9 MAART 1957
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDE1
Ec
*
‘ono
–
misch,wStati
est’sche
Beri
echten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
•
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
12E
JAARGANG
WOENSDAG9 MAART 1927
S
No. 584
INHOUD.
Blz.
DII ONGRONDWETTICHEID VAN HET BELGISCH VERDRAG
door
Jhr. Dr. C. G. S. Sandberg ………………214
De Belgische waterwegen II door
J. H. Cohen Stvart. . 215
Uit de praktijk der Credietverzekering door
Jhr. Mr.
H. Srnssaert ………………………………218
De geidmarkt in
1926
door
Tj. Greidanv …………220
De werkloosheidsverzekering in Engeland door
Mr. H.
J. Morren ………………………………..222
De Grondslagen van Steunverleening inzake Werkloos-
heid door
Jr. S. A. Verwey
met naschrift door
F. von
Koch
t
…………………………………….223
BUITENLANDSCI-IE MEDEWERKING:
De ontwikkeling van de Biet- en Rietsuikerindustrie
in de laatste jaren, vergeleken met den tijd van
vOör den oorlog door
Dr. G. Mikvsch ………..225
AANTEEKENINOEN:
Indexcijfers van groothandeisprijzen …………..
228
BOEKAANKONDIGING:
Dr;
M.
G. de Boer: Honderd jaar machine-industrie
op Oostenburg, bespr. door
Prof. Dr. Z. W. Sneller 228
MAANDOIJFERS:
Productie der Steenkolen-, Bruinkolen-en Zoutmijnen
229
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……………..
230-236
Geldkoersen.
I
Bankstaten.
Goederenhandel.
Wisselkoersen.
I Effectenbeurzen.
I
VerkeerRwezen.
INSTiTUUT VOOR ECONOMISChE GESCHRIFTEN. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Ter pstra.
ECONOMJSCH-STATISTISCHE BERiCHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van JZJa.sselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele;
Prof.
Dr. E. Moresco;
Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Weldaren Baron
Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Mr.
Q. J. Terpstra;
Prof.
Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid. Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.
Secretariaat: Pieter de Hooclvweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekeiving 8408.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van, abonnementen en adiver-
ten-ties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchque. en giro-
rekeniing No. 6729.
–
8
MAART
1927.
In verband met de maandswisseling bleef er op de
geldmarkt een vaste stemming heerschen. In het begin
der week kon particulier disconto alleen voor
3
98
pOt. plaatsing vinden, terwijl prolongatie weder 4
pOt. noteerde. Na de maandswisseling kwam er echter
reeds vrij spoedig een lichte ontspanning, zoodat zoo-
wel de prolongatierente als particulier disconto tot
334 pOt. konden terug loopen. Cail-geld, dat tot 4
pOt. was opgeloopen, werd weder voor
. 3Y8
k 3Y4 pOt.
aangeboden. * * *
Op de balans van De Nederlandsche- Bank blijkt
de post binnenlandsche wissels nog met f 4,1 millioen
te
zijn
gestegen. De beleeningen geven, nu de maand-
wisseling tot het verleden behoort, weer een daling
te zien, ditmaal van f 8,6 millioen.
De metaalvoorraad der Bank blijkt sinds de publi-
catie van den vorigen weekstaat iets te zijn terug-
geloopen. Het goud daalde met een kleine f 100.000,
terwijl de zilvervoorraad zich f 400.000 lager stelde.
De
stijging
van f 2,5 millioen, die de post papier
op het buitenland te zien geeft, correspondeert met
de gelijktijdige daling van de diverse rekeningen onder
het actief, die in de afgeloopen week van f 54,7 mil-
lioen tot f 52,2 millioen terugliepen.
De biljettencirculatie verminderde met f 8 mil-
lioen. Het tegoed van het Rijk bleef vrijwel op de-
zelfde hoogte. De rekening-courantsaldi van anderen
vertoonen een
stijging
van f 2,8 millioen. Het be-
schikbaar metaalsaldo klom met f 600.000. Het dek-
kingspercentage bedraagt nagenoeg 53.
* *
*
– De flauwe stemming op de wisselmarkt bleef nog
tot Donderdag aanhouden. Bij het ruimer worden
van de geldmarkt kwam er echter
vrij
veel vraag
naar Londen, zoodat de koers van 12.11Y4 tot 12.1234
steeg. Dollars en Marken waren aanvankelijk even-
eens iets vaster; maar al spoedig kwam er voor deze
wissels weer meer aanbod, zoodat de koersen vrijwel
de geheele week omstreeks 2.49
13
/16
en 59.20 schom-
melden. Ook Parijs was zeer stationair op 9.77. Van
de overige wissels valt nog te vermelden: een kleine
stijging van Lires, 10.93-11.02; een plotseling aan-
trekken van Madrid op Zaterdag, toen 42.25 betaald
werd, nadat de geheele week op omstreeks 41.95 ver-
handeld werd en welke
stijging
gisteren voortgang
maakte tot 42.58 en een verdere
stijging
van Buenos..
Aires. Gisteren werd voor dezen wissel het goudpari
(105
111
/) overschreden.
LONDEN,
7
MAART
1927.
Groote geldverschuivingen hadden verleden week
gedurende de eerste dagen van Maart plaats en goe-
de prijzen (4-434 pOt.) werden voor de dagelijksche
en wekelijksche accomodatie betaald; over het geheel
was geld niet ruim, ofschoon de bankstaat op een
comfortabel vlottend marktsaldo scheen te wijzen.
Disconto bleef vast op 4947/ tot Vrijdag, den
dag der schatkistbiljetteninschrij ving. Tot ieders
verwondering bleek de animo voor de schatkist-
biljetten grooter en had de toewijzing dan ook tegen
ngeveer 4Y pOt. plaats, hetgeen bijna
34
pOt. lager
is dan in de daaraan voorafgaande week. De koers
voor prima bankaccepten sloot op .4
5
/16—y8.
Heden was geld vrij gemakkelijk en disconto zwak-
kér op
4/1e
pOt.
214
ECONOMISCH.STATÎ
DE ONGRONDWETTI’GHEID VAN HET
BELGISCH VERDRAG.
Na de bestrijding van onze stelling door Prof. Jhr.
Mr. W. J. M. van Eysinga in de
e.
Sat. 136r.1 van
9 en 16 Febr.
ii..
brengt de Februari afi. van ,,de’Vol-
keubond” nog zes andere ni. van de H.H. Hoogleera-
ren in ‘het Staatsrecht: Mr. A. Anema, Mr. Dr. J. v.
d. GHten, Mr. H. Krabbe, Mr. Dr. R. Kranenburg,
Mr. Dr. C. W. v. d. Pot Bzn. en Mr. 0. W. de Vries, die
het op essentieele punten onderling en met Prof. v.
Eysinga oneens zijn.
1)
Wanneer wij’ buiten besch(uwing laten het betoog
van Prof. v. d. Pot
2)
dat door Prof. Scheltema
2)
en
Mr. Schepel
3)
afdoende weerlegd werd
4),
en dat van
Prof. dé Vries omdat deze de G’i odwet eenvoudig
‘naast zich neerlegt, dan kan de hoofdstelli’ng der an
dere heeren aldus worden samengevat:
Onze Grondwet is alleen bestemd vooi- binnen-
landsch gebruik. Zoodra nu de wetgever zich gaat be-
wegen op het in tern ationale gebied, dan heeft hij zich
daardoor op een terrein begeven waarvoor de Grond-
wet nooit voorschriften gaf noch geeft en mag hij
d’ie Grondwet derhalve geheel terzijde laten. Wat hij
dan ook doet, hij
kan
dusdoende de Grondwet niet
schenden. Hoe men over deze stelling oordeelen moge,
zeker is, dat zij gloednieuw is.
Een andere vraag is of zij juist is.
Allereerst moet dan vastgesteld worden, dat bij de
laatste Gron.dwetsherziening, toen de vraag of een
goed te keuren t.raktaat met de Grondwet mag strij-
den, ter sprake kwam, de Regeering; waartoe om. de
1)
Zie Nieuwe Couraat
28/21
en
113/27.
) N.R.C.t.
1SJ2f27..
8)
Ec. Stat. ]ler.
23f2J27.
4)
Edn argument door Prof. v. d. Pot aangevoerd, mag niet
onbesproken blijven, daar het niets minder dan eene enor-
miteit is, die evenwel ‘.door niet terzake kundigen,
cl.w.z.
door het overgroote deel der lezers en beoordeelaars in
eerste en tweede hand, eenvoudig aanvaard wordt op gezag van een hoogleeraar.
Prof. v. d. Pot toch zegt: ,,dat met de instelling van
,,het oppertoezicht (niet) bedoeld zou zijn om op water-
,,staatsgebied uit te sluiten het aanvaarden van de ver.
,,plichting zich in een geschil aan arbitrage te onderwerpen:
,,teminder omdat zulke arbitrage-contracten in 1815 nog
,,volkomen onbekend waren”
(de cursiveering is van ons).
Zijn
stelling,
met de restrictie, mits op grondwettelijke
wijze gerealiseerd, is dezerzijds nooit aangevochten en
kunnen wij dus, als niet terzake dienende buiten bespreking’
laten. Zijn door ons gecursiveerde
motiveeriny
echter is,
het spijt mij zulks te moeten herhalen, eene enormiteit.
Behalve, dat bij de latere en laatste
(1922)
grondwets-
herzieningen arbitrage.contracten wèl bekend waren, dient
erop gewezen, dat slechts
21
jaar tevoren, nI.
1794
het
arbitrage traktaat van John Jay tusschen de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika en Engeland tot stand kwam’
en de in dat traktaat voorziene commissies werden vast:
gesteld respectievelijk
28
October
1798, 8
Januari
1802
en
25
Februari
1804.
(Zie’A. de Lapradelle et N. Politis. I{e
cueil des arbitrages internationaux Paris
1905-1923. T 1).
Bovendien kwamen arbitrage-contracten en arbitrages in
de midden-eeuwen
véélvuldig
voor. Mileta Novacovitch, in
zijn ,,Les compromis et les arbitrages internationaux du
Xlie au XVe siêcle (Paris A. Pedone
1905),”
zegt daarvan
o.a.
p. 25
,La frdquence des arbitrages au moyen-agd
s’explique par un concours de circonstances.” (Zie ook b.v.
Paul Fauchill& Traité de droit international public T T
Paris
1926 pp. 534
e.v.)
Ten slotte wil ik nog wijzen op A. Raeder. ,,L’arbitrage
international chez les Hellenes” (La Haye Martinus Nijhoif
e.a.) waaruit blijkt, dat arbitrage-contracten reeds onder de oude Grieken bekend, veelvuldig gesloten en in toepassing
gebracht werden, ja zelfs Perikles het voorstel deed tot
stichting van èen internationaal
hof
van arbitrage
ter be.-
slechting van geschillen tusschen de Grieksche staten. 1
Hoe Prof. v. d. Pot eene dusdanige lichtzinnige moti-
veering, die niet nalaten kan op den leek, d.i. op het groote,
publiek, indruk te maken, naar mij persoonlijk gebleken
is, ‘met zijn naam heeft durven dekken is mij onbegrjpeljk.
Haar recht tè zetten, hoe onaangenaam ook, scheen ons
een plicht. , ‘
TISCHE BERICHTEN
9 Maait 1927
huidige minister van buiteftlndiche zak-ell
i
in deelf-
de functie behoorde, zich zéér bslist en 5ndubbelzin-
nig daartegen heeft uitgesproken. Wij moeten der-
halve aannemen •dat zij nog op dat standpunt staat.
En terecht.
De Grondwet toch beperkt in allerlei opzicht den
gewonen wetgever; geeft zekere grenzen aan waarbin-
nen hij geheel vrij is, maar waarbuiten ‘hij zich in het
gdheel niet begeven mag of niet dan op uitdrukkelijk
door haar gestelde voorwaarden.
Zij draagt den wetgever op wetten te maken, doch
steeds met dit waarschuwend woord ,,Denk er om Gij
moet blijven ‘binnen de pei-ken die ik U heb afgeba-
kend.”
De wetgever is aldus een bindend mandaat gegeven,
waaraan hij al ziji ‘handelingen te toetsen heeft En
dit heeft de Grondwetgever zéér beslist gewild, omdat
hij maar al te goed weet, dat binnen ‘de gestelde gren-
zen men veilig is en den. zich daarbuiten ‘begeven
levensgevaarlijk ‘kan zijn voor den -Staat. De last-
hebber, de wetgever, overschrijdt de schreef derhalve
nooit willens of wetens en op eene overtreding door
n’achtzaamheid of gemakzucht toc’h begaan, kan hij
nimmer het recht gronden om ziçh in den vervolge
van de gestelde grenzen. niet’s meer aan te trekken.
Dat geldt, zeggen de hoogleeraren, voor binnenlandsch
gebruik, maar ‘als ‘dezelfde lastgever denzelfden man-
datajis een opdracht doet vervullen als het ware in
het buitenland, (sluiten, goedkeuren en bekrachtigen
van tra’ktaten), dan zou dat mandaat niet meer bin-
dend, de mandataris dus volkomen
vrij
zijn.
Bijvoorbeeld: De mandataris, -de wetgever, mag zoo-
lang
libi
nog in het binnenland werkzaam is, de cen-
suur niet invoeren (art. 1 Gw.); het petit.ierecht moet hij’ vrijlaten (Gw. art. 8); de algemeene verbeurdver-
klaring der goederen, den ‘schuldige toebehoorende,
mag hi op geen
misdrijf
als straf stellen (art. 161);
Godsdienstvrijheid moet hij eerbiedigen (Hfdst. 6)
enz. enz.
Aan al deze bepalingen nu, zou hij: volgens de rede-
neering der hoogleeraren niet meer gebonden zijn,
zoodra hij zich,
in opdracht van zijn lastgever nog wel,
(art. 58) naar het’ internationaal terrein begeeft? In opdracht van zijn lastgever, om daar afspraken
te maken, die, eenmaal aanvaard, ook
en gelijke,
kracht
vms wet hebben in het bin’n.enlan.d,
als de wetten die de mandataris voor het binnenland mag maken mits
binnen de grenzen van zijn bindend mandaat? De
vraag stellen is haar beantwoorden in dien zin, dat
zulks nooit den wil van den la-stgever heeft kunnen
zijn.
Laat ons ten overvloede eens een ander voorbeeld
geven. Stel eens dat in
de Grondwet
het stellen van
do doodstraf op eenig misdrijf werd verboden, en dat
een traktaat ter goedkeuring werd aangeboden met
een bepaling die de doodstraf stelt op bepaalde inter-
nationaal belangrijke misdrijven. Dan zou, volgens do
heeren de wetgever omdat hiji zich op internationaal
gebied begaf, gerechtigd zijn geweest het traktaat te
sluiten en het Parlement zou zijn bekrachtiging niet
behoeven te onthouden op grond van het. in ‘strijd zijn
met de Grondwet. Het tra’ktaa’t zou dus door de Ka-
mers kunnen worden goedgekeurd en de misdadi-ger,
die nationaal niet mag worden gehangen, zou dan
inteinationaal
oi3l
het leven worden gebracht door de
nationale organen en….
luzn. gen.
Nergens staat er in de Grondwet, dat de mandata-
ns zijn bindend ‘mandaat thuis mag laten wanneer
hij zich op buitenlandsch terrein begeeft. Het erin
te willen leggen moge •scherpzinnig zijn, maar maakt
het nog ‘niet juist. De wetgever blijft aan zijn man-
daat ook bu-itenslands gebonden en heeft slechts vrij-heid van handelen binnen de grenzen van dat mandaat,
d.i. de Grondwet, een waai-heid die, n’en -déplaise de
soph:ismen der hoogleeraren, ook door de Regeening
al’s onomstootelijk erkend werd en voor haar nog
geldt.
9
Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
215
Overschrijdt hij zijn mandaat dan pleegt hij grond-
wotsscheding, onverschillig of hij zich bewoog op
nationaal of internationaal gebied, en hij die zulk
eene handeling sanctionneert doet eveneens en
schendt zijn eed op die Grondwet afgelegd.
Zoo staat de kwestie in een taal die ook begrijpelijk
is voor niet rechtsgeleerden.
Het betoog der bestrijders van onzë en der Regee-
ringastelling, doet aan als een fop-speentje, waarmede
wellicht •het geweten tijdelijk gesut zou kunnen
worden, doch dat een fop-speentje blijft, hoe hard
cle (eventueeie) gebruikers hun oogeti daarvoor ook
mogen dichtknijpen.
C. G. S. SANDB2RC.
DE BELGISCHE WATERWEGEN.
II.
De tegenstanders van het vatertransport in België
–
d.w.z.
zij, die meenon, dat de waterwegen, inverge-
lijking met de spoorwegen, slechts geringe economi-
sche waarde hebben, dat de staat er daarom geen geld
aan dient te verspillen, maar liever het spoorwegwezen
verder behoort te ontwikkelen en te perfectionneeren
– gronden hun betoog meestal in hoofdzaak op de
stelling, dat watervervoer slechts voordeelig is over
lange afstanden., zoodat het in een klein land als Bel-
gië geen kans heeft tegen de spoorwegen. Aldus o.a.
een gezaghebbend woordvoerder op dit gebied als
Prof. de Leener te Brussel die, op grond van onder-
zoekingen van den Duitschen specialist Sympher,
aanneemt, dat watertransport op afstanden van min-
der dan 50 EM. niet tegen den spoorweg kan concur-
roeren, zelfs in gevallen, waar zoowel verzender als ontvanger der lading onmiddellijk aan het water ge-
legen zijn.
1
)
Welnu, deze stelling wordt in België zelf gelogen-
straft •door het enkele feit dat, zooals in mijn vorig
artikel werd aangetoond, verreweg het grootste deel
van Antwerpen’s binnenvaartverkeer afkomstig is van
of gericht op plaatsen, binnen een radius van 50 EM. van die haven gelegen en ook door spoorwegen daar-
mede verbonden, terwijl juist met de veraf gelogen
plaatsen het waterverkeer miniem en door de spoor-
wegen geheel overvleugeld is.
De berekeningen van Sympher dateeron van lang
v66r den oorlog; zij waren gebaseerd op de toenmalige
Duitsche spoorwegta.rieven, die anders waren dan •de
Belgische en bovendien inmiddels geheel veranderd
zijn; op een waterweg, een scheepstype, scheepvaart-
rechten en exploitatie-methodes, die van de Belgische
totaal verschilden en verschillen, zoodat een zuivere
basis van vergelijking ontbrak en ook nu nog ont-
breekt. Er zou dan ook geen aanleiding zijn hier bij
de zaak stil te staan, ware het niet, dat Prof. de Lee-
ner’s stelling – die hij in een recente studie opnieuw
poneert
2)
door velen in België als een soort eco-
nomische wet van Meden en Perzen wordt geaccep-
teerd en aan een juiste beoordeeling van het Belgi-sche verkeersprobleem in den weg schijnt te staan.
Onder al de talrijke factoren, die in het, algemeen
de concurrentiemogeljkheid tusschen spoor- en water-
wegen bepalen zijn er vooral drie, welke mi. den door-
slag geven, nl. 1. de op het bedrijf vallende lasten
met betrekking tot de kosten van aanleg en onderhoud
van den verkeersweg; 2. de tariefpolitiek der. spoor-
wegen; 3. de capaciteit van den waterweg en het
G. do Leener,
La Politique (les Transports en Belgique
(1913),
blz.
152 vv.; 9ynspher,
Die wirtschaftliche Becleu-
tong des Rhein-E.lbe Kanals
(1899)’.
In de Nov. af
1.
der Revue Economique Internationale
Ter verklaring van
het geringe aandeel der waterwegen
iii het massale vervoer en ten bewijze van zijn stelling ver-
meldt Prof. de Leener, ‘dat in
1925
de gemiddelde- afge.
legde afstand van dat vervoer per spoor was 57 KM.
Om
met dif cijf er iets te bewijzen, had hij ook den gemiddelden
afstand van het massale watertranspor.t moeten opgeven;
vermoedelijk zou dit de onjuistheid zijner stelling hebben
aangetoond.
daarmede verband houdende maximum draagvermo-
gen der schepen.
Ad 1 zou men, wat watertransport betreft, als twee
ui-tersten kunnen noemen het Nederlandsche stelsel,
dat aanleg en onderhoud der voornaamste waterwegen
geheel voor rekening van den Staat laat, en het Duit-
sche, dat deze lasten op de scheepvaart verhaalt door de
heffing van rechten, varieerende van 0,5 tot 3,5 Pfg.
per tkm. volgens 4 goederenkiassen naar het model der
spoortarieven. Tusschen deze uitersten in staat Bel-
gië, dat een uniform recht heft van 0,5 c. per tkm.
0
1) de aan den Staat behoorende kanalen en 0,16 c. op
de gekanaliseerde rivieren, maar daarmede alleen de
onderhoudskosten dekt; om ook rente en aflossing
van het aanlegkapitaal to ‘dekken zouden deze rech-
ten, volgens een voor-oorlogsche berekening (die in-
tusschen door de cleprecia-tie van de Belgische staats-
schuld haar waarde verloren heeft) 1,5 c. per ‘tkm.
hooger moeten zijn.
In beginsel valt zeker voor het Duitsche stelsel wel
wat te zeggen en heeft De Leener tot op zekere hoogte
gelijk, wanneer hij zegt, dat een binnenschipperij geen
econ.omisch recht van bestaan heeft, indien zij de ka-
pitaallasten op de door haar bevaren waterwegen niet
kan opbrengen. Een land echter, dat met natuurlijke
waterwegen gezegend is, zal er steeds op uit zijn de
nuttige ‘sfeer van dit verkeersmi’ddel zoo ver moge-
lijk uit te breiden en hetdoor •den aanleg van aan-
sluitende kanalen e.d. zoo intens mogelijk uit te bui-ten. Dat hiermede de ga.nsche volkswelvaart en niet
alleen de binnenschipperj of de toevallig aan de -ka-
.nalen gelegen plaatsen gediend zijn, is een waarheid
clie •ten onzent grif wordt erkend maar waar men in
België – door onbekendheid met de waarde van een
overal doorgedrongen watertransport – ietwat vreemd
tegenove.r staat. Trouwens er zou tegen de heffing
van scheepvaartrechten voor het beoogde doel geen
irincipiee1 bezwaar behoeven te bestaan, zoolang zij
op het
vervoer,
niet op den
vervoerder
drukken, d.w.z.
zoolang zij in de vracht terug verdiend kunnen wor-
den. De concurrentie der spoorwegen heeft dat in
vele gevallen
bijna
onmogelijk gemaakt, omdat voo.r
deze de noodzakelijkheid niet bestaat om de op cen ge-
geven traject vallende kapitaalslasten ok in de voor
dat traject geldende tarieven tot uiting te brengen.
Een over een uitgebreid lijnennet beschiklcend
spoorwegbodrijf is hier duidelijk in het voordeel: het
kan op 66n lijn uiterst lage. tarieven vaststellen en
alch daarvoor op andere lijnen, waar geen watercon-
currentie is, compenseeren. Vooral is dit het geval
in een land als België, dat, naast een buitongewoo.n
dicht net van spoorwegen, slechts weinige en meeren-
deels gebrekkige waterwegen bezi’t; dat bovendien
zijn spoorwegen niet exploiteert op een basis van re-
delijk rendement, doch met ampere kostendekking te-
vreden is, ja er zelfs (door allerlei lcunstgrepen met
cle -kapitaalrekening’) geld op toeiegt. Een vergelijking
met Duitschland gaat hier niet op: de Pruisische
spoorwegen leverden’ voor den oorlog ruim 6 pCt.
netto winst op en waren zoodoeude een belangrijke
bron van inkomsten voor den Staat; alleen daardoor
is te verklaren, dat toen ook de binnenvaart- de tame-
lijk hooge kanaalrechten kon verdragen. Onder het
nieuwe Duitsehe spoorwegrégime, dat zich om de be-
langen der binnenvaart weinig bekommert en deze
door een vernuftig uitgedacht stelsel van staf fel-
tarieven een moordende concurrentie aandoet, hoort
men de Duitsche binnenvaart steen en been ‘klagen
over de ‘kanaalrechten.
Nu is het wel opmerkelijk, ‘dat het staffeltariefprin..
cipe – thans algemeen aanvaard – oorspronkelijk een
Belgische vinding is en juist als concurrentiewapen
tegen het watertransport bedoeld was. Reeds dade-
lijk bij den aanleg der eerste Belgische Spoorwegen,
die, zooal-s wij gezien hebben, beoogden België onaf-
1)
Zie hierover Econ. Stat. Ber. van
9
Febr., ,De Belgi-
sche Spoorwegen.”
216
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
0
•
….
•
:
•Ruhrort
•
….. …•
…” llerdwgen
..
Cet?
‘
Dt’L.yse/dorP
•
..
”,&
..••
j
•
…….
B,’ussel
X
k’eziIen
• Luie.
•
%_.._
•
aS
•
Naïneni
f
a.
C’ambra ‘
/117?/ens
:
.
j
‘
t –
••
•
:
P e
•
:s%
•
ecA ç
•.
LUXEMB9
..
:.
.
L
•
-.
jThion viiie
Hannhe/,
Reims
•
vet’au c
‘. /
•.
-.
– . • •
MeLz SAARGE5/ED
Chalons
‘
5
/M
LOrH,4RI1YqEN
WATEP.WEGEN
••ss•
SPOORWEGEN
Nancy
••••ONrwEpp-HEfVT,qicH
ToLil
Marne_TJr1 Kan.
MaERo/JK-KqN,4p
.
EL ZA 5
Sraa/
Nederlandsch-Belgiseh-Fransche waterwegen en voornaamste Transit-spoorwegen op Antwerpen, j.uik en Namen.
hankelijk te maken van de Nederlandsce waterwegen,
stond men voor de noodzakelijkheid de vrachttarieven
z66 te stellen, dat zij vooral
0.1)
lange afstanden –
waar de goedkoopte van het watert,ransport zich het
sterkst doet gevoelen – opgewassen zouden zijn tegen
de Nederlan.dsche, Rijn- en de Belgische binnenvaart.
Men zocht en vond de oplossing in de staffeling, d.w.z.
in de’vaststelling van zekere hasisvrachten voor mini-
mum afstanden – 25, 50 of 75 EM. – en de progres-
sieve vermindering van .die basiavracht naar gelang van den afgelegden afstand. Een eigenaardig gevolg
van dit stelsel was, dat men er in het doorvoerverkeer
met Duitschiand en Frankrijk naar streefde, het ver-
voer over een zoo lang mogelijk Belgisch traject te
leiden, al moesten de goederen daarvoor een omweg, maken.Zoo ontst.ond het bekende ,,transit-barême”,
gebaseerd op een vracht van 6 c. per tkm. voor de
eerste 75 EM., 1 c. voor de volgende 80 EM. en 2 c.
voor eiken verderen afstand; het leidde er toe, dat
hijv. voor het verkeer niet het Noordelijke Rijnland
niet hij voorkeur gebruik gemaakt werd van de route
over Roermond (afstand Antwerpen—Nederi. grens
75 EM.), doch van den omweg over Herbesthal—Ver-
viers—Luik (180 EM.). Van liet effect der Belgische spoorwegconcurrentie
in het cloorvoerverkeer met Duitschiand weten onze,
voornamelijk op de Rijnvaart steunende, havens mede
te spieken. Ook in het bin’neuiandsche vervoer heb-
ben de Belgische spoorwegen op deze wijze met suc-
ces de binnenvaart op lange afstanden bestreden. Ter-
wijl echter cle Rijnvaart (ook die op Antwerpen) doôr
een s’teeds verbeterende organisatie en het gebruik van
steeds grootere schepen den spoorweg in hot vervoer
van massale en zelfs van ‘stukgoederen wist. te wee’r-
staan, bleef de Belgische binnenvaart gekluisterd, aan
een stelsel van waterarmë of gebrekkig aangelegde
en slechts voor kleine, weinig diepgaande schepen
bevaarbare en daarbij aan tollen onderhevige water-
wegen. Alleen de Beneden-Schelde tot Gent en de
daarop uitkomende kanalen naar Brussel en Len-
ven laten een eenigszins grooter scheepstype toe, en
ook tusschen. Antwerpen en Luik vaart thans – maar
uitsluitend langs den omweg over Den Bosch: de
Kempensche vaart is daarvoor niet toegankelijk —
een vrij aanzienlijke vloot van schepen van 550 ton,
die echter niet meer dan 450 ton kunnen veivoeren
op een maximum diepgang van 1,90 M., wegeps de afmetingen van het kanaal Luik-Maastricht. Een en
ander weerspiegelt zich in de gemiddelde tonnenmaat
van de op Antwerpen varende binnenschepen, welke
in 1924 bedroëg: van en naar het binnenland 201 ton,
Nederland 335 ton, Duitschland 857 ton, Elzas-Lotha-
rIngen 1218 ton.
Het is duidelijk, dat onder deze omstandigheddn
van eenig
.
omvangrijk watervervoer zelfs van massale
goederen op lange afstanden in
België
geen sprake
kan zijn, hetgeen dan ook verklaart waarom zich .dit
alleen niet het buitenland, of in België op betrekke-
lijk korte, toivrije en door de saffelspoortarievn niet
beheerschte -trajecten heeft kunnen ontwikkelen. Tee-
kenend is •het geval van steenkolen. Déze maken
mèer dan een derde van al het watertiunsport uit,
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
217
maar 90 pot. van do heele
Belgische
kolenproductie
wordt per spoor vervoerd!
In het algemeen omvatten juist massale goederen,
grond- en delfstoffen, bouwmaterialen (kalk, cement,
zand, steenen e.cl.) een overwegend percutage zoo-
wei van het water- als spoorvervoer, en wel respec-
tievelijk van het vervoer. Te water Per spoor
Steenkolen, cokes etc………..
37
28 o/
Metallurg. prod. en ertsen ..
7 ,,
14
Bouwmater. en delfstoffen
21 ,,
16
Keram. prod., glas en grondst
10 ,,
12
Landbouwproducten ……….10 ,,
5
Andere goederen …………..
15 ,,
23
100
0/
100
0/
Tanneer
men daarbij in aanmerking neemt, dat in
totaal per spoor 3 ii 4 maal zooveel wordt vervoerd
als te water, dan krijgt men een denkbeeld van de zeer
overheerschende rol, die de spoorweg in België speelt
in het massale vervoer. Dit is te merkwaardiger, om-
dat de meeste ontginnings- of productie- en veelal
ook de bestemmingsplaatsen van deze massald goede-
ren te water zeer goed te bereiken zijn,- zij het dan
ook niet altijd z66, (lat juist productie- en bestem-
mingsplaats in rechtstreek-sche vaterverbinding
staan, terwijl in vele gevallen de terreingesteidheid
niet gunstig is voor ‘den aanleg van zijkanalen e.d.
Maar de hoofdzaak is, •dat cle waterwegen, die de be-
langrijkste centia met eikauder verbinden en de hart-
aders zouden moeten zijn van een wijdvertakte bin-
nenvaart, niet aan moderne eischen beantwoorden
en door do spoorvegpolitiek worden gefnuilct.
Dat een meer op de bevordering der binnenvaart
gerichte verkeerspolitiek voor België zelf voordeelig
en rationeel zou wezen, wordt daar te lande ook wel
ingezien, al was het alleen, omdat de wenscheljkheid
van gedeeltelijke ontlasting van eenige der drukste
spoortrajecten zich in toenemende mate ‘doet gevoe-len. Tot deze trajecten hehooren met name die, welke
het Ma as-Sambre-gebied niet Antwerpen verbinden, en de omstandigheid, dat •de daarop doelende water-
egen toil decle samenhangen e.n samenvallen, ten
cleele parallel loopen en concurrecreii met ‘de Neder-
landsche, doet de vraag rijzen of Nederland bij cle tot-
standkoming of verbetering dier Belgische verkeers-
wegen belang heeft cii daartoe, voorzoover in zijn
vermogen ligt, behoort mcde te werken. Mi. is dat
zeer stellig het geval, mits daarmede gepaard ga eene
zoodanige herziening van de wederzijdsche verkeers-
politiek, dat cle beide landen hunne verkeersstelsels
niet, als tot ‘dusver,
tegen
elkander aanwenden en ge-
scheiden houden, doch ze zooveel mogelijk doen aan-
eensluiten en dienstbaar maken aan de wederzijdsche
belangen die toch, van een breed standpnnt be-
schouwd, in
hoofdzaak
gemeensc1wppelij1ce
belangen
Aan plannen tot verbetering en uitbreiding van het
waterwegennef, heeft het ook v66r den oorlog in Bel-
gië niet ontbroken, maar in 1920 is de Belgische re-
geering, met het toen zoo veel verbreido financieele
optimisme, voor den dag gekomen met een program-
ma dat alle vroegere in ‘de schaduw stelde. Behalve
uitbreidingsplannen voor de haven van ‘Antwerpen
geraamd op 114 millioen francs en een aantal klei-‘
riere haven- en kanaalontwerpen ten bedrage van ge-
zamenljk 116 millioen, omvatte het de volgende groote
pro3ecten:
millioen
Kanaal Brusael-Charleroi, bevaarbaar te maken
voor schepen van
600
ton ………………
150
Kanaal Luik-Antwerpen via Lixhe-Hasselt
350
Kanalisatie Midden-Maas tot Fransche grens
62,5
Verbetering Maas tusschen Luik en Nederl. grens
75
Kanalen in Brabant ……………………..
115
Kanalen in Limburg………………………
112,5
Kanaal Antwerpen-Rijn (Belg. en Nederi. secties)
210 Verbetering Sambre tusschen Namen en Charleroi
30
Kanaal Antwerpen-Moerdijk ………………
125
1230
Alles bij elkaar ruim anderhalf milliar’d francs, hij
een toenmaligen koers van ongeveer 9 dollarcent.
Zooals men weet, zijn later het Luik-Antwerpen
cii
het Antwerpen-Rijn project samengesmolten tot
(én Schelde-Maas-Rijnplan, zooais dit ten slotte is
bel ichaamd in het Nederlandsch-Belgische verdrag
volgens het ontwerp-Hentrich. Er was nog een ander
ontwerp van den Belgischen ingenieur van Oaenegem,
die in de verbinding Antwerpen-Luik de groote krom-
,ming over Bocholt wilde afsnijden ‘door een meer recht-
streeksch tracô via Hasselt-Genck-Sutendael-Oanne-
‘Lixhe, juist even buiten de Nederlandsche grens om,
terwijl de Rijn zou worden bereikt door een aftakking
‘van Sutendael via Sittarcl naar Düsseldorf. Dit plan
is zoovel om zijn aanzienlijk grootere kosten als om
zijn minder aantrekkelijice verbinding met den Rijn
verworpen, maar het is interessant als eene demon-
stratie van do practische onmogelijkheid om Luik en
Antwerpen door een waterweg te verbinden met ver-
mijding van Nederlandsch grondgebied. Onmiddel-
lijk bewesten Maastricht begint nl. een buitengewoon
moeilijk, aan afschuiving onderhevig en rotsig heu-
velterrein, dat door een 13 EM. lange ingraving, met
diepten tot 61 M., zou moeten worden overwonnen.
Hoewel technisch wellicht niet absoluut onmogelijk,
zouden de aanlegkosten van dit traject vrijwel pro-
hibitief zijn. )
In de z.g. enclave van Maastricht bezitten wij der-
halve een zeer sterke ,,strategische” positie ‘ten op-
zichte van het Luiker gebied en zijn verbinding met
de Zee; echter heeft deze positie voor ons slechts waar-
‘de voorzoover liet Luik-er verkeer den waterweg volgt
en België daartoe medewerk-t op zijn grondgebied. Nu
spreekt uit België’s optreden ontegenzeggelijk een
streven, het Luik-er verkeer zooveel mogelijk voor Ant-
werpen te verzekeren, ja, de verbetering van ‘den vaar-
weg daaraan ondergeschikt te maken en anders het
verkeer liever over den ‘spoorweg te leiden. In Luik
zelf ziet men cle zaak anders en we’nscht men ‘de best
mogelijke watervorbindung zoowel met de Nederland-
sclie havens als met Antwerpen. Het is duidelijk, dat
‘dit niet alleen de beste maar ook de eenig mogelijke
oplossing is.
Waarborgt het verdrag deze oplossing in allen
dccie? In hoofdzaak ja, al zou men er gaarne ten aan-
zien van de bevaarbaarheid van . de Maas op Belgisch
gebied een soortgelijke bepaling in lezen als die, welkp
onzerzijds wordt aanvaard voor de Schelde en de
groote kanalen, nl. een vaag gehouden verbintenis
om die bevaarbaarheid ten allen
tijde
gelijken tred
te doen hou’den met •de eischen ‘der scheepvaart. Zoo
men het mogelijk en noodig heeft geacht onze Maas
ten behoeve van ons ontluikende kolenbedrijf te ka-
naliseeren voor schepen van 2000 ton, waarom dan
deze zelfde norm niet gesteld voor de Belgische Maas,
althans tot Lui’k, zoo -niet tot Namen, ter ontsluiting
van dit hoogst belangrijke industrieele gebied voor
de grootste binnenschepen? Allicht zijn er technische
bezwaren. De Maas is geen waterrjke rivier; het ver-
val op Belgisch ‘gebied aanzienlijk. Wanneer men ech-
ter het oog laat vallen op de unieke ligging van Luik
en Namen ten opzibhte van de Luxemburgsche en
Lotharingsche industriegebieden en men verneeint
daarenboven van Fransche plannen om het Canal de
l’Est te verbeteren en zelfs een geheel nieuwen water-
weg aan te leggen van de Maas naar het Lotharing-
scheindus-triegebied, dan vraagt men zich af of niet
voor do beide Belgische Maashavens een groote toe-
komst als binnenvaart- en overslaghavens is wegge-
led – mits een voldoend vaarwater en een aan de
binnenvaart goed gezinde Belgische spoorwegpolitiek
daartoe medewerken.
Intussëhen wordt de urgentie van een grootscheep-
‘)
Het Riji Iaas-Schele.Ka’naal,
eene vergelijkende stu-
die der plannen van Caenegem
1922
en Hentrich
1923, uit-
gegeven door dc Kamer van Koophandel voor Noordelijk
Limburg te Venlo.
218
ECONOMISCH-STATISTISÇHEBERIÇHTEN
9
Maart
1927
schen waterweg tusschen Luik en Antwerpen ter ont-
lasting of completeering van den spoorweg niet alleen
gevoeld in het Luiker verkeer, maar ook in de door
dien waterweg te doorsnijclen streek, en met name in
de zoo veelbelovende Belgische Kempen. In dit, vlak
aan ons land grenzende gebied wordt in de komende
jaren een buitengewone industrieele ontwikkeling ver-
wacht in verband met de nieuwe steenkQolontginnin-
gen, die wegens den aard der kolen ook juist in een
toenemend tekort der Waaische mijnen voorzien en
dus de behoefte doen ontstaan aan goedkopp trans-
port naar de metallurgische industrie aan Maas en
Sambre. Hoewel dit nieuwe industrieele gebied zich
uit den aard der zaak in de eerste plaats op Antwer-
pen zal orienteeren, kan en zal het ongetwijfeld een
levendig verkeer met ons aangrenzende Noord-Bra-
bant doen ontstaan en wellicht ook daar nieuw indus-
trieel leven wakker roepen. Het is daarom te hopen
dat de nieuwe waterweg Luik-Antwerpen zij
,
ii vertak-
kingen zal krijgen naar het Noorden.
* *
*
Onze Zuiderburen te bekeeren tot een breed opge-
vatte waterverkeerspol itiek en nauwere aansluiting
tusschen het Nederlandsche, en Belgische waterwe-
geniet – ziedaas mi. een aantrekkelik object v5n
economische toenadering, dat wij ons bij de sluiting
van het verdrag met België dienen te stellen. Ook ten
aanzien van de wederzijdsehe spoorwegen en spoor
tarieven zou men een dergelijke toenadering moeten
venshen, maar ik leg op de waterwegen den nadruk,
omdat zij ook in het onderhavige verdrag een hoofdrol
spelen en omdat ons land juist op dit gebied techni-
sche en financieele medewerking
zou
kunnen verlee-
nen. De verwerenlijking van het hierboven veerge-geven Belgische kanalenprogramma – of zelfs maar
van een deel daarvan – zou trouwens op zichaelvc
reeds
ingrijpende
veranderingen in de heele Belgische
ver.keerspolitiek teweeg moeten brengen, omdat het
daarmede gemoeid zijnde aanlegkapitaal
bij
een voort-
gezette eenzijdige bevoordeeling der Spoorwegen nooit
zijn rente zou kunnen opbrengen.
Of nu de in het verdrag belichaamde 1kanalen juist
aan het hier gestelde doel beantwoorden is een andere
vraag. Wel zouden zij er waarschijnlijk toe bijdragen,
den spoorweg in het doorvoerverkeer met Duitsch-
land te verdringen en daarmede België meer toegan-
kelijk maken voor de belangen der binnenvaart. Ik wil
hierop echter thans, na al hetgeen reeds over deze
kanalen gezegd en geschreven is, niet verder ingaan.
J. H. COHEN STUART.
UIT DE PRAKTIJK: DER CREDIETVERZEKERING.
De credietverzekening, jongste tak der schadever-
zekening in Nederland, is ten onzent nog weinig be-
kend. Da poging onzer Regeering om haar te doen
strekken tot bevordering van onzen uitvoerhandel,
heeft zoo weinig succes gehad, dat zij zeker niet daar-
door populair kon worden. Het was eerst in den zo-
mér van 1925, dat de Verzekeningsbank ,,De Nieuwe
Eerste Nederlandsche” ertoe overging deze branche
te beoefenen; daarvôôr was zoodanige verzekering bij
een.e hier gevestigde instelling onbekend; daarna zijn
twee andere maatschappijen, hijzon derlijk daarvoor
opgericht, zich op denen vorm van assurantie gaan toeleggen. Het kan, waar de ervaring reeds nu niet
zoo gering en bij velen de kennis nog zoo vaag is, van
belang zijn, eenige beschouwingen aan de praktijk vân
dit bedrijf te ontleenen.
Wat hij den aanvang der exploitatie den Nederland-
schen assuradeur, die in het buitenland zijn licht
heeft opgestoken, wel’ sterk moet treffen, is het feit,
dat dit licht slechts betrekkelijke practische waarde
heeft. Natuurlijk is het onontbeerlijk voor hem, clie
den nieuwen vorm ten onzent gaat toepassen., te w’c-
ten, welke bezwaren elders gerezen zijn en hoe mcii
ze daar heeft trachten op te lossen, ook: tot welke
algemeene regelen men ginds is gekomen, welke lei-
dende gedachten den grondslag der uitvoering ,voi-
men. Met de kennis van dat alles zal de pionier hier
in belangrijke mate, zijn voordeel kunnen doen. Maar
dan wordt hij alras gmvaar, dat de praktijk van het
vak ten onzent andere eischen stelt dan waaraan over
cle grenzen voldaan is. Wat toch ook niet wonderlijk
is. Want credietverzekering wil den (reëelen) handel
steunen, door dien credietgever een waarborg te ‘ver-
schaffen tegen mogelijlde wanbetaling van çle zijde
zijner sc’huldenaren. Tegemoetkoming aan den handel,
voorziening in bij den handel bestaande behoeften.
maar dan heeft de assuradeur af .te wachten,’ in welke
bijzonciere behoeften op dit stuk de handel ten zij-
nent voorziening verlangt. Niet hij heeft hier te iei-
den, de keuze te bepalen; biedt hij aan wat niemand
begeert, men gaat zijn deur voorbij’. Kans daarop
loopt hij, indien hij meent, buitenlandsche modellen
hier te kunnen volgen. Want van land tot land is cie
handel ten aanzien van velerlei eigen aarciighe’den
zeer verscheiden en vertoont overal een vrij sterk na-
tionaal karakter. In
crediet-assuradeur weinig dadelijk-bruikbaars ontlee-
nen aan wat hij elders heeft geleerd. Daarmee toege-
rust, zal hij’ in staat zijn dat daar geleerde, vervormd,
naar nationale behoeften gewijzi.gdl, hier toe te passen
op zoodanige wiJze als onze handel zal blijken te wen-
schen. Maar indien hij meent, dat de elders meest ge-
bruikelijide regeling oo’k hier wel het meest zal won-
den gevraagd, dan zal hij, gewaar worden, dat de daar-
voor door hem ontworpene polis hier weinig wordt
hege,rd; hij za] voor andere regelingen polissen moe-
ten opstellen en dan ervaren, dat van deze bij voor-
keur combinaties worden verlangd. Zon zal hij zelf
zijn wég moeten vinden.
Reeds daardoor is cle credietverzekening een verras-
send bedrijf. Zij is dat ook, doordat zij’ bij elke aan-
vrage den assuradeur stelt voor telkens weer andere
feiten, gegevens, verhoudingen, die hij moet onder-
zoeken alvoren’s eene zelfs voorloopige beslissing te
nemen. Terwijl hij gewoon is hij andere takken van
sc’hadeverzekening de voorgestelde posten in korten
tijd naar vaste regels af te doen, kan daarvan hier
geen spralde zijn, wil hij’ niet risico’s aanvaarden, die
hij, achteraf bezien, beter had afgewezen. Voorzichtig-
heid is en blijft hier het parool, ook al omdat’het in
vele gevallen gaat om groote ‘bedragen, om mogelijk-
heden van zeer belangrijke schaden. Die voorzichtig-
heid zal den verzekeraar vooral in den aanvang nopen,
veel af te wijzen van wat hem wordt geboden, niet
ter wille der productie toch maar de ‘hand te lichten
met strenge eisc’hen van goed beleid. Het komt mij’ voor, dat in deze practische noodzaak
van beperking en scherpe ‘selectie een grond is gele-
gen, waarom credietver’zekei-‘ing bij voorkeur moet
worden beoefend als branche eener reeds op breede basis gevestigde verzekeni’ngs-insteliing en niet als
eenig object eener alleen daarvoor op- en ingerichte
maatschappij. De leiders ‘der instelling, die
oolc
ere-
dietverzekering exploiteert naast veel anders’, dat van oud’s reed’s door haar is opgenomen in de werk-sfeer,
zullen het zich .kunnen getroosten, indien zij aanvan-
kelijk op het nieuwe terrein hog niet veel zaken doen:
niet alle takken van den boom kunnen dadelijk even
breed uitgroeien en aan het geheel hindert het niet, als er een, zelfs langen tijd, achterbljft. Maar ‘is al-
les, heel de instelling en hare organisatie, enkel op
credietverzekening aangewezen en moet dan terwille
der selectie veel van de hand worden gewezen, ‘dan
ziet men den geringen omvang der portefeuille met
andere oogen aan.
Laat mij nog een andere overweging noemen, die
mi. ertoe leiden moet, de credietverzekening bij voor-
keur als onderdeel van een velgevestigd en groot ‘be-
drijf te beoefenen. Zij is dere: credietverzekering is
iii hoofdzaak ,,conjunctuur”-ve’rzelcering. Wanneer, cie
con t.ractantt gemi’dde]:d jaanlij’lcs op één ton te innen
vorderingen
Y2
pOt. tekort komt, heeft het geen zin,
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATS.TISHE BERICHTEN
219
daartegen dekking door assurantie te zoeken, want
de prijs voor de dekking, de premie, zal ‘door hem, die
(iit risico aanvaardt, alvast ook op 4 pOt. over den
omzet van een ton worden gesteld en voor dien prijs
kan cle belanghebbende ook vel zelf risico loopen. Maar de conjunctuur kan omslaan en daardoor kan
de verlies-norm tot ahnormaai peil stijgen. Die kans is
vooral ernstig, als •de gezamenlijke afnemers tot één
bedrijfsgroep behooren: de leerlooierij, die haar pro-
duct geregeld aan tal van schoenfabrieken levert, zal
haar gewone bedrag aan oninbaje posten sterk zien
toenemen, wanneer hij’. door valuta-concurrentie de
positie der schoenfabrieken zwakker wordt. Dat. risico
komt ook voor rekening van den assuradeur en zal
bij zijne premiebepaling ook een factor van beteekenis
zijn.
Men overdrijft, dunkt mij, niet, als men zegt, (lat
hierin eigenlijk
het
grootc risico der credietverzekering
is gelegen. En daarin ligt de grond, waarom, gelijk bij
elk ,,catastrophe”-risico, groote reserves buiten en be-
halve de premie-reserve moeten worden gemaakt, eer
er van winst sprake zal zijn
bij
een bedrijf, welks uit-
komst door onzekerheden in zoo hooge mate wordt be-
heer.seht. Doch zich het aanleggen van die g.roote re-
serves en het tot op langen tijd verschuiven van winst-
uitkeering getroosten, komt aan een groot bedrijf
voor een onderdeel minder slecht gelegen dan aan
cello onderneming, welker winst slechts uit de Séne
bron kan vloeien. Wellicht ook heeft de maatschappij,
die de credietverzekering slechts als eene nieuwe
branche heeft ter hand genomen, uit de vele andere
in den loop der jaren, boven het voor toekomstige ver-
plichtingen volgens de gebruikelijke regelen bereken-
de, een extra-stootkussen voor onvoorziene obligo’s
weten te vormen; alsdau valt ook daardoor voor haar
het dragen van catastropbe-risico uit credietverzeke-
ring minder zwaar.
De credietverzekeraar, clie met financierings- of
disconteerin gs-instellingen, welke huurkoop-overeen-
komsten aangaan, in aanraking komt, heeft daardoor
de gelegenheid van naderbij met deren jongsten, snel
en stejic zich uitbreidenden handeisvorm ‘kennis te
maken. Allicht zal daardoor zijn oordeel milder uit-
val]en dan dat van hen, die te zeer uitsluitend het
oog gericht houden op de trouwens voor de hand lig-
gen de schaduwzijden van een stelsel, waardoor velen in staat gesteld en ertoe opgewekt worden, den eigen-
dom te verwerven van goederen, waarvoor zij den
koopprijs niet reeds dadelijk, ook niet na verloop van
een nornialen crediettermijn, tot hunne beschikking hebben. Zelcer ligt daarin voor velen de verleiding, zich voorwerpen aan te schaffen, waarvan het bezit
voor hen begeerlijk is, doch die zij niet tot zich zou-
den nemen, indien zij niet doo.r gemakkelijke beta-lingsvoorwaarden daartoe werden verlokt en die zij
wel gebruiken kunnen doch niet noodig hebben. Doch
men- hoede ook in deze zich voor generaliseeren. De
jonge arts, wien de koopprijs van voor hem onmisbare
instrumenten te zwaar valt, kan bij ,,payemeut â ter-
mes” baat vinden. De icleine handelaar (bijv. een
groentenboer), die met paard en wagen zijne nering
drijft doch moer klanten zou kunnen bedienen als hij
een ,,Ford-truelc” bezat, waarvoor hij echter de con-
tanten mist, ofschoon hij het bedrag (met rente ver-
hoogd) wel in bijv. een jaar kan opbrengen na vooraf-
gaande contante betaling van 25 pOt., kan econo-
misch-juist handelen, indien hij aldus zijn bedrijfs-
outillage verbetert. De huisvrouw, die een arbeidsbe-
sparenden stofzuiger of een licht-hanteerbare vasch-
machine als nuttige ,,mechanieering” van haar op-
gelegde besognes welkom zou heeten en wel kans ziet
uit over to leggen spaarpenningen in een reeks van
maanden zich van den betalingsplicht te kwijten,
doet niet onwijs als ze eene daartoe strekkende trans-
actie aangaat. En de credietverzelceraar, die de finan-
cierings-instelling steunt door haar de betaling der
wissels te waarborgen (door welke verwaarborging die
instelling deze wissels bij eene bank gedisconteerd kan
krijgen, zoodat een belangrijk deel van haar, anders wel-
licht spoedig uitgeput, werkkapitaal rouleert), zulk een
crediet-verzekeraar bevordert zoodoende de ontwilcke-
ling van een alleszins verdedigbaren handeisvorm.
Mits, natuurlijk, ook hij zijn steun onttrekt of ont-
houdt in gevallen, waarin hij -den handel niet meer als
alleszins verdedigbaar zou mogen beschouwen. Con-
trôle daarop kan hij oefenen door afgifte van eene po-
lis te weigeren aan eene instelling, ‘die naar zijn in-
zicht over de schreef gaat. En hij kan erop toezien, dat
ceene in-stelling, waarmede hij in relatie staat, niet
ook nu en dan de grens
overschrijdt,
immers hij zal
zich het recht hebben voorbehouden eiken post te
keuren voordat deze onder den ,,cover” dor polis
wordt begrepen; zijne afw’ijzing kan niet anders dan
reetmend w’crkeu. Vooraf zal de crediotverzekecae:r,
eer hij met eens firiancierings-inrstelling de hierhe-
-doelde relatie aangaat. een onderzoek naar haar ,,stan-
ding” en hare werkwijze niet achterwege laten ei’. oolc
hier het kaf van hef koren scheiden. Het ,,kaf” ont-
staat, doordat, na het aanvankelijk succes van enkelen,
velen, te velen, zich op dit gebied zijn gaan bewegen
en – niet ongewoon verschijnsel in ons kleine land
– elkaar nu reeds een zeer scherpe mededinging aan-
doen, waarbij als machtigste wapen wordt gehanteerd
een tegen elkaar opbieden in ,,coulanee” tegenover
dan afnemer, die geneigd is zijne gunst te geven aan hem, van wien hij de (tot in het ongerijmde) gemak-
keljkste afbetali.ngsvoorwaarden kan bedingen. In
deren ver-doorgevoerden concurrentiestrijd zie ik een
uiterst bedenkelijk verschijnsel, dat zich thans reeds
in uitwassen van deren handelsvorm openbaart, heel
dien vorm in diserediet dreigt te brengen en tot
huurkoop-transacties lieden verlolct, clie zich daarvan
verre behoorden te houden. Waar hier de weg voor
den credietverzekeraar ligt, is duidelijk genoeg.
Ten slotte moge ik eene enkele opmerking maken
over export-credietverzekering. .Dat hare beoefening den assuradeur bezwaarljker moet vallen dan de ver-waarhorging van tekorten, op inlandsche afnemers to
lijden, is duidelijic, want, valt het hem vaak al mosi-
lijic zih een oordeel ‘to vormen over het risico, dat
landgenooten opleveren, veel moeilijker zal het voor
hem zijn, de solvahiliteit van elders gevestigden te
waardeeren. Er is natuurlijk de weg van informatie
hij de belcende bureaux, maar wat langs dien weg is
to verkrijgen is voor den uredietverzekeraar onvol-
doende, stellig niet genoeg, wanneer hij, slechts daar-
mede toegerust, afnemers in den vreemde op hunne
aannernelijkheid moet toetsen. En te minder, omdat
men niet kan volstaan met de wetenschap, wat elk
hunner stuk voor stuk w’aard is; men zal ook moeten
weten, of zij gezamenlijk, als greep, niet bedreigd
worden door economische invloeden, waardoor hunne
betaal kracht zonde kunnen verminderen. Ik herinner
hier aan hetgeen ik boven opnierlcte over het ‘karak-
ter van conjunctuur-verzekering, dat aan de e.redlief-
ve.rzelcering eigen is. Uiterst moeilijk schijnt het mij,
de conjunctuur-vooruitzichten te beoordeelen
hijv.
ten
aanzien eener groep Fransche afnemers van een Hol-
landschen exporteur, terwijl toch een oordeel daar-
over zich vormen moet de Holhandsche assuradeur,
wien gevraagd wordt zoodanig risico te aanvaarden.
De weg •der simpele informatie bij -bureaux kan hier
niet leiden tot het doel, ‘slechts plaatselijke kennis, in-
zicht in cle economische verhoudingen, die inwerken
op de hetaalkracht der buitenlandsche afnemers, kan
tot waardeering, althans benadering van het risico voe-
ren. Doch zoodanige kennis en zulk inzicht zullen
flechts het deel kunnen zijn van den landgenoot der
koophiedeÈ omtrent wrier perspectief de man, die de
premie bepaalt, moet ingelicht zijn. Het zal intus-
scheii den. (bijv.) Flolandschen assuradeur niet ge-
makkelijk vallen, inlichtingen als hier bedoeld te ont-
220
ECONC MIS CH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart. 1.927
vangen van een landgenoot der hem voorgestelde af-
nemers, althans ze zoo volledig, duidelijk en juist te
ontvangen, als toch voor het, bezit van een betrouw-
baar richtsnoer noodig zou zijn.
Hoe zal men dan deze moeilijkheid het best oplos-
sen? Door cle beslissing over de risico-aanvaarding te
leggen iii handen van een assuradeur
ter plaatse,
van
cen, die landgenoot der afnemers is. Wendt bi.jv. zich
een. Goudsche kaas-exporteur tot eene Nederlandschen
credietverzekeraar met eene aanvrage, waarin Fran-
sche grossiers als afnemers worden voorgesteld, dan
geeft die Nederlandsche credietverzekeraar de zaak,
de aanvrage, door aan
zijn
Franschen collega-assura-
deur. Deze, toegerust met, de voor bepaling van het
risico onontbeerlijke kennis, beslist; valt zijn oordeel
gunstig uit,, dan wordt door hem en den Nederland-
schen assuradeur (beiden) in den vorm van co-assu-
rantie de post aanvaard. Vooraf heeft de Nederlander
het moreele risico van den contractant (zijn landge-
noot) gewogen. Weegt nu de Franischman het per-
soonlijk en het conjunctuur-risico zijner landgenoo ten, de afnemers, dan schijnt daardoor inderdaad de
beste waarborg verkregen, dat de risico-dragers vol-
doende vasten grond onder de voeten hebben.
H. SMISSAERT.
DE GELDMARKT IN 1926.
Het jaar 1926 heeft zich gekenmerkt door een ruime
geldmarkt, hooge wissoikoeisen, groote remises uit
het buitenland tegen winsten op suiker, rubber, enz.
en daartegenover groote betalingen aan het buiten-
‘land voor beleggingen. De lage rentestand voor korte
gelden heeft waarschijnlijk tweeërlei oorzaak gehad,
ni. oenerzijds overvloed van ruilmiddelen, anderzijds
overvloed van crediet, voortspruitende uit te gelde
gemaakte Indische winsten.
Het geheele jaar door lag het Londensche disconto’
hoven het Amsterdamscbe en zoo zien we het opval-
len.do verschijnsel, dat, ondanks den hetrekkelijkeri
voorspoed in Nederland en den crisistoestand in En-
ge]and in verband met de kolenstaking, het pond ster-
ling ten onzent
bijna
het geheele jaar boven muntpari-
teit en dikwijls dichtbij het bovenste goudpunt no-
teerde.
Hoezeer de rente-arbitrage weder als vanouds werk-
zaam was, blijkt uit de hierbij gevoegde grafische
voorstelling, weergevende het verloop van parti-
culier en officieel disconto, zoowel hier als in Londen,
benevens dat van den koers van het pond sterling.
Ten duidelijkste blijki hieruit, dat de pondenkoers
steeg, naarmate het verschil in het particulier dis-
conto tusschen Londen en Amsterdam grooter werd
en daalde, naarmate dat verschil kleiner werd.
Slechts tweemaal was het bankdisconto effectief,
ni. aan het begin en aan het einde van ‘het jaar, doch
behalve bij ‘deze jaarswisselingen behoefde de open
markt nimmer bij de circulatiebank te herdiscon-
teeren. Meermalen was het particuliere disconto zelfs,
belangrijk beneden het officieele, zoo bijv. in den
loop van de maand Februari. In zulke tijden lag de
eigenlijke geldrente, zooals die blijkt uit de rente
voor bankierscali, nog lager. Want men geeft er ‘dan
de voorkeur aan, geld voor enkele dagen tegen zeer
lage rente uit te zetten, inplaats van disconto te koo-
pen en dan voor een paar maanden voor een laag
disconto zijn geld af te staan..
In tegenstelling met 1925 bracht het afgeloopen
jaar nagenoeg geen wijziging in de rente voor lang
geld. Althans niet voor zooverre dit blijkt uit den
koers onzer staatsobligaties. De obligaties 4Y2 Neder-
land 1911, die in den loop van 1925 stegen van 87%
tot 99, bleven gedurende het laatste jaar
vrijwel
op
deze hoogte. Evenwel werd door talrijke buitenland-
sche emissies den belegger de gelegenheid geboden
op een veilige manier een belangrijk hooger rende-
ment van zijn geld te ma’ken. In vele gevallen werden
die emissies tegelijkertijd in grootere geldcentra aan
de markt gebracht, meestal New York, somtijds ook
Londen, en kreeg Amsterdam slechts een klein deel
van het geheel. In het begin van het jaar was Duitsch-
land de grootste geldnemer. Als gevolg van de pheno-
menale kracht, waarmede Duitschland zich in den
loop van 1926
. hersteld heeft, werd de vraag ven die
zijde minder intensiêf, zoodat een deel der beschik-
bare middelen sindsdien aan Frankrijk kon toe-
vallen. Dat die leeningen, ôf terstond, ôf na korten
tijd, een groot succes bleken te zijn, behoeft niet te
verwonderen. Het moet sterk betwijfeld worden, of
over enkele weinige jaren nog de gelegenheid be-
staan zal dergelijke hooge rendementen in West-
Europeesche groote mogendheden te maken.
Niet steeds was een groot succes der emissie een
onverdeeld voordeel, omdat de rantsoeneering, die bij
sterke overteekning noodzakelijk was, steeds tot
moeilijkheden moest aanleiding geven. Algemeen zoekt
men daarom naar middelen om door wijziging van
het emissiesysteem tot een billijke oplossing te ge-
raken. Vele van de met de beste bedoelingen gegeven
oplossingen lijden evenwel aan het euvel, dat ze,
hetzij den emittent, hetzij den inschrijver, moeilijk
–
heden in den weg leggen. Aangezien nu zoowel emit-
tent als inschrijver bemiddelaar
zijn
bij de overbren-
ging van het crediet van geldgever naar geldnemer,
kan het creëeren van moeilijkheden en het toepassen
van hezwarende maatregelen slechts belemmerend
werken op de zaken en op de belangen van het be-
leggende publiek en van den geldnemer. Op dit be-
zwaar vormt althans ‘het ook geopperde voorstel een
uitzondering, volgens hetwelk ‘de methode bij de
uitgifte van schatkisthi.ljetten gevolgd, ook op andere
emissies toegepast zou moeten worden. Daar men ook
in’ het buitenland er nimmer in geslaagd is een
methode te vinden, die iedereen voldoet, bestaat er
weinig hoop, dat dit hier gelukken zal.
Er w”aren geen moei]ij’kheden gerezen, indien ze
niet liet gelukicig bewijs waren van het feit, dat Am-
sterdam een belangrijk overschot te beleggen had in
1926. Aan binnenlandsche emissies werd hier het
respectabele bedrag van.
f
970 millioen geplaatst,
waarvan
f
468 millioèn voor conversie en
f
502 mii-
lioen aan ,,nieuw geld”. Het buitenland absorbeerde
f299 .millioen, bijna alles ,,nieuw”. In dit geval zal
‘lit bedrag wel voor een groot gedeelte vermogens-
aanwas van Nederland beteekenen, wat bij binnen-
landsche uitgiften steeds veel moeilijker is na te gaan.
Want hier valt in de eerste plaats weg het voor con-
sumptieve doeleinden geleende, waardoor het iver-
kelijke nationale vermogen niet toeneemt. En in de
tweede plaats is ook voor productieve doeleinden
benen reeds noodzakelijk, indien kapitalist, en onder-
nemer niet in één persoon vereenigd zijn. Gemakke-
lijker is toname van het nationaal vermogen na te
gaan bij buitenlandsche emissies. Maar bij de
in:
1926
geëmitteerde bedragen’ was steeds ook het buitenland
wreer sterk geïnteresseerd en het is niet gemakkelijk
na te gaan, hoeveel ten slotte hier bleef en hoeveel
weder naar andere landen ging.
De aandeelenmarkt heeft weinig interessante din-
gen te zien gegeven, vooral vergeleken bij ‘1925, het
jaar van de rubberhausse. Mede ten gevolge van den
gestadigen achteruitgang van de automobielproductie
in de Ve’reenigde Staten ‘gedurende het geheele .jaar
1926 is er een kenteiing in de vraag naar het artikel
gekomen, wat op de aan’deelenmarkt de rjzing tot
staan heeft gebracht.
Op de buitenlandsche wisselmarkt hebben we nog
eenige sensationeele bewegingen medegemaakt. De
Belgische franc, die reeds sedert November 1925 op
een koers van 107 francs voor een pond sterling sta-
biel gehouden werd, ging in den loop van Maart
1926 opnieuw aan het duikelen. Van Maart tot Juli
viel de franc van
f
11,34 tot
f
5,09, waarna een her-
stel intrad tot circa
f 1,—.
In October werden de
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
221
–
–
–
–
–
.
1
verschi]lende maatregelen bekend
gemaakt,
waarb
hot Belgische ruilmiddel werd geregeld. De in het buitenland ondergebrachte leening ter waarde van
ioo
millioen en de door de verschillende circulatie-
banken ton gunste van de Nationale Bank van België
geopende credieteii brachten met één slag de defini-
–
–
:
r
–
:
tieve stabilisatie tot stand.
Tegelijk met den Belgischen franc had ook
de
Fransche in de eerste helft van het jaar onder sterk
– –
–
–
–
:
–
aanbod te lijden, o.a. ten gevolge van de mislukking
.
1
}*
s
der pogingen van Oaillaux om een regeling der schul-
denmetdeVereenigdeStatentetrffenendeschijn-
bare onmogelijkheid om op andere wijze voldoende
credieten te verkrijgen voor de consolideering der
vlottende schulden. Sinds de komst van Poincaré aan
de Regeering is het crediet van den Franschen Staat
in binnen- en buitenland dusdanig verbeterd, dat het
niet uitgesloten lijkt om ook zonder de hulp van
Amerika de middelen voor de fundeering der vlotten-
de schulden te vinden. Het herstel van Duitschland
komt daarbij Frankrijk ten goede. Vele beleggers zijn
j
1
1
Duitschland aan dergelijke gunstige rendementen
gewend geraakt, dat ze thans gaarne aan Frankrijk
leenen nu de hooge rente-kansen in Duitschland sterk
verminderd zijn. Men overweegt terecht, dat Frank-
1ijktenvollecredietwaardigjs.Tochjsereenop
vallend verschil in de wijze waarop de stabilisatie in
Duitschland is tot stand gebracht en die, waarop
men dat thans in Frankrijk poogt. In Duitschland
heeft men zorg gedragen, dat er een verschil ge-
handhaafd bleef tustehen de rente voor marken en
die voor credieten iii andere valuta’s. Dat verschil
werd gerechtvaardigd door het meerdere risico ver-
bonden aan het bezit van marken in en td, toen
het bewijs nog geleverd moest vorden, dat de mark-
:
–
–
.
:
t
– – –
:
: :
: :
: :
: :
:
:
:
)
valuta even veilig was als iedere andere. In Frank-
rijk acht men die marge niet noodzakelijk, zoodat
ieder oogenblik een of ander feit zich kan voordoen,
-;
::
:
ki
1
1
dat de houders van francs ertoe brengen zal hun bezit
goudvaluta’s om te zette, die vrijwel
dezelfde
rente en veel grootere zekerheid opleveren.
I:Tieronder
volgt
een
opgave van
de laagste en
hoogste koersen van een aantal valuta’s, met de dagen, waarop ze bereikt werden.
.
.
(12.O5/
8
2 Jan.
..
(59j3
17 Mei
Londen
1j2.14
Maart
Berlijn
595823 Dec.
(
2.481/
8
3 Mei
(35.00
16 Jan.
New York< 2.50
15 Nov.
Weenen
<3535
23 Dec.
..
t_ 5.00
20 Juli
(61.35
8 Febr.
Parijs
jio.iei,
4
20
Dec.
Copenh.
66.70
30 Dec.
—
:
T
–
:
i
)
J_ 5.09
12 Juli
(50.35
6 Jan.
Brussel
1137
17 Febr.
Oslo
65.15
7
Nov.
(
,
:
,
??
…
(48.00
10
Maart
(66.50
28 Mei
ZuricLi
j48.37
20 Dec.
Stockholmj6705
3 Maart
Zürich, Berlijn en
WT
eenen
geven geen aanleiding
meer tot bijzondere opmerkingen. In Zwitserland,
.Duitschland en Oostenrijk zijn de wisselkoersen ge-
honden binnen de grenzen, waar •goud zou toevloeien
of wegstroomen. in Denemarken is het deflatieproces
krachtig doorgevoerd en is veel verloren, maar de
eer gered. Het einde van het jaar heeft de opheffing
———
1
/
der beperkende bepalingen betreffende de inwissèl
baarheid der bankbiljetten gebracht. Noorwegen heeft
voor de andere
Scandinavische
landen
niet
willen
•
onderdoen. Er ontwikkelde zich o.a. ten onzent op de
van het herstel van de Noorsche kroon
een levenclige speculatie.. Men was in Noorwegen van
die huip van over de grenzen echter weinig gediend
en trachtte de accumulatio van saldi door het buiten-
land te keeren door in het geheel geen creditrentc
meer te vergoeden. Het gevolg hiervan was, dat voor
Noorsche kronen op termijn een belangrijk agio be-
taald werd, dat de rente-arbitrage een. rente van 6
.
1
pOt., soms zelfs meer, opleverde.
+
1
S
verwachting
.
•
t
y
/
S
/
8 8
–
8.
8
.
8. 8
S
Een vergelijking van den weekstaat van De Nedei-
l
an
dsc
h
e
Bank op 3 Januari 1.921 met. dien van
‘4 Januari 1926 geeft aan, dat de goudvoorraad ver-
222
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
minderde van 441 millioen tot 413 mil]ioen, terwijl 1
cle circulatie verminderde van 912 millioen tot 866
millioen. Het papier op het buitenland was in den
eersten iveekstaat. van 1926 met 247 millioeu opge-
voerd, in clan correspondeerenden staat van 1921 met
187 millioen. De post diverse rekeningen nam in dan-
zelf.den tijd toe met 25 millioen, hetgeen m:isschien
t
een overeeniomstigo toename aangeeft van in het
buitenland gehouden saldi. Ook dan valt er nog een
vermindering aan vreemde middelen van 35 millioen,
en aan goud van 46 niillioen te constateeren. Deze;
loop van zaken is niet anders dan natuurlijk: bij de
lage gel.drente tea onzent heeft men naar emplooi der
beschikbare middelen in het buitenland gezocht. Voor
zooverre de nieuwe beleggingen de vorderingen op
het buitenland overtroffen heeft •de circulatiebank
daartoe de saldi in liet buitenland of het goud ver-
strekt. Echter zal men er hierbij tevens mede moeten
rekenen, dat een deel van het goud werd afgestaan
voor de circulatië van gouden tientjes in het bin-
nenland. Ti.
GREIDANUS.
DE WERKLOOSHEIDSVERZEKERING IN ENGELAND.
In 1925 stelde de Engelsch Minister van Arbeid,
Sir Steel-Maitland, een commissie in om te onderzoe-
ken of, in verband met de opgdane ervaring, wijzi-
ging in het stelsel der werkloosheidsverzekering zou
moeten worden aangebracht. Eenige weken geleden is
het rapport der commissie, waarvan Lord Blanes-
burgh voorzitter was, verschenen. Het is belangrijk
genoeg om ei hier enkele punten van te bespreken.
De commissie was oveituigd, dat zij met een moei-
lijk en ingewikkeld probleem te maken had, zij was
bekend met de vele kritiek op de werkloosheidsverze-‘
kering in Engeland uitgeoefend, maar toch kwam zij
eenstemmig tot de conclusie, dat deze verzekering een
blijvende plaats heeft verkregen en zal innemen, al
erkent zij, dat er sociaal gevaarlijke kanten aan zijn.
Het systeem der verzekering, zooals het thans be-
staat, wil de commissie handhaven, doch zij stelt ver-
schillende wijzigingen voor van grooer of kleiner be-
teekenis. Tot deze conclusie heeft haar niet in de
laatste plaats geleid het resultaat van het onderzoek
gehouden naar de gevallen waarin van de werkloos-
heidsverzekering misbruik zou zijn gemaakt. Het
bleek, dat deze gevallen weliswaar voorkomen, doch
verhoudingsgewijs zeer gering zijn.
Werkloosheidsverzekering is dus
noodzakelijk,
zegt
de commissie, maar van nog meer belang is het de
werkloosheid zelve te voorkomen of haar zoo spoedig
mogelijk te doen eindigen door arbeid te geven. Wat
dit laatste betreft, wekt zij de werkgevers op om meer
van de arbeidsbeurzen gebruik te maken. Ondanks
de, althans op papier voortreffelijke, organisatie der
arbeidsbemiddeling schijnen de Engel.sche werkgevers
haar nogal eens te passeeren. Terecht valt .de commis-
sie hierover. Is niet het aanbod van werk door een
arbeidsbeurs het beste middel om werkwilligheid te
toetsen? En kan het gebruik door werkgevers van
arbeidsbeurzen niet heel wat menschen uit hunne
misère opheffen?
De commissie
wijst
op het toelaten van te’ jongé
menschen tot de in.dustrie, op de opleiding van werk-
loozen voor andere beroepen, op overgang van bedrij
ven met sla’pte naar bedrjveii met drukte, zij het aan-
van kelijk tegen minder loon dan men in. zijn vorig be-
roep verdiende. Zij voert deze punten echter terloops
aan en .gaat er niet verder op in.
Het ,,Unemployment Fund” wil de commissie be-
houden. Allen die er nu bij aangesloten zijn moeten dit bljveia. De arbeiders, de werkgevers en de Staat
moeten voor het fonds bijdragen betalen en wel allen
evenveel..
De normale bijdrage zou moeten worden per week
voor:-
.- .
.
mannen 5 pence
(thans: arb.
7 p.,
werkg. S p., staat 6 p.)
vrouwen 3
,,
(
,,
.
9
7
4
mannen
v. 18-21
j.
4 p.
(
7,
8
,,
6
vrouwen,,
18.21,, 3
,,
(
6 ,,
7
4
jongens ,, 16-1
8,, 2
,,(
3
4
3
meisjes
.,
16-18,, 2,,
(
3
,)
,,
3k,,
2
,,)
Hierbij komt voor mannen hoven 18 jaar 1 penny
cii voor dc anderen 34
penny totdat de schuld van het
IJnemployment Punci
(21.000.000 pond sterling)
zal
zijn betaal.d.
De uitkeeri.ngen zouden
worden gesteld per week
voor:
mannen …………….
17
shillings (thans 18 shillings)
vrouwen…………….15
(
15
echtgenoote e. d……….
7
(
5
kinderen onder 14jaar.
2
(
2
mannen van
18 21
jaar
10
(
18
vrouwen
18-21
8
(
15
jongens
16-18
6
(
.
716
meisjes
18-18
5
.
(
6
Deze maatregelen beteekenen dus een belangrijke
verlaging der bijdragen. De bedoeling is, dat het.
TJT1-
employmefit Fund zichzelf geheel zal bedruipen. Men
heeft daarom ook de uitkeeringen wat moeten verlagen.
Vooral voor de jongeren is die verlaging .anzienljk.
Eigenlijk mag men voor hen niet van uiticeering spre-
ken, meent .de commissie. Men moet hen geschikt na-
ken voor toekomstig werk, dat is de hoofdzaak. Wil
men hun iets geven, goed, maar dan moet men daaraan
geen ander beteekeiiis hechten dan dat het een soort
,,trainingstoeslag” is.
Overigens zegt de commissie terecht, dat de uitkee-
ringen zoo moeten worden bepaald, dat zij beneden .de
verdiende bonen blijven, omdat anders de prikkel om
werk te zoeken sterk verzwakt wordt.. Wel een van de
belangrijkste maatregelen, dieworden voorgesteld, is
de afschaffing van de zg. extended benefit, eene ver-
lengde nitkeering, waarvoor niet de .gewone regel van
een bepaald aantal weken bijdragebetaling gold, en
welke zeer groote offers van het Unemployment Fund
heeft
.
gevorderd.
Om uit]ceering te kunnen krijgen moet men o.a. in
de twee’ voorafgaande jaren dertig weekbijdragen be-
taald hebben. Men kan dan gedurende drie maanden
uitkeering ontvan.gen. Zijn die om, dan kan men op-
nieuw uitkeering krijgen, als men aan .dezelf de voor-
waarde voldoet. Dit gaat natuurlijk steeds moeilijker.
Door dit systeem wil de commissie te vroeg afzakken
naar de organen van armenzorg voorkomen. Wentelt
men teveel op de armenzorg af, zegt de commissie,
dan krijgt men weldra twee diensten naatt elkaar, die
zoowat hetzelfde doen. En wat de een wei.gert, staat
cle ander onmiddellijk toe. Krijgt men hier niet als
het ware Nederlandsche toestanden voor oogen?
Waar dus de verzekering op haar plaats is, moet zij
werken en niet de armenzorg. Deze moet haar eigen,
individueel, karakter behouden.
Eenige beschouwingen worden
gewijd
aan den
wachttijd, ingesteld omdat de behoefte aan steun in
de eerste dagen der werkloosheid niet. zoo groot is. De commissie wil de bestaande regeling (zes wachtdagen)
handhaven, hoewel over afschaffing of beperking tot
drie dagen wel gesproken is. Dit laatste zou in een
normaal jaar een extra-uitgave van 3.000.000 pond
sterling geëischt hebben.
De betalingen der uitkeeringen uit het Unemploy-
ment Fund kunnen thans reeds geschieden door tus-
schenkomst van de vakvereenigingen. De commissie
wil dit continueeren en het mogelijk maken, dat cle
vakvereeniging uit haar eigen fondsen een k]einen
toeslag op de uiticeeringen .geeft.
Wat betreft aanvaarden van werk wil de commissie,
dat men arbeid mag afwijzen, als hij aangeboden wordt
in hetzelfde bedrijf en district tegen lager loon en
mindere arbeidsvoorwaarden. ‘Maar als er na zekeren tijd geen vooruitzicht is om weer in zijn bedrijf regel-
matig werk te verkrijgen, wordt aangenomen, dat men
passend werk zoekt in een ander bedrijf. Deze bepa-
9. Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
223
1 ug is veel milder dan cle Nederlaiidsche. Of zij daar-
om juister is?
Deze voorstellen zullen wel eene goede kans van
slagen hebben, want, zooals (le commissie met trots
vermeldt, zij zijn met algemeene stemmen aangeno-
men, wat iets zeggen wil in het licht, van cle samen-
stelling der commissie, in w’elker midden ook eenige
bekende vertegenwoordigen der arbeiders waren op-
genomen.
1-let rapport stemt allen, clie het bij ons wei meenen
met de verzekering tegen werkloosheid, tot, voldoening,
omdat het in het licht stelt de belangrijke en blijvende
plaats, welke deze verzekering in onze hedendaagsehe
samenleving inneemt, omdat eene algemeene verplich-
te verzekering doeltreffend is gebleken en omdat van
cle vaak hevige enitiek op deze verzekering en haar
grondslagen weinig is overgebleven.
1-let rapport leert ons wat over cle verhouding van
werkloosheidszorg tot armenzorg, over de wensche-
lijk-, neen, noodzakelijkheid om werkzaam te zijn op
het gebied van opleiding, omvorming of omscholing
van werkloozen, vooral jongeren. Laat men het bij os
lezen, en (.dat behoort nueenmaal zoo) eommiissies be-
noemen, maar ook – en vooral – wat doen.
IS Februari 1927.
Mr.
H. J. MORREN.
DE GRONDSLAGEN VAN STEUNVERLEENING
INZAKE WERKLOOSHEID.
Gaarne maak ik gebruik van de mij igeboden gelegen-
heid om eeni.ge aanteelceningen te plaatsen bij de op-
merki ngen van den heer F. von Koch te Stockholm
over de grondslagen van steunverieening inzalce werk-
loosheid in cle E.-S. B. van 12 Janua,ni 1927.
De heer von Koch leest uit mijn mededeelin.gen
over het werklooshei.dsvraagstulc in Zweden in de
E.-S. B. van 15 September 1926 o.a. de grondgedaehte,
dat w’erkloosheidsverzekering een beter systeem voor
workloozensteun.is dan de Zweedsche methode. Als
waarschijnlijk geschikt voor verdere discussie stelt hij
hier eenige beschouwingen tégenover.
De discussie kan, meen ik, kort zijn. De opmerkin-
gen van den heer von Koch hebben in het bijzonder
op het vraagstuk van de ondersteuning van werkloo-
zen in Zweden betrekking. Nu heeft een Zweedsche
Regeer.ings’comrnissie dit vraagstuk in onderzoek en
zij heeft zich daartoe thans grondig mede van het
stelsel van werkloosheidsverzekering .in Nederland op
e hoogte gesteld. Uitvoerige uiteenzettingen omtrent
dit laatste stelsel ten behoeve van Zweden zijn dus
overbodig.
Toch stel ik het op prijs van de geboden gelegen-heicI gebruik te maken om, aan de hand van eenige
der beschouwingen van den heer von Koch, mijn op-
vattingen duidelijker te belichten dan klaarblijkelijk
in het relaas van September 1925 ‘is geschied. Ik hoop,
dat hij hierbij zal willen excuseeren, dat ik niet in alle
onderdeelen op zijn artikel inga.
Allerminst heb ik bedoeld, werkloosheidsverzekering
als een systeem op zichzelf te stel]en tegenover of
boven cie Zweedscho methode. Integendeel, op vele
punten van overeenstemming in .cle wijze waarop Zwe-
den en Nederland ‘door werkloosheid zijn getroffen en
waarop zij het euvel hebben bestreden, wees ik reeds;
met name op de omstandigheid, dat ook daar het he-
gi nsel van Minister Aalberse wordt gehuldigd, dat
het verrichten van arbeid verre •de voorkenr verdient
boven het verleenen van steun zonder contra-prestatie. Dit beginsel, het zooveel mogelijk vermijden van ‘ver-
leening van steun zonder contra-prestatie, leidt ech-
ter – consequent ‘doorgevoerd – tot een voorkeur (.in
die gevallen waar keuze mogelijk is) voor verzekering boven steun bij gebleken behoefte zonder contra-pres-
tatie. Veelal zullen hij omvangrijke werkloosheid
(le ervaring heeft het meermalen geleerd – naaat de
verzekering tot leniging van •geldelij’ken nood ten ge-
volge van onvnijwillige werkloosheid, steun regelingen
loepassi tig behoéven. Die verzekering zal, bij ernstige
erises en wanneer zij nog slechts kort in werking is,
vaak niet over de geheele linie en ten volle tegen cle
er aaii gestelde eischen bestand blijken. Zoo was het
ook in Nederland. Vandaar dat hier steunnegelingen
werden ingevoerd, welke veel gelijkenis met de Zweed-
sche vertoon en. Maar dit belette niet, ‘dat hier te lande
met kracht en met succes werd getracht de werkloos-
heidsverzekering tb redden en – binnen de grenzen,
welke soliede en zuinige constructie stelde – uit te
bouwen. En dit heeft ten gevolge gehad, dat wij een stelsel van werkloosheidsverzekening bezitten, dat –
ondanks zijn niet geloochende fouten en leemten –
veel biedt waaruit Zweden als lèorin.g profijt kan
trekicen, niet om zijn thans gevolgde methode
01)
zijde
te zetten, doch om haar aan te vullen.
01) dit Nederlandsche stelsel is
niet
van toepassiog,
wat de ‘heer von Koc.h van ,,de werkloosheidsverzeke-
ring” zegt: dat .de kosten ,,gedeeltelijk worden gedra-
gen door .de arbeiders en hun werkgevers als zooda-
nig, in plaats door de belastingbetalers in het alge-
meen”. Immers betalen de werkgevers in Nederland
in het geheel niet mede, terwijl de belastingbetalers
als regel de helft van de voor ‘de werkloosheidjsverze-
kening benoodigde gelden bijeen brengen. Neemt cle
heen v. Koch verder in aanmerking, .dat in Nederland
de werklooshei.dsverzekering vrijwillig is, dan zal hij
erkennen, dat er .geen grond is om bij het Neder-
lancische systeem vrees te koesteren, dat nieuwe werk-
loosheid zal optreden, ‘doordat ,,de arbeiders niet ge-
neigd zijn om te werken tegen bonen, die met
het bedrag ‘der premie zijn verminderd of….de
werkgevers hun productie beperken”.
Ook het. ,,rec’ht van den werkbooze op ondersteu-
n.ing” is, in den zin waarin rde heer von Koch het
opvat, geen karaktertrok van het Nederlandsche stel
sel. Hij meent nl., dat men ,,op grond van het prin-
cipe ‘der verzekering gebonden zou zijn, een bepaald
aantal van te voren vastgestelde dagen hulp te ver-
leenen, onverschillig den aard der werkloosheid in dit
of dat bijzondere geval”, zelfs indien de werkloozen
weigeren ter opheffing van werkloosheid over te ‘gaan
naar een andere in’dustrie of te verhuizen naar een
ver uit .de buurt gelegen streek. In tegenstellinghier-
mede bepalen de reglementen van ‘de gesubsidieerde
Nedeniandsche wrerlci oozenlcassen, dat geen uitkeerin g
wordt verstrekt, o.m. aan:
leden, wier werkloosheid het gevolg is van onwil
om te werken of wesik te zoeken;
leden, wier werkloosheid het gevolg is van werk-
stalcing of uitsluiting;
leden, die door ziekte, ongeval, ouderdom of inva-licliteit ongeschikt zijn tot werken;
leden, die zonder gegronde redenen’ hun werk heb-
ben verlaten, of .die werkloos zijn geworden ten ge-
‘volge van eigen schuld;
leden, die nalaten te voldoen aan een oproeping
tot aanbieding van werk, uitgaande van ecn orgaan
van de openbare of daarmede gelijkgestelde niet-open-
l)are arbeidsbemiddeling; en
leden, die nalatig blijven voor hen gesehikten arbeid te aanvaarden.
– Blijkens het bovenstaande ontneemt cle Nederland-
sche werkloosheidsverzekering aan ‘den verzekerde het
lemoraliseorende gevoel van rechteloosheid bij werk-
loosheid (en op zijn werklust zal dat allerminst een
ongunstigen invloed uitoefenen), maar het stelsel
biedt in zichzelf waarbor.gen, dat, het aan den grond-
slag van een goede werkloosheiclszorg: georganiseerde
heweeglijkheid van den arbeid, geen afbreulc doet.
In zijn theoretisch-economische beschouwingen
toont de heen Von Koch twijfel aan de waarde van
fondsvorming en verzekering en wijst hij’ op .de moei-
lijkheid om de noodzakelijke middelen voor wei*loo-zensteun te verkrijgen zonder daardoor nieuwe werk-
loosheid te scheppen; immers beperken degenen, die
het geld opbrengen, hun uitgaven voor consumptie-
224
ECONOMISCH-STATiSTISCHE
BERICHTEN
9 Maart 1927
artikelen of’voor lapitaaishestedingen, hetgeen in de
meeste gevallen tot resultaat zal hebben, dat hun vraag
naar arbeid vermindert en nieuwe werklooshMd wordt
geschapen; terwijl, wanneer fondsen zijn gevormd
men die fondsen niet kan mobiliseeren, zonder dat een
ander geneigd is, een gedeelte van zijn inkomen be-
schikbaar te stellen voor het koopen van dé aan’deelen
of obligaties uit de fondsen.
Volledig ingaan op de hier opgeworpen vragen en
de daaruit voortr4oeiende, bijv. tot welke grenzen
fondsvorming en verzekering nuttig kunnen zijn, zou
veel plaats vergen en schijnt niet noodig voor liet
verkrijgen van een juist inzicht in het vraagstuk
waartoe ik mij- thans bepaal: werkt het Nederland-sche
stelsel van werkloosheidsverzekering nuttig Bij het
onderzoek naar die nuttigheid mag worden uitgegaan
van de overweging, dat de uitgaven voör uitkeeringen
aan inderdaad onvrijwillig werkloozen noodig zijn
voor het in stand houden van levende volkskrachten.
Die uitgaven zijn, of men verzekering heeft of niet;
onvermijdelijk. Evenmin als andere noodzakelijke uit-
gaven, zal men die kunnen nalaten wegens de door
-den heer von Koch geschetste, aan uitgaven en eff ee-
tenverkoop inhaerente nadeelen. Men zou zelfs kun-
nen opmerken, – dat de noodzakelijke uitgaven voor
werkloozenuitkeeringen betrekkelijk rendabel zijn, om-
dat door het in het leven en op krachten houden van
arbeiders een betrekkelijk groote hoeveelheid energie
in stand wordt gehouden.
Verzekering doet dien onvermijdelijken last, in den
geest van het door den keer von Koch -in zijn artikel
als ivenschelijk gestelde, op zoo min mogelijk schade-
lij’ke wijze verdeeien: de last wordt zooveel doenlijk
overgebracht van tijden met groote naar -tijden met
geringe werkloosheid. De volgende analyse ven wat
in hoofd trekken bij werk] o-osheid sverzekerin-g pl a’ats
heeft, toont trouwens aan, dat er in_die verzekering
elementen zijn, welke bijdragen tot stabilisatie van
werkgelegenheid en verm-inderiig van werkloosheid.
Ik ga hierbij uit van de on’derstelling, dat de fonds-
vorming een soliede is, te weten, dat belegd wordt in
fondsen, welke een zekere waarde aan kapitaalagoede-
ren vertegenwoordigen. Dit kan de sulsidieerende
Overheid bevorderen.
Gedurende den tijd dat werkgelegenheid ruim is,
wordt een deel van de inkomsten van •dearbeiders
en van de belasti-ngpenni.ngen gereserveerd -voor vor-
ming van een werkloozenfonds. Dat brengt mede,
dat geld, ‘dat ‘anders vermoedelijk zou zijn besteed
voor consumptie-artikelen, nu bijdraagt tot vor-
ming van kapitaalsgoederen. En al is er natuur-
lijk een maximum, waarbij verhooging van de verhou-
ding van uitgaven voor kapitaalsgoederen tot
u
it
ga
!
ven ‘voor con sump tie-ar ti kelen niet meer bijdraagt tot
verhooging van werkgelegenheid en welvaart, naar
de meaning van de meeste economisten zal, zooals wij
t
nu eenmaal leven, deze besteding ten behoeve van ka-
pitaalagoederen in plaats van ten behoeve van con-
sumpt:ie-artikelen, werkgelegenheid en welvaart Nvel
doen toenemen.
Gedurendë den tijd, dat werkgelegenheid ontbreekt,
dat massale werkloosheid heersc’ht, stellen de uitkee-
ringen uit de weridoo’zenlcassen de verbruikende -arbei-
ders in staat het peil van hun verbruik betrekkelijk hoog te houden, al produceeren zij niets. De o’ver-
maat aan voorraden, welke met de -depressie.gepaard’
gaat, slinkt hierdoor betrekkelijk snel, waardoor her-
1
vattin-g van do productie, dus beëindiging van de
werkloosheid, wordt bespoedigd.
Het spreekt- van zelf, dat –
–
waar -de bedragen, welke
met een werkloos-heid-sverzekerin-g volgens het Neder-
landsche stelsel zijn gemoeid, in verhouding tot den
tota-len omzet in het bedrijfsleven gering zijn – dé
invloed van de werkloosheidsve’rzekering op dat be-
drijfsleven eveneens betrekkelijk gering is; maar,
voor .zoover hij’ strekt, blijkt uit het bo’venst-aande, dat
hij, naar mijn overtuiging,- – per saldo eén gunstige is
Ik hoop, dat deze aanteekeningen ertoe zullen bij-
dragen, dat cle heer V-on Koch deze, blijkens het slot
van zijn artikel, door hem begeerde overtuiging even-
eens deeiachti.g wordt.
R. A. VER
WaY.
Januari 1927.
* *
*
Naschrift.
De heer F. von Koch te Stockholm schrijft ons:
Schrijver -dezes is het er geheel mee eens, dat
men werklooshei-d’sverzekering – met
recht vooi
de
werkloozen op ondersteuning – onder bepaalde om-
standigheden en ten minste voor bepaalde beroepen,
nuttig kan oordeelen. ‘Wat ik i-ntusschen moeilijk kan
inzien – maar waarin ik gaarne overtuigd zou wor-
den – i-s, dat een
algemeene
werkloosheidsverzeke-
ring, gedwongen of
vrijwillig,
de voorkeui- zou ver-
dienen boven een meer
vrije steussverleenin.g,.
wel te
verstaan wanneer die wordt geleid door personen,
welke
deels
warme belangstelling hebben voor de
werkloozen,
deels
voldoende – gezag en bekwaamheid
bezitten. Verstand, vermogen en goede wil, dat zijn
cie drie
noodzakelijke
voorwaarden!
J)e verzekeringsvorm lijdt noodzakeljkerwij-ze aan
een zekere
starheid;
een fout, die
K.
een zoo ingewik-
keld en wisselend
verschijnsel
als •de werkloosheid
uitermate bedenkelijk is. Uitkeeriogen en bepalingen,
die nuttig zijn voor de eene groep wer-kloozen, zijn
-dit niet wanneer het andere groepen betreft. Het kan
naar mijn meaning niet nuttig zijn, dat onafhankelijk
van den aard der werkloosheid in elk
bijzonder
geval,
de verzekerde
recht
heeft op ondersteuning voor een
vastgestelden tijd.’) Bepaalde werkloozen behoorden
gedurende aanmerkelijk
lang eren
tijd ondersteuning
te krijgen dan andere. Bij verzekering tegen werk-
loosheid zou echter, op grond van het
–
bijzondere ka-
rakter
–
van de steunverleening, de verzekerde, na zijn
recht op -ondersteunin.g te hebben uitgeput, moeten
overgaan naar armenzorg, In dat gevaJ wordt de werk-
zaamhei-d gesplitst op een oneconomische en onge-
wenschte manier. Ook -kan het voorkomen, dat werk-
1-oozen ondersteuning beheerden te verkrjgen gedu-
ren de
lcorteren
tijd dan met de bepalingen van de ver-
zekeririg overeen zou komen. Kan dan een werklooze
te lang werkloozensteun icrijgen? Ja, onder bepaalde
omstandigheden. Aangenomen, dat de conjunctuur in
het bedrijf van -den werklooze aaizienlijk blijft en
zenlijk
verergert. In dat geval kan het voor den werk
boze van bijzonder belang zijn
snel –
v66r het te laat
is – een anderen werkkring te zoeken, zelfs wanneer
hij daarin niet in ieder opzicht zulke -goede voorwaar-
den zou kunnen verkrijgen, als hij-
vroeger
in zijn oude
beroep had. De ervaring toont aan, dat
-hij-
verzekering
werkloozen, in vertrouwen op de wettelijk gegaran-
deerde ondersteuning, maand na maand kunnen ver-
zuimen den overgang te bewerkstelligen en zoodoende
hun eigen toekomst verer-geren. De uit-keering -der ver-
zelering doet -dan schade. Zie Engeland (E.-S.B. – 6
Januari 1926). – –
Hier ligt juist het dilemma van de werkloosheids-
1)
In Nederland wordt, volgens -den beer Verwey, geen
werkloosheiclssteuu betaald aan verzekerden, die nalaten
een voor hen geschikte betrekking te aanvaarden. Wat
verstaat men echter onder een ,,geschikte” betrekking? is
een arbeider, nadat de betrokken autoriteiten de vooruit-
zichten in zijn eigen beioep hebben onderzocht, eventueel verplicht werk te aanvaarden in een
ander
beroep en tegen
lager
loon (zie het later in clan tekst gegeven voor-beeld)?
Dit zou beteekenen, dat zijn recht op ondersteuning niet
onvoorwaardelijk is. Op zijn sterkst genomen heeft men
hier dus
–
volstrekt niet te maken met een zeker ,,recht”,
zooals bij andere verzekeringen. In dit geval zot, er een
gi’ootere overeenkomst bestaan tussehen het Hollandsche en
het Zweedsche systeem voor steunverleening bij werkloos-
heid; da,i tusschen de -Hollandsche en de Engelsche metho-
de, en geldt de critiek, voor zoover het- deze kwestie be-
treft,
slechts de laatstgenoemde.
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
225
verzekering: of wel, scherp omschreven maatregelen
zullen
bij voorbaat
worden toegepast – en dan komt
het er op neer, dat dere erger blijken voor flinkeri dan
voor siappelingen – of wel, aanvullingen en wijzi-
gingen moeten van geval tot geval worden ingevoerd
en dan verliest de werkzaamheid strikt genomen het
karakter van verzekering, ‘)
De verzekering wordt verder gekenmerkt door het
feit, dat de verzekerden (in sommige landen zelfs hun
werkgevers) meer dan de b
e
l
as
tingbetalers-in-het-alge-
meen, de kosten dragen. Dit is, zooals ik getracht heb
aan te toonen, ongewenscht, aangezien de totale werk-
loosheid in doorsnee zeer groot is
2)
en het is bovenal
dan .ongewenscht, wanneer – zooals vaak voorkomt –
bepaalde arbeiders bijna voortdurend werklops zijn,
terwijl bepaalde andere arbeiders, zij het tegen lage
bonen, onafgebroken werk hebben. Voor laatstge-
noemden is het onrechtvaardig een z66 groot deel van
de lasten te moeten dragen. De voordeelen dat de
arbeiders een deel – laat ons zeggen één derde –
van de kosten dragen, worden er naar mijn meening
door in de schaduw gesteld. Zeker is het waar, dat
de arbeiders er door worden opgewekt behulpzaam te
zijn bij de contrôle tegen misbruik, maar daar staat
tegenover, dat de bijdrage in de. premie het misnoe-
gen bevordert. Degene die langen tijd bijdragen voor
de verzekering gestort heeft, zal (volkomen natuur-
lijk) bij de eerste de beste gelegenheid ,,aanspraak
maken op zijn recht tot ondersteuning uit de kas van
do verzekering”. Zelfs hij, die ternauwernood een
enkele premie heeft voldaai, stelt een vordering tot
hulp in. Dat verzekering tegen werkloosheid moer
tevredenheid onder de arbeiders zal scheppen dan een
systeem vin werkloozensteun, waarvan de kosten even-
als in Zweden door de belastingbetalers worden ge-
dragen, berust derhalve op een illusie. En in een
groote moreele winst voor de arbeiders (omdat zij door
mee te betalen zelf één van de steunpilaren vormen)
geloof ik niet. Want kan het aanmoediging veidie-
nen, dat menschen iets als hun recht eischen waar-
voor zij ten minste gedeeltelijk anderen hebben te
danken? De vergelijking tusschen werkverschaffing
en werkloosheidsverzekering schijnt mij •dan ook een
weinig mank te gaan.
Doch dit laatste is slechts een nevenopmerking. Het
belangrijkste is, dat – zooals daareven in het kort
werd aangetoond – een rationeele regeling van on-
dersteuning bij werkloosheid
bensoeiljkt
wordt zoo-
dra de betrokkene meent, dat hij recht heeft de rege-
ling der endersteuning te eischen op een bepaalde,
starre manjer. Wanneer de omstandigheden ongunstig
zijn, is het mogelijk, dat men in dat geval de werk-loosheid nooit kwijt raakt, hetgeen op den duur het
ergste is voor degenen, die men wil helpen.
Wat mij betreft, geloof ik derhalve, dat het over
het algemeen genomen niet wenscheljk is op eeniger-
ei wijze een bijzondere bijdrage te vragen in de kos-
ten van de financiering, hetzij van de werknemers,
hetzij van de werkgevers. Wanneer – zooals tot nu
toe in Zweden – de openbare steunverleening geheel
wordt bekostigd door den staCt en de gemeenten – en eenig recht op werkloozensteun niet wordt ver-
leend – blijven de mogelijkheden veel grooter om de
‘) lIet is een vraag op zichzelf of het misschien in ver-
band met de psychologie van de massa geveuscht is deze
,,verzekering” cle beteakenis te geveïi van
iederen
voorzorgs-
maatregel, ivelke door de gemeenschap speciaal voor werk-
loozen wordt genomen. Iii dat geval is niet langer Zweden
– zooals het somtijds heet – ,,het eenige land in Europa,
dat nog geen werkloosbeicisverzekering bezit”.
9 De mogelijkheid om arbeidskracht te werk te stellen
neemt, onder overigens gelijke omstandigheden, toe naar-
mate men er in slaagt de overige medeburgers hun verte-
ringen to doen verminderen tea bate van de arbeiders en
de werkloozen; zij neemt in dezelfde mate af naarmate de
arbeiders in het bijzonder worden belast. In een volgend
nummer hoop ik nader op dit vraagstuk terug te komen.
ondersteuningswerkiaamheid en de werkverschaffing
tot één gesloten geheel te ordenen en hierbij van ver-
standige principes uit te gaan.
1)
1)
Omdat •de steunFzoekende in den regel wordt aangewe-
zen voor werkverschaffing – waar de verdiensten lager
behooren te zijn dan op de open arbeidsmarkt – wordt het-
mogelijk de werkwilligheid metterdaad op de proef te
stellen en de steunverleeniug bij werkloosheid te reservee-ren voor degenen, die er wezenlijk behoefte aan hebben.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
DE ONTWIKKELING VAN DE BIET- EN RIETSUIKER-
INDUSTRIE IN DE LAATSTE JAREN, VERGELEKEN
MET DEN TIJD VAN VOOR DEN OORLOG.
Dr. G. Mikusch te Weenen schrijft ons:
Sinds de rietsuikerindustrie zich in Europa tot een
machtigen productiefactor ontwikkeld heeft, een pro-
ces, dat zich in den ioop van het vijfde en zesde decen-
nium van de vorige eeuw voltrok, heeft geen gebeur-
tenis – zelfs niet de Brusselsche Conventie – zulk
een invloed op de bietsuikerindustrie en haar verhou-
ding tot de rietsuikerproductie uitgeoefend als de
wereldoorlog. Deze heeft de Europeesche bietsuikes’-
industrie tot in het merg getroffen en de rietsuikerin-
dustrie als geheel genomen tot een geweldigen op-
bloei gebracht, waarbij overigens streken, zooals bijv.
Lousiana, Hawaï, Britsch- en Nederlandsch Guyana,
Mauritius, de Fidji-eilanden en de Fransche koloniën
slechts weinig voordeel trokken uit de door den we-
reldoorlog geschapen verhoudingen, terwijl andere lan-
den (bijv. Portorico, •de Filippijnen, Barbados, Java,
de Unie van Zuid-Afrika en Australië), ofschoon ten
deele. eerst in de laatste jaren, merkbaar opbboeiden en
in één geval, nl. Cuba, de toename enorm was. Alen
zie de tabel op de volgende pagina. (le kolom).
In de campagne 1913-14 kwamen van de wereld-
suikerproductie, groot 19.681.000 ton’) 9.013.000 ton,
d.w.z. 46 pOt. voor rekening van de bietsuiker, (hier-
van 8.259.000 ton, dus 42 püt. van de were.ldsuiker-
productie, voor rekening van de Europeesche bietsui-
kerproductie) en 10.868.000 ton of 54 pCt. voor reke-
ning van de rietsuiker.
Aangezien de oorlog in de koloniën niet lang duur-de, was hoofdzakelijk Europa het terrein van den we-
reldoorlog. Daardoor was de Europeesche suikerin-
dustrie het voornaamste slachtoffer. Ten deele vielen
fabrieken (hoofdzakelijk in Frankrijk, Russisch Polen
en Galicië) ten offer aan de krjgsoperaties. En ook
de bietenbouw werd door den bewegings- en loopgraveu-
oorlog ten deele onmogelijk gemaakt (hoofdzakelijk in
Frankrijk, Russisch Polen, België, Galicië, Servië,
Roemenië en Ukraïne). Veel belangrijker echter was
het, dat, onafhankelijk van de krijgsoperaties, de ver-
houdingen voor den bietenbouw (gebrek aan arbeids-
1)
Alle in dit artikel voorkomende statistische gegevens
hebben (voor zoover niet anders aangegeven) betrekking op
de waarde van ruwe suiker in metrieke tonnen. Wanneer
de statistisohe gegevens van enkele landen oorspronkelijk
gepubliceerd werden in een andere maat (bijv. Engelsche
tonnen, ,,Kurztonnen”, picols) werden deze in metrieke
tonnen omgerekend. Dientengevolge zijn de in de tabel (bijv. voor Cuba) opgenomen cijfers over liet algemeen hooger dan
cle productiecijfers, die de vakman gewoonlijk onder oogen
krijgt, aangezien de opgaven van de Cubaansche statistiek
oorspronkelijk in Engelsche tonnen gemaakt zijn en de
omrekening in metrieke tonnen derhalve tot een grooter
cijfer leidt. Ofschoon deze methode iets haohelijks heeft, moest
men bij internationale statistieken toch eindelijk eens bre-
ken met de gewoonte, om metrieke tonnen en andere ton-
nen eenvoudig bij elkaar op te tellen. Ook werden statis-
tische opgaven in ruwe suiker eênerzijds en witte suiker
anderzijds nauwkeurig onderscheiden en de productie van
witte suiker, voor zoover
zulks
mogelijk was, omgerekend
in de waarde van ruwe suiker. In verband met de gebrek-
kige statistische publicaties van enkele productielanden
moest overigens in vele gevallen tot een meer of minder
willekeurige schatting worden overgegaan.
226
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9
Maart 1927
Statistiek der. Wereld-Suiker-Productie in duizend
metrieke tonnen, ruw-suiker-waarde.
La n d
1913/14 1921122 1922123 1923124 1924125 1925)26 1926127
A.
Bietsuiker:
schat-
a
Europa ting
Duitschland ..
2.716
1301
1455 1146
1.564
1.606
1.650
Tsjecho-Slow..
.-
663
744
•
1002
1429
1.509
1.050
Oostenrijk ….
1.680
14
24
47
75
78
78
Hongarije
..
–
61
82
124
202
166 175
Frankrijk
797 309
495 496
834
754
675
België
…….
230 290
:
269
300
400
332
230 Nederland
231 378
250
226
322
300 275
Polen ……..
–
178
304. 384
490
582 567
Sovjet-Unie 1.740
56
233
419
506
1.183
1.030
Denemarken
.
144
146
90
109
141
180
150
Zweden
…….
137
235
72
149
135
205
20
Italië
……….
330
229
294
347
418
154
305
Spanje ……..
188
80
187
187
280
273
250
Joegoslavië
6
26
38
.
45
142
63
80
Roemenië ….
39
29
46
82
104
123
155
Bulgarije
…
9
14
18
30
44
–
33
Engeland
4
8
8
15
27
57 145
Andere landen
8
12
10
17
31
30
50
Totaal Europa
8.259
4.029 4.619 5.125 7.144 7.595 6.918
.b) Amerika
Vereen. Staten
740
1.028
680
891
1.103 907 930
Canada .. …
13
.
27
15
20
43
37
40
Tot. Amerika
.
753
1.055
695
911
1.146
944
970
c) Andere bietsui-
:
IGerlande?z
..
1
10
13
21
24
27
22
Victoria; Maf-
fra (Australië),
Japan
(Hoka-
ido),
Korea,
–
Mandsjoerje
(Azië).
Bietsui.ker–prod.
9.013
5.094 5.327
6.057
8.314
8.566 7.910
B.Rietsuiker:
a)Europa, Spanje
.
8
.9
9
.
.
9
9 9
10
b)
Noord-Amerika
–
Louisinna,Tex.
287 314 285
158
85
134
85
Portoric.o en
Maagden.eil.
336 375
346
408
606 559
565
Uawaï
560
593 495 636 704
720
785
Cuba
.
……;
2.638. 4.060 3.659
4.117
5.202
4.956
4.575
Trinidad
56 61
42
53
71
75
’65
Barbados
..
34
37
54
45
50
48
70
Jamaïca …….
16
43.
34
34
44
59
60
And.: Br. W..I
33
23
27
23
39
36
38
Martinique en
Guadeloupe
81
41
54
53
88
80
80
San Domingo
107
160
187
232
313
355
345
Haïti
……..
–
13
11
6
8
14
13
Mexico
……
130 120
121 167
166
190
175
Middel-Amer.
75
111
114
143
138
130
140
Demerara
108
113 103
92
93
101
90
Peru
………
223
319
320
317
270
270
250
Argentinië ..
278,196
209
257
249
396 480
Brazilië ……
203
710
605
761
831
904
950
And. Z.-Amer
45
67
67
67
.71
85 83
Tot. Amerika.
5.210 7.356 6.733
7569 9.028 9.112 8.849
c) Azië
.Britsch-Jndië
.
2.329 2.821
3.229 3.558 2.790 3.157 3.240
Java
……..
1.466 1.685
1.808
1.793 2.011 2.300
1.983
JapanetiForm.
259 413 412
5313
533 595
530
Philippijnen
.
..
233
338
263
376.
590
436
520
And. Azië…
.
320
290
340
340
260
254
220
Totaal Azië –
:
4.607′ 5.547 6.052 6.603 6.184 6.742 6.493
d)
Afrika
–
Egypte
.’……
69
111
96
88
80 95
90
–
Mauritius
.
250
197
231
202 225
241
195
Réunion …….
..
32
–
46
39
42
52
52 50
Z.-Afr.
Unie. 84
135
145 184
146
218
220
Mozambique
–
37
35 47
57
45
60
80
–
And. Afrika
8
20
22
26 29
30
30
Totaal Afrika
480
544
580 599
577 696 665
e)iiI’ustralië
-•
Queensl and en
N.
Z.-Wales
269
•
304
310
289
443
528
390
Fidji
. .
.”
94
73 38
65
102
91
85
Tot. Australië
363 377
348
354 545
619
475
Rietsuiker-prod
10.668
13.833
13.722
15.134
16.343 17.178 16.492
Wer. suik.-prod
19.681
18.927
19.049
21.191
24.657
25.744
24.402
krachten, tre’kdieren en kunstmest) en de suikerpro-
ductie (gebrek aan kolen en andere huipstoffen)
steeds moeilijker werden. Ook daar, waar de bieten-
bouw ten deele overeind gehouden werd, liep de op-
brengst ten gevolge van gebrekkige bemesting en be-
werking van den bodem vooi-tdurend achteruit, waar-
door de toestand van den suikerbietenbouw in Europa
algemeen ongunstig werd. Zelfs in neutrale landen
(Holland, Zweden) maakte zich dit voelbaar.
Daar, waar de Staat regelend ingreep, was het met
den hietenhouw en den landbouw bijzonder slecht ge
steid. Afgezien van andere nadeelige invloeden maakte
zich vooral een fout voelbaar, waarin men bijna overal
bij het nemen van dwangmaatregelen verviel. Men
stelde zich nl. vooral ten doel de .verkoopsprijzen be-
neden den natuurlijken stand te drukken en ver-waar-
loôsde daarbij bevordering der productie, ofschoon een
verhoogd aanbod in den regel het eenvoudigste mid-
del is om
prijzen
geheel vanzelf te doen zinken. Soms
môésten cle ambtenaren, belast met de contrôle der
regeerii’igsmaatregelen, tegen hun beter inzicht in aan
de – lang niet altijd voor den verbruikei- gunstige –
eenzijdige verbruikerspolitiek vasthouden, aangezien
de publieke opinie het eenvoudig eischte. De bieten-
bouw werd onder zulke omstandigheden steeds minder
rendeerend of zelfs verliesgevend en dientengevolge
beperkt. .
Had reeds in de campagne 1917/18 de rietsuikerpro-
ductie (12.558.000 ton)
74
pOt. van de wereldsuiker-
productie veroverd, terwijl voor rekening van de biet-
suiker (4.354.000 ton) slechts 26 pot. kwam, (hier-
van 3.558.000 ton of 21 pOt. voor rekening van Euro-
pa), in de eerste jaren na den oorlog verschoof de ver-
houding zich nog verder ten gunste van, de rietsuiker-
industrie, zoodat in 1919/20 het aandeel van de ziet-
uikermndustrie (12.893.000 ton) tot 79 pOt. gestege
was, terwijl cle bietsuiker (3.326.000 ton, waarvan
2.568.000 ton uit Europa) tot 21 pOt. (en voor zoover
het Europa betrof tot 16 pOt.) teruggedrongen was.
Daarbij waren juist de eerste jaren na den oorlog die van den grooten suiker-boom, waarop in 1921 de in-
eenstortin.g volgde..
Ruwsuikerprijzen voor Cuba Centrifugal
96
1
,
prompte
verscheping naar New.York, netto contant (vrij van rechtén)
per pond
(0.4536)
in Amerikaansche centen.
Hoogste
Laagste
Gemiddelde
Jaar
noteering
noteering
noteering
1912….
‘
3.44
2.41
2.804
1913… .
2.44
1.875
2.150
1914….
5.50
.
1.875
2.745
1915.. ..
4.19
2.625
3.626
1916….
5.625
3.50
4.767
1917….
6.50
3.8125
5.208
1918….
5.88
4.985
5.014
1919….
12.50
5.88
6.354
•
1920…..
22.50
.
3.625
11.337
1921…
5.25
.
1813
3.459
1922.
..
.
4.00
1.813
2.977
1923….
6.625
3.25
5.240
1924….
5.625
3.00
.
4.186
1925….
‘
3.06
1.94
2.562
–
1926….
3.375
2.188
2.568
:De oude productielaiden in Europa . steldqn zich
echter teweer tegeh de voortgezette verdringing. Daar-
bij kwam de natuurlijke ontwikkeling der dingen hun
te hulp. Doordat de toestanden langzamerhand tot rust
en tot herstel kwamen, werden de moeilijkheden voor
den bietenbouw geringer en steeg de opbrengst van
bieten en suiker. Een groote prickel tot uitbreiding
van den hietenbouw was de opheffing van de dwang-
maatregelen. Duitschiand (opheffing van de dwang-
bepalingen in Octob6r 1923, tot uiting komend in het
jaar 1.924/25) en Oostenrijk (opheffing van de dwaflg-
bepalingen in Februari 1922, dus reeds werkzaam in
1022/23) zijn daarvan typische voorbeelden.
Deze natuurlijke verbetering van de concurrentie,
voorwaarden werd door de bietsuiker-produceerende
landen in vele gevallen niet voldoende geacht en men
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
227
trachtte. door maatregelen van industrieele politiek
beschermenci in to grijpen. Engeland, dat sinds tien-
tallen jaren voor de afschaffing van premiën gestre-
den had en eindelijk (1902) de Brasseische Conventie
had weten door te zetten, die het echter spoedig (1912)
den rug toekeerde, trad het radicaalste op en verleen-
de de inheemsche bietsnikerindustrie op grond van de
,,British sugar (subsidy) act” 1925 directe ondersteu-
ning in den vorm van premiën.
1)
De lersche Vrijstaat,
en in gewijzigden vorm ook Finland, volgden het voor-
beeld van Engeland. Verder echter is men in Europa
nog eenigszins bevreesd om tot directe premiën over
te gaan, aangezien deze methode kostbaar is en de be-
perkte middelen van de meeste landen groote uitgaven
voor premiën volstrekt niet toelaten.
De staten, die iets voor hun suikerindustrie willen
doen, grijpen derhalve naar andere middelen en het
eenvoudigste hiervan is de verhooging van de invoer-
rechten.
Dit middel wordt door de meeste Europeesche lan-den aangewend, die productiebelangn te beschermen
hebben (in het bijzonder de Balkanstaten en Finland).
Overigens was voor de tariefverhooging ten deele ook
het belang van den fiscus ) maatgevend, met name
in Groot-Brittannië, waar het hooge tarief mee moet
helpen de oorlogslasten te dragen, terwijl de bevorde-
ring van de industrie door de premie (subsidy) ge-
cliend wordt.
De hoogere invoerrechten werden echter ten deele
door de daling van den geidkoers buiten werking ge-
steld. Daardoor moesten, met name in België en
Frankrijk, de tarieven herhaaldelijk verhoogd worden
om te voorkomen, dat do bescherming van het tarief
daalde, hetzij beneden de pariteit van vddr den oorlog,
hetzij in het algemeen.
Landen, die het invoerrecht hetzij in goud, hetzij
op goudhasis heffen, zijn natuurlijk van deze zorgen
ontheven, terwijl daar, waar de omrekening aan de
hand van een slechts van tijd tot tijd veranderenden
sleutel volgt, (bijv. in de Balkanstaten) de omreke-
ningssieutel door een toenemende daling van den wis-
selkoers zeer vaak achterblijft bij de goudpariteit.
Een merkwaardig geval van het tegendeel doet zich
bij Tsjecho-Slowakije voor. Het invoerrecht is vast-gesteld op 26 goudfranken met een voorgeschreven
omrekeningscijfer van 13,
terwijl
een
cijfer van
of 7 met de huidige waardeverhouding overeen zou
komen. Dit hooge beschermende recht wordt echter bij
cle Tsjecho-Siowaaksche sui’kerindustrie slechts als een
,,Privilegium odiosum” gevoeld, aangezien zij nog niet
in de gelegeuheid was, dit recht bij benadering uit te
buiten.
Feitelijk heerschten in Tsjecho-$lowakije namelijk
nog steeds dwangbepalingen, ofschoon op papier de
vrije verkoop reeds eenmaal vroeger was ingevoerd en
voor 1926127 opnieuw werd afgekondigd. Het econo-
misch leven is echter niet werkelijk vrij, aangezien de
regeering zich herhaaldelijk in de vaststelling van den
suikerprjs mengde. Gedurende de periode der eigen-
lijke prjsreguleering werd de suikerprijs in den regel
voor het geheele jaar vastgesteld. Daarbijl was het doel
den verbruiker te beschermen en den binnenlandschen
prijs beneden de exportpariteit te houden. In het be-
drijfsjaar 1925/26 was het resultaat echter juist het
omgekeerde. Regeering en industrie werden het reeds
in Maart 1925 eens over den suikerprijs voor de ge-
heele campagne 1925/26 en de daarop volgende prijs-
daling op de wereldmarkt had tot gevolg, dat de bin-
De Britsche bietsuiker geniet tegenwoordig – van-
neer men rekening houdt met de invoerreohten op vreemde
suiker-, cle verbruiksbelasting en de premie, – een voor-
sprong van
23
sh.
9Y
3
d. per cwt.
of 28,4
gulden per 100 KG.
t.o.v. de uit het ‘buitenland ingevoerde suiker.
Zuiver fiscaal gedacht is een hooge tol natuurlijk in
clie landen, welke in ‘t geheel geen suikerindustrie bezit-
ten
(bijv.
Estiand, Lithauen, Noorwegen, Portugal, Grie-
kenland, IJsland).
neI]lafldsche prijs zeer aanzienlijk boven het buiten-
landsche niveau lag.
In enkele gevallen werd een prijsregeling ingevoerd,
minder tot bescherming van den verbruiker, dan tot
bescherming vnu de industrie. De regeling komt dan
in haar werking overeen met een door den Staat voor-
geschreven kartel. Een voorbeeld daarvan is Polen,
waar door reglementeering van den binnenlandschen
afzet een eind gemaakt wordt aan den strijd van de
fabrieken op de binnenlandsche markt en de last van
den vaak verliesbrengenden uitvoer over alle fabrieken
gelijkmatig verdeeld werd:
Behalve drastische maatregelen tot bescherming of
bevordering der industrie door hooge tarieven, pre-
miën en uitschakeling van de concurrentie met behulp
van een reguleering van den binnenlandschen afzet,
komen dan nog verscheidene middlen en middeltjes
in aanmerking, waarmee men dQ ‘binnenlandsche in-
dustrie helpt. Hiertoe behooren in het bijzonder maat-
regelen van spoorwegpolitiok (goedkoope uitvoervrach-
ten, hooge vrachtprjxen in de tegenovergestelde rich-
ting, uitzonderingstarieven voor stations, waar de bin-
nenlandsche fabrieken gevestigd zijn, en dergelijke
meer).
Ofschoon de bietsuikerindustrie ten opzichte van de
rietsuikerindustrie veel terrein verloren heeft
1),
is
het toch gelukt, de bietsuiker-productie in de laatste
jaren zeer aanrLienh]k te verbeteren en slechts van
1925126 op 1926/27 valt – in hoofdzaak ten gevolge
van den slechten Tsjecho-Slowaakschen oogst – een
opvallende vermindering te constateeren.
Doch ook de rietlanden hebben niet stil gezeten.
Het leeuwenaandeel van de stijging der rietsuikerpro-
cluctie komt
ongetwijfeld
op rekening van Cuba, dat
in het bedrijfsiaar 1924/25 een recordoogst van
5.502.000 metr. ton (5.120.421 Engelsche tonnen) le-verde. Ontsteld over de vernietigende werking, die de
overproductie op do wereldmarkt aanrichtte, heeft. de
Cubannsche regeering de productie kunstmatig door vaststelling van een maximum-productie-contingent
voor iedere fabriek (1925/26 en 1926/27), door het ver-
bod om bosschen te rooien voor den aanplant van sui-
korriet en door kunstmatige verschuiving van het be-
gin van den oogst in de bedrij’fsperiode 1926127 be-
perkend ingegrepen. De opvattingen over de doelma-
tigheid van deze maatregelen zijn zoowel op Cuba als
daarbuiten verdeeld, doch de beperking van de Cubaan-
sche productie heeft ontegenzeggelijk tot verbetering
van de suikermarkt bijgedragen, zooals de verhooging
van de
prijzen
na de eerste verordening tot beperking
(voor 1925f26) van 3 Mei 1926 en de hausse in No-
vember na het bekend worden van de jongste beper-
kingsplannen voor 1926127 bewijzen.
Wat de verdere toekomst betreft bestaat het vermoe-
den, dat voor 1927128 een productietoename te ver-
wachten valt. Of dit tot een crisis in de prijzen zal
voeren, zooals het geval is geweest in de jaren 1925 en
1926, ten gevolge van overproductie, hangt af van de
ontwikkeling van het verbruik. Het is onmogelijk deze
ook maar bij benadering te voorzien, aangezien te veel,
nog onbekende omstandigheden daarbij medespelen.
Zeker is slechts, dat de gemiddelde verbetering van
den levensstandaard, die langzaam doch zeker op de
geheele wereld plaats grijpt, een factor is, die tiental-
len jaren lang tot een voortdurende stijging in het
verbruik van suiker gevoerd heeft en die ook in do
toekomst nog wel werkzaam blijven zal.
‘)Bij een vereldsu.ikerproductie in
1926127
van
24.400.000
ton komt
7.900.000 ton
(32
pCt.) voor rekening van biet-
suiker en
6.900.000
ton
(28
•pCt.) voor rekening der Euro-
peesche bietsuiker, terwijl voor den oorlog, zooals reeds ge-
zegcl, •het aandeel van de bietsuiker in het algemeen
46
pCt.
uitmaakte, wacrvan de Europeesche suiker
42
pCt.
228
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
AANTEEKENINGEN.
Indexcijfers van groothandeisprijzen.
De beweging der prijzen was in Fébruari hoofdza-
kelijk stijgend, schrijft ,,The Economist”. Het index-
ijfer vertoont een stijging van 84 punten, vergele-
ken met eind Januaii. Slechts enkele handelsartike-
len daalden in den loop der maand en het totaal voor
elk der vijf groepen is per saldo grooter, zooals uit de
volgende vergelijkende tabel blijkt.
Data
•
5,
c
°
•..s
..
°
Basis (gemidd.
1901-5) …
500.
300 500 400 500
2200
100,0
EindeJulil9l4
579
352
6164
4644
553
2565
116,6
Nov.1918
1289
7824
1848
903 13894
6212
282,6
Dec.1923
853
8154
13824
774
755
4580
208,2
Dec.1924
992
7894
1452
8154
806
4855
220,7
Dec;1925
9364
679
1120
733
7824
4251 193,2
Feb.1926
884
699
1058
736
762
4139
188,1
Mrt.
,,
880 688
1254
7234
771
4088
185,8
Apr.
,,
894
6784
1000
714
7664
4053 184,2
Mei
8854
681
9784
7184 7654
4029
183,1
Juni
8934
6824
9634
735
7604
4035
183,4
Juli
,,
910
6784
945
763
7484 4045
183,9
Aug.
,,
914 695
954
849 744
4156
188,9
Sept.
,,
893
708
9424
963
7394
4246
193,0
Oct.
,,
920
7214
8804
9764 7384
4237
192,6
Nov.
,,
8954
728
867
959
7354 4185
190,2
Dec.
,,
875
7364
859
.7734
731
3975
180,7
Jan.1927
8674
734
8734
7344 7184
3918
178,6
Feb.
,,
8974
74041
904
1
742 728
4012
182,4
Ïndivjdueele bewegingen waren gering en de be-
trekkelijk •grootc stijging in het totaal is te danken
aan de vcranderingen, welke in drie of vier .han-
delsartikelen plaats hadden. In de eerste groep bijv.
zijn granen ongewijzigd met uitzondering van rijst,
welk artikel zeven punten steeg het totaal kwam voor
rekening van rund- en varkensvieesch. In de bijkom-
stige voedingsmiddelen werden sstijgingen in thee en
boter gedeeltelijk gecompenseerd door een daling in
suiker. Veranderingen in de groep weefstoffen waren
meestal in
stijgende
richting, maar de
stijging,
welke
in het totaal tot uiting komt, is hoofdzakelijk het ge-
volg van een scherpe
stijging
in vlas; kleine stijgin
–
gen in katoen werden gecompenseerd door dalingen
in hennep en jute. In de groep delfstoffen zijn ijzer
en stoomkolen een weinig gedaald, maar lood en tin
zijn in totaal hooger. 0e volgende tabel toont de
wijzigingen in het indexcijfer der verschillende arti-
kelen, vergeleken met eind Januari, waarbij het cijfer
50 telkens het gemiddelde voor de periode 1901-05
voorstelt.
V:.
0
0:.
0
o
0
Tarwe (btl.)
101
+
1
Katoen(Am.)
70
6
+
35
Koper
47
+
16
”
(Eng.)
Meel
91
88
..
+
1
,, (Egypt.)
Garen
82
–
+
6
ï.i!tOj.
:F
–
75
Gerst
87
+
6
Laken
98
+
45
Hout
Haver
66
..
Wol (Eng.)
108
..
(Baltisch)
93
Aardapp.
81
..
,
(Austr.)
1045
+
2
5
Hout Rijst
.1116
+
7
Zijde
735
+
25
(Amerik.)
775
Rundvl.
75
+
86
Vlas
1095
+246
Leder
615
Schapenvl.
86
..
Flennep
62
–
76
Petroleum
108
5
+
8
5
Varkensvl.
III
+12
jute
101
— 5
Oli8n
725
–
Gran. en
W.
897
5
+30
Wee/stoffen
Oliezaden
Talk
75
615
+
2
904
+306
Thee
iT
–
+
_
6
Ruw-Ijzer
Indigo
76
5
Koffie
146
.
.
Stalen rails
71
.
.
Soda
85b
Rietsuiker
121
–
2
hz. staven
905
–
36
Rubber
16
5
– &
Bietsuiker
1175
–
IS
Kolen (st.)
109
–
46
Diversen
•••
::
Boter
Tabak
88′
116
6
+
4
..
(huisbr.)
L’od
94
119
+
6
Totaal
9612
4
And. voed.
Tin
123
+11
—
en genotm. 7406
+
6′
Ten gevolge van deze wijzigingen wordt de stijging
boven het v65roorlogsniveau van 53,1 tot 56,4 pOt.
verhoogd, zooals uit de. volgende tabel blijkt, die even-
eens den vergelijkenden stand der vijf -groepen aan-
toont.
Dt
aa
5,
o-
Juli
1914
100
100 100 100
100
100
December
1918
226
222
293
186
21
237,5
December
1923
148
231
225
167 136
178,6
December
1024
171
224
235
175 146
189,3
December
1925
162
193 182 158
141
165,8
Februari
1926
153 199
172
158 138
161,4
152
196 167 156
140
159,4
,.
154
193
162
154 139
158,0
,.
153
194
159 155 139
157,1
Juni
,…..
154 194
156 158 138
157,3
157
193 153 164 135 157,7
£vlaart
,……..
158
197 155 183
134
162,0
April
…….
Mei
…….
154 201
153
207
134
165,5
Juli
,……
.
159
205
143
210
134
165,2
Augustus
,……
155
207
141
206
133
163,2
September
,……
Jctober
,……
December
,…..-
151
209
139
167
132
155,0
ovember
,……
Januari
1927
150
209
142
158
130 153,1
Februari
,.
….
.
155
210
146
160
132
156,4
Onderstaande tabel geeft voorts nog een overziçht
van het prijsverloop in een aantal belangrijke landen.
1:0
S
.
cc
6)
=
-5
–
06
0 0
.
4,
‘5
0
N
0
5
0
z
0
‘5
–
1913
100
1005
100 100
5
)
100′)
100 100 100
Novemb. 1918
206 358 438
…
…
367
392
214
oogste
1920
t
H
(272
591
679
…
325 366
297
322
Decemb. 1923
Mei)
151
(Apr.)
458
(Apr.)
577
140
(Jan.)
153
(Juni)
160
(Juli)
154
(Mrt.)
211
Decemb. 1924
157
507
640
147
171
168 160
214
Decemb. 1925
156
632
715
143 156
156
155 194
Februari
1926
155
636 704
139
151
152 149 188
Maart
152
632
693
138
148
149
145
184
April
151
651
636
138 148 150 143
181
Mei
153
688 643
137 147
151
143
177
Juni
152
739
654
136
145
150
144 177
uli
Augustus
”
151
149
837
770
677
691
135 134 145 145 148 147
141
139 179 177
September,
150
788
683
134 146 146 140 175
October
,
November,,
150 148
753 684 655
136 145 148 143
174
December,,
147
627
641
619
138
138 147 148 148 150
147 147
Januari
1927
147
623
603
137
146
1
146
1
145
1) Bureau of Labour. 5) Frankfurter Zeitung. Sedert Januari 1924 ge-
baseerd op 100 artikelen in plaats van op 98.
Sedert 1922 gebaseerd op 48 artikelen in plaats van op 53.
Sedert October 1923: Juli 1914=100.
5)
Midden 1914
De onderstaande, aan het bericht van het Centraal
Bn.reau voor de Statistiek ontleende opmerkingen,
hebben betrekking op de Nederlandsche indexcijfers
over de maand Januari 1927 met basis 1913.
Bij beschouwing dezer cijfers in vergelijking met
Dccembej- 1926 blijk-t, dat zoowel het algemeen index-
cijfer, als dat der voedingsmiddelen ed. met 2 punten
is -gedaald.
Tegenover een prijsdaling van 19 a.rtikelen met in totaal 183 punten, staat een
prijsstijging
van 13 arti-
kelen met in totaal 93 punten. Met 10 of meer punten
daalden de artikelen: thee (23 punten), eieren (48),
terpentijn(15), steenkolen (1.9) en cokes (20); daaren-
tegen stegen de artikelen schapenvleesch en hars met
25 en 18 punten.
BOEKAANKONDIGING.
Dr. M. G. de Boer. Honderd jr
machine-iv4usfrie op Oosten,burg,- Arn-
sterdan
(Amsterdam 1927).
Ï)e economische geschiedenis van Nederland is in
het huidig aanvangsstadium harer ontwikkeling het
best door monografieën gediend, die van den gang der
dingen in een enkel afgesloten geheel, bijv. in een
bepaalde onderneming of in een bepaald bedrijf, een
nauwkeurige beschrijving
geven. Brengt men zulk een
beschrijving in verband met de groote economische,
sociale en politieke ontwikkeling rondom, des te beter,
maar moet of wil men zich beperken tot de grenzen
van het afgebakend geheel, dan heeft ook dit zijn be-
teekenis. –
Dr. de Boer blijft met zijn studie over de fabriek op
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
229J
Oostenburg op het tweede, het lagere niveau. Hij
somt op hetgeen er voor en na gebeurde binnen den
kring dezer onderneming, zonder er naar te streven
geschiedbeschrijving te leveren in den breeden zin
des woords. –
De moderne metaalnijverheid heeft zich in Neder-
lan-d ontwikkeld uit de stoomvaart. Zoo is het gegaan
in Rotterdam, waar uit de Nederlandsche Stoomboot-
maatschappij onder leiding van G. M. Roentgen de
stichting Fijenoord is te voorschijn -gekomen; zoo ook
in Amsterdam, waar de Amsterdamsche Stoomboot-
maatschappij- onder leiding van Paul van Vlissingen
in 1827 de metaalnijverheid op Oostenburg in het le-
ven riep. Die
metaalnijverheid
was van stonden aan
groot-industrie, in een
tijd,
toen in Nederland het
llein- en het middel-groot-bedrijf onbelommerci
heersehten en -do mechaniseering in de textielnijver-
heid (katoen- en wolspinnerij) nog nauwelijks was
aan-gevangen.
Dr. M. G. de Boer, die zoowel de geschiedenis der
Amsterdamsche stoomvaart als het leven en bedrijf
van G. M. Roentgen heeft beschreven, was de aange-
wezene, om het verhaal van de ontwikkeling van den
metalen-scheepsbouw en de machine-industrie op Oos-
tenburg te doen.
De ,,held” van zijn verhaal is Paul van Vlissingen,
die eerst in Indië werkzaam, daar den Javaanschen
cirukletter ontwierp, en -daarna, in hot vaderland
teruggekeerd, te Amsterdam stoombootdien-sten open-
de op verschillende plaatsen van het ommel.and en op
Ram-burg, totdat de noodzakelijkheid van reparatie,
weldra van constructie zijner scheepsmachines hem
dreef naar de machine-industrie. Zijn volhardoncie
werkzaamheid op Oostenburg toont, hoeveel -de per-
soon van den krachtigen, doelbew’usten ondernemer
vermag. Geen wonder, dat Dr. -de Boer zijn held -de
welverdiendo hulde niet onthoudt, al raakt hij daar-
bij ook een enkelen keer het spoor
bijster,
waar hij- eerst
(blz.
21) constateert, dat Van Vlissingen, die door de
onistancl i ghed en geclwon gen een brochure schreef,
,,elke lotterkuuclige roepiug miste”, en -daarna (blz. 36)
gewaagt van ,,ziju welversneden pen”, die na het af-
treden als directeur in 1853 ten dienste der onderne-
ming bleef. Nog ruim 20 jaren, al was hij dan ook
genoodzaakt met het oog op zijn ,,warikele gezond-
heid” ontslag to nemen, heeft Paul van Vlissingen
zijn pen kunnen voeren.
Onder leiding van zijn zoon, Paul -Cornelis van Vlis-
singen, en van den jongen Dudok van 1-leel -heeft cle
onderneming moeilijke jaren doorgemaakt. De oude
Paul heeft het nog moeten beleven, dat ze in 1810 in
het -ongereede geraakte, tot welken t-ee-stand cle toen
uitgebroken oorlog het zijne heeft bij-gebracht. De di-
recteuren werden genoodzaakt, elders een onder-
konien te zoeken Paul Cornelis trok zelfs naar Ca-
nada -, en eerst na een pijnlijke reorganisatie kon het
geheel een nieuwe toekomst tegengaan.
Een merkwaardige ervaring uit deze jaren was die
niet de ,,cent van Paul van Vlissingen”, toen in 1863
de paketvaart in Nederlan-dseh-In-dië moest worden in-
gesteld en een- Engelsche onderneming
f
0,01 per te
bevaren zeemiji beneden -de Amster-damsche op Oosten
burg bood. liet- liberalisme dier -dagen, alle nationale
overwegingen ter zijde latend en in haar dogmata ver-
stard, wees het zeevaartbedrjf in de Indische wateren
aan -devreemdelinge toe.
In 1891 stond er andermaal de noodzakelijkheid
eoner reorganisatie. Dr. de Boer onderzocht niet –
wellicht maakte het ontbreken van voldoende gege-
vens het hem ook onmogelijk – welke bedrjfs-econo-
mische of algemeen-economische factoren tot deze
herhaalde teleurstellingen hebben geleid, -die toch on-
getwijfeld uit bepaalde oorzaken moeten te ver-klaren
wezen.
• Na haar tweede reorganisatie werd ,,-de Nederland-
sche fabriek van Werktuigen en Spoorwegmateriaal,”
kortweg ,,Werkspoor” -geheeten, in hoofdzaak een en-
derneming van machine-industrie, van – welke de
scheepsbouw sedert lang was afgeschèiden. Ze verwierf
-door haar scheepsdieselmotoren en haar seheepsstoom-
turbines een algemeene vermaardhoid en onderhield
ook krachtige relaties met de Javaansche suikerindus-
trie, -die pa de opheffing van het cultuurstelsel in
1870 en na de suikercrisis in de tachtiger jaren zich
voorspoedig ontwikkelde. In 1913 -moest een afde-eling,
in hoofdzaak omvattend do wagenmakerij, naar
Utrecht (Zuilen) worden overgebracht, – om pla8.ts te
maken voor ruimeren machinebouw.
Dr. de Boer publiceert in het laatste (het zeven-de)
hoofdstuk, dat handelt over ,,de werkzaam-heid der
fabriek op sociaal -gebied,” een merkwaardig adres
van Paul van Vlissingen, geschreven in 1854, dat han-
delt over den
accijns
op brandstoffen, welke den ar-
beider treft in zij-n artikelen van •dageljksch ver-
bruik. ,,Ik heb den werkman 30 jaren gekend; ik ben
aan hem veel, zoo niet alles verschuldigd; …. bij mij
bestaat de overtuiging, dat de werkman, de nijvere
man die werken wil, niet al dien goeden wil gebrek
lijdt.” De Nederlandsche nijverheid, in de jaren harer
verrjzeni-s,
bij
onvoldoende organisatie en onvoldoende
technische uitrusting – het is deze indruk, dien men
ook van elders ontvangt – we-s op lage, op te lage ar-
beidsloonen gebaseerd.
Z. W. SNELLER.
ONTVA.NGEN:
–
Plan d’établissemen.t des réfugiés ojrmén’iens.
Exposé
général et . -documents principaux. Genève, 1927;
Société des Nations.
La restauration financière de l’Autriche.
Exposé gé-
néral, accompagné des documents principaux.
Genève, 1926; Société des Nations.
Hoe moet men Kachels stoken?,
door G. de Clercq.
Amsterdam, z. j. Wed. G. van Soest.
Landbou–Kred-iei.
‘n Inleiding to-t die studie van die
– probleem van kredietverskaffing vir die boer in
-Suid Afrika, deur Dr. G. E. N. Ross, Amster-
-dam, 1927; H. J. Paris.
MAANDCIJFERS.
PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN-
KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.
(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
1.
Gezamenlijke Steenkoleamijnen.
–
–
Januaril
Januari Januari
1927 1927
1926
Prod. Steenkolen in tonnen
739.038
•
739.038
661.126
9.452
9.452
29.651
Kolenslik
……………..
Aantal normale werkdagen
25
25
–
25
II.
Bruinkoleamijn ,,Carisborg”.
Januari Januari
Januari
1927 1927
1926
Netto-productie in tonnen.
.
16.258
16.258
17.651
Aantal normale werkdagen
25
25
23
III. Zoutmijnen.
(Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)
–
Januari
Januari
Januari.
1927
1927
1926
Afgeleverd:
Geraif.
zout ……..(ton)
2.461 2.461
–
Industriezout
…….(
)
50
50
–
Afvalzout ……….(
,, )
–
57,5 57,5
–
Aantal normale werkdagen
25
25
–
Arbeiders.
Oezam en-
Bruin-
antal.
A.
lijke
Steenkolen
kolenmijn Zoutmijnen
Carisborg”
•
–
mijnen
1
Februari
1927
J
8.891-1)
168 117
24.36 12)
………..
1
Februari
1926
……….
8.4931)
105
98
t)
bovengronds.
2)
ondergronds.
230
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
KOERSEN TE NEW YORK.
(Cable).
Data
1
Londen
per £)
1
P.
l
Parijs
OOf
r.)I($
I($
Ber lijn
p. 100 Mk.)I($
1
Amsterdam
p. 100 gid.)
N.B. *** beteekent
:
Cijfer8 nog niet ontvangen.
i
Maart 1927
4,85i/
3,91k
23,70
40,03
GELDKOERSEN.
BANKDISCONTO’S.
2
1927
4,85i
3,913
23,70
5
/
8
40,03
Disc.Wissels. 3
S
Oct.’25
Zwits.Nat.Bk.
3422 Oct.’25
1927
4
,
857
/32
3
,9
1
3
,
23,70
40,03
.
ed
N
jflflfi
4
3Feb.’27
N.Bk.v.Denem. 5
24Juni’26
1Vrsch.
1927
4,859/
3,91’/
R
23,7o3
40,02k
in R.C. 5j S
Feb.
’27
ZweedscheRbk 4
8 Oct. ’25
”
1927
4,853/
3,91 ’18
23,70}
40,02k
Javasche Bank…. 4
14 Juli’26
Bankv.Noorw. 426
Oct. ’26
”
1927
4
,85
9
/32
3,91
1
/
8
23,70
40,01x
Bank van Engeland 5
S
Dec.’25
Bk. v. Tsjecho.
8 Maart 1926
4,86
3,61
23,80
40,00)4
DuitscheRijksbank5
11Jan.’27
slowakije
. .
5
8Mrt.’27
Muntpariteit..I
4,8687
19,30
23,8134
408/
tG
Bank v. Frankrijk. 5j 3
Feb.
’27
N. Bk.v. O’rijk. 6
4Feb.’27
Belgische Nat. Bnk. t
9
Feb.’27
N.Bk.v.11ong. 6
25Aug.’26
KOERSEN
TE LONDEN.
Fed. Res.BankN.Y. 4 12Aug.’26
Bank v. Italië. 7
17Juni’25
Plaatsen en
Noteerings-
I9Febr.’
26Febr.I28Feb45Mrt.1927I
5
Mrt.
Bankvan Spanje.
.
5
23Mrt.’23
Z.-Afr.Res.bnk 5
Landen
eenheden
1927
1927
ILaagstelHoogstel
1927
Alexandrië.
.
Piast. p. X, 9734
97q
977
97
14
OPEN MA.EKT.
Athene
Dr. p.
£
376
376
373
378
3751,
Bangkok
..
.
Sh.p.tical 1/10)4
1/1034
1/10)4
1/10)4
111034
Budapest
. . .
Pen. p.
£
27.75
27.761
27.74
27.79
27.761
1927 1926
1925
11
1914
5 Mrt.
I2SFebr./I
Maart
21126
Febr.
14119
Febr.
1/6
Maart
2/7
Maart
20J24
Juli
B.
Aires’).
. .
d. p.
$
4681/32
:16
47)4
47′
l
54
(64
1
182
Constantin
.
Piast. p.£
950
950
945
965
960
Amsterdam
Partic.disc.
311
3
112
5
J
3
1
I16-!8
3I8-/8
2
3
116-
3
14
2-ijs
3118-31
1
6
Prolong.
3112
311
4
4
3
1
12.4
31/
4
.4
2-3/4
13/4-2
2114-14
Hongkong ..
Sh. p.
$
210%
210
21
/
32
11
1
11(
2107/,
210
5
/
Londen
Calcutta …….Sh. p. rup. 1 5°’
•
ie4
1
J5l5/
15
57
/
1’5′
1I5”
Kobe
…….
210
18
/
210
8
1
210
7
/
32
210
11
/
3
2
10/
1
Daggeld ..
3112-4
3114
–
4112
312
-4
112
34’12
5I44
1
I2
2112-4
1314-2
.Sh.p.yen
Lissabon
1)
. .
d. per Esc.
2′
7
‘
2i’
2”
217e
2”
182
32
f64
132
182
Partic. disc.
4/,6-‘I8
4’I16-Is
41/4_3!s
4’J8’I4
4!l6/8
4’/2-I16
21/4-3/4
Berlijn
Daggeld ..
512
7
5
1
129
4-8
3-5
5-8
–
–
Mexico ……..d. per
$
24
24
23
25
24
Montevideo
1)
d. per
$
504
50
49)4
5034
49
Part,c.disc.
Montreali) ..
$
per Y.
4.858,
4.85+
4.857/
8
4.86)4
4.86k
30-55 d..
.
4518
4
51
43
s
5J
4I13(
5
._
R.d.Janeiro
1)
d. per Mii.
5
I8
555
164
56-90 d..
.
418
411s
4I4-
1
I8
4
1
I8-
1
14
5
–
2118″12
Shanghai
. . .
5h.
p.
tael
21721
2171f
2,15y
4
2171/
16
2/65/
16
Waren- wechsel.
431
4
4314_5
4
1
12-5
4
1
1018
6
1
/4
1
I2
–
–
Singapore.
. .
id. p.
$
2/3
4
213
25
1
32
2/328/
2′
82
S13
182
2
1
.3
‘
New York’)
Valparaiso
2).
$ p.X
39.85
39.82
39.80
39.87
39.84
Cail money
41/
4
4_3/4
31451I4
3314_4314
4t15-5
1
/4
31-414
1314-21/2
Warschau
. .
Zi.
p. £
4334
43)4
42
45
43)4
Partic.disc.
3I4
1
3
3
14
1
3718
3/
4
_7j
5
11
3/4
11
3318
–
j)
Telegrafisch transfert.
2)
90
dg.
1)
Cail money-koers van
4
Maart en daaraan voorafgaande weken tjm
Vrijdag.
.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
WISSELKOERSEN.
Londen’) N.York
2
)
Londen
28 Febr. 1927.
.
261/
8
56′
28 Febr. 1927.
…
84/11)4
KOERSEN IN NEDERLAND.
.
1Maart1927…. 26)4
561t
1Maart1927….
84/113
2
,,
1927…
26l,
561/
5
2
,,
1927….
84/11)4
Data
New
‘Londen
Berlijn
1
Parijs
Brussell
Bafa,’ia’)
York”9
)
6)
6)
6)
3
,,
1927…
25ui,,
55)4
3
1927….
.
84/11)4
4
,,
1927..
25)4
555/
4
1927…..
84/10)4
11Aaart1927
2.49
1
s/,
12.113
59.20
9.773 34.77
100
5
,,
1927-
26
56′
5
,,
1927…..
84110)4
2
1927
2.49)4
12.113
59.203
9.774 34.74
1001/
16
6 Maart1926… 30′
65)4
5 Maart1926….
.
84/11
3
,,
1927
2.49)4
1211
1
s
iv
59.20
9.77
34.734
1001/
16
20 Juli
1914.. 2415,
54′
20 Juli
1914….
84/11
4
1927
2.491’/
1
‘212
î
9
8
59.213
9.774 34.74
1001116
‘)in pence p.oz.stand.
2)
Foreignsilver in
$c.
p.oz.fine.
8
)in sh.p.oz.fine
5
1927
–
12.123
59.22
9.774 34.743
1001!,,
7
1927
2.49
11
/16
12.123
59.243
9.774 34.75
]
00 1
/16
STAND VAN ‘e RIJKS KAS.
Laagsted.w.l)
Hoogste d.w
1
)
2.49)4
2.50 12.114
112.121
59.183 59.243
9.76
34.72
9.79
34.77
1001/,,
De Minister van Financiën maakt bekend:
Vorderingen.
23 Febr. 1927 28 Febr. 1927
28 Febr. 1927
2.4913j
2.113
59.20
9.774 34.74
100
______________________________________
Saldo bij de Nederlandsche Bank….
f
18.359.118,14
/
9.051.521,21
21
,,
1927
2.491s,
12.113
59.213
9.7741
34.744
100)4
Muntpariteit
2.48% 12.103
59.26
48.-
1
34.59
100
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
923.078,47
,,
200.873,50
Voorschot
op
uit. Jan. 1927 aan de ge-
meenten
op
voor haar door de Rijks
administratie te heffen gemeentelijke
Data
jj7
serland
Weenen
Praag
)
1
Boeka-
Milaan Madrid
1)
rest’)
*6)
6*)
inkomstenbelasting en opcenten
op
de Rijksinkomsten belasting ……..
…43.382.640,18
,,
43.382.640,18
,,
8.339.688,76
1Maart1927
48.05
35.20
7.40
1.50
10.93
41.933
2
,,
1927
48.043
35.20
7.41 1.50
10.903
41.94
Kasvord.weg. credietverst.a/h.buitenl.
Daggeldleeningen
tegen onderpand
,,11
..2.805.931,27
,,110.952.153,83
3
1927
48.04 35.20
7.41 1.50
10.93
41.933
24.200.000,-
,,
24.200.000,- 4
1927
48.06
35.20
7.41
1.50
10.993
41.96
Voorschotten aan de koloniën……….7.124.737,03
Saldo der postrekeningen van Rijks-
15.188.141,45
,,
16.933.775,08
5
,,
1927
48.06 35.20
7.40 1.50
–
–
van Staatsschuldbrieven
………..
comptabelen
………………….
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
P.,
7
,,
1927
48.07
35.20
7.40
1.474
10.963 42.44
T.
en
T.’)………………………..-
Id.
op
andere Staatsbedrijven 2)
..
1.470.348,03
–
,,
1.470.348,03
Laagsted.w.l)
48.03
35.10
7.39
1.45
10.87
41.85
Verplichtingen.
Hoogsted.w’)
48.08 35.25
7.42 1.55
11.02
42.58
28 Febr. 1927
48.043 35.20
7.40
1.50
10.93
41.96
Voorschot door de Nederi. Bank.
..
–
–
21
,,
1927
48.043
35.20
7.40
1.52
11.013
41.873
fl11.356.000,-
Muntpariteit
48.-
35.-
2)
48.- 48.-
48.-
,,
28.330.000,-
Schatkistbiljetten in omloop)………/111.356.000.-
Waarvan direct bij de Ned.ank..
–
Zilverbons in omloop …………….
12.189.011,-
Schulda.d.Bankv.Ned.Gemeenten2)..
–
–
,,
12.255.742,-
–
Data
Stock-
1
Kopen-‘
–
slo
6)
hel-
sin
Buenos-
Mon-
holm *)lhagen*)
fg
Aires’)
treal’)
Schatkistpromessen in om1oo
…….,,
28.330.000.-
….
Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds’)
..,,
5.907.369,96
Id. ah. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.
2)..,,
36.743.592,55
Id. aan andere Staatsbedrijven’)………..670.000,-
Id. aan diverse instellingen’) ………..34.568.326,11
5.916.833,81
34.542.245,80
,,
670.000,-
34.526.254,07
,,
1Maart1927 66.723 66.573 64.85
6.30
105%
2.49%
2
1927 66.723 66.60
64.823
6.30
105%
2.49s
1)
Waarvan
/
12.056.000 vervallende
op 1
Juli 1929.
3
1927 66.723 66.573 64.85
6.30
105%
2.49s,
2) In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
4
1927 66.75
66.60
64.90
6.30
105%
2.49)4
5
1927 66.80
66.60
64.75
6.30
105%
2.4934
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE
SCHULD.
7
1927 66.75
66.60
64.923
6.30
105%
2.49%
26 Febr. 1927
5 Mrt. 1927
Laagsted.w.’) 66.65
66.50
64.70
6.28
1047,
2.49%
Vorderingen:
Hoogste d.w
1
) 66.801 66.623 64.95
6.32
105%
2.49%
28 Febr. 1927 66.70
66.574 64.85
6.30
105 Saldo bij
‘s
Rijks kas
f
3.288.000,-
/
2.462.000,-
21
,,
1927 66.6731 86.54
64.20
6.30
104%
2.49%
Saldo bij de Javasche Bank.:::::::::
10.983.000,-
1
,
10.558.000,-
Muntpariteit 66.67
66.67
66.67
6.263
1058/,
2.48%
Verplichtingen:
)
Noteering te Amsterdam.
*8)
Noteering te Itotterdam.
Voorschot uit
‘s
Rijks kas aan N.-lndië
– –
Particuliere opgave.
Voorschot Javasche Bank aan N.-Indië
– –
Wettelijk gestabiliseerd tusschen
7.534j5
en 7.21
1
12.
Schatkistpromessen in omloop
…….
800.000,-
,,
800.000,-
In het eerste numer van iedere maand kot een overzicht
m
m
Muntbiljetten in omloop
………….
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds..
…..
,,30.603.000,-
3.526.000,-
,,
30 507.000,-
3.744.000,–
,,
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
,,
1.019.000,-
.,
1.055.000,-
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTËN
231
NEDERLANDSCHE BANK.
Vérkorte Balans op 7 Maart
1927.
Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
78.029.157,04
se1s,Prom.,Bijbnk. ,,
10,919.505.84
enz. in disc.( Ag.sch. ,,
16.830.093,77
f
105.778.756,65
Papier o. h. Buiteni. in disconto
–
Idem eigen portef..
f
143635.613,-
Af :Verkochtmaar voor
debk. nog niet af gel.
–
»
143.635.613,-
Beleeningen
1
Hfdbk.
f
48 210.805 18
mci. vrsch.0
Bmjbnk.
1(.139.544-
in rek.-crt.i
op onderp.
i
Ag.sch.
73.107.015 38
132.457.164,56
Op Effecten…….
f
128.906.064,56 Op Goederen en Spec. ,,
3.551.100,
132.457.164,56
Voorschotten a. h. Rijk
–
..
–
,,
–
Munten Muntmateriaal
Munt, Goud …. ….
f
59.966.850,-
Muntmat., Goud
.. ,,
353.968.905,32
f
413.933.755,32
Munt, Zilver, enz.. ,,
27.704.721,55
Muntmat., Zilver..
Effecten
,,
441.638.476,87
BeleggingRes.fonds.
f
7.043.981,68
id. van
i
v. h. kapit.,,
3.996.941,20
11.040.922,88
Gebouwen en Meub. der Bank
.
……..,,
5.142.000,-
Diverse rekeningen ………. ..
.
.. ..
,,
52.221.435,92
Paselva.
f
891.914.369,88
Kapitaal ………. ..
.
…
.
._ ……..
f
20.000.000,-t
Reservefonds ………………..
.
.-. ..
7.047.731,06
Bijzondere reserve ……….-.
.
… …
,,
8.800.000,-
Bankbiljetten in omloop………- … …
,,
806.138.315,-
Bankassignatiën in omloop………..,,
281.736,58
Rek.-Cour.j Het Rijk
f
10.154.197,05
saldo’s:
‘, Anderen
24.022.641,47
34.176.838,52
Diverse rekeningen
.
..
.,,
15.469,748,72
f
891.914.369,88
Beschikbaar metaalsaldo ……… .. ._..
f
272.968.820,79
Op
de basis van
2/
5
metaaldekking…… ,,
1O4.849.42,77
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis. ,, 1.364.844.100,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.
Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Munt
1
Mimntmat.
Circulatie
opeischb.
schulden
Metaal-
saldo
kings
perc.
7 Mrt. ’27 59.9137 353.967 806.138 34.459 272.969 53 28 Febr. ’27 60.058 353.964 814.156 31.744 272.394 52
21
,, ’27 60.197 353.961 785.460 39.782 276.949 54
14
1
27 60.275 353.961 791.778 37.292 276.075 53
7 ,, ’27 60.344 353.961 802.099 33.330 274.901 53
31 Jan. ’27 60.469 353.961 819.430 30.847 972.472 52
8 Mrt. ’26 50.515 379.930 834.753 39.196 280.605 52
25 Juli ’14 65.703 96.410 1310.437 1 6.198 43.521
1
) 1 54
Totaal Schatkist- B
Papier DiveT
Data
bedrag prornessen
•
e ee-
op het
reke-
disconto’s rechtstreeks ningen
buiteni. nin2en
2)
7 Mrt. 1927
105.779
–
132.457 143.636
52.221
28 Febr.1927
101.677
–
141.090
141.111
54.732
21
1927
93.501
–
128.311
136.706
58.838
14
1927
95.014
–
130.605
137.631
57.894
7
1927
80.691
–
150.906
137.773
57.970
31 Jan. 1927
69.652
–
146.135 178.027
47.530
8 Mrt. 19261
98.241
26.000
123.201
191.106 35.734
25 Juli
19141
67.947 14.300
61.686 20.188
509
1)
Op de basis
van
216
metaaldekking.
2) Sluitpost
activa.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste tosten in duizenden guldens.
Data
Metaal
Andere
OP,isf2b
.
I
Discont.
1
D
5 Febr.
1927.
.
1.000
1.582
548
963
476
29 Jan.
1927..
1.026
1.491
518 973
444
22
,,
1927…
1.026 1.413
593 962
431
15
1927-
1.001
1.446
531
968 454
8
1927-
1.001 1.556 486 976 443
6 Febr.
1926…
1.005
1.721
670 933
357
5 Juli
1914…
645
1.100
560 735
396
‘)
IUI(pOST
oer acuva.
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Andere Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatie opeischb. metaal-
schulden
I
saldo
26Feb.1927
226.700
305.200
58.400 153.980
19
1927
226.100
307.500
61.600 152.280
12
1927
226.300
314.300
62.100 151.020
5Feb. 1927 195.929
30.150 313.828
66.552 150.848
29Jan.1927 196.146
29.704 311.539
70.689′ 150.215
22
1927 196.625
29.351 314.521
73.392 149.178
15 ,, 1927 196.579
28.735
319.328
69.337 148.323
27Feb, 1926 902.883
39.952 338.086
65.717 162.704
28Feb.1925 133.646
51.285 272.598
70.235 117.232
25 Juli 19141 22.057
31.907
110.172
12.834
4.842e)
Wissels,
1 Dek-
Data
1
Dis-
buiten
Belee-
Diverse
1
1
conto’s
N.-Ind.
ningen
reke-
kings-
ningen’)
oercen-
betaalb.
I
take
26 Feb. 1927
122.800
62
19
»
1927
126.300
•
61
12
1927
130.500
‘
60
5 Feb. 1927
12.820
23•
76.752
50.533
59
29Jan.1927
12.643
20.815
82.619
46.362
59
22
1927
12.821
20.778 84.777
49.628
58
15
»
1927
12.590
20.835
87.575
48.410
58
27Feb.1926
9.057
20.317
42.058
79.786
60
28Feb.1925
19.557
17.670
54.596
73.316
54
25Juli1914
7.259
6.395
47.934 2.228
44
1)
Sluitpost activa.
1)
Basis
216
me
aaldekking.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste
posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling.
Data
Metaal
Circulati
e
Currency Notes
Bedrag
1
Bankbi
Ij
.
Gov. Sec.
2Maart1927
150.115 137.589
283.990
56.250
233.129
23 Febr. 1927
150.148
136.604
281.493
56.250
230.438
16
»
1927
150.176
136.188
281.992 56.250 231.023
9
1927
150.189
136.970
983.025
56.250
231.951
2
,,
1927
151.032 137.937
282.759
56.250 232.225
26 Jan. 1927
151.345
137.049
280.247
56.250
229.175
3Maart1926
145.551
141.721
287.033
56.250
235.558
22 Juli
1914
40.164 29.317
–
– –
Data
Gov.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
kings
–
2 Mrt. ’27
32.268
72.912 9.643
109.530
32.276
27
23Febr.’27
29.965
71.251
17.834
98.478 33.294
285/
16
,,
’27 29.813 74.429
17.508 102.282
33.739
281/
9
’27
29.873
75.668 14.720 105.625
32.970
27s
2
’27
28.876
74.163
9.537
108.190
32.845
277,
26 Jan. ’27
28.118 72.453
13.734
102.777
34.045
29
3 Mrt. ’26
38.015
76.274
13.546
106.038
23.580
191/
4
22 Juli
1
14
1
11.005
1
33.633
13.736
1
42.185 29.297
52
‘J vernouuing iusscnen rçeserve en ueposlts.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in miilioenen franos.
Waarv.
Te goedl
Wis-
Waarvan
1
Belee-
Data
Goud
in het
Zilver in het
buit.l.3)l
sels
op
het ningen
buitenl.
buitent
3 Mrt.’27
5.548
1.864
342
87
3.669
11
1.945
24Feb.’27
5.548
1.884
342
86
3.928
9
1.967
17
,,
’27
5.548
1.864
342
85
3.052
12
1.996
10
’27
5.548
1.864
342
85
3.214
13
2.039
3
’27
5.548
1.864 342
85
4.373
14
2.001
4 Mrt.’26
5.548 1.864
329
72
4.251
13
2.453
23 Juli’14
4.104
–
640
–
1.541
8
769
Buit.gew. Schat-
1
Diver-
Rekg. Courant
Data
voorsch.
kistbil-
jet ten
‘4
sen
2)
C
irculatie
Part 1-
Staat afd. Staat
1
cuueren
3 Mrt.’27
29.500
5.645
8.887
52.462
3.293
82
24Feb.’27
29.600
5.624 9.075 51.697 4.752
93
17
,,
’27
30.500
5.623 9.053
52.153
5255
36
10
’27
31.000
5.614
8.517
52.643
4.815
20
3
,,
’27
31.900
5.595
7.192
52.626
4.549
11
4 Mrt.’26
35.700
5.274
.3.158
52.065
2.836
9
23Juli’14
–
– –
5.912
943.
.401
‘) In uisc. genomen wegens voorscn. v. 0. ntaam a. oulteni. regeeringen.
2)
Sluitpost activa.
3)
Except tegoed bij Russische Staatsbank.
232
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
EFFECTENBEURZEN.
Amsterdam, 7 Maart 1927.
De internationale fondsenmarkten hebben gedurende de
achter ons liggende berichtsperiode over het algemeen geen opgewekt verloop gehad. Vooral voor de beurs te B e r lij ii
is een zwakke stemming karakteristiek geweest. Verschil-
lencle factoren hebben hiertoe bijgedragen. In de eerste plaats hebben bij de rjzing, welke in de laatste maanden
plaats heeft gevonden, buitenlaudsehe belangen een rol van
beteekenis gespeeld. Nu de tendens eenige aarzeling begon te vertoonen, waren deze kringen de eerste, welke tot reali-
saties zijn overgegaan, Op zichzelf heeft dit uit den aard
der zaak een druk op de markt uitgeoefend. Hierbij kwa-
men de vooruitzichten ten opzichte van de geldmarkt. Na
de jongste discontoverlaging is de stroom van buitenland-
sche middelen veel trager gaan vloeien, iets, dat wellicht in
de bedoeling van den president van de Reichsbank heeft ge-
legen, doch dat niet heeft nagelaten de fondsenmarkt ge-
ringere middelen ter beschikking te stellen. In dit verband
zijn ook geruchten opgedoken, volgens welke de groote ban-
ken het voornemen zouden koesteren bij de. aanstaande
kwartaalwisseling een algemeene vermindering van de f a-
ciliteiten – men sprak van 10 pCt. – toe te passen. Ook
heeft cle declaratie van het onveranderde dividend van de
Disconto Gesellschaft eenige teleurstelling veroorzaakt. Al
deze omstandigheden te zamen hebben een vrij gevoelige da-
ling in het leven geroepen, waaronder vooral aancleelen Farbenindustrie, Rheinstahl, Commerz- und Privatbank,
Danatbank, enz. hebben geleden.
Te L o n d e n is de stemming weliswaar kalmer geble-
ven, doch van eenige opgewektheid – althans voor zoover
de aandeelenmarkt betreft – kon niet vorclen gesproken.
Aan den anderen kant bestond e.r eenige vraag in de afclee-
ling voor beleggingsiondsen. Naar men zeide, zou de regee.
ring voor sommige fondsen in cle markt zijn, waartegen-
over slechts aanbod van bescheiden omvang werd gesteld.
In verband hiermede waren ook aandeelen in binnenland-
sche spoorwegen iets beter van toon. Van industrieele aan-deelen hebben zoowe.l Vickers als Armstrong de aandacht
getrokken, in verband met geruchten, volgens welke een
overeenkomst tusschen deze bei1le ondernemingen zou wor den gesloten.
Te P a r ij s heeft het vooral cle aandacht getrokken, dat
thans een voorloopige overeenkomst ten aanzien van cle re-geling van •de schulden aan Amerika is gesloten. Weliswaar
omvat deze regeling nog slechts een bedrag van 10 nul-lioen dollar per jaar, doch in financieele kringen is men
van meening, dat hiermele de eerste stap is gezet op
den weg, welke naar een definitieve overeenstemming zal
leiden,
Te N e
w
Y o r k is de markt eenigszins onzeker geweest.
Een vrij scherpe daling heeft plaats gevonden, welke uien
echter aan technische oorzaken heeft toegeschreven. Het
herstel is dan ook vrij spoedig gekomei, onder den invloel
van berichten, welke op een voortzetting van cle indus-
trieele bedrijvigheid wezen en in verband niet optimistische
verwachtingen teu opzichte van cle geldmarkt. Ook het veto,
dat cle l)reSiclent heeft
toegepast
ten aanzien van cle
MeNary-Haugen bill heeft ter beurze ccii guustigen indruk
gemaakt.
Te n o n z en t is de gang van zaken over het algemeen
nogal kalm geweest. Dc stemming echter bleef vrij vast,
waarin ook de af cleeling voor
belcggiigsfonclsen
haar deel
heef t gekregen. De aanleiding hiertoe moet hoofdzakelijk
worden gevonden in de iets ruimere geldmarkt, waardoor
cle geldkoersen eenigszius lager gesteld konden worden. De
belangstelling was in dc laatste dagen meer op inlucemsche
dan op buitenlandsche fondsen gericht, zoo:lat een lichte
toenadering van het koerspeil van deze beide soorten plaats
heeft gevonden. 6 pCt. Ned. Werk. Schuld 1922: 1057/
s
,
106, 106311i3;
41%
pCt. Neil. Werk Schuld 1917: 99,
41% PCt. Ned. Indië 1926:
9513
f
,
961
e
; 5 pCt. Bra-
zilië 1903 £ 100:
769/1,
76%, 78; 5 pCt. Brazilië 1913 £ 20-00: 71%, 70%, 71%; SpOt. Sao Paulo: 1O5
5
/s,1O5
7
/s.
Van cle aandeeleninarkt heeft de afdeeling voor
suiker,
aencicclen
de grootste aandacht getrokken. In den aanvang
van cte berichtsweek was cle stemming hier nog kalm, zoo-
dat een lichte reactie op te merken is geweest. Daarna
echter trad weder kooplust naar voren, in verband waar-
mede verschillende soorten, zooals Handelsvereeniging
.,Amstei-dam”, Javasche Cultuur Maatschappij, Cultuur
Maatschappij der Vorstenlandeu en de onder de rubriek
,,bankiiustellingen” geiioteer.cle aandeelen Koloniale Bank
oelangrijke koersverheffingen konden bereiken. Later ver-flauwde de belangstelling eenigszins, doch de ondertoon is
voortdurend vast gebleven. Cultuur Mij der Vorstenlan-
den: 188%,
187%,
194, 193% ; Handelsverg. Amsterdam:
719, 73634, 733, 736; Java Cultuur Mij : 392, 39434, 392%,
393 ; Maron ; 289, 286, 259 ; Moormann : 467, 473, 475 ; Ned.
luid. Suiker lInie: 266, 270, 267%, 270; Poerworedjo:
119%, 1187/
8
, 121%; Suiker Cultuur Mij:
304%,
303, 309%,
306; Tjepper: 774, 776, 780, 790, 770.
De afcleeling voor
rubbeu
–
easvdeele’,v is
vrij rustig geweest,
ondanks de geleidelijke prijsstijging van het product en de
gunstige beoorcleeling van de naaste toekomst ten aanzien
van het verbruik. Wel viel eenige kooplust op te merken, doch deze concentreerde zich in hoofdzaak op aandeelen
Rubber Cultuur Maatschappij ,Amsterclam”, terwijl de ove-
rige soorten min of meer op den achtergrouicl zijn gebleven.
Amsterdam Rubber: 3517/
8
, 348
3
/s, 355%, 356%; Dcli Ba-
tavia:
28
5%, 276%, 284%, 283%; Hessa Rubber: 538,
529, 536; Indische Rubber: 410, 403,
415%,
417; Java
Caoutchouc: 220, 216%
3 222%;
Kali Telepak: 350, 346
3
350%; Nej. Indische Rubber & Koffie: 344%, 340; Oost
Java Rubber: 390, 387, 395, 398; R’•daiu Tapanoeli: 176,
173, 175%, 176% ; Serbadljadli: 352, 344, 354% ; Sumatra
Caoutchouc: 306%, 295%, 301%; Sumatra Rubber: 405,
401%, 399, 407; Vereenigde Indische Cultuur Onclernemin-
gen: 219%,
21
6%, 219. Tabeksaandeelen
bleken eenigszins onder druk te lijden
te hebben. De monsters van de tabak, welke op 11 Maart
as. – in de eerste inschrijving voor Sumatratabak – aan
cle markt zal worden gebracht, schijnen niet den indruk
van een mooien oogst te hebben gegeven, in verband waar-
mede clan enkele realisaties zijn voorgekomen. Arendsburg:
643
3
6
35%, 638%; Besoeki Tabak: 362, 358; Dcli Batavia:
463%, 457%,
4
53%, 450; Dcli Mij: 452%,
444%,
443,
441%; Oostkust: 226%, 217, 220%, 222
5
/8; Senembah:
445, 435%, 431%,
427
7/8.
Petroleurnaendeelen
hebben geen levenclige markt gehad.
Dorcltsche Petr. md. Mij.: 370, 369%, 372
1%,
367. Gec. Holl.
Peti. Cy.: 257%,257,
257%;
Kon. Petr. Mij.: 394%, 3
9
0%,
395
1%,
392%; Perlak Petroleum: 74, 73%; Pciidawa: 30,
34%, 28, 29.
De afdeeling vooi
scheepvaairtfouvd.seu
daarentegen was
opgewekt. De vaste houding van cle vrachtenmarkt heeft
hiertoe bijgedragen, beneveius enkele geruchten, welke op
speciale soorten hun invloed hebben uitgeoefend. Holland
Amerika Lijn: 91, 89%, 92%; Java China Japan Lijn: 134%,
133%, 134; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 105, 104%, ÏOS%
1037/8; Ned. Scheepvaart Unie: 194%, 193%, 194; Stoom-
vaart Mij. Nedlerland: 192, 189%, 190%.
B nifleldla4idsCIiC Vfl,dUSi rieele aaivcleel&n
ivaren bijzonder
vast. Centrale Suiker Mij.: 128%, 129%, 1
2
8%;
Hollandsche Kunstzijcle. Tndnstrie: 98%, 102%, 108, 103; Jurgens: 173,
175%,
174; Maekubee:102%, 104%, 102%;
Nedl. Kunstzijdefabriek: 271%, 288%, 280% ; Philips’
Gl•oeilampenfabr.:
375%,
378, 381% ; Kwatta: 68%, 74,
831%, 87, 82; Glasfabr. Leerclarn: 55, 58%, 67, 65; Stokvis
& Zn. Pr. Aand. B: 69%, 71%, 73.
Van
urijaaoirideelea
waren cle preferente aandeelen Mb!-
Ier Mijnbouw Maatschappij iets beter, als gevolg van het
bericht, dat de bankierseredieten afgelost zouden voeden.
Aancleelea Singkep Tin Maatschappij ivaren gezocht in ver
–
band met de stijging van den tinprijs. In aandeelen Boeton
is tegen het einde van cle berichtsweek wederom eenige be-
langstelling ontstaan, zonder bepaald aanwijsbare redenen.
Alg. Exploratie Mij.: 90; Billiton le Rubriek: 788; Mül-
1cr &. Co’s Mijnbouw Mij.: 84%, 897/
s
, 88; Eet jang Lebong:
221,
225%,
220; Singkep Tin Mij.: 467, 480,
485%,
480;
Boetoii Mijnb. Mij.: 151%, 148%,
157,
160%,
164%.
De af deeliug voor
bauvkaancieeleuc
was vast. Aanciceleu
Rotterdamsche Bankvereeniging boekten eenig koersavunre,
na de declaratie van het dividend over het afgeloopea boek-
jaar. Amsteedamsche ]3ank: 1733/
4
, 172%,
173%;
Roll.
Bank voor Zuid-Amerika: 74%, 76,
77%;
Incasso Bauk:
121%, 122%, 122; Javasche Bank: 365, 369; Koloniale
Bank: 260%,
268%,
266, 262%; Neci. Ind. Handelsbank:
177%, 175
1%,
179%, 178; Ned. Handel Mij.: 160%, 161%,
161; R’damsche Bankvereenigiug: 93%, 95, 9534; Twent-
sche Bank: 144.
Amerikaansche fondsen waren, in overeenstemming iet
Wallstreet, weifelend, doch cle stemming is ten onzent niet
ongeanimeerd geworden. Anaconda Copper: 97%, 95
5
/8,
06%;
Studebaker:
54%, 53, 51% (ex div.) 51
1
h.
United
States Steel Corp.: 161%, 159%, l59
5
/s; Atchison Topeca:
170%, 1707/
8
, 168% (ex. div.); Baltijnore & Ohio: 1157/
8
,
116%, 113
5
/s (ex div.) 114%; Ene:
47%,
45%, 46%; St.
Louis & San Francisco 11w.: 114, 112%, 114% ; Union Pa-
cific: 169%, 167, 167%; Wabash: 755110, 695/s, 71
3
/
8
, 69
1
7
:32
. De noteering voor
prolongatie is
achteruit geloope’n van
3% tot 3% pOt.
9 Maart 1927
ECONOMTSCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
233
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
8
Maart
1927
i)c Europeesche tarwemarkt heeft deze week een wat
levendigcr aanzien gekregen dan in de vorige week het g&
val was, want de onizet op het vasteland heeft eenige
uitbreiding ondergaan. Eenigen tijd varen cle zaken in
J?lata t a r
w
e wat iii omvang verminderd, waarvan de on-
bevredigende vraag in Duitschianci een der voornaamste oorzaken is geweest. Deze week echter is geleidelijk een
herstel van den kooplust itigetreden en ten slotte heeft
de omzet weder een vrij iutiimerkelijke verbetering ouder-
gaan. Daarbij waren er verschillende factoren, welke hun
steun aan de markt verleenden. In het begin der week was
dat vooral een lage particuliere raming van cle nog bij de
hoeren in de ereenigc1e Staten aanwezige tarwevoorra-
den, welke op t Maart tot vaste markten in Chicago en
Wittuipog heeft geleid. In strijd met veler verwachting,
omdat immers de statistische positie van tarwe op de we-
reldmarkt niet veranderd was, heeft de bedoelde prijsver-
hooging zich kunnen handhaven en te Winuipeg heeft zij
zelfs nog aanzienlijke vorderingen kunnen maken. Dit
laatste mag zeker beschouwd worden als een gevolg van cle
pogingen van de Canadeesche tarwepool om iie tarweprij-
zen te verhoogen en het heet zelfs, dat zij daarvoor in
ruime mate opereert aan de termijnmarkteu te Chicago en
Winnipeg. rf
cvens
werd de prijsstijging vergemakkelijkt
door de toenemende vraag in Engeland, waar in de laatste
dagen der w’cek zeer groote zaken in Australische tarwe
zijn gedaan. Het aantal ladingen Australische tarwe, dat
op 4 en 5 Maart in Engeland is verhandeld, was grooter
dan in langen tijd was voorgekomen en ofschoon ten slotte
cle onizet in Manitobas niet sterk is toegenomen, hadden
die groote zaken in Australischc tarwe toch een verbete-
ring der algemeene marktstemming ten gevolge. Toeit na
cle eerste 2 dagen der week, op welke in Argentinië de
markten gesloten waren, de zaken te Buenos Aires en Ro-
sario werden hervat, werd daar eerst cle vaste Noord-Ame-
rikaansc]ie stemming nauwelijks gevolgd, doch toen later
ook cle vraag voor Plata tarwe in Europa zich herstelde
kon aan cle Argentijnsehe markteh eveneens een verhoo-
ging tot stand komen. Op 7 Maart waren die markten echter reeds weder min-
•der vast en het slot was in vergelijking met het begin der
week te Buenos Aires onveranderd, te Rosario 10 centavos
per 100 KC. hooger. Ook in Noord-Amerika trad op
7 Maart eenige reactie in Chicago sloot daarna nog voor
Mei 2
1
A
en voor Juli en September 1% dollarcent per
60 lbs. hooger dan een week tevoren. Te Winnipeg bedroe-
gen de verhoogingen na een inzinking van ongeveer 1 cent
op 7 Maart nog voor Mei
4%,
Juli 3% en October 2% dol-
larcent per lbs.
Dc verschepingen van tarwe uit Argentinië zijn ook
deze week weder groot geweest. Zij bleven wel vrij sterk
bij die •der vorige week ten achter, doch waarschijnlijk
heeft dit saniengehangen met dc 2 feestdagen in het begin
der week, alsmede met cle groote maïserschepingen. De
voorraden in cle Argentijnsche havens ondergingen boven-
dien opnieuw eene aanmerkelijke toename. Reeds zijn sedert
1. Januari 4,6 millioen quarters tarwe uit Argëntinië naar
Europa verscheept tegen 2 millioen in 1926. De groote
verschepingen van deze week hebben clan ook korten tijd
wel eenigen druk op de markt uitgeoefend, •doch juist de
omstandigheid, dat die groote Argentijnsche verschepingen
dit seizoen aoo gemakkelijk in Europa worden opgenomen
en dat ook nu, ondanks cle groote afladingeu, de vraag toe-
nam, wijst op de groote behoefte aan buitenlandsche tarwe
in enkele •cleelen van Europa en vermeerdert het vertrou-
‘en in het tegenwoordige prijsniveau. De zaken in andere
Argentijnsehe en A.ustralische tarwe ondergingen naar het
vasteland niet veel uitbreiding, doch zij kenmerkten zich
dloor een geregelden omzet, clie speciaal in Canada het ver-trouwen blijft w’ekken, •dat Europa zonder bezwaar het res-
tant vais het Canacleesche uitvoersurplus zal opnemen. In
het begin der week hebben flinke verkoopen van Austra-
lische tarwe naar Italië en in toenemende mate ook naar Frankrijk tot het verbeteren der stemming aan de tarwe-
markt medegewerkt en ook in België, waar speciaal in Plata tarwe de voorraden zeer beperkt waren, kreeg de
markt spoedig een levendiger aanzien. De verschepingen
van tarwo uit Noord-Amerika zijn •den laatsten tijd vij
sterk afgenomen, hetgeen in overeenstemming is met den
tijd van het jaar. Het zou trouwens moeilijk te verwach-
ten zijn geweest, dat Europa, al is de vraag er dan pok
bevredigend, in staat zou zijn geweest, om naast de groote
hoeveelheden, welke daarheen uit het Zuidelijk halfrond
worden afgeladen, ook nog Noord-Amerikaansche tarwe op
te nemen op de schaal, waarin die eenigen tijd geleden ter
verscheping placht te komen. Rusland neemt onder cle
versehepingslanden bij voortduring een bescheiden positie
in. Er wordt wel steeds tarwe uit Rusland afgeladlen, doch
die groote hoeveelheden, welke voor het begin van dit jaar
voorspeld waren, komen nog niet voor den dag en het is
de vraag of dat in de naaste toekomst nog wel het geval
zal zijn. Zuid-Oostelijk Europa komt voor den export van
tarwe steeds minder in aanmerking en het gedeelte van
Europa, dat tarwe gebruikt uit Argentinië, breidt zich
meer en meer in Zuid-Oostelijke richting uit.
De berichten omtrent het wintergraan op het Noordelijk
halfrond blijven algemeen gunstig. In Noord-Amerika en Rusland, waar het gewas bescherming noodig heeft tegen
cle koude, wordt die in voldoende mate verschaft door
sneeuwbedlekking. In het Zuid-Westen der Vereenigde Sta-
ten, waar eenigen tijd geleden over onvoldoenden neerslag
werd geklaagd, is op dit punt verbetering ingetreden. De
verschillende produetielanclen van Centraal- en West-Euro-
pa rapporteeren steeds in gunstigen zin over de te velde
staande tarwe, die zich over het algemeen onder gunstige
weersomstandigheden ontwikkelt.
In r o g ge blijven cle zaken sleepend. In Dnitschland zijn
de zaken in buiteulandsche rogge nog steeds niet in be-
teekenis toegenomen en afgezien van enkele afdoeningen
in Noord-Amerikaansche tarwe op aflading in Mei en
van een zeer beperkten omzet in spoedige posities, konien
nauwelijks zaken tot stand. De vaste stemming aan cle
roggemarkt der Vereeuigde Staten, welke in den loop dezer
week is ontstaan, vond dan ook in Europa slechts weinig
weerklank en van de schaarschte aan rogge in Duitschlancl
toout de Europeesche roggemarkt al zeer weinig de gevol-
gen. Nu cle roggeprijs zich op zulk een hoog niveau bevindt,
schijnen •de Duitsche landlbouwers hun rogge in veel ster-
kere mate aan cle markt te brengen •dan anders het geval
is, omdat zij bij cle lage maïsprijzen weinig aanleiding heb-
ben om rogge als voergraan te gebruiken Op 7 Maart was
ook rogge in Noord-Amerika wat lager en Chicago sloot
nog slechts 1
a
1% dollarcent per 56 lbs. hooger dan op
28 Februari.
Zeer groot wareic deze week weder •de m af s-verschepin-
gen uit Argentinië en ofschoon de voorraden in de Argen-
tijnsehe havens wel eenige afname vertoonden, is er blijk-
baar nog zeer veel maïs van den ouden oogst in het land
aanwezig. Dc zeer gunstige stand van den nieuwen maïs-
oogst en de verwachting, dat een buitengewoon omvangrijk
uitv’oeroverschot aanwezig; zal zijn, leidt 1ertoe, dat de hoe-
veelhedien, welke van den oudien oogst nog aanwezig zijn, zoo-
veel mogelijk aan de markt worden gebracht. De tegenvoor-
dig groote verschepingen uit Argentinië zijn in dezen tijd van
het jaar wel
s
een zeer opmerkelijk verschijnsel en van een
hiaat in de Argentijnsche verschepingen tusschen den
ouden en den nieuweu oogst schijnt zeer weinig sprake te
zullen zijn. Onder de groote aanvoeren van Plata-maïs in
de West-Europeesche havens blijft de matsmarkt wel lij.
den, zooclat de prijzen zich daar gewoonlijk beneden cle no-
teeringen der verschepers bevinden, doch ten slotte vormen
zich in dc importhavens geen voor.raden van groote be-
teekenis, want ondanks de groote aanvoeren vinden deze
toch geregeld opname. De vorige week zijn eenige naar
Engeland bestemde ladingen naar contineutale havens ge-
dirigeerd, doch in strijd met dle eerst gekoesterde verwach-
ting heeft het niet veel moeite gekost daar voor clie ladiii-
gen koopers te vinden. Vooral in Nederland arriveert tegen-
woordig buitengewoon veel Argentijnsehe maïs, doch of-
schoon lading op lading te Rotterdam aankomt, is het aan-
bod van wederverkoopers niet groot en in den loop der
week is dan ook in het prijsniveau nauwelijks eene veran-
clet-ing gekomen. De mogelijkheid bestaat, dat cle zeer
groote hoeveelheden, welke in de eerstvolgende dagen nog
te Rotterdam zullen aankomen, daarin verandering zullen
brengen, doch de waarschijnlijkheid, dat in het laatste
deel van Maart een vermindering in de aanvoeren zal in-
treden, kan zeer goed ten gevolge hebben, dat de prijzen
zich ook verder staande houden. Van den Donau waren
cle verschepingen deze week zeer klein en ton gevolge van
cle hef tige schommelingen in den Roemeenschen wisselkoers
en kleine aanvoeren in de Roerneensche havens, welke om-
stancligheclen cle zaken van Roemenië bemoeilijken, valt
nauwelijks aan te nemen, dat binnenkort een blijvende
vermeerdering der verschepingen uit de Roemeensche ha-
vens zal plaats vinden. De markt wordt dan ook
geheel door Plata-maïs beheerseht. Daarbij is het opmer-
kelijk, dat ondanks de buitengewoon gunstige verwachtin-
gen van den nieuwen oogst de prijzen zich aan cle Argen-
234
ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
Noteeringen.
–
Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.
_______
Chicago
Buenos Aires
Soorten
1
7
Maart
28
Febr,
8
Maart
Tarwe
Maïs
Data
Tw
–
a~
-“erl
—
Tarwe
Maïs
Lijnzaad
1927 1927
1926
Mei
Mei
Maart Maart
I
Maort
Tarwe (Hardwinter II)
..
1
Rogge (No. 2 Western)
.1
15,40
12,90 15,25
12,90 14,95
10,20
5Mrt.’27
1415/
8
768
8
47i
11,05
5,90
114,40
26 Feb.’27 1397/
s
767/
8
45
10,90
5,85
14,40
Maïs (La Plat.a)
……..
2
164,-..-
163,- 160,-
5Mrt.’26
1605/
8
78(
40
1
/
8
12,20
6,35
114,45
Gerst (48 lbs. malting)
2
217,- 225,-
172,-
5Mrt.’25 1923f
131
54
1
/s
17,35
10,25
123,70
Haver (Canada3) ……..
.
1
Lijnkoeken (Noord-Amen.
11,65
11,60
10,25
5Mrt.’24
1113/
8
81
1
/
43
8
/3
10,35
8,05′)
I9,
20
kavanLaPlata.zaad)..1
12,25
12,20
12,-
20Juli’14
82
56
3
j
363
9,40
5,38
1
13
,70
Lijnzaad (La Plata) …..
8
354,-.-
364,_
320,-
1)
Mei.
1)
per 100 KG.
2)
per 2000
KG.
8)
per 1960
KU.
AANVOEREN in tons van 1000 KG.
Rotterdam
.
Amsterdam
Totaal
Artikelen
27
Febr.j5Mrt.
1
Sedert
Overeenk:
7 Febr /5Mrt.1
Sedert
Overeenk.
1
1927
1
Jan.
1927
tijdvak
1926
19
1Jan.
I27
tijdvak
1926
1927
I926
Tarwe ………………
‘
36.884
293.039
160.510
3.370
12.634
1.917
305.673
162.427
Rogge
……………..
.
4.482
40.101 36.495
–
–
–
40.101
36.495
Boekweit …………..
..
–
5.450
5.068
–
67
90
5.517
5.158
25.996
259.814
176.845
6.270
55.184
1
15.587
314.998
192.432 15.822 74,489
61.705
104
1.294
1
1.781
75.783 63.486
Haver ………………
..
2.553
19.195
25.255 530
630
1
1.745
19.825
27.000
Maïs ……………….
Gerst
………………
27.465
37.786
7.151
35.896
4L899
63.361 79.485
Lijnzaad
……………5.553
2.944
24.244
51.145
–
–
1
–
24.244
51.145
Lijnkoek
……………
Tarwemeel
…………2.885
22.792
10.118 1.516 8.171
1
1.802
30.963
11.920
Andere meelsoorten
….
414 3.129
2.333
–
–
1
–
3.129
2.333
tijnsche termijnniarkten zoo goed handhaven. Slechts zeer
beperkte prijsfluctuaties kwamen daar voor en zelfs heeft
de omstandigheid, dat in Europa ook voor mais cle groote
aanvoeren
geen ophooping
van voorraden ten gevolge had-
den, ten slotte tot een iets vastere stemming geleid. In de
noteeringen der Argentijnsche term ij nmarkte a komt die ech-
ter niet tot uiting.
In Noorcl-Aaierika heeft mais aanvankelijk meegedaan
aan de algemeene prijsverhooging, doch ten slotte was Chi-
cago voor maIs w’edei flauwer, omdat aauzienljke voorra-
den aan de markten van het Amerikaansche Westen on-
bevredigende vraag ontmoetten en wegens gebrek aan ex-
port slechts geringe hoeveelheden naar de Oostkust konden
worden afgezet. In vergelijking mat 28 Februari sloot Ohi-
cago op 7 Maart voor mais 1 cent per 56 lbs. isooger, doch
intusschen had de prijs kosten tijd een nog 1 a 1 cent
hooger peil bereikt.
Opmerking verdient, dat men in het komende seizoen
weder verschepiagen van mais uit Zuid-Afrika kan ver-
wachten. De veersomstandiglieden zijn daar den laatsten
tijd veel beter geworden en een vrij ruim utvoeroversehot
valt te verwachten. Oost-Afrika is reeds met nieuwe mais
san de markt tot prijzen, welke aknzienlijk lager zijn dan
een igen tijd geleden.
Voor ge r s t is de stemnnng in den loop dezer week svat
verbeterd, waartoe vooral vastere ma.rkten in Amerika
hebben medegewerkt. Te Winnipeg bedroeg na eenige reac-
tie op 7 Maart de verbetering van den gerstprijs, die in
den loop der week tot stand gekomen is, nog 2 dollarcent
per 48 lbs.
Ook bestond er in Duitschlaad wat meer belangstelling.
voor gerst nu het aanbod van wederverkoopers daar reeds eenigen tijd zeer is verminderd. Van Argentinië nemen de
verschepingen van gerst geleidelijk toe en ook voor deze soort zijn zoowel de kooplust als de prijzen toegenomen.
Uit Rusland wordt tegenwoordig slechts zeer weinig gerst
verscheept en ook van den Donau is het aanbod niet groot.
Van tijd tot tijd kwamen echter deze week weder nieuwe zaken in Roemeensche gerst tot stand, waarin Nederland
en Duitschland hun aandeel verkregen. In Engeland is wel-
iswaar gerst geen belangrijk artikel, doch vooral van de
Argentijnsche verschepingen is een niet onbelangrijk deel
toch daarheen bestemd.
II a ve r was deze week weder stil. Uit Noord.Amerika
worden nog steeds in haver geen zaken gedaan, omdat
Noord-Amerikaansehe soorten tegenover Plata en Chileen.
sche haver te duur zijn. In Engeland, dat geregelder dan
het vasteland in dit seizoen als kooper van haver is op-
getreden, was de omzet van weinig beteekenis en weliswaar
wordt in Duitschla.nd tegenwoordig meer huitenlandsche
haver gekocht en valt ook in Nederland een kleine ver-
meerdering der vraag te constateeren, doch levendig zijn
ook daar de zaken allerminst. Op bescheiden schaal komen van de Duitsche Oostzeehavens exporbzaken van haver tot
stand naar het Noorden, alsmede naar Nederland en Bel-
gië en een enkelen keer naar Engeland.
SUIKER.
Gedurende de afgeloopen week waren de fluctuaties op
de verschillende suikermarkten weder gering.
In N e w Y o r k varen de noteeringen voor Spot Centni-
fugals en op de termijnmarkt als volgt:
Sp. C. Mrt. Mei Juli Spt. Dec. J.’28.
Slot voorafg. week ……4.93 3.13 3.21 3.33 3.41 3.31 3.11
Opening verslagweek .
…
4.93 3.09 3.18 3.29 3.38 3.28 3.07
Slot verslagweek ………4.90
–
3.20 3.31 3.41 3.26 3.02
De ontvangsten in de Ati. havens der V.S. bedroegen
deze week 67.000 tons, de versmeltingen 59.000 tons tegen
67.000 tons in 1926 en de voorraden 227.000 tons tegen
116.796 tons.
In Cubasuiker ging slechts weinig om en prijzen voor prompte verscheping varieerden tusschen 3y en 3a/, $c.
c.&fr. New York.
De laatste C u b a statistiek is als volgt:
1927
1926
1925
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten tot 2612.
..
224.590 191.462 193.325
Totaalsedert 1 Jan.-26 Febr 1.252.130 1.501.924 1.564.238
Werkende fabrieken
175
174
178
Weekexport 26/2 ……….127.894
85.414
100.663
Totale export sedert 1 J.-26 F. 549.397 817.662 940.580
Totale voorraad 26/2
702.733 684.263 623.658
Op de Londenche termijnmarkt verliepen de Maart liqui-
daties op 1 dezer zeer regelmatig, ofschoon men het tegen.
deel gevreesd had. Prijzen herstelden zich dan ook onmiddellijk
na een zeer korte inzinking. De slotnoteeringen waren als
volgt:
Maart
1927
..
Sh. 18/ZX
Oct. 1927
….
Sh. 16/l13(
Mei
. .
18/6
Dec.
,.
…..
l6/5(
Aug.
. .
1818k
De Zichtbare voorraden waren volgens Czarnikow:
1927
1926
1925
Tons
Tons
Tons
Duitschland 1 Februari
1.065.000 1.143.000 841.000 Tsjechoslowakije 1 Februari
561.000 900.000 694.000
Frankrijk 1 Februari ……504.000 425.000 488.000
Nederland 1 Januari
238.000 170.000 195.000
België 1 Februari …………124.000 205.000 228.000
Polen 1 Februari ……….257.000 285.000 253.000
Engeland 1 Feb. geimpt. suiker 328.000 481.000 148.000
EngelandlFeb.Binnenl.suiker 33.000 11.000
–
Europa.. 3.110.000 3.620.000 2.847.000
V.S. Atlant. havens 23 Febr.
227.000 117.000 100.000
Cuba 26 Febr.. .. .. . . …….
703.000
684.000
624.000
Totaal
.
4.040.000 4.421.000 3.571.000
Van
de markt op J a v a valt zeer weing nieuws te melden.
9 Maart 1927
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
235
Het slot ‘as vast bij ondervolgende nominale noteeringen:
Superieur ready Maart ……..
f
12.50
11
Mei Nieuwe oogst…. ,, 19.75
per 100 K.G.
Juni
,,
,.
…. ,, 19.37%
No. 16. &jhooger ready Maart.. ,, 11.-
Hier te lan de was de markt de afgeloopen week zeer
oninteressant. Er ging op de termijnmarkt zeer weinig om
en het slot was kalm met de volgende noteeringen:
Maart
f
21
Mei & Aug.
f
21%
Dec. / 19%.
NOTEERINGEN.
Amsterdam
Londen
!’Iew York
White Java’s
1
Cuba’s
Data
oer
Tates
f.ob.
per
96
0
c.i.f.
Centri-
Maart
Cube
fugals
No.1
Mei/Juni
Mrt.
kristalsuiker
Sh.
5h.
Ski.
$
ets.
basis 990
7 Mrt.’27
f
211
3713
1613
15/3
4,90
28Feb. ’27
211/
06
37/3
16/6
1
5/3
4,93
7 Mrt.’26
161o/
3119
1413
11/_
4,08
7
‘,,
’25
2110
371
1711%
15/1k
4,84
ruwsuiker
1
basis 88°
4 Juli
’14
f
‘
111
/
18/
–
1
– –
3,26
basis
9901)
liet verschil tusschen ruwsuiker 88
0
en
f
14
18
4
1
krist.suik. 99° is aan te nemen
opf3
p. 100
KO.
KATOEN.
Slarktbericht vaij de Heereii Sir Jacob Behrens & Sons.
Manchester, d.d. 2 Maari 1927.
De vaste toon en de prijzen in de Anierikaansche katoen-
markt hebben zich in de afgeloope.n week kunnen band-
haven. De dagelijksehe fluctuaties waren tot giteren, toen
New-York 30 punte
.
n hooger noteerde, gering, terwijl Liver-
pool hedenmorgen 5 tot S punten hooger opende. Locover-
koopeir in Liverpool bedroegen de afgeloopen week 88.000′
halen, wat in jaren niet het geval is geweest. Dit groote
cijfer wordt in sommige kringen aan speculatie toegeschre-
ven, ofschoon flink6 hoeveelheden hun weg naar de fabrie-
ken vinden. Ook de prijzen van Egyptische katoen zijn
vast.
In Amerikaansche garens zijn de vorige week flinke za-ken gedaan, doch ever het algemeen was gisteren de tooil
in onze markt rustiger en in zaken van eenige beteekenis
schijnt een pauze te zijn gekomen. De vaste houding der
spinners kan hiervan Un der oorzaken zijn; ook zijn pro-
ducenten ‘beter bezet en dus niet zoo afhankelijk meen. Ge-
durende de afgoloopen weken is cle productie over het alge-
ineen goed verkocht, speciaal in de medio nummers twist
en weft en ook in ringboomen, waarvan een gedeelte zeker
op speculatieven grondslag berust. In grovere nummers is
onincler gedaan. liet staat nog te bezien, of de huidige vaste
stemming der markt zich kan handhaven. Mule bundels
voor Indië worden nu beter verkocht dan sinds jaren het
geval is geweest en getwijnde gareiis voor binnenlandsch
gebruik worden eveneens goed gevraagd. In Egyptisehe
soorten zijn de vorige week goede zaken gedaan in de fijne
nummers voor voilegarens. Ten gevolge der betere zaken
van de laatste weken, trachten spinners hun marges te ver-
beteren, zoodat slechts het uiterst noodige gekocht wordt.
En getwijnde gareus bestaat slechts een ‘beperkte vi-aag
voor vroege levering, hoewel lier en daar flinke zaken ge-
daan schijnen te zijn.
Doekprijzen zijn algemeen vast met neiging tot stijging.
De toon van de markt is gezond en hoewel er misschien
niet zoo veel meer omgaat als de vorige week, vindt dit
voornamelijk zijn oorzaak in het feit, (lat koopers huiverig
zijn de jongste prijsverhoogingen te volgen. Calcutta treedt
niet meer •zoo op den voorgrond en schijnt voorloopig haar behoefte in grey shirtings, dhooties en lichte gebleekte goe-
deren gedekt te hebben, welke soorten, zooals wij cle vorige
week reeds schreven, voornaeljk cle oortzaak varen van de
veranderde conditie van onze markt. Daar staat tegenover,
dat er een veel betere vraag is naar alle soorten, ook fancy
cloths. Een nieuw prijsniveau is bereikt en zooals wij bo-
ven reeds schreven, zijn de prijzen algemeen vast, hetgeen
een remmenden invloed op zaken heeft, daar overzeesche
koopers eerst nog aan deze verhoogde prijzen moeten ven-
nen; iatusschen gaan zij zeer voorzichtig te werk en koo-
pen slechts op ‘beperkte schaal. Er lijn echter nog vol-
doende zaken om de markt gezond van toon te kunnen
noemen eis in vele kringen meer vertrouwen in de toekomst
in te hoezemen.
23 Febr. 2 Mrt. Oost. koersen.22 Febr. 1 Mrt.
Liverpoolnoteeringen. T.TopBr-Indië 1157 1/5
F.G.F. Sakellaridis 13,70 13,90 T.T.opflongkong2/0% 210
G.F. No. 1 Oomra. 5,85 6,10 T.T. op Shanghai 216% 2/6%
Noteering voor Loco-Katoen.
(Middling Uplands.)
4Maart
1927
’25
Febr.
1927
18
Febr.
1
1927
4Maart
1
1926
4Maart
1925
New York voor
Middling . ..
14,50e 14,30e 14,20e 19,55e
26,05 c
New Orleans
voor Middling
14,25 c 14,06 c 13,87 c
18,59e
25,80 c
Liverpool voor
–
Middling . ..
7,93 d 7,77 d
7,76 d 9,97 d
14,18 d
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaanscise havens.
(In duizendtallen balen).
1
Aug.’26
Overeenkomst (ge periode
tot
–
1925126
1
1924125
25
Febr.
’27
Ontvangsten Gulf-Havens.
10750
8041
8012
,,
Atlant.Havens 3 Uitvoer naar Gr.Brittannië
1887
1743
2102
‘t Vasteland ete.
4538
3352
3330
Japan……
1119
836
706
Voorraden.
(In duizendtallen balen).
Overeenkomstig
tijdstip
25
Febr.77
1926
1925
Amerik. havens. …. ……
2783
1451
1288
1279 1859
1127
219
.
40
223
Binnenland …………..
New York
…………….
637
484
311
New Orleans ………….
Liverpool ………….
998
610
777
KOFFIE.
De afgeloopen week bracht zeer weinig verandering in
hét artikel. Hoewel niet flauw, bleef de stemming vrijwel
onveranderd. De noteeringen aan de termijnmarkt bewogen
zich binnen enge grenzen en sluiten ongeveer onveranderd
eene fractie hooger tegenover de vorige week.
De kost. en vracht-aanbiedingen voor prompte versche-
ping uit Brazilië, welke zoowel van Santos als van Rio eerst iets hooger waren, kwamen later weer lager af en
zijn tenslotte onveranderd tegen de vorige week. Robusta
uit Nedenlandsch-Indië noteert iets lager.
Een dezer dagen uit Brazilië ontvangen telegrafisch be-
richt meldt, dat de dageljksche aanvoeren uit het binnen-
land van Sao Paulo te Santos vanaf 7 dezer zullen worden
teruggebracht op 30.000 balen, welk cijfer ongeveer over-
eenkomt met dat der verschepingen gedurende Februari.
Volgens de in het begin dezer maand verschenen Statistiek
van de Firma G. Duuning ‘& Zoon te Rotterdam, is in
Februari de aanvoer geweest als volgt:
1927
1926
1925
balen
balen
balen
in Europa …………917.000
796.000
768.000
Ver. Staten v. Amerika
792.000
1.038.000
603.000
Totaal…. 1.709-000
1.834.000 1.371.000
De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen gedu-
rende de eerste twee maanden van het jaar bedroegen
3.464.000 balen tegen 3.423.000 balen in 1926 en 3.048.000
balen in 1925.
De Afleveringen in Februari waren:
1927
1926
1925
balen
balen
balen
in Europa …………869.000
775.000
779.000
Ver. Statenv.Amenika
903.000
925.000
656.000
Totaal….
1.772.000
1.700.000 1.435.000
De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen ge.
durende de eerste twee maanden van het jaar bedroegen
3.531.000 balen tegen 3.726.000 balen in 1926 en 3.047.000
balen in 1925.
De zichtbare voorraad was op 1 dezer in Europa 1.505.000
balen tegen 1.457.000 balen op 1 Februari. In Amerika
bedroeg hij 903.000 balen tegen 1.014.000 balen op 1 Februari.
In Europa en in Amerika tezamen was de zichtbare voor-
raad dus op ‘1 dezer 2.408.000 balen tegen 2.471.000 balen
op 1 Februari. Hij bedroeg op 1 Maart 1926 – 2.221.000 balen en op 1 Maart 1925 – 2.224.000 bn.
De zichtbare wereldvoorraad was op 1 dezer 4.621.000
balen tegen 4.834.000 balen op 1 Februari en 4.788.000
balen op 1 Maart 1926, (in deze cijfers zijn niet begrepen
de voorraden in het binnenland van Sao Paulo, waarvan het cijfer van 1 Maart nog niet bekend is, doch die op 1
Februari 1927 bedroegen 5.344.000 balen en op 1 Maart
1926 – 4.214.000 balen).
236
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 Maart 1927
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos op
prompte verscheping zijn thans ongeveer 79/- k 811- per
cwt.
en van
dito Prime ongeveer 82/- h 831-, terwijl zij
van Rio type New-York 7 met beschrijving, prompte versche-
ping, bedragen 7013
11
70/6.
Van Robusta op aflading van Nederlandsch-Indië zijn de
prijzen in de eerste hand op het oogenblik:
Palembang Robusta, Maart verscheping, 37X ct.
Mandheling
,,
Maart/April
»
38
3
,( alles per X K.G., cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De officieele loco-noteeringen bleven onveranderd 55 ct
per 34 K.G. voor Superior Santos en 48 ct. voor Robusta,
met nog steeds onbevredigenden afzet.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
aan de ochtend-cali als volgt:
Santos-contract
Gemengd Contract
basis Good
basis Santos Good
Mrt.
I
Mei
I
Sept.1 Dec.
11
Mrt.
I
Mei
I
sept.j Dec.
8Maart
431/3
42
3
/
8
40
K
39′
42
403/
3
378/
s
35
1
,,
43i
423/s
40
K
4l
40’j
37
34i
22Febr.
431,,
423/
8
40
398/
8
41
41
37
35
15
,,
43
8
/s
41
421/
3
41
8
/8
37y4
35′
De slot-noteeringen te New-York
van het aldaar geldende
gemengd contract
basis Rio
No. 7) waren:
Maart
Mei
I
Sept.
I
Dec.
$
14,04
$
13,35
$
11,91
$
11,57 28
Feb ………
,,
13,93
13,18 11,75 11,40
7
Mrt …….
….
,,
13,92
.
13,29
11,90-
11,62
21
,……….
14
,.
……..
.,,
13,98
,,
13,35
,,
11,97
,,
11,58
Rotterdam, 8 Maart 1927.
(Mededeeling van cle Vereeniging voor den Goederenhanciel
te Rotterdam.)
Noteeringen en voorraden in Brazilië.
te Rio
te Santos
Wisselkoers
Data
.. te Rio
Voorraad Prijs Voorraad Prijs op Londen
(In Balen) No. 7
1)
(In Balen) No. 41)
7 Mrt. 1927
211.000 25.525 1.023.000 26.000 581/
26 Febr. 1927
223.000 25.525 985.000 25.800 531/
21
,,
1927
223.000 24.850 982.000 25.500 531/
33
8 Mrt. 1926
239.000 25.675 1.276.000 26.700 723/
Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.
te Rio
te Santos
Data
–
Afgeloopen
Sedert Afgeloopen
Sedert
–
iveek
1Juli
-week
1 Juli –
5 Mrt. 1927 .,.
42.000
1
2.737.000 209.000 6.550.000
6 ,, 1926
36.000 3.246.000
182.000 6.441.000
1)
In Reis.
THEE.
.l.n cle afgeloopen week had cle theemarkt een onregelma-
tig verloop. Aanvankelijk opende de markt zich vrij vast
en hooger voor
kleinen teruggang te zien gaven. Deze teruggang houdt
echter veelal verband met teruggaande kwaliteiten, waar-
van
1926 01) de ondernemingen en in de havens op 15 Februari slechts 4,6 millioen lbs. bedroeg, zooclat een groot gedeelte
van het surplus van den Britsch-Indischen thee-oogst be-
reids zijn weg naar elders heeft gevonden.
VRACHTENMARKT.
De Noorcl-Amerikaanschc graanvrachtenmarkt ontwik-kelcie zich deze week niet en de vrachten bleven alleen op
peil door het tekort aan tonnage. Van de Northern Range
is de eenige ‘bevrachting een boot van middelmatige groot-
te, Maart belading, naar Lissabon en/of Leixoes tegen 19
cents per 100 lbs zwaar graan naar 1 haven en 20 cents
beide loshavens. Van de Golf van Mexico werd een lading
naar Griekenland gedaan per laatste helft Maart tegen de
lage vracht van 25 cents dn, 26 cents -twee loshavens. Van
Montreal ging slechts weinig om. Naar AntwerpenfHam. burg range wordt 16 cents, Brernen/Hamburg 17 cents in
uitzicht gesteld en naar dc Miciclellandsche Zee 20 cents.
De suikermarkt ,’an West-Indië was kalm en de vrach-
t-en vertoonen eenige neiging tot dalen. Van Cuba naar
U.K.fContinent accepteerde een Maart boot van 7600 tons
23/-, terwijl een 5200 tonner in dezelfde positie 24/- heeft
kunnen hedingen. Een 4000 toisner per Maart/April heeft
de goede vracht van 24/- van San Domingo naar
Continent weten te bediugen, -doch dit cijfer kan niiet meer
worden herhaald.
De North Pacif ie bleef levendig voor Maart/April ver-scheping. Van Vancouver werd 3819 en 3716 gedaan per
Maart en Maart/April, terwijl per April naar Portugal
38/- is gedaan. –
De markt van cle La Plata was cle afgeloopen week iets
kalmer, doch cle vrachten bleven gehandhaafd. Per Maart
en April is ongeveer een 20-tal booten bevracht.- P-rompte
tonnage wordt schaarsch en voor deze positie hebben be-
vrachters 29/- moeten betalen van boven ‘La Plata havens
naar Antwerpen, Rotterdam of Amsterdam. De vraag naar
April tonnage was flink, en er werd voor die positie tot 27/9 betaald naar de volle range UK-/Continent; Aprilf
Mei ‘betaalde
2
71. en Mei/Juni 261.
Ten
–
gevolge van de algemeen heerschende onzekerheid
betreffen-de de positie van de salpetermarkt, was de -be-
vracht-ing niet levendig en dit
–
kan waarschijnlijk den eer-
sten tijd niet verwacht worden. Naar deze zijde was geen
vraag naar booten voor volle ladingen, terwijl in ruimte
slechts 500 ton-s geboekt werd ‘naar Liverpool per Maart-f
April tegen 301.. Voor het nieuwe seizoen is op -het oogen-
blik nog weinig vraag. Voor maandelijksche partijen Juli/
Maart, iedere maand 1000 tons, wordt 23/6 geboden naar
Antwerpen, Rotterdam, Bremen, Hamburg, doch het mini-
mum, dat door de reeders hiervoor gevraagd wordt, is 241-.
De meeste Oostelijke af-deelingen zijn sinds het vorige be-
richt onveranderd gebleven en cle vracht-en bleven uitslui-
tend gehandhaafd door het tekort aan tonnage. Van Wia-
diwostock werden eenige partijen boonen geboekt naar Rot-
terdam enfof Hamburg op basis van 29/- MeifJuni, 27/6
JunifJuh, en 25/- voor maandelijksche partijen van 1000
tons JunifOctober De markt va-n Australië was -de afge]oo-
pen week kalm doch vast. Naar -de Mi-ddellandsche Zee
IJ.K.fContinent werd van West–Australië 45/- betaald voor
booten van middelmatige grootte, en van Zuid-Aust,ralië
47/6 voor groote boot-en per Maart/April. Er was een tame-
lijk flinke vraag naar Alexandrië en naar deze haven werd
direct 47/6 betaald. Voor een handige lading naar Braila
per Maart werd 36f3 betaald.
Van den Donau is nog steeds een flinke vraag naar ton.
nage, doch er is slechts én bevracistiug te vermelden, nl.
tegen lof- op cicadweight per Maai
–
.t/April. De Zwarte Zee
was levendig en er werd flink bevracht. Naar het Conti-
nent werd tot 16/- -betaald, naar U.K. to-t 16/6, terwijl een
handige boot vami 3200 t-ons lading 6 d. boven genoemde
cijfers heeft weten te bedingen.
De markt van de Middellandsche Zee was levendig en de
vrachten zijn nagenoeg onveranderd gebleven. Voor erts
%verd om. betaald: AlgiersfMiddlesbrough 7/7
4,
Rotter-
dam 5/-, La GoulettefRotterdam 516, Benisaf/Rotterdam 6/- en Tunis/Antwerpen 816 (zinkerts). Fosfaat betaalde:
Tunis/Rotterdam 7/9, Bon a/Rotterdam 7(10 , Danzig 816,
Dublin 10/-.
Van de Golf van Biscaye werd flink bevracht naar U.K.
hmvens, doch de reeders -toonen slechts weinig belangstel-
lirtg voor continentale bestemmingen. Bilbao/Cardiff be-
taalde 6/9, Newport 71-, Rotterdam
61-,
Castro Alen/New-
pos-t 7(3 en Rot-ter-dam 7/3.
De kolenvrachten van Engeland zijn voor alle best-cru-
mingen vast gebleven. Van Zuid-Wales werd om. -bevracht:
Vigo 91-, Saloniea 13/-, Piraeus 1313, Port -Saidi 13/-, Sin-gapore 20/-, Buenos Aires 141- en van de Oostkust: Kopen-
hagen 519, Hamburg 4/-, Rouaan 3/11., G-enua
–
11/- Piracus
12/6, Las Palnias -9/3.
RIJN VAART.
Week van 27 Februari t/m. 5 Maart 1927.
De aanvoeren van zeezijde, hoofdzakelijk erts, waren ta-
melijk levendig. Bij tamelijke vraag was de aanbieding valt
scheepsruimte voldoende. De ertsvracht bedroeg gemiddeld
50-60 Cts. per last met -res’p
-34
lostijd.
Naar den Bovenrijn was tamelijk veel vraag. Voor ruwe
producten werd betaald
f 1.20 It f
1.30 per last.
Het- sleeploon bedroeg gemiddeld 35 Cts. tarief. De waterstand was gunstig. In de Rubrhavens bleef -de toestand onveranderd.