T
%
1
10
/
1925
17,20
100,0 13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9


1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0 237.00
100,4
362,50 78,4


1928
13,47
5

78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50 96,8
363,00 78,5
7,49
100,0
20,
100,0
4,93
100,0
93, 100,-
77,50
100,-
1929 12,25
71.2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6 7,79
104,0
16,
80,0 3,15 63,9
96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,67
5

56.3 6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4 356,00 77,0
5,24 70,0
20,
100,0
4,12
83,6
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55
34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4 3,62
48,3
14,50
72,5 4,95
100,4
88,
94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4
4,626
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
5,71
.76,2
11,50
57,5
1,69
34,3
61.
65,6
37,50
48,4
1933
5,01
5

29,2
3,54
27,1
68,50
29,6
70,00
30,0
148,00
32,0
5,57
74,4
8,21
41,1
0,85
17,2
52,
55,9
49,50
63,9

Jan.

1932
5,05
29,4
5,07
5

38,8 71,25
36,8
114,00
48,3
142,50
30,8
70,-
75,3
40,-
51,6
Febr.
5,30
30,8
5,07
5

38,8
74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,525
32.1
5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
67,
72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,225 47,6 88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
63,-
67,7
28,
36,1
Mei

,,
5,60
32,6
5,30
40,5 78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2

67,7
26,-
33,5
luni
5,225
30,4
4,15
31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
43,9
juh
4,90 28,5
4,-
30,6 78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
5,71
76,2
15,50
77,5 2,07
42,0

68,8
35,50
45,8
Aug.,,
5,20
30,2
4,07
5

31,2 77,50
33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
8,
40,0
1,31
26,6
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept.,,
5,475
31,8
4,20
32,1
78,50
33,9
88,50
37,5
150,75
32,6
5,50
27,5

—————————-
————————–

55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25
30,5 3,92
5

30,0 74,50
32,2
79,50
33,7
138,25
29,9
17,
85,0

————————–

51,-
54,8
44,-
56,8
Nov.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00 33,5
135,25
29,2
53,
57,0
46,-
59,4
Dec.
4,72
5

27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25 31,9
135,00
29,2






53,-
57,0
46,-
59,4

Jan.

1933
4,95 28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25
31,9
136,50
29,5

—–







50,50 54,3 44,75
57,7
Febr.,,
4,775 27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7
130,25
28,2








49,25
53,0
45,-
58,1
Maart

,,
5,05 29,4
3,825
29,3 73,50 31,7
76,25
32,3
130,50
28,2













46,50 50,0
46,

.
59,4
April

,,
5,15
29,9 3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0















-.
49,50
53,2
48,25
62,3
Mei

,,
5,40
31,4
3,775
28,9 70,50
30,5
73,25 31,0
146,75
31,7
52,25
56,2
49,-
63,2
Juni

,,
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3












—-

51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,8
33,9 3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
5,57 74,4
13,55
67,8 0,83
16,8
49,25 53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30
30,8
3,55
27,2
61,25
26,5
67,75 28,7
161,50
34,9
8,












—-

40,0
0,86
17,4
49,-
52,7 49,25
63,5
Sept.

,,
4,95 28,8
1

3,475 26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
2,70
13,5
50,25 54,0
54,_
69,7
Oct.
4,40
25,6
1

3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5
8,60




























43,0
56,25
60,5 54,25
70,0
Nov.

,,
4,55
26,5
1

2,95
22,6 74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
59,50 64,0 54,370
70,2
Dec.
4,57 26,6
3,30
25,3
73,50
31,7
59,25
25,1
154,50
33,4











—-


60,75 65,3 53,50
69,0

lan.

1934
4,75 27,6
3,10
23,7
65,25
28,2
58,00
24,6
144,25
31,2
62,50 67,2
53,75
69,4
l’ebr.
3,40
19,8
2,77
5

21,2
65,25
28,2
58,50
24,8
133,00
28,8
63,-
67,7
53,50
69,0
Maart
3,25
18,9
2,72
5

20,8
70,75
30,6
58,75 24,9
132,00
28,5















—-

61,75
66,4
50,50
65,2
April
3,20
18,6
2,70
20,7
70,50
30,5
56,75
24,0
136,50
29,5
63,50 68,3
49,125 63.4
Mei
3,32
5

19,2
2,875
21,9
62,00 26,8
63,00
26,7 154,50
33,4






























65,75 70,7 47,50
61,3
Juni
3,670
21,4
3,175
24,3
65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8






























63,25 68,0 43,75
56,5
2 Juli
3.60
1
20,9 3,10
23,7
64,00 27,6 73,00
309
152,00
32,9
5,77
77,0
13,60
















68,0
3,05
61,9
63,-S)
67,7
45,_6)

58,1
9

,,
355
1
20,6
3,-
22.9
67,00
28,9 74,50 31,6
146,50
31,7
1
5) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en 15 Febr. 1933.

Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tot
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74/5 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei1930 tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24 Juli ’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5)
De jaargemiddelden zijn berekend uit de gemiddelde prijzen van April, Mei en Juni van het betreffende

Vervolor STATISTISCH OVERZICHT

MINERALEN TEXTIELGOEDEREN

.
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE
.

KATOEN
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf exp.
-___________
gekamde
US
ra
iS
Australische,
HUIDEN
SALPETER Middling
locoprijzen
F.0. F.
Sakella-
0.
F. No.
1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 tim 33.9°
64/660
$cts. per
erino,

,
CrossbredColo- nial Carded,
Gaat, open
kop
Old. per
100
KG.
R damjA’dam
1000
K.G.
per
.

S.
g.
per barrel
U.S.
gallon
New-York
rides
uomra
Liverpool
rd
OCO

ra
Ib

per

.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto per Ib.
Liverpool
Bradford per lb.


f1.
– $
0/
o

$cts.
0/o
$
cts.
‘Ol
o

pence
0/o

pence
01
pence
0/
5

pence
eb
ti.
f1.
0
10
1925
10,80

.
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,-
55,00
1.00,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
1926
17,90
165,7
1.89 112,5 13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5 6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27 77,8
48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4 51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
.95,7
1929
.
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58 34,5
5,04
33,9
8,60
.
37,0 7,33
25,0
3,08
33,0 21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21-
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933
7,00 64,8 0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18 51,5

O
n.

1932
8,25 76,3
0.71
42,3
5,25 35,3
6,65
28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16,50
30,0 9,00
30,5
11,63
33,5
7,10
59,2
br.,,
8,25 76,3
0.71
42,3
4,925
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9 7,25
60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3 4,625
31,1
6,90
29,7
5,37
18,3
3,30
35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April

,,
8,65
80,1
0.86 51,2
4,34 29,2 6,25 26,9 5,08
17,4
3,08 33,0
16,50
30,0 9,00
30,5 9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9 0.86
51,2
4,25 28,6 5,80 24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
15,75
28,6
8,25 28,0 8,88
25,6
7,40
61,7
Juni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6
5,25 22,6 4,44
15,2
2.55
27,3
15,25
27,7
7,75
26,3
9,-
25,9 7,40
61,7
Juli
8,10 75,0
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9 4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50 28,8 9,75
28,1

Aug.,,
7,80 72,2 0.86
51,2
4,30
28,9
7,35 31,6
5,71
19,5
3,33
35,6
15,75
28,6 8,25
28,0

34,6 5,70
47,5
Sept.,,
7,75
71,8
0.86
51,2
4,375
29,4 7,75
33,3
6,37
21,8
3,64
38,9
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,

7,65
70,8
0.86
51,2
4,45
29,9
6,50 28,0
5,68
19,4
3,16
33,8
15,75
28,6 8,50
28,8

40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40 68,5 0.86
51,2
4,60
31,0 6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25
28,0

34,6 6,10
50,8
Dec.

7,25
67,1
0.745
44,3
4,435

29,8
5,95
25,6 4,73
16.2
2,80
30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7

Jan.

1933
7,05 65,3 0.53
31,5 4,16
28,0 6,15
2,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6 8,25
28,0
11,50
33,1
6,30 52,6
Febr.,,
7,20
66,7 0.38 22,6
3,97
26,7 6,10 26,2 4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25 28,0
10,38
29,9
6,40 53,3
Maart
7,25
67,1
0.38
22,6
3,87
5

26,1
6,40 27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7
7,75
26,3
10,75
31,0
6,40 53,3
April

,,
7,25
67,1
0.37
22,0
3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68
28,7
15,75
28,6 7,75
26,3
11,25
32,4
6,40 53,3
Mei
7,15
66,2 0.23
6

14,0
2,95
19,9
7,30 31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40 53.3
Juni
7,15
66,2
0.25
5

15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00 30,5
15,75
45,4

6,40 53,3
)uli

7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4 7,60
32,7
5,76
19,7
3,20
34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4
2,91 31,1
20,75 37,7
9,75
33,1
14,75
42,5
5,80
48,3
Sept.
6,85 63,4
0.52
31,0
3,50
23,6 6,60
28,4
4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,8
Oct.
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2 6,40
27,5
4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
10,75
36,4
14,50
41,8 5,90
49,2
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39
25,6
23,75
43,2
12,00
40,7
13,38
38,6
5,95
49,6
Dec.

,,
6,95 64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
6,50 28,0 4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0

Pn

1934
6,65
61,6
0.66
39,3
3,74
25,2
7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7
27,00
‘49,1
14,75
50,0

37,5 6,15 51,3
6,30
58,3
0.64
38,1
3,25 21,9
7,50 32,3
5,64
19,3
2,68
28,7
23,75
43,2
12,75
43,2

37,5 6,20
51,7
Maart

,,
6,25
57,9
0.63
37,5 3,05
20,5
7,40
31,8
5,50
18,8
2,76
29,5
23,25
42,3
11.75
39,8
12,50
36,0
6,25
52,1
April

,,
6,30
58,3
0.62
36,9 2,79
5

18,8
6,95
29,9
5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6
6,30 52,6
Mei

,,
6,25
57,9
0.62
36,9 2,88
19,4
6,80
29,2
5,20
17,8
2,48 26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
52,6
Juni

,,
6.15
56,9
0.62
36,9
2,83
19,0
7,15
30,8
5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50
32,2
11,50
33,1
6,30
52,6
2 Juli
6,15
56,9
0.62
36,9
2,66
2
)
17,9
7,15 30,8
5,17
3
)
17,7
2,77
3
)
29,6
18,00
4)

32,7
9,25
4
)
31,4
11,50
5
)
33,1
6,30
52,6
9

,,

,,
6,15
56,9
0.62
36,9
7,35 31,6
– 6,30
52,6
1)
Jaar- en msandgem. afger. op
1
18 pence. 2)6 Juli.
3)
4Juli.
4)5
Juli.
5)3
Juli.

AN
GROOTHANDELSPRLJZEN.

.

ZUIVEL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER
p.K.O.
KAAS
Ener
EIEREN
KOPER
LOOD
T
TIN
.
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
iipo
ZINK
GOUD
ZILVER
per

.

.
Leeuwar-
Heffin
Ikmaar
Fabrieks-
em. not.
Eiermijn tandaard
Locoprijzen
Loco rizen
Lodn
loco rizen
Loné

er
Foundr
No 3 flb

(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
derComm.
Zuivel-
kaas
Roermond
Londen
er En

ton
g
E

t
ng.

0fl
Mddlest,
Eng. t. f.o.b.
.

per
per ounce
Standard.
Noteering
Centr.
P
100
st.
per Eng. ton
per Eng. ton
Antwerpen
Eng. ton
fine Ounce

11.
Oj
fi.
f1.
0
N
f1.
O
!o
£
°Is
£
%
£
Plo
Sh.
sh.
0/
£
0
10
sh.
O/
pence
O
lo
1925
23
1

100,0

56,

100,0
9,18
100,0
62.1
1
6
100,0
36.8
1

100,0
261.17
1

100,0
731-

100,0
67/-

100
,-
36.3
1
6
100,-
85/6
100,-
32
1
1S
100,0
1926
198
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.11- 93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28″h

~
26
1
116
81,1

893
1927
2,03 87,9

43.30
77,3
7,96
86,7
55.141-
89,7 24.41-
66,4
290.41-
110,8
73j-
100,0
6416
96,3
28.101-
.
78,8
85/-
99,5
26j
833
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
66/-
90,4
6218
935
25.516
69,9
85f-

99,5
1929
2,05
88,7

45,40
81,1 8,11
88,3
75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851- 99,5
247
1
76,2
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54.13!-
.
88,0
18.116
49,6
142.5/-
54,3
67!-

91,8
59/6
88,8 16.17/- 46,6
85/-
99,5
17
1
J
55,4
1931
1,34
58,0

31.30
56,9
5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
551-
75,3
47
1
6 70,9
1
1
.1016
31,9
9216

1
08,2

1
3/
4
1
,6 1932
0,94 40,7

22,70
.40,5
4.14
45,1
22.171-
36,8
8.12!-
23,6
97.2e-
37,1
42/-
57,5
37!-

55,2
9.16,-
27,1
118/-

138,0
I27(
40,I

1

933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
3,71
40,4
22.216
35,6
7.176
2
1
,6
131.181-
50,1
41
1

56,2
35/-
52,2
10.12/6 29,4
124/7
3
/4 145,8
12
3
/
38,5

Jan.

’32
1,16
50,2

25,75
45,0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.141-
29,4
98.181- 37,8
416
56,8
42f-
62,7
10.616
28,5
12013

140,7
I371
43,2
Pebr.
,,
1,34
58,0

27,75
49,6
3,79
41,3
26.41-
42,2
10.51-
28,1 99.216
37,9
416
56,8
401-
59.7
10.-!-
27,6
11916

139,9
14
43,6
Mrt.

,,
0,98
42,4

23,65
42,2
3,425
37,3
24.181-
40,1
9.91-

25,9 96.61-
36,8
44!-
60,3
401-
59,7
9.111-
26,4
1141-

133,5
014
42,8
Apr.

,,
0.99 42,9

19,60
35,0
2,776
30,2
23.8!-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
45j-
61,6
3716
56,0
9.21- 25,2
110/3

129.0
13
1
1
40,9
Mei

,,
0,82
35,5

19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-!-

22,0
89.1316
34,2
44!-
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1
11219

132,0
12518
39,3
Juni

,,
1,11
48,1

24,25
43,3
3,08
33,5
20.1216
33,2
7.51-
19,9
84.91-
32,3
441-
60,3
37
1
6
56,0
8.13
1

23,9
11316

132,7
1251
39,3
Juli

,,
0,96
41,6 0.45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
37f-
55,2
8.616
23,0
1161-

135,7
12
3
18
38,5
Aug.
,,
0,76 32,9
0,58
17,90
32,0
3,72
40,6
22.4
1
6
35,8
7.1716
21,6
l0I.–
38,6
42
1
– 57,5 3616

54,5
9,13
1
6
26,7

11816

138,6
1
2
1
1

39,9
Sept.
,,
0,84 36,4
0,65
19,70
35,2
4,64
50,5 25.81-
40,9
9.1016
26,1
109.916
41,8
42!-
57,5
35/-
52,2
11,2
1

30,7
11819

138,8
13
40,5
Oct.


0,82 35,5
0,73
25,50
45,5
5,73
62,4
22.516
35,9 8.7
1
– 22,9
1 05.1316
‘40,4
41

56,2
3416
51,5
10.816
28,8
1 21 16

142,1
1 2′!,
38,9
Nov.

,,
0,81 35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4
21.191-
35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
401-
54,8
3416
51,5
10.81-
28,7
12519

147,2
125(1
38,3
Dec.


0,73 31,6 0,85
22,55
40,3
5,12
5

55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
39/-
53,4
3416
51,5
10.7/-
28,6
12519

147,2
11′ 35,8

Jan.

’33
0,73 31,6
0,89 21,75
38,8
4,27
46,7
19,171-
32,0
7
.8!

393
100.116
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9191-
27,5
12218

143,5
hfl116

36,4
Febr.
,,
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8 4,35 47,4
20.3
1

32,5
7.7
1

20,2
104,716
39,9 43e-

58,9

341-

50,7
9.151-
27,0
12015

140,8

11
1
5
116
37,2
Mrt.

,,
0,53 22,9
0.99
19,40
34,6
280
30,5
20.-16
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51.6
10.71-
28,6
120/5

140,8
127/16

38,7
Apr.

,,
0,54
23,4

1,

18,55
33,1
2,075
22,6
20.11/6
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
43)-
58,9
3516
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
12j
39,9
Mei

,,
0,52
22.5
1,

21,80 38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.6-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5
10.13!-
29,4
12316

144,4
13114

41,2
Juni

,,
0,52
22.5
.
1,

23,50 42,0
2,50
272
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
57,5
371-
55.2
11.1216
32.1
122134

143,0
13114

412
Juli
0,55
23.8
1,

18,50
33,0
2,60
28,3
25.161

41.6
9.21-
25,0 148.1/6 56,5
4116
56,8
35/-
52,2
12.11-
33,3
123
1
104 144,9

1
27Jj
38.7
Aug.

,,
0,63 27,3
1,

18,90
33,8
3,575

38,9
24.5
1

39,1
8.416 22,6
145.3
1

55,4
41
1

56,2
35f

52,2
11,71

31,4
125110

147,2
12
37,4
Sept.
»
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.17/6
53,8
39(6
54,1
34/6
51,5
10.18f6
30,2
130/11

153,1

1
1
1
/
1

37,2
Oct.

0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.11-
35,5
7.14f-
21,1
145.5!-
55,5
3916
54,1
3416
51,5
10.131-
29,4
13111

153,3
11
7
/
37,0
Nov.

,,
0,65
28,1
0,90
20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
1150.916
57,5
401-
54,8
3416
51,5
9.196
27.6
128154

150,1
12
1
14
38,1
D cc.

0,60
26,0
1,-
20,40
36,4 5,47
5

59,6
21
.
1
1

33,9
7. 1 2!-
20,9
153.81-
58,6
4016
55,5
36!-
53,7
9. 19/-
27,5
126121

147,6
I2
9
1,
39,1

Jan.’34
0,50 21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0 21.71-
34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916
54,1
36/-
53,7
9.12
1

26,5
129/6

151,5
12
3
/4
39,7
Feb.,,
0,47
20,3
1,

21,55 38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9.-16

24,9
13711

160,3
12
1
l2
38,9
Mrt.
0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6
9.21

25,2
13618

159,8
12
5
1
39,3
Apr.,,
0,42
18,2
1,

17,20
30,7
2,72
29,6
20.14
1
6
33,4
7.416
.
19,8
150.10
1
6
57,5
41
1
6
56,8
34
1
2
51,0
9.7
1
6
25,9

1
35/
1

158,0
12
1
18
38.7
Mei
,,
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.41- 32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9
9.2-
25,2
13613

159,4
12
111
37,5
Juni
0,41
17,7
1,-
19,40
34,6
2,74
5

29,9
19.18
1
6
32,1
6.14
1

18,4
140.11

53,5
40
1
6
55,5
31
1
9
47,4
8.16
1

24,3
137
1
84

161,1
12
1
1
4
38,1
2 juli
,
0,39
7
)
16,9
1,-
2,75
30,0
19.716
31,2
6.15f-
18,5
140.516
53.6
406
55,5
3116
47,0
8.616
23,0
137110

161,2
13
40,5
9

,,
2,80
30,5
18.18j-
30,4
6.1316
18,3 142.
1
81-
54,6
4016
55,5
32j-
47,8 8.81-
23,2
1371114

161,4

1
2
7
/
40,1
5 Sept.
1932
79
K.G.

La Plata;
van
26 Sept.
1932
tot 5
Febr. 1934
Manitoba No. 2
3)

Tot Jan.
1928
Western
; vanaf
Jan.
1928
tot 16
Dec. 1929
American
No.
2, van
In.
1928
Malting;
van
Jan. 1928
tot
9 Febr.
1931
American
No.
2, van 9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G.
Zuid.Russische.
Van
23
Mei-19
Sept.
1932
No. 3
ar.
6)
7 Juli.
7)
5
Juli.

AN GROOTHANDELSPRIJZEN’)

BOUWMATERIALEN KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S
T E
E N
E
N
.
CACAO COPRA
KOFFIE
Stand
a
E
ad
)

.
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Zwedenl binnenmuur

buitenmuur
G
.
F. Accra
Ned.-lnd.
Robusta

Ribbed Smoked
I{olo-
so
K..rC.l.f.
Rotterdam
Grond-
nlale
erard
per

per
per 100
I.G.
loctje ”
R’damlA’dam
Java- en Suma.:
stoffen
îan 4.672 M
3
.
per
1000
stuks
per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
1
)2
K.G.

/

per Ib.
per 100 K.G. tratheep.’I2KG.
d’en

1925
1
10
100
f
0
1
f
01
sh.
0/0
f
1
1
0

ets.
01
Sh.
Ol
o

f1.
%
ets.
O(o
159,75 15,50

100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75 100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926 153,50
96,1
15,75

101,6
19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
21-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
68/-
160,0
32,62′
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75 97,9
87.5
109.1
1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9
49,625
80,9
-110,75
.
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8
45110
107,9
27,37
5

76,3
50,75
82,7
-110,25
28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,626
63,1
32
52,1

15,875
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3V
10,25 66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
5

42,9
25
40,7
-i3
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8 46.0
1932
69,00
43,2 9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9 6,32
5

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9
21,10
34,2

12,25
6,3
5,52
5

29,5
32,75
38,7
35.2
34.7

Jan.

’32
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23
37,5

(2,125
6,0
7,35 39,2
32
37,9
38.5
39.1
Febr.
,,
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5

12
5,6
7,05 37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mrt.

,,
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5

11
,625
4,6
6,25 33,3
31
36,7
37.0 39.1
Apr.

,,
70,00
43,8 9,75 62,6
18,-
94,7
20
1
6 48,2
14,-
39,0 23
37,5
-11,5
4,2
5,90 31,5
29,25
34,6
36.2 38.0
Mei

,,
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
-11,5
4,2
5,62
5

30,0
30,25
35,7
35.2
38.1
uni

»
70,00
43,8 8,50 54,8
15,-
78.9
2016
48,2
12,37
5

34,5
24
39,1
.1,375
3,9
6,30 33,6
28,50
33,7
34.2
38.7
uh

,,
67,50
42,3 8,50 54,8
15,-
78,9
2011
47,3
12,375
34,5
24
39,1
-11,375
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
Aug.

,,
63,00
39,4 8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,375
34,5 24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75
26,9
35.9 37.4
Sept.
,,
60,00
37,6
8,75
56,5
15,-
78,9
21(2
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1

12,125
6,0
6,52
5

34,8
23,75
28,1
37.8 38.5
Oct.

,,
63,50
39,7
9,

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2 -11,75 4,9 6,32
5

33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Nov.

,,
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9

1
1,75
4,9
5,87′
31,3
30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.

,,
65,00
40,7
.
10,-
64,5
13,75
72,4
17
1
4
40,8
11,75
32,8 24
39,1
-11,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
35.7
Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,375
28,7
25
29,6
33.2
34.1.
Febr.
,,
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
15/9
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7
-(1,5
4,2
5,60 29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

,,
70,00
43,8
9,50 61,3
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10,375
28,9
23,50
38,3
-/1,5
.

4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4
,.
34.9
Apr.
70,00
43,8
9,75

.62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50 26,5
23,50
38,3
-(1,625
4,6 6,07
5

32,4
27,50
32,5
32.8 34.9
Mei
70,00
43,8
9,50 61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5 23
37,5
-(2
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
Juni

,,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35 33,9
31
36,7
31.2
31.5
Juli

,,
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
17)8
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-(2,625
7,4
5,925
31,6
33,50
39,6
38.2 37.4
Aug.

,,
75,00
46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
1615
38,6
8,75
24,4
20,75
33,8
-/2,625
7,4 5,27
5

28,1
35,25
41,7
36.5 35.6
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25
23,0
19,75
32,2
-12,5

.
7.0
5,375
28,7
36,75 43,5
36.7 34.6
Oct.

,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,626 21,3
17,75
28,8

12,625
7,4
4,90
26,1
42,25 50,0
36.5 33.4
lov.
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25

.
26,5 -12,75
7,7
4,65
24.8
40,50 47,9 36.4
32.1
Dec.

,,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975

22,2
16 26,1
-12,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3

Jan.’34
75,00
469
10,75
69,4
12,75
67,1
12110
30,2
745 208
16,50
26,9

12,875
8,1
4,95 26,4
45,50
53,8
36.9
318
feb.,
80,00
50,1
10,50
67.7
12,50
65,8
1415
33,9
7,25
20,2
17,25
28.1

13
8,4
4,975

26,5
46,75
55,3
.

35.9
35.9
Mrt.,,
80,00
50,1
9,75 62,6
12,-
63,2
1411
33,1 7,

19,5
17,75
28,9

13,25
9,1
4,525
24,1
45,50 53,8
35.7 35.2
Apr.
»

80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1414
33,7
6,55
18,3 17,75
28,9
-13,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4
35,6
34,5
Mei
80,00
50,1
9,25
59,7 11,25
59,2
1512
35,7
6,725
18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1,
42,75
50,6
35.1
34.3

j
uni,,
77,50
48,5
8,-
51,6
10,
52,6
15/4
36,1
7,-
19,5
.17
27,7

1
4
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5 33.8
2

uli
,,
77,50
48,5
1417
34,3
6
15
/i
19,3
17
27,7
-14,25
11,9
4,125
22,0
34.1 33.1
9

,,

,,
77,50 48,5
7,-
19,5
17
27,7
-14,375
12,3
4,12
5

22,0
34.1 33.1
.B. Alle Pondennoteeringen
vanaf
21 Sept.’31
zijn op
goudbasle
omgerek.nd;
de Dollarnoteeringon
vanaf
20AprIl

1
33
zIjn in
verhouding
van
de deproclati
e

in den Dollar
t.o.v.
dan
Gulden
verlaagd.

614

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11 JuIi 1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 9 Juli 1934.

Activa.
Binnen!. %V is-1 Ufdbk.
f
23.230.587,91
sels, Prom., Bijbnk.
,,

573.748,09
enz.indisc.Ag.sch.
,,

4.283.238,24
f

28087.574,24′
Papier o. h. Buiten!, in disconto ……

Idem eigen portef.
f

1.360.725,-
Af: Verkochtmaar voor de bk.nog niet afgel.
,,

1.360.725,-.-
BeleeningenHfdbk.
f
102.355.344,341)
mci. vrsch.
Bijbnk. ,

5.565.989,27
inrek.-crt.
Ag.sch. ,, 46.279.760 99
op onderp.

f
154.201.094,60

Op Effecten ……
f
149.421.533,01
1
)
Op Goederen en Spec. 4.779.561,59 154.201.094,601)

Voorschotten a. h. Rijk ……………..,,


Munt, Goud ……
f
102.172.780,-
Muntmat., Goud •. ,, 756.733.566,38

f
858.906.346,38
Munt, Zilver, enz. ,,. 22.656.021,57
Muntmat., Zilver..
,, – ,,
881.562.367,952)
Belegging
1
1
6
kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds ……………………,,

21.914.936,28

Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

4.970.000,-

Diverse rekeningen ………………,,

3.515.121,27

Staatd. Neder!. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221),,

16.996.491,37

f
1.112.608.310,71
Passiva.

Eapitaal ……………….
………

f

20.000000,-

Reservefonds ……………
……… ,,

3.807.914,92

Bijzondere reserve ……….
……… ,,

5.000.000,-

Pensioenfonds ………………….,,

9.261.767,43,

Bankbiljetten in omloop ………….. ,,

906.070.780,-

Bankassignatiën in omloop ……….,,

157.246,64
Rek.-Cour.
j
Het Rijk
f
58.516.837,98
saldo’s: ‘ Anderen ,, 108.414.058,87

166.930.896,85
Diverse rekeningen ……………….,1.379.704,87′

f
1.112.608,310,71

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
452.112.257,22-
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.130.280.645,-.-.
Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 95) ……..
f
73.789.100,-
Waarvan in het buitenland ………………………..29.475.514,85

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circulalie opelschb. Metaal-
kin ga
Munt Munt mat,

schulden saldo

perc.

9 Juli’34 102173 756.734 906.071 167.088 452.112 82
2 ,,

’34 103123 743.744 929.562 147.254 438.995 81

25 Juli ’14 65.703 98.410 310.437

6.198 43.521

54

Totaal
1
Schat,sf-

e

Papier

Diverse
Data

bedrag promessen

,e e-

op het

Idisconto’s
rechtstreeks ning

buit eni. ningen
1)

9 Juli 1934 28.088

154.20 1

1.361

3.515
2 ,,

1934 28.323

167.048

1.361

4.705

25 Juli 1914 67.947

61.686 20.188

509
2)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatle
opelschb.
schulden
metaal-
saldo

7 Juli ’34
5
)
42.050
188.980 28.690 54.982
30Juni’34
5
)
141.330
184.870
27.720
56.294

9Juni1934
114.978

30.471
190.049
27.881
58.277
2

1934
,,
114.973

30.672
186.625
29.600
59.154

25 Juli1914
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842

Wissels.
1
Dek-
Data
_______________

buiten
N.-Ind.
betaalb.

Dis-
conto’s
Belee-
ningen


reke-
ningeni)

1

kings-
percen-
tage

7Juli ‘342)
1.180
7750
10.260
65
30Juni’34
2
)
610
72.850
10.630
66

9Juni1934
1.285
10.135
67
9.531

1

50.442

2

,,

1934
793
9.492
1

48.862
10.411
67

25Juli1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
Bankbilj.
1

Other Securit les
Data
Metaal
in
n
BankingrDisc.and
Securif les
circulaf te
1
Advances

4 Juli

1934
1192.151
385.793
1

65.668
17.062
1

10.818
27 Juni 1934
192.144
1
381.690
69.770

1
6.080
10.904

22 Juli

1914
40.164
1
29.317
33.633

‘.Jrner iepusirs

1 D
king
ek-

Oth

R
Gov.

Public

1

er

eservel

s
Data

Sec.

Depos.
1
Bankers

1

4 Juli’34 82.827 26.650 94.880 37.497 66.357 41,7
27 Juni’34 81.006 17.630 96.309 , 36.517 70.454 46,8

22 Juli ’14 11.005 14.736

42.185

29.297 52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
BANK VAN FRANKRIJK.

Te goed
Wis

Waarv.I

Belee-

Renteloos
Data
Goud
Zilverl
in het
sels

ophef
1
.
ningen
voorschot
buitenl.
buitenl.I
Iv.
d. Staat

29Juni’34
79.548
645
15
5.528
1.142
4.589
3.200
22

,,

’34
79.201
658
19
5.413
1.112
4.595 3.200

23 Juli ’14
4.104
640

1
1.541
8
769

Bons
v.
d.
Diver-
ekg. Corant
R

u
Data
zelfst.
sen’)
Ci
rculatle
Staat
Zei/st.
Parti-
amorf.k.
Iamort.k.I
culieren

29Juni’34
5.929
2.428
1

82.058
256
1

3.035
115.188
22

,,

’34
5.929
2.322
1

79.970
272
3.036 116.541

23 Juli’14


5.912
401

943
-, .,u2pust acuva.
DUITSCHE RIJKSBANK. Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als
goud-
wissels
Belee
tenl.
circ.
dekking
en
ningen
banken
1)

geldende
cheques

30 Juni 1934
70,2
1
17,9
6,6
3.391,8
170,9
23

,,

1934
72,5
1
24,1
4,0
2.967,9
80,7

30 Juli

1914
1.356,9


750,9
50,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse ten
Activa
2
)
latie
Crt.
Passiva

hO
Juni 1934
360,6
600,2
3.776,7
623,1 152,4
23

,,

1934
344,9
565,5
3.397,8
512,1 140,8

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
‘)
Onbelast.
31 Wo.
Rentenbankscheine
30.23 luni 1934.
reso.
64. 65 miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË.

Data

Goud
-;-
-c

o
Rekg. Crt.

-.
1934
°
-c
0.

5
Juli
12.653
2.644

66
669
1 1
344
40
3.528
44
1
237
28 Juni
67
657
45
347
40
3.482
1
88
229
FEDERAL RESERVE
BANK’S.

Goudvoorraad
Wissels

Data
Other
!ash”
2) Totaal
1

Goud-
In her-

1
disc. v. d.
1
In de
open
bedrag
cerf 1fl-
cateni)
member
1
markt
banks

1
gekocht

20Juni’34
4.815,0
1

4.788,7
232,8
28,0

1
5,2
13

,,

’34
4.815,4
4.787,2
233,9

1
27,9
5,2

Belegd
F.
R.
Notes
1 1
Totaal
1
Gestort
Goud-
1

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in u. s.
Gov.Sec.
in
circu-I
.

. –
Kapitaal)
kings-
1

kings-
_________
latie
1
perc.
3
)
perc.
4)

20Jmsni’34i 2.430,2
1
3.054,2 4.189,9
147,1
69,7
1


13

,,

‘4l
2.430,4 3.054,5
4.193,8
146,5
69,7

‘) LJCLC LCI IJIJÇ4ICII WCIUCII UUUE UC OCiatKIbt adEl uc flCbCl VC OdllltCll
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
lOO op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,.Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenöver opelachbare
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. BES. STELSEL.

Dis-
1
Reserve
Totaal
I
Waarvan
Data
1
Aantal
conto’s
1

Beleg-
b/
de
depo-
1

time
Ileening.
en
beleen.
I

gingen
1
banks
sito’s
1
I
deposits

13Juni’341
5
8.089

I
9.281

12.881
I
18.017
I

4.450
6

,,

‘I
5
8.097
9.300 2.808
17.893
4.439
pcnor. wou. o nou. auIn, Ma MVOOEIIU norEn au uw nann 01 Lng-
land zijn In duizenden, alle
overige posten
In mlilloenen van de be.
treffendevaluta.

Auteur