Ga direct naar de content

Jrg. 19, editie 940

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 3 1934

3 JANUARI 1934

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Econom
—fi*sch

Statistische

Beri
lechteii

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

19E
JAARGANG

WOENSDAG
3 JANUARI 1’934

N. 940

NEDERLANDSGH ECONOMISCH INSTITUUT.

Curatoren: Mr. G. Vissering, Voorzitter; Ir. A. Plato,

Onder-Voorzitter; Mr. K. P. van der Mandele, Penning-

meester; Mr. P. Hofstede de Groot; Jhr. Mr. L. 11. Van

Lennep; L. II. Mansholt; Mr. R. Mees; E. D. ‘van Walree;

Ch. J. I. M. Welter; C. J. P. Zaalberg.

ECONOM ISC1!-S’l’ITISTiSC 1113 BERIC1I’I’EN.
COMMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. ven Blom.; J. van Hasselt; Jhr. il[r. L. Ii. van

Len.nep; jhr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. N. J.

Polak; Mr. Dr. L. F. II. Regout; Dr. E. van Weldere’

Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. ilibbius; Jan Schilthuis,
Prof. lik. F. de Vries.

Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
Redactear.Secretaris: Dr. II. M. H. A. van der Valk.

Secretariaat: Pieter dc 1! ooch’weg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrckening 8408.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement

volgens tarief. Administratie van abonnementen,, en aciver-

t.enties: Nijgh C van Ditmas- N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s-Gravcnhage. Postèhèque- en giro-rekening No.

145192.

Abonneme’ntsprijs voor het weekblad franco P. p.
in

Nederland f 20,—. Buitenland en Kolowiën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en het i’iva.rtaelberiqht gratis en een reductie

op de verdere publicaties.

Aa.ngeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaa.tweg.

INHOUD.

Blz.

REDE VAN DEN VOORZITTER VAN DII KAMER VAN Koop-
ITANDEL EN FABRIEKEN
VOOR
AMSTÉRDAM ……….
2

Rede van deii Voorzitter van de Kamer van Koophandel

en Fabrieken voor Rotterdam ………………….
4

Industrie-financiering door
Prof. Mr. Dr. G. M. Verrij’n

Stuart……………………………………
5

Perspectieven in de internationale scheepvaart door
Mr.

fi. E. Schéffer ……………………………….8

Ht kartel van uitgevers en boekhandelareu door
H. Buys 10

BUITENLANDSOHE MEDEWERKING

De deviezenreglernenteering en cle wet betreffende de

goudelausule in Oostenrij dooi
Prof. Dr. Richard

iÇerschagl……………………………….12

AANTEEKENINGEN:

De landbouwexiortgcwassen van Nederlanclsch-Indië

in
1932………………………………….

1,3

MAANDOIJF1S:

ONTVANGEN BOEKEN ……………………………15

Indexcijfers van Nederlancische aandeelen ……….16

STATISTIEKEN ……………………………..
, 17-20
Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten.

3
JANUARI
1934.

De jaarswisseling heeft niet den minsten invloed
uitgeoefend op de geidmarkt; jaarsschatkist’biljetten
werden gisteren op 1,é pOt. afgedaan. Privaat-dis-
conto bleef % pOt. noteeren. Voor caligelden werd
% pOt. betaald. Prolongatie onveranderd 1 pOt.

* *
*

Over de korte herichtsweek, clie ahter ons ligt,
zi.
n
geen opvallende gebeurtenissen van de wissel-
markt te melden.. De laatste berichten over de inflatie-
maatregelen in Amerika hebben tenslotte toch nog
Lenigen invloed op de Dollarkoersen uitgeoefend: van
1.60 is de noteering tot 1.56% teruggeloopen om op
1.57%. te sluiten. Ook Poiden zijn achteruitgegaan
en van 8.15 op 8.09Y2 gekomen, slot 8.1036 De $’ff no-
teering ging van 5.10 op 5.15 terug. Fransche Francs
bleven gezocht en bewogen zich van 9.74%’ geregeld
opwaarts; tenslotte noteerden zij 9.75%. £/Frs. kwa-
men van 83.50 op 83.05. Marken bleven zeer gezocht
en konden zich rond de 59.35 handhaven. De verschil-
lende, soorten Sperrmarken waren alle eerder’ aange
boden. Belga’s bewogen zich rond de 34.60. Vast’ wa-
ren Zwitsersche Francs, die van 48.11 op 48.18 kwa-
men. Lires 13.07%. Peseta’s vast: 20.40-20.55; Ca-
nadeesche Dollars 1.59. Argentijnsche Pesos 38-39.

Pondenlevering over één en drie maanden waren
lager; zij noteerden % resp.
7
18 c. onder contant. Dol-
lars op termijn bleven onveranderd.

Op de goudmarkt ging niet veel om. Sovereigns
deden 12.30, Eagles 2.50%’. Barenlevering Amsterdam
ongeveer
f
1.652, levering Londen
f
1.653.

LONDEN, 1 JANUARI
1934.

De weinige werkdagen die er na Kerstmis tot het
einde van het jaar verleden week overbleven, zijn in
de geldmarkt benut om de laatste hand te leggen
aan de preparaties voor den jaar-overgang. Prepa-raties die daarin bestonden dat nu ruime bedragen
van het centrale instituut werden genomen; men
spreekt van ruim 25 millioen Pond; De voorbereidin-
gen waren zoo ruim getroffen, dat het op den laatsten
werkdag, Zaterdag, in het geheel niet noodig was om
bij de Bank van Engeland aan te kloppen; integen-
deel, de markt bleek toen geld over te hebben.
In cle discontomarkt ontwikkelde zich vraag naar
wissels vobr directe betaling en voor levering begin
Januari, zoodat de koersen verder afbrokkelden en op
7/
8
__15/
10
püt. voor levering sloten. De nieuwe schat-
kistpromessen werden tegen pl.m.
81132
pOt. toegewe-
zen. Bankaccepten noteeren nu pl.m. 1 pOt. De ,,Olearing Banks” hebben medegedeeld, dat zij
onder 1 pOt. geen koopers zullen zijn. De markt moet
dus een andër dehiet kunnen vinden cim de’ notee-
ring onder 1 pOt. te kunnen handhaven. Heden waren alle markten zeer stil, daar Engeland
een van de weinige landen is, waar op den eersten
dag van het ‘jaar rordt gewerkt.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3
Januari
1934

REDE VAN DEN VOORZITTER VAN DE
KAMER VAN KOOPHANDEL EN

FABRIEKEN VOOR AMSTERDAM.

De Nieuwjaarsrede van den Voorzitter van de
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amster-
dam vormt elk jaar een bron van kennis voor dengene, die zich nog eens over de economische gebeurtenissen
van het afgeloopen jaar in zijn geheel wil oriëntee-
ren. Doch tevens bevat deze rede steeds opmerkingen
over de economische politiek inzonderheid die van
ons land, die overdenking ten voile waard zijn. Dc
tweede Nieuwjaarsrede van den huidigen Voorzitter
is in dit opzicht een waardig vervolg op de economi-
sche beschouwingen, die zijn voorganger, Dr.
E.
Hel-

dring, steeds met de jaarswisseling hield.
In tegenstelling met andere jaren, toen wij steeds
verschillende onderwerpen uit deze redes overnamen,
zullen wij ons thans tot twee onderwerpen beperken
die voor de toekomst van ons land van buitengewone heteekenis zijn en welke zoo nauw met elkaar in ver-
band staan, t.w. de verlaging van ons kostenpeil en

de handelspolitiek.
Voorop moge worden gesteld, dat de heer Crone zich
onomwonden uitspreekt voor handhaving van den
gouden standaard. Het verwondcrt ons echter cenigs-
zins, dat, hoewel sprekende over de noodzakiijkheid
van aanpassing, het belangrijke vraagstuk van de
vaste lasten en deszelfs oplossing niet aangeroerd wor-
den. Overigens wijst de heer Crone voldoende op de
consequenties, die het aanvaarden van het genoemde
standpant met zich moet brengen.

Verlaging van ons kostcnpcil nooclig.

i)e heteekenis van de huidige crisis voor ons bedrijfs-
]even zal, in het bijzonder wat de middelen tot herstel he-
treft, al naar den aard, dien men aan de crisis toekent,
verschillend worden beoordeeld. I3elangrijke bezwaren, die
de crisis-politiek van onze Regeering aanklevcn, moeten
naar mijn oordeel worden geweten aan de omstandigheid,
dat de crisis gedurende den eersten tijd te veel werd gezien
als een tijdelijke inzinking, die na betrekkelijk korten tijd
weer voor een herstel zon plaats maken. Indien dit herstel
ons dan ongeveer op het peil van vöör de crisis zou heb-
ben teruggebracht, ware het leed geleden en had men de
consolidatie van de crisislasten met vrucht ter hand kun-
nen nemen, zonder daarbij op maatregelen van economische
ordening van verstrekkeuden aard bedacht behoeven te
zijn. In plaats van voornamelijk een conjunctureel ver-
schijnsel, moeten wij, door de harde noodzaak geleerd, deze
crisis echter in hoofdzaak als een structureele verande-
ring zien. i)it gaat met geweldige verschuivingen van
economischen en staatkundigen aard over de geheele we-
reld gepaard. Al tasten wij in velerlei opzicht nog om-
trent het wezen van dit tijdperk van overgang in het duis-
ter en al weten wij niet, waarheen dit ons zal brengen,
zeker is nochtans, dat wij ons voor de toekomst op een
lagere welvaart moeten inrichten. Herstel van ons bedrijfs-
leven, hieromtrent bestaat, voor zooveel ik kan zien,
0
1
)

het oogenblik geen verschil van meening meer, zal alleen

0
1
)
ecn belangrijk lager kostenpeil dan het huidige moge-
lijk zijn.
Onze Regeering heeft bij verschillende gelegenheden een
krachtig geluid omtrent deze noodzakelijkheid van aan-
ng bij nieuwe verhouci i ogen doen hoorcn. i)och te zelf-
der tijd bedreef zij een landbouwpolitiek, die de aanpas-
sing van onze bodemhedrijven aan deze nieuwe verhoudin-
gen vertraagt en in de oogen van cle belanghebbenden on-
noodig doet voorkomen, voorts de daling van cle kosten
van het levensonderhoud in een stijging deed verkeeren
en dientengevolge de nijverheid belemmerde om haar in
gang zijnde aaripassingsproces krachtig voort te zetten.
liet ligt voor de hand, dat hierdoor, evenals door de naar
verhouding hooge bonen in de beschutte bedrijven en in
een deel van de overheidsdiensten, onze uitvoernijverheid,
die toch reeds met een eindelooze reeks van handelsbelem-
nieringen heeft te kampen, van binnen uit wordt ver-
zwakt. Tezelfder tijd lokt ons kunstmatig hoog gehouden
prijzenpeil de buitenlandsche mededinging binnen onze
g reuzel).
Dat de landbouwbedrijven als geheel noodlijdend wor-den beschouwd en dientengevolge collectief worden ge-
steund, lijkt mij een verkeerd uitgangspunt, dat bij moge-

lijke nog nooclige steunmaatregelen voor andere bedrijven
niet mag worden gevolgd. Individueele behandeling van
gevallen, waarin voor onze samenleving onmisbare bedrij-
ven dreigen ten onder te gaan, lijkt mij aan te bevelen ; te
eerder, omdat iedere steunmaatregel de rest van onze be-volking op kosten jaagt. Deze ongelijke behandeling van
den landbouw tegenover de overige bedrijfstakken is te
bccleiikelijlcer, omdat er voor onze nog steeds toenemende
bevolking slechts bestaansmogelijkheid in de nijverheid en,
i]) beperkter mate, in handel en verkeer kaii worden ge-
vonden. Onze nijverheid, handel en verkeerswezen zullen, tenzij cle uitvoer geheel zou verloren gaan, teii spoedigste
cle gelegeiiheicl moeten krijgen om iiiet sterk verlaagde
kosten te kunnen werken. Met het door middel van de con-
tingeiitecring sclieppeii van een verruiming van den bin-
nenlandschen afzet onzer nijverheid op een kunstmatig
hoog gehouden prijspeil komt men er niet, daar dit slechts
ten koste van een intering kan worden ondernomen, die
op den duur vastloopt en clan tot een nationale verarming
bij een op de internationale markt krachteloos productie-
apparaat zal blijken te hebben geleid. De verlaging van
voortbrengingskosten is te meer noodig, daar het buiten-
land voor dit doel reeds tot rnuntverzwakking is overge-
gaan een middel dat ik onvoorwaardelijk als ondeugdelijk verwerp, gelijk ik elders tot uitdrukking heb gebracht. De
bevoorrechting van verschillende besehutte bedrijven en
van overheidsdiensten, met name clie van de lagere over-
heidsorganen, waarvan ik reeds gewag maakte, oefent een
onredelijken druk op onze bevolking uit en maakt een ge-
zonde loonpolitiek onmogelijk.
Wat de egaliseering van de bebooningen in overheids-
diensten betreft, werd een belangrijke bijdrage daartoe
geleverd door het op het eind van November verschenen
rapport van cle Commissie-Schouten, belast met het advi-seeren omtrent toetsingsnormen voor de beoordeeling van
cle bezoldiging van het persoiieel in dienst van )rOvCn,
gemeenten, waterschappen, veenschappen en veen polders.
Daarnaast rijst de vraag, hoe de voor het vrije bedrijfs-
leven uoodige aanpassing kan worden bevorderd. I)e Re-
geering zal dat in de eerste plaats kunnen doen, door
haar crisis-maatregelen meer dan tot nu toe met elkander
in verband te brengen. Herhaaldelijk krijg ik uitingen
uit landbouwkringen onder het oog, waarin ons, onder-
nemers op het gebied van handel en nijverheid, gebrek aan
inzicht en meclegevoel
voor
cle nooden van den landbouw
ivorclt verweten. Ik wijs deze verwijten verre van de hand
en natuurlijk wil ook ik niet, dat de Regeering een plot-
selinge noodbottige afbraak van de prijzen onzer landoiiw-
voortbrcngselen zijn gang zal laten gaan, zonder in den overgangstijd hclpcncl 01) te treden. Maar men moet in
landbouwkringen inzien, dat het kunstmatig in stand hou-
den van een te groot productie-apparaat op den duur on-
dragelijke consequenties inedebrengt en dat onze uitv-er-
nijverheid en onze internationale hajiclel het niet kunnen
verdragen, dat hun bedrijfskosten worden opgezet door de crisislasten, voor welker hoogte de bedrijfskosten van den
boer al te eenzijdig den maatstaf vormen. Wat handel en
nijverheid vragen, is, dat de steunverleening aan den land-
bouw rechtstreeks aan cle hand van de draagkracht van bevolking en bedrijfsleven zal worden vastgesteld en in
stede van verhoogd te worden, een tijdelijk en afboopend
karakter krijgt. Geen collectieve, maar – gelijk gezegd —
indiviclueele steun; niet de bedrijfskosten der minst effi-
ciënte, doch die der meest efficiënte voortbreiigers bchoo-
ren de norm voor steunverleening te zijn. Daarnaast zal onze Regeering naar mijn oordeel niet er
aan kunnen ontkonien, om zich ernstig over un moer
rationeele regeling van onze we rkloosheidsvoocz clii ngcn te
beraden. Zij is daarbij ongetwijfeld op den goeden weg,
waar zij in haar jongste niillioenennota aankondigde, dat,
behalve de crisisuitgaven voor den landbouw, die uit het
Landbouw-Crisisfonds zullen worden bestreden, alle ove-
rige crisisuitgaven, waaronder die tot bestrijding van de
gevolgen der werkloosheid, ten laste van de gewone be-
grooting zullen komen. Deze op zichzelf zeer doeltreffende
begrootingsmaatregel zou in zijn werking echter beden-
kelijk worden uitgehold, indien daarbij cle gemeenten niet
in hetzelfde kader haar volle medewerking verleenden.
De Regeering bevorderde dit bij haai- brief van
4
November
jl. aan de gemeentebesturen. Zij deelde daarin mede, dat de, op grond van de nieuwe voorschriften betreffende dc
Rijksbijdrage in de gemeentelijke kosten van werkloos-
heidszorg aan de gemeenten uit te keel-ei) bedragen over
1933
ongeveer
f 75
millioen zouden beboopen, doch op de
Rijksbegrooting voor
1934
tot dit doel
f46
millioen was
uitgetrokken, welk bedrag niet voor verhooging vatbaar
is. ])aarbij zullen de gemeenten de uitgaven voor steun-
verleening en werkverschaffing ten laste van den gewonen

3 3anuari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

dienst der begrootiug moeten brengen en desondanks het
evenwicht tussehen inkomsten en uitgaven dienen te hand-
haven.
I3ij het beoordeelen van den huidigen werkloozensteun als belemmering voor het uitbreiden van de werkgelegen-heid geve men zich voorts rekenschap ervan, dat een ver-
mindering van de welvaart voor allen onvermijdelijk is.
Hierin ligt tenslotte onze kans, om de bedrijven weder tot
leven te brengen. Daarenboven zullen slechts op deze wijze
onze belangrijke sociale voorzieningen in stand kunnen
worden gehouden. Voor een effectieve bestrijding van de
werkloosheid zijn mitsdien offers onvermijdelijk. En zulk
een bestrijding beteekent, dat men, hetgeen zoowel voor
het bedrijfsleven als voor de daarin werkzamen tot behoud
van ons nationale voortbrengiugsvermogen ten spoedigste
behoort te geschieden, cle arbeiders aan het werk worden
gezet, iii hun oorspronkelijke vakken voor zoover mogelijk
zonder dat daarbij steun van overheidswege wordt ver-
leend. Eerst
01)
die wijze zullen wij, bij een overigens har-monisch economisch beleid, onze uitvoernijverheid weder
tot mededinging op de internationale markt in staat stel-
len. Dwingend ingrijpen dopr de overheid in dearbeids-
voorwaarden, waarbij niet het geldloon, doch liet goederen-
loon dus de hoeveelheid goederen en diensten, die voor dit loon door den arbeider kan worden aangeschaft, den maat-
staf voor de bonen behoort te vormen, zal daarbij niet
kunnen uitblijven. Zij zal zoo noodig aan haar, na nauw
keurig onderzoek te ondernemen pogingen tot werkver-
ruinhing, door middel van het verlagen van cle steunver-
leening kracht moeten bijzetten.
Zooals ik hiervoor reeds heb opgemerkt, moet alles w’or-
den voorkomen, dat dezen drang naar kostenverlaging op
een verhooging van de kosten van liet levensonderhoud kan
doen stuiten. Naast herziening van de steunmaatregelen
voor den landbouw, zal ook de mogelijkheid van huurver-
laging moeten worden bestudeerd. Het lijkt mij tenslotte
niet meer dan een eisch van eenvoudige maatschappelijke
rechtvaardigheid, die het argument van kostenverlaging
versterkt, dat tegenover de noodgedwongen versobering,
die onze arbeidei-s zieh zullen moeten laten welgevallen,
teneinde op den duur een volledige ontreddering van onze
volkshuishouding, zij zelf daarbij in de eerste plaats in-
begrepen, te voorkomen, even krachtig economisch niet verantwoorde prijsverhoogi ng of prjshandhaving in het
distributie-proces wordt bestreden. Dus zullen ook uit het middenstaudsbedrijf werkwijzen, die uit een oogpunt van
efficiëncy schadelijk zijn, dienen te verdwijnen. Zoo moge-
lijk door maatregelen uit het bedrijf zelf voortkomend;
anders, niet het oog op de noodzakelijkheid dezer voorzie-
ning in verband met de verlaging van ons kostenpeil,
door dwingend ingrijpen van boven af.

De aanpassing, waarop de heer Crone zoo nadruk-
kelijk wijst, wordt echter door andere regeeringsmaat-
regelen geremd. Dit betreft vooral de hancielspolitiek
en als belangrijkste onderdeel, de steunverleening aan
den Landbouw. Terecht wijst de heer Orone er dan
ook in een ander verband (hlz. 75) op, dat dikwerf
steun wordt gevraagd en soms wordt verkregen op
een wijze, ,,die zich kwalijk laat rijmen met het in de

Millioenennota aangegeven doeleinde: aanpassing aan
geheel gewijzigde toestanden. Bovendien komt deze
steun in conflict met de belangen van de in koop-
kracht achteruitgegane verbruikers en van andere be-
drijfstakken”. De steun aan den Landbouw – in ons
blad
is
er herhaaldelijk op gewezen – vertraagt de
zoo noodzakelijke aanpassing, hetgeen in deze rede
nog eens nadrukkelijk naar voren wordt gebracht.

Landbonw-Crisiswetgeving.

Het afgeloopen jaar bracht op het stuk van onze crisis-
wetgeving ten behoeve van den landbouw twee maatrege-
len van buitengewoon belang: de wijziging van de Land-
bouw-Crisiswet 1933 bij de wet van 5 Augustus 1933
(Staatsblad 418) en het opstellen van een afzonderlijke be-
grooting van het krachtens deze Landbouw-Crisiswet in.
gestelde Landbouw-Crisisfonds. Terwijl de crisisuitgaven,
voor zoover zij niet op dan Landbouw betrekking hebben, ten laste van de gewone begrooting worden gebracht, zul-
len de steunmaatregelen voor den Landbouw uit dit Land-
bouw-Crisisfonds worden bekostigd. Het Fônds zal zijn in-
komsten verkrijgen uit speciale heffingen, krachtens de
Landbouw-Crisiswet 1933 of vroegere landbouwerisiswetten
ingevoerd of in te voeren. Tusschen deze heffingen en de
door het Fonds te bekostigen uitgaven zal evenwicht moe-
ten bestaan. Dit laatste heeft de strekking om de uitkee-

ringen ten behoi van den landbouw, door de retributies,
die door het niet-landbouwende deel der bevolking moeten
worden opgebracht, dus door de draagkracht ervan, te doen
beheerschen.
De last, die door de landbouw-heffingen op den verbrui-
ker wordt gelegd, is aanzienlijk. Bij al deze maatregelen houdt de ilegeering, aldus de Minister van Economische
Zaken in zijn bekende radio-rede, ongeveer een niveau als
gold in 1913 voor oogen. Had de Regeering de agrarische maatregelen niet genonien, aldus de Minister, dan zou het
leven vergeleken met 1929 19 pCt. goedkoopet- zijn gewor-
dcii; thans is dat geschied niet 16 pCt. Dit was dus de
toestand op 8 Noveniber 1933, die overigens, naar ik el-
ders aantoon, niinder gunstig was dan uit deze cijfers zou
volgen. Maar sindsdien hebben bijvoorbeeld de verhoogde
heffingen volgens het Crisis-Graanbesluit 1933, de Crisis-
Tuinbouwbeschikking 1933, de extra-accijns op het geslacht
en de heffing ingevolge het Crisis-Suikerbesluit 1933 kun-
hen doorwerken. Wij zullen dus moeten afwachten, waar-
op de verhooging, dan wel het remmen van de daling van de kosten van levensonderhoud tengevolge van den land-
bouwsteun tenslotte zal neerkomen. Het is nochtans dui-
delijk, dat het beleid van onze Regeering 01) twee gedachten
hiukt. Aan den eenen kant wil zij aanpassen en aan den
anderen kant veroorzaakt zij door haar beschermende Po-litiek, monopolierechten en andere heffingen voortdurend
prijsverhooging, die de mogelijkheid van aanpassing dreigt
te ondermijnen. Inderdaad is de meening gewettigd, dat er
thans wel eenige rust noodig is en de steunverleening aan
den landbouw niet verder dient te gaan, wanneer men
overweegt, dat de begrooting van het Landbouw-Crisisfonds

f
162 millioen zal bedragen, tot welk bedrag dus min-
stens voortbrengselen van onzeu landbouw met geld van
de gebruikers op een hooger prijsniveau dan dat der open
markt worden gehouden. Het goede in de nieuwe Land-
bouwerisiswet is, dat aldus onze crisiswetgeving
.
op het
stuk van den landbouw de rechtskûndige grondslagen heeft
gekregen, om tot een organisch geheel te worden ver-
smolten. Het nadeel is naar mijn meening daartegenover,
dat de bewegingsvrijheid van den ondernemer door de met uitgebreide bevoegdheden voorziene Crisis-Centrales aan-
zienlijk wordt beperkt, practisch het aantal landbouwvoort-
brengselen, waarop de w’et van toepassing kan worden
verklaard, onbegrensd is, (zij het dat de aanwijzing van
nieuw’c crisisprodueten achteraf door den Staten-Generaal
moet worden goedgekeurd), terwijl alle andere uitvoerings-
maatregelen der w’et, behoudens de voorvermelde aanw’ij-
zing van crisisproducten, zonder de medewerking van den Staten-Generaal tot stand kunnen komen. De goedkeuring achteraf, die voor de aanwijzing van nieuwe crisisproduc-
ten noodig is en ook in cle gewijzigde Crisisinvoerwet is
gehandhaafd, ontbreekt hier.
Ik erken ten volle de buitengewone moeilijkheden, die
zich aan onze Regeering voordoen en de rechtvaardigheid
van den wensch van den Minister van Economische Zaken,
dat elk onderdeel der bevolking van den last en het lijden
der andere groepen iets zal begrijpen en zal helpen dra-
gen. Maar daarnaast meen ik dan toch, dat het ,,iets” bij den landbouwsteun al te danig is uitgedijd en de Regee-
i-ing hier den eisch van evenwicht ten aanzien van de ver-
schillende volksgroepen bij haar economische voorzieningen
niet scherp genoeg voor oogen heeft gehad. De eenzijdig-
heid, waai-mede soms liet eigenbelang naar voren wordt geschoven, blijkt bij voorbeeld uit den aandrang tot ver-
gaande beperking of zelfs stopzetting van de- margarine-
industrie en dien tot liet tegengaan van den invoer van
suiker, komende uit kringen, die zeker niet het recht heb-
ben zich te beklagen over gebrek aan daadwerkelijke be-
langstelling van de zijde van de Regeering. Immers hierbij
wordt uit het oog verloren, dat aldus groote belangen van
Nederland overzee zouden w’orden geschaad, terwijl de
daarbij betrokkenen zich, zij het ten koste van groote
offers en inspanning, met eigen kracht door de moeilijk-
heden trachten heen te slaan. Is er een redelijk motief aan
te voeren, waarom de belanghebbenden bij de suiker-indus-
trie hier te lande, die zich niet steun van de overheid een
bepaalde opbrengst van het product zien verzekerd, een
nog verdergaanden steun voor zich vragen, terwijl hun Na-
derlandsch-Indische vakgenoot zich zonder meer met den wereldprijs moet tevreden stellen, die minder dan de helft
bedraagt van den richtprijs hier te lande? Dat 6nder de
maatregelen tot steunverleening aan den landbouw – de
steun aan de teelt van suikerbieten wel zeer bedenkelijk
is, wordt blijkens de opmei-king van den Minister van
Economische Zaken 01) 30 November jl. (Tveed Kamer),
dat deze steun op het randje is van watmen, terwille van
liet beoogde nut, aan economische dwaasheden mag uit-
halen, thans door dezen bewindsman erkend.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Januari 1934

Wie hier den zorgwekkeiiden toestand van nijverheid,
handel en scheepvaart tegenover plaatst en overweegt dat,
waar de bestaansmogelijkheid van onze bevolking in zeer
hooge mate door dc mogelijkheid van den uitvoer van onze nijverheids- en landbouwvoortbrengselen afhangt, een ver-
laging van het prijzen- en kostenpeil dringend noodig is,
welk peil door de Landbouw-Crisiswetgeving echter in zijn
daling wordt opgevangen, kan kwalijk de steunverlee-
ning aan den landbouw in zijn tegenwoordigen omvang en
bij de tegenwoordige werkwijze met instemming beoor-
deelen.

Een ander belangrijk feit, dat de noodzakelijke aan-
passing vertraagt is de handelspolitiek. Hoewel men
kan erkennen, dat een zekere mate van bescherming
noodzakelijk was, gaat de regeering thans in een rich-
ting, die doet vreezen, dat ons land het vrijhandels-
stelsel geheel zal verlaten. Inderdaad, ,,het is zaak,
dat wij ons den nieuwen handelspolitieken toestand;

waarin Nederland verkeert, helder voor de oogen stel-
len” Terecht zegt de heer Crone hierover het vol-

gende:

Men kan van oordeel zijn, dat verschillende van de
maatregelen, die ons allen tezamen tenslotte van den vrij-
handel hebben afgeclreven, rijkelijk vlug zijn genomen en
soms meer bescherming van het bestaande beoogden, dan
aanpassing aan het nieuwe bevorcierden; onze Kamer heeft
deze gedachte bij herhaling uitgesproken. Doch dit betreft
meer ecn vraag van uitvoering dan van beginsel. Er is
echter een andere vraag, eveneens herhaaldelijk van deze
plaats naar voren gebracht, die, nu onze economische Po-
litiek in de gevaarlijke wateren van de handelspolitieke
bescherming wordt gestuurd, eveneens de volle aandacht
vraagt. Het heeft er immers veel van, dat wij daaruit met
volle kracht bezig zijn te varen naar een door het centrale
gezag geregeld handelsstelsel, berustend op een van over-
heidsw’ege veroidouneerd bedrijfsleven, een zorgvuldig van
tevoren geregeld verbruik en een nauwkeurig berekenden,
hij verdragen vastgestelden, in- en uitvoer. Ik stel hier-
tegenover cle economische nuttigheid van een zoo ruim
mogelijke ontplooiing van cle particuliere we rkzaamheid en
dcii particulieren scheppingsdrang. Het zal voor de leiding
van- onze Regeeririg, zonder welke, naar ik bereid ben te
erkennen, de vervo rming van onze volkshuishouding niet
meer denkbaar is, van wijs inzicht getuigen, indien zij zich
bij haar ingrijpen in handel en bedrijf van deze beteekenis
van het particuliere initiatief bewust blijkt te zijn. Mogen
de woorden van den heer Colijn, die de ontwrichtiug der wereldeconomie een gevolg achtte van liet ingrijpen van
de staatsmacht in de vrije functionneering van het pro-
cluctieproces, waardoor de werking van de wet van vraag
en aanbod werd teniet gedaan, blijvend aan onze Regeeriug
tot leidraad strekken. Met het toepassen van een willekeu-
rig ingrijpen hier en daar, al naar gelang de een of andere
bevolkingsgroep het krachtigst van zich doet hooren, wordt
niets geregeld en valt men van cle eene bescherming in de
andere, sommige staatsburgers ten koste van hun mede-burgers bevoordeelend, zonder dat werkelijk licht in het
duistere vooruitzicht wordt gebracht.

In dit verband bespreekt de heer Crone enkele an-dere onderdeelen van onze handelspolitiek, t.w. wij

ziging van het tarief van invoerrechten, de contin-
genteerings- en de retorsiepolitiek, waarvan wij alleen
zijn beschouwingen over het eerstgenoemde onderdeel
laten volgen:

Invoerrechten.
Toen de Minister van Financiën op het eind van 1932 in
plaats van zijn oorspronkelijk voorstel tot het heffen van
dertig opcenten op alle invoerrechten, een even hooge hef-
fing op een aantal hier te lande niet voortgebrachte goe-
deren tot wet verheven zag, hebben enkele Kamerleden zich
deze gelegenheid ten nutte gemaakt, door aan Zijne Excel-
lentie een belofte te ontwringen, die hkar uitvoering vond
in het instellen van de Commissie tot Herziening van het
Tarief van Invoerrechten. De opdracht dezer Commissie
strekte ter voorbereiding van een technische herziening.
De beteekenis hiervan is, aldus de Regeering, niet, dat
voorstellen, die een principieele verandering van onze ta-
riefpolitiek beoogen, van de Commissie worden verwacht.
Met inachtneming van deze beperking zal zij echter zonder
eenigen twijfel het tarief op zijn economische werking mo-
gen toetsen. Terwijl aanvankelijk werd verwacht, dat de
ondernomen tariefsherziening bij het begin van het thans
ingetreden jaar in werking had kunnen treden, blijkt de
Commissie thans weliswaar nagenoeg met haar arbeid ge-

reed te zijn, doch daaruit voortvloeiende wetsvoorstellen
kunnen eerst in den loop van dit jaar worden tegemoet
gezien.
De vrees, die ook in de vergaderingen van deze Kamer
tot uiting kwam, dat de beoogde herziening niet uitslui-
tend van technischen aard zou zijn, zal vermoedelijk juist blijken. Althans zal liet werk van deze commissie aan het
belangrijk opvoeren van de baten voor de schatkist dienst-
baar worden gemaakt. Aldus zal de als technisch aange-
diende tariefsherziening allicht worden een omzetting van
het bestaande matig beschermend in een zuiver bescher-
mend tarief, tevens de ,,tijdelijke” opcenten met verdere
vei-hooging cousolideerend. Daarnaast wijs ik op de veel-
vuldige lasten, die er voor handel en bedrijf aan verbonden
zijn, wanneer men het thans geldende beginsel van hef-
fing volgens de waarde door dat van heffing volgens een specifieke maar zou willen vervangen. Deze verandering
heeft t, minder nut, daar de in de Tariefw’et 1924 voor

komende bezwaren tot enkele punten kunnen worden
teruggebracht. Moge voor de schatkist een specifiek recht
schijnbaar meer waarborg voor de stabiliteit van de op-
brengst opleveren, voor den handel beteekent zulk een
recht bij dalende prijzen een in werkelijkheid hoogere hef-
fing, die dan juist des te moeilijker kan worden gedragen
en vermindering van den aanvoer tengevolge heeft. Bij
l)rijsstijging levert een waarderecht daarentegen een hoo-gere bate voor de schatkist, die haar wordt gegund, omdat
zulks gemakkelijker kan worden gedragen. Technisch kan
een specifiek recht voorts lang niet zoo gemakkelijk ivor-
den doorgevoerd als het lijkt, zoodat niet alleen van het
standpunt van den handel, doch ook admiflistratief een
omzwenking naar specifieke rechten zeer bedenkelijk zou
zijn.
Ik breng in herinnering, dat de algemeene verhooging
van het waarderecht van 5 pCt. tot 8 pCt. dooi- de Tarief-
wet 1924 volgens de Regeering het fiscaal kai-akter van
de Tariefwet 1862 niet zou aantasten. Daarna kwam de
verhooging tot 10 pCt., op haar beurt door een verhooging
tot 13 pCt. vooi een aantal l)osten gevolgd. Voorts werd
een aantal nieuwe posten aall het tarief toegevoegd en on-
dergingen andere afzonderlijke verhoogingen. En welke
mate Nederland, eertijds bij uitstek liet land niet het matige
fiscale tarief, thans op de invoerrechten tot stijving van
de schatkist, echter tevens ter bescherming van de inheem-
sche nijverheid dienend, is gaan leunen, blijkt bij voor-
beeld uit de volgende stijging van de opbrengst dier rechten:
1913 f17 millioert (benevens f31.000 formaatzegel).
1932
f
82 millioen (benevens
f
2 millioen statistiekrecht)
1933 10 mnd.
f
71 millioen benevens
f
1,8 millioen statis-
tiek recht).
Treffend is verder, dat de invoeri-echten in 1910—’14 ge-
middeld 9,21 pCt. van de opbrengst van alle rijksmiddelen
vormden, welke verhouding in liet afgeloopen jaar tot bijna 22 pCt. was gestegen (raming).

REDE VAN DEN VOORZITTER VAN DE KAMER VAN
KOOPHANDEL EN FABRIEKEN VOOR ROTTERDAM.

Aan de Nieuwjaarsrede van den heer W. A. Engel-
brecht, Voorzitter van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken voor Rotterdam, ontieenen ivij het vol-
gende:

Algemeene economische toestand.
Verru
na ing van wereldhandel, een der beste middelen
tot leniging van werkloosheid, bleef ook in 1933 uit.
Integendeel, de teleurstelling, gewekt door den afloop
der wereldconferentie te Londen, heeft tengevolge gehad,
dat meer dan tevoren ieder land zijn eigen weg gaat.
Krachtig daarvoor waarschuwend, waren de vertoogen
der Nedeilandsche delegatie. De in adviseercnden zin ge
stelde resoluties der Internationale Kamer van Koophan-
del misten haar effect. Duidelijk blijkt, dat het autarkisch
streven der laatste jaren de volksinkomens en den volks-
welstand niet op peil heeft kunnen houden. Het
reëele
volksinkomen’) van Duitschland daalde in 1931 ten op-
zichte van 1930 met 11.8 pCt. en in 1932 t.o.v. 1931 met
8.5 pCt. Voor Frankrijk zijn deze cijfers resp. 4.0 pCt. en
2.2 pCt. Engeland ging in 1931 met 8.1 pCt. achteruit, in
1932 met 1.0 pCt.; Nederland resp. met 7.3 pCt. en 5.0 pCt.
Hierbij moet, wat Engeland betreft, in aanmerking wor-
den genomen, dat een achteruitgang van het reëel volksin-
komen in 1932 gepaard ging met de door Engeland gedane
stappen om de begrooting in evenwicht te brengen, terwijl

1)
Berekend door nominale volksinkomens in verband te
brengen met indexcijfers van de kosten van levenaonder-
houd in de betreffende landen.

3 Januari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

belangrijke verbeteringen in industriëele bedrijven en ver-
laging van algemeen levenspeil sterk medewerkten om
gunstiger voorwaarden te scheppen voor uitbreiding van
productie voor de binnenlandsche markt, in concurrentie met den invoer uit het buitenland.
Moeilijker is te beoordeelen in hoeverre tijdelijke voor-
deden behaald werden door het verlaten van den gouden
standaard, waartoe Engeland zich in September 1931 ge-
noopt zag.
Voortdu rendc vermindering van volksinkomens en geen
verbetering van werkloosheid zijn zoozeer in strijd met
natuurlijken drang tot ontplooiing individueel en collec-tief, dat allengs de noodzakelijke verbetering in interna-
tionale handelsbetrekkingen zal moeten komen. De begin-
selen, neergelegd in het door de regeeringen van België-
Luxemburg en Nederland gesloten verdrag van Ouchy,
geven de richtlijnen aahi, hoe geleidelijk het wereldverkeer
verruimen kan. Indien op het vasteland van Europa reeds
Duitschland cii Frankrijk in beginsel tot een Ouchy-ver-
drag met België, Luxemburg en Nederland zouden willen
toetreden, zouden andere groote en kleine staten van
Europa kunnen volgen.

$ituatie Neclerfanci.

Een fundamentecle wijziging in de Nederlandsche hen-
delspolitiek was een gevolg van de mislukking der we-
reldconfcrentie in Londen. Een retorsiewet, toe te passen
tegenover landen, waarmede Nederland geen handeistrac-
taten heeft, en een wijziging in de crisisinvoerwet werden
in het leven geroepen om door wederzijdsche tegemoetko-
mingen moeilijkheden voor eigen afzet zoo mogelijk uit den
weg te ruimen.
De vaste wil der regeering om de budgets der Open-
bare lichamen in evenwicht te brengen in ‘s lands alge-
meen belang, kan niet genoeg gewaardeerd, niet krachtig
genoeg gesteund worden; het oude devies der vaderen
,,endurer pour durer”
geldt voo!’ geheel het Nederlandsche
volk ook thans.
Leeningen voor de uitvoering van openbare werken ter
bevordering van economische belangen zullen dan gezond
gefundeerd zijn. Bestrijding van werkloosheid wordt zoo
goed mogelijk ter hand genomen, terwijl de gelden, die aan
tal van groot- en kleinbedrijven toevloeien, ondernentings-
kracht zullen steunen tot het opsporen en ontwikkelen
van nieuwe mogelijkheden voor handel en nijverheid.
Met beslistheid sprak de regeering zich uit voor het
handhaven van den huidigen gouden standaard. Het is de
ineening dezer Kamer, dat ook in dit Ol)zicht de volhar-
ding der regeering allen steun verdient.
Door de handelsbelemmeringen in het buitenland zou
onze Nederlandsche uitvoer bij een verlaten van den gou-
den standaard tot steun der wisselkoersen niet zijn gebaat,
terwijl voor afwikkeling van schulden, indien regelingen
onvermijdelijk en noodzakelijk mochten zijn, redelijker op-
lossingen te treffen zijn tussehen schuldeischers en schul-
denaren dan bij muutdepreciatie het geval is.
Onze economische aanpassing vordert in verband met achteruitgang van reëel volksinkomen een levenspeil op lager niveau, wil men door goedkoopere productie deze
voor eigen markt uitbreiden.
Samenwerking tusschen soortgelijke bedrijven zal ver-deren voortgang moeten vinden. Ook het streven naar in-
ternationale samenwerking op liet gebied van productie en
afzet, die de grootste moeilijkheden ondervindt, moet be-
vorderd worden.
I3eperking der schommelingen in de wisselkoersen voor
het betalingsverkeer is ook hiervoor noodzakelijk; het spoe-
digst zou verbetering te bereiken zijn door terugkeer tot
den gouden standaard van de landen, die dezen verlieten. De toeneming van de productie van goud tegenover die
van andere goederen zou aan dien terugkeer bevorderlijk
kunnen zijn; het laat zich echter aanzien, dat de finan-
ciëele en monetaire politiek der Vereenigde Staten een ver-
tragenden invloed in de naaste toekomst nog zal hebben.
Dat in Engeland in gezaghebbende kringen de overtuiging
heerscht, dat de gouden standaard, mits goed toegepast, de
beste tot nu toe uitgedachte grondslag is voor herstel van den ‘internationalen handel, bleek onlangs in een rede, te
Amsterdam gehouden door Sir Arthur Balfour, adviseur
der Engelsche regeering in economische aangelegenheden.

Rot terdene.

Den sterken achteruitgang van 1932, vergeleken bij het
jaar -tevoren, had Rotterdam in 1933 niet. Groot- en klein-
bedrijven van handel en nijverheid zullen in sommige ge-
vallen in verband ook niet ingrijpende rationaliseering
eenige verbetering ondervonden hebben, in andere daar
entegen nog op achteruitgang moeten wijzen.

Het percentage der werkloosheid voor Rotterdam was grooter dan dat over geheel Nederland genomen, terwijl
ook liet inkomen der stad in voorafgaande jaren sterk
achteruitging.
Geen inspanning mag te groot, geen opoffering te kost-
baar zijn om tot nieuwe economische opleving te geraken,
waartoe zonder twijfel de mogelijkheden bestaan.
Voortgang maken de voorbereidende werkzaamheden
voor de overbrugging van het Hollandsch Diep, die ons de
dringend noodige verbinding met de drie zuidelijke pro-
vinciën geven zal.
Heuglijk is het feit, dat de Gemeenteraad nog vOOr het
einde van het jaar een crediet toestond voor uitgaven tot verdere voorbereiding van de tunnelverbinding tusschen
het noordelijk en zuidelijk havendeel.
Nog zijn de plaatskosten te hoog en laten een betere
aansluiting van Rijn- en zeeverkeer, te verkrijgen door
kanaalverbinding van het westelijk havencomplex met de
Oude Maas, zoowel als de uitvoering der spoorwegplannen,
op zich wachten.
Hier kan veel bereikt worden door economische werk-verschaffing, die de Rotterdamsche haven als knooppunt
van zee- en binnenlandsch verkeer in al zijn verscheiden-
heid zoo gunstig mogelijk haar taak kan doen vervullen.
0
1
)
initiatief van het J)epartement Rotterdam der Maat-schappij van Nijverheid en Handel werd onlangs ook met
medewerking dezer Kamer de stichting ,,Havenbelangen
van Rotterdam” opgericht, die zich ten doel stelt handel,
nijverheid en scheepvaart van Rotterdam te bevorderen.
Moge deze nieuwe stichting in alle kringen der stad op
belangstelling en steun rekenen.
In dcii 1001) van het jaar stelde de Gemeente de verlaagde
haventarieven in werking. Een wetsontwerp tot herzie-
ning en verlaging der zeeloodsgelden kan weldra tegemoet
gezien woi’clen. Beide verbeteringen zullen de positie van
Rotterdam als huiven voor West-Europeesch verkeer ten
goede komen. De verlaagde haveutarieven konden hun
gunstigen invloed voor het herwinnen van verloren ver-
keer reeds eenigermate doen gelden.

INDUSTRIE-FINANCIERING.

De vraag, op welke wijze de Nederlandsche indus-
trie aan de noodige geldmiddelen kan worden gehol-
pen voor de ontwikkeling van haar bedrijf, en welke
rol daarbij de bank-en kunnen spelen, is in de laatste
jaren meermalen ter sprake gebracht, ook in de ko-
lommen van dit weekblad. Wij herinneren o.m. aan de
plannen tot stichting van eene industriebank, ont-
worpen door de heeren F. H. Fentener van Vlissin-
gen, Dr. J. van den Tempel, Prof. Gelissen en Dr. B.
K. Spanjaard
1)

Onlangs is het vraagstuk opnieuw behandeld, en
wel in een ,,Rapport inzake Industriefinanciering in
Noord-Brabant en Limburg”, uitgebracht door de Di-
recteuren van de Economisch-Technologische Institu-
ten te Tilburg en Maastricht.
De moeilijkheden, die zich in de verhouding tus-
schen banken en industrie voordoen, worden, naar het
ons voorkomt, in dit rapport, dat voor een belang-
rijk deel gebaseerd is op besprekingen met hanklei-
ders, op zeer juiste wijze uiteengezet. Niet de groot-
industrie
is
het, die hier te lande te kort komt; deze
kan in het algemeen gemakkelijk bedrijfsci-ediet op
korten termijn krijgen, terwijl zij voor uitbreiding
van haar bedrijven een beroep kan doen op de kapi-
taalmarkt en zich in afwachting daarvan kan bedie-
nen van de meestal zonder moeite te verkrijgen bank-
credieten, die in anticipatie op een later volgende
emissie van aandeelen of obligaties worden verstrekt.
Daarentegn hebben kleinere ondernemingen het
minder gemakkelijk. Haar behoefte aan kortloopend
bedrijfscrediet kunnen ook zij met behulp van het be-
staande bankapparaat, aldtis de stellers van het rap-
port, zeer wel dekken, al zijn er wel eens gevallen,
waarin lokale desiderata als gevolg van al te zeer ge-
centraliseerd bankbeheer niet voldoende tot hun
recht komen.
Wij zijn het met dit standpunt in het algemeen wel
eens, doch zouden toch deze reserve willen maken, dat

‘) Zie Economisch-Statistische Berichten van 14 Aug.
1929, 11 Juni 1930, 15 Febr., 19 April en 10 Mei 1933.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3
Januari 1934

de vlotte verleening van bedrijfscrediet voor de indus-
trie slechts dan voldoende verzekerd kan worden ge-
acht, wanneer het geidwezen zich niet bevindt in een
tijd van deflatie. Wanneer men ook ten onzent zou
kunnen geraken tot een regeling van het geldwezen,
die een redelijke mate van waardevastheid aan het
ruilmiddel verzekert, zoo behoeft men zich over de
verstrekking van industrieële bedrijfscredieten niet
veel zorg te maken: het bestaande bankapparaat toch
is daarvoor alleszins voldoende. De hevige deflatie
leidt echter ook op dit gebied tot moeilijkheden. Voor
hervorming van ons bankstelsel is hier o.i. weinig
aanleiding, maar zoo veel te meer voor hervorming
van ons geldwezen.
Anders ligt de zaak bij het crediet op langen ter-
mijn, dat de kleine en middeigroote industriëele on-
dernemingen noodig hebben. Langs den weg van
emissie van aandeelen of obligaties zal dit slechts zel-
den te verkrijgen zijn, aangezien de objecten daarvoor
te klein zijn. De banken kunnen dit crediet, zooals
terecht in het rapport naar voren wordt gebracht.
niet verstrekken: het risico zal veelal te groot zijn,
de rentabiliteit is wisselvallig, de liquiditeit te ge-
ring. Hier is, zooals ook door de ten behoeve van dit
rapport geraadpleegde bankleiders werd erkend, een

leemte.
liet beginsel, dat hij de aanvulling van de hier be-
staande leemte moet worden gevolgd, zal hierin moe-
ten bestaan, dat in al die gevallen, waarin het benoo-
digde kapitaal niet langs anderen weg te vinden is,
de kleine objecten worden gecombineerd bij speciaal
voor dit doel op te richten industriefinancierings-
maatschappijen.
Daarbij kan het risico worden verminderd, doordat
het over een aantal posten wordt verdeeld; de renta.-
biliteit kan, wanneer verschillende bedrijfstakken
worden gefinancierd, gelijkmatiger worden; het liqui-
diteitsvraagstuk laat zich oplossen, wanneer zulke in-stellingen werken met gelden, welke zij zelve op lan-
gen termijn hebben verkregen.
Het is een vraag van doelmatighei:l, langs welker
weg men deze beginselen in practij k wil brengen. Het B rabantsch-Limburgsche rapport doet twee oploss in-
gen aan de hand. De eerste is blijkbaar gedacht als
de ideale oplossing, maar wordt – zooals dat met de
meeste ideale oplossingen in deze wereld het geval is
– niet aanstonds verwezenlijkbaar geacht. De tweede
oplossing, meer bescheiden van omvang, is voor dade-
lijke toepassing bestemd.
Wij willen eerst een oogenblik stilstaan bij het verst
strekkende plan. Na er op gewezen te hebben, dat ei’
een onoverbrughare tegenstelling bestaat en bestaan
moet tusschen den bankier, die in hoofdzaak kort
crediet verleent, en den industriëelen ondernemer, die
lang geld behoeft, een tegenstelling, die zich niet laat
overbruggen door veranderde mentaliteit der bankiers
en meer blangstelling hunnerzijds voor de belangen der industrie, noch ook door betere technisch-indu-striëele outillage der banken (bankingenieurs, e.d.),
gaan de rapporteurs als volgt verder:
,,Wij meenen daarom, dat naast een verandering in de
mentaliteit en in de outillage van de leiding der bestaande
banken, op den duur oprichting van nieuwe bankinstel-
lingen, welke andere normen dan de bestaande bij de
credietvericening mogen aanleggen, gewenseht is. Dezç zou-
den zich moeten onthouden van het depositobedrijf en uit-
sluitend middelen op langen termijn in den vorm van aan-
deelen en obligaties moeten opnemen. Deze banken zouden
dan inderdaad andere normen dan de bestaande bij de
credietverleening mogen aanleggen, zoowel in betrekking
tot den termijn, waarop deze worden verleend, als het
risico, dat er aan is verbonden en het rendement, dat zij
dienen op te leveren.
Deze nieuwe instellingen zouden geen concurrenten van
de bestaande banken vormen. Integendeel, zij zouden dezen
het apparaat ter beschikking stellen, dat zij ook zelf zoo-
zeer behoeven. Met name zouden deze instellingen de lange
credieten aan de kleine- en middelgroote industrie, welke
de bestaande banken thans reeds ten deele tegen haar
wensch verleenen, kunnen overnemen en dus ten opzichte

van deze kleinere eredieten dezelfde functie vervullen als
de beurs thans ten opzichte van de groote credieten in-
neemt. J3ovendien zouden, wanneer deze laatste onvoldoen-
de functionneert, de banken voor lang crediet ook voor de
grootere credieten tijdelijk eventueel de zoo gevenschte uit-laatklep zijn.
Het verleenen van de korte credieten, alsmede alle
transacties, verbonden aan het betalingsverkeer, zouden
daarentegen aan de bestaande banken moeten worden over-
gelaten. I)eze bezitten daarvoor het geëigende apparaat en
hebben de geschikte outillage daarvoor ter beschikking.
Wel zouden ook ten opzichte van de korte credieten en in betrekking tot de voorwaarden, waarop de industrie tijde-
lijk beschikbare gelden aan de bestaande banken toever-
trouwt, deze nieuwe instellingen als bemiddelaar kunnen
optreden.
Ook kan het emissiebedrijf in engeren zin aan de be-
staande banken blijven overgelaten. Daardoor staan deze bovendien objectiever tegenover de door haar te emittee-
ren waarden.
De vraag doet zich voor, in hoeverre de oprichting van
écn enkele bank voor lang crediet of van meerdere kleinere
gewenscht is. Wij meenen, dat aan het laatste de voorkeur
moet worden gegeven met deze aanvulling echter, dat die
verschillende banken ‘oor lang crediet
01)
den duur in
een systeem moeten worden vereenigd door middel van
één
centrale bank voor lang crediet. Deze zou ten op-
zichte van het lang crediet dezelfde functie moeten ver-
vullen als thans De Nederlandsche Bank ten opzichte van
het korte crediet. …….. overwogen zou kunnen worden,
in hoeverre deze instelling de beschikking zou kunnen
krijgen over een deel van de verzekeringsfondsen, terwijl
zij ook waarschijnlijk het best in een gemengde onderne-
mingsvorm met invloed van den Staat, zou kunnen worden
opgericht. Specialisatie en oriëntatie naar het bijzonder
karakter van de diverse landstreken, is echter bij de ver-
schillende banken voor lang crediet gewenscht, waardoor
tevens een te groote concentratie van macht in weinige
handen met alle daaraan verbonden gevaren, w’ordt voor-komen. Bovendien wordt daarmede het gevaar van een te
directe inmenging van den Staat in het bedrijfsleven
vermeden. Diens invloed kan zich nu via de
centrale bank voor lang crediet beperken tot de groote lij-
nen van het bankbeleid.”

Tegen dit plan gevoelen wij enkele bezwaren. In de
eerste plaats wil het ons voorkomen, dat de uitgifte
van obligaties, waarvan hier sprake is, gevaarlijk
moet.
worden geacht in verband met de toch altijd onzekere
rentabiliteit van een zoo conjunctuurgevoelig bedrijf als een maatschappij voor lang crediet aan de nijver-
heid. Beter is het om het kapitaal uitsluitend in den
vorm van aandeelen op te nemen.
Voorts gevoelen wij weinig voor een differentie van
de onderscheiden op te richten instellingen naar
land-
streken.
Het vraagstuk, dat men wil oplossen, draagt
een landelijk, niet een plaatselijk of provinciaal ka-
rakter. Praktisch zal het inderdaad zijn om niet alles
in ééne maatschappij te concentreeren, doch dan zal,
wanneer men den steun der groothanken voor de ver-
wezenlijking van deze plannen zoekt, de differentiatie
wel geschieden op grondslag van de verschillende hankgroepen, die elk haar eigen industriefinancie-
ringsmaatschappij zullen oprichten, indien en voor-
zoover zij belangstelling voor deze zaak hebben. Eene
differentiatie op de laatst bedoelde wijze is wèl voor-
zien in het tweede plan van de Brabantsch-Lim-
hurgsche rapporteurs, waarop wij hieronder nader in-
gaan; zij zou echter reeds hier op haar plaats zijn
geweest.

Tenslotte is ons de constructie van een centrale
bank voor lang crediet nog wat nevelig. Bij de korte
credietverleening heeft zulk een bank zin als reserve-
bank, die steun verleent in tijden van geldschaarschte.
Zulk een functie kan echter voor een bank voor lang
crediet nooit zijn weggelegd, aangezien het uiteraard
een onmogelijkheid is, dat deze groote bedragen zou
aanhouden om ze in tijd van nood aan de lokale or-
ganen ter beschikking te stellen. Wil men een ,,Riick-
endeckung” voor industriefinancieringsmaatschap-
pijen, zoo moet men die zoeken bij de bankgroepen,
waarmede deze gelieerd zijn, en die op haar beurt
kunnen terugvallen op de circulatiebank; deze bank-

3 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

groepen kunnen, als de maatschappijen vOor lang ere-

diet eens
wat
krap zitten, met kort crediet bijspringen
in afwachting van een kapitaaisuitbreiding. Voor

een centrale voor lang crediet zien wij hier echter

voorshands nog geen plaats.
Intusscheu, over dit alles kan t.z.t. nog gepraat
worden, want de hier weergegeven oplossing is niet
voor dadelijk gebruik bestemd. Terecht wordt er in
het rapport op gewezen, dat men nog lang niet weet,
hoe groot precies de behoefte aan lang industriëel ere-
diet is en of er dus ve1 emplooi voor een zoo groot
opgezet geheel zal zijn. Daarom wordt in eerste in-

stantie een meer bescheiden plan aanbevolen,
Dit plan behelst het voorstel tot oprichting van een
bemiddelingsinstituut voor het industriëel crediet,
hetwelk den naam zal dragen van ,,Zuid-Nederland-
sche Trustee en Industriefinancierings Maatschap-
pij”. Deze instelling zal, zooals de naam aanduidt,
werkzaam zijn in de Zuidelijke provinciën, waar de
behoefte aan een instelling voor lange industriëele
credietverleening bijzonder levendig wordt gevoeld.
Over doel en werkwijze wordt in het rapport het vol-
gende gezegd:

,,Deze instelling zou in de eerste plaats moeten trachten de door haar gezond geachte aanvragen voor te dragen bij de financiëele instanties, welke thans reeds aanwezig zijn.
Zooals uit het voorafgaande blijkt is de mogelijkheid ech-
ter aanwezig, dat een zoodanige instantie niet kan worden
gevonden. Daarbij kunnen zich twee gevallen voordoen.
Het risico kan door de benaderde f.ivanciëele instelling
aauvaardbaar worden geacht, doch het crediet niettemin op
grond van
liquiditeitsoverwegingcn
worden afgewezen.
In dit geval bestaat dus de mogelijkheid het gezochte
crediet te verleenen door bemiddeling en onder garantie
van de betreffende bankinstelling, indien aan deze midde-
len op langen termijn ter beschikking worden gesteld, of
de mogelijkheid wordt geopend het betreffende crediet even-
tueel liquide te maken.
01) deze wijze is in België de oplossing van het vraag-
stuk van de credietverleening op langen termijn aan de
middelgroote- en kleine industrie gevonden. De Nationale
Vennootschap voor Crediet cii Nijverheid verschaft toch
uitsluitend gelden door bemiddeling en onder garantie van
bestaande banken. Hier was het terrein eerst door de
Banque Nationale verkend, voor tot de oprichting van
een vaste instelling werd overgegaan.
Kan zich het geval voordoen, dat het crediet door
de bestaande instanties wordt afgewezen, omdat het
risico
te groot geacht wordt, al wordt erkend, dat het object ove-
rigens gezond is.
Dit geval zal zich waarschijnlijk vooral bij nieuwe in-
dustrieën voordoen. Hier moet dus niet alleen een kapitaal-
ve rstrekker doch ook een risicodrager worden gevonden.
De meest gevenschte oplossing blijft hier, dat uit een
beperkte kring een consortium wordt gevormd, op dezelf-
de wijze als een deel van de Brabantsche industrie is ge-
financierd.
Bovenbedoeld intermediair zou hierbij zijn bemiddeling
kunnen verleenen. Het zal daarbij waarschijnlijk aanvan-
kelijk niet in alle gevallen met voldoend succes kunnen op-
treden, indien niet door een groep, welke er achter staat,
door eigen deelneming aan die bemiddeling kracht wordt
bijgezet.
01)
den duur schijnt hiervoor de gewenschte oplos-
sing de oprichting van participatie-maatschappijen) naar
liet Belgische voorbeeld, welke het kapitaal verkrijgen door
uitgifte van eigen aandeelen en haar middelen op langen
termijn in de industrie investeeren . ………….. Het
zal tot de taak van bovengenoemd intermediair behooren de oprichting dezer participatiemaatschappij(en) voor
te
bereiden.”

Zooals men ziet, beoogt dit plan eene navolging
voor ons land van het stelsel van industriëele crediet-
verleening, dat met succes in België is toegepast en
dat men uitvoerig beschreven vindt in het werk van
Dr. van der Valk
1).
Dat er in het Belgische stelsel
goede elementen schuilen, behoeft voor hen, die van
deze studie hebben kennis genomen, geen nader be-
toog. De vraag, waarop echter alles aankomt, is deze:
hoe wordt het lange kapitaal verkregen, dat voor de

1)
Dr. H. M. H. A. van der Valk. De betrekkingen tus-
schen banken en industrie in België. Publicatie No.
2
van
het Nederlandsch Economisch Instituut, Haarlem
1932.

te stichten pirticipatiemaatschappijen eene
condicio

sine qua non is?
Het in het rapport vermelde nieuwe
instituut zal dit kapitaal niet zelf opnemen en dus
ook niet aan iudustriëele ondernemingen kunnen
doorgeven; het heeft immers een meer bescheiden rol
en laat zich vergelijken met een ,,Syndicat d’études”.
zooals dat bij de Fransche en Belgische financierings-banken vaak wordt toegepast.
In het rapport wordt voor de oplossing van het
vraagstuk der kapitaalvoorziening op langen termijn
naar de Overheid verwezen:

,,De vraag blijft nog te beantwoorden, wie er uiteindelijk als kapitaalverschaffer zal optreden. Wij zijn van meening,
dat hier voorloopig de hulp van de overheid niet kan wor-
den gemist. Voor i3rabant en Limburg schijnen de provin-
cies, eventueel gezamenlijk met de gemeenten, daarvoor aan-
gewezen. Het minste bezwaar zal daartegen bestaan in die
gevallen, waarbij de banken bereid zijn de credieten te garandeeren. Ook in andere gevallen zal het echter ge-rechtvaardigd zijn, dat de overheid eenig risico draagt,
indien het gezonde objecten betreft, waardoor wordt bij-
gedragen tot verruiming van de werkgelegenheid. Bij de
huidige groote liquiditeit van de banken zal overigens
voorloopig niet door de overheid via het intermediair te
verstrekken garanties kunnen worden volstaan.”

Wanneer het bij de nadere uitwerking van dit voor-
stel mocht blijken te gaan om een
tijdelijken
steun van
de zijde der Overheid – het woord ,,voorloopig” wijst in deze richting – zoo behoeft daartegen o.i. geen be-
zwaar te rijzen. Alleen gevoelen
wij
zeer weinig voor
primaire inmenging van de provinciale en nog minder
voor die van de gemeentelijke Overheid, omdat, gelijk wij reeds vroeger opmerkten, het vraagstuk van de in-
clustriefinanciering, ook al wordt de urgentie daarvan
in het Zuiden wellicht zeer sterk gevoeld, toch zeker
een landelijk probleem is. Het rapport zoekt een op-
lossing, welke de baan vrij maakt voor plaatselijk ge-oriënteerde conjunctuurpolitiek, terwijl het vraagstuk
van nationaal standpunt bezien en opgelost moet
worden.

De stellers van het rapport hebben zich vermoede-
lijk laten leiden door de gedachte, dat de Rijksregee-
ring totdusverre voor de door hen geopperde denk-
beelden ontoegankelijk bleek en dat men daarom beter
doet er eerst in meer beperkten kring voor te gaan
werken. Dat moge om taktische redenen wellicht aan-
beveling verdienen, principiëel
schijnt
het ons onjuist. De voorziening in het industribele crediet, dat Ne-
derland in de ons wachtende periode van heroriën-
teering noodig zal hebben, worde zoo spoedig mogelijk
gemaakt tot een onderdeel van de Rijkszorg. Daarbij
zal wel deze oplossing de beste zijn, dat de Rijksover-
heid, eventueel met een zekere onderparticipatie van provincie en gemeente, tracht om door credietgaran-
ties of beschikbaarstelling van nieuw geld den vast-

geloopen wagen van ons economisch leven weder aan
het rollen te brengen, om zich daarna terug te trek-
ken, en de credietvoorziening weder aan particulieren
over te laten ‘). Wie een werkelijk zakelijke behande-
ling van het crediët verlangt — bij het industriëele crediet, waar zooveel misbruik wordt gemaakt van
argumenten, berustende op vermeend ,,algemeen be-
lang”, meer dan elders een dringende noodzakelijk-
heid! – zal alles moeten doen om eenerzijds een duur-
zame ,,Verstaatlichung” van het credietapparaat te
vooikomen, anderzijds het zegevieren van lokale boven
nationale inzichten a priori uit te schakelen.
Ten aanzien van deze beide punten is ons het Bra-
bantsch-Limburgsche rapport te vaag. Wij hopen, dat de stellers van het rapport ten aanzien van deze pun-
ten nog eens ietwat meer klaren wijn zullen wil-
len schenken, dan
zij
totdusverre deden; hunne be-
schouwingen, die ten aanzien van de diagnose der
kwaal beter schijnen, dan ten aanzien van de therapie,
zullen daarbij slechts kunnen winnen.
G.
M. V. S.

1)
Vgl. onze desbetreffende beschouwingen in Econ.-Stat.
Ber. van 14 Juni
1933.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Januari 1934

PERSPECTIEVEN IN DE INTERNATIONALE
SCHEEPVAART.

Een spoedig herstel van gezonde verhoudingen in
de internationale scheepvaart schijnt verder verwij-
clerd dan ooit. Zwaar getroffen door de werelderisis
en den achteruitgang van den wereidhandel bij een
reeds vôôr de crisis bestaand surplus aan scheeps-
ruimte, is het reedersbedrijf in een moordenden con-
currentiestrijd gewikkeld, waarin alle verkrijgbare
middelen worden aangewend om een aandeel in het
aanmerkelijk geslonken vervoer te verwerven of te be-
houden. Van het vroegere door alle zeevarende landen
gehuldigde beginsel, dat aan den particulieren onder-
nemer op eigen verantwoordelijkheid moet worden
overgelaten om op een vrije vrachtenmarkt, die voor
de schepen van alle vlaggen openstaat en waar ieder
gelijke kansen geboden worden, zijn diensten aan te
bieden, is weinig overgebleven.
Meer en meer is de scheepvaart binnen het terrein
der Staatszorg getrokken en worden schepen meer om
staatspolitieke dan om privaat-economische redenen
gebouwd en in exploitatie gebracht. Nu de crisis
het voortbestaan van vele reederijen bedreigt, heeft de overheidsbemoeienis met de scheepvaart in vele
landen ongekende afmetingen aangenomen; in allerlei
vormen, op directe en indirecte wijze, vindt ondersteu-
ning van de nationale scheepvaart plaats; de onge-
lijkheid en het nadeel, die hierdoor ontstaan voor
de reeders, die niet op een
dergelijke
wijze steun ge-
nieten, lokken op den duur uit tot tegenmaatregelen
in andere landen met het noodlottig gevolg, dat de
normale verhoudingen op de vrachtenmarkt geheel
verstoord geraken, de voorziening in de verkeersbe-
hoeften door de daartoe meest geschikte en goedkoopst
werkende ondernemingen niet langer verzekerd is, de
lasten van de overheidsbudgetten toenemen en alle
bij de scheepvaart belanghebbenden zware verliezen te dragen krijgen.
Deze ontwikkeling in de richting van overheids-
ingrijpen hangt ten deele samen met de veranderin-
gen in het concurrentiesysteem, die in het geheele
economisch leven optreden en zal wel voor aanmerke-
lijke verbetering vatbaar, doch als zoodanig niet te
stuiten zijn; ten deele ook draagt zij het kenmerk van
een opportunistische crisispolitiek, die naarmate een
herstel intreedt, vanzelf weer aan beteekenis zal af-
nemen. Hoe echter dit herstel te bereiken, zoolang
niet de hoeveelheid te vervoeren goederen zoodanig
toeneemt, dat alle beschikbare scheepsruimte veer
nuttig kan worden aangewend?
Een oogenblik heeft het in den loop van het afge-
loopen jaar geschenen, dat het bedrijf zichzelf door
aanvaarding van een internationaal plan tot beper-
king der tonnage zou kunnen helpen. Veel hing hier-
bij af van de houding, welke de Engelsche scheep-
vaartwereld, zonder wier medewerking geen rationa-
lisatieplan zou kunnen slagen en van wie de leiding
diende uit te gaan, zou aannemen. Gelijk te dezer
plaatse reeds vroeger bericht werd,
1)
werden echter
de rationalisatieplannen, in Juni 1933 voorgesteld
door een speciale, mede op continentalen aandrang,
voor dit doel gevormde commissie van de Britsche
Chamber of Shipping, in het bijzonder door de lijn-
reederijen (de trampvaart had zich in meerderheid
v66r de plannen uitgesproken) zoo weinig onder-
steund, dat geen voldoende grondslag bestond voor
internationaal overleg.
Met des te meer kracht werd evenwel in Britsche
reederskringen een actie gevoerd tegen de subsidie-
politiek van andere landen en niet onduidelijk werd
te verstaan gegeven dat, indien aan deze politiek geen
einde gemaakt werd, Engeland gedwongen zou zijn
tegenmaatregelen te nemen en eveneens tot subsi-
dieering van de nationale koopvaardij over te gaan.
Deze actie vond steun in een passage van de ontwerp-
agenda der Commissie-Trip voor de Monetaire en

t)
Zie E.-S. B. van 5 Juli 1933, blz. 537.

Economische Wereldconferentie, waarin instemming
betuigd wordt met de verklaring van een commissie
van scheepvaartdeskundigen der Internationale Kamer
van Koophandel, dat het onmogelijk is tot gezonde
verhoudingen in de scheepvaart terug te keeren, zoo-lang de oneconomische politiek van regeeringssubsi-
dies wordt voortgezet en dat deze politiek van buiten-
sporig ingrijpen in het bedrijf beteugeld dient te wor-
den door een tusschen de Regeeringen te sluiten over-
eenkomst.

De moeilijkheid bij deze zaak is uit te maken, wat in dit verband onder ,,oneconomisch” verstaan moet
worden, m.a.w. om welke redenen en in welke geval-
len het verleenen van subsidies gerechtvaardigd is te
achten en wanneer niet. Zonder een juist begrip van
en een rekening houden met de opvattingen, die in
de verschillende landen hieromtrent gehuldigd vor-
den en de omstandigheden, waarin de verschillende
koopvaardijvioten (b.v. in verband met valuta-con-
currentie) zich bevinden, is internationaal overleg
over een zoo ingewikkeld vraagstuk tot vruchteloos-
heid gedoemd. Dit is overtuigend gebleken ter Mo-
netaire en Economische Wereldconferentie, waar een
subcommissie van de economische commissie – zon-
der veel voorbereiding – het vraagstuk van de subsi-
dies, in het bijzonder die, welke aan de scheepvaart
verleend worden, in behandeling nam.

Verschillende standpunten bleken tegenover elkaar
te staan. Eenerzijds een groep van landen (Groot-
Britannië, de Scandinavische landen, Nederland),
die in bescherming slechts belemmering van de vrije
ontwikkeling van handel en scheepvaart zagen en
derhalve op afschaffing, althans belangrijke vermin-
dering van alle vormen van staatssteun aan scheep-
vaart en scheepsbouw aandrongen. Anderzijds de Ver.
Staten, die uitgingen van het standpunt, dat het
nationaal, economisch en militair belang instandhou-
ding eener behoorlijke koopvaardijvloot vereischt en
dat financiëele hulp door den Staat verleend dient te
worden om het verschil in bouw- en exploitatiekosten
tusscheu Arnerikaansche schepen en die van andere
vlaggen goed te maken.

De Fransche delegatie nam eenigszins een tus-
schenstandpunt in door bescherming van de na-
tionale scheepvaart in verschillende gevallen te ver-
dedigen, doch zich overigens bereid te toonen tot
medewerking aan een internationale regeling. De
Duitsche en Italiaansche delegaties beriepen zich op
de abnormale omstandigheden van het oogenblik; zoo-
lang hierin geen wijziging ten goede komt b.v. door
rnuntstabilisatie, is ieder land verplicht de maatrege-
len te nemen, die het ter bescherming van vitale be-
langen noodig acht. Verschillend werd ter Conferen-
tie ook gedacht over de vraag in hoeverre de subsi-
dies de scheepvaartcrisis veroorzaakt of verergerd
hebben en in hoeverre de subsidies juist als een gevolg
van de crisis beschouwd moeten worden.

Verder dan een uiteenzetting der verschillende standpunten is men te Londen niet gekomen; het
vraagstuk zelf werd niet nader tot oplossing gebracht.

Dat Engeland hierin niet zou berusten, was van
den beginne af te voorzien. Nu de andere landen
weinig geneigdheid hadden doen blijken om onder
pressie van Britsche zijde hun subsidiepolitiek te la-ten varen, deden zich steeds luider stemmen hooren,
die bescherming van de Britsche scheepvaart tegen
,,unfaire” côncurrentie eischten. Waren Britsche ree-
ders het over de wenschelijkheid hiervan – behou-
dens een bepaalde groep, die iedere staatsbemoeienis
afwijst en vast wil houden aan de oude theorie van
de ,,survival of the fittest” – in beginsel langzamer-
hand eens, over de wijze, waarop deze bescherming
zou moeten worden gegeven, bleken de meeningen ver-
deeld. Subsidies, reserveering van kust- en imperiale
vaart, wederinvoering van de oude navigatiewetten
en andere vormen van vlagbevoorrechting vonden
bijna even zoovele voorstanders als bestrijders.

3 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

In October 1933 werd door de Chamber of Shipping
tenslotte een nieuwe commissie benoemd, uitsluitend
bestaande uit tranipreeders met het doel een onder-
zoek naar den toestand van deze, wellicht het meest
getroffen, hedrijfsgroep in te stellen. Deze com-
missie heeft kortgeleden ccii uitvoerig rapport uit-
gebracht, waarin zij tot de conclusie komt, 3at,
indien men de Britsche trarnpvaart niet wil laten
ondergaan, zonder verwiji maatregelen getroffen
moeten worden. Dienten gevolge wordt voorgesteld
de Regeering te verzoeken een tijdelijke subsidie te verleenen ten bedrage van 10 sh. per bruto ton
per jaar aan ieder trampschip, dat iir (Ie inter-
nationale vaart gebruikt wordt op een pro-rata-basis
per dag voor iedere reis met lading of in ballast, in-
dien op de verdere reis liet innemen van lading ver-
zekerd is en een subsidie ten bedrage van 5 ah. per
bruto ton per jaar aan trancpschepen, die langer clan
30 dagen opliggen. De totale kosten van deze sub-
siclies worden geschat op £ 3.000.000 per jaar. Verder
worden aanbevolen verschillende handelspolitieke
maatregelen te nemen bij herziening en sluiten van
Ii andelsverd ragen; beperking van Britsche voorkeur-
rechten tot goederen ingevoerd aan boord van Brit-
sche schepen; discriminatoire douanerechten te hef-
fen van goederen ingevoerd aan boord van vreemde
schepen en voorts enkele andere maatregelen o.a. met
betrekking tot de kustvaart. De nadruk wordt echtèr
gelegd op het subsidievoorstel, dat ten doel zou heb-
ben de voordeelen te compenseeren, die vreemde con-
currenten genieten door subsidies, valuta-depreciati e
(sic!) en lagere gages.
De Raad van Bestuur van de Chamher of Shipping
heeft met bijna algemeene stemmen hierop besloten de aandacht van de Regeering op het rapport te ves-tigen onder het aannemen van een resolutie, waarin,
herinnerend aan de waarschuwingen, die bij verschil-
lende gelegenheden zijn gegeven, de tijd gekomen
wordt verklaard, dat als tijdelijke maatregel, subsi-
dies met subsidies zullen moeten worden beantwoord.
In verband hiermede wordt aanbevolen, dat, indien
eenige groep van de Britsche handelsmarine aan kan
toonen, dat een
tijdelijke
subsidie noodzakelijk is en
het behoud van deze groep zal verzekeren, de Regee-
ring een dergelijk voorstel in gunstige overweging
zal nemen. Voorts wordt onder meer aanbevolen po.
gingen aan te wenden een groep van landen te vor-
men, die bereid zijn
01)
een wederkeerige basis van
gelijkheid van behandeling handel te drijven cii op
vooi’waarde, dat geen discriminatie plaats vindt ten
nadeele van Britsche schepen, hetzij direct, hetzij door
middel van oneconomische subsidies.
Deze resolutie is in zeer voorzichtige bewoordin-
gen gesteld, waaruit valt af te leiden, dat de Brit-
sche reedersgemeenschap in haargeheel nog niet tot
een. zoo groote overeenstemming is gekomen als blijk-
baar in de groep van de trampreeders te langen leste
bereikbaar is gebleken. Intusschen heteekent het in-
dienen van een voorstel tot subsidieering van een deel der Britsche scheepvaart, dat zooal niet ten volle door
de andere groepen ondersteund, toch geen enkel prin-
cipieel verzet ontmoet, een feit van niet te onder-
schatten belang in de geschiedenis der Engelsche
scheepvaart.
De Britsche Regeering heeft zich tot dusver nog
weinig positief over liet vraagstuk uitgelaten. Wel is
cenige malen met nadruk verzekerd, dat voor Groot-
Britannië, afhankelijk als eiland zoowel in vredes- als
oorlogstijd van zijn verbindigen ter zee, een behoor-
lijke koopvaardijvloot allereerste noodzakelijkheid is,
zoodat het bestaan hiervan niet in gevaar gebracht
mag worden en dat middelen ter beschikking van
de scheepvaart kunnen worden gesteld om, als het
moet, de aanvallen van andere landen niet schepen en
geld, met harde slagen te beantwoorden, doch bij de behandeling van deze zaak onlangs in het Lagerhuis
heeft Minister Runciman, President van den Board
of Trade, geen bepaalde maatregelen aangekondigd;

integendeel hij liet duidelijke waarschuwingen hooren
om zorgvuldig de voor- en nadeelen van de verschil-lende voorstellen na te gaan. Twijfel uitte hij over de
doelmatigheid van subsidieverleening, die tot verdere
daling van de vrachten zal leiden en niet aan den
hulpbehoevenden reeder ten goede zal komen, maar
aan den bevrachter, wellicht aan een vreemden koop-
man behoorende tot een niet vriendelijk gezinde na-
tionaliteit. Zeer ongewenschte gevolgen zouden zoo-
doende kunnen optreden.

Inderdaad, indien een groot aantal van de thans
opliggende Britsche trampschepen door het toeken-
nen van subsidies weer in de vaart gebracht zou wor
den, zou een scherpe daling van de vrachten door een
zoo belangrijke vergrooting van het aanbod val)
scheepsruimte niet te vermijden zijn. Handhaving van
minimum vrachten – een middel ook door Minister
Runciman ter sprake gebracht – op dezelfde wijze als
dit door de conferences van de lijnen geschiedt, stuit
in de algemeene vrachtvaart op schier onoverkome-
lijke moeilijkheden.

Ook een politiek van viagbevoorrechting en reser-
veering van de ,,inter-Empire trade” levert gevaren
op, omdat een belangrijk deel van de Britsche scheep-
vaart emplooi vindt in de vaart tusschen niet-Brit.
sche havens en dus ten volle zou zijn blootgesteld aan
de represaillemaatregelen, waartoe andere landen on-
getwijfeld hun toevlucht zullen nemen, terwijl het twijfelachtig is of de dominions wel bereid zullen
blijken mede te werken.
1)

Op één punt heeft de Regeering toezeggingen ge-
daan; nu de groote transatlantische lijnen, de White
Star en de Cunard tot overeenstemming zijn geko-
men over de vorming van een helangengemeenschap.
zal een Regeeringsgarantie mogelijk maken, dat we-
der voortgegaan wordt met den bouw van het voor
eenige jaren op stapel gezette reuzen-mailschip van
de Cunard, waaraan de werkzaamheden tijdelijk iver-
den stopgezet.

Dat het hieahij blijven zal, is, na alles ivat is voor-
afgegaan, nauwelijks te verwachten. Al te zeer is men
in Engeland onder den indruk geraakt van de af-
breuk, die de ontwikkeling van de vreemde scheep-
vaart heeft gedaan aan de overheerschende positie,
welke Engeland véér den oorlog innam. Uit bereke-
ningen blijkt, dat de Britsche trampvloot in aantal
en tonnage sinds 1914 niet meer dan 50 pCt. is achter-
uitgegaan, terwijl die onder vreemde vlag is toege-
nomen met 33 pCt. Bij den snellen groei van de we-
reldvloot van 49 millioen ton in 1914 tot 69,7 mii-
lioen ton in 1933 is het aandeel van de Britsche vloot
achtergebleven; deze steeg van 21 millioen ton in
1914 slechts tot 22,8 millioen ton in 1933.
Te gemakkelijk ivordt nu echter de gevolgtrekking
gemaakt, dat door toe.doen van het buitenland de.
Britsche scheepvaart en in het bijzonder de tramp-
reederjen in den huidigen benarden toestand zijn ge.
raakt. Deze is allereerst veroorzaakt door de vermin-
dering van den wereldhandel en voorts door de toe-
nemende verschuiving van het zeevervoer van de.
trampschepen naar de lijnschepen, een ontwikkeling,
waarin het Britsche lijnbedrijf een ruim aandeel heeft
gehad. Een andere belangrijke oorzaak is de achter-
uitgang van den Engelschen kolenexport, welke vroe-ger steeds voldoende uitgaande lading verschafte. Dat
vreemde schepen .goedkooper te exploiteeren zijn dan
die onder Britsche vlag, geldt slechts voor enkele
landen, die daartoe bovendien voor een deel in staat
gesteld zijn door aankoop tegen lagen prijs van oude
Engelsche schepen. Niet over het hoofd mag daar-
entegen worden gezien het belangrijke voordeel,
dat voor de Engelsche reeders voortvloeide uit de
depreciatie van het pond sterling, een factor,
welke in het 50 bladzijden tellende rapport van het

1)
Men denke bv. aan de subsidie, welke de Unie van
Zuid-Afrika tot verontwaardiging van de Britsche reedcrs
onlangs besloten heeft aan een Italiaansche scheepvaart-
maatschappij te verleenen.

10

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Januari 1934

,,Trampshipping Committee” zelfs niet genoemd
wordt. Tenslotte ontvangen alleen in uitzonderings-
gevallen trampschepen staatssteun; subsidies worden
over het algemeen slechts aan lijnreederijen toege-

kend.
Hoe het ook zij, voor de Nederlandsche scheepvaart
is er alleszins reden tot bezorgdheid over de wending,
welke de zaken in Engeland dreigen te nemen. Slechts
zeer zwak mag de hoop gekoesterd worden, dat de
aankondiging van subsidieverleening in Engeland het
sein zou zijn voor andere landen om hun steunpoli-
tiek op te geven; meer ware te verwachten van een
streven van de Engelsche Regeering om de beginselen
van de vrije zee en de vrije scheepvaart voortaan al-
leen toe te passen ten aanzien van die landen, die
eenzelfde behandeling aan de Britsche schepen ver-
zekeren en op die basis een blok te vormen van daar-
toe in aanmerking komende landen (waartoe Neder-
land zeker zou behooren), waartusschen vrijheid van
handel en verkeer langzamerhand weer kan worden hersteld. Het staat echter te bezien of niet een meer
nationalistisch standpunt ingenomen zal worden en
de Engelsche Regeering maatregelen van vlagbevoor-
rechting als onderhandelingsobject zal gebruiken om
bij het afsluiten van handelsverdragen bijzondere
voordeelen b.v. een belangrijk percentage van het zee-
vervoer voor de Engelsche schepen te bedingen.
Nieuwe wapenen zouden dan aan de economische
oorlogvoering worden toegevoegd, welke weer ver-
hoogde actie van andere landen zou teweeg brengen.
Reeds hebben onder den indruk van de Britsche voor-
nemens de Zweedsche reeders een verzoek om staats-
steun ingediend. De Duitsche Regeering heeft einde
October de krachtige, gedurende het zomerseizoen,
aan de scheepvaart verleende financieele hulp, welke er op neerkomt, dat vrijwel het totale gagebedrag ten
laste van het Rijk wordt gebracht, verlengd. In Italië
wordt reeds sinds twee jaren aan de niet op andere
wijze gesubsidieerde scheepvaart een premie toege-
kend per afgelegde mijl. In Frankrijk is een wetsont-
werp in behandeling, waarbij aan de z.g. ,,vrije”

scheepvaart
(d.w.z.
niet de groote reederijen, waarbij
de Fransche staat reeds op andere wijze financiëel be-
trokken is) steun wordt verschaft door vergoeding
van een deel der gages en uitkeering van een zeker
bedrag per ton. In België is onlangs eveneens een be-
langrijk bedrag op de begrooting uitgetrokken voor
steun aan de koopvaardij. Allerlei vormen van mdi-
recten steun en voorkeurbehandeling van de nationale
scheepvaart blijven dan nog onvermeld. Op doorbre-
king van dezen noodiottigen cirkelgang is voorloopig
nog geen uitzicht. Als eenig lichtpunt is er slechts op
te wijzen, dat volgens de dagbladpers de Japansche
subsidies op 1 Maart a.s. met 25 pOt. zullen worden

verlaagd.
H. E. SCHEFFER.

HET KARTEL VAN UITGEVERS EN BOEK-
HANDELAREN.

De Heer H. Buys schrijft ons:
In den rijk voorzienen catalogus der subjectieve
rechten van den enkeling jegens den Staat zijn de rechten op vrijheid en bescherming de hoogst ge-
waardeerde. Heeft de actieve deelneming aan den
Staat voor den gemiddelden burger nog niet al te
veel te beteekenen, veel beteekenis hecht hij daaren-
tegen aan de wettelijke bescherming van zijn belang-
rijkste goederen tegen aanvallen van particulieren en
van overheden. Het overheerschende van de bescher-
mende functie der Staatsvetgeving boven haar posi-
tief activeerende, in het bijzonder haar opvoedende en
vormende functie toont aan, dat wij ons nog in een
vroeg ontwikkelingsstadium van het maatschappelijk
leven bevinden, waarin het egoïsme en de vrees van
den een voor den ander de rechtsorde kenmerken.
Maar de teekenen nemen toe, dat wij bezig zijn een
nieuwe phase te naderen. Vooralsnog echter is de
basis van iedere rechtsgemeenschap het recht op zelf-
beschikking der individuën, dat voor zoover Neder-

land betreft, nadrukkelijk is neergelegd in de wet-
geving en voor het overige nog eens nadrukkelijk is
bevestigd in den kroningseed, dien de Koningin op
6 September 1898 heeft afgelegd: ,,Ik zweer, dat ik
de onafhankelijkheid en het grondgebied des rijks
met al mijn vermogen zal verdedigen en bewaren;
dat ik de algemeene en bijzondere vrijheid en rechten
van al mijne onderdanen zal beschermen
en tot in-
standhouding en bevordering van de algemeene en
bijzondere welvaart alle middelen zal aanwenden, welke wetten te mijner beschikking stellen, zooals
een goed koning schuldig is te doen.”
Ook Léon Duguit heeft de individueele vrijheid als
basis van den rechtstaat kernachtig gedefinieerd. Hij
zegt over ,,La liberté du travail, du commerce et de
l’industrie”: ,,Elle est encore la conséquence du prin-
cipe de la liberté individuelle. Si l’homme doit être
laissé libre par la bi de développer et d’employer
5011
activité physique, il doit être libre de travailler corn-
me il l’entend, de louer ses services â d’autres, de
créer tel produit que bon lui semble, de faire tel
trafic qu’il juge avantageux. Tout cela n’est que le
prolongement naturel de la liberté physique:’
De liberale economie, gelijk wij haar kennen, gaat
o.m. uit van dit zelfbeschikkingsrecht, de liberale
staatspartij heeft, om een voorbeeld te noemen, heden
ten dage nog de individueele vrijheid als eerste punt
op haar beginselprogramma. Hoe utopisch dit pro-
gramma echter geleidelijk is geworden, blijkt uit de’
omstandigheid, dat in vele en gewoonlijk niet de
minst belangrijke takken van bedrijf, hetgeen zich als
vrijheid aandient, is vervangen door ,,georganiseerde
vrijheid”, dus door de grootst mogelijke onvrijheid,
die in sommige gevallen grenst aan willekeur. Wij
bezitten, zoo. wordt ter vergoeljking van dezen toe-
stand, die te eenenmale in strijd schijnt met onze van
liberale beginselen doortrokken wetgeving, herhaal-delijk aangevoerd, geen anti-trustwet, doch zelfs in-
dien dit het geval was, dan nog zijn vakvereenigin-
gen, die het wezen van trust of kartel zeer dicht
naderen op grond van op het privaatrecht gebaseerde
overeenkomsten vrij gemakkelijk te construeeren.
* *
*
Teneinde een markant voorbeeld te geven van de
toestanden, waartoe dit kan leiden, vestig ik de aan-
dacht op de overeenkomst, die hier te lande bestaat
tusschen georganiseerde boekhandelaren en uitgevers,
op grond van welke overeenkomst de vereeniging tot
bevordering van de belangen des boekhandels het
,,recht” heeft verkregen, uitgevers te erkennen of
deze erkenning te weigeren, hetgeen in het aller-
minst tot de uitzonderingen behoorend geval van
niet-erkenning neerkomt op uitsluiting van degenen,
die de intentie mochten hebben, zich met het uit-
geversbedrijf bezig te houden. Strikt genomen staat
in het ,,reglement voor het verkeersrecht” van de
commissie voor het verkeersrecht uit deze vereeniging
duidelijk, dat ‘het nieuwelingen niet mogelijk is, uit-
gever te worden. Immers, artikel 57 van dit reglement bepaalt het volgende:
Er wordt vastgesteld een
lijst
van personen,
firma’s en andere vennootschappen, die ten opzichte
van dit reglement als erkend uitgever worden be-
schouwd.
Op
deze lijst plaatst de commissie die personen,
firma’s en andere vennootschappen, welke na gehou-
den onderzoek in verband met de in artikel 2a ver-
melde omschrijving alsmede na onderzoek van hunne
bedrijfsmiddelen
volgens haar oordeel
hiervoor in
aanmerking komen. Het onderzoek naar de bedrijfs-
middelen wordt opgedragen aan het buitengewoon
lid ,,Nederlandsche Uitgeversbond”. Indien de com-
missie, na kennis te hebben genomen van de resul-
taten van dit onderzoek, de bedrijfsmiddelen onvol-
doende acht, zal zij niet tot plaatsing kunnen over-

gaan.
Het artikel 2a vn hetzelfde reglement geeft dan

3 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11

de volgende omschrijving van hetgeen een uitgever
is: ,,Uitgevers zijn zij, die hun bedrijf maken van
het uitgeven en in den handel brengen van boek- en
plaatwerken, tijdschriften, land- en zeekaarten,
schoolpiaten, atlassen, schrijf- en teekencursussen,
alsmede importeurs van buitenlandsche uitgaven.”

Uit deze beide artikelen blijkt feitelijk reeds af-
doende, dat, wie geen uitgever is, het ook niet kan
rorden, immers, wie nog niet heeft uitgegeven, vol-
doet niet aan de definitie van artikel 2a en is dus op
grond van deze omissie bij voorbaat voor wering vat-
baar. Bovendien wordt in artikel 57b nog eens na-
drukkelijk verklaard, dat de reflectant naar ,,erken-
ning” na onderzoek van zijn bedrjfsmiddelen nog is overgeleverd aan het subjectief oordeel van de
commissie.

Het standpunt van de vereeniging, dat niet-erken-
ning als uitgever het geenszins onmogelijk maaktuit-
gever te zijn en dat de niet-erkende uitgever ,,slechts”
cle medewerking mist van den boekhandel, schijnt ab-
surd, immers met de a:fsluiting van den boekhandel
voor zijn product, mist de niet-erkende uitgever zijn
voornaamste ,,markt”, indien hij althans niet beschikt
over publiciteitsorganen, die een groot deel van de
afnemers, op wie hij is aangewezen, bereiken. Som-
mige uitgaven, bv. schoolboeken kunnen weliswaar
buiten den boekhandel om worden geëxploiteerd, maar
met andere uitgaven is dit vrijwel onmogelijk. Het-zelfde geldt uiteraard voor den niet-erkenden boek-
handelaar; diens bedrijf is vrijwel aangewezen op de
erkenning; èfschoon het achterwege blijven van deze
ericenning zijn bedrijf althans niet ten volle onmogelijk
maakt, er wordt geen inbreuk gemaakt op zijn recht
op voortbestaan. Hij heeft nog zijn etalage, zijn arti-
kelen, zijn voorbijgangers. Maar iemand, die wil uit-geven en voor de verspreiding van zijn producten op
dien boekhandel is aangewezen (hij ican b.v. met boe-
Icen van rang niet laten venten, zonder zijn product
te schaden) en dus bij niet-erkenning als het ware ver-
hinderd wordt, zijn productief vermogen aan te ven-
den, wiens vreugde in den arbeid wordt aangerand,
wiens ambitie wordt gedood, zulk een mensch wordt, wanneer hij intellectueel is, juist aangetast in hetgeen
hem in de wereld zijn waarde zou kunnen geven.

Het ligt voor de hand, dat deze bepalingen alle
ruimte overlaten voor willekeurige en lichtvaardige
beslissingen en er zijn gevallen bekend, waarin deze
beslissingen zijn genomen ook zonder het onderzoek
naar de bedrijfsmiddelen der reflectanten, waarmede
de veréeniging ten opzichte van outsiders dus haar
eigen reglementen negeerde. Weliswaar is het niet
moeilijk na te gaan, hoe de vereeniging tot deze,
aanvankelijk als selectiemaatregel bedoelde bepa-
lingen is gekomen, de te waardeeren bedoeling ervan
is tot ip zekere hoogte stellig deze, het uitgeversbe-
drijf op een behoorlijk peil te houden of te brengen,
maar dat neemt niet weg, dat er van juridisch, econo-misch en maatschappelijk standpunt bezien tegen een
dergelijke constructie in het raam der ,,vrije” econo-
mie ernstige bezwaren moeten worden aangevoerd.

Feitelijk creëert de vereeniging met deze ,,kartel-
overeenkomst” een vergunningsrecht voor uitgevers,
dat in de Nederlandsche wetgeving onbekend is. Zij
treedt daarmede als het ware in de rechten van de
Kroon, gelijk zij in de Nederlandsche Grondwet zijn
omschreven en waarin het maken van wetten niet
wordt opgedragen aan de vereeniging tot bevorde-ri van de belangen des boekhandels, noch aan haar
commissie voor het ,,verkeersrecht”. De faits et
gestes van deze commissie zijn bovendien geheel aan
de openbare contrôle onttrokken, zoodat men, eenigs.
zins euphemistisch, geneigd is van een nevenregee-
ring te spreken, van een staat in. den staat, echter
zonder verantwoordelijkheid jegens de onderdanen.

Het is daarom volkomen onbegrijpelijk, dat de statu-
ten van deze vereeniging en in het bijzonder het be-
schreven reglement, dat zoozeer in het individueele

leven van gepatenteerd vrije Nederlanders kan in-
grijpen, ooit de koninklijke goedkeuring heeft kun-
iieu verwerven, want hiermede heeft de overheid zich
een stuk macht uit handen laten nemen, hetgeen
alweer volkomen in strijd schijnt met den geest van
onze wetgeving.
1)

In economisch opzicht vat het hierboven omschre-
ven reglement het uitgeversbedrijf en den boekhan-
del samen in eer organisatie, waarvan het karakter
niet veel verschilt met dat van de trust. Terwijl het aantal Nederlanders nog steeds toeneemt, blijft het
aantal door de teeltkeus uitverkoren uitgevers vrij-
wel constant. Sinds de instelling van de uitgeversljst
zijn er 48 uitgevers erkend: in 1928 waren er 346,
thans 394, waar allicht tegenover staat, dat gedurende
deze jaren anderen er het bijltje bij hebben neergelegd.
1-let afgeloopen jaar bedroeg het aantal nieuwe, er-kende uitgevers volgens opgave van de vereeniging
vier, het aantal boekhandelaren, dat erkend werd was
aanmerkelijk grooter. Uiteraard zal hier ook de econo-
mische crisis van invloed zijn geweest, want in tijden
van ongunstige conjunctuur leidt het belang van den
uitgever ertoe, een zoo groot mogelijke verkooporgani-
satie tot zijn besnhikking te hebben, ergo ligt het dan
op den weg van den Uitgeversbond, zooveel mogelijk nieuwe boekhandelaren te erkennen.
,,De liberale partij heeft het eigen recht der over-
heid te beschermen tegen een machtsusurpatie van
het parlement en gezagsaanmatiging of gezagsonder-
mijning van groepen of individuën”, aldus Mr. H. J.
Knottenbelt onlangs in een vergadering van deze
partij te Rotterdam. Ofschoon hij met zijn groepen
en individuën vermoedelijk niet in de eerste plaats
aan de vereeniging ter bevordering enz. zal hebben gedacht, zijn deze woorden toch volkomen op haar
van toepassing, ook omdat haai- machtsusurpatie in een ,,vrje” economie noodlottige gevolgen kan heb-
ben. Nederlandsche staatsburgers toch, die. de inten-tie hebben, het uitgeversbedrijf te gaan uitoefenen en
die naar het oordeel van de commissie voor het
verkeersrecht, niet voldoen aan haar

criteria, worden
practisch onmaatschappeljk gemaakt en niet in de

gelegenheid gesteld, hun zoozeer ten troon verheven
bedrjfsmiddelen productief aan te wenden; op den
duur komen zij derhalve tot last van de gemeen-
schap, want de vereenigingen nemen geen enkele ver-
plichting in haar reglement op jegens degenen, met
wie zij feitelijk een eenzijdig contract sluiten. Hier
hebben wij naar het mij voorkomt te maken met eer
machtsusurpatie, die volkomen aan de contrôle van
de overheid is onttrokken, die tegelijk de liberale
economie met haar beginsel ,,laissez faire, laissez
aller” ad absurdu.m leidt en de woorden van Adam
Smith: ,,ieder zorge voor zijn eigen belang, daarmede
bevordert hij het welzijn der gemeenschap” logen-
straft. De economische these van de ,,natüurljke
ordening” mag er een zijn, die het publiek vroe-ger in zekeren zin heeft geïmponeerd, ieder, die
zich rekenschap van het groeiproces dezer ,,na-
tuurljke” ordening geeft, moet tot het inzicht komen.
dat zij het essentiëele van de menscheljke samen-
leving, de rede, eenigszius eenzijdig laat werken. 1-let
gemis aan gemeenschapsbesef, dat uit een regeling

‘) Bijinforniatie is dit onjuist gebleken; de ,,Vereeni-
ging tot bevordering van de belangen des boekhandels”
heeft geen rechtspersoonlijkheid, bijgevolg is haar reglement
onrechtmatig en dc creatie van het ,,erkenningsrecht” een
onrechtmatige daad, evenals alle beslissingen, die op grond
van dit reglement zijn genomen.
i
Het standpunt van de vereeniging in dit opzicht s, dat
,,de statuten geen koninklijke goedkeuring behoeven, wijl
de Vereeniging is opgericht op
11
Augustus 1815, dus vÔSr,

de Wet op het recht van vereeniging en vergadering van
1855″. Dit neemt echter
mi.
niet weg, dat het ,,erkennings-
recht” zelf onrechtmatig is. De omstandigheid, dat de sta-
tuten geen koninklijke goedkeuring noodig zouden hebben,
hetgeen eerst kan worden uitgemaakt na bestudcering van
de overgangsbepalingen, die eventueel te dezer zake zijn ge-
maakt, verandert daar niets aan.

12

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Januari 1934

gelijk die in het genoemde reglement is neergelegd
blijkt, het kortzichtig groepsegoïsme, dat er ondanks
de goede bedoelingen uit spreekt, maakt een correctief
noodig van een instantie, die met een sterkeren im-
petus van het gemeenschapsgevoel is doordrongen dan
de particuliere economie. Teneinde daartoe te komen,
zal het noodig zijn, de statuten van deze vereeniging
ter vernietiging voor te leggen, aan de hooge instantie,
die ze heeft goedgekeurd, opdat aan deze organisatie,
wier willekeurige besluiten gevaar voor de samen-
leving kunnen opleveren, rechtspersoonlijkheid worde
onthouden.
1)

‘) Dit is inmiddels geschied. ‘olgens een mededeeling
van den Minister van Justitie is echter uit de administra-
tie van zijn departement niet kunnen blijken, dat de statu-ten en reglementen der Vereoniging de koninklijke goed-
keuring hebben verworven. Behalve het bewijs van de on-
rechtmatigheid van het reglement kan aan deze mededee-
liug het positieve recht van afgewezenen worden ontleend
op voldoening voor het veroorzaakte nadeel, waarvoor der-
halve de pl.m. 1950 erkende boekhandelaren en de pim. 300
erkende uitgevers hoofdelijk aansprakelijk zijn. Bovendien
is het de vraag of er voor de Regeering op grond van arti-
kel 4
van de Grondwet geen aanleiding bestaat, in te
grijpen.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE DEVIEZENREGLEMENTEERING EN DE WET BE-

TREFFENDE DE GOIJDCLAUSULE IN OOSTENRIJK.

Prof. Dr. Richard Kerschagl te Weenen schrijft ons:

De instelling van de deviezenreglenienteering in
Oostenrijk in den herfst van 1931 had op een tijdstip
plaats, dat de Schilling reeds in zekere mate in waarde
was gedaald. Het bleek noodzakelijk, tegen de begin-
nende kapitaalvlucht, de oppotting en andere mis-
standen op te treden en de minimum-behoefte aan
deviezen voor de absoluut noodzakelijke doeleinden
van het bedrijfsleven eenigermate te verzekeren. Bo-
vendien moesten maatregelen worden genomen, om
speculatieve excessen met den Schilling te verhinde-
ren. De ingetreden waardevermindering van den
Schilling, welke in de eerste plaats aan wantrouwen
als gevolg van de gestegen biljettencirculatie moest
worden toegeschreven, drong slechts in beperkte mate
tot de breede lagen der bevolking door, daar zij door
de daling van de wereldmarktprijzen werd gecompen-
seerd, ja zelfs ten deele meer dan gecompenseerd.

De Oostenrijksche regeering stelde vier deviezen-
verordeningen vast en trachtte in de eerste plaats door
clearingovereenkomsten tusschen de staten onderling de moeilijkheden te verminderen, welke uit de devie-
zenbeperkingen voor het betalingsverkeer met het
buitenland waren ontstaan. De meeste clearingover-
eenkomsten hebben echter niet tot het verwachte
resultaat geleid, terwijl slechts in het clearingverkeer
met Hongarije stortingen en uitbetalingen prompt
konden worden doorgevoerd en dus een juist fune-
tionneeren van de clearing kon worden verzekerd. Bij
alle andere clearings ontstonden spoedig aanzienlijke
saldi ten nadeele van Oostenrijk.

De verklaring voor het niet-functionneeren van
deze clearingovereenkomsten moet in de eerste plaats
worden gevonden in het feit, dat een deel van de be-trokken bedrijfskringen geen gebruik maakte van de
clearing, dat anderzijds door indirecte inbrenging
van goederen van derde staten in de clearing het ver-
moedelijke beeld van de clearing zich wijzigde en dat
bovendien de niet prompte dekking van het ontstane
saldo tot moeilijkheden voor die ondernemingen leid-
de, die tot de clearing varen toegetreden.
Reeds in 1932 werd derhalve een begin gemaakt met de geleidelijke opheffing van de clearings tus-
schen de staten ouderling, evenals met de geleidelijke
dekking van de ontstane nadeelige saldi; hierbij wer-
den vrij snelle en goede resultaten bereikt. Hebben
de clearings tusschen de staten onderling, met uit-
zondering van de Oostenrjksch-Hongaarsche clearing,

op deze wijze vaak niet aan de gestelde verwachtingen

beantwoord, zulks was daarentegen wel het geval met
de door de Oostenrjksche Nationale Bank toegelaten
particuliere clearing.
Deze bestond hierin, dat tussehen exporteurs en
importeurs de verrekening van de valuta’s uit hoofde
van den uitvoer, waarvan de afgifte geheel of gedeel-
telijk was vrijgesteld, direct plaats vond. De particu-
liere elearing, met welker technische afwikkeling spoedig, d.w.z. in Juli 1932, de Wiener Giro- und
Cassen-Verein werd belast, werd nog gecompleteerd door de toelating van Schilling-compensatie-transac-
ties, waarbij op bepaalde voorwaarden Schilling-vor-
deringen van het buitenland, uit hoofde van invoer
van goederen in Oostenrijk, tot betaling van uitvoe-
ren uit Oostenrijk mochten worden gebruikt.
Door de particuliere clearing was het mogelijk, ge-
leidelijk, zonder wijziging van de deviezeuverorde-
ning, haar een anderen practischen vorm te geven.
De handhaving van de afgifte en de toewijzing tot
de of ficiëele
koersen zou namelijk op den duur, zoo-
wel een verzwaring van den uitvoer als een premie
op den invoer hebben teweeggebracht, een resultaat,
dat de zon gewenschte nivelleering van de handels- en
betalingsbalans nog meer zou hebben bemoeilijkt.
Langzamerhand werden steeds meer bedragen bij
de particuliere clearing betrokken. Terwijl in het
begin slechts valutabedragen uit hoofde van uitvoer
van goederen in de clearing mochten worden inge-
bracht en hiervan een bepaald gedeelte aan de Na-
tionale Bank moest worden afgegeven, werd de af te geven quote eerst verminderd en tenslotte geheel af-
geschaft. De uitbreiding van de clearing bereikte haar voltooiing in April 1933, toen op bepaalde voorwaar-
den alle verplichte afgiften van deviezeninkomsten,
dus ook die uit hoofde van salarissen, renten van
effecten, betalingen van elken aard uit het buiten-
land, bij de particuliere clearing werden betrokken.
Van de
aanvankelijke
beperkingen van het devie-zenverkeer zijn er derhalve nog slechts enkele van
kracht. Deze hebben ten doel de oppotting van bui-
tenlandsche valuta’s, de kapitaalviucht naar het bui-
tenland en speculatie in Schillingen te voorkomen.
Voorts nam Oostenrijk een beslissenden stap door
aanneming van de goudclausulewet, waarbij zij door
de z.g. goudclausuleverordening en een reeks verdere
verordeningen de waardevermindering van den Schil-
ling inderdaad erkende. Door deze verordeningen
werden vele betalingen, die in goud of buitenland-
sche valuta’s luidden, geregeld. Van deze regeling zijn echter voorloopig uitgesloten alle op betaling in effec-
tieve valuta luidende vorderingen, ten aanzien waar-
van de beslissing ook in de toekomst bij de rechtban-
ken ligt. Door de z.g. goudclausuleverordening zijn
thans de volgende ,,Aufwertungen” van in goud of vreemde valuta’s luidende verplichtingen tot stand
gekomen.

Op grond van cle goudclausuleverordening moeten
sedert 30 Maart 1933 alle uit goederenleverauties of
diensten voortspruitende vorderingen, voor zooverre
zij in buitenlandsche valuta’s luiden, tot de koersen
van de z.g. particuliere clearing, welke geheel vrij en
onbeïnvloed worden gevormd, worden voldaan. Voorts
moeten sedert 1 Mei 1933 ook alle in goud luidende vorderingen uit hoofde van goederen en diensten tot de op grond van de koersen der particuliere clearing
berekende feitelijke goudpariteiten worden vereffend.
Dit geldt voor alle vorderingen, die vSôr 25 Maart
1933 zijn ontstaan.
Voor zooverre vorderingen na 25 Maart 1933 zijn
ontstaan en in goud of valuta’s luiden, moeten zij
zonder uitzondering ook dan tot de goudkoersen, resp.
de koersen van de particuliere clearing worden vol-daan, wanneer zij niet uitsluitend uit goederenleve.
ranties of diensten voortvloeien. Op deze wijze moe-
ten dergelijke vorderingen, die na 25 Maart 1933 zijn
ontstaan, zonder uitzondering tot den goudkoers, i-esp.

3 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13

tot de koersen van de particuliere clearing worden
voldaan.

Voorts werd de betaling der invoerrechten gevalo.
riseerd en wel door een aparte verordening. Hier
geldt echter niet de dagelijksche officiëele goudkoers,
doch de koers, die nu en dan door het Ministerie
van Financiën wordt vastgesteld. Op het oogenblik
geldt een vaste omrekeningsverhouding van S. 1,80
per 1 Kroon in goud.

Voorts werden op grond van de z.g. verordening
tot verlichting van de goudschulden gevaloriseerd alle
in goud of valuta’s luidende hypotheken, waartegen
pandbrieven werden uitgegeven en eveneens de tegen
dergelijke hypotheken uitgegeven pandbrieven. Hier werd echter door de wat een verlaging van de renten
van hypotheken evenals van pandbrieven met gemid-
deld één vierde voorgeschreven, voorts een verlenging
van den looptijd van hypotheken, zoodat niet de
aanvankelijk vastgestelde en door de ,,Aufwertung”
verhoogde aflossingsbedragen, doch afiossingsbedra-
gen, dje even groot zijn als de vroegere, echter gedu-
rende een langere periode moeten worden betaald.
Bij een verhooging met ongeveer 30 pOt. als ge-
volg van de goudvalorisatie wordt de looptijd der
hypotheken eveneens met 30 pOt. verlengd, zoodat het
totaalbedrag van de te betalen hypotheken stijgt, ech-
ter de afzonderlijke aflossingstermijaen op hun oor-spronkelijke hoogte blijven. Terwijl dus het kapitaal
geheel wordt gevaloriseerd, wo.rdt de rente, zooals
deze véér de valorisatie was, met één vierde ver-
minderd.

Alhoewel deze valorisatie volgens de oorspronke-
lijke wetten slechts geldt voor hypotheken en daar-
tegen uitgegeven pandbrieven, welke in goud luiden,
werd door een afzonderlijke verordening een overeen-
komstige toepassing voor de in vreemde valuta lui-
dende pandbrieven van de landelijke hypotheekinstel-
lingen van Tirol en Vorariberg geschapen. Voorts
werden alle particuliere hypotheken evenals de hypo-theken van spaarbanken enz., waartegen pandbrieveri
werden uitgegeven, gevaloriseerd. Hierbij was het
van geen belang, of dergelijke hypotheken in goud
of in buitenlandsche valuta’s luidden.
Sedert Mei 1933 werden cle buitenlandsche gou-
den munten door de openbare banken reeds met een
agio van 25 pOt. gekocht. Sedert September wordt het
agio ook op gouden munten van den Staat tôege-
staan, waardoor het agio op goud feitelijk ook door
den Staat wordt erkend.

Door de verordening en het besluit van de regee-
ring van 21 Juli 1933 werd de valorisatie van ver-
plichtingen uit hoofde van verzekeringsbedragen, die in vreemde valuta’s of in goud luidden, geregeld.
Nauwelijks van minder beteekenis zijn de gevallen,
die nog niet werden gevaloriseerd. Hiertoe behooren
in de eerste plaats de
véér
25 Maart 1933 tot stand
gekomen hypotheken, hetzij in goud of in valuta’s, luidende, met uitzondering van Dollar- of Ponden-
obligaties, voor zooverre zij niet den grondslag voor
de hypotheken der hypotheekbanken uit hoofde van
door haar uitgegeven pandbrieven hebben gevormd.

Dergelijke schulden kimnen overigens ook dan, voor

zooverre zij na 8 October 1931 zijn ontstaan, zelfs
lwanneer een ,,Stichtag” voor de valorisatie zal zijn
vastgesteld, in Schillingen tot den ouden pariteits-
koers worden terugbetaald, wanneer zij nog niet be-
taalbaar zijn.

Een overeenkomstige bepaling geldt voor alle véér
25 Maart 1933 ontstane in goud of valuta’s luidende
vorderingen, die niet van hypothecairen aard zijn,
voor zooverre zij niet reeds uitdrukkelijk als vorde-
ringen uit hoofde van goederen of diensten werden gevaloriseerd. Ook deze kunnen thans, wanneer zij
betaalbaar zijn, in Schillingen tot de oude pariteit,
resp. tot den ouden koers worden terugbetaald en
kunnen, zelfs wanneer een ,,Stichtag” is vastgesteld,
tot dien dag bij voorbaat tot deze koersen worden
.erugbetaald, ook wanneer zij nog niet betaalbaar zijn.
Voorts zijn thans nog niet gevaloriseerd bijna alle
schuldbekentenjssen van den Staat, de Landen en de
Gemeenten, deze, omdat zij in effectieve buiten-
landsche valuta’s luiden en derhalve in het geheel niet
onder de bepalingen van de goudclausulewet vallen,
gele, omdat daarvoor nog geen ,,Stichtag” voor de
betaling werd vastgesteld. Daarentegen zijn de niet

werkelijk in gouden Dollars en Ponden luidende
schuidbekentenissen evenals de ,,Abrechnungsschuld-
verschreibungen” thans reeds gevaloriseerd. Resumeerend kan men zeggen, dat de deviezenwet-
geving in Oostenrijk dermate is ingekrompen, dat de
bestaande beperkingen feitelijk in wezen geringer zijn
dan in de meeste andere staten, waar nog een devie-
zenwet van kracht is. Men heeft ook in hooge mate
door middel van de particuliere clearing de mogelijk-
heid van een Vrije onafhankelijke koersvorming ge-
schapen en door middel van de goudclausulewet deze
koersen en de plaats gehad hebbende vaardevermin-
dering van den Schilling ten opzichte van het goud
erkend.

De Schilling heeft op het huidig peil, dus met een
clisagio van 27 è. 28 pOt. een buitengewone stabiliteit
aan den dag gelegd, waartoe een zeer voorzichtige en
strenge politiek van de circulatiebank, die van het
begin van de deviezenreglementeering af zelfs de ge-
ringste pogingen tot vermeerdering van de circulatie
ten sterkste heeft afgewezen, eveneens heeft bijge-
dragen.

AANTEEKENINGEN.
De landbouwexportgewassen van Nederlandsch-
Indië in 1932.

Het Centraal Kantoor voor de Statistiek heeft
wederom een uitvoerige publicatie over dit onder-
werp uitgegeven, waaraan wij het volgende ontieenen:

Aandeel van den uitvoer van landbouw producten
in den totalen uitvoer.

De uitvoer van Nederlandsch-Indië kan gesplitst
u’orcleu in 3 groote groepen: lo. landbouwproducten,
2o. mijnbouwproducten, 3o. overige goederen (voorna-
nieljk boschproducten).
De tol;ale waarde van den uitvoer liep in 1932 terug
tot pim,
Y
3
van dien in 1928.

AJINVOEREN
in
tons van 1000 KG.

Rotterdam

Amsterdam
Totaal
Artikelen
24130 Dec.
Sedert
Overeenk.
24(30 Dec.
Sedert
Overeenk.
1933
1Jan. 1933
tijdvak 1932
1933
1Jan. 1933
tijdvak 1932
1932

21.932
1.539:877
1.510.864
23.685
8.060
1.563.562 1.518.924
240
409.228 507.883

8.935
4.210
418.163
512.093

Tarwe

……………..
Rogge

………………..
950
24.’298
26.972

25
244
24.323 27.216
Boekweit ………………
Maïs ……………….
25. 198
1.028.438 1.521.110

217.548
365.167
1.245.986
1.886.277 5.648
497.936
485.698

51.831
38.248
549.767
523.946
Gerst

………………
1.266
121.929
196.888

3.908
5.201
15.837
202.089
Lijnzaad

…………..
195.657
307.897

209.278
388.685 404.935 696.582

Haver

……………….
13
..526
3.451
154.818
90.642

200
50
155.018 90.692
Lijukoek

……………
Tarwemeel

………….
211
19.237
24.336

5.654
13.932 24.891
38.268
Ainlere ineelsoorten …
141
51.535 45.855
8.301
13.174
59.836 59.029

14

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Januari 1934

In dat jaar bedroeg de totale uitvoerwaarde der
landbouwproducten 78,5 pCt. van het geheel; in den
sterk gedaalden export van 1931 was dit percentage
slechts 67,9 pOt., in 1932 steeg het weer tot 71,2 pOt.
Uit de onderstaande tabel blijkt, dat het aandeel van de bevolkingslandbouwproducten in de totale
uitvoerwaarde in 1932 weder is toegenomen, nadat het in 1930 en 1931 sterk was gedaald. Daarentegen is het
aandeel van de ondernemingslandbouwproducten in

1932 t.o.v. 1931 constant gebleven.

Prijsdaling en daling in de uitvoerwaarde der land-

bouw producten.

Voor de meeste landbouwproducten ging de prijs

daling in 1932 in vertraagd tempo door. Hoewel door
groote bezuinigingen en rationalisatie thans in de

exportcultures geproduceerd wordt tegen kostprijzen, welke enkele jaren geleden als volstrekt onbereikbaar zouden zijn beschouwd, is niettemin in vele bedrijven

toch nog verlies geleden.
Aangezien de groothandelsprijzen der belangrijkste
landbouwproducten in 1932 nog slechts weinig of
geen verbetering te zien gaven, is het eind der moei-

lijkheden ook nog niet te voorzien.
Aangezien de hoeveelheden der exportproducten
sterk uiteenloopen, komt de algemeene prijsdaling
dezer producten beter tot uiting, indien men ‘een ,,ge-
wogen” prijsindexcijfer berekent. De door het Cen-
traal Kantoor voor de Statistiek berekende ,,gewo-
gen” indexcijfers van 12 uitvoerproducten bedroegen

(1928 = 100):

1927 ……..124

1930 ……..65

1928 ……..100

1931 ……..45
1929 ……..95

1932 ……..34

In het jaar 1932 dalen deze indexcijfers van 37 tot
33. Aangezien voor de berekening van deze index-
cijfers met uitzondering van tin, huiden en damar,
slechts de prijzen van plantaardige landbouwproduc-ten worden gebezigd (te weten rubber, copra, koffie, maïs, peper, suiker, tapioca, thee en kapok) geven ze
een voldoenden indruk van de
prijsdaling
der land-

houwvoortbrengselen sinds 1928. Hierbij komt nog,
dat de indexcijfers van damar tot en met 1931 betrek-
kelijk weinig van het gewogen gemiddelde afwijken
en van weinig ,,gewicht” zijn bij de berekening van
deze cijfers. Voor 1932 zijn de afwijkingen van tin en huiden wat grooter, maar tegengesteld.
Geven de indexcijfers een indruk van de
prijsda-
ling,
uiteraard geven ze niet de daling in de
uitvoer-

waarde
aan.
Voor een eerste oriënteering dienaangaande kan

men de gemiddelde uitvoerwaarde
van
alle
landbouw-
producten berekenen. Men vindt dan:

Jaar
IJitvoerwaarde

per ton
1928
=
100

1927
f 340
141
1928
241
100
1929
,, 226
94
1930
,,

191
79 1931
,,

143
59
1932
,,

102
42

De hieruit berekende verhoudingscijfers geven een

gunstiger beeld dan de gewogen prjsindexcijfers. Om
twee redenen zijn deze beide reeksen echter niet zui-
ver vergelijkbaar.
In de eerste plaats worden bij het ,,wegen” der
gewogen indexcij.fers in hoofdzaak de uitvoerhoeveel-
heden in het jaar 1928 als basis voor de berekening
ook voor de andere jaren gebruikt, terwijl voor de
berekening van de gemiddelde uitvoerwaarde per ton
uiteraard alle landbouwproducten met de in de be-
trokken jaren uitgevoerde hoeveelheden van invloed
zijn. Nu behoeft, bij een dalend prijsverloop van alle
producten, of van verschillende kwaliteiten van een
bepaald product, de daling van de totale uitvoer-
waarde niet noodzakelijk grooter te zijn dan de daling
der totale uitgevoerde hoeveelheden. De onderlinge
verschuiving in de soorten der uitgevoerde produc-
ten kan, bijv. doordat het aandeel van een soort met grooter eenheidswaarde in het geheel toeneemt, den
invloed der algemeene prijsdaling op het totaal be-drag der uitgevoerde waarde geheel of gedeeltelijk
compe±seeren, ja zelfs overtreffen. Als voorbeeld kan genoemd worden de groote uitvoer van het goedkoope
gaplekmeel, één der cassaveproducten in 1928.
In de tweede plaats zijn de bij de tweede reeks ge-
bezigde uitvoerwaarden ontleend aan de handeissta-
tistieken, waarin om technische redenen de bereke-
ning der waarde van vele producten gebaseerd moet
zijn op prijzen van de douane-prijslijst, welke 3-7
maanden véér het tijdstip van uitvoer golden. Hier-
door worden de uitvoerwaarden in tijden met dalende
prijzen te hoog en in tijden met stijgende prijzen te
laag aangeslagen. Een betere benadering van het
werkelijke bedrag, dat Nederlandsch-Indië voor haar producten ontvangt, is echter niet wel doenlijk, aan-
gezien niet bekend is, op welk oogenblik en tegen
welke prijzen de verkoopen plaats hebben.

Beteekenis van den ondernemings- en den bevol-
kingsiandbouw voor den uitvoer in 1932.
Vergeleken met 1927 is de waarde van de bevol-
kingsuitvoeren van Java tot op ongeveer de helft
gedaald, de ‘bevolkingslandbouwproducten van de
Buitengewesten daalden echter, evenals de onderne-
mingslandbouwproducten zoowel van Java als de
Buitengewesten, tot ongeveer X van de waarde van
1927 (resp. 28, 27 en 25 pOt.).
De ongunstigste positie neemt de uitvoer van on-
dernemingscassaveproducten en de gunstigste die van
ondernemingsoliepalmproducten in. Van cassavepro-
ducten kan echter slechts een onvolkomen splitsing in
ondernemingsproduct en Inlandsch product gemaakt
worden.
Oimerkeljk is, dat over het geheel de uitvoerwaar-
den van bevolkingsproducten sterker gedaald zijn dan
die van ondernemingsproducten. Dit is het geval voor
cocosproducten (53 pOt. en 60 pOt.), koffie (41 pOt.
en54 pOt.), kapok (41 pOt. en 48 pOt.), thee (29
pOt. en 38 pOt.), suikei (21 pOt. en 27 pOt.), rubber
(3 pOt. en 11 pOt.). Van, deze producten is de be-
volkingshoeveelheid ook sterker gedaald of minder
sterk gestegen.
Voor tabak, aetherische oliën en peper is het juist
andersom.

Waarde van den uitvcTr door particulieren uit Ned..Indië.’)

In millioenen guldens

1

In procenten

1932
1
1931
1
1930
1
1929
1
1928
1
1932
1
1931 1
1930
1
1929
1
1928

247
342
573
688 809
45,7 45,8
50,7 47,7
51,3
138
165
259 395
428
25,5
22,1
22,9
27 ,4
27,2
Ondernemingslandbouwproducten …………….
Bevolkingslaudbouwproducten

………………
Mij
nbouwproducten
2)

…………………….

Overige goederen

………………………..
46 56 49
96
101
8,5
7,5
4,4

6,6 6,4

TOTAAL ………………. .
541 1

747
1
1.130

1.443
1
1.576
1928 = 100 …………….34
1

47

71

92

100

Exclusief goud en zilver, postpakketten, passagiersgoederen en scheepsgebruik. Aardolie, aardolieproducten en ininerale brandstoffen, tin, steenkolen.

3 januari
1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15

De groote verscheidenheid van landbouwgewassen
in Nederlandsch-Indië spreekt zich ook uit in het
feit, dat er speciale gewassen zijn, welke uitsluited
op ondernemingen worden verbouwd en andere, welke

daarentegen geheel in den Inlandschen landbouw
worden geteeld. Ook zijn er nog veel producten, welke in wisselende percentages van beide takken van voort-
brenging afkomstig zijn. Onderstaand staatje geeft

hiervan een overzicht.

Percentage der uitvoeren afkomstig
van
onde mcmi ngs-
en inlandschen landbouw van geheel Nededandsch

Indië.
1932

1931

1930

1929

1928

Suiker
Onderneming
99
99 99
99
99
Bevolking

……..
1 1
1
1
1

Cacao
Onderneming
93
92
82
87 76
Bevolking

……..
7
8
18
13
24

Thee
Onderneming
84
81
80
78
78
Bevolking

……..
16
19
20
22
22
Gambir
Onderneming
.
…..
63
56
67
62
62
Bevolking

……..
37
44
33 38
.

38
Caoutchouc
Onderneming
71
65
63
64
61
Bevolking

……..
29
35
37
36
39
Koffie
Onderneming
39 43
46
31
38
Bevolking

……..
61
57
54
69 62
Aetherische oliën
Onderneming
36 33 41
38 43
Bevolking

……..
64
67
59 62
57
Nootmuskaat-foelie
Onderneming
34
36 35 35
23
Bevolking

……..
66
64
65
65
77
Tabak, krossok en kerftabak
Onderneming
17
21
19
20
24
Bevolking

……..
83
79 81
80 76
Kapokproducten
Onderneming
10
9 11
4
.
8
Bevolking

……..
90
91
89 96 92
Klapperproducten

Onderneming

…..
5
5
6
10

.
.
4
Bevolking

……..
95
95
94
90
96
Pcpe r
Onderneming
1
1
1
1
1
Bevolking

……..
99
99
99
99
.99

Neclerlandsch-Indië als leverancier van landbouw-producten voor de wereldmarkt.

Nederlandsch-Indië heeft een zeer belangrijk aan-deel in de vereldproductie van enkele tropische pro-
ducten zooals kinabast, peper, coca, kapok; de pro-
ductie van de andere gewassen, hoewel voor den Ned.-
Indischen landbouw van veel beteekenis, zooals suiker
en koffie, maakt maar een betrekkelijk klein percen-
tage van de werelduitvoeren uit. In onderstaand
staatje wordt daarvau.een overzicht gegeven.

1.Jitvoe rexcedenteu
r o
d
u

t
Wereld-
export

Nederlan dsch-lndië

In Olovan
1931
In tonnen
de we-
de we-
de we
In tonnen
1931

1
1n
Olovan
~
1nOlovan

reldex-
reldex- reldex-
_________________

port’3l
port’30 port’29

Rubber
1
)
818.537
254.519
31
29
35
28.477.000
2.838.737
10 11
10
1.675.000
67.990
4 4
6
409.000
78.742
19 18
17
10.625
91
93 94
Klapperprod.
3)

1.449.319
367.917
25
27
29

Suiker

………

Oliepalmprod.
.
774.291 73.587
10
7 5

Koffie

………..
Thee

………….

239.540
70.278
29.
29 22

Kina
2
)

………11.616

560.706
1.406
0,2 0,2 0,2
Agave

………

Cocablad
304
1 1 1
Cacao

………

25.697
20.602
80
79 73
Kapok

………
Pepe.. ……..
.45.907
31.756
69
75 69
inciusiet tteusiuuuei,
ei,
VUUI
uevUiniusiiIuuer
exel.
vocht en vuil. Productie.
Versche klappers, geraspte klapper, copra en olie, alles
in copra omgerekend.

ONTVANGEN BOEKEN.

Schets van het Bankwezen door Mr. H. A. van
-.
Nierop,
Directeur van de Amsterdamsche Bank.
• Tweede Druk. (Haarlem 1933; De Erven F.
Bohn. Prijs
f
1.90).

Deze tweede druk verschilt slechts weinig van den
eer-
sten. Nieuw zijn de beschouwingen
over deh termijn-wis-
selhandel, de ,,managed currency-theorie” en het accept-
crediet, terwijl hier en daar met de jongste gebeurtenis-
sen op monetair gebied rekening is gehouden.

Wesen und Besonderheiten der Konzernbildung, ins-
besond ere der Holding-Gesellschaften in der
Schweiz door Dr. Richard Rosendorff, Rechts-
anwalt und Notar in Berlin.
(Zürich und Leip-

zig 1933; Oreil Füssli Verlag.
Prijs
Fr. 3.—).

Aari de hand van talrijke voorbeelden wijst de schrijver op de concernvorming in Zwitserland, waarbij hij uitvoe-
rig de verschillende contrôlemaatschappijen bespreekt. Ver-
der worden de gunstige verhoudingen op belastinggebied
en de Zwitsersche wetgeving voor deze maatschappijen
be-
sproken.

Da.s schweizerische Bankwesen im JcLhre 1931.
Mit-

teilungen des sta-tistischen Bureau der schweize-
rischen Nationalbank 14. Heft. (Zürich 1932;
Art. Institut Oreli Füssli).

Een statistische publicatie over de Zwitsersche banken
in 1931.

Les doctrines monétaires d l’épreuve des faits
door

François Piétri, Edgard Allix, A. Celier, Pierre-

Etienne
Flandin, François Herbette, Louis Pom-
mery, Edmond Lebée, Jacques Rueff. (Parijs
1932; Librairie Félix Alcan).

Lezingen over 1. Le pi-oblôme de l’argent. II. Les banques
d’dmission. III. Le gold exehange standard.
IV.
Dôfense et
illustration de l’6talon or.

l’Heure de lci. France
door
E.
Bélime. (Parijs 1933;

Librairie Félix Alcan).

La crise et l’Europe e’con.omique
door Dmitri Nava-

chine. I. Les faits, II. Echanges, -production et
banque. (Parijs 1932; Librairie Félix Alcan).

Morvnaie et fina.nce.
Le rôle de la banque des règle-
ments internationaux après l’étalon or. door
Sylvain Asch, docteur ès Sciences politiques et
Sconomiques. (Paris 1932; Librairie Félix Alcan).

Geologische kaart van Sumatra.
Toelichting bij blad

3 (Beugkoenat) door Dr. J
.
Westerveld met een
korte agrogeologische beschrijving door Ing.
J.
Szemian. Uitgave van den Dienst van den Mijn-
bouw in Nederlandsch-Indië. (Verkrijgbaar
bij

het Kaartenmagazijn van den Topografischen
Dienst te Batavia en bij
het Hoofd van den Op-
sporingsdienst te Bandoeng. Prijs met kaartblad

f
2.50).
– –

Geologische kaart van Sumatra.
Toelichting
bij blad
6 (Kroeï) door Dr. Ir.
R. W. van Bemmelen.
Uitgave van den Dienst van den Mijnbouw in
•Nederlandsch-Indië. (Verkrijgbaar en prijs zie
boven)..

—–

Geologische kaart van Java.
Toelichting bij blad 14
(Bajah) door Ir.
W. 0. B. Koolhoven met voor-

woord van het Hoofd van den. Opsporingsdienst.
Uitgave van den Dienst van den Mijnbouw in
Ned.-Indië. (Verkrijgbaar en prijs zie boven).

Geologische 1taart van Sumatra.
Toelichting bij blad
15 (Praboemoelih) door Dr. K. A. F. R. Mus-
per.

Uitgave van den Dienst van den Mijnbouw
in Ned.-Indië. (Verkrijgbaar en prijs zie boven).

487.3

443.2
361.3

357.2
241.6

251.4
137.9

175.9
173.7

181.4
179.6

178.1
176.3

182.2
111._

154._
101.9

157.3
94.7

154.3
120.1

175.6 138.4

200.5
151.3

201.6
135.8

187.6
136.8

180.3 135._

157.3 147.2

196.3 141.9

199.6 138.6

187.1
127.6

185.1
137.9

201…
154.6

229.5
154.5

241.2
145.1

233.7
132.4

212.5
119.9

219.9
107.9

214.8
122.9

214.5

1
Novemb.
99.6
8
97.9
15
97.7
22
98.3
29
101._
6
Decemb.
102.5
13
102.4
20
101.4
27
102.2′

Nadrnk verboden

16

ECONOMISCH-STATÎSTISCHE BERICHTEN

3 Januari 1934

Verzameling van wetten en besluiten betreffende de
zeescheepvaart in Nederland.
Schepenwet en
schepenbesluit. Nederlandsche Reedersvereeni
ging, Appendix No. 6, Januari 1933. (den Haag
1933; NV. De Zuid-Hollandsche Boek- en Han-
delsdrukkerij).

Jaarverslag van den Rijksdienst der werkloosheids-
verzekering en arbeidsbemiddeling over 1931 be-
treffende arbeidsbemiddeling; en emigratie.
(‘s Gravenhage 1933; Ter Algemeene Lands-
drukkerij).

Crisisbestrijding.

R ee t i f i c a t ie. In het artikel onder boveni.
staanden titel, opgenomen in ons blad van
27
Ded.
jl., is op pag. 1014 in de derde alinea een regel uit gevallen, waardoor de bedoeling van den schrijver
onduidelijk is geworden. Wij laten daarom de betref-fende alinea in zijn geheel volgen:
,,Eu mocht men ook met deze beperking de opneming
van een algemeen geldend art. 1428a nog te radicaal
of te revolutionnair achten, dan neme men in plaats
daarvan in ieder geval overeenkomstige bepalingen,
maar dan liefst zonder die beperking, op voor
geld-
leeningen, arbeidsloonen
en
huren,
opdat althans die geidverbintenissen, welke de
kosten der productie
grootendeels beheerschen, automatisch in overeenstem-
miiig worden gebracht met de prijzen, waardoor die
productiekosten toch moeten worden gedekt.”

PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN.

KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.

(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)

1. Gezamenlijke Steenkolenmijnen.

Nov.

Jan.jNov. Jan./Nov.
1933

1933

1932

Prod. Steenkolen in tonnen
. 1047.110 11.554.145 11.601.987
Aantal normale’werkdagen .

251)

278

270

Bruinkolenrijn ,,Carisborg”.

Netto-productieiin tonnen..

10.7731)
115.523

134.694
Aantal normalé werkdagen

15

212

278
Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)
3)

Afgeleverd:
Geraff.

zout ……..(ton)
Industriezout

……(

,, )
}


}i.si
}56.246
Afvalzout

………..
Aantal normale werkdagen

179
283

Aantal arbeiders.
Oezameni.
Steenkolen.
Bruin-
kolenmijn
Zoutmijnen
mijnen
,Carisborg”

1

Dec.
.1933

…………..
f10.711
4
)
5
)
122.242
8
)
7
9

1 Dec.

1932

…………..
..
(10.9624)7)
.124.365
8
)
89
203

1)
Staatsmijnen Emma, Hendrik, Maurits; 23 Staatsmijn Wilhelmina en
Domaniale mijn; 21 Willem-Sophia; 20 Oranje.Nassaumijneii III en IV;
19 Oranje-Nassaumijnen t en II, Julia, Laura en Vereeniging.
2)
8.308
ton ruwe kool. 3.096 ton bruinkoolbriketten.
3)
In verband met concur-
rentie-moeilijkheden mogen de productiecijfers niet meer worden ge-
publiceerd.
4)
Bovengronds.
1)
mcl.
2.048 arbeiders in de nevenbedrijven.
8)
Ondergronds.
7)
md.
2.066 arbeiders in de tievenbedrijven.

Indexeijfers van Nederlandsche aandeelen.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

Banken Electri-
1
Handels- Industrie

zijde,
Kunst-
Mijnbouw

OlIe

Rubber
Scheep-
Suiker

Tabak

Thee
citeit

ondern.
vaart

Gemiddelde
1929
158.3
.337.5
168.0
432.7
243.0
268.7
402.0 233.5
125.0
398.4
1930
149.4
257.7
125.6
264.9
87.4 177.2
371.1
110.7
82.6
292.9
1931
118.1
211.8
93.4
167.7
64.5
144.5
209.8
51.8 49.6
181.9 1932
76.4
178.3 67.1 115.6 37.6 106.4 137.5
27.0
24.9
107.2
Januari
1932
80.5
174.4
63.5 124._
43.5 107.4 118.9
28.2
27.4
108._
Februari
82.8
173.-
65.8
123.2
42.4
110.1
139.2
28.2 27.7
108.7
Maart
81.3
184.7
69._
122.9 41.7 110.9 149.3
24.2
27.-
112.7
April
69.8
166.7
58.8
102.1
34.3
92.4
118.3
13.7
20.1
96.6
Mei
,,
65.-
163.9
52.5
93.5
33.5
86.8
117.8
14.2
19.1
84.5
Juni
59.4
156.1
51.2 88.5
32.3
83.9
118.1
14.1 17.3
87.6
Juli
68.3
167.1
63.7
106.1
34.1
92.2 129.1
22.5
21.-
105.6
Augustus
79 8
183.5
71.5
126.2
332
104.9 153.5 35.1
26.4
118._ September
86._
194.5
78.1
133.4
43.6
123.7
166.4
42.4
31.1
128.8
October
83.7
189.3
77.5
127.1
39.4
120.4
147._
34._
28.5
118.7
November
81.1
193.1 77.2
124.1
38.2
121.4
145.1
34.7
27._
111.7
December
78.9
193.2
76.4
116.1
35._
123.1 146.7
32.8
26.1
104.9
Januari
1933 84.9
199.3
79.8
124.2
31.4
120.6
155.3
33.8
26.3
108.2
Februari
82.8
194.2
76.4
118.8
28.5
121.6 146.8
30.1
23.7
103.1
Maart
82._
190.3
74.6 118.2
28.3
124.5 142.6
28.4
22.1 110.3
April
80.9
190.6
73.3 120.7
26._
125.9 144.7 31.9
21.7
111.5
Mei
88.9
210.2
78.-
138.3
24.4
141.7 158.4
39._
25.3
124.5
Juni
90.4
220.9 84._
149.1
27.9
155.1
174.2
47.8 28.6
140.7
Juli
91.8
219.6
88.-
151._ 29.4
150.4
179.1
53.2 28.3
137.4
Augustus
89.4
212.2
84.9
150._ 24.6
151.9 172.4
54.6
25.6
128.3 September
86._
205.1
81.5
147.2
24._
155.5
178.4
50.2 22.1
109.2
October
79.2
197.3
77.8
1388
:
2
3.
2

156.2
170.7
48.1
18.7
97.4
November
75.6
191.2
,73:Zi..
144.6
31._
158._
175.5
47.7
16.2 87.4
December
76.4
191.1
796
153.2
35.2
159.1
176.1
49._
18.4
96.7
Schommelingen
in het
aandeelen-indexcijfer.
2
Januari
1933
f
2.228.869.000
=
100. 2
Januari
100._
1 Maart
,
93._
3
Mei
98.6
5
Juli
114.5
6
Septemb.
106.3
11
104.1
8
96.8
10
101….
12
109.1
13
104.6
18
101.3
15
96._
17
101.4
19
112.3
20
103.1
25
101.6
22.
95.5
24 102.7 26
110.2
27
101.1
1
Februari
100.9 29
92.5
31
108.6
2
Augustus
107.8
4
October
99.5
8
100.1
5
April
91.5
7
Juni
107.7
9
108.1
11
99.7
15
98.9
12
92.6
14
109.2
16
106.4
18
98.3
22
94.3
19
92.8
21
1087
23
106.5
25
98.9
26
96.2
28 113.9 30
107.5
1)
Men zie
voor de toelichting op
dit overzicht het nummer van E.-S. B. van
15
Januari
1930,
blz.
64.

3 Januari 1934

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.
(Disc. Wissels.
24l9Sept.’33
Lissabon

•…
5411 Dec.’33
d
Bk

Bel.Binn.Eff. 3
19Sept.’33
Londen ……2
30Juni’32

1
Vrsch. in R.C. 3
19Sept ’33
Madrid ……6
26 Oct.’32
Athene
……….
7

14 Oct.’33
N.-YorkF.R.B. 2
19Oct.’33
Batavia ……….
4416Âug.’33
Oslo

……… 3422Mei’33
Belgrado

……..
74
20Juli’31
Parijs

……24

9Oct.’31
Berlijn

……….4
22Sept.’32
Praag

……
3425Jan.’33
Boekarest……..6

5Apr. ’33
l’retoria

. . .. 3415
Mei ’33
Brussel ……….34
13Jan.’32
Rome……..3

11Dec.’33
Budapest ……..4,
17Oct.’32
Stockholm

.. 24
1Dec. ’33
Calcutta

……..34
16Feb.’33 Tokio

…. 3.65

2 Juli’33
Dantzig

……..3

6Mei’33
Weenen……5
23Mrt.’33
ffelsingfors . …..
44 20 Dec.’33
Warschau…. 5
26 Oct. ’33
Kopenhagen

…. 24
1Dec. ’33
Zwits. Nat. Bk. 2
22Jan.’31
OPEN MARKT.

1933

‘308130

1
8123

11/16
Dec.
cc.

Dec.

Dec.

Dec.

1932
26/31
Dec.

1931/32

28Dec./
2Jan.

1914

2
0J
24

Juli

Am,terdam
Partic.disc.
315_113
18’I2
I8-’12
3
19.
11
116
11
4
.11
3

2114.3
3I8-1ie
Prolong.
1 1 1
1
1
3-
1
!2
21(43(4
Lo,,den
DageId. . .
12
1
12
1
12-212
‘131
1
12-1
11
2-3
2-6
1
3
14-2
Part,c.disc.
11/1/

i’/,-/
1
3
116_
1
14
11
18.
1
14
1
1
(16.
1
/4
551s-6
41(4.3(4

Berl&n
Daggeld…
431
4
.571
5

411571
41(
4
51(
3

411_571
47
711..92)

Maandgeld
4
1
j2-6
4
1
12-6
4
1
12-6
4
1
12-6
1
1
156
3
14
672)

Part, disc.
371
8

371
37,
371 371
s

618-7 2)
2118-112
Warenw. ..
4-112
4113
4-2
4.11
3

4114
71148 2)

We,,, York
Daggeld
1)
1
1
1
1
1_114
3.31
4

1
3
14-2
1
1,
Partic.disc.
7
18
7/-1
7
7J
114.113

1
311
s


t) Koers van 29 Dec. en daaraan voorafgaande weken
tjm.
Vrijdag.
2) 22131 Dec. 1931.

WISSELKOERSEN.
[ÇOEBSEN IN NEDERLAND.
Data
jVe,v
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Salavia
York)
)
.)
)
)
‘)

26 Dec.

1933
– – –

– –
27

,,

1933
1.587/
8

8.13i.
59.34
9.75
34.584
10021,
28

,,

1933
1.60
8.153%
59.33
9.744
34.58
1005/,
29

,,

1933
1.60
8.13t,
59.39
9.754
34.58
10011
8

30

,,

1933
1.5971
8
8. 1 3y
,
59.37 9.76
34.60
10051
8

1 Jan. 1934



– –

Laagste d.w
1
)
1.58
8.12
59.324
9.74
34.524
100
Hoogste d.w’)
1.61
8.16
59.424 9.764
34.624
1005,
Muntpariteit
2.4878
12.1070
59.263
9.747
34.592
100

Data
s7
l
t
nd

Weenen
Praag
Bo:ka-
MIlaan
Madrid

26 Dec.

1933
– –


– –
27

1933
48.12

7.38
1.48
13.07
20.40
28

1933
48.13

7.38
1.48
13.05
20.45
29

1933
48.20

7.38
1.48
13.05
20.46
30

1933
48.20

7.384
1.48
– –
1Jan.1934



– –
Laagsted.wl)
48.073%

7.35
1.45
13.024 20.25
Hoogste d.w1)
48.25
28.-
7.40
1.524
13.124
20.55
Muutpariteit
1
48.123%
35.007
1

7.371
1.488
13.094 48.52

Data
St ock-
Kopen-
Oslo
Buenos-
Man-
holm ‘)
hoge,,*)
jorfi
Aires’)
treal’)

26 Dec.

1933
– –




27

1933
42.05
36.40
41.-
3.60
383%
1.59
28

1933
42.25
36.75
41.25
3.60
39
1.60
29

1933
42.-
36.50
41.-
3.60
39
1.60
30

.,

1933
42.-
36.40
41.-
3.60
39
1.60
1Jan.1934






Laagste d.w
1
)
41.70
36.05
40.60
3.55
38
1.56
Hoogste d.w’)
42.30
36.75
41.25
3.65 40
1.623%
Muntpariteit
66.671
(16.67)
66.671
6.266
953%
2.4878
*) Noteering te Amsterdan,. ) Not, te Rotterdam.
t)
Part, opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

o
a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p.
/OOfr.)
Berlijn
‘S p. 100 Mk.)
Amsterdam
(9 p. 100 i.’ld.

26 Dec.

1933
5,15′,,
6,18
37,70
63,50
27

,,

1933
5,10
6,10
37,20
62,40
28

,,

1933
5,07.13
3

6,0734
37,01 62,37
29

,,

1933
5,073%
6,083%
37,15
62,40
30

1933
5,15s,
6,21
1
i
37,80 63,60
1Jan.

1934



2Jan.

1933




Muntpariteit,.
4,86
3,905
8

23.813f
4011,
6

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-1
eenheden
16Dec.
1

1933
123
Dec.
1

1933
1
25130
Dec.
1933
1
LaagstelHoogstel

1
30
Dec.
1933

Alexandrië..
Piast.
pc
9734
97
97
18
97518
97
Athene

….
Dr.
p.0

5823%
5823.
560 600
5823%
Bangkok….
Sh. p.tical
1110/,
111031
8

111011
8

111021,
1110e1
8

Budapest

..
Pen.p..,p.
183%
183%
183%
183% 183%
Buenos Aires
d. p.$
37
18
353%
353%
35
353%
Calcutta . . . .
Sh. p. rup.
1/6
3
1
11611,,
1,6
1
1
32

1
1
63
13
2

116
1
1
t6

Constantin..
Piast.p.,
678 675
675
675 675
Hongkong . .
Sh. p. $
11521,
6

1/571,,
115
1611
8

1153
Sh. p. yen
112
13
/
33

1/23%
1121/,,
11291,
6

112
15
1
t6

Lissabon….
Escu. p. £
10971
8

1091/,
1093%
1103%
10971
8

Mexico

….
$per
173%
18
17y
4

183%
183%

Kobe

…….

Montevideo .
d. pers
3521
8

3551
6

35118
35
’18
35′
8

Montreal

..
$ P’ £
5.083%
5.09 5.07
5.12112

5.103%
Riod.Janeiro
d. per Mii.
4
1
18
411
4,
ls

4
1
1,
4″,
Shanghai

..
Sh. p. tael
1133%
113i31,
6

1133%
1143%
1(4
Singapore ..
id. p.$
21411
33

214
1
1
32

2/3’si,,
214’1
8

2/4
1
1
32

Valparaiso 1).
$ Pa” £
– – –


Warschau ..
ZI.
p. £
29
291,
2871,
2931,
2911,,

iS
GOUDPRIJS 8;
N.Yorkl)
Londen
433%
26 Dec.

1933….

433%
27

,,

1933….
126/5
44%
28

,,

1933….
126,3
01
8

29

,,

1933….
12612
4451
9

30

,,

1933….
12616

1

Jan.

1934….
– –
2 Jan.

1933….

59 27

Juli

1914….
8903%
eign silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh. p.oz.fine
VAN ‘.
RIJKS I(A
Vorderingen.
1

23 Dec. 1933
1

31 Dec. 1933
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche

Bank …………… …
1

18.393,224,17
f
28.841.254,42
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
321.520,95 543.255,14
Voorsch. op uit. Nov. (resp. Oct.) ’33 aan
de gem. verst, op v. haard. de Rijks-
adm. te heffen gem. ink. bel, en ope.
1.149.970,29

.

,,

1.149.970,29
Voorsch, op uIt, Nov, (resp. Oct.) ’33 aan
op de Rijksink. bel………………..

de gem. verstrekt op aan haar uit te
keeren hoofds.der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. endergem.
fondsbei,, alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
1.008.825,56 1.008.825,56
Voorschotten aan Ned.-lndit ………
236.371.771,16
.238.604.971,61
Id.

aan

Suriname…… ……………
l3.073.969,28
,,

13.023.747,34
4.942.239,20
,,

4.873.132,73
Kasvord. weg. credietverst, alh. buiteni
., 102.451.264,22
,, 103.372.205,98
Saldo der postrek. v. Rijkscomptabelen

33.079.713,58
39.240.806,48

Id.

aan

Curaçao ………………………

Vord. op het Alg.Burg. Pensioenfonds’)

…..



14.508.373,20
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
…….14.019.329,15
Veratr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)……
49.492.409,82
,,

51.776.456.26
Verplichtingen.

Voorschot door De
Ned.
Bank ingev.
art. IS van haar

octrooi

verstrekt


Schatkistbiljelten in on,loop ………
f335.524.000,-
/335.524.000.-
Schatkistproni essen in omloop …….
136.940.000,-
,,136.940.000.-
1.402.232,-
,,

1.401.288,-
Schuld op uit. Nov. (resp. Oct.) 33 a(d

.

Zilverbons

in

omloop ……………….

geni. weg. a. h. uit te keeren hoofds, d.

‘pers. bel,, aand. i. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die
bel. en op de verm. bel …………

..
– –
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.i)
500.237.94
»

36.707.304,26
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’) ..,,
108.250.182.71
107.578.762,07
Id. aan andere Staatsbedrijven’) …..
75.300,70
66.397.10
Id. aan

diverse

instellingen’) ……..
…….
..

26.2
.70.550,59
30.385.780,59
1) In rekg,-crt. niet ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

I

23

Dec. 1933
1

30 Dec. 1933
Vorderingen:
Saldo Javasche Bani. ……………..
/

7.102.000,-
/

1.984.000,-
Betaalmiddelen in ‘s Lands kas


waaronder Muntbil)etten ………..

.

– –
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinstell
»
236.372.000.-
»
238.605.000,-
Schatkistpro,nessen … ……………
1.000.000,-
,,

1.000.000,-
Schatkistbiljetten

……

………. …

…..

20.365.000,-
,,

20.365.000,-
1.142.000,-
1.142.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfon,js,,,

….

1.648.000.-
,,

1.610.000,-
Mtintbiljetten

in

omloop

…………..

Iden, aan de Ned,-lnd. Posispaarbank.,,
2.206.000,-
2.135.000,-
Voorschot van de javasche Bank
– –
SURINAAMSCHE
BANK.
Voornaamste posten in
duizenden guldens.

Data
Metaal
I

,f,!
e

Andere
opeisc/it;.
Disconi.
ID

k
n
7
r
e
c
n
,
e
Ç

2 Dec.

1933..
695
1.275
423 713
1

2.406
25 Nov.

1933,.
698
1.057
.418
712
2.389
18

1933..
697
1.081
557
710
2.386
11

1933..
697
1.239
480
706
2.404
3

1933..
694 1.306
450
704
2.381
5 Juli

1914.,
645
1.100
560
735
396
1) Sluito. der activa.

1
)90 dg.
ZILVERPR:
Londenl)
26 Dec.
1933..

27

,,
1933..
183%
28
1933..
18″1
1
,
29
1933..
l0i,
30

,,
1933..
1 Jan.
1934..

2 Jan.
1933..

27 Juli
1914..
24″1,
6

1) in pence p.oz.stand.
3)
Fo
STANfl

GRANEN EN ZADEN
TUINBOTJWARTIKELEN
VTiEESCH

TARWE
Manitoba
ROGGE
MAIS
GERST
6A/65 K.G.
LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
ROODE
KOOL
RUND-
VLEESCH
VARKENS-
VLEESCH
No. 2 loco
Rotterdam!
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
loco
Rotter-
La Plata
loco
le kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100 KG. e kwal.
1-5 pond
(versch)
(versch)
Amsterdam
R’damlA’dam
100 K.G.
R’dam/A’dam
dam/A’dam R’damjA’dam
per 100 KG.
Broek op
per 100 KG.
Gem.v.3kw.
100 KG.
per
per 100 KG.
per 100 K.G.
per
per 2000 K.G.
per 20001(0.
per 1960 K.G.
Broek op
Langendijk
Broek op
Rotterdam
2)
Langendijk
Langendijk
Rotterdam
iE°j,
n.
0
10
0
10
iE
sj
i.
1
T
Ç
1E
Ç
f
1
10
1925
17,20 100,0
13,07
6

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0

t


1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
1927
14,75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4




1928 13,475
78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
1
4,55
100,0
13,25
100,0
17,23
100,0
93,
100,- 77,50
1

100,-
1929
12,25
71,2
10,875
83,2
204,00
88,1
179,75
76,2
419,25 90,6
7,38
162,4
11,78
88,9
9,10 52,8 96,40
103,7
93,125
120,2
1930
9,676 56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
2,05
45,1
2,14
16,2
5,77
33,5
108,
116,1
72,90
94,1
1931
5,55
32,3 4,55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06
67,3
1,94 14,6
6,96
40,4 88, 94,6
48,-
61,9
1932
5,22
5

30,4 4,62
6

35,4
77,25
33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8 8,07 60,9
1,84
10,7
61, 65,6
37,50
48,4
Jan.

1931
6,52
5

37,9
4,-
30,6
84,50
36,5 86,25
36,5 207,50
44,9 3,40 74,8
1,92 14,5
5,61
32,5
96,
103,2
56,-
72,3
Febr.

• 5,775 33,6 3,90 29,8 87,50 37,8
85,75
36,3
206,25
44,6
3,01
66,2 2,24
16,9
6,24
36,2
91,
97,8
SOç
64,5
Maart

• 5,625
32,7
4,20
32,1
103,00
44,5
104,75
44,4
214,00
46,3 4,72
103,8
3,25
24,5
11,23
65,1
90,
96,8
51,-
65,8
April
5,90 34,3 4,42 33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8 97,
104,3
47,-
60,6
Mei


6,15
35,8
4,975
38,0
95,75
41,4
124,00
52,5
189,00
40,9 98,
105,4
45,-
58,1
Juni
5,75
33,4 5,05 38,6 86,75
37,5
116,50
49,4
191,50
41,4


101,
108,6
41,-
52,9
Juli.
5,425
31,5 4,70
35,9
84,25
36,4
115,75
49,0
211,00
45,6

—————————-

95, 102,2
49,-
63.2
Aug.
4,975
28,9 4,02
5

30,8
74,50 32,2
50,6
185,50
40,1
94,
101,1
54,
69,7
Sept.
4,775 27,8
4,27
6

32,7
68,00
29,4
:19,50
97,00
411
164,25
35,5
84, 90,3
50,-
64,5
Oct.
5,-
29,1
4,47
5

34,2
68,50 29,6 94,75
401
160,25
34,6
75,
80,6
49,-
63,2
Nov.
5,825
33,9 5,475 41,9
81,00 35,0
14,50
48,5
169,75
36,7
1,52

33,4

5,04
38,1
72,
77,4
48,-
61,9
Dec.
4,925
28,6 4,95 37,9
69,25 29,9
111,25
47,1
145,75
31,5
1,47
32,3
5,39

—–

———

40,7

—————————

2,40
13,9
70,
75,3
43,-
55,5
Jan.

1932
5,05
29,4
5,07k
388
71,25 30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,49
32,8 8,69
65,6

1,87
10,8
70,
75,3
40,
51,6
rebr.
5,30
30,8 5,075
388
74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,28
28,1
8,98 67,8
1,29
7,5 68,
73,1
34,
43,9
Maart
5,525
32,1
5,80 44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
1,68
36,9
12,26
92,6
1,78

10,3
67,
72,0
32,-
41,3
April
5,65
32,7
6,225 47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2

i
—————————

63,
67,7
28,-
36,1
Mei
5,60
32,6
5,30 40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2

67,7
26,-
33,5
.uni

,,
5,22
5

30,4 4,15 31,7 80,75
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8 67, 72,0
34,-
43,9
ju1

,
4,90 28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1

68,8 35,50
45,8
Aug.
5,20
30,2
4,075
31,2 77,50 33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
62,
66,7
40,50
52,2
Sept.
5,476
31,8
4,20
32,1
78,50
33,9 88,50
37,5
150,75
32,6

—–





55,
59,1
42,50
54,8
Oct.,,
5,25 30,5
3,92
6

30,0
74,50
32,2 79,50
33,7
138,25
29,9










51,
54,8
44,-
56,8
Nov.
4,90
28,5
3,90
29,8
71,25
30,8 79,00 33,5
135,2i
29,2
1,06
23,3
4,10






31,0
53,_
57,0
46, 59,3
Dec.,,
4,72 27,5
3,80
1

29,1
66,25 28,6 75,25
31,9
135,00
29,2 0.84
18,5
3,99









30,1
3,02
17,5
53, 57,0
46,-
59,3
Jan.

1933
4,95
28,8 3,75
28,7
73,00 31,5 75,25
31,9
136,50
29,5
0,67
14,7
3,38
25,5
3,02
17,5
50,50
54,3
44,75
57,7
rebr.
4,775 27,8 3,70
1

28,3
71,00
30,7 74,75
31,7 130,25
28,2 0,60
13,2
2,06
15,5
2,51
14,6
49,25
53,0
45,-
58,1
Maart

,,
5,05
29,4
3,82
5

29,3 73,50
31,7 76,25
32,3
130,50
28,2
0,61
13,4 1,29










9,7
3,11
18,0
46,50 50,0
46,

59,3
April

,,
5,15 29,9 3,75
1

28,7
72,75
31,4
71,25
30,2
129,50
28,0











——————-

49,50 53,2 48,25
62,3
Mei
5,40
31,4
3,775
28,9
70,50
30,5 73,25 31,0
146,75
31,7









——

52,25 56,2
49,-
63,2
Juni

,,
5,25
30,5 3,55
27,2
66,00
28,5
75,75
32,1
163,25
35,3









—–









—–

51,25
55,1
48,-
61,9
Juli
5,82
33,9 3.85
64,25 27,8 78,00
33,1
176,25
38,1
49,25 53,0
48,50
62,6
Aug.
5,30 30,8 3,55 27,2 61,25 26,5 67,75
28,7
161,50
34,9
49,
52,7 49,25
63,5
Sept.
4,95 28,8
3,475
26,6
1

61,00
26,3 65,25 27,6
159,00
34,4









—-

50,25
54,0
54,-
69,7
Oct.
4,40
25,6
3,-
22,9
60,25
26,0
63,50
27,0
141,25
30,5









—-













—-



56,25
60,5
54,25
70,0
Nov’
4,55 26,5
2,95
22,6
j

74,50 32,2
60,00
•25,4
147,25
31,8


1,26

27,7 2,23











—-













—-


59,50 64,0
54,375
70,2
Dec.

»
4,576
26,6
3,30
25,3 73,50 31,7
59,25
-25,1
154,50
33,4 0,97

21,3

2,56












—-



—-

19,3
16,8

1,76 10,2
60,75
65,3
53,50
69,0
27

,,

»
4,55
26,5
3,35 25,6
66,50
28,7
58,00 24,6
150,00
32,5
0,975)
21,3
2,80
6
)
21,1
2,22
6
)
12,9
62,-
7
)
66,7
53,50
7
)
69,0
2 Jan.

1934
4,60
26,7
3,35
25,6
1

68,00
29,4
56,00
23,7
149,00
32,2
ivlen zie vuur ur Ioellcntlng op oezen staat 0e nos. van 8, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en IS Febr. 1933.
5)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 te vanaf 26Mei1930 tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
Tot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 193
K
.
G. Zuid-Russische.
5)
4 Dec.
6
118 Dec. 7) 29 Der. 81 2ff Dec

MI
NERALEN
TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

STEENKOLEN
Westfaalachel
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN

WOL WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
bunkerkolen,
Mid. Contin.
Cr’ide
Gulf exp
gekamde
Australische,
HUIDEN
SALPETER
onezeefd f.o.b.
33 t,m
64/66°
Sets. per
Middling

F.0. F.

5Au•s1rach,
locoprijzen

Sakella-

0.
F. No.
1

en

.

v.
,7
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf,open
kop
Old. per
100
KG.
R
dam/A’dam
per
1000
K.G.
S
g.
per

arre
U.S.
gallon
New-York

nides

uomra

OCO
erb
or
iverpool

P

.
505 Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per Ib.

Liverpool
Bradford per Ib.

1925
f1.
10,80
OJs
100,0
$
1.68
Olo
100,0
Sets.
14,86
O/
100,-
$ets.
23,25
Dio
100,0
penee
29,27
sft,

100,-
penee

9,35
°/s
100,-
pence
55,00
O/
100,0
pence
29,50
0
/s
100,0
6.
34,70
51
100,0
f1.
12,-
61
100,0 1926
17,90
165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4 47,25
85,9 24,75
83,9
28,46 82,0
11,61
96,8
1927
11,25 104,2
1.30
77,4
14,86
lOO,-
17,50


75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2 26,50 89,8
40,43
116,5
11,48 95,7
1928
10,10
93,5
l.20
71,4
9,98
67,2 20,00


86,0
19,21
65,6
7,51
80.4′
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48 95,7 1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9 25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77
59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9
26,75 48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9
8,60
37,0 7,33
25.0
3,08
33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
1932
8,00
74,1
0.81
48,2 4,50
30,3
6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
51,3
Jan.

1931
10,30
95,4
0.85
50,6
6,08
40,9
10,30
44,3
8,31
28,4 3,09
33,1
21,25
38,6
12,00
40,7
24,63 71,0
10,11
84,3
Febr.


10,30
95,4 0.85
50,6
6,14 41,3
10,95
47,1
9,58 32,7 3.55 38,0
21,75
39,5
12,00
40,7
22,50 64,8
10,21 85,1
Maart

,,
10,30
95,4
0.66 39,3 6,07 40,9
10,90
40,9 9,70
33,1
3,56
38,1
25,25 45,9
14,50
49,2 22,25
64,1
10,21
85,1
April

,,
10,15
94,0 0.53 31,5
5,66
38,1
10,25
44,1
8,68
29,7
3,31
35,4 24,50 44,5
14,50
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
Mei
10,00
92,6 0.535 31,5
5,375
36,2 9,40
40,4
8,18
27,9
3,01
32,2 23,50
42,7
13,00
44,1
21,75-
62,7
10,21
85,1
Juni
10,00
92,6
0.34 20,5 4,24 28,5 9,10
39,1
7,54
25,8
3,01
32,2
22,00
40,0
12,50
42,4
19,13
55,1
10,21
85,1
Juli
10,00
92,6
0.245
14,3
3,40
5

22,9 9,25


39,8 7,73 26,4
3,35 35,8
22,25 40,5
12,50
42,4
20,25
58,4
8,26
68,8
Aug.
10,00
92,6
0.43 25,9
3,94
26,5 7,20
31,0
5,94
20,3
2,59 27,7 22,25 40,5
12,00
40,7
18,75
54,0
7,-
58,3
Sept.,,
10,00
92,6
0.56 33,2
5,50
37,0 6,55


28,2 5,77
19,7
2,59′
27,7
20,00
36,4 11,00
37,3
18,-
51,9 6,50
54,2
Oct.,,
9,90
91,7
0.56
33,2 4,19 28,2 6,30
27,1
5,82
19,9
2,85 30,5
19,50
35,5
10,75
36,4
17,50
50,3
6,65
55,4
Nov.,,
9,90
91,7
0.68
40,4 4,62
31,1
6,40


27,5 5,72
19,5
3,11
33,3
19,00
34,5
10,75
36,4
16,75
48,3
6,80
56,7
Dec.,,
9,90
91,7
0.71
42,3
5,31
35,7

6,30
27,1
4,98
17,0
2,99
32,0
16,25
29,5
9,00 30,5


6,95
57,9
Jan.

1932
8,25
76,3
0.71
42,3 5,25 35,3 6,65
28,6
5,09
17,4
3,38 36,2
16,50
30,0
9,00 30,5
11,63
33,5 7,10
59,2
Febr.,,
8,25
76,3
0.71
42,3
4,92
6
33,1
6,90


29,7
5,31
18,1
3,51
37,6
16,25
29,5 9,00 30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
Maart

,,
8,35
77,3
0.71
42,3
4,62
5
31,1
6,90
29,7 5,37
18,3
3,30 35,3
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5 7,40
61,7
April

,,
8,65
Bol
0.86 51,2
4,34
29,2 6,25 26,9 5,08
17,4
3,08
33,0
16,50
30,0 9,00 30,5
9,25
26,7
7,40
61,7
Mei
8,30
76,9
0.86 51,2
4,25
28,6 5,80 24,9
4,57
15,6
2,76 29,5
15,75
28,6 8,25 28,0
8,88
25,6
7,40
61,7
Juni

,,
8,25 76,3
0.86
51,2 4,25 28,6 5,25 22,6 4,44
15,2
2,55 27,3
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
Juli

»
8,10 75,0
0.86 51,2
4,25
28,6
5,80 24,9
4,97
17,0
2,77
29,6
16,00
29,1
8,50
28,8
9,75
28,1


Aug. Sept.
7,80 72,2
0.86 0.86
51,2
4,30
28,9 7,35 31,6
5,71
19,5
3,33 35,6
15,75
28,6 8,25 28,0
12,-
34,6 5,70
47,5
7,75 71,8 51,2
4,375
29,4
»
7,75 33,3 6,37 21,8 3,64 38,9
16,75
30,5 8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
Oct.,,
7,65 70,8 0.86
51,2
4,45
29,9 6,50 28,0
5,68
19,4
3,16 33,8
15,75
28,6 8,50 28,8
14,-
40,3
6,

50,0
Nov.
7,40 68,5
0.86
51,2
4,60
31,0 6,15 26,5
5,16
17,6
.3,-
32,1
15,25
27,7
8,25 28,0
12,-
34,6 6,10
50,8
Dec.
7,25
67,1
0.746
44,3
4,435
29,8 5,95


25,6
4,73
16.2
2,80 30,0
15,25
27,7
8,00
27,1
11,50
33,1
6,20
51,7
M
1933
7,05
65,3
0.53
31,5
4,16 28,0 6,15 26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6 8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
52,6
1.,,

Maart
7,20
7,25
66,7
67,1
0.38
038
22,6 22,6 3,97
3,87
5

26,7
26,1
6,10 6,40
26,2 27,5 4,98
4,97
17,0 17,0
2,78
2.77
29,7
29,6
15,50 15,25
28,2
27,7
8,25
7.75 28,0 26.3
10.38
29,9 6,40
53,3
April
7,25
67,1
0.37
22,0 3,67
24,7
6,65
28,6 5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75
26.3
10,75 11,25
31,0 32,4 6,40 6,40
53,3
53,3
Mei
7,15
66,2 0.235
14,0
2,95
19,9
7,30 31,4 5,60
191
3,07 32,8
17,00
30,9 8,25
28,0
12,25
35,3
6,40
533
Juni

»
7,15
66,2
0.25
6

15,2
3,02 20,3
765
33,8 5,85 20,0
3,25
34,8
18,50
33,6

9,00 30,5
15,75
45,4
6,40
53,3
Juli

,,
7,05 65,3
0.41
24,4
3,33
22,4 7,60
32,7
5,76
19,7
3,20 34,2
20,75
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
53,3
Aug.

»
6,95
64,4
0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7
5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7 9.75
33.1
14,75
42,5 5,80
48,3
Sept.

»
Oct.
6,85
63,4
0.52
3
1
,0
3,50
23,6 6.60 28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
48,8
6,60
61,1
0.66 39,3 4,04
27,2
6,40
27,5
4,55
15,5
2,48 26,5
20,75 37,7
10.75
36,4
14,50
41,8
5,90
49,2
Nov.
6,75
6,25
0.66
39,3 3,72 25,0
6,25
26,9 4,63
l5,8
2,39 25,6
23.75
43,2
12,00
40,7
13,38
38.6
5,95
49,6
Dec.
6,95
64,4
0.67
39,9
3,75 25,2
6,50
28,0 4,84
16,5
2,38 25,5
25,00
45,5
13,25
44,9
13,50
389
6,

50,0
27

»


6,90 63,9
067
39,9
3,842)
25,8
6,60
28,4
4,88)
16,7
2,35
3
)
25,1
25,75
4
)
46,8
13,75
4
)
46,6
13,505)
38,9
6,-
50,0
2Jan.

1934
6,90 63,9
0.66 39,3
6,60
28,4
6.15
513
j
piar- en maanugem. arger. op
‘js
pence. ) 29Dec.
°)
20 Dec.
4)
28
Dec. 6)8 Dec.
6)14
Dec.

ZUiVEL EN EIEREN
METALEN
BOTER
BOTER
p.K.G.
KAAS Edammer
EIEREN
KOPER
tan

ar
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland
GIETERIJ-
I17PD
ZINK
GOUD
ZILVER
cash
per

.

.
Leeuwar-
Heffing
Alkmaar
em. n


Euermijn
Locopriizcn
Locoprijzen
locoprijzen Foundry
.
(Lux III) p.
Locoprijzen
Londen
cash
Londen
Londen per
ornm.
Crisis
Zuivel-
Fabrieks-
kaas
oermond
Londen LoTidel
per Eng. ton
Londen per
Eng. ton No. 3

î.o.b.
Middlesb.
Eng. t. t o.b.
per
per ounce
Standard
0
eering
Nt
Centr.
kI. mlmerk
P

St.
per

ng. ton
perEng.ton
Antwerpen Eng.ton tine
Ounce

f1.
Oj
f1.
f1.
0
10
f1.
1
0

f
o
i
o
JL
0
0
£
O,
Sli.
O
/o
sh.
O/
£
O/
sh.
O/
ience
oj
1925
2,31 100,0
-.
56,-
100,0
9,18
100,0
62.116
100,0
36.816
100,0
261.171-
100,0
731-
100,0
671-
100,-
36.316
100,-
8516

100,-
2
1
/8
100,0
1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8 58.11-
93,5
31.116
85,3
290.1716
111,1
8616
118,5
6818
102,5
34.216
94,3
851-
99,5
28
11
j1
89,3
1927
2,03
87,9

43,30 77,3
7,96
86,7 55.141- 89,7
24.4;-
66,4
290.41-
110,8
731-

100,0
6416
90,3
28.101- 78,8
851-
99,5
261
833
1928
2,11
91,3

48,05 85,8
7,99
87,0 63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
66J-

90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
26
1
1i
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1
8,11
88,3 75.141-
121,9
23.51-
63,8
203.15:6
77,8
7016
96,6
6819
102,6
24.1716
68,8
851-
99,5
247/16

762
1930
1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
54.131- 88,0
18.116
49,6 142.51- 54,3
671-
91,8
5916
88,8
16.171-
46,6
851-
99,5
17
1
116
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35 58,3
36.51-
58,4
12.11- 33,1
110.11- 42,0
551-

75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216

108,2
01
41,6
1932
0,94
40,7

22,70 40,5
4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
23,6
97.21-
37,1
42i-
57,5
371-
55,2
9.161-
27,1
1181-

138,0
127(
40,1
.

’31
1,61
69,7

32,25
57,6
6,63
72,2
45.716
73,1
14.-(6
38,5
116.81- 44,4
6016
82,9
5116
76,9
12.1816
35,7
85/-
99,5
13718

43,2
r.
1,66
71,9

33,80
60.4
6,21
67,6
45.116
72,6
13.5
1
6
36,4
117.ç.16
44,7
5816
80,3
5017
75,5
12.101
34,6
85f
99,5
1242
38,9
t .«
1,47
63,6

35,00 62,5
4,94
53,8
45.116
72,6
13.316
36,2 122.11-
46,6
5816
80,3
48110
72,9
12.816
34,3
851-
99,5
13
7
116
41,8
r.
1,35
58,4

31,60
56,4
4,20
45,8
42.1516
68,9
12.101-
34,3
113.41- 43,2
586
80,3
4916
73,9
11.121-
32,1
85/-
99,5
13′! 40,9
i

,,
1,26
54,5

30,85
55,1
4,07
5

44,4
39.616
63,4
11.1016
31,6
104.17/-
40,0
5816
80,3
481-
71,6
10.1316
29,5
85/-
99,5
40,3
i

,,
1,29
55,8

33,50
59,8 4,30
46,8
36.616
58,5
11.1116
31,8
106.216
40,5
5816
80,3
4711
70,3
11101-
31,8
851-
99,5
121
40,1 i

n

1,32 57,1

37,75
67,4 4,40
47,9
34.141- 55,9
12.1516
35,1
112.516
42,9
5816
80,3
489
72,8
12.11/-
34,7
831
99,5
13
1
1,
41,2
g.
1,30
56,3

36,00
64,3
4,98
54,2
32.151-
52,8 11.19,6 32,9
114.196
43,9
5816
80,3
4719
71,3
11.1416
32,4
851-
99,5
12
13
11
39,9
pt.

,,
1.27
55,0

32,25 57,6
5,775

62,9
30.316
48,6
11.4,-
31,1
111.161-
42,7
5516
76,0
46/7
69,5
10.19/-
30,3
9113

106,8
13
5
115
41,4
t .«
1,24
53,7

26,25
46,9
6,27
5

68,4
28.216
45,3
10.96
28,8
101.116
38,6
46_
63,0
4418
66,7
10.716
28,7
10613

124,3
13
13
15
43,0
V.
1,17
50,6

24,75
44,2
7,07 77,0
27.1916
45,1
11.51-
30,9
102.-!-
39,0
4416
61,0
4316
64,9
10.1516
29,6
11019

129,5
14
1
12
451
.c.

,,
1,18
51,1

21.40
38,2
5,32
5

58,0
27.616
44,2
10.161-
29,6
98.1716
37,8
41j6
56,8
4313
64,6
10.216
28,0
12216

143,3
14
5
116
44,6
L

’32
1,16
50,2

25,75
46.0
4,71
51,3
27.1416
44,7
10.14(-
29,4
98.181-
37,8
4116
56,8
421-
62,7
10.616
28,5
12013

140,7
13
7
18
43,2
br. ,,
1,34
58,0

27,75
49,6
3.79
41,3
26.4!-
42,2
10.51-
28,1
99.216
37,9
41 6
56,8
401-
59.7
I0.-/-
27,6
11916

139,9
14
43,6
t.

n

0.98
42,4

23,65
42,2
3,425
37,3
24.181-
40,1
9.91-
25,9
96.61-
36,8
44!-
60,3
401-
59,7
9.111-
26,4
1141-

133,5
1314
42,8
r.
0,99 42,9

19,60
35,0
2,77e
30,2
23.81-
37,7
8.1616
24,2
84.1516
32,4
451-
61,6
3716
56,0
9.21-
25.2
11013

129,0
13
1
18
40,9
i

,,
0,82 35,5

19,65
35,1
2,88 31,4
21.61-
34,3
8.-!-

22,0
89.1316
34,2
441-
60,3
3716
56,0
9.91-
26,1
11219

132,0
12
5
16
39,3
ni

,,
1,11
48,1

24,25 43,3 3,08
33,5
20.126
33,2 7.51-
19,9
84.91-
32,3
441-
60,3
37/6
560
8131-
23,9
11316

132,7
12
5
18
39,3
Ii
0,96
41,6
0.45
19,55
34,9
3,125
34,0
19.216
30,8
7.316 19,7
90.1716
34,7
42j6
58,2
37/-
55,2
8.616
23,0
1161-

135,7
12
3
j
38,5
g.

,,
0,76 32,9
0,58
17,90
32,0
3,72
40,6
22.416
35,8
7.1716
21,6
101.-!-
38,6
421-
57,5
3616
54,5
9.1316
26,7
11816

138,6
12
13
115
39,9
pt.
0,84
36,4
0,65
19,70
35,2 4,64 50,5
25.81- 40,9
9.1016 26,1
109.916
41,8
421-
57,5
351-
52,2
1
1.2!-

30,7
1 18/9

138,8
13
40,5
t.

«
0,82 35,5
0,73
25,50 45,5 5,73 62,4
22.516
35,9
8.71-
22,9
105.1316
40,4
411-
56,2
3416
51,5
10.816
28,8 121/6

142,1
12
1
1
38,9
V.

,,
0,81
35,1
0,78
26,50 47,3 6,65 72,4 21.191- 35,4
8.416
22,6
104.716

39,9
401-
54,8
3416
51,5
10.81-
28,7
125/9

147,2
12
5
1is
38,3
c.

..
0,73
31,6
0,85
22,55
40,3
5,125
55,7
19.1216
31,6
7.916
20,5
100.1016
38,4
391-
53,4
3416
51,5
10.71-
28,6 125/9

147,2
11’l
35,8
n.

’33
0,73 31,6
0,89
21,75
38,8
4,27
46,7
19171-
32,0
7.81-
20,3
00.1/6
38,1
4016
55,5
3416
51,5
9.191-
27,5
1228

143,5
lIlIjio
36,4
br. ,,
0,65
28,1
0,91
20,60 36,8 4,35 47,4
20.31-
32,5 7.71-
20,2
104.716
39,9
431-
58,9
341-
50,7
9151-
27,0
12015

140,8
IIlSIis
37,2
rt.

,,
0,53
22,9
0,99
19,40
34,6
2,80
30,5
20-16
32,3
7.101-
20,6
104.1813
40,1
431-
58,9
3417
51,6
10.71-
28,6
12015

140,8
121/1
38,7
r.
0,54 23,4
1,-
18,55
33,1
2,07
5

22,6
20.1116
33,1
7.1216
20,9
109.171-
42,0
43f-

58,9
3516
53,0
10.816
28,8
12011

140,4
I2
1
136
39,9
ei

,,
0,52
22,5
1,-
21,80
38,9
2,49
27,1
23.616
37,6
8.6-
22,9
128.1716
49,2
4116
56,8
3616
54,5 10.131-
29,4
12316

144,4
13
1
14
41,2
ni

,,
0,52
22,5
1,-
23,50
42,0
2,50
272
25.71-
40,8
9.41-
25,3
151.101-
57,9
421-
51,5
371-
55,2
11.1216
32,1
122/3

143,0
13
1
14
41,2
Ii

,,
0,55
23,8
1,-
18,50
33,0
2.60 28,3
25.161-
41,6
921-
25,0
148.116
56,5
4116
56,8
351-
52,2
12.11-
33,3
1231104 144,9
127116

38,7
g .
0,63 27,3
1,-
18,90
1

33,8
3,571
38,9
24.51-
39,1
8.416
22,6 145.31-
55,4
411- 56,2
351-
52,2
11.71-
31,4
125(10

147,2
12
37,4
pt.
0,66
28,6
0,95
18,40
32,9
3,91
42,6
22.1616
36,8
7.161-
21,4
140.1716
53,8
3916 54,1 3416
51,5
10.1816
30,2
130111

153,1
11
15
/1
37,2
t.

fl
0,68
29,4
0,90
19,45
34,7
4,68
51,0
22.11-
35,5
7.141-
21,1
145.51-
55,5
3916 54,1 3416
51,5 10.131-
29,4
13111

153,3
11
7
18
37,0
v.
0,65
28,1
0,90
20,80

37,1
5,80
63,2
20.616
32,7
7.1316
21,1
150.916
57,5
40!-
54,8
3416
51,5
9.19J6
27,6
12815

150,1
12
1
14
38,1
c.
0,60 26,0
1,-
20,40
36,4
5,4fl
59,6
2l.1f-
33,9
7.12!-
20,9
t53.8/-
58,6
40/6
55,5
361-
53,7
9.191- 27,5
12612

147,6
12°fi
39,1
0,57e)
24,7
l,–
21,00′
37,5
5,10
55,6
21.1116
34,8
7.111-
20,7
152.151-
58,3
40f6

55,5
361-
53,7
9.1916
27,6
12615

147,9
12
9
11
39,1
Jan.’31
1,-
4,95
53,9
21.1116
34,8
7.81-
20,3
152.316
58,1 4016
55,5
361-
53,7
9.161-
27,1
1271-

148,5
12
15
j1
40,3
ept. 1239
79
K.G.
La Plata.
)
Tot
jan.
1928 Western
;
vanaf
Jan. 1928
tot 16
Dec.
1929 American
No. 2. van 16
Dec.
1929 tot
26
Mei 1930
74J5
K.G.
Hongaarsche
ericaij
No. 2,
van
9 Febr.
1931
tot 23
Mei 1932
6415
K.G. Zuid-Russische.
Van
23 Mei-19
Sept.
1932
No. 3
Canada.
Van
19 Sept.
1932
tot 24
Juti
1933
62163

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S T
E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
RUBBER’)
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

KolO.-
.

Zwedei(

binncnrnuur

buitenmuur
G.F. Accra Ned.-Ind.
Lrrzen
Ribbed Smoked
,N.-Ltheev.

per

per
K.G. c.i.f.
per
100
K.G.
Rotterdam
ioc
h
:
en

R’damjA’dam
Java- en Sima
Grond-
nlale

t
jan 4.672M
3
.
per
1000
stuks per
1000
stuks
Nederland Amsterdam
per
‘!

K.G.
per Ib.
per
100
K.G.
tratheep.112K0.
stoffen
d?en

1
Uj
f
0
10
f
1
10
8h.
O/
f
o
ets.
°Io
5h.
01
0

f1.
0
10
ets.
O/
1925 159,75
100
15,50

100,-
19,-
100,.
4216
100,-
35,87
è
100,0
61,375
100,0
2111,625
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75

101,6 19,50
102,6
491-
115,3
34,-
94,8 55,375 90,2
2f-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50 100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681- 160,0
32,62
5

90,9
40,875 76,4
116,375
51,6
19,12′
102,0
82,75 97,9
81.5
109.1 1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9
49,625
80,9
-110,75 30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
64.6 97.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3
21,25
111,8 45110
107,9
27,37
6

76,3 50,75
82,7
-110,25 28,8
13,-
69,3
69,25 82,0
81.9 85.5
1930 141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2 22,62
5

63,1
32
52,1
-15,875
16,5
9,60
51,2
60,75 71,8
68.0 84.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,37
6

42,9
25
40,7
-13
8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
48.8
48.8
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2
24
39,1
-11,75
4,9
6,32
5

33,7
28,25 33,4
36.1
38.0
an.

’31
125.00
78,2
10,-
64,5
21,-
110,5
2614
62,0
18,25
50,9
28
45,6
-14,25
11,9
8,20
43.7 66,25
78,4
53.9 51.4
cbr.
,,
125,00
78,2
10,-
64,5
21,-
110,5
2212
52,2
18,125
50,7
26,25
42,8
-13,875
109
8,20
43,7
53
62,1
53.3
50.4
rt.
125,00
78,2
10,

64,5
21,

110,5
22/6
52,9
18,62
5

51,9
25,50
41,5
-/3,75
10,5
8,30
44,3
45
53,3
52.9 48.0
pr.

125,00
78,2
10,50
67,7
21,-
110,5
2217
53,1
17,50
48,8
24,75
40,3
-/3,125
8,8
8,57
6
45,7
43
50,9
50.1 47.5
ei
125,00
78,2
10,50
67,7
21,-
110,5
2110
49,4
15,37S
42,9
25
40,7
-13,125 8,8 8,50
45,3 40,25
47,6
48.3 45.5
uni
110,00
68,9
10,50
67.7
21,-
110,5
2214
52,6
14,125
39,4 25,75 42,0 -13,125
8,8
8,576
45,7
39,50
46.7
45.6
46.8
uh

,,
110,00
68,9
10,50
67,7
21,-
110,5
26
1
5
62,2
15,-
41,8
27
44,0

1
3 8,4
8,77
5

48,6 38,25 45,3
46.6 50.0
ug.
100,00
62,6
10,50
67,7
21,-
110,5
2418
58,0
14,12
6

39,4
25,50
41,5
-/2,5
7,0
7,90
42,1
38,50 45,6
44.7 46.8
ept.
,,
100,00
62,6
10,50
67,7
19,-
100,-
2217
53,1
13,37
6

37,3
23,75
38,7
-12,375
6,7
7,526
40,1
37,50 44,4
43.3
44.1
ct.,,
100,00
62,6
10,50
67,7
19,-
100,-
2110
49,4
13,25
36,9
23
37,5

12,375
6,7
7,55
40,3 37,15
44,7
41.9 43.0
0V.
100,00
62,6
10,50
67,7
ID,-
100,-
2112
49,8
13,75
38,3
23
37,5

12,25
6,3
7,15
38,1
37
43,8
42.6 42.3
sec.

,,
82,50
51,6
10,-
64,5
18,50
97,4
1813
42,9
12,75
35,5
23
37,5

12,25
6,3
6,75
36,0
35
41,4
40.0 39.5
an.

’32
82,50 51,6
10,-
64,5
18,75
98,7
1719
41,8
13,12
5

36,6
23
37,5

12,125
6,0
7,35
39,2
32
31,9
38.5
39.1
cbr.
82,50
51,6
10,

64,5
18,75
98,7
1811
42,6
14,50
40,4
23
37,5
-12
5,6
7,05
37,6
30
35,5
38.3
38.3
trt.
70,00
43,8
9,75 62,6
18,-
94,7
2119
51,2
14,75
41,1
23
37,5

11,625
4,6
6,25
33,3
31
36,7
37.0
39.1
pr.
70,00
43,8
9,75
62,6
18,-
94,7
2016
48,2
14,-
39,0
23
37,5 -11,5 4,2 5,90
31,5 29,25
34,6
36.2
38.0
tei

,,
70,00 43,8
8,50
54,8
15,-
78,9
2016
48.2
13,25
36,9
23,50
38,3
-/1,5
4,2
5,625 30,0 30,25
35,7
35.2
38.1
uni

,, .
70,00
43,8
8,50 54,8
15,-
78,9
20
1
6
48,2
12,376
34,5
24
39,1
-/1,375
3,9
6,30
33,6 28,50
33,7
34.2
38.7
uh
67,50
42,3
8,50
54,8
15,

78,9
2011
47,3
12,37
5
34,5
24
39,1
-11,375
3,9 6,70
35,7
23,75
28,1
34.3 37.6
ug.

63,00
39,4
8,50
54,8
15,-
78,9
2017
48,4
12,375
34,5
24
39,1
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
22,75
26,9
35.9 37.4
ept.

60,00
37,6
8,75 56,5
15,-
78,9
2112
49,8
12,75
35,5
25,25
41,1
-/2,125
6,0
6,526
34,8
23,75
28,1
37.8 38.5
let.

,,
63,50
39,7

58,1
14,50
76,3
1818
43,9
12,375
34,5
26,50
43,2 -11,75 4,9
6,32
5
33,7
28,50
33,7
36.2
38.1
Nov.
63,50
39,7
9,50
61,3
14,25
75,0
1716
41,2
12,125
33,8
24,50
39,9
-/1,75

.
4,9
5,8fl
31,3
30,75
36,4
35.3 37.2
Dec.

,,
65,00
40,7

64,5
13,75
72,4
17
1
4
40,8
11,75
32,8
24
39,1
-/1,75
4,9 5,50
29,3
28,25
33,4
34.0 35.7
Jan.

’33
70,00
43,8
9,25
59,7
13,50
71,1
16/6
38,8
11,50
32,1
24
39,1
-11,625
4,6
5,375
28,7
25 29,6
33.2
34.1
Febr.
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
15
1
9
37,1
10,625
29,6 23,75
38,7
-/1,5
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Mrt.

,,
70,00 43,8
9,50 61,3
12,25
64,5
16/3
38,2
10,37
5
28,9 23,50
38,3
-/1,5
4,2
6,-
32,0 26,25
31,1
32.4
34.9
Apr.
70,00

.43,8
9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5 23,50
38,3 -11,625 4,6
6,07
5

32,4
27,50
32,5
32.8
34.9
Mei
70,00
43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8
9,50
26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
35.0
Juni

»
72,50
45,4
10.-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50 36,6
-12,375
6,7
6,35
33,9
31
36,7
37.2
37.5
Juli

,,
75,00 46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
17
1
8
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-/2,625
7,4
5,925
31,6
33,50
39,6
38.2
37.4
Aug.

,,
75,00 46,9
10.50
67,7
13,-
68,4
16/5
38,6
8,75
24,4
20,75 33,8
-12,625 7,4 5,27
5

28,1
35,25 41,7
36.5 35.8
Sept.
,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14/5
33,9
8,25 23,0
19,75
32,2
-/2,5
7,0
5,375

28,7
36,75
43.5
36.1 34.6
Oct.

,,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6
7,62
5

21,3
17,75
28,8
-/2,625
7,4
4,90
26,1
42,25
50,0
38.5 33.4
Nov.

75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
12
1
6
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-/2,75
7,7
4,65
24,8
40,50
47,9
36.1
32.7
Dec.

,,
75,00 46,9 11/5 26,9
7,975

22,2
16 26,1

12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
37.0
.

31.3 27

,,
75,00
46,9

11
/
5

26,9
7,87
5

22,0
16
26,1
-/2,8125
7,9
4,75
25,3
41

6)

48,5
37.2

1

31.7
2Jan.’34
75,00 46,9
,
,
,
,

,
,

7,62
5
1

21,3
,
16

,
26,1

,
-J2,875
,

8,1
,

5,-

,
26,7
,
,

37.1
32.1
.8. Alle
Pondennoteeringen
vanaf
21 Sept.’31
zijn
op goudbasis
omgerekend;
de Dollarnoteeringen
vanaf
20April’33
zijn In
verhouding van de depveclatle
an den
Dollar t.o.v.
den
Gulden
verlaagd.

20

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

3
Januari 1934

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 2 Januari 1934.

Activa.
Binnen!. Wis-J Hfdbk.
f
25.526.174,97
sels, Prom., Bijbuk.
,,

533.560,77
enz.in
disc.Ag.seh.
,,

4.547.349,91
f

30.607.085,65
Papier o. h. Buiten!. in disconto ……

Idem eigen portef.
f

1.402.500,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afgel.

mci. vrsch.
Beleeningen { Hfdbk.
f
100.162.622,311)

in rek.-crt. Bijbnk.
,,

4.889.404,03

0e
ondern. Ag.sch. ,, 43.522.428,08

f
148.574.454,42

Op Effecten

……f
146.512.751,06
1
)
OpGoederenenSpec. ,,

2.061.703,36
148.574.454,421)
Voorschotten a. h. Rijk …………….

Munt, Goud
……f
106.711:410,- Muntmat., Goud
.. ,,
816.748.232,30

f

923.459.642,30
Munt, Zilver, enz.

,,

25.959.136,18
Muntmat. Zilver..


11
949.418.778,48
2)
Belegging
1/5
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………,,
21.262.785,81
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
5.000.000,-
Diverse

rekeningen ………………,,
11.840.448,92
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,
18.331.195,17

f
1.186.437.248,45

Paseiva.
Kapitaal
……………………j

f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
3.749.272,82
Bijzondere

reserve

………………,,
5.000.000,-
Pensioenfonds

………………….,,
8.814.597,89
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
940.199.495,-
Bankassignatiën in omloop ……….,,
368.157,13
Rek.-Cour.
ij
Het Rijk
f

26.720.088,95
saldo’s:

‘I,, Anderen,,179.069.856,92
205.789.945,87
Diverse rekeningen ………………,,
2.515.779,74

-f
1.186.437.248,45

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
491.395.198,63
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
ioop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.228.487.995,-
Waarvan aan Nederlandsch-lndië (Wet van 15 Maart
1933,
Staatsblad No.
99)
………
f
76.424.425,-
Waarvan in het buitenland ………………………
15.732.788,53
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud Andere
Beschikb.
Dek-
Data

1
ICircutattel
opeischb.I
Metaal-
Ikings
1
Munt _Muntmat.I
1
schulden
1
saldo
perc.

2 Jan. ‘3411067111
816.748
940.1901206.158
1
491.395
1

83
27 Dec.

‘3311067121
815.216
911.5691230.636

491.929
83

25Juli’141
65.’TO3j
96.410
3f0.4371
6
.
198

43.521
54

Totaal
1
S
chatkist-
1
Belee-
apier
7verse
Data
bedrag
I
disconto’s

t
promessen
t
ningen
reke
lrechtstreeksl het
b!ultenl.
ningen’)

2 Jan. 1934
30.607
1


1.403
11.840
27 Dec. 1933
31.645
1


114
8.574
145.257
1.403
10.550

25 Juli

1914
67.947

61.686
20.188
509
1)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.


Andere
Beschikt
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
1

schulden
saldo

30Dec.133 2)
142.990
186.440
28.340
57.078
23

1332)
145.430 185.160 33.860 57.822

2 Dec.1933
107.776 1

36.438
185.986
29.995 57.822
25Nov.1933
103.717

1

36.043 185.222
26.955
54.889

25 Juli1914
22.057

31.907 110.172
1

12.634
4.842

Wissels.
Diverse
Dek-

Data
buiten
Dis-
Belee-
reke-
ktngs-
N.-Ind.
conto’s
ningen
ningenl)

percen-

betaaib.
tage

30Dec. ‘332)
900
710
12.410
67 23

,,

1332)
720 71.000
14.950
66

2.Dec.1933
554
11.948
67
9.002

53.791
25Nov.1933
532
8.990 1

53.677
12.692
66

25Juli1914
6.395
7.259

75.541
2.228
44

.1) Slultpost activa.
2)
Cijfers telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

t
Bankbilf.
t
Bankbilf.
t

OtherSecurities
Data
Metaal
1
in

un
Bankingl
Disc.and Securities
1
circulatie
t
Departm.
1
Advances

27 Dec. 1933
I 191.687
1 391.0821

58.744
1

16.756

1

13.395
20

,,

1933
1191.724
1
389.864

60.860
1

8.370 1

13.251

22 Juli

19141
40.164
1

29.317
33.633

1

Gov.
Public

l
OtherDeposits
1
Dek-
Data
1

Sec.

Depos.

1

Other
1
Bankers
Reservet
kings-
1
lAccountsl
1

27 Dec.’33
1 88.037
1

22.156 1101.216
1 36.545
1
59.705!
37,3
20

,,

’33
I

81.057
20.036 1
91.903

36.677 1
61.860!
41,6

22 Juli ’14
11.005
1

14.736
42.185
1
29.2971
52
.
,I VCI1WUUIt15 iUbbÇLiCIi flCSÇIVC Cii lJCPUit.
BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
Zilverl
Te goed
in h

Wis

Waarv.I

op
het
Belee-

Renteloos
voorschot
1
buft:l.
_sels

buitenl.1 nin
g
en

v.
d. Staaf

22 Dec.’33
76.945 1 681
34 1
4.987
1.143!
2.917
3.200
15

,,

’33 77.032
733
37 1
4.576
1.157!
2.911
3.200

23Juli’14
4.1041 640
-1
1.541
sI
769

Bonsv.d.1
1
Diver-

1
1

Rekg.COurant
Data
zelfs t.
sea
_
1)
Circulatie

1
1
Zelfst.
1
Parti-
Staat
amorf.k.
_
_
Iamort.k.Iculieren

22 Dec.’33
6.166
1

2.315
1

80.562
1

178
1 2.073
114.343
15

,,

’33
6.166
1

2.496
1

80.204
1

129
1

2.277
114.390

23 Juli’14

1

1

5.912

1

401

1

943
,, aiuipust acliva.

DUITSCI-IE RIJKSBANK.
Daarvan
Devlezen
Andere

Data
Goud
bij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tenl. circ. dekking
en
ningen
bankenl)
geldende
cheques

23 Dec. 1933
391,6
48,5
1

6,9
2.916,7
59,9
15

,,

1933
391,1
49,0
t

9,5
2.941,0
71,3

0 Juli

1914
1.356,9

1


750,9 50,2

Data
Effec- Diverse
t

Circu-
Rekg.- Diverse
ten
Activa2)
1

latie
Crt.
Passiva

23 Dec. 1933
250,6

.1
525,0
3.451,5 449,0
1

207,8
15

,,

1933
228,6
t

506,7
3.444,6 425,2
t

255,0

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
1

40,0
‘) onnelast. ‘) wo. ientenDanKscneine Z.J, rn oec. 195i, resp.04, ii mlii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.

Data

Goud
n

n5
,

0

Is.

,
Rekg.Crt.


.5
,.i
1933
.
L
ei
u
0,

28 Dec.12.7341

786 1

52
1


1

– I 3.419

217

384
21

12.7
2
81
69

766

53

355

40

3.390

183

428

FEDERAL RESERVE BANKS.

Ooudvoorraad
Wissels

Data
,,Olher
cash”
2)
Totaal
t
Dekking
t

in her-

t
.
d.

t
in de
open
bedrag
1
Notes
F
.
R.
disc..
v
er
memb

t
r
makt
bankst
gekocht
13 Dec.’331 3.571,6
t

2.662,2
216,7 118,2

t
116,2

6,,’331
3.572,9
2.654,3 206,5
115,61
61,3

Belegd
F.
R.
Notes
1
t
Qestort
1
Goud-
t

Dek-
1
Algem.
Dek-
Data
in

. s.
Gov.Sec.
in circa-1
,
Kapitaail
kings-
1.kings-
latie
1
t

perc.’)
perc.
2)

13 Dec.’321
2.431,6
3.038,2 t
2.891,6
t

145,3

t
60,2
t

63,9
6

,,

‘331
2.431,1
3.042,7
12.815,4
145,3
61,9 64,5
-,

5 Ç.LO.IOU 6UUUUUL aaL. tôa,j,
schulden: F. R. Notes en netto depoalto.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmi(Idel tegenover idem.
2) ,.Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

1
Aantal!
Dis-
1
IReservet
Totaal
t
1
Waarvan
Data
conto’s
t

Beleg-
t

bil de
t


depo-
time

1
banken

1

en
beleen.
1
gingen
t
F
R.
1
banks
t

sifo’s
1
deposits

6 Dec.’331
24
t

8.497
t

8.103 11.824
t

15.806
t

4.367
29 Nov.’331
25
1

8.568

J

8.104
11.86
4

1

15.978

J

4.410
Ue posten van Ue Ned. aflk, de Javasche banK en de bank 0? Eng.
land zijn in duizenden, alle overige posten in mlllioenen van de ho.
treffende valuta.

Auteur