58
FEBRUAJU 1984
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch-Statistische
Bérichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
NEDERLANDSCH ECONOMISCH
19E
JAARGANG
WOENSDAG 28 FEBRUARI 1934
No. 948′
1
NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT.
Curatoren: Mr. 0. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plate,
Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-
meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; L. H. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. van Walree;
Ch. J. I. M. Welter; C. J. P. Zaal berg.
ECONOI1IISCII-STATIS7’JSCJIJE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. II. van Lennep; Mr.
K.
P. van der Mand ele; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis;
Prof.’ Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnemen
volgens tarief. Administratie van abonnementen en ad.vev
tenties: Nijgh f van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,
Amsterdam, ‘s-Gra.venhage. Post chèque- en giro-rekening No
145192.
Abonnementspi-ijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch
Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen
het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie
op de verdere publicaties.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
INHOUD.
BIz.
HET RAPPORT DER COMMISSIE- BRUINS OMTRENT ECONOMI-
SCHE SAMENWERKING TUSSCHEN NEDERLAND EN NE-
DERLANDSOH.TNDIË door
ir. A. Baars ……………
194
De alpha en de ornega van de couponbelasting door
B.
van den Berg ………………………………
195
Spoorvegtekorten in 1932 in Nederland en in zes naburige
landen door Ir. H. E. Verschoor ………………
197
Crisisinkomstenbelasting door
Mr. Alb. Veen ……..
197
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING
Duitschiand en het Donaublok dooi-
Prof. Dr. Elenrér
Hantos ………………………………..
198
STATISTIEKEN
……
……………. …………. 205-208
.Geldkoersen. – Wisselkoérsen. – Bankstaten.
27 FEBRUARI 1934.
Op de geldmarkt heeft men de eerste dagen bij de af-
wachtende houding volhard. Toen de inschrijving op het
‘sehatkistpapier bekend was, werd de toestand. oogenschijn-
lijk wat gemakkelijker; de omzetten waren echter niet
,van beteekenis. De laatste dagen is weder eenige ver-
stijving waar te nemen. Het feit, dat buiten. gemakkelijk
1
een hoogere rente te bedingen valt, maakt dat geldgevers
hier niet heel toeschietelijk zijn. Privaat-disconto noteerde
tenslotte
13/
h
f8
pCt. ])e inschrijving op het schatkist-
papier w’as eenigszins een verrassing. Op de drie- en zes-
maands l)rolnessen werd ingeschreven resp. 26
1
/
2
I
mii-
lioen en 18.2 millioen Gulden, waarvan werd toegewezen
f
8.7 millioen en
f
5%, millioen tegen
f
999.07 en
f
996.30,
alzoo een netto-rendement gevende van en.
%
en
%
pCt.,
wat onder de taxatie bleef, doch waarbij moet worden op-
– gemerkt, dat de toegewezen posten hoofdzakelijk in de
l)ortefeuilles van de bekende rijksinsteflingen zijn te land
gekomen, zoodat men uit dit resultaat gcen juist beeld
an de markt mag vormen. Op de én-jaarsbiljetten
werd ingeschreven voor
f
24.8 millioen, waarvan toege-
wezen
f
8.9 millioen op
f
1.007,55; rendement en. 1%
.pCt. Voor de vijf-jaarsbiljetten . was. de belangstelling
giooter dan gedacht was; ingeschreven werd voor
f
53%
millioen, toegewezen
f
12.7 millioen voor
f
1.004.25, ren-
deerende 3
3
/8
pCt. De handel in schatkistbiljetten wordt
de laatste dagen beïnvloed door het feit, da.t dc Minister
van Fin.nciën over transacties in deze biljetten in het
vervolg het beurs-omzetzegel wil heffen. Zekerheid, hoe de
betreffende bepalingen zullen worden uitgelegd, bestaat echter nog niet; men wacht dus voorloopig af. Call blijft
%
pCt. Prolongatie
3′
.pCt.
*
Op de wisselmarkt was het kalm. Veel bijzonders valt
er niet te melden. De Dollar bleef langzaam aan achteruit-
loopen; van 1.50 kwam de noteeriug op 1.49. Goudzen-
dingen naar Néw-York hebben bij zulk een lagen koers
natuurlijk niet veel aantrekkelijkheid meer. De Dollar-
koers tegen Pond Sterling schijnt’ men op – ongeveer
5.07y2
1
, vast te houden. De Pondenkoers is hier nog iets
teruggeloopen, 7.61-7.57
1
/2.
Fransche Franes met kleine
schommelingen tenslotte onveranderd ca. 9.78
%’.
Ponden
tegen Fr. Frs. 77.70-77.40. Marken gingen van 59.— op 58.85 terug. Belga’s onveranderd ca. 34.66. Zeer aange-
boden waren Lire’s, waarvan de koers tot 12.65 terugliep;
de oorzaak van dézen teruggang is nog onbekend. Indië
lager op
1003Rs
pCt.
Op de termijnmarkt was het wat levendiger. Er was
‘aanbod van Ponden op termijn; men gebruikt het agio
op Ponden om het reDdement op Pondenbeleggingen te
verhoogen. Een- en drie-maands Ponden noteerden ten-
slotte
7
1
8
en 2% c. agio. Termijn-Dollars deden nog
716
en
3/16
c. boven kassa. Fransche Francs op termijn 4% en
11
1
1
2
c. onder kassa.
Op de goudmarkt was het deze week stiller dan de voor-
gaande. Bai-en fl.661, Eagles 2.51% en Sovereigus 12.37%.
AANTEEKENINGEN.:
De handelspolitieke betrekkingen tusschen Nederland
en Nederlandsch-Indië
……………………
200
Financiëele perspectieven van Nederlandsch-Indië. ..
200
Devaluatie van de Tsjechische Kroon…………..
201
Overzicht van de steunmaatregelen ten behoeve van
den landbouw in Duitschland ………………
202
INGEZONDEN STUKKEN:
Mogen de grond. en huipstoffen voor exporteerende
fabrieken’ .gecontingenteerd worden
/
door
Ir. J.
Philip Korthals Altes……………………..
203
ONTVANGEN BOEKEN
.
…………………………..
204
MAANDCIJFERS:
Emissies in Januari 1934 ……………………
204
Productie
der
Steenkolen-, Bruinkolen-
en
Zout-
mijnen…………………………………..
20
4
194
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Februari 1934
HET RAPPORT DER COMMISSIE-BRUINS OMTRENT
ECONOMISCHE SAMENWERKING TUSSCHEN NEDER- LAND EN NEDERLANDSCH-INDIË.
Nog voordat het rapport der Commissie-Bruins
was gepubliceerd i er reeds een nieuwe commissie bij het Departement vafi Koloniën ingesteld, thans
onder leiding van Prof. Van Getderen, die tot taak
heeft eenheid te brengen in de economische politiek
tusschen Moederland en Nederlandsch-Indië. Nu
het rapport der vroeger ingestelde commissie ge-
publiceerd is, kan men een verklaring geven van de
instelling der nieuwe, permanente commissie bij Ko-
loniën. Immers, de Commissie-Bruins geeft in beleef-
de woorden de verstrekte opdracht aan de Regee-
ring terug zonder tot een resultaat te zijn gekomen,
behalve dan op enkele ondergeschikte punten.
Het wil ons voorkomen, dat dit falen der Corn-
missie-Bruins op het terrein der algemeene econo-
mische politiek, die door Nederland en Indië te-
zamen dient te worden gevolgd, een’ slecht tee-
ken is met betrekking tot de mentaliteit, die vooral
in groote kringen van vertegenwoordigers van het
Nederlandsche bedrijfsleven heerscht. Men dient
zich hierbij te herinneren, dat de Commissie..Bruins
tot opdracht had, zich allereerst uit te spreken over
de wenscheljkheid van contingenteering van den in-
voer van katoenen goederen in Indië, teneinde de
export van Nederlandsche textielproducten daarheen tegen de overmachtige Japansche concurrentie te be-
schermen. Op dit punt is een beslissing genomen,
alvorens men tot de behandeling van het geheele com-
plex van vraagstukken overging. De Commissie-
Bruins verwierp in een aan den Minister van Kolo-
niën gericht schrijven van 9 Dec. 1932 het denk-
beeld der contingenteering, daar men – volgens
haar – geen steun voor de Nederlandsche tex-
tielindustrie kon laten opbrengen door de sterk ver-
armde bevolking van Nederlandsch-Indië. Niettegen-
staande dit advies is de actie ten •gunste van contin-
genteering van den invoer van katoenen goederen in
Indië niet verflauwd; zij heeft tenslotte een gedeel-
telijk succes bereikt door de thans afgekondigde con-
tingenteering van den invoer van bedrukte katoenen sarongs, terwijl ook de contingenteering van den in-
voer van bier in Indië den export uit Nederland en
Duitschland heshermt ten koste van dien uit Japan
en de Minister van Koloniën in zijn begrootingsrede
in de Tweede Kamer de binnenkort te verwachten
contingenteering van gebleekte katoenen goederen in
Indië aankondigde.
Met deze feiten als achtergrond komt het sobere
rapport der Commissie-Bruins zeer duidelijk naar
voren als een verklaring, dat het onmogelijk was de
wenschen der verschillende belanghebbenden en an-
dere leden dier Commissie te bev.redigen. Dit noe-
men wij een slecht teeken van de heerschende men-
taliteit in bepaalde kringen. Zeer duidelijk blijkt
hieruit, dat men in vele gevallen bij de bespreking
van de economische politiek en de noodzakelijke maat-
regelen in het belang van het geheele Nederlandsche
Rijk zich te veel laat beïnvloeden door de belangen
van bepaalde groepen, en deze niet ondergeschikt
weet te maken aan of weet te coördineeren met de
belangen van het geheel.
Wat de onderdeelen betreft, waarop men blijkbaar
wel tot overeenstemming kon komen, verwijzen wij
in de eerste plaats naar de critiek der Commissie op
de jongste verhooging van het invoerrecht op thee.
Het blijkt wel zeer duidelijk, dat deze verhooging,
om fiscale redenen door het Ministerie van Finan-
ciën doorgevoerd, buiten het overleg met deze Com-
missie is gehouden.
1)
Wij kunnen met deze critiek instemmen. Toen de
Regeering eenmaal een commissie had ingesteld om
advies uit te brengen over de bevordering van de
1)
In zijn bovengenoemde rede heeft Dr. Colijn’medege-
deeld, dat Financiën de toezegging heeft gedaan dit in-
voerrecht te vei-lagen.
economische samenwerking tusschen Nederland en
Nederlandsch-Indië, was zij toch feitelijk wel ver-plicht om in zulke belangrijke questies als verhoo
ging van invoerrechten op Indische producten in
Nederland ten minste het oordeel der Commissie te
vragen. Nu zuzlks niet is geschied, had de Commissie
volkomen het recht om met nadruk te constateeren,
dat een dergelijke politiek van invoërrechtenverhoo-
ging volgens haar meening het gestelde doel, de
economische samenwerking, ten zeerste schaadt.
Ten aanzien vn de algemeene handelspolitiek zijn
de conclusies der Commissie-Bruins negatief. Geen
tolunie en geen algemeene wederzijdsche preferen-
tiëele rechten is het resultaat. Ook tegen deze con-
clusies zal wel geen bezwaar worden gemaakt. Een
tolunie tusschen twee zoover verwijderde landen is
inderdaad onaanvaardbaar; zij bestaat ook in het Brit-sche Imperium niet, en is slechts goed uitvoerbaar tus-
schen landen, die aan elkaar grenzen en feitelijk een
economisch geheel vormen. De afwijzing der alge-
meene preferentiëele rechten beteekent, dat de Corn-
missie een stelsel verwerpt als te Ottawa voor het
Britsche wereidrjk is aangenomen. Inderdaad zijn wij
niet in staat in dit opzicht het voorbeeld van hel
Britsche Imperium te volgen, omdat de afzet van
Nederlandsche en Nederlandsch-Indische producten
buiten de grenzen van het Nederlandsche Rijk van
overwegend belang is, en wij dezen afzet vermoede-
lijk, tengevolge van represaillemaatregelen van an-
dere landen, meer zouden schaden dan dat de pre-
ferentiëele rechten nut zouden opleveren. Bovendien komt daar, ten aanzien van Indië, de overweging bij,
dat de prijzen van diverse levensbenoodigdheden in
dat land dientengevolge zouden worden opgedreven.
Want verlaging der invoerrechten voor producten uit Nederland zal wel uit fiscale overwegingen onmoge-
lijk blijken, zoodat de preferentie gevonden zou wor-
den,
gelijk
ook in de Britsche Dominions en Enge-
land het geval is, door verhooging der invoerrechten
op producten niet uit het Rijk afkomstig.
Voegt men hieraan nog toe de aanbeveling om de
handelsvoorlichting ten aanzien van Indië te verbe-
teren, odi van overheidswege gekochte goederen met
Nederlandsche schepen te doen vervoeren, om het tarief voor telegrammen te verlagen en om de hef-
fing van dubbele belasting te voorkomen, dan heeft
men nagenoeg alle aanbevolen of verworpen voorstel-
len opgenoemd.
* *
*
Zonder twije1 weet de Commissie zelf zeer goed,
dat dit resultaat van de beraadslagingen en onder-
zoekingen in volstrekt geen .verhouding staat tot het
gestelde probleem. Stilzwijgend wordt erkend, dat
men niet in staat was voor de werkelijke groote pro-
blemen ook maar eenige oplossing aan te geven. In-
cidenteele preferentie voor Nederlandsche producten
acht de Commissie in bepaalde gevallen aanvaard-
baar, maar het gaat er juist om, in welk soort geval-
len naar haar meening hièr’van sprake mag zijn.
Het eigenlijke groote economische probleem wordt
slechts terloops even aangeroerd
bij
een verwijzing
naar de nieuwe oriënteering in de Nederlandsche
handelspolitiek, gëbasèèrd op de thans gewijzigde
Crisis-Invoerwet en de invoermonopolies, waardoor
het mogelijk wordt den invoer in bepaalde banen te
leiden en die landen te bevoordeelen, die ook Neder-landsche producten afnemen. Er wordt slechts op die
mogelijkheden gewezen, zonder dat daarop verder
wordt ingegaan.
Bij een nientaliteit van een deel der commissie-
leden, zooals die ten aanzien van de contingenteering
van katoenen goederen in Indië is gebleken, is het
wel verklaarbaar, dat geen positieve resultaten op dit
gebied konden worden bereikt, afgezien nog van het
feit, dat men daarbij vervalt in onderhandelingen,
waaraan, regeeringsvertegenwoordigers van verschil-
lende landen deelnemen, en die dus buiten het raam
van commissoriaal werk vallen. Indien echter iedere
28 Februari 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
195
groep terstond gaat trachten eigen belangen te be-
hartigen met behulp van de nieuwe wapenen in het
economisch arsenaal onzer Regeering, dan zal onge-
twijfeld het resultaat pover zijn. Hier dient in ieder
geval slechts het algemeene Rijksbelang richtsnoer te
zijn voor te treffen maatregelen.
En wij meenen te mogen zeggen, dat dit algemeene Rij ksbelang slechts gediend wordt door
primair
den
export van Nederlandsch-Indië te verbeteren, zoowel
wat hoeveelheid als wat prijs betreft. Er. zijn onge-
twijfeld groepen in Nederland, wien de Indische
export iiiet zoo na aan het hart ligt, maar economisch
bezien is dit de plaats, waar de hefboom dient te
worden aangezet. Gelukt het dien export te verbe-
teren, dan kan er sprake zijn van meerderen invoe.r
in Indië, en dan kan men naar onze meening ook
spreken over incidenteele preferentie voor Nederland-
sche artikelen, voor een beperkten tijd.
Wij gaan volkomen accoord met de meening der
Commissie-Brui ns, dat Nederlandsch-Indië zich op
eigen wijze economisch heeft ontwikkeld en eigen
economische belangen heeft. Samenwerking met het
moederland dient hierin te bestaan, dat men vanuit
Nederland steun verleent in de richting dier econo-mische ontwikkeling, dat is – voorloopig tenminste
nog – in de. richting van hndhav,ing en’versterking van den Indischen export. Het welbegrepen belang
van Nederhind ligt hierin, om – het vele malen goo-
tere mdie..dat een markt voor Nederlandsche pro-
ducten kan zijn, in staat te stellen dergelijke produc-
ten te koopen waarbij Indië niet zoo verarmd mag zijn,
dat men niet meer op qualiteit, maar uitsluitend op
prijs letten moet.
De thans opkomende leuze van ,,industrialisatïe”
van Nederlaudsch-Indië kunnen wij dan ook slechts
zien als in een verdere toekomst voor verwezenlijking
vatbaar. Wanneer industrialisatie van dat land ge
baseerd is op toenemende behoeften eeer in *èlvaart
groeiende bevolking, kan zij slechts wordén toege-
juicht. Anders is zij een noodiottige sprong
,
‘die uit-
eindelijk den afzet van buitenlandsche “ioducten
nog meer belemmert, zonder de koopkracht der In-
-dische bevolking te vergrooten. Een dergelijke indus-
trialisatie wordt thans doorgevoerd in China, in ver-
schillende Zuid-Amerikaansche staten, overal, daar
waar het buitenland de natuurlijke inheemsche land-
‘bouwkundige voorthrengselen niet meèr in voldoende mate afneemt.
1-let feit, dat hij de onderhandelingen tusschen
Nederland en Duitschland aangaande de handelsover-
eenkomst, Nederlandsch-Iudië naar de tweede plaats
is geschoven en thans eerst bij afzonderlijke bespre-
ki ogen aan. de orde komt, nu geen ‘groote ,,ruilobjec-
meer aanwezig zijn, wijst ook op een zoodanige
mentaliteit in Nederland, dat eén commissie ter be-
vordering van cle economische samenwerking met In-
dië moet inzien niet in staat te zijn veel positieve
resultaten te bereiken.
De verbijsterend snelle ontwikkeling van de econo-
mische constellatie in de wereld gedurende het laat-
ste jaar heeft misschien wel gemaakt, dat een com-
missie, die oorspronkelijk was ingesteld om het pro-
bleem van de economische sapienwerking tusschen
Nederland en Indië te bestudeeren, door de feiten is
achterhaald. Onze economische problemen houden
thans niet meer bij de ruimste grenzen van ons eigen
gebied op. Wij zijn niet meer in staat het vraagstuk
‘vau, de verhouding der deelen van het Nederlandsche
Rijk binnen de rjksgreuzen te beoordeelen, zonder
rekening te houden met beider belangen ten aanzien
• van de buitenwereld. Het geheele complex van vraag-‘
stukken, dat betrekking heeft op de ‘verhouding
–
van
het Nederlandsche Rijk in zijn geheel tot hetb’uiten-
land, en daardoor de verhouding van de deelen desj
–
Rijks tot elkaar, in harmonie met de economische’
Rijkspolitiek, dit complex kon, niet-, tot oplossing
‘worden, gebracht in-de Commi’ssie-Bruius, -welke geen
opdracht had het te onderzoeken, en die ook in haar
samenstelling daartoe niet was opgezet.
Het negatieve rapport moet derhalve als een er-
kenning worden beschouwd, dat de tijd van gedeel-
telijke maatregelen voorbij is. Het groote, algemeene
probleem vriagt om een Qplossing: het Nederand-
sche volk moet tot’ arbeid’ komen, het Indische,,volk
eveneens, de voortgebrachte producten moeten voor een belangrijk deel worden uitgevoerd, daar vele er-
van in hoeveelheden worden geproduceerd, die ver
boven de landsbehoeften uitgaan. Tegenover dit pro-
bleem dienen alle groepshelangen te verdwijnen. Het
is een vraagstuk, dat ieder der 70 millioen bewoners
van het Nederlandsche Rijk aangaat. Een partiëele
oplossing, waarbij succes wordt bereikt voor bepaalde groepen en zekere producten is geen oplossing.
‘De Commissie-Bruins heeft geen antwoord op de algemeene vraag kunnen geven. Dit antwoord dient
naar onze meening ook van de
zijde
der Regeering
zelf te komen.. Zij heeft een nieuwe economische
samenwerking tusschen Nederland en Indië aange-kondigd. Wij hebben thans af te wachten, hoe deze
zich in werkelijkheid zal ontwikkelen. A. E.
DE ALPHA EN DE OMEGA VAN DE COUPON-
BELASTING.
Als ‘ik bij deze in den gedachtenkring van den
lezer treed met het onderwerp couponhelasting, dan
hoop ik, dat mij het ,,sois le hienvenu” niet zal ont-
houden, worden. Het geldt hier toch een zeer fijne
schotel op het menu van het belastingrecht. De wet
van 29 December 1933, Staatsblad No. 780, in wer-
king vanaf 25 Februari, bracht ons die in den vorm
van eene zakelijke, indirecte belasting, die bestemd is
tot 1 Januari 1939 te werken.
Daarbij is de opbrengst van’ binnenlandsche
obli-
gaties
en van buitenlandsche
effecten
belast. Waar
uitdeeling uit de. winst van
binnen het Rijk gevestig-
de
naamlooze vennootschappen, commanditaire ven-
nootschappen op aandeelen, coöperatieve en andere
vereenigingen- en onderlinge verekeringmaatschap-
pijen, reeds aan de zakelijke Dividendbelasting is
onderworpen, is ze uit dien hoofde van de zakelijke
couponbelasting uitgesloten. Daarom schreef ik hier-
boven met voordacht: binnenlandsche
obligaties.
Voor de belastbaarheid doet het bij die binnenland-
sche obligaties er niet toe -± de opbrengst toekomt
aan binnen ‘of buiten het Rijk wonenden of gevestig-
den. Daarentegen wordt slechts dân van de opbrengst
van
buitenlandsche
effecten — die uiteraard niet
enkel obligaties behoeven te zijn – couponbelasting
geheven, indien ze aan binnen het Rijk wonenden of
gevestigden toekomt. Dit wordt niet geacht het ge-
val te zijn en derhalve is de belasting wegens de op-
brengst van
buit enlandsche
effecten niet verschul-
digd door hen, die hun bedrijf geheel of gedeeltelijk
iii het buitenland in een vaste inrichting uitoefenen
en die aantoonen, dat en in hoever, goed koopmansge-
hruik me’debrengt, dat zij tegenover verplichtingen
in een vreemd land aangegaan, ook effecten in ‘de
muntsoort van dat land bezitten.
Overigens huldigt de wet een ruim begrip van
opbrengst
van effecten. Daaronder worden niet al-
leen renten en dividenden verstaan, maar c.q. ook
stockdividenden, uitreiking van bonusaandeelen en
dergelijke voordeelen. Mede wordt onder opbrengst
begrepen:
lo. bij premieloten de toegekende premie (waarin vaak teven§ een vergoeding wegens lage rente ver-
scholen. ligt); . .
2o. bij
binnenlandsche
effecten, die ingetrokken,
afgelost, of uitgeloot worden, de bij de intrekking,
‘aflossing -of uitloting betaalde som, voor zoover deze
de som overtreft, die bij de uitgifte is gestort. Deze –
bepalin-g is niet toepasselijk:
a.
ten -aanzien van effecten, uitgegeven vSSr 25 Fe-
bruari, 1934,
196
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Februari 1934
b.’
ten’ aanzien van effectén,- welke coyspronkelijk
niet lager dan 5 ten honderd beneden den koers van
uitbetaling zijn uitgegeven en waarbij de houders niet
het recht hebben binnén 5 jaren uitbetaling te vor-
deren. De strekking is om ontduiking van coupon-
belasting tegen te gaan bij wijze van het doen ge-
nieten van een deel van het rendement in den vorm
van een niet onbelângrijk koersverschil.
De heffing strekt zich niet uit over de opbrengst
van vorderingen uit geldleeningen, al dan niet hypo-
thecair gedekt.
Hoe ruim nu overigens ook het begrip opbrengst,
de grondslag der heffing, genomen moet worden, de
wetgever heeft daartegenover gewaakt – zij het niet•
volledig – tegen dubbele heffing. In weerwil van
het ,,exempla sunt odiosa” volgen de voorbeelden hier.
Zoo is indien van effecten, welker opbrengst aan be-
lasting is onderworpen, certificaten zijn uitgegeven
door hier te lande gevestigde administratiekantoren,
de opbrengst van deze certificaten niet aan de belas-
ting onderworpen. Zoo is evenmin belasting verschul-
digd wegens de opbrengst door een binnen het Rijk
gevestigde naamlooze vennootschap, commanditaire
vennootschap op aandeelen, coöperatieve en andere vereeniging en onderlinge verzekeringmaatschappij
genoten ter zake van het bezit van aandeelen in een
vennootschap, vereeniging of maatschappij, welke
niet binnen het Rijk is gevestigd (dit bezit moet min-
stens
1%
van het geplaatste kapitaal uitmaken en be-
staan hebben gedurende het geheele boekjaar, waarin
opbrengst genoten is). Verder is evenmin belasting
verschuldigd wegens de opbrengst van Ned.-Indische
effecten, mits deze opbrengst in Ned.-Indië aan een
couponbelasting of een belasting naar de winst is
onderworpen.
De belasting, die niet progressief is en niet met
o])centen is bezwaard, bedraagt 2 ten honderd van
•de opbrengst, dit zoowel van binnenlandsche als van
huitenlandsche. effecten. Bij de laatste zullen wij
straks nog een minimum bespreken, benevens de wijze
van afronding’naar boven.
Wij ontmoetten reeds eenige gevallen, waarin de
belasting niet verschuldigd is. – Daaraan zijn nog toe
te voegen:
de opbrengst van Nederlandsche schatkistbiljetten
en schatkistpromessen;
de opbrengst van effecten ten aan-zien waarvan hij
of krachtens de wet is bepaald, dat’ zij van Neder-
landsche belastingen van rentebewijzen zijn vrijgesteld
(Nederland 5 pCt. 1932, 4Y2i pOt. 1928, 4 pOt. 1931
en 1933; Ned.-Indië in $ 6 pOt. 1922 A, B en 0, 514
pOt. 1921 D, 1923 0; 6 pOt. Rotterdam in $; 514
pOt. Amsterdam in £; 4 pOt. Kon. Ned. Petroleum-
mij, in $; 4Y21 pOt. Bataafsche Petroleummij. in $).
De bedoeling van den wetgever is geweest om de
belasting te doen drukken op de bezitters der cou-
pons. Om practische redenen – teneinde de adminis-tratieve moeilijkheden tot een minimum te reducee-
ren – worden echter niet die bezitters der coupons
•
tot schuldenaren der belasting verklaard, maar wordt
de belasting meer bij ‘de bron geheven. Zoo is dan de
belasting op de opbrengst van
binnenlandsche effec-
ten verschuldigd door den schuldenaar van de op-
brengst bv. voor de rente van de pandbrieven Rot-
terdamsche Hypotheekbank, door die naan3looze ven-
nootschap. Verder is de belasting op de opbren-gst
van
buitenlandsche
effecten verschuldigd door den-gene bij wien de opbrengst hier te lande is betaalbaar
gesteld of door dengene aan wien de coupons en divi-
dendbewijzen hier te lande worden ter hand gesteld
en tot wiens gewoon beroep het verzileren van der-
gelijke stukken behoort. B.v. 5 pOt. Oities Service
Oompany-coupons (New-York) zijn hier te lande be-taalbaar gesteld bij Broekmans Effectenkantoor N.V.
te Amsterdam. Voor zoover ze dââr verzilverd wor-
den, is de couponbelasting door Broekmans Effecten-
kantoor verschuldigd. Worden ze voor inning ter
hand gesteld aan b.v. de Rotterdamsche Bankvereeni-
ging, dan doôrlaatstgenoemde N.V. En zou de hier
te lande wonende eigenaar dezer obligatiën, te New-
York zijnde, de coupons aldaar bij een agentschap der
Maatschappij innen, dan heeft hij binnen een jaar
na afloop van het kalenderjaar van vorderbaar wor-
den aangifte te doen van •de opbrengst over welke
de belasting nog niet is betaald bij den inspecteur,
die daarvoor verhoogd met interest, een aanslag op-
legt. Door betaalbaarstelling of ter handstelling van de- opbrengst hier te lande, wordt aangenomen, dat
die voor buitenlandsche effecten toekomt aan binnen
het Rijk wonenden of gevestigden, wat ook wel het
normale geval zal zijn. Het zou voor de bankiers een
onoverkomelijke last opleveren, indien zij bij de uit-
betaling van die coupons een onderzoek naar de woon-
plaats moesten – instellen. Indien echter later aan den
inspecteur overtuigend kan worden aangetoond, het
niet hier te lande wonen of gevestigd zijn, dan komt
op verzoek- of beroepschrift de belasting der buiten-
landsche coupons voor terugbetaling in aanmerking.
Zij, die de belasting verschuldigd zijn, zijn bevoegd
bij -de uitbetaling van de opbrengst aan -de daarop
rechthebbenden de belasting af te houden, waardoor
des wetgevers bedoeling tot haar recht komt om de
belasting te doen drukken op de bezitters der cou-
pons.
In het algemeen wordt -de belasting op de opbrengst
van
buit enlandsche
effecten voldaan door zegeling
van een nota,
coupon-nota
geheeten. De Minister van
Financiën kan machtiging verleenen de zegeling niet
te doen plaats vinden door zegels, doch door middel
van een goedgekeurde machine.
Het bestuur der Vereeniging voor den Effecten-
handel te Amsterdam heeft op -de vraag of naast
het zegel voor de couponbelasting, de coupon-nota’s
voor coupons van buitenlandsche fondsen ook van
het kwitantiezegel moeten worden voorzien, van het
Ministerie van Financiën volgens courantenbericht
de navolgende mededeeling ontvangen:
,,De coupon-nota’s zullen naast het zegel voor de
,,couponbelasting -ook van een kwitantiezegel moeten
,,wordeiivoorzien, tenzij artikel 37, 3o. der Zegel-
,,wet 1917 (verrekening over -de balie) toepasselijk is.
,,De vrijstelling voor beursnota’s van kwitantiezegel
,,berust op artikel 10 der Zegelwet, welk artikel ten
,,aanzien van de coupon-nota’s geen toepassing kan
,,vinden.”
De belasting bedraagt bij de buitenlandsche effec-
ten ten minste 10 cent en klimt door afronding op
met 10 cent tot een gulden, boven den gulden met
25 cent tot 5 gulden en boven -de 5 gulden met 50
cent. Zij wordt geheven over het eindbedrag der op
buitenlandsche effecten betrekking hebbende coupon-
nota. Herleiding van het bedrag, waarover de belas-
ting wordt geheven in Nederlandsche munt, geschiedt
bij
binnenlandsche
effecten
–
zoo noodig naar den Am-
sterdamschen wisselkoers op den dag voorafgaande aan dien waarop de opbrengst is vorderbaar gewor-
den en voor
buitenlandsche
effecten volgens den
laatstbekenden Amsterdamschen wisselkoers op den
dag waarop de coupon-nota gezegeld wordt. – –
Voor
binnenlandsche
effecten houdt de belasting-
schuldenaar een register, waarin hij de gegevens
boekt, die voor de regeling van de belasting noodig
zijn; gelegenheid tot boekcontrôle door inspecteur of rjksaccountantsdienst is gegeven. Binnen acht dagen
nadat de opbrengst vorderbaar is geworden, moet
bij den inspecteur der directe belastingen aangifte
volgen, wâarna een aanslag, zoo noodig met afwijking
en dan met ten hoogste het vijfvoud verhoogd. Dezelf-
de verhooging staat op aanslag bij gebreke van aan-
gifte. Bij
binnenlandsche
effecten is aanslag: ,,der
Weg ohne Wahl”.
Bij
buitenlandsche
effecten volgt enkel aanslag bij
gebreke van of te weinig voldoening per coupon-nota. – De aanslag opgelegd aan den schuldenaar bij wien de
opbrengst hier te lande betaalbaar is of aan wien de
couponster inning zijn ter hand gesteld, wordt met
28 Februari 1934
ECONOMISCH-STA1ISTICHE BEICHTEN
197
13
ten hoogste het honderdvoud verhoogd. Een provisie van één ten honderd van de op coupon-nota betaalde
belasting wordt den schuldenaar van Rijkswege toe-
gekend. Zulks als vergoeding voor het meerdere werk,
dat de wet in deze den bankiers enz. oplegt. Vergelijk
het zoogenaamd deicredere bij den gedistilleerdaccijns
aan distillateurs of handelaars verleend in art. 91
§ 4 der Gedistilleerdwet. Tegen alle aanslagen, ingevolge deze wet opgelegd,
staat bezwaar open bij den raad van beroep binnen
twee maanden na de dagteekening van het aanslag-
biljet. De aanslagen moeten voldaan worden binnen
14 dagen na de dagteekening van het aanslagbiljet.
Overigens zijn de bepalingen van de Invorderingswet
van 1845 toepasselijk.
De wet stelt straffen op opzettelijk onjuiste of on-
volledige aangifte waaruit nadeel voor het Rijk kan ontstaan, opzettelijk valsche of vervalschte stukken
overleggen, valsch opmaken of vervalschen van cou-
pon-nota’s of aanteekeningen, opzettelijk gebruik ma-
ken van reeds gebruikte zegels, niet doen van ver-
eischte aangifte enz. Alléén het laatste is overtreding,
de overige strafbare feiten worden als misdrijf be-
schouwd. B.
VAN
DEN BanG.
SPOORWEGTEKORTEN IN 1932 IN NEDERLAND EN
IN ZES NABIJRIGE LANDEN.
Ir. H. E. Verschoor schrijft ons:
Aan de statistiek van de U.LO. (Union Interna-
tionale des Ohemins de fer) ontieenen wij over 1932
de volgende gegevens inzake de Nederlandsche Spoor-
wegen en spoorwegen in zes naburige landen
(Duitschland, België, Denemarken, Nort français,
Londen N.E.R. en Zwitserland).
(In bijgaanden staat zijn de geldswaarden uitge-
drukt in de munteenheid van het land, behalve in
de op één na laatste kolom; daarin zijn de totale
lasten en het tekort per kilometer spoorweg in gul-dens uitgedrukt; Pond Sterling en Kroon zijn bere-
kend op % van de voormalige waarde).
Slechts in drie van de zeven landen (Engeland,
Zwitserland en Nederland) was de opbrengst hooger
dan de exploitatiekosten.
In Engeland was de opbrengst
gelijk
aan de totale
lasten; in de zes andere landen was er een tekort;
in twee van deze zes landen was het tekort kleiner
dan in Nederland. Het gemiddelde tekort bedroeg in
Duitschiand, België en Nederland circa
f
4000,-
per kilometer spoorweg; in Denemarken
f
5800,—,
in Frankrijk
f
14.200,— en in Zwitserland
f
8500,—.
Het zeer groote tekort in Frankrijk wordt verklaard
door de hooge verkeersbelastingen.
Tenslotte worde opgemerkt, dat ook de verande-
ringen der geldswaarden van grooten invloed zijn.
In Engeland en Denemarken geldt zulks zoowel voor
de exploitatiekosten als voor de vaste lasten. In de
andere landen (behalve Zwitserland en Nederland)
Exploitatie-kosten
heeft de sterke verlaging der munteenheid de waarde
der vaste lasten (speciaal de oude schulden) belang-
rijk doen dalen: Duitschiand 100 pOt., België 84 pOt.,
Frankrijk 80 pOt.
Een en ander geeft een betrekkelijk gunstigen in-
druk van de exploitatie der Nederlandsche Spoorwe-
gen, temeer als in aanmerking wordt genomen, dat het goedereuvervoer elders 2 á 4 maal zoo groot is
als in het vaterrjke Nederland. Wel was er in 1932
een tekort ad 17 millioen Gulden, maar daartegen-
over werden o.m. betaald aan spoorweghuur 6 mil-lioen, interest 21 millioen, afschrijving 12 millioen
en pensioenfonds 6 millioen Gulden. Het verdient overweging, de concurrenten (binnenscheepvaart,
vrachtauto en autobus), eveneens tot jaarlijksche pu-
blicatie hunner rekening te verplichten.
CRISISINKOMSTENBELASTING.
Mr. Alb. Veen schrijft ons:
Het zij mij vergund enkele fiscaal-technische kant-
teekeningen te maken bij het artikel van professor Polak over de crisisinkomstenbelasting in E.-S. B.
van 21 Februari 1934.
le. Een groote fout van het wetsontwerp is, naar
het mij voorkomt, de omstandigheid, dat uniform
10 pOt. geheven wordt van een bepaald gedeelte van
het hakomen van zekere belastingschuldigen, terwijl de rjksinkomstenbélasting en de fondsbelasting pro-
gressieve tarieven hebben. Tengevolge van dit feit,
drukt de belasting onevenredig zwaar op de aange-
slagenen met de lagere inkomens. Een concreet voor-
beeld kan dit toelichten. Nemen wij aan dat 90 pOt.
van het inkomen 1931/’32 is
f
3000,— en het inko-
men voor 1934/’35
f 4000,—.
Bij dit laatste wordt te
Rotterdam dan, waar de belasting zeer hoog is, in
totaal voor 1934f’35 geheven, van een gehuwde zon-
der kinderen
f
323,40. De crisisbelasting bedraagt
10 pOt. van
f 1000,—
of
f 100,—,
zoodat dus de be-
trokken belastingschuldige – veelal tengevolge van
toevallige omstandigheden – 31 pOt. meer inkom-stenbelasting moet betalen dan een ander, die ook
f
4000,— inkomen heeft, maar niet in de crisisin-
komstenbelasting valt.
Stellen wij daar tegenover iemand, bij wien 90
pOt. van het inkomen over 1931f’32
f
30.000,— be-
draagt en het inkomen over 1934J’35
f
31.000,—. Deze
laatste betaalt daarvan te Rotterdam, alles inbegre-
pen, in normale gevallen in laatstgenoemd jaar
f
5.673,39 en aan crisisinkomstenbelasting ook
f
100,— zijnde 1,8 pOt. van zijn totale inkomstenbe-
lasting. Een en ander is het gevolg van de omstan-
digheid, dat men nu eenmaal niet een hoog propor-
tioneel tarief kan toepassen op een.. belasting, die
volgens een sterk progressief tarief wordt geheven.
liet ware dan ook beter geweest, indien een percents-gewijze opslag was gelegd op de hoofdsom der rijks-
inkomstenbelasting, geheven van dat gedeelte van
Totale Lasten
_
K.M. spoorweg
opurengst per
ifl
0/
van per T.M. spoorweg
l
opbrengst
in
0
/0 van
opbrengst
1)
102
M.
54.500
M.
60.200
1
36.100
111
(3400)
107
Frs.
507.500
Frs. 567.500
39.700
112
(4200)
105
Kr.
41.300
Kr.
54.900
,.
26.200
133
(5800)
100
Frs.
510.200 Frs.
652.400
65.200
128
(14200)
84
£
4.200
£
4.200
,,
33.600
100
80
Frs.
120.100
Frs.
137.000
68.500
114
(8500)
84
,
F1.
38.100
F1.
42.400
2
)
42.400
111
(4300)
n het tekort
voor in guldens
per .K.M. spoorwegl
2)
Zonder dividend..,
Spoorwegnetten
1932 1
1
per K.M.
1
spoorweg
Duitschlancl ……………….
M. 55.700
België (S.S.) ……………….
Frs. 542.400.
Denemarken ……………… .Kr.
43.400
Nord français ……………..Frs.
509.000
London N. E. R………………
£ 3.500
Zwitserland (S.S.) ………. …..Frs.
96.300
Nederland …………………F1.
32.000
1)
De tusschen haakjes geplaatste getallen stelh
198
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Februari 1934
hët inkofnen, hetwelk door de crisisinkomstenbelas-ting wordt getroffen. In de bovengenoemde gevallen
komt men dan tot de volgende cijfers. Bij
f
4000,-
is aan hoofdsom verschuldigd
f
80,60, bij
f
3.000,-
f
52,60 en alzoo van het belastbaar verschil
f
28,—.
Hierop zou men kunnen heffen b.v. 100 opcenten
zijnde
f
28.—. Van de
f 1.000,—
die liggen tusschen
de
f
30.000,— en •de
f
31.000,— is verschuldigd in
hoofdsom
f
74,— en 100 opcenten maken hetzelfde
bedrag uit.
2e. Wanneer men een conjunctuur-belasting wil
heffen door vergelijking van de inkomens over ver,
schillende belastingjaren, moet men vergelijken de
inkomens, die
werkelij1
genoten zijn in bepaalde
kalender- of boekjaren en niet de inkomens, die for-
meel juridisch op grond van de artikelen 12, 13 en
14 der wet op de rijksinkomstenhelasting worden
vastgesteld. Dit leidt tot ergerlijke onbillijkheden,
vat ook veer met een voorbeeld kan worden toege-
licht. A. had over 1930
f
5.000,— inkomen, kreeg
met ingang van 1 Januari 1931 een salarisverlaging
van 10 pCt. en genoot dus in 1931 en ook in het
belastingjaar 19311’32
f
4.500,—, ja misschien nog
minder, als hij daarna nog verdere verlaging heeft
gekregen. Desniettegenstaande wordt hij op grond
van artt. 12 en 13 dier wet voor 1931f’32 aangeslagen
naar
f
5.000,—. B. is einde 1930 ontslagen uit een betrekking, die over 1930 ook
f
5000,— opleverde,
maar heeft met ingang van 1 Januari 1931 een
nieuwe positie gekregen met een jaarsalaris van
f
4.500,—. Hij wordt voor 1931f’32 aangeslagen
naar
f
4.500,— en de in 1930 genoten
f
5.000,-
blijven onbelast. Dit stelsel is al een zwakke stee in
onze inkomstenbelasting, maar bij de crisisinkomsten-
belasting werkt het, kortweg gezegd, gruwelijk on-
billijk. Het heeft bv. ook tengevolge dat de talrijke
salarisverlagingen, die 1 Januari jl. zijn ingegaan,
voor 19341’35 geen effect sorteeren als
zij
niet met
een positie-wisseling gepaard zijn gegaan.
3e. Zoowel in het artikel van professor Polak als
in de toelichting tot het wetsontwerp vind ik als
vanzelf sprekend aangenomen, dat de inkomens, die
uit erfenis en legaat voortkomen niet behooren te
worden getroffen. Een goed argument heb ik daar-
voor echter niet gevonden, ja veeleer ben ik van
oordeel, dat juist de inkomsten uit
deze
bronnen in
de eerste plaats moeten worden belast. Op de beta-
ling van het successierecht kan m.i. bezwaarlijk een
beroep worden gedaan. Afgescheiden van het feit, dat legaten (bijv. lijfrenteu of pensioenen) vrij van
successierecht kunnen worden verkregen, verliest men
m.i. te veel uit het oog, dat het successierecht een
zuivere kapitaalsheffing voor één maal is en dat
eerst het bedrag, hetwelk de belastingschuldige
netLo
in handen krijgt, voor hem een bron van inkomen
kan gaan vormen. Kleine erfenissen of legaten, die
worden opgeteerd kunnen natuurlijk geheel buiten
beschouwing blijven, want zij zijn, in den zin der
wet, nooit inkomen. Het onbillijke van deze regeling
springt in het oog, wanneer men naast elkaar de ge-
vallen legt van iemand, die
f 100.000,—
erft van
zijn ouders en een ander die dit bedrag trekt uit de
staatsloterj of uitgekeerd krijgt door een levensver-
zekeringmaatschappij.
In het eerste geval zal de belastingschuldige
f
5035,— aan successie-rechten betalen en, na be-
taling van andere, kosten dus allicht een• goede
f
90
mille overhouden. Deze vallen hem toe, zonder dat
hij daarvoor eenigen arbeid heeft gepraesteerd. Be-
legt hij deze tegen 4 pOt., dan heeft hij een goede
f
3600,— inkomen, dat niet aan eigen inspanning
of arbeid, maar geheel aan die van een ander te
danken is. Toch zal hij, als die
f
3600,— nu eens
toevallig het belastbare crisisinkomen is, geen cent
aan de nieuwe belasting betalen.
De gelukkige speler in de staatsloterij, zal, inge-
gevolge de betrokken wet, 15 pOt. aan den Staat
moeten afdragen. Hij krijgt dus
f
85 mille in han-
den. Belegt hij die ook tegen 4 pOt. dan moet hij in
hetzelfde geval over het alsdan verkregen inkomen
(f
3400,—) een bedrag van
f
340,— aan de nieuwe
heffing afdragen.
Het ergste is echter de man van de levensverzeke-
ring er aan toe. Het is •geen kleinigheid om een
levensverzekering af te sluiten van een ton,
maar het komt voor. De lezers van dit blad weten
ook wel •dat, vooral bij een gemengde verzekering,
het totale bedrag aan premiën veelal overeenkomt
met de later uit te betalen som. Een groote mate
van zelf tucht is, vooral in den tegenwoordigen tijd,
noödig om zoo’n verzekering vol te houden. In ons
geval zal’ b.v. een premie betaald
zijn,
die niet ver
afligt van de
f
4000,— per jaar. Onze wet op de
inkomstenbelasting laat maar een aftrek van ten
hoogste
f
100,— toe, zoodat de betrokkene ongeveer
25 jaren lang voor een ,,genoten” inkomen van pl.m.
f
3900,— belasting heeft moeten betalen, zonder dat
hij met di1 inkomen iets heeft kunnen doen. En als
deze man nu eindelijk komt tot zijn einddoel, en hij
toucheert zijn ton, belegt die evenals de anderen
tegen 4 pOt. en ook het alsdan verkregen inkomen
valt in de crisisinkomsteubelasting, dan betaalt hij
f
400,— aan de nieuwe heffing. Het
billijke
van dit alles, om de ethiek er nu maar
buiten te laten, zie ik niet in.
Ik wil het bij het bovenstaande laten. Wel zou ik
hen, die er over moeten. oordeelen, uitdrukkelijk er
op willen wijzen, dat in deze wet veel meer voet-
angels en klemmen zitten dan uit het bovenstaande
blijkt. Moeilijkheden b.v. bij liquide houden van ka-
pitalen, uitgestelde pensioenen, na jaren van lage
inkomsten effectief geworden en waarvoor ook pre-
mie is betaald enz. Als men dan verder nog bedenkt,
dat de aandrang
.
groot is om meerdere inkomsten aan
de heffing te onttrekken, waardoor de geraamde op-
brengst van slechts een paar millioen nog zal dalen,
dat deze wet aan de zwaar belaste administratie zeer
veel hoofdbreken en werk zal geven, dan vraagt mçn
zich toch wel af: is de geringe opbrengst nog wel
al die moeite waard? En als die paar millioen er
dan toch moeten zijn, kunnen die dan niet verkregen
worden door alle belastingschuldigen iets te laten
bijdragen? Met een geringe wijziging van het tarief
der hoofdsom van de rijksinkomstenbelasting zou het-
zelfde effect kunnen worden verkregen. Vindt men
dit te bezwaarlijk dan zouden ook nog wel een paar
millioen te vinden zijn door wijziging van verschil-
lende bepalingen der wet op de rijksinkomstenbelas-
ting, waardoor inkomsten, die thans aan de heffing
ontsnappen, daarin zouden worden betrokken.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DUITSCHLAND EN HET DONAUBLOK.
Prof: Dr. ElemérHantos te Budapest schrijft ons:
In de regionale aaneenschakeling der Duitsche eco-
nomische betrekkingen neemt de landengroep van
het Donaublok een aparte plaats in. Zij vormt de
groep, waarmede de Duitsche handelsbalans voort-durend een belangrijke activiteit vertoont, de groep,
jij welke Duitschiand als inkoop- en afzetgebied bijna
overal de eerste plaats inneemt en ten aanzien van
de beteekenis van den omvang van den handel slechts door het geheele handeisverkeer der Donaulanden on-
derling wordt overtroffen.
Indien men de ontwikkeling van de laatste jaren
nagaat en 1929 als basis neemt, dan ziet men het nor-
male ruilverker ‘tusschen Duitschland en de zes
Donaustaten. De invoer uit de Donaulanden bedroeg
in dat jaar R.M. 1.094.4 millioen, terwijl Duitschland
daarheen goederen voor een waarde van R.M. 1.607
millioen uitvoerde: Duitschiand heeft naar het Do-
naublok meer kunnen leveren dan naar Nederland
(1929: R.M. 1.355 millioen), dat als de beste afnemer
van Duitschiand geldt. Omgekeerd heeft Duitschiand
28 Februari 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
199
uit het Donaublok meer ingevoerd dan uit Groot
Brittannië (1929: R.M. 865 millioen), dat onder de
leveranciers van Duitschiand ‘algemeen op de tweede
plaats staat. De zes Donaustaten staan dus onder de
afnemers van Duitsche overschotten op de eerste
plaats; als leveranciers van Duitschiand komen zij
dadelijk na de Ver. Staten, ‘die de eerste plaats onder
de leveranciers van Duitschiand innemen.
Als gevolg van deze nauwe betrekkingen hangt het
economisch lot van de Donaulanden in hooge mate
van den politieken en econoxnischen toestand van
Duitschiand af. Voor Duitschiand zijn de Donaulan-
den daarentegen niet van dezelfde beteekenis, hoe-
wel de activiteit van de Duitsche handelsbalans ook
voortvloeit uit het verkeer met de Donaustaten.
Want voor rekening van de Donaulanden komt
slechts een tiende deel van het handeisvolumen van Duitschiand, terwijl het aandeel van Duitschiand in
den handel van eiken Donaustaat afzonderlijk be-
langrijk grooter is en in de voornaamste gevallen
(Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije) het dubbele over-
schrijdt.
De betrekkingen van Duitschlan’d tot het Donau-
blok zijn door de vorming van afzonderlijke staten
weinig gewijzigd. Zoowel de omvang van het han-
delsverkeer, als ook de activiteit van de handels-
balans hebben nauwelijks een wijziging ondergaan.
Wanneer men geen rekening houdt met ‘het kleine
nadeelige saldo ten opzichte van Bulgarije (en Roe-rnenië tot 1933), heeft Duitschiand met alle Donau-landen een actieve handelsbalans. De handel met de
Donaulanden kon dientengevolge in sterke mate me-
dewerken aan het herstel van de Duitsche handels-
balans, welke sedert 1929 steeds actief is geweest.
Het levendigste verkeer in den handel met de
Donaustaten onderhoudt Duitschiand, zoowel wat
den uit’ als den invoer betreft, met de twee indus-
triestaten, Tsjecho-Slowakije en
Oostenrijk.
De eco-
nomische structuur van Duitschland en Tsjecho-Slo-
wakije vertoont zooveel overeenkomst, dat reeds uit deze omstandigheid, nog afgezien van hun vroegere
betrekkingen, een zeer nauwe economische band, an-
derzijds echter ook een scherpe concurrentie voort-
spruit.
Na Tsjecho-Slowakije neemt Oostenrijk in het han-
delsverkeer van Duitschlaud met de Donaustaten ten
aanzien van den uitvoer de tweede plaats in, bij den
invoer de derde plaats. Daar het ook hier industrie-staten betreft, komen grondstoffen en fabrikaten in
de eerste plaats voor ruil in aanmerking. Duitsch-
land neemt echter een leidende positie op het gebied
van de massaproductie in, terwijl Oostenrijk als land van de kwaliteits- en veredelingsindustrie moet wor-
den beschouwd. Als gevolg van deze omstandigheid was Oostenrijk genoodzaakt, zijn afzetgebied steeds
meer naar het Westen te verplaatsen, waar door den
hoogen levensstandaard het gebruik van luxe-, en
semi-luxe-artikelen mogelijk is. Daarentegen heeft
Duitschiand Oostenrijk steeds meer uit het Zuid-
Oosten verdrongen, dat wegens
zijn
agrarisch karak-
ter en zijn eenvoudigeren levensstandaard meer op
massa-artikelen is aangewezen.
De in het begin van 1933 met Oostenrijk gevoerde
onderhandelingen over preferentiëele tarieven kon-den ingevolge de ontstane toestanden niet tot resul-
taat leiden. Duitschiand toonde echter reeds ter-
stond weinig tegemoetkoming juist ten aanzien van
preferentiëele rechten en contingenten van landbouw-
producten (inzonderheid melkproducten en •vee),
waarop Oostenrijk bijzonder gesteld was. Dientenge-
volge heeft Oostenrijk zijn verlanglijst herhaaldelijk
veranderd en wel in dien zin, dat daarin steeds
meer industriëele producten werden’ opgenomen.
Duitschland was ook bereid Oostenrijk hierin zon-
der compensatie tegemoet te.komen, teneinde de Oos-
tenrijksche koopkracht op te voeren en uit de ver-
betering daarvan voordeel te trekken. In de ontwik-
keling van de betrekkingen tusschen Duitschiand en
Oostenrijk zal ook ten deele de beslissing liggen, of
Duitschiand dan wel Oostenrijk in de toekomst bij de
handelsbetrekkingen van de agrarische Donaustaten
een domineerende positie zal innemen.
De toekomst van de handelsbetrekkingen van
Duitschlaud met het Donaublok hangt echter v66r
alles af van den invloed, welken de reeds in Duitsch-
land bereikte voedselautarkie in de Donaustaten zal
uitoefenen. De vier lagere Donaulanden produceeren
veel meer graan dan Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije
kunnen opnemen, terwijl deze landen bepaalde indus-
triëele producten, die in de overige Donaustaten wor-
den gevraagd, niet vervaardigen. In de eerste plaats
ontbreken enkele edele en fijne producten en speciale
fabrikaten van machines en electriciteitsapparaten,
zooals ook chemicaliën, geneesmiddelen en kleurstof-
fen, welke echter door Duitschiand kunnen wor-
den geleverd. De invoer van deze artikelen ‘door de
landbouwstaten kan Duitschlan’d niet meer compen-seeren door de afneming van het graanoverschot.
Daarentegen zou de behoefte aan voedermiddelen van
Duitschland, in de éerste plaats aan hoogwaardige
eiwithoudende voedermiddelen, de kern van de toe-
komstige verwikkelingen met de agrarische Donau-
landen kunnen worden. Niettegenstaande vergaan-
de aanmoediging van den uniformen verbouw van
oliezaden in Duitschland en verandering van de
grondstoffenproductie voor de margarinefabricage,
zal de invoerbehoefte aan oliezaden, zooals deze tot
dusverre was, niet in die mate kunnen worden ver-
minderd, dat de Donaulanden niet nog steeds voor
een veelvoud van hun mogelijke toekomstige over-schotten van dergelijke producten op een ongetwij-
feld vasten afzet zouden kunnen rekenen. Een
preferentiëele behandeling is echter voor de prijsni-
velleering ten opzichte van overzeesche landen onont-
beerlijk.
* *
*
Uit het voorgaande zal men begrijpen, waarom
Duitschland, meer dan alle andere landen, bij de
verbetering van den toestand in de Donaustaten be-
lang heeft. Van dit belang heeft het door
talrijke
po-
gingen om een organische verbinding met de Donau-
markten tot stand te brengen, ‘getuigd. Alle pogingen,
die tot dusverre zijn gedaan, zijn op politieken tegen-
stand gestrand.
De oppervlakte van de zes Donaulanden is dubbel
zoo groot (964.283 K.M.
2
) als van Duitschiand, doch
hun bevolkingstal (68.1 millioen) is niet veel grooter
dan dat van het Rijk. Daarentegen verschuiven de
economische verhoudingscijfers zich niet onaanzien-
lijk ten gunste van Duitschiand. Eenige cijfers mogen
dit verduidelijken. De lengte van de in bedrijf zijnde
spoorwegen bedroeg einde 1930 in Duitschiand
60.000 KM., terwijl het spoorwegnet van alle Donau-
staten tezamen nauwelijks 54.000 KM. bedraagt. De
productie van steen- en bruinkolen van Duitschiand
bedroeg in 1930 rond 290 mili. ton, die van de Donau-
staten’ rond 53 mill. ton. De ijzerertsproductie van
Duitschiand bedroeg in hetzelfde jaar 5,8 mili. ton,
die van de Donaustaten in ‘dezelfde periode 3,6 mill.
ton. :De omvang van den buitenlandschen handel van
Duitschlaud toont voor 1930 een waarde van R.M.
22.4 milliard, terwijl ‘die van de Donaulanden teza-
men R.M. 10.7 milliard bedraagt. Welke andere Mid-
den-Europeesche bedrjfscijfers men ook kiest, zij ver-
toonen steeds hetzelfde beeid, t.w. dat Duitschland
en het Donaublok twee gebieden van zeer verschil-
lende structuur zijn. Dit verklaart ook de pogingen
van de kleine staten, om de verhouding tot elkaar te
consolideeren, a1vorens zij in een ‘organische verbin-
ding met het Duitsche Rijk treden. In de verhouding
van de Donaustaten. onderling, die in haar samen-
stelling en haar geschiedenis nauw verbonden zijn,
werken krachten, die tegenstrijdig zijn met de wijzi-
gingen in den politieken wederopbouw. Zij verleenen
aan de overeenstemming van deze staten haar be-
teekenis en bepalen gelijktijdig haar grenzen.
200
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Februari 1934
AANTEEKENINGEN.
De handelspolitieke betrekkingen tusschen Ne-
derland en Nederlandsch-Indië.
Bij de behandeling van de begrooting voor Ned.-
Indië, heeft de Minister van Koloniën uitvoerige
aandacht geschonken aan de handelspolitieke betrek-
kingen van Ned.-Iudië met Nederland en het bui-tenland. Zooals reeds bekend is, tracht ook Ned.-
Indië zich aan te passen bij de in de laatste jaren
gewijzigde toestanden op handelspolitiek gebied. In
het verleden heeft Indië, evenals Nederland, zich
afkeerig betoond van een actieve haridelspolitiek. De
omstandigheden dwingen er helaas toe, ‘dat de Indi-
sche regeering zich op dit terrein gaat bewegen.
Dr. Colijn heeft er in zijn rede van jl. Donderdag
in de Eerste Kamer op gewezen, dat het Departement
van Koloniën elke uitrusting voor het voeren van
een z.’g. onderhandelingstarief miste en dat het De-partement van Economische Zaken uit den aard der
zaak niet georiënteerd is over de belangen en de be-
hoeften van Indië.
Gezien het feit, dat overleg met Indië tijdroovend
is en gezien de moeilijkheid, dat Indië geen enkele
eigen aanraking met het buitenland heeft en ook
niet hebben kan, en daardoor niet zoo dadelijk in
staat was om zich voor te stellen, wat aan verschil-
lende onderhandelingen, ook met het buitenland, vast-
zat, acht Dr. Oolijn, alle andere omstandigheden in
aanmerking genomen, de resultaten, die tot dusverre
bereikt zijn, niet gering. Volgens zijn mededeeling
zijn de resultaten de volgende:
Bij de laatste wijziging van het Indische tarief,
welk ontwerp aan het einde van 1933 door de
Eerste Kamer is aangenomen, zijn, met het oog ‘op
het Nederlandsche exportbelang, een aantal tarieven
verlaagd. Ook is in Indië een aantal artikelen voor de
berekening van de waarde, waarvan invoerrecht moest
worden betaald, in de z.g. prijscourant van de
douane opgenomen, waardoor bereikt is, dat voor
goedkoopere artikelen van elders over dezelfde waar-de invoerrecht moet worden betaald als voor de duur-
dere Nederlandsche producten.
Bij de
tijdelijke
contingenteering van bier op
flesschen, die einde 1933 van kracht is geworden, is
aan Nederland een aandeel toegekend, dat verband
houdt met ‘den invoer in 1932. Het gevaar zou an-
ders hebben bestaan, dat de Nederlandsche invoer ge-
heel verdwenen zou zijn.
Op 14 Februari jl. is voor den tijd van drie
maanden, een contingenteering van bontgeweven
sarongs ingevoerd, waarbij de Nederlandsche import
mede in verband is ‘gebracht met hetgeen in 1932
werd ingevoerd.
Binnenkort zal de contingenteering van gebleek-
te katoenen goederen worden afgekondigd, waarbij
aan de Nederlandsche industrie een
redelijk
aandeel
zal worden verzekerd.
Wat de bevordering van den uitvoer van Ned.-
Indië naar Nederland betreft, heeft Dr. Colijn het
volgende medegedeeld:
Nederland heeft zich bereid verklaard, om het
surplus van maïs in Ned.-Indië, dat geschat werd –
het blijkt achteraf minder te zijn – op 175.000 ton
in zijn geheel af te nemen. Daarvoor heeft de Minis-
ter’ van Economische Zaken concessies gedaan, die op ruim
f 1
millioen uit het Landbouw-Crisisfonds
neerkomen. Deze maatregel heeft geleid tot een stij-
ging van den maïsprijs in Indië, die zeer sterk ge-
daald was, tot boven
f
2.50 p’er quintaal. Merkwaar-
dig daarbij is, dat tot nu toe die verhoogde prijs ge-
heel ten laste komt van een ander land (Japan), dat
gewoon was om die mais te koopen voor ongeveer de
helft van die waarde en dat thans den genoemden
grijs betaalt, enkel en alleen als gevolg van den
reguleerenden invloed op den prijs op Java, die
voortvloeit uit den maatregel, hier in Nederland ge-
nomen.
Ook op het gebied van de rjstproductie, die in
de laatste jaren sterk is toegenomen, doen zich thans
moeilijkheden gevoelen, waardoor het toch reeds
sterk gedaalde inkomen van den inheemschen land-
bouwer nog verder werd bedreigd. Het Departement
van Koloniën is thans bezig om in overleg met het
Departement van Economische Zaken en met de rjstpellers hier te lânde de exporten van Java- en
Lombokrijst naar Nederland te stimuleeren.
De contingenteering van veekoeken hier te lande
is. zoodanig geschied, dat de uitvoer uit Ned.-Indië
naar Nederland, waarvoor ‘gevaar dreigde, niet alleen
niet is verminderd, maar zich in stijgende lijn blijft
bewegen.
Het suikervraagstuk. Dr. Colijn heeft erop ge-
wezen, dat ‘dit vraagstuk niet zoo gemakkelijk is, als somtijds wordt voorgesteld, maar constateert tevens,
dat een toestand, waarbij men hier te lande suiker
produceert tegen bijna den dubbelen prijs, waartegen
de suiker e1des wordt voortgebracht en hier kan worden geleverd, er een is, die afgezien van alle
andere factoren, toch aanleiding geven moet om dit
onderwerp niet te spoedig los te laten. Een zeer be-
langrijk deel van •de Suriname suiker is reeds tegen
een loonenden prijs op de Nederlandsche markt on-
dergebracht. Maar het feit, ‘dat tengevolge van den
grooten Nederlandschen bietenoogst er op het oogen-
blik een overschot van suiker is, is oorzaak, dat in
1934 waarschijnlijk niets voor de Javasuiker te be-
reiken is.
De Minister van Financiën heeft een toezegging
gedaan om het invoerreeht op thee te verlagen.
Wat de bevordering van ‘het handelsverkeer tus-
schen Ned.-Indië en het buitenland betreft, heeft
Dr. Colijn het volgende opgemerkt.
,,Met Duitschlan’d zijn, als uitvloeisel van hetgeen
in het slotprotocol van het jongste Nederlandsch-
Duitsche handelsverdrag is bepaald, onderhandelin-
gen aanstaande, waarbij het geheel van de betrekkin-
gen tusschen Duitschiand en Ned.-Indië in beschou-
wing zal worden genomen. En ik kan daaraan toe-
voegen, dat Nederland daarvoor aan Indië ter be-
schikking heeft gesteld een zeer waardevol ouder-
haudelingsobject.
Naar aanleiding van het ten deele reeds plaats
gevonden hebbende contingenteeren van manufactu-
ren heeft de Nederlan’dsche regeering voorts zich ge-
vend tot de Japansche Regeering en de Japansche
Regeering verzocht om over de handelsbetrekkingen
tusschen Indië en Japan nader te willen onderhan-
delen. De handelsbalans met Japan is thans voor
Indië zeer sterk passief. De verhouding is ongeveer
van 4 tot 1 en die onderhandelingen zijn dus inder-daad zeer noodig om den uitvoer van Ned.-Indië te
stimuleeren. Die besprekin’gen zullen plaats hebben
te Batavia, in overleg natuurlijk met den Haag en
de onderteekening van een eventueel verdrag zal uit
den aard der zaak hier in den Haag moeten plaats
hebben.
Bij de in gang zijnde onderhandelingen met Italië
en Frankrijk zijn ook verschillende Indische belangen
aan de orde gesteld. Hoewel ik vrees, dat wij ook
daar zullen komen tot het Duitsche experiment, d.w.z.
dat tenslotte afzonderlijke onderhandelingen voor
Indië met Italië en Frankrijk noodig zullen zijn.”
Financiëele perspectieven van Nederlandsch-
Indië.
Zooais bekend, heeft de regeering voor het herstel
van ‘het begrootin’gseveuwicht van Ned.-Indië een
basis -aangenomen van
f
300 millioen. Hoewel op het
oogenblik de inkomsten nog ver beneden dit bedrag
zijn en de uitgaven ver daarboven, meent de Minis-
ter van Koloniën, dat over enkele jaren inkomsten en uitgaven op dit niveau met elkaar jn evenwicht
kunnen komen. Dr. Colijn- heeft de vorige week in
de Tweede Kamer een nadere motiveering van dit
standpunt gegeven.
28 Februari 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
201
Wat de inkomsten betreft, is op het basisci.jfer van
f
300 millioen eerst over eenige jaren te rekenen. De
Minister rekent in het allergunstigste geval voor
1934 op een bedrag aan inkomsten van
f
270 mii-
lioen. De verbetering van de prijzen van tin en thee
en misschien van rubber, indien de restrictie tot
stand komt, zal echter den financiëelen toestand gun-
stig beïnvloeden, zoodat het niet onmogelijk is, dat
in afzienbaren tijd een bedrag van
f
300 millioen
aan inkomstenhelasting gerechtvaardigd mag worden
geacht.
Tegenover de Kamerleden, die een optimistischer
kijk op de toekomst hadden, voerde Dr. Oolijn aan,
dat, indien de inkomsten eerlang meer dan
f
300 mii-
lioen zouden opbrengen, dit meerdere zou moeten
dienen voor verlaging van enkele, voor de welvaart
van Ned.-Indië zeer schadelijke, belastingen en verder
voor delging van de veel te groote schuld. ,,Een land
van de economische structuur van Indië, dat zoo ge-
voelig is voor elke verandering in de economische
wereidstructuur, dat kan, gelijk de ervaring nu wel geleerd heeft, een schuld van
f
1500 ad 1600 mil-
lioen onmogelijk dragen.
Bij
den minsten tegenslag, die er optreedt, is de last van den dienst der schul-
den een blok aan het been, dat zelfs strompelen on-
mogelijk maakt, om van het gewone gaan maar niet
eens te spreken.”
In welke mate in de laatste jaren door de Indische
regeering bezuinigd is, wordt wel heel duidelijk ge-
illustreerd door onderstaand staatje, dat in de Han-
delingen (blz. 1343) is opgenomen.
1_1930
JJ
1934
aIingin
1
Zuivere gewone uitgaven
proc. van
miii. guldens
1930 O’34
Groep 1. Landsverdediging.
..
.
100,5
Groep H. Bestuur, politie, justi-
tie, gevangeniswezen,
belastinginning …… .
105
Groep III. Welvaartsdienstenc.a.,
decentralisatie, onder-
wijs, landbouw B.O.W.,
enz………………
128,6
Groep IV. Reiswezen en scheep-
vaart ……………
29,1
18,9
1
)1
35 0f
1)
Voor een juiste vergelijking met
1930
zijn voor het
reiswezen de bruto-uitgaven genomen, aangezien de in-
komsten, rechtstreeks tegenover uitgaven staande, uitslui-
tend bestaan uit verrekenposten met andere Departemen-
ten, die in
1930
nog niet voorkwamen.
Dr. Colijn, die di
–
t overzicht liet opnemen ter mo-
tiveering van de bezwaren van Dr. Westerman, dat
de bezuiniging in Indië planloos is geschied, merkte
hierbij op, dat de uitgaven van 1930 tot 1934 zijn ge-
daald met 26 pOt.
Op de aangenomen basis van
f
300 millioen zullen
de uitgaven echter nog met
f
75 millioen moeten
verminderen. Deze moeizame weg zal in étappes wor-
den afgelegd. Voor 1935 zal het uitgavenpeil tot
f
340 millioen dalen, dus met
f
35 millioen. Hiervan
is reeds
f
24 millioen gevonden en ook de overige
f 11
millioen zal de regeering vinden.
De verlaging van de
f
340 millioen tot de
f
300
millioen zal als volgt worden bereikt:
De besparing op de thans doorgevoerde conver-
sie van de Dollarieeningen bedraagt
f
15 millioen.
(Zooals bekend, is 95 pOt. van het bedrag geconver-
teerd).
Voorts zal een besparing van enkele miflioenen
te verkrijgen zijn als gevolg van het advies van de
commissie, die zal rapporteeren over de financiering
van de pensioenlasten.
Het is mogelijk, dat de lasten van de defensie
verlicht worden, zonder dat de taak van de weer-
macht in gevaar komt.
De doorwerking van de in den loop van de laat-
ste vier jaren genomen maatregelen moet op menig
gebied haar vruchten nog afwerpen. Men denke
slechts aan de wachtgelders.
De doorvoering van de decentralisatie, geschoeid
op een leest van de uiterste soberheid en met een
daaraan gepaard gaand benutten van het locale be-
lastingvermogen en van een correspondeerende af-
braak van centrale organen, biedt ook uitzicht op
ontlasting van de begrooting. Ned.-Indië heeft nog een kleine
f
700 millioen
schuld, die een rente geeft van boven de 4 pOt., nl.
44 en 5 pOt. leeningen. Wanneer men er in slaagt
om die conversie tot stand te brengen op de wijze, als
de Dollarleeningeii geconverteerd zijn, d.w.z. 4 pOt.
rente en 40-jarige annuïteit, dan zit daarin een be-
drag aan verlichting van den dienst van de schuld
van ongeveer
f
20 á 25 millioen. Dit bedrag vloeit
niet alleen voort uit dé rentebesparing, maar eveneens
uit de verlenging van de aflossingstermijnen.
Uit dit laatste blijkt dus, dat Nederland opnieuw
zijn crediet ter beschikking zal stellen om verdere
conversie van Indische leeningen mogelijk te maken.
In dit verband is ook de opmerking van Dr. Oolijn van belang, dat op het oogenblik reeds de grootste
helft (namelijk
f
800 millioen) van de Indische
schuld feitelijk of formeel door Nederland gegaran-
deerd is.
Indien ook deze conversie mocht slagen, zal Ned.-
Indië dus jaarlijks een bedrag van
f
15 millioen
uit de conversie van de Doilarleeningen en van
f
20
â 25 millioen uit de a.s. conversie, in totaal dus een
bedrag van bijna
f
40 millioen, besparen. Inderdaad
beteekent dit ,,een zeer daadwerkelijke hulp van het
moederland aan Indië”.
De devaluatie van de Tsjechische Kroon.
Op 15 Februari jl. heeft de Tsjechische Regeering
het voorstel gedaan om de Tsjechische Kroon met
een zesde gedeelte of 16,67 pOt. te devalueeren.
Reeds geruimen tijd ondervond men in Tsjecho-Slo-
wakije de nadeelen, verbonden aan een politiek, die
eenerzijds gericht is op het handhaven door middel
van steunmaatregelen van een aantal binnenlandsche
prijzen en anderzijds op aanpassing van het eigen
prijzenstelsel bij de gedaalde goudprijzen van de in
het internationaal verkeer verhandelde goederen
1)
Omtrent den gang van zaken in de industriëele
productie, de werkloosheid en de waarde van den in-
en uitvoerhandel van Tsjecho-Slowakije geven de vol-
gende cijfers een beeld:
Jaar
Index der
industriëele productie
(1928=1000)
Gem aantal
zoekenden
X
.
i000
werk
–
Invoer
Uitvoer
miljarden Kc.
1930
. .. .
90,6
105,4
15,7 17,5
1931
. .. .
81,1
291,3
11,8
13,1
1932
. .. .
59,0
554,1
7,5 7,3
1933
. .. .
58,1
1
)
738,1
5,8 5,9
1)
3e kwartaal
’33.
De loop van den groothandelsindex van Tsjecho-
Slowakije, vergeleken met dien van enkele andere lan-
den, blijkt uit het volgende staatje, hetwelk doet zien, hoe betrekkelijk gering de prijsdaling over de geheele
lijn in dit land is geweest:
—
.
Groothandelsindices.
t)
–
Jaar
1 ;Tsecho-
Slowakije
Duitsch- Frankrijk
Neder-
1
Groot-
1
Brittannië
(berek. op
land
(goudbasis)
land
1
(Econom.)
goudbasis)
1913 (’14)
100 100 100
100
1
100
1930 118,6 110,9 101,9
117
1
89,3
1931
107,9
96,5
86,8
97
1
86,1
1932
99,7 93,3 80,9
79
86,9
1)
Bulletin Mensuel de Statistique, Société des Nations,
Januari
1934.
1)
Wij verwijzen in dit verband naar de belangwekkende
beschouwingen in het Januari-nummer van de Monats-
berichte des oesterreichischen Institutes für Konjunktur-
fo rschung.
71,5
29
0
/0
90
14
0
/0
88,9
30 o/
202
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28
Februari 1934
Acute noodzaak tot devaluatie bestond intusschen, naar men mag aannemen, in Tsjecho-Slowakije niet;
de goud- en deviezenvoorraad en de opeischbare ver-
plichtingen van de circulatiebank toonen het volgen-
de beeld:
(In millioenen Kc.)
Einde des
1
Bank-
1
Goud
1
Deviezen
1 Girosaldi
jaars
biljetten
1930 1.545
2.447 7.824
570
1931
1.650
1.060
7.679
361
1932 1.709 1.029
6.267 602
1933
1.708 926
5.906
871
Men ziet, dat in de laatste twee jaar weinig veran-
dering is gekomen in den voorraad goud en deviezen,
terwijl de opeischbare verplichtingen zijn terugge-
loopen.
.Naast het voorstel tot devaluatie is tevens een
voorstel gedaan tot het wijzigen van de bankwet; (ie
dekking van de circulatiebank, welke tot dusverre 30
pOt. bedroeg en die mocht bestaan uit goud en devie-
zen, zal voortaan verlaagd worden tot 25 pOt., echter
met dien verstande, dat de geheele dekking uit goud
zal moeten bestaan.
De Regeering heeft uitdrukkelijk verklaard geen
inflatie te beoogen en scherp te zullen waken tegen
prijsstijging als gevolg der devaluatie. Vermoedelijk
zal zij dit laatste slechts ten deele kunnen bereiken, daar uiteraard een aantal importgoederen den prijs
–
verhoogenden invloed van de gedevalueerde valuta
zullen ondervinden. Dat deze echter bij een deva-
luatie van 16,67 pOt. waarschijnlijk beperkt van om-
vang zal kunnen blijven, leeren analoge berekeningen
voor andere landen, waarbij wij met betrekking tot
Nederland herinneren aan de bekende berekening
van Prof. Dr. N. J. Polak in ,,De Economist”, die
bij een devaluatie van den Gulden met 25 pOt. eene
verhooging van slechts 5 tot 7 pOt. van de levens-
kosten berekende. Ook in Tsjecho-Slowakije zullen
prijsverhoogingen in vele gevallen voorkomen kunnen
worden door evenredige vermindering van steun-
maatregelen.
In hoeverre het doel van de Tsjechische politiek, t.w.
verbetering van de uitvoerpositie, bereikt zal worden,
moet uiteraard worden afgewacht. Velen meenen, dat
ieder voordeel voor dat land wel door andere landen
zal worden weggecontingenteerd. Dat is natuurlijk
mogelijk, maar zelfs als Tsjecho-Slowakije zijn export-
quantum op het huidig tiveau zou houden – en
tegen den invoer daarvan zal toch door het buiten-
land zeker geen bezwaar gemaakt worden op grond
van de devaluatie, want dat quantum koopt het bui-
tenland ook nu reeds – zoo beteekent de devaluatie
in elk geval een zeker herstel van rentabiliteit in de
uitvoerbedrjven.
Als methode van devalutie kenmerkt zich de han-
delwijze van Tsjecho-Slowakije hierdoor, dat men
daar terstond een nieuw goudniveau heeft gekozen
en dus de overgangsperiode tusschen de oude en de
nieuwe goudpariteit in den vorm van een vrije, niet
in vast verband tot het edele metaal staande valuta
heeft overgeslagen. Het voordeel van zulk een metho-
de van devaluatie bestaat hierin, dat men het gevoel
van onzekerheid, dat bij velen door een a-metallisti-
sche valuta gewekt wordt, ondervangt. Het nadeel
schijnt ons echter, dat het in de huidige periode van
fluctueerende valuta’s in andere landen• en van on-
zekerheid van het stabilisatieniveau, dat op den duur
voor Dollar en Pond zal worden vastgesteld,’) on-
doenlijk is om een juist goudpeil voor een te deva-
lueeren valuta vast te stellen. Dit laatste argument
heeft, naar het ons voorkomt, zooveel beteekenis, dat
daarom de Engelsche methode eener voorloopig a-me-
1)
De voorloopige stabilisatie van den Dollar kan moei-
lijk als definitief worden beschouwd, zoolang men niet
weet, hoe de budgetaire moeilijkheden der Ver. Staten uit-
eindelijk zullen worden opgelost.
tallististihe valuta gepaard gaande met een zooveel
mogelijk stabiel prijsniveau, de voorkeur verdient
boven de Tsjechische methode.
Het Tsjechische experiment is inzonderheid hier-
om belangrijk, omdat men nu binnenkort zal kunnen
zien, of een devâluatie, welker gunstige werking in
de achter ons liggende jaren in andere landen dui-
delijk is gebleken, ook nu nog in het huidig tijdsge-
wricht met al zijn internationale handelsbelemmerin-
gen voor het economisch herstel bevorderlijk kan zijn,
dan wel of men alle resultaat ziet te loor gaan als
gevolg van tegeninaatregeleh van het buitenland. Met
verlangen mag dan ook worden uitgezien naar de
hieromtrent in de naatste toekomst te publiceeren
statistische gegevens.
V.S.
Overzicht van de steunmaatregelen ten behoeve
van den landbouw in Duitschiand.
In den loop van 1933 heeft de Duitsche regeering
een aantal maatregelen ten behoeve van den Land-
bouw getroffen. Deze maatregelen waren er op ge-
richt om den Landbouw loonende
prijzen
te garan-
deeren, hetgeen geleid heeft tot een vrijwel volledige
autarkie op agrarisch gebied. In het jongste Kwar-
taalbericht van het ,,Institut für Konjunktiirfor-
schung”, is een beknopt overzicht van deze maatrege-
len opgenomen, dat wij hieronder laten volgen.
Bestaansverzekering van het boerenbedrijf.
De eerste maatregel tot het verzekeren, van een
bestaan aan den boerenstand was de wet inzake de
voorloopige Organisatie van den Reichsniihrstand van 13 Sept. 1933 (Reichsgesetzbl. 1, 1933, blz. 626).
Volgens deze wet kan de Rijksregeering het vol-
gende regelen. In de eerste plaats de organisatie van
den landbouw inclusief den boschbouw, de visscherj,
den tuinbouw en de jacht, de landbouwcoöperaties,
den handel in en de bewerkers en verwerkers van
agrarische producten, voorts de productie, den afzet,
de prijzen en de prijsmarges van landbouwproducten.
Daartoe kan de Rijksregeering den géheelen land-
bouw of enkele groepen evenals ondernemingen voor
de distributie en de bewerking onder dwang vereeni-
gen. Deze regeling is gevolgd door de niet minder
belangrijke verordening omtrent den opbouw van
den Reichsn5hrstand van 8 Dec. 1933 (Reichsgesetzbl.
1, 1933, blz. 1060), krachtens welke de ReichsnLhr-
stand als eerste stand een zelfstandig lichaam met
publiekrechtelijke bevoegdheden is geworden.
Door de invoering van een Duitsch boerenrecht,
waarvan het begin de Rijkswet inzake het erven van
hofsteden was, moet de Duitsche boerenstand voorts
voor insolventie en verkoop bij executie worden be-
schermd (Reichsgesetzbl. 1, 1933, blz. 685).
Organische opbouw van de landbouw productie.
Tot dusverre heerschte er eenerzijds overproductie
van enkele landbouwproducten, zooals voedergraan, suiker en aardappelen. Tegelijkertijd nam anderzijds
de afhankelijkheid van het buitenland steeds meer toe ten aanzien van de voorziening met eiwithou-
dende voedermiddelen en eenige vetten. Uit de te groo-
te productie op enkele gebieden had men afgeleid, dat
de landbouw over het geheel aan overproductie leed.
Volgens de onderzoekingen van het ,,Institut
für Konjunkturforschung” werd in 1932 slechts
ongeveer 87 pOt. van alle voedingsmiddelën in het
binnenland geproduceerd. Indien men er echter reke-
ning mede houdt, dat een groot gedeelte van de
levensmiddelen, b.v. melk, vleesch, eieren, uit buiten-
landsche voermiddelen wordt vervaardigd, dan daalt
het aandeel van de inderdaad in het binnenland ge-
produceerde voedingsmiddelen van rond 87 pOt. tot
rond 79 pOt. Aan het einde van 1932 had men dus
de zelfgenoegzaamheid ten aanzien van de voedsel-
voorziening nog lang niet bereikt, omdat niet al-
leen ruim een vijfde van alle voedingsmiddelen uit
het buitenland kwam, doch bovendien omdat het
28 Februari 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
203
verbruik, vooral van hoogwaardige voedingsmiddelen
(tarwe, melk, vleesch, eieren) gedurende de crisis
was gedaald.
De eerste maatregel voor het verkrijgen van even-
,
,richt in de landbouwproductie en daarmede voor de opvoering van de nationale zelfgenoegzaamheid was
het z.g. vetplan, waardoor de geheele voortbreuging
van veredelingsproducten wordt geregeld.
Rechtvaardige prijsvorming.
De regeling van de productie was noodzakelijk
voor de prijspolitiek; deze gaat uit van de gedachte
van den ,,rechtvaardigen” prijs.
Op de graanmarkten werd door de wetten over de
vaste prijzen voor broodgraan, welke voor de periode van October 1933 tot Juni 1934 de prijzen voor rogge
en tarwe regelen (Reichsgesetzbl. 1, 1933, blz. 667 en
701), evenals door de wet inzake de gedwongen aan-
eensluiting van de maalindustrie eveneens de basis
voor de aan de behoefte aangepaste productieverhou-
dingen en rendabele prijzen gelegd. De beteekenis
van de vaste prijzen ligt hierin, dat de landbouwers
bepaalde gegevens voor de calculatie bezitten, een
met de behoefte in overeenstemming zijnde produc-
tie gewaarborgd is, terwijl ongezonde seizoensschom-
melingen van de prijzen in de toekomst worden ver-
meden.
De minimumprijzen voor graan kunnen als het
beste voorbeeld voor een ,,rechtvaardigeu” prijs die-
nen. Zij moeten eenerzijds zoo hoog zijn, dat aan den
landbouw een’ voldoende winst verzekerd is en ander-zijds- weder laag genoeg, om de kosten van levenson-
derhoud voor de stedelingen niet duurder te maken.
Daarmede liggen de graanprjzen ook tegelijkertijd
op een niveau, dat reeds om bedrijfseconomische
redenen een speculatieve overproductie, welke als
gevolg van de vaste prijzen steeds kan worden ge-
vreesd, belet. – – –
Als uitvloeisel van het vetplan en andere maat-
regelen zijn de prijzen voor slachtvee en dierlijke
producten gestegen. Deze waren in de laatste jaren
in verhouding tot de beschermde graanprijzen der-
mate gedaald, dat een ongezonde uitbreiding van den graanverbouw ten koste van de andere bedrijfstakken
hiervan het gevolg was. Nadat door de nivelleerende maatregelen van de Rijksregeeriirg – de vroegere na-
tuurlijke prijsverhouding tusschen graan- en veeprij-
zen, zooals deze voor dan oorlog bestond, bijna weder
hersteld is, valt elke prikkel tot een verdere eenzij-
dige expansie van den graanverbouw weg. Daarmede
wordt tevens de weg gebaand voor den gewënschten
oranisclen opbouw van de landbouwproductie, d.w.z.
voor de zoo mogelijk algeheele dekking van de be-
noodigde voedingsmiddelen.
Saneering van de agrarische credietmarkten.
De geschetste regeeringsmaatregelen hebben ook de
voorwaarden vervuld voor een geslaagde schuldkwij-
ting van de overbelaste
bedrijven;
de saneeringsplan-
nen kunnen weer op vaste prijzen worden opgesteld
en loopen. geen -gevaar meer binnen enkele maanden
door de voortdurende deflatie waardeloos te worden.
Het vraagstuk van de reorganisatie van het ge-
heele landbouwcredietwezen wint tegenwoordig aan beteekenis door de wet inzake het hofstedé-erfrecht,
welke in een onbeleenbaarheid van de erfhofsteden
met hypotheken voorziet, omdat door de markt voor landbouwcrediet (pandbrieven) het geheele bedrijfs-
leven meer of minder wordt beïnvloed. Een uiteinde-
lijke regeling is aanstaande.
•De principes zijn echter vastgelegd in de wet in-
zake de regeling van de schuldverhoudingen in den landbouw van 1 Juni 1933 (Reichgesetzbl. 1, 1933,
blz. 331). Daardoor is de rente van het grootste deel
der lândbouwcredieten reeds tot 4/ pOt. verlaagd.
Dè daarop volgende verlaging van de omzetbelasting
in den landbouw tot 1 pOt. en de grondvermogens-
belas.ling met R.M. 100 miljoen, evenals de vrijstel-
ling van den land- en boschbouw van de werkloozen-
verzekering en voorts de ,,Ausfallbürgschaf t” en con-
tante subsidie van de Rijksregeering voor de instand-
houding van gebouwen hebben een verdere merkbare
verbetering tengevolge van de verlaging van de pro-
ductiekosten teweeggebracht.
* *
*
–
Al deze maatregelen zijn gericht op het streven
om allereerst den toestand van den landbouw merk-
baar te verlichten en verder op langën
termijn
de
voorwaarden te vervullen voor gezonde verhoudingen
van dèn Duitschen boerenstand en voor een organi-
sche ontwikkeling van de geheele landbouwproductie,
die de nationale zelfgenoegzaamheid met levensmid-
delen beoogt. De tot dusverre verkregen resultaten
werden reeds boven geschetst. De op langen termijn
berekende maatregelen zullen des te doeltreffender
zijn, naarmate de algemeene verbetering van het be-
drijfsleven voortgang vindt.
INGEZONDEN STUKKEN.
– MOGEN DE GROND. EN HULPSTOFFEN VOOR
EXPORTEERENDE FARRIEKEN GECONTINGEN-
TEERD WORDEN?
Ir. J. Philip Korthals Altes schrijft ons:
Het is mi. principiëel verkeerd, dat een voor
export werkende fabriek belemmerd wordt bij den
aankoop van haar •grond- en hulpstoffen op die
plaatseti, waar deze het beste en goedkoopst geleverd
kunnen worden.
Een contingenteering van de voor de exportindus-
trie benoodigde materialen verergert in het alge-
meen de crisiswerkloosheid in Nederland. Alleen in
een zeer bijzonder geval is een kleine verbetering
mogelijk.
– De verhouding tusscheu binnen- en buitenlandsche
leveranties van grond- en huipstoffen kan tweeërlei
iste. De Nederlandsche fabrikant levert evengoed
en goedkoop als de buitenlandsche.
2e. Het Nederlandsche fabrikant is slechter en/of
duurder.
In het iste geval is contingenteering overbodig,
want wij zijn nu toch allen zoover, dat bij gelijken
prijs en kwaliteit aan Nederlandsch fabrikaat de
voorkeur gegeven wordt.
In het 2e geval zal de exporteerende fabriek ge-
dwongen worden Nederlandsch fabrikaat te koopen
en ‘daardoor een hoogeren productieprjs krijgen. Het
onafwendbare gevolg daarvan is, dat orders haar
zullen ontgaan en
zij
-dui ook niet in staat is de Ne-derlandsche fabrikant van haar grond- en hulpstof-
fen aan werk te helpen. De contingenteering heeft
dus tengevolge dat de crisiswerkloosheid verdubbelt.
De mogelijkheid bestaat nog, dat de Nederland-
sche Regeering er in slaagt met het buitenland een
overeenkomst te treffen, waarbij het contingent van
een bepaald land aanzienlijk verhoogd wordt; waar
‘tegenover dat land natuurlijk toezegging voor af-
name van Nederlandsche producten moet doen.
Nemen wij als voorbeeld, om de gedachten te be-
palen de zoo juist ingevoerde contingenteering van
verpakkingsgias en de uitvoer van Nederlandsch bier
in flesschen.
Met België b.v. wordt een overeenkomst getroffen,
waarbij het Belgisch contingent voor flesschen ver-
veelvoudigd wordt, waartegenover de import van
Nederlandsche kaas in België aanzienlijk uitgebreid
kan worden. Het kan, dat het toeval wil, dat ook
juist België de buitenlandsche leverancier is die
goede en goedkoope flesschen levert, dus de leveran-
cier, die wij noodig hebben. Maar dit feit zal de
Belgische onderhandelaar ook niet onbekend zijn, zoo-
dat de faciliteit voor invoer van kaas, die zij daar-tegenover zullen stellen maar zeer gering zal zijn.
204
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28
Februari
1934
Alleen in dit geval zou dus door. contingenteering
de crisisverkloosheid een ietsje verminderd worden;
eigenaardig genoeg niet in het gecontingenteerde
artikel. Maar de bierexport zou niet belemmerd wor-
den en de kaasexport iets bevorderd.
Een andere mogelijkheid is, dat België juist slech-
te of dure flesschen levert. Ook dit zal de Belgische
onderhandelaar niet onbekend zijn. Gezien het feit,
dat de slechtste industrie altijd het meest gesteund
moet worden zullen zij een groote invoer van kaas
toestaan om althans kans te hebben in Nederland
een groot kwantum slechte en dure flesschen te ver-
koopen. Maar al heel spoedig zal blijken, dat de
exportindustrie in Nederland zich voor deze fles-
schen niet interesseert en niet interesseeren kan, om-
dat zij op haar duurder product geen orders, krijgt.
De Belgen mérken, dat hun speculatie mislukt en de extra faciliteit voor import van kaas houdt op.
Ook in dit geval is het resultaat, dat de flesschen-
fabrikant geen meerder werk krijgt, terwijl de export-
brouwerijen minder kunnen leveren, zoodat de crisis-
werkloosheid verergert.
Het spreekt vanzelf, dat de practijk niet zoo een-
voudig zal zijn als bovengenoemde voorbeelden, maar
er is geen omstandigheid denkbaar die de tendens ‘tot
verslechtering van de toestand door deze contingen-
teering in haar omgekeerde zou veranderen.
Inplaats van België kan elk willekeurig ander
land genomen worden; inplaats van flesschen elke
andere hulp- of grondstof; inplaats van brouwerij
elke exporteerende industrie.
Daarom stel ik de vraag aan het ‘hoofd van dit
artikeltje in algemeenen zin en ik meen, dat deze ten
stelligste met ,,neen” beantwoord moet worden.
ONTVANGEN BOEKEN.
De omzetbelasting 1933
met uitvoeringsvoorschriften,
toegelicht door
B.
Schendstok, inspecteur der
directe belastingen enz., gedetacheerd aan het’
Departement van Financiën en Mr. Dr. E. Te-
kenbroek, advocaat en accountant. (Assen
1933;
Van Gorcum & Oomp. N.V. Prijs
f 1,90).
Deze commentaar is geschreven voor de practijk. Van-
‘daar dat theoretische uiteenzettingen van louter weten-
schappelijke beteekenis zijn vermeden. Waar het er om
ging de consequenties van een nieuwe belastingwet bloot,
te leggen, kou echter niet iedere theoretische beschouwing
verbannen worden. Zoolaug er nog weinig gevestigde of f i-
ciëele wetsuitlegging en rechtspraak is, is het van groot
belang aan de draagkracht van de in de wet gebezigde
begrippen in verband met het stelsel dezer belastingwet
bijzondere aandacht te besteden. Het boek is geheel bijge-
werkt met de uitvoeringsvoorschriften en de verschillende
resoluties. De practijk vindt hier een welkome betrouw-
bare gids.
Grondbeginselen der economie
door Mr. Dr. H.
W.
0. Bordewijk, hoogleeraar te Groningen. (Gro-
ningen, den Haag, Batavia
1933; J:
B.
Wolters’
Uitgevers-Maatschappij
N.V.
Prijs
f 3.10,
geb.
f 3.50).
Dit boek dient voor het Middelbaar Onderwijs. Het is
echter streng wetenschappelijk gehouden, doordat de schrij-
ver zich afkeerig betoont.van elken vorm van gevoels-
economie.
Beginselen der geldtheorie
door Dr. R. van Genech-
ten, privaat-docent aan dé Rijksuniversiteit te
Utrecht. (Uitgave Handeiswetenschappelijke Bi-
bliotheek, Leiden. Prijs
f 1,75).
])oel van den schrijver was uitsluitend de uiteenzetting
der eigen opvatting omtrent de geldtheorie, steuuende
vnl. op die schrijvers, die haar op den grondslag van de
algemeene waardetheorie (Oostenrijksehe school) hebben
opgebouwd.
MAANDCIJFERS.
EMISSIES IN JANUARI
1934
Prov. en Gemeentel. Leeningen ……
f 5.985.000,-
zijnde:
Nedérland
Cern. Amsterdam
f
6.000.000
5 % obl.
a
99% % ……
fS.
985
.
000
Spoor- en Tramwegen ).
Totaal….
f 5.985.000,.- 1)
Zw. frs. 195.000.000,- 5 % 2-j. kasbons 1932 Fransche
Staatsspoorwegen k 100 % te converteeren in 2- en 4-jarige
kasbons 1934; van de kasbons 1934 wordt niet meer dan
Zw.
frs. 3.000.000,- voor Nederland bestemd.
Emissies in
1934-
Obligatiën
Aandeelen
Totaal
Januari
. f
5.985.000,-
–
f
5.985.000,-
PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN-
KOLEN- EN ZOUTMIJNEN )
(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
1. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.
Jan.
Jan.
Jan.
1934
1
1934
1933
Prod. Steenkolen in tonnen . 1.070.413 1.070.413 1.088.309
Aantal normale werkdagen .
261)
26
26
Bruinkolenmijn ,Carisborg”.
Netto-productie in tonnen..
15.077
15.077
18.775
Aantal normale werkdagen
20
.20 . , 26
Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)
Afgeleverd:
Geraif. zout ……. (ton))
)
Industriezout ……( ,, )
5.988
. 5.988
, 4.795
Afvalzout ……….
Aantal normale werkdagen
26
26
26
Gezamenl.
Bruin-
Aantal arbeiders.
Steenkolen- kolenmijn Zoutmijnen
mijnen
I
.Carisborg”
I
(10.7573)’)
”
1 Febr. 1934 ………….. .’,
,
22 1275
207
(10.880
3
)
6
)
1 llebr. 1933 …………… .’24 3055
88
198
‘)Staatsmijnen Emma, Hendrik, en Maurits;
24
Staatsmijn Wilhel-
mina;
23
Domaniale mijn;
22
Willetn-Sophia;
21
Oranje-Nassaumijn
III; 20
Oranje-Nassaumijnen 1 en IV;
19
Oranje-Nassaumijn
11,
Laura
en Vereeniging.
5)
11.056
ton ruwe kool.
4.021
ton bruinkooibriketten.
3)
Bovengronds.
4)
Inci.
2.021
arbeiders in de nevenbedrijven.
5)
Onder-
gronds.
6)
mcl.
2.029
arbeiders in de nevenbedrijven.
7)
De Hoofdinge-
nieur der Mijnen verzoekt ons de volgende cijfers van den December-
staat te rectificeeren: Prod. steenkolen in tonnen
1.019.815.
Aantal arbei-
ders bovengronds
10.736;
aantal arbeiders ondergronds
22.190.
AANVOEREN
ja tons
van 1000 XC).
Rotterdam
1′
Amsterdam
Totaal
Artikelen
18124Feb.1934I:1j'”
tij
O
d
v
v
e
a
re
k
e?C
,
1
812
4
Feb.
1
93
4
12.218
123.067 142.374
–
4.090
1.713
127.157 144.087 2.600
58.382
47.368
–
8.000
1.000
66.382 48.368
Tarwe
………..
……
Rogge
……………..
–
2.293
6.553
–
–
25.
2.293
6.578
Boekweit ………………
Maïs ……………….
7.9 70
154.094 172.176
–
41.590 52.686
195.684
224.862
335
31.279 33.252
–
4.458
,
2d57
35.737
35.409
Haver
…………….
..
23.449
35.686′
–
150
548
23.599
36.234
Lijnzaad
…………..
4
.809
38.480
46.195
300
50.914
68.832 89.394
115.027
,Gerst
……………….
..1.712
3.085
21.705
11.468
–
.:_.
–
.
21.705
.
11.468
Lijnkoek
……………
..
2.207
4.833
,
27
306 1.998
2.513 6.831
Tarwerneel
………….205
Andere meelsoorten
•
..
1.078
8.559
‘
6.105
–
.
25
750
1.087
9.309
,
7.192
28 Februari 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
205
STATISTIEKEN.
BANKDIS CONTO’S.
Ned(Dibc Wissels 24
19Sept.’33
Lissabon
•..
54
8Dec.’33
BkBeLBnEff.3
19Sept.’33
Londen
……
230 Juni’32
J
,
Vrsch. in R.C.
3
198ept.’33
Madrid ……
6 26 Oct.’32
Athene ……….
7
14Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 11
1 Feb.’34
Batavia ……….
4416Aug.’SS
Oslo
……..
3422Mei’33
Belgrado
……..
74
20Juli’31
Parijs
……3
8Feb.’34
Berlijn
……….
4 22 Sept.’32
Praag
……
3425 Jan.’33
Boekarest……..
6
5Apr.’33
Pretoria
….
3415 Mei’33
Brussel ……….
34
13Jan.’32
Rome……..3
11Dec.’33
Budapest ……..
44
17Oct. ’32
Stockholm
..
24
1 Dec.’33
Calcutta
……..
34
16Feb.
1
33
Tokio
….
3.65
2
Juls
’33
Dantzig
……..
3
6 Mei
1
33
Weenen……
5
23Mrt.’33
flelsingfors ……
44
20 Dec.’33
Warschau…. 5
26 Oct.’33
Kopenhagen
24
1 Dec.
1
33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.
1934
1933
2
1914
24
F b
e
r.
19/24
12/I7
5/10
20/25
27
~
Fb
20124
Febr. Febr.
Febr. Febr.
r.
Juli
Amsterdam
Partic.disc.
31
4
314_15135
5
1914
‘1814
114_113
18
116″
2
31
/9
–
116
Prolong.
1 1
1
1
1 1
1
J4-14
214-14
Londen
Daggeld…
3
14-1
3
1
4-1
3
14-1
3
1
4
–
1
‘!g
–
I
2
1
12
–
4
18
1
4
–
2
Partic.dlsc.
1
156
/8
1
116
1
5156
1
/16
,,
1
14’116
3818.4
1
18
411
4
_31
4
Berlijn
Daggeld…
4
1
I4-5/8
41/8.53/8
4118-5I9
41155114
4I8-518
7-814
–
Maandgeld
411
4
_53/
4
411
4
.531
4
4114_53j4
4-51I2
411
4
_571
4
7
1
14..814
–
Part, disc.
3718
31e
31s
3
7
19
3/8
611
–
15
2
1
I8-
1
5
Warenw…
4.14
4..11
4
41/
4
4-
1
1
4
1
11
7
1
14-8
–
New
York
Daggeld
1)
1
1
1
1
1.114
2I2-
1
4
13
1
4
21
1
1
Partic.disc.
3/
4
3/
3/4-1
3/
4
1/3
3
–
1)
Koers van 23 Febr, en daaraan voorafgaande weken t!m. Vrijdag.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavia
York)
) ) ) )
1)
20
Febr. 1934
1.497/
7.63
58.974
9.79
34.69
100%
21
,,
1934
1.49s1
7.61
58.99 9.784 34.69
1004
22
,,
1934
1.49
1
4
7.61
58.98
9.784
34.67
100s/
23
,,
1934
1.49
8
18
7.58%
58.874
9.78*
34.66
100%
24
,,
1934
1.49’1
7.57%
58.90
9.78*
34.664
‘°°’/a
26
,,
1934
1.49%
7.57%
58.874
9.784
34.674
10081
16
Laagste d.w’)
1.48%
7.56
58.80
9.774
34.624
993
Hoogste d.w1)
1.501.(
7.7114
59.05
9.79
34.724
100%
Muntpariteit
2.4878
12.1070 59.263
9.747
34.592
100
D a a
Z86
7
t
d
ser an
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
rest1)
) )
20
Febr. 1934
48.01
–
6.20
1.48
13.07
20.15
21
,,
1934
48.02
–
6.174
1.48
12.96
20.15
22
1934
48.-
–
6.20
1.48
13.01
20.15
23
1934
48.-
.-.
6.20
1.48
12.98
20.15
24
1934
48.01
–
6.19
1.48
–
–
26
,,
1934 48.01
–
6.19
1.48
12.724
20.11
Laagste d.w1)
47.05
–
6.10
1.45
12.60
20.05
Eoogste
d.w
1
)
48.05
28.-
6.30
1.53
13.124 20.30
Muntpariteit
48.12%
35.007
7.371
,
1.4881
13.094
48.52
Data
Stock- Kopen-
Oslo )
1-f el-
Buenos-
Mon-
holm *)
hagen)
fors
Aires’)
treall)
20 ]i’ebr.1934
39.35
34.10
38.35
3.37
3934
1.4961
1
21
,,
1934
39.30
34.-
38.30 3.374
39
1.49 22
,,
1934
39.25
34.-
38.25
3.374
39
1.50
23
,,
1934
39.15
33.90 38.10
3.374
39
1.49 24
,,
1934
39.10
33.90 38.10
3.374
3871
8
1.49
26
,,
1934
39.10 33.90 38.10 3.374
39 1.49
Laagste
d.w’)
38.85 33.60 37.85
3.324
38
1.47%
Hoogste d.w
1
)1
39.55 34.25 38.55
3.40
3934
1.51
Muutpariteit
1
66.671
.
66.671
66.671 6.266
95%
2.4878
S
)
Noteering te
Amsterdam.
)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t
iste of
2de No. van iedere maand
komt
een
overzicht
voor van
een
aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a
t
Londen
($ per £)
Parijs
(S p. lOOfr.)
Berlijn
(5 p. 100 Mk.)
Amsterdam
(S p. 100 gid.)
20 Febr.
1934
5,03%
6,53% 39,42 66,75
21
1934
5,08
7
18
6,55
39,44
66,85
22
1934
–
–
–
–
23
.
1934
5,07%
6,56%
39,58
67,07
24
,,
1934
5,08
6,559/
,
39,55
67,05
26
1934
5,08% 6,58
39,65
67,30
27
Febr.
1933
3,42%
3,94181
1
23,95%
40.49
Muntpariteit..
1
–
4,86
3,9051
23.81%
4051
16
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
10
Febr.
1934
17
Feb.1
1934
1
LaagstelHoogsiel
19124
Febr.
1934
124
Feb.
1934
Alexandrië..
Piast.
p.0
9734
97
34
97
1
97%
Athene
….
Dr. p.
£
530 530
525 530
530
Bangkok….
5h.
p.tical
111011
6
111011
8
11101/
6
1110I1
1110
1
1
8
Budapest
..
Pen. p.
.4′.
17% 17%
1734
1734
17%
Buenos Aires
d. p.$
28
1
/
86
2728;
271ij,
27
15
/,6
2718,
Calcutta
. . ..
Sh. p.
rup.
116
8
1
1/6
3
1
33
116
1
116
11611
6
116
3
1
33
Constantin..
Piast.
p. £
630
635
630 635 630
Hongkong
..
Sh. p.
$
1/6%
1/6%
116
1/6%
1168/
8
Kobe
……
Sh. p. yen
1
1
2
9
1
1
1
2%
1
1
28/
66
1/2s/,
1
1
2
7
1
3
5
Lissabon….
Escu. p. £
1097
1
8
1097
1
8
109%
110%
1097
1
8
Mexico
….
$per
18 18
17%
1834
18
Mon
te
video
.
d.perC
7
I8
37%
37%
38
38
Montreal
..
$
per £
5.06%
5.1234
5.08
5.17
5.103
1
8
Riod.Janeiro
d. per Mii.
..
4
‘
1
8
‘
1
8
41
1
4u,
4
11
Shanghai
..
Sh. p. tael
1/4%
114%
11411
8
115
11451
4
Singapore
..
id. p.$
2/4
3
/
33
2/46/
8
2
1
4
2/434
24
3
/
3
.
Valparaiso
1).
$
per £
–
–
– – –
Warschau
..
Zl.
p. £
27
,
1
2734
26%
27% 27
1)90
dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
)
Londen’)
N.Vorkl)
Londen
20 Febr.1934.. 2034
46
20 Febr.1934…. 13519
21
,,
1934.. 205/
s
4681
21
,,
1934…. 13615
22
,,
1934.. 2034
–
22
,,
1934…. 13611
23
,,
1934.. 20
5
18
46
5
/8
23
,,
1934…. 136154
24
,,
1934.. 2051
16
–
4681
8
24
,,
1934…. 13616
26
,,
1934.. 2051s
4518
26
,,
1934…. 13615 27 Febr.1933.. 17′
1
2634
27 Febr.1933…. 12115
27 Juli 1914.. 24″j, 59
27 Juli 1914…. 84110%
1)
in pence p.oz.stand.
S)
Foreign silver
in
5e. p.oz. fine.
3)
in ah. p.oz.tine
STAND -VAN ‘s RIJKS KAS
orderingen.
Salao van’s
I4ijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche
Bank ………………
f
27.469.506,3
1
f
20.241.706,92
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
2.728.576,60
,,
615.179,28 Voorchotten op ultimo Januari
1934
a.
de gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. In
de hoofds. der grondbei.endergem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Voorschotten aan Ned.-lndig
………
Id. aan Suriname
…………………
.
255.074.031,66
13.600.014,16
,,252.056.327,02
,,
13.573.426,19
Id. aan
Curaçao
………………….
4.956.242,86 ,,
4.809.329,15
Kasvord. weg. credietverst. ajh. buitenl
,,
103.157.218,81
,,
104.053.589,17
…
Saldo der postrek. v.
Rijkscomptabelen
,,
32.565.672,21
,,
39.239.286,64
….
….
Vord.op het Aig.Burg. Pensioenfonds’)
–
–
19.957.164,81
,,
18.364.065,08
Vord. op andere Staatsbedrijven
t)……..
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld- leeningen aan gemeenten
(saldo)……
46.550.932,15
..
46.553.932,15
V e r p Ii c h
Ii
n ge n.
Voorschot door De Ned. Bank ingev
art. 16 van haar
octrooi
verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten
in omloop ………
f416.204.000,
–
f416.204.000,-
Schatkiatpromessen in omloop …….
59.050.000.-
59.050.000,-
Zilverbons in
omloop
…………….
1.379.120,-
,,
1.375.288,-
Schuld op ultimo Januari 1934 (aan de
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds. d.
…
persbel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
.
….
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op die
bel, en op
de verm, bel
…………..
,,
9.947.284,35
9.947.284,35
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.l)
,,
2.631.261,38
,,
2.717.675,78
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
,130.408.065,l0
,,
128.509.167,83
Id. aan andere Staatsbedrijven
t)
.
–
–
Id. aan
diverse
instellingen
1)
……..
..
85.305.979,92 ,,
86.304.758,67
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
1
17
Fhr lO’4,t 1 3d Fhr 10’4A
f
2.889.000,-
Betaalmiddelen in
‘5
Lands kas ……
,,
72.304.000,-
Saldo Javasche Bank
……………..
waaronder Muntbilietten ………..
–
Verplichtingen:
..
Voorschot ‘s Rijks kas en. Rijksinstell
,255.936.000,-
Schatkistpromessen ….. . …………
1.000.000.-
Schatkistbiljetten
………………..
……
10.040.000,-
Muntbiljetten in omloop ………….
.
-1
…..
–
Schuld aan het Nednd. Muntfonds.
…
,,
1.469.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.,.
…….
2.610.000,-
Voorschot van de Javasche Bank….
–
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.
Data
Metaal
–
Circu
lat ie
Andere
opelschb.
I
schulden Disconi.
Div. reke-
ningen’)
3 Febr.
1934..
727
1.201
542 588
2.477
27
Jan.
1934..
726
1.121
534
592
2.440
20
1934..
716
1.007
-514
592
2.452
13
1934..
706
1.060 516 586
2.493
6
,,
1934..
707
1.203
480 584
2.488
5
Juli
1914
645 1.100
560
735
396
t
)
Sluitp. der
activa.
f252.559.000,-
1.000.000,-
10.030.000,-
1.469.000.-
1.777.000,-
2.776.000,-
206
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
S
’28. Februari 1934
.
STATISTISCH OVERZ ICH
GRANEN EN ZADEN
.
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH
TARWE
ROOG
MMS
GERST
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN ROODE
KOOL
RUND-‘
VLEESCH
VARKENS-
80 K.G. La
Plata loco
K.G. Bahia
La Plata
K.G.
La Plata
La Plata
Ie kwal.
gewoon
Ie kwal. (versch)
VLEESCFI
Rotterdam!
Blanca loco
R’damlA’dam
loco
R’dam!A’dam
loco Rotter-
loco
R’damjA’dâm
1-5 pond
per
100
KG.
per 100 KG.
Broek op
1-5 pond
per 100 KO.
Gem.v.3kw.
(versch)
ioo
1(0.
per
Amsterdam
per
100 K.G.
per
100
K.G.
per
2000 K.G.
damlA’dam
per
000
K.G.
per
1960
K.G.
Broek op
Langendtjk
Broek op
per 100 KO.
Rotterdam
Langendijk Langendijk
Rotterdâm
–
ii:
–
0
10
fi.
–
i;
–
f1.
Ç
T
n.
jT
T
010
T
T
io
7
t
010
1925′
17,20
100,0 13,01
5
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
‘462,50
100,0
–
–
–
1926
•
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
.36
0
5
0
77,9
– •
–
–
–
1
927
1
4,75858
1
2,47
95,4
176,00
76,023700100,4
362,50
78,4
–
–
1928
13,47
5
78,3
13,15 100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
•
78,5
4,55
100,0 13,25 100,0 17,23 100,0
93,-
lOO
t
–
77,50
100,-
I929•
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
7,38
162,4 11,78
88,9 9,10
52,8
96,40
103,7
93,12
5
120,2
1930
9,675
56.3
6,225 47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,5
108,-
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4.55
34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
404
3,06
67,3
1,94 14,6
6,96
40,4
88,-
94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5
30,4
4,626
35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8
8.07
60,9
1,84 10,7
61,-
65,6
•
37,50
48,4
1933
5,01
5
1
29,2 3,54
27,1
68,50
29,6
70,00
30,0
1
48
,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
‘
2,60
15,1
52,-
55,9
49,50 63,9
lan.
1932
5,05
29,4
5,
0
75
38,8
71,25 30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,49
32,8
8,69 65,6
1,87 10,8
70,-
75,3
40,-
51,6
lebr.
•
5,30
30,8
5,07
5
.
38,8
74,00 32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,28 28,1
8,98
67,8
1,29
7,5
68,-
73,1
34,-
43,9
Maart
5,52
5
32,1
5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
1,68
36,9
12,26
92,6
1,78 10,3
67,-
72,0
32,-
41,3
pril
5,65
32,7 6,22
5
47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
•
135,25
29,2
63,-
67,7
28,-
36,1
ei
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
67,7
26,-
33,5
juni
::
5,225
30,4 4,15 31,7
80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
67,-
72,0
34,-
43,9
Jul
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
68,8
35,50
45,8
Aug
.
5,20
30,2
4,075 31,2
77,50
33,5
98,25
41,6
133,
00
28,8
62,-
66,7
40,50
52,2
Sept
.
5,4fl
31,8
4,20
32,1
78,50
33,9
88,50
37,5
150,75
32,6
———————————
55,-
59,1
42,50
54,8
Oct.
•..
.
5,25
30,5
3,92
5
30,0
74,50
32,2
79,50
33,7.
138,25
29,9
———————————–
—————————–
51,.-
54,8
44,-
56,8
Nov
.
.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8
79,00
33,5
135,25
29,2
1,06
23,3
4,10 31,0
–
53,-
57,0
46,-
59,3
Dec.
;,
4,72 27,5
3,80
29,1
66,25
28,6
75,25
31,9
135,00
29,2
084
18.5
3,99
30,1
•
3,02
17,5
53,-
57,0
46,-
59,3
Jan.
1933
4,95
28,8
3,75
28,7
73,00
31,5
75,25 31,9
136,50
29,5 0,67
14,7
3,38
25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
57,7
Febr
.
4,775
27,8
3,70
28,3
71,00
30,7
74,75
31,7 130,25
28,2
0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
45,-
58,1
Maart
,,
5,05
29,4
3,826
29,3
73,50
31,7
76,25
32,3
130,50
28,2
0,61
13,4 1,29
9,7
3,11
18,0
46,50
50,0
46,
–
59,3
April
5,15
29,9 3,75
28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0
——
—
–
—
–
–
–
–
–
—
–
–
49,50
53,2
48,25
62,3
Mei
,,
5,40
31,4
3,775
28,9
70,50
30,5
73,25 31,0
146,75
31,7
—
–
——
–
–
—
–
–
—
—
–
–
52,25
56,2
49,-
63,2
Juni
.
5,25
30,5
3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3
—
–
—–
–
–
—
–
–
—
–
—
–
—
–
—–
–
–
—
–
–
—
—
–
–
51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
;,
t
5,82 33,9 3,85
29,4
64,25
27,8
78,00
33,1
176,25
38,1
—
–
—-
–
–
–
—
–
–
—
–
—
–
—
–
—–
–
–
—
–
–
–
–
–
–
–
–
4925
53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30 30,8
.
3.55
27,2
61,25
26,5
67,75
28,7
161,50
34,9
–
49,-
52,7
49,25
63,5
Sept.
4,95
28,8
3,475
26,6
61,00
26,3
65,25
27,6
159,00
34,4
50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
,
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5
—
56,25
60,5
54,25
70,0
Nov.
,
Dec.
4,55
26,5
2,6
2,95
22,6
74,50
32,2
60,00
25,4
147,25
31,8
–
1,26
———-
27,7 2,23
16,8
—–
–
–
59,50
64,0
54,375
70,2
4,57
3,30
25,3
73,50
31,7
•
59,25
25,1
154,50
33,4
0,97 21,3
————–
2,56
19,3
1,76
10,2
60,75
65,3
53,50
69,0
Jan.
1934
4,75
27,6
3,10
23,7
65,25 28,2 58,00 24,6
144,25
31,2
3,65
80,2
————-
2,30
–
–
—
–
—
–
–
—
—-
–
17,4
3,08
17,9
62,50
•
67,2 53,75
69,4
5 Febr
.
..
3,60
20,9
2,70
20,7
62,50
27,0 58,00 24,6
134,50
29,1
3,88
85,3
1,98 14,9
2,90
16,8
64,-
6
)
68,8
54,__5)
69,7
12
,,
3,40
19,8
2,80
21,4
65,50
28,3
58,00
24,6
133,00
28,8 3,73
82,0
1,60
12,1
3,17
18,4
64,-6)1
68,8
54,_6)
69,7
19
,,
,,
3,35
19,5
2,80
21,4
66,00
28,5 59,00 25,0
134,00
29,0 3,83
84,2
1,60
12,1
3,23
18,7
63,-7)
67,7
53,50
7
)
69,0
26
,,
,,
1,
3,25
18,9
2,80
21,4
66,50
28,7
1 58,50 24,8
130,50
28,2
4,43
97,4
1,35
10,2
3,18
18,5
161,_8)
65,6
52,50
8
)
67,7 1)
Men zie voor
de toelichting
op dezen
staat de nos.
van
8, 15
Aug. 1928,
25 Febr.
1931
en 15
Febr.
1933.
)
Tot Jan.
1931
Hard
Winter No.2.
van Jan.
1931 to
16 Dec.
1929
tot 26 Mei
1930
7415K.G.
Hongaarsche vanaf
26
Mei 1930
tot
23 Mei 1932
74 K.G.
Zuid-Russische
‘
van 23
Mei 1932
tot 2
Oct..
1933
No.
2 Canada.
4)
To
Canadâ.Van
19 Sept.’32
tot
24 Juli’3362163
1(0. Z.-Russ.
6)3
Febr. 6)10 Febr.
7
)16 Febr.
5)24 Febr.
9)1
Febr. ‘°)8
Felr.
il)15
Febr.
12)22
Febr.
‘
3
)2 Febr.
14)9
Febr.
15)33
Feb;
Vervolg
STATISTISCH
OVERZICH
MINERALEN
”
TEXTIELGOEDEREN
–
DIVERSEN
STEENKOLEN
Westfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE KATOEN
WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf exp.
_____________ __________ __________
gekamde
Australische, Australische,
HUIDEN
SALPETER Middling
locopijen
F.0. F.
Sakela-
. No. 1
bunkerkolen,
onezeefd f.o.b.
33 t/m
33,90
64166
0
$cts. per
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
.
Gaaf, open
kop
Old. per
dam!A’dam
Bé s. g.
per barrel
U S gallon
New-York
100
G
R
ride
omra
~
J
F
iverpool loco Bradiord
per lb.
50’s Av. loco’
5761
pnd.
netto
per
1000
K.G.
per Ib. Liverpool
Bradford per 1h.
f1.
0
10
$
0
10
$cts.
i”
$ cts.
pence
0/
pence
O(o
pence
0
!o
pence
f1.
0
10
f1.
1
10
1925
10,80
100,0
1.68 100,0
14,86
100,- 23,25
100,0
29,27
100,-
9,35
100,
–
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0 1926
17,90
165,7
1.89 112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30 67,4
47,25 85,9 24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2 1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50 88,2 26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
1928
10,10
93,5
1.20
71,4
9,98
67,2 20,00
86,0.
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50 93,6 30,50
103,4.
47,58
137,1
11,48
95,7
1929
11,40 105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59
70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25 92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7
8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
-3,92 41,9
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33.9
8,60 37,0 7,33
25,0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1 0.81
48,2 4,50 30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50
28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
1933,
7,00
64,8
0.45 26,8
3,61
24,3
6,75
29,0 5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26 1
38,2
6,18
51,5
lan.
1932
8,25
76,3
0.71
42,3 5,25 35,3
6,65 28,6
5,09
17,4
3,38
36,2
16,50
30,0
9,00 30,5
11,63
33,5
7,10 59,2
lebr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3 4,92
5
33,1
6,90
29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5
9,00 30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart
,,
8,35
77,3
0.71
42,3 4,62
0
31,1
6,90
29,7 5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5
7,40
61,7
April
,,
8,65
80,1
0.86
51,2
4,34 29,2
6,25 26,9
5,08
17,4
3,08
.33,0
16,50
30,0,9,00
30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86
51,2
4,25 28,6
5,80 24,9
4,57
15,6
2,76
29,5
.
15,75
28,6
8,25
28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
uni
8,25
76,3
0.86
51,2
4,25
28,6
5,25 22,6
4,44
15,2
2.55
27,3
15,25
27,7 7,75
.26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
juli
8,10
75,0
0.86
51,2
4,25
28,6
5,80
24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
–
850
–
28,8
9,75
.28,1
–
–
Aug.,,
7,80
72,2
0.86 51,2 4,30 28,9
7,35 31,6
5,71
19,5
3,33 35,6
15,75
28,6
8′,25
28,0
12,-
34,6
5,70
47,5
Sept.
7,75
71,8
0.86 51,2
4,375 29,4
7,75 33,3
6,37
21,8
3,64
38,9-
16,75
‘30,5
875
29,7
13,75
39,6
5,90 49,2
Oct.,,
7,65
70,8
.0.86
–
51,2
4,45
29,9
6,50
28,0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6
850
28,8
40,3
6,-
50,0
Nov.
7,40
68.5
0.86 51,2
4,60
31,0
6,15
26,5
5,16
17,6
3,-
32,1
15,25
27,7
8,25 28,0
34,6
6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.74
5
44,3
4,435
29,8
5,95
25,6
4,73
16,2
2,80 30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
‘33,1
6,20
51,7
Jan.
1933
7,05
65,3
0.53
31,5
4,16
28,0
6,15 26,5
5,13
17,5
2,95 31,6
15,75
28,8
8,25 28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
Febr.,,
7,20
66,7
0.38
22,6 3,97
26,7
6,10
26,2
4,98
17,0
2,78
29,7
15,50
28,2
8,25
28,0
10,38
29,9
6,40
53,3
Maart
7,25
67,1
038
22,6 3,871
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2.77 29,6
15,25
27,7 7,75
26,3
10,75
31,0 6,40
53,3
April
,,
7,25
67,1
0.37 22,0
3,67
24,7
6,65 28,6
5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
53,3
Mei
7,15
66,2 0.23
5
14,0
2,95
19,9
7,30 31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
–
17,00
30,9
8,25
28,0
12,25
35,3 6,40
533
Juni
7,15
66,2
0.25
5
15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85
20,0
3,25
34,8
18,50
33,6
9,00
30,5
–
15,75
45,4 6,40
53,3
Juli
7,05
65,3
0.41
24,4
3,33
22,4
7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7.
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91
31,1
20,75
37,7
9.75
33.1
14,75
42,5 5,80
48,3
Sept.
6,85 63,4 0.52 31,0 3,50
23,6
6,60
28,4
4,70
16,1
2,54 27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13 44,1
5,85
–
48,8
Oct.
•
6,60
61,1
0.66
39,3
4,04
27,2
6,40
27,5
4,55
15,5
2,48
26,5
20,75
37,7
–
10,75
36,4.
1,50
.41,8
5,90
49,2
Nov.
,,
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72
25,0
6,25
26,9 4,63
15,8
2,39
25,6
23.75
43,2
12,00
40,7
13,38′
38,6 5,95
49,6
Dec.
,,
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75
25,2
‘
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00
45,5
13,25
–
–
44,9
13,50
38,9
6,-
50,0
Jan.
1934
6,65
61,6
0.66
39,3
3,74 25,2
7,10
30,5
‘5,47 18,7
2,59
27,7
27,00
49,1
14,75
50,0
37,5
6,15
51,3
5 Febr.,,
6,30
58,3
0.66 39,3
3,373)
22,7
7,55
32,4
5,76
7
1
19,7
2,70
7
1
28,9
24,50
10
)
44,5
13,50
10
)
45,8
13,-‘
4
37,5
–
6,20
51,7
12
6,30
58,3
0.642)
38,1
3,24
4
)
21,8 7,70
2
)
33,1
5,68
8
19,4
2,718
29,0
23,75″)
43,2
13,-“)
44,1
-.
6,20
51,7
19
6,30
58,3 0.63 37,5
3,19
5
)
21,5
7,45
32,0
5,62
0
19,2
2,70°
28,9
23,50
1
3
)
42,7
12,75
12
)
43,2
-‘
6.20
51,7
26
,,
6,30
58,3 0.63
1
37,5
1
3,19
0
)
21,5 7,25 31,2
.
23,00
13
)1
41,8
12,00
13
)1
40,7
.
6,20
51,7
1)
Jaar-en maandgem. afger. op
!8
pence.
2
)10 Febr.
3
)2
Febr.
4)9
Febr.
5
)16 Febr.
6
)23
Febr.
7)7
Febr. 0)14 Febr.
0
)21 Febr.
10)1 Febr. 15)8 Febr.
11
)15
Febr. 13)22 Febr.
14)6
Fet
28
Februari 1934
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
207
VAN GROOTHANDELSPRIJZEN’)
ZUIVEL
EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
p.K.G.
KAAS
Eier
EIEREN
«
KOPER
LOOD”
–
TIN
IJZER Cleveland
GIETERIJ- ZINK
GOUD
ZILVER
per
K.G.
Leeuwar-
derComm.
Ieffin
~
isis
maar
Fabrieks-
kaas
ern. not.
Eiermijn
Roermond
an aar
Locoprijzen
Londen
Loco rizen
Lodn
loco rizen
Longer
er
Foundr
‘No
3 t
‘b
i’z°
‘
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
cash
Londen per
Noteering
.
n
v
t
e
r
_
ki. mlmerk
p. 100 St.
per Eng. ton
e E
ton
p r
ng.
–
E
t
ng. on
MddIe
er
‘
En
to’
p
g.
Eng. t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng.ton
per ounce fine
Standard
Ounce
per5OK.G.
f1.
0
10
ii.
f1.
0/
f1.
%
£
°io
£
I/o
£
0/
Sh.
°Io
sh.
°/o
£
°/o
ah.
°/o
pence
0
/0
1925
2,31
100,0
–
56,-
100,0
9,18
100,0
62.1
1
6
100,0
36.8
1
6
100,0
261.17
1
–
100,0
73
1
–
100,0 67
1
–
100,- 36.3
1
6
100,-
85
1
6
100-
32’18
100,0
1926
1,98
85,7
–
43,15
77,1
8,15
88,8 58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28
0
j,
59,3
1927
2,03
87,9
–
43,30
77,3 7,96
86,7
55.14
1
–
89,7 24.4
1
–
66,4
290.4/-:
110,8
73
1
–
100,0
64
1
6
96,3 28.10
1
–
78,8
85
1
–
99,5
26
3
14
83,3
1928
2,11
91,3
–
48,05
85,8 7,99
87,0
63.16/.’
102,8
21.1
1
–
57,8
227.5
1
–
86,8
66
1
–
90,4
62/8
93,5 25.5
1
6
69,9
85
1
–
99,5′
261/
ie
81,1
1929
2,05
88,7
–
45,40
81,1 8,11
88,3 75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
995
24
7
116
76,2
1930
1,66
71,9
–
38,45
68,7
6,72
73,2 54.131-
88,0
18.116
49,6
142.5/-
54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
13
118
55,4
1931
1,34
58,0
–
31,30
56,9 5,35
58,3
36.51-
58,4
12.11-
33,1
110.11-
42,0
55
1
–
75,3
47
1
6 70,9
11.106
31,9
92
1
6
108,2
13
1
/s
41,6
1932
0.94
40,7
–
22,70
40,5
4.14
45,1
22.17
1
–
36,8
8.12
1
–
23,6 97.2
1
–
37,1
421-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181- 138,0
121
40,1
1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1
‘3,71
40,4
22.216
35,6
7.176
21,6
131.181-
50,1
41!-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
14
145,8
12
3
/8
38,5
Jan.
’32
1,16
50,2
–
25,75
46,0
4,71
51,3 27.14/6
44,7
10.141-
29,4
98.181-
37,8
41 6
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013
140,7
137/
43,2
Febr.
,,
1,34
58,0
–
21,75
49,6
3,79
41.3
26.41-
42,2
10.51-
28,1
99.216
37,9
416
56,8
401-
59,7
10.-!-
27,6
11916
139,9
14
43,6
Mii.
,,
0,98
42,4
–
23,65
42,2
3,42
5
37,3
24.181-
40,1
9.91-
25,9
96.6/-
35,8
441-
60,3
401-
59,7
9.11/-
26,4
1141-
133,5
13
3
/
4
42,8
Apr.
0,99 42,9
–
19,60
35,0
2,77
5
30,2 23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
9.21-
25,2
11013
129,0
13
1
/8
40,9
Mei
,,
0,82 35,5
–
19,65
35,1
2,88
31,4
21.61-
34,3
8.-/-
22,0
89.1316
34,2
441-
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1.
11219
132,0
12
5
/
39,3
Juni
1,11
48,1
–
24,25
43,3
3,08
33,5
20.12
1
6
33,2 7.5
1
–
19,9
84.9
1
–
32,3
44
1
–
60,3
37
1
6
56,0
8.13
1
–
23,9
113
1
6
132,7
120
1
8
39,3
Juli
0,96
41,6
0.45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.316
19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
371-
55,2
8.616
23,0
1161- 135,7
12
3
/
38,5
Aug.
,,
0,76
32,9
0,58
17,90
32,0
3,72 40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-/-
38,6
421-
57,5
36
1
6
54,5
9.13
1
6
26,7
118
1
6
138,6
1
2
1
/
16
39,9
Sept.
,,
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2 4,64
50,5
25.8
1
–
40,9
9.10
1
6
26,1
109.9
1
6
41,8
42
1
–
57,5
351-
52,2
11.21-
30,7
11819
138,8
13
40,5
Oct.
•
0,82 35,5
0,73
25,50
45;5 5,73 62,4
22.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8
121(6
142,1 12
1
1
38,9
Nov.
0,81 35,1
0,78
26,50
47,3
6,65
72,4 21.191-
35,4
8.416
22,6
104.716
39,9
401-
54,8
3416
51,5
10.81- 28,7
12519
147,2
12
0
/1i
38,3
Dec.
•
0,73
31,6
0,85
22,55
40,3
5,120
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
.
53,4
3416
51,5
10.7/-
28,6
12519
147,2
11I/
35,8
Jan.
’33
0,73
31,6
0,89
21,75
38,8
4,27
46,7
19.171-
32,0
7.81-
20,3
100.116
38,1 4016
55,5
3416
51,5
9.191-
27,5 122/8
143,5
11
11
/j6
36,4
Febr.
0,65
28,1
0,91
20,60
36,8
4,35.
47,4 ‘20.31-
32,5
–
7.71- 20,2
104.716
39,9
431-”
58,9
341-
50,7
9.15/-
27,0
120/5
140,8
11
1
5116
37,2
Mrt.
,,
0,53 22,9
.0,99
19,40
34,6 2,80
30,5
20-
1
6
32,3
7.10
1
–
20.6
104.18
1
3
40,1
43/-
58,9
34
1
7
51,6
10.7
1
–
28,6
120
1
5
140,8
121(16
38,7.
Apr.
,,
0,54
23,4
1,-
18,55
33,1
2,075′
22,6
20.1116
33,1
7.12/6
20,9
109.17/-
42,0
431-,
58,9
3516
53,0
10.816
28,8
120/1 140,4
12
13
116
39,9
Mei
,,
0,52
22.5
1,-
21,80 38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.6′-
22,9
128.1716
.49,2
41/6
–
56,8
3616
54.5
10.131- 29,4
12316
144,4
13
1
14
41,2
uni
,,
0,52
22,5
1,-
23,50 42,0
2,50
272
25.7
1
–
40,8
9.4
1
–
25,3
151.10
1
–
57,9
42
1
–
57,5
37/-
55.2 11.12
1
6
32,1
122
1
34
143,0 131
1
4
41,2
J uli
,,
0,55 23,8
1,-
‘18,50
33,0
2,60
28,3
25.161-
41.6
9.21-
25,0
148.116
56,5
4116
,
56,8
351-
52,2 12.11-
33,3
1231104
144,9
12
7
116
38,7
Aug.
0,63
27,3
–
1,-
18,90
33,8
3,575
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6
145.31-
55,4
411-
56,2
351-
52,2
11.71-
31,4 125/10
147,2
12
37,4
Sept.
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
396
54,1
‘3416
51,5
10.1816
30,2
130111
153,1
11
10
11
37,2
Oct.
,,
0,68
29,4
‘
0,90
–
19,45
34,7 4,68
51,0
22.11-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
‘
55,5
3916′
54,1 3416
51,5
10.131-
29,4
131/1
153,3
117
1s
37,0
Nov.
,,
0,65
28,1
0,90 20,80
37,1
5,80
63,2
20.616
32,7.
7.1316
21,1
150.916
57,5
401-
54.8
3416
51,5
9.196
27.6
128/54
150,1
12
1
14
38,1
Dec.
,,
0,60
26,0
1,-
20,40 36,4
5,475
59,6
21.11-
33,9
7.121-
20,9
153.81-
58,6
4016
55,5
351-
53,7
9.191-
27,5
126124
147,6
12
9
/16
39,1
Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20:40 36,4
5,05
55,0
21.71-
.34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916
54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
14
39,7
5 Feb.
0,46
9
)
19,9
1,-
21,50
13
38,4
4,35
47,4
20.15
1
–
33,4 7.3
1
6
19,7
138.14
1
–
53,0
37
1
–
50,7
36/-
53,7
9.-
1
6 24,9
140
1
–
163,7
12
37,4
12
,,
0.46
11
19,9
1,-
22,-
24
39,3
3,85
41,9
20.1216
33,2
‘
7.216
19,6
140.71-
53,6
4016
55,5
36/-
53,7 9.61-
25,7
13712
160,4
125′
38,3
19
,,
,,
046
11
19,9
1,-
21.507
38.4 3,45
37,620.616
32,7
7.(6
20.1
142.91-
54,4
4116
56,8
369
54,9
8.1116
23,7
13419
157,6
12
15
/1
40,3 26
,,
0,48
12
20,8,
1,-
21,25
15
37,9
3,075
33,5 20.31-
‘
32,5
7.41-
19.8
141.216
53,9
406
55,5
3619
54,9
9.3!-
25,3
13515
160,0
12
5
/9
39.3
O
bept.
IYJ ï K.U.
La F’Iata; van
28 Sept. 1932
tot S Febr.
1934
Manitoba No. 2.
3)
Tot Jan.
1928
Western; vanaf Jan. 928 tot 16 Dec.
1929
American No. 2. van
Jan.
1928
Malting; van Jan.
1928
tot 9 Febr.
1931
American No. 2, van 9 Febr.
1931
tot 23 Mei
1932 64/5
K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept.
1932
No. 3
lAN ‘GROOTHANDELSPRIJZEN.
— ‘
BOUWMATERIALEN
,,
KOLONIALE PRODUCTEN
–
VURENHOUT
STEENEN
CACAO
COPRA.
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER
basis 7″ f.o.b.
Zweden!’
binnenmuur
buitenmuur
G.F.
Accra Ned.-Ind.
Robusta
Standaard
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Afi. N.-I. theev.
KoIo
Finland
per standaard
per
per
per
so
K.G. c.i.f.
f.m.s.
per
100
K.G.
Locoprijzen Rotterdam
Sheets
loco Londen
suiker loco
R’dam/A’dam
A’dam gem. .pr.
Java- en Suma-
Grond-
niale
van 4.672 M
5
.
per 1000 stuk
per
1000
stuks
Nederland
Amsterdam per
1
/2
K.G.
per Ib.
per 100 K.G.
trathee p.
1/
KG.
stoffen
pro-
ducten
t
°/o
t
Io
1
,
0/
ah.
f
°/o
cts.
Sh.
“i
cts.
0
10
1925 159,75
100
“15,50
100
,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
1
100,0
61,375
100,0 2111,625.
100,0
18,75
100,0
–
84,5
100,0
100.0
ioo:o
1926
153,50
96,1
15,75 101,6
.19,50
102,6
49/-
115,3
34,-
94,8
55,
37
5
90,2
2
1
–
67,4
17,50
93.3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5
14,50
93,5′
–
18,50
97,4
68/-
.1
60
,0
32,62
5
90,9
46,875
76,4
116,375
51,6
19,125 102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
‘
97,4
5713
134,9
31,87
5
88,9
49,625
80,9
-110,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
.
.91.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
11
1
,8
45
1
10
107,9
27
,375
76,3
50,75
82,7
-/10,25
28,8
13,-
60,3
69,25
82,0
81.9 85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60 51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
60,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37′
42,9
25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.8
1932
69,00
43,2
‘9,25
597′
15,-
78,9′
19
1
6
45,9
13,-
36,2
24
39,1
–
1
1,75
4.9
6,32
5
33,7
28.25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50 46,0
10,-
–
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30 25,9-
21,10
34,2
-/2,25
6,3′
5,521
29,5
‘
32,75
-38,7
35.2
34.7
–
Jan.
’32
82,50
51,6
-10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5
36,6
23
37,5 -12,125 6,0
7,35
39,2
32
37,9
38:5
–
39.1′
Febr.
•
82,50
51,6
10,-
64,5
18,75′
98,7
18
1
1
42,6
14,50
40,4
23
37,5
–
1
2
5,6 7,05 37,6
30
35,5
38.3 38.3
Mrt.
70.00
43,8 9,75
‘
62,6
18,-
94,7
‘2119
51.2
14,75
41,1,
23
37,5
-11,625
4,6 6,25 33,3
31
36,7
37.0 39.1
Apr.
70,00
43,8
9,75 62.6
18,-,
94,7
-2016
–
48,2
14,-
39,0
23
–
37.5
-11,5 4,2 5,90 31,5
29,25
34,6
36.2 38.0
Mei
,,
70,00
43,8
8,50 54,8
,
15
,-
78,9
20
1
6
,
48,2
13,25
36,9
23,50
38,3
–
1
1,5
4,2
5,625
30,0
30,25
35,7
352
38.1
Juni
,,
70,00
43,8 8,50
54,8
15,-
78.9
2016
48,2
12,375
34,5
24
39,1
-/1,375
3,9
,
6,30 33,6
28,50
33,7
34.2
38.7
Juli
67,50 42,3 8,50 54,8
15,-
78,9
20
1
1
47,3
12,375
34,5
24
39,1
–
1
1
,3
75
3,9
6,70
35,7
23,75
28,1
–
34.3 37.0
Aug.
63,00
39,4 8,50 54,8
IS,-
78,9
20
1
7
48,4
12,37
5
34,5
24
39,1
–
1
1,75
4,0
6,57
5
35,1
22,75 26,9
35.9
374 Sept.
,,
60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-/2,125
6,0
6,525
34,8
23,75
28,1
37.8
38.5
Oct.
,,
63,50
39,7
58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2
-/1,75
4,9 6,32
5
33,7
28,50
33,7
36.2
38.7
Nov.
,,
63,50
39,7
9,50 61,3
1
4;25
75,0
17(6
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-1
1
,
7
5
4,9
5.87′
31,3
‘30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.
,,
65,00
40,7
64,5
13,75
72,4
1714
40,8
11,75
32,8
24
39,1
,-j1,75
4,9
5,50
29,3
28,25
33,4
34.0
35.7
Jan.
’33
70,00
43,8 9,25
59,7
13,50
71
,
1
1616
38,8
.11,50′
32,1
24
39,1
-11,625 4,6
5,375
28,7
25
29,6
33.2
34.1
Febr.
,,
70,00
43,8 9,25
59,7
13,-
684
1519
37,1
10,625
29,6
23,75
38,7
-11,5 4,2
5,60
,
29,9
26,75′
31,7
32.1
34.4
Mii.
,,
70,00
43,8 9,50
61,3
,
12,25
64,5
16
1
3
38,2
10,37
1
28,9
23,50
38,3
–
1
1,5
4,2
6.-
32,0 26,25
31,1
32.4 34.9
Apr.
70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3 9,50
26,5 23,50 38,3
-11.625
4,6
6,07
1
32,4
27,50
32,5
32.8
34.9
Mei
70,00
43,8 9,50
–
61.3
12,50
65,8
1616
38,8 9,50 26,5
23
37,5 -12
5,6 6,021
32,1
26,50
31,4
34.2 35.0
Juni
72,50
45,4
10.-
64,5
‘
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27.9
22,50
36,6
-12,375
6,7 6,35
33,9
31
36,7
31.2
37.5
Juli
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
1
68,4
1718
41,6,
9,475
26,4
22,50
36,6
-12,625
7,4
5,92
5
31,6
33,50
39,6
38.2 31.4
Aug.
75,00
46,9
10,50
67,7
13.-
‘
68.4
16
1
5
38,6
8,75 24,4
20,75
33,8
–
1
2.525
7,4
5,27′
28,1
35,25
41,7
36.5
35.0
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1415
33,9
8,25 23,0
19,75
32,2
-12,5 7.0
5,375
28,7
36,75
43.5 36.7
34.6
Oct.
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
12/7 29,6 7,62
5
21,3
17,75
28,8
-12.625 7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
36.5
33.4
Nov.
75,00
45,9
—
10,-
–
–
64;5 ‘
—
’12,
50
‘
65;8′
–
12
1
6
–
“29,4
8″‘
22;3′
–
16,25
26,5
-12,75
–
‘7;7
4,85
24.8
40,50
47,9
‘
-36.4
32.7
Dec.
,,
75,00 46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26,9
7,975
22,2
16
26,1
-12,875
8,1
4,75
25,3
41
48,5
37.1
31.3,
Jan.’34
75,00
46,9
10,75
69,4
12,75
67,1
12/10 30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-/2,875
8,1
4,95
26,4
45,5Q
53,8
36.9
33.8
5Feb.
75,00
–
46,9.
..
.
…
–
.13/7
‘
32
1
0-
-7,125 19,9
17
27.7
-13
8,4
5,-.
26,7
46,50
1
)
550
35.8
35.4
12
75,00
46,9
–
.,
‘
–
1417
‘.34,3
7,25
20,2
17
27,7
.13,0625
8,6
5,25 27,3
47
13)
55,6
‘35.8
36.1
19
75,00
.46,9
,
‘ ‘
—
-‘
1511,
35,5 7,25 20,2
17,50
28,5
-/3C625
8,6
5,-
26,7
35.6
–
36.4 26
,
,,
75,00 46,9
‘
””14(3’33,5′
7,125 ‘19,9’
17,50
28,5
-13,0625
8,6
4,620 24,7
‘
35.5
35.6
.b. Alle Pondennotoeringen vanaf 21 Sept.’81 zijn op goudbasis omgerekend; de Dollarnoteeringen vanaf 20April
1
33 zijn In verhouding van de depreclatle
an den Dollar t.o.v. den Gulden verlaâgd.
208
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
28 Februari Ï934
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 26 Februari 1934.
Activa.
Binnen!. Wis.f Hfdbk.
f
23.796.796,49
sels, Prom.,’ Bijbnk.
,,
394.917,13
enz.in
disc.I Ag.sch.
,,
4.228.994,92
f
28.420.708,54
Papier o. h. Buiten!. in disconto ……
Idem eigen portef.
f
1.402.500,-
Af: Verkochtmaar voor
de bk.nog niet afge!.
‘
–
Beleeningen
i
Hfdbk.
f
101.213.149,781)
md.
vrsch.
in rek .crt Btjbnk.
,,
3.654.848,58
1
Ag.sch.
39.989.798 87
op onderp.
f
144.857.797,23
Op Effecten ……
f
142.644.822,33
1
)
OpGoederenenSpec.
,,
2.212.974,90
,,
144.857.797,23
1
)
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,
–
Munt, Goud ……
f
106.713.810,-
£,’Iuntmat., Goud
,,
685.484.183,83
f
792.197.993,83
Munt, Zilver, enz.
26.804.578,11
Muntmat. Zilver..
–
819.002.571,94
2
)
Belegging
1/
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………
,,
21.379.184,72
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
5.000.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
12.015.992,84
Staat d. Neder!. (Wetv. 27)5/’32, S. No. 221)
,,
18.331.195,17
f
1.050.409.950,44
Pa28iva.
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,
3.749.272,82
Bijzondere reserve ………………
,,
5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….
,,
8.780.999,98
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
897.758.995,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,
157.735,95
Rek.-Cour.j Het Rijk
f
3.334.543,-..
saldo’s:
1
Anderen
,,
107.098.255,46
,
110.432.798,46
Diverse rekeningen ………………
.,
4.530.148,23
f
1.050.409.950,44
Beschikbaar metaalsaldo ….
……..
f
416.640.117,68
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.041.600.295,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndië (Wet van
15
Maart
1933, Staatsbiad
No.
99) ……..
f
76.424.425,-
Waarvan in het buitenland ………………………6.651.146,63
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere Beschlkb. Dek-
Data
Clrculatle opeischb. Metaal- kings
Munt 1 Munt mat
.
schulden saldo
1
perc.
26 Febr.’34 106714 685.484 897.759 110.591 416.640 81
19
,,
’34 106713 706.883 883.996 143.207 430.294 82
25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521
54
Totaal Schatkist- B 1
Papier Diverse
Data
bedrag promessen
•
e ee-
op het
reke-
—
–
Lisconto
‘s rechtstreeks ning n
buitenl. ningen
1
)
26 Febr. 1934 28.421
–
144.858
1.403 12.016
19
,,
1934 28.220
–
142.997
1.403 11.599
25 Juli 1914 67.947
–
61.686 20.188
509
i)
Onder de activa.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatle
Andere
opeischb.
schulden
Beschtkb.
metaal-
saldo
24 Feb.’34
2
)
150.410
189.640
28.530
63.142
17
,,
‘342) 150.220 191.220
29.290
62.016
27 Jan.1934
112.376
33.058
189.642 26.491
58.981
20
,,
1934
112.380
33.971
189.661
29.353 58.746
25Juli1914
22.057
31.907 110.172 12.634 4.842
1
Wissels.
Dek-
Data
1
1
1
buiten
N.-Ind.
betaalb.
Dis-
conto’s
Belee-
ningen
1
J
reke-
ningen
1)
kings-
percen-
tage
24 Feb.’34
2
)
1
540
69660
11.660
69 17
,,
1342)
1
540
71.560
12.270
68
27 Jan.1934
597
14.316
67
9.097
51.182
20
,,
1934
1
793
9.003
1
51.726
15.647
67
25 Juli1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
1)
Sluitpoat activa.
2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilf. OtherSecurities
JYic.and
Data
Metaal
~
léirculatie
l
in
n
Banking)
Deparfm.
Advances ISecurlties
21 Febr. 1934
191.982
1
364.655
1
86.325 8.131
1
12.781
14
,,
1934
191.843
1
366.280
84.623
8.200
11.187
22 Juli
1914
40.164 29.317
33.633
1
OtherDeposus
1
t
Dek-
Data
1
Gov.
Sec.
Public
Depos.
Reserve’
kings-
1
perc.i)
Bankers
Other
Accountsl
21 Febr.’34
173
.
337
1
29.329
1
98.268
35.782
1
87.3281
53,4
14
,,
3
4
1
72.196
1
23.376
1
99.278
1
36.319
85.563i
53,8
22 Juli ’14
11.005
14.736
42.185
1 29.2971
52
v
CI
iuuuiiig
tu.aLIICII flCCI VC CII
LJCpuaILb.
BANK VAN FRANKRIJK.
Data
Goud
Zilver
Tege
oed
in h t
Wis
–
Waarv.I
op het
1
Belee-
.
Renteloos
voorschot
buit
enl,
sets
buitenll
ningen
v.d. Staat
16 Feb.’34
74.435
463
15
1
6.383
1.0561
2.999
3.200
9
,,
’34
74.883
445
14
1
6.231
1.0701
3.004 3.200
23 Juli’14
4.104
640
–
1.541
81
769
–
Bons v. d)
1
Diver-
Rekg. Courant
Data
zelfst.
sen’)
Circulatle
1
Zeijst.
1
1-‘urti-
Staat
amort.k.
_amort.k.Iculieren
16 Feb.’34!
6.114
2.264
81.087
77
1
1.944 12.758
9
,,
‘341
6.114 2.187 81.393
102
1
1•947
112.822
23 Juli
‘141
–
–
5.912
401
–
943
otuuposi
acilva. DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
Andere
Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tenl. circ.
dekkinu
en
ningen
banken
1
)
gelden Je
cheques
15 Febr. 1934
1
333,3 22,6
10,1
1
2.674,4
68,4
7
,,
1934
1
39,5
9,2
1
2.811,5
71,6
30 Juli
1914 1.356,9
– –
750,9
50,2
Data
1
Effec-
1
Diverse
1
Circu-
1
Rekg.-
Diverse
ten
Activo’) latle
Crt.
Passiva
15 Febr. 1934
320,5
1
607,2
1
3.294,9
480,1 243,1
7
,,
1934
1
312,2
1
569,6
3.332,2
1
528,1
259,6
30 Juli
1914
330,8
1
200,4
1.890,9
944,-
40,0
‘) unoelast.
•J
wo.
,çenienuanascneirie
lu,
t
reur.
Is.’*, reap.
i1,
Oh
WIll.
NATIONALE BANK VAN BELGIE.
Goud
Data
.5
Rekg. Crt.
•
1934 S
o
LC
‘.l
…
s.
42
L)
21
Febr.1
2.720
2.714′
68
753
1
36
1
1
40
1
3.419
136
395
15
,,
1
68
747
37
347
40
3.430
131
389
FEDERAL
RESERVE
BANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
,,Other
cash”
2)
1
Goud-
In her-
1
disc. v. d.
1
In de
open
i;
I
t
r
a
:
1
certifi-
caten’)
member
1
markt
banks
1
gekocht
14 Feb.’34
3.624,3
1
3.582,1
222,5
68,4
1
86,1
7
,,
’34
3.556,6
_3.513,2
220,9
j
73,3
j
96,9
Belegd F. R.
Notes
Totaal
Ge stort
1
Goud-
1
Dek-
1
Algem.
1
Dek-
Data
In U.
s.
Gov.Sec.
in circu-
.
,
Kap1taal
kings-.
1
kings-
latie
1
1
perc.8)
1
perc.
4)
14 Feb.’34
2.432,0
1
2.952,5
1
3.026,6
145,1
1
64,3
–
‘341
2.431,7
2.946,2
2.962,5
145,2
63,9
-.
)
IJeLe
CCI IIIICULCII WCIUCU UUUI ue OCII4IISIDL dOn UC
1′, COCIVC
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
,.Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelschbare
schulden:
F. R.
Notes en netto depoelto.
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULiERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Dis-
-1
IReservel
Totaal
Waa
rv
an
Data
t
Aantal
!
banken
conto’s
Beleg-
en
gingen
bil de
R.
1
1
depo-
1
time
1
beleen.
1
banks
sito’s
1
t deposits
7 Feb.’34’
12
1
8.300
1
8.782
11.905
1
16.485
t
4.372
31
Jan.’341
13
8.349
8.772
11.871
16.460 4.367
U IJOOtUUl VUIl JU IflU. flOEIR, II UUVUOtIIIU UIlfl UH UU 011 U
land zijn In duizenden, alle overige posten In mlliloenen van de be.
treffende valuta.
9