Ga direct naar de content

Jrg. 12, editie 582

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 23 1927

23 i?]?BRUARI .1927

AtJTEURSI?ECHT V001?BEHOIJDEN.

4.

$

Economsch-Statistische

B

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN
VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

12E
JAARGANG

WOENSDAG 23 FEBRUARI 1927

No. 582

INHOUD

BIz.
VHISMOEI)ELIJKE
ECONO,liS011R GEVOLGEN VAN
FuST
ANT-
%VERPEN—MOEROIJKJCANAAL
door
Mr. J. A. Brouwer 166 Het Scbeldebeheer in het Belgische tractaat en onze
Grondwet, door
Mr. G. J. 1!. Schepel …………..168
liet rechtsknrakter van het Scheldebelicer in het Bel-
gisch
Verdrag door
ijr. J. C. Buak ……………..170
De Reclitbaud tusschen provincie en gemengd bedrijf
door
Mr. Dr. D. J. S’awnes ……………………1 72
l)e waarde van het Goud II (Slot) door
Mr. A. M. de Jong 173
Onze Treïlvisscherij in
1926
door
P. E. van Renesse ….176
De Rijksntiddelen …………………………….
177
BUITENLANDSCI-IE MEDEWERKING:
l)e rapporten over het lersche Bankwezen door
F.
W
. lorg. ……………………………….

]79 BOEKAANKONDIGING:
Richard Kerschagi: Volkswirtschaftslehre. Eine Dar-
stellung ihrer wichtigsten Lehrmeinungen, bespr.
door
Mr. G. Vissering ……………………180
OVERZIChT VAN TIJDSCHRIFTEN
……………….
181
AANOCIJFERS:
Productie der Steenkolen-, Bruinkolen- en Zoutmijnen
181
Overzicht der Rijksmiddelen ………………..
181
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….
182-188
Geldkoersen.

Bankstaten.

I Goederenhandel.
Wisselkoersen.

I
Effectenbeurzen. I Verkeerswezen.

INSTITUUT VOOR ECONOMISC IIE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Tcrpstra.

ECONOMISCH-STATISTISC IIE BERICJ1TEiV.

COMMISSIE VAN ADVIES:
Prof. Mr. D. van Blom; J. van ilasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco;
Mr. 1)r. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rengers; Prof. Mr. 11. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Mr.
Q. J. Terpstra;
Prof.
Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr.
G.
M. Verrijn Stuart.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon, Nr. 3000. Postrekening
8408.

Abonnarnentsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 20,—, Buitenland en Koloniën. f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties von het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonnd’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo-
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.

Aangeteekend.e stukken: Bijkantoor Ruige plootweg.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonswment
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh d van I)itmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-
rekening No. 6729.

22
FEBRUARI
1927.

in den toestand van de geldmarkt kwam weinig

verandering. In het begin dci’ week was er iets meer

aanbod van geld voor particulier cl isconto, zoodat

enkele posten wissels voor 3
7
1ie
pct.
en 3% pct. ge-

plaatst werden, maar (laarna werd de markt weder
stroever en moest weder minstens 3% püt. worden

toegestaan. liet aanbod van caligeid had ongeveer

hetzelfde verloop, na 3% pCt. werd weder 4 en 4%
pOt. betaald, terwijl de prolongatierente de geheele

eek vast bleef. Meestal werd 3% pCt. genoteerd, en-

ke

w

le dagen zelfs 4 pOt..

* *
*

De weekstaat van De Nederlancisehe Bank geeft

weinig veranderingen van heteekenis te zien. Ï)e post

bi.nnenlandsche wissels daalde met
f 1,5
millioen. De


l)eleeti i ogen blijken met
f 2,3
mi 11 loon te zijn afge-

nomen.

– De voorraad gouden mun t verminderde met een

kleine
f
100.000. De zilvervoorraad stebg met!
200.000.

De vermindering van
f 900.000,
die de post papier op

het buitenland to zien geeft, correspondeert met (le

gelijktijdige stijging van de diverse rekeningen op de

actiefzijcle der balans, die gedurende de afgeloopen

week van
f 57,9
millioen tot!
5,8
millioen toenamen.

De biljettencirculatie verminderde met
f
6;3 mii-

lioen. lIet tegoed van het Rijk steeg met
f1,7
mil-

qioen. i)e .rekening-courantsaidi van anderen vertoon-

den een vermeerdering van
f 1,1
millioen. Het be-

chikbaar metaalsaido klom met
f 900.000.
liet (lek-

kingspercentage bedraagt nagenoeg 54.

* *
*

Van de wisselmarkt valt deze week niet veel be-

langrijks te vermelden.. De koersen bleven zeer sta-

tionnair, vooral voor .l)ollars en Marken, en de om-

zetten waren niet groot. Ponde.n. waren iets leven-

diger en meer aangeboden; de daling bleef echter tot

nauwelijks % cent beperkt. Parijs was flauw; met een

klei iie oncierbrek ing op Woensdag daalde de koers

regelmatig van
9,84
tot
0,78%.
i)e
drie overige wis-
sqls, waan n af en toe nog speculatieve omzetten ‘oor-

komen, bleve:i vrijwel onveranderd, afgezien van

kleine schommelingen in den loop (Ier week. Buenos

Aires aanvankelijk nog vast en oploopend tot 104%,

werd later weder voor 104% aangeboden.

110N1)EN,
21
FEBRUARI
1927.

Met uitzondering van het niidclen der week, toen

geld tijdelijk uit hoofd e va ii belasting-i nvorderingen
zeer gezocht was tegen hoogere prijzen, bleef de geld-

positie hier vrij gemakkelijk.
i)e discontomarkt behield haar vast ka.rakter, hoe-

wel de koers onveranderd op 47/io-34 bleef gehand-

haafd. De 1)ollarkoers belet, dat het. Zuid-Afrikaanseh

goud naar -de Bank afvioeit.

In de vreemde wisselmarkt zijn zaken niet van

g:rooten omvang. F.rancs gaan langzaam achteruit,

terwijl Lires iets gunstiger noteeren.

..’r

166

. ECQNOMISCH-STATI

VER16EDELIJKE ECONOMISCHE

EVMEN VÂN HET ANTWERPEN-

MOERDIJKKANAAL.
1)

Bij de behandeliig, welke aan de kanalen te beuit

viel, is de aandacht er op gevestigd, dat elk hehoorlijk

rapport over de vermoedelijke econdMisch ev6lgen

voor Nederland van den aanleg der beide Antwerpen-

sche kanalen ontbreekt……..

Zonder de pretentie te hebben ter zake volledig te

zijn, meent ondergetkende
1
)
in het onderstaande

voldoende materiaal te habben, om de conclusie te

wettigen, dat het voorgestelde Antwerpen-Moerdijk-

kaaal,
Nederland;:
uit’ èconomisch oogpuit,et de

rootstèzorg moet vervullen. .

T.

Vergelijken wij het 1ijngoederenverkeer met een

goederenstroom,
welke uit het achterland komt en via

overscheephavens in het groote internationale zeever-
keer wordt opgenomen en bepalen wij ons wat deze

overscheephavens betreft tot Antwerpen en Rotter-

dam, ‘dan zijn deze plaatsen te beschouwen als, beide

gelegen aan het uiteinde van takken van éeu stroom-

delta.

• De goederen kiezen in internationaal verkeer hun

weg over dien tak van de delta, welke voor hen den
geringsten economischen weerstand oplevert. Deze
weerstand is in hoofdzaak afhankelijk van 2 factoren

en wel:

ie. snelheid van het transport (tijdfactor);

2e. prijs van het transport (kostnfactor).

De juiste verhouding, volgens welke deze factoren

in rekening moeten worden gebracht om voor be-
paalde goederen den weg van den kleinsten economi-
schen weerstand te bepalen, hangt af van den aard

dier goederen.

Een concurreerende positie van twee overladings-
stations, in dezelfde internationale goederenstroom-

delta gelegen, is, bij gelijke inrichting en gelijke outil-

leering der havens met ‘het oog op de verschillende

eischen door de diverse goederen gesteld, op den duur

slechts mogelijk als het ‘eene station het voordeel van
den gunstigsten tijdfactor heeft en het andere station

het voordeel van den gunst.igsten kostenfacto.r.

Concurrentie is tea aanzien van bepaalde goederen
uitgeschakeld indien door bijzosrdere omstandigheden

blijvend:

le.. beide factoren in het voordeel van een der par-

tijen komen, dan wel .

2e. een der factoren voor goed in het voordeel van
een der partijen blijft en de andere der beide factoren
voor beide partijpu blijvend gelijk wordt.

Op’deae wet berust cle overgajg tot ,,villes nortes”
van plaatsen, die eens als zeer belangrijke overscheep-
stations in het internationale goederenverkeer

bloeiden.
Gaan
wiS
thans over tot het vergelijken van cle

onderlinge positie van Antwerpen en Rotterdam..
De internationale Rij’ngoederenstroom naar Ant-

werpen via Hansweert omvat die goederen, waarvoor

het het meest economisch is om het traject Lobith
Nauw van Calais via Antwerpen te kiezen, rn.a.w.

waarvoor dit de weg van den geringsten economischen

weerstand is.
De internationale Rijn goederen stroom naar Rotter-

dam omvat vanzelfsprekend die goederen, waarvoor
cle weg over Rotterdam het meest economisch is.
Per spoor wordt aan Antwerpen uit. het Luiksche
en Noord-Fransche industriegebi.ecl (waarvoor deze
stad de aangewezen overscheephaven. is) een groote

stroom stukgoederen toegevoerd. Het zeevervoer van
stukgoederen heeft grootendeels door middel van lijn-

1)
De gegevens, die in dit artikel zijn verwerkt, veiden
in samenwerking niet Mr. 0. H.
A.
Grosheïde bijeeuge-

bracht. . .

TISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

booten plaats en wij zien dan ook dat Antwerpen om

deze oorzaak door een zeer groot aantal geregelde

lijndiensten wordt aangedaan, een aantal dat veel

grooter is dan het aantal geregelde •diensten op Rot-
terdam.

Hieruit volgt dat Antwerpen voor verscheping

van stukgoederen ten opzichte van Rotterdam ip een

aanmerkelij;k gunstiger positie verkeert, cle veelvul-

diger afscheepgelegenheid te Antwerpen veroor2aakt

vaak een zoo kort oponthoud der goederen in deze

havenplaats, dat het voordeel hieruit voortkomend,

opweegt tegen het tijdverlies om die goederen van

Rofterdam of Dordrecht per snelste vaargelegenheid

naar Antwerpen door te zenden. Voor
dergelijke
goe-

deren heeft Atwerpen den gunstigsten tijdfactor en

vloeien deze stad ‘dientengevolge uit den internationa-

len Rijngoederenstroom reeds speciaal veel stukgoe-

deren toe.

Voor massagoederen heeft Rotterdam den gunstig-

sten tijdfact.6r. Deze goederen komen en gaan in het

algemeen nl. per geheele scheepslading. De weg
Lobith-Antwe rpen -Calais via Wemeldingen is nu een-

maal langer dan . de weg Lobith-Rotterdam-Calais.

Zijn de kostenfactoren voor beide plaatsen gelijk, dan
• is tot nu toe in normale gevallen dus de toestanl

deze: Antwerpen ontvangt door de frequente scheeps-

geiegiiheid een gioot del der stukgoederen uit den

internationalen Rijntransportstroom’ te verwerken.

Rotterdam verwerkt het overige deel der stukgoederen

en
vrijwel
al het massale goed.

Dat Antwerpen van het massale goed tegenwoordig

• ook een aanmerkelijk deel hemacht.igt, is te zoeken

in het feit, dat voor Antwerpen de ‘kostenfactor kunst-
matig gedrukt ‘wordt o.m. door gi’atis sleepen naar en
van Dordrecht. –
De toevoer van goederen naar Antwerpen wordt be-

vorderd doordat Antwerpen
wel
en Rotter:dam
niet

is ,rrijgesteld van de• surtaxe d’entrepot voor diverse

goederen bestemd voor Fransche Rijnhavens. Doordien aldus vooi verschillende goederen de gun-

stigste tijdfactor en de gunstigste kostenfactor niet

in éôn hand zijn, bestaat de concurreerende positie

tusschen beide havens.
Zou het Verdrag worden aangenomen, dan
verliest

Rotterdam het voordeel van den tijdfactor plotseling

nagenoeg geheel voor alle goederen.
Het kanaal Moerdijk wordt bijzonder breed, laat
waarschijnlijk nachtvaart toe en heeft sluizen zoo modern en van zulke afmetingen, dat er het totale

Rijnvervoer bij’ Lobith gerëgistreerd, jaarlijks ruim-

schoots doorheen kan. Het mondt uit in de groote
zeeclokken van Antwerpen, het zeer tijdroovende schut-

ten van de Schelde naar deze dokkeil vervalt voor de
Ri.jnschepeii (zie over al deze dingen hierna) het
traject Lobith—Calais ovei Antwerpen wordt dus

p racti.sch voor het internationale’ Rijn goed evensn eI

als het traject ‘Lobïth—Calais over Rotterdam.
Kan Rotterdam het verlies in tijclfactor compen-

seeren door voordeel iv, den lcosten,facior?

Onmogelijk.
T-Tet gaat ten deze met tijd- en ‘kosten-

faètor als volgt: Antwerpen is reeds een ongeveer evengroote goe-

deren overl aadhaven als Rotterdam ‘door geweicligen
toevoer van goederen per spoor. Het aantal binnen-
gekomen zeeschepen is jaarlijks. ongeveer gelijk. Ant-
werpen ial zeker dadeljk een deel van Rotterdamsch

verkeer er hij .lcrjgen door verbetering van den tijd-
factor. Antwerpen’s haven • wordt drukker, die van Rotterdam minder druk. Antwerpen krijgt derhalve
nog meer diensten naar diverse plaatsen dan Rotter-
dam. De meerdere verschepingsmogeljkheid in de ha-

ven werkt gunstig op den toevloeienderi goederen

stroom (tijdfactor).
T-Let groote aantal schepen van diverse reederjen
en van diverse nationaliteit werkt bovendien concur-
rentiein cle vrachten in de hand en beïnvloedt aldus

den kostenfactor die dan tevens nog wordt gedrukt

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

167
É

door het intenievei gebruik der havens. Zoodoend

raakt Rotterdam ten
opzichte
Van beide factoren ach-

terop. Nederland wl zich dan natuurlijk verwere’n en

bi3voorheeld de groote kosten van het lo’oclsgeld te

Rotterdam afschafen om den kostenfaetor te be-

i n vl oeden.
liet Verdrag heeft hierin voorzen, het zegt voor

onheperkten termijn, zonder reci prociteit, dat het
loodsgeld van Antwerpen niet hooger dan dat van

Rotterdam mag wezen.

Andere bepalingen in het Verdrag maken het on-

mogelijk Rotterdam faciliteiten te verleenen.

Evenals gewone rivieren hebben ook goed erenst.roo-

men hun dijken. liet Belgisch Verdrag noodigt ons

uit den dijk, welke onzen stroom van een lager niveau

scheidt op twee plaatsen, in Limburg (‘kanaal Ruhr-art) en bij den ‘Moerdiji, vrijwillig door te steken en

(laartn zulke geweldige gaten te maken •dat, (in ver-
band met het opgemerkte over de factoren van tijd en

kosten) door elk van ‘die gaten gemakkelijk den gehee-

len internationalen Rijngoederenstroom naar het zee-

(lok van Antwerpen kan verdwijnen, om vandaar over
de Schelde den grooten zeegoederenstroom te volgen,

inplaats van als tot nu toe over Rotterdam en voor

een deel ook over Antwerpen te gaan.

II.
Welke praet.i’sehe gegevens staan ons nu bij de eco-

nomi sche beoo:rdeeiing van het Antwerpen—Moerdijk-

kanaal ten die’nste? Te.rw:iji men van de zijde van den Minister van Bui-
tenlandsche Zaken tevergeefs verwachtte een uiteen-

zetting van de economische beteekenis van het kanaal

Moerdijk—Antwerpen voor Rotterdam gaf Mr.
li[eemskerk zich de moeite deze zaak onder de oogen

te zien.
Na een weliswaar geheel foutieve beschouwing over
de capaciteit van het kanaal, waarbij hij tot een veel

te gering cijfer kwam, trek hij de navolgende menk-

waardige conclusie:

,,Het kanaal zal maximum 16 millioen ton in ver-

band met de grootste capaciteit van de doorvaart door
de sluizen, aan cle 44.4 millioen ton Nederlandsch
Rijnverkeer kunnen onttrekken, of 36 percent. Mijne
beschouwjngen gelden zoowel voor het kanaal Ant-

werpen—Ruhrort als het kanaal AntwerpenMoer-
dijk. De berekening komt dus hierop neer, dat van de

44 ‘ 45
millioen tons, die thans naar Nederland gaan
in het Rijnverkeer; door het ‘kanaal Antwerpen—.
Ruhrort of Antwerpen—Moerdijk ongeveer 16 mii-

lioen naar Antwerpen zou kunnen gaan. Dit is vol-

gens deze berekening het maximum.
Nu zeg ik niet

dat dit niets is,
maar als deze redeneering waarde
heeft, dan hebben wij daarmede de limiet, als ik mij
niet vergis, van de schade die door een ‘dergelijke ver-
binding aan de Nederiandsehe haven kan worden toe-

gehrac-ht.”

Het is jammer, dat de economische beteekens door
Mr. Tieemskerk wordt u i tgebeeicl in tonnen scheeps-
ruimte per jaar.
WTjj
herleiclen zijn cijfers tot tonnen
gouds, ons voorhehoudende de onjuistheid van zijn

limiet aan te toonen.
Wat is de economische heteekenis van 16 millioen
ton minder Nederlandsch Rijnverkee.r per jaar?
Uit gegevens ontleend aan het jaarverslag over 1925

van do Kamer van Koophandel en Fabrieken te Rot-
terciam, welke haar opgaven ontving van de Inspectie
der In- en Uitvoerrechtan te Lobith, blijkt, dat mag

worden aangenomen, dat van den inhoud der te Lobith
passeerencle Rijnschepen gemiddeld 40 percent wan-
ruimte is. 16 Miilioen ton scheepsruimte per jaar, ont-
trokken aan het Nederlandsoh Rijnverkeer over Ne-
deriandsche havens heteekent dus, dat ongeveer 10

millioen ton goederen minder over Nederlandsche ha-
vens geleid worden en aan de Nederlandsche Rijn-
vaar t worden on to omen.
‘Uit origi node opgaven van de ‘goederenheweging

in cle zeehaven’ van’ An’tsterdam, v’e.rstek door liet

bureau van Ilandelsinrichtingen dier Qeiiieente blijkt,

dat in het jaar 1925 door zeeschepen totaal ‘in Am-
sterdam werden aangebracht . – 2.157.146 ton goederen

en in Amsterdam werden ge-

laden

……………….1,522.976

totale goede renbewegi n’g, in het

jaar •1.925 in Amsterdams

Zeehaven

—————-4.280.122

Mr. lleemskerk heeft dus op een onttrekking aan
Holland en wegschenking aan België van een zee-

havenverkeer van. 10.000.000 ton goederen jaarlijks,
meer dan het dubbele van het totale jaarlij’ksche goe

clerenverkeer in de trotsche Amsterdamsche zeehaven,

slechts te zeggen: ,,Ik zeg niet dat het niets is.”

Wat wil nu ‘de onttrekking van een 1,0.000.000 ton
goederen (cle inhoud van een nii.liioen 10 tons spoor-

wagens) zeggen voor het Iloilandsche economische

leven?
1)

Iedere ton scheeps,ruimte in cle Rijnvaart moet per

dag 3% cent opbrengen (Zondagen en ligdagen inbe-

grepen) om de zelfkosten te dekken. Per jaar (ï 360

dagen) noet iedere ton scheepsruimte hiertoe dus op-
bren gen..f 12,60.

Aannemende, dat de
Rij’nschepen
hoogstens 14 heen

en veer reizen l)er jaar van Hollandsche havens naar

Duitseh land ‘kunnen maken (hetgeen inderd aacl een
maximum is) volgt hieruit, dat iedere ton scheeps-
ruimte per jaar hoogstens 28 keer :Lohith kan passee-
ren. Iedere ton scheepsruimte, welke Lobith passeert,
heteelcent dus een minimum zelfkosten voor cle betrok-

12,60 –
ken Rijrireederij’ van — is
f
0,45.
28
Zooal s hiervoren vermeld, bevi n d t ‘zich volgens sta-
tistische gegevens onder de Lobith passeerende
scheepsruirnte 40 pOt. wanruimte, zoodat dienten-
gevolge aan zelfkosten iedere ton der Lobith passee-

rende goederen – maal
f 0,45 is f
0,15 beduidt, dat

wil zeggen zelfkosten van het vervoer uitsluitend voor
zooverre dit
de,Holla’ndscheRijnvaart
betreft.
2)
Deze

goederen echter komen van of gaan naar de Holland-
sehe havens. In deze havens komen op het verwerken
der goederen als minimum de volgende kosten:

Lossingskosten of ladings’kosten Rijnschip
f 0,50
indien het massale goederen betreft.

Lossingskosten of iriladingskosteii zeeboot
f
0,20,
indien het maisale goederen betreft, totaal
f 0,10
per

ton..

Voor, stukgoederen moet dit bedrag met minstens

f
0,20 verhoogd worden.
Er zit evenwel meer aan vast.
De groote stroom 1.ijngoed Icomt zooals hierboven

reeds werd aangenomen van zeeboot of gaat per zee-
boot verder.
Naar matige herelconing wordt door de zeeschepen
een haverigelci in onze havens per ton geloste of ge-
laden goederen
,f
0.15 betaald, terwijl ‘do loodsgoiden

‘,’oor zeebootön per ton te lossen of te laden goederen
op ongeveer
f
0,1.0 mogen worden gesteld en bovendien
gemiddeld aan sleeploonen
f 0,02
door de zeeschepen
per ton te laden, of te lossen goed word,t besteed.
Iedere ton Rij’ngoed beteekent dus, als het over Hol-

landsche havens in iîoilandsche Rijnvaart vervoerd
wordt, een som ,va,n (gederfd Hollandseh inlcomen)

f 0
1
75
+ f0,50 + f 0,20 + f 0,15 +
f.0,10
+ f 0,02

l) De lierita. ‘errneldc gegevens zijn ontleend aan op-
gaven- van Directies van Ondernemingen en Gemeentelijke
Autoriteiten.
2)
Voor zoover
het het vervoer per Rijnschip betreft,
gingen zij uit van de zeifkosten per ton, scheepsruimte per
jaar, omdat de vrachtprijzen zelf anti groote schommelingn
onderhevig zijti, o.ni, sterk afhangen van den waterstand
op den Rijn, van de lengte van het Rijntraject en van
vraag en aanbod. Th een kort tijdsverloop loopen de Rijn-
vrachten dan
ook
vaak sterk uiteen.

168

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

is
f
1,12 indien het massagoed betreft en
f
1,92 in-

rijen het stukgoed betreft.

Thans is nog geen rekening gehouden met:

a. ondernemerswinst in het Rijnverkeer;

1). water- en vict,uaiieieverantie aan cle zeehoot;

c. loon van vietterlieden en bootslui voor de zeeboot;

cl. winst van assurantieniaatsehappijen;
bedrag besteed aan aankoop van scheepsbehoeften

voor de zeeboot

diverse uitgaven door de scheepsbemanning in de

Ne’der]andsche havens;

g.kosten yoor dokkingen van- en reparatie aan di-
– verse binnengekomen zeeschepen’;

opslagkosten enz. van stukgoederen;

bunkerkolen;

J. de andere door ons over het hoofd geziene bedragen.

– Deze factoren met eli ander maken dat het inko-

men van Nederlanders te dank-en aan iedeie, in Ned.

Riji’ivaart vervoerde, ton goederen hooger dan de vo-

iengen.oemde bedragen, van
f
1,12 en
f
1,92 moet
wezen en zeker laag berekend
f
2,— per ton is.
De limiet van Mr. H.eernskerk beteekent dus een
verlies van ten minste 10.000.000 maal f2,— is 2
00
ton goud per jaar.
Deze 200 ton goud beteekenen in.

circulatie gebracht voor Nederland een veel grooter’

afgeleid jaarlijksch inkomen, welke becijfering wij

gaarne, aan anderen, meer bevoegden overlaten. Doch

dit daargelaten. Bepalen wij ons alleen tot het bedrag

van 20 millioen gulden per jaar, dan wil dit zeggen

dat
per dag aan België om niet
wordt afgestaan een’

f
20.000.000
bedrag van

365

is ongeveer 55.500 gulden.

De limiet hiervoren iedoeld sloeg alleen op het,

R.ijnvervoe’r. Gaat dit evenwel tot een grootte van
10 millioen ton scheepsruimte pet’ jaar uit Holland-
sche handen naar Antwerpen over, dan heeft zulks’
voor Holland nog eenige andere gevolgen.

In dit verband mag wel even gewezen worden op1

dén invloed, welke veiminderd vervoer via de Hol-

landsche havens zal hebben op de welvaart, van den,

middenstand en van de arbe’idende bevolking.

Thans dient over deze limiet zelf echter nog een en,
ander gezegd te worden.

In de eerste plaats vergat de heer Heemskerk, datl

volgens liet Tractaat niet 1 doch 2 kanalen, welke ,alsi
zuigpompen op de Hollandsche welvaart bedoeld zijn,,
worden toegestaan. . .
Het Moerdijkkanaal van het Verdrag is een geheeli

ander kanaal dan het kanaal he’twelk Mr. T:Teernskerk
voor oogen had toen hij
zijn
stem motiveerde.

Vooreerst is onjuist de veronderstelling, dat men

in een kanaal waarin volgens het. Tractaat 3 schepen
van 3
t
4 duizend ton elkander moeten kunnen pas-
scoren, zou hebben dubbele sluizen voor schepen van.

2000 ton.
De’ sluis van 2000 ton is, zooals Mr. Heemskerk’
zelf heeft opgemerkt, de sluis van de gekanaliseerde

Maas, welke scheepvaa rtweg inderdaad gebouwd word t
als 2000 tons scheepvaartweg en waarin dus een 2000
tons sluis’ op haar plaats is. Dat de Maassluizeri slechts
2. Rijnaken van 2000 ton tegelijk kunnen schutten, is

volkomen ‘redelijk, in verband met het betrekkelijk
beperkte verkeer, dat men
01)
‘de Maas mag ver-
wachten. ‘ ‘ –
Door liet” aantal schuttingen aan te nemen op 20
per etmaal, Zondagsvaart uit te sluiten en het resul-

taat met een factor van % te vermenigvuldigen, w’ordt
de capaciteit van deze Maassluis bepaald op 36.000.000
,

ton per jaar. Op deze berekening van de maximum
capaciteit dezer sluis is nog wel een en ander aan te
merken, maar ,,im Groszen und Ganzen” kan men
daarmede vrede hebben.
Met het gelijk stellen der ‘capaciteit van het Ant-
werpen—Moerdijkkanaai aan de capaciteit van deze
M’a’skanalisatieslnis kan men echter geen vrede

hebben. ‘

In de eerste plaats niet, omdat de Antwerpen-

Moerdijkkaniaal sluis volgens de’ bepalingen van ‘liet

Verdrag, geschikt, moet kunnen zijn voor 4000 tons

schepen en in de tweede plaats, omdat als blijkt dat

één sluis onvoldoende is, om het verkeer te bedienen,

de goede trouw’, de economie en het gezond verstand
‘eischen, dat een tweede sluis er naast wordt gebouwd.

Neemt men aan, dat men aanvangt met den bouw

van één tweelingsiuis, geschikt voor drie ‘Rijna’kei:i
van 4000 ton, dan vindt men, volgens ingenieurscal-

culaties, als capaciteit van één zulk een sluis, niet

30.000.000 doch zeker ht dubbele. Bouwt men later

zoon tweede tweeling sl u.is erbij, welk cijfer krijgt

men dan? In 1913 bdroeg het geheele Rijnverkeer
.uim 52.000.00 ton.
Men heeft dus niet eens cle 1.5 milhoen ton van het

kanaal Wenieldinge___.T:Tansweert (dat in uitsteke.n.den

toestand bestaan blijft, eventueel op verlangen ‘van
België moet worden ve’rruinid (paragraaf 12 artikel

‘IV) en dooi’ Mr. Heemskerk voor de toekomstige vaart

waar A ii twerpen ten onrechte wordt uitgeschakeld)

nooclig om tot de conclusie te komen, dat het. ver-

voer, hetwelk België tot zich zal kunnen trekken en

dat Mr. Beernskerk op 30 pOt. calculee.i’de, veilig

tot 100 pCt. kan worden opgevoerd, ja ver boven de

tegenwoordige 1,00′ pOt., zoodat elke iiitbrelding, die

mogelijk zou zijn uit capa.citeitsoogpunt, kan ‘worden
wegget:rokken.

Tal van i;cinten zouden in verband met cle kanalen-

çuaesti e nog bespreking kunnen v.i nden..

Wij noemen slechts cle beteekenis van Antwerpen

als laatste laad- en eerste loshaven, het streven om

Antwerpen ten nadeele van Amsterdam, te maken

markt voor koloniale producten, cie niet gefundee ‘de
verwachting dat West
.
Noord-Brabant zal worden ont-
‘sloten en zoo vele andere.

Is het niet begrijpelijk, dat tienduizenden Neder-

iande.i’s uit alle standen, betrokken hi,j groote scheep-
vaart, Rijn- en Binnenvaart thans reeds maanden en

maand en protesteeren tegen cie hoogst o ngeni ot.i veerd e

aderlating, Nvelke de regeering aan ons volk, durft voor
te stellen.

Het hier bespi’okene wettigt o.i. op zichzelf i’eecls
geheel’ de uitlating’ van den Voorzitter der Amstoi’-
damsclie Kamer van Koophandel (pag. 44′ Nieuwjaai’s-
rede):

.’

,,Looclzwaar ci t’ukt op velen cle aannem ‘ig door cle
Tweede Kamer van liet Verdrag met België. Relaas
maar al te zeer ten onrechte, want, een vazaistaat ou
aan een nieuwen souverei
1
nauwelijks eeri drukkeu’de:i’
samenstel van’ offers kunnen brengen dan dit. tractaat

Nederland ‘aan België laat doen.” J. .:
BRoUw’E1.

Aré’ste’rdam, 4 Februari. 1.927.

HET SCHELDE-BEHEER IN HET BELGISCHE

TRACTAAT EN ONZE GRONDWET.

Prof. van Eysinga heeft in
Uw
blad bovenstaand onderwerp besproken ‘en daarbij twee stellingen ver-
dedigd, die ni.i. beide onjuist zijn en daarom niet
onweersproken mogen blijven.
De eerste is, dat de ,,vcrvanging” als sluitstuk in

het tractaat van het oppertoezicht dr Kroon ‘met
betrekking tot den ‘W’aterstaat door ,,iets anders”, nI.
door ,,administratieve” of ,,legislatieve arbritage”,
nièt in strijd is met art. 191 der Grondwet. De tweede
komt hierop neer, dat, mocht zoodanige strijd wèl
bestaan, dit dan nodh als iets nieuws noch als iets
verschrikkelijks zou zijn te beschouwen, omdat zulk

een derogatie aan grondwettelijke bepalingen wel
meer is voorgekomen en men eigenlijk daar ook’niet

meerbuiten kan in dezen tijd, waarin hetinternationale
rechtsieven steeds intensiever wordt en op het gebied
komt, waar vroeger het nationale recht heerschte bij
uitsluiting.
De onjuistheid van de tweede stelling springt in
het oog. Of durft iemand een leer aan als die van

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATIS’ISCHE BERICHTEN

den Leidsehen hoogleeraar, welke den Nederlandschen
wetgever vrijheid laat om in den vorm van het sluiten,

goedkeuren en bekrachtigen van verdragen datgene
te doen wat de Grondwet dien wetgever bij maatregelen

voor enkel binnenlandsch gebruik strikt en onvoor-

waardelijk verbiedt? Waarvoor dienen voorschriften

in de Grondwet, dat censuur niet mag worden inge-

voerd (art. 7), dat het petitie-recht vrij is (art. 8),
dat geen Nederlander vreemden adeldom kan aan-

nemen (art. 65), dat op geen misdrijf als straf mag

worden gesteld de algemeene verbeurdverklaring der

goederen, den schuldige toebehoorende (art. 161)? Toch

zeker om den wetgever te beletten, maatregelen in

strijd daarmede te verordenen. Of nu de wetgevende
macht gezamenlijk door Koning en Staten-Generaal

wordt uitgeoefend door wetsvoorstellen te ontwerpen,
aan te nemen en te bekrachtigen (art. 111 en volg.)
dan wel door verdragen te sluiten, goed te keuren

en te bekrachtigen (art. 58), kan natuurlijk geen

verschil maken. In beide gevallen is het dezelfde
Nederlandsche wetgever, die binnen de perken van
de Grondwet heeft te blijven. Wie anders leert, ont-

zegt aan de Grondwet alle beteekenis en waarde.

Prof. van Eysinga spreekt van den
wetgever
en den

hoogeren tractaatswet gever.
De tegenstelling moge

beteekenis hebben voor de vraag of een eenmaal tot

stand gekomen tractaat, als maatregel afkomstig niet
van den Nederlandschenwetgever alléén, in rechtskracht
gaat boven de Nederlandsche wet en Grondwet, zij
is onjuist en misleidend, waar het er om gaat – als

thans
bij
het Belgisch tractaat – hoever de bevoegd-

heid van den Nederlandschen wetgever om een tractaat
te sluiten, goed te keuren en te bekrachtigen, zich
uitstrekt en of hij
daarbij
de Grondwet heeft in acht

te nemen. Welnu, dus doende, is hij niet de
hoogere

tractaatswetgever
maar de
wetgever,
die een maat-regel van wetgevenden aard tot stand brengt in de
door de Grondwet voorgeschreven vormen. Prof. van
Eysinga spreekt verzachtend van ,,derogeeren aan de

Grondwet”. Ik noem het kind liever bij zijn waren
naam en zou willen vragen wéér in de Grondwet aan
den wetgever de bevoegdheid is gegeven, met hare bepalingen in strijd te handelen.

En nu de eerste stelling. Ik ga met Prof. van
Eysinga geheel mede waar hij leert, dat de tractaats-

wetgever – niet ,,de hoogere” – alles vermag wat
ook den wetgever vrijstaat. De Grondwet heeft inder-
daad niet de pretentie om, door iets voor te behouden
of op te dragen aan den
wetgever,
regeling van

daarvoor in aanmerking komende deelen der materie

bij
tractaat
uit te sluiten. Art. 3 omtrent het ver-

anderen van de grenzen van het
Rijk
door de
wet,

d.i. practisch gesproken bij
tractaat,
is daarvoor een
bewijs en art. 151, schoon enkel van
de wet
sprekend,
legt aan al onze Haagsche tractaten over internationaal
privaatrecht geen stroobreed in den weg evenmin
trouwens als de artikelen 163 en volgende dit doen
aan algemeene arbitrage- of rechtspraakverdragen.
Art. 163 moge den Hoogen Raad het opperste Gerechts-
hof noemen, art. 166 laat
zijne
bevoegdheden over

aan regeling bij de wet, welke wet met betrekking
tot hem in het algemeen toegekende macht zelfs uit-
zonderingen zal kunnen stellen.

Wanneer de Grondwet in art. 196 voorschrijft, dat
de wet regels geeft omtrent het waterstaatsbestuur,
dan kan dus die regeling, zoo de omstandigheden er
toe leiden, ook bij tractaat geschieden. Daarvan
zijn
zelfs
voorbeelden aan te
wijzen
in het tractaat met België

aangaande de
bedijking
van het Zwin (Stbl. 24 van
1873) en in dat met Duitschland betreffende de polders
Duffelt en Querdamm
bij
Wijler enz. (Stbl. 150 van
1906). Maar, zooals de Nederlandsche wetgever bij
het stellen van regels omtrent het vaterstaatbestuur
in acht heeft te nemen, dat de Koning grondwettig
het oppertoezicht heeft over alles wat den waterstaat
betreft en dat de Staten der provinciën het toezicht
hebben op alle waterstaatswerken en de reglementee-

rende macht over alle waterschappen, zoo heeft die-

zelfde Nederlandsche wetgever dit in het oog te
houden
bij
het sluiten, goedkeuren en bekrachtigen van een tractaat, dat den waterstaat betreft, wat de

wetgever
bij
de genoemde twee tractaten dan ook

niet heeft verzuimd. Prof. van Eysinga tierinnert

aan den strijd, die
bij
de grondwetsherziening van

1887 gevoerd is over de vraag, of de bevoegdheid

van den wetgever om regelen te geven omtrent het

waterstaatsbestuur zéé is op te vatten, dat door die

regeling ook de omvang van het Koninklijk opper-

toezicht mag worden beperkt. ,,Verschil van meening”

,,- zegt hij – was hier
mogelijk
in den
tijd,
toen
,,Buys schreef. Maar sedert heeft de vetgevende

,,practijk de gestelde vraag bevestigend beantwoord,
,,men denke
bij’.
aan art. 19 van de Waterstaatswet
,,1900, zooals dat artikel
bij
de wet van 1917 S. 633
,,gewijzigd is.”

De
strijd
van 1887 heeft nog slechts historische

beteekenis. Wie wenscht te weten welke thans ten
onzent de beteekenis en de omvang is van het
bij.
de
Grondwet aan de Kroon voorbehouden oppertoezicht

over den waterstaat, moet het antwoord zoeken in
de
omvangrijke
waterstaatswetgeving, die sindsdien

op initiatief van de Staatscommissie voor de water-staatswetgeving is tot stand gebracht,

Welnu, ieder, die deze wetgeving kent, zal van
oordeel
zijn,
dat daarin het oppertoezicht aldus is
georganiseerd en van zôôdanige machtsmiddelen is
voorzien, dat geen enkele
belangrijke
beslissing op
het gebied van den waterstaat kan worden genomen
zonder dat aan de Kroon daarbij het laatste woord
toekomt en dat
elke
maatregel, die van heillooze

strekking zou kunnen zijn of van kwade gevolgen,
door de Kroon kan worden voorkomen of ommiddelljk
gekeerd. Natuurlijk was het practisch ondoenlijk
om de Kroon te moeien zelfs in de kleinste aange-
legenheden van den waterstaat. Dat had met betrek-
king tot de inwendige huishouding van de water-

schappen in 1900 de wetgever niet voldoende bedacht
en vandaar de
wijzigingswet
van 1917, waarop Prof.
van Eysinga zich beroept als op een voorbeeld van eene beperking van den omvang van het oppertoe-
zicht bij de wet. Laat dit zoo zijn, in het algemeen
beeld van het oppertoezicht, dat ons de vaterstaats-
wetgeving toont, brengt deze
wijzigingswet,
die be-
sluiten van voor den algemeenen waterstaat
minimale
beteekenis aan het oppertoezicht onttrekt, niet de
minste verandering. Een wetgever, die zooals
bij
het
tractaat wordt voorgesteld, het oppertoezicht niet
enkel voor minimale belangen maar in zijn geheel

door ,,iets anders” zou willen vervangen, zou tegen
de wetgevende practijk van de laatste dertig jaren
lijnrecht ingaan. Immers zou dit ,,vervangen” hierop
neerkomen, dat zelfs bij beslissingen, waarbij de
hoogste belangen van Zeeland rechtstreeks zijn ge-
moeid – veranderingen aan bandijken met het oog
op zgn. doorsteken, stopzetten van voor de veilig-
heid van het land
noodzakelijke
werken,
verwijdering
van voor de scheepvaart hinderlijk geoordeelde, maar voor de veiligheid onontbeerlijke werken – het opper-
toezicht zou. zijn uitgeschakeld en vervangen door
scheidsgerechten, die volgens het tractaat niet
onze
waterstaatsbelangen in het algemeen, maar enkel de
belangen van de scheepvaart hebben te behartigen.
De Belgen mogen dan bezwaard zijn, dat thans de
toestand van den Nederlandschen toegang tot hun
groote zeehaven in laatste instantie afhangt van het
goedvinden van ons land,
wij
hebben alle reden ons
bezwaard te gevoelen, dat voortaan, in
strijd
met
de Grondwet, in laatste instantie onze beheersbe-
schikkingen en verordeningen, die de veiligheid van
Zeeland hebben te verzekeren, zouden afhangen van
organen, die niet alleen van onzen Zeeuwschen water-
staat geen verstand hebben, maar die daarenboven volgens het tractaat met Belgische scheepvaartbe-
langen meer dan met onze veiligheid zouden hebben
te rekenen.

170

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23: Februari 1927

Weet men geene betere oplossing te vinder voor het

Scheldebeheersregime dan, zooals het tractaat wil,

de ,,bandijken” van de Grondwet te verbreken en

een grooten ,,doorsteek” te maken door de bepalingen

van het negende hoofdstuk – ook het denkbeeld van

Prof. van Eysinga om de scheidsrechterlijke commissie

te-vervangen door het Haagsche Hof van Justitie

brengt daarin geene verandering – dan zullen de
Belgen van hunne bezwaardheid niet kunnen worden

verlost v66r en aleer onze.Grondwet zal zijn gewijzigd.

Vôtr het tot zoo bedenkelijke wijziging komt, zal

zeker nog heel wat water door de Schelde moeten vloeien.

* *
*

Naschrift naccr aanleiding van Prof. van .Eysin ga’s

‘inmiddels verschenen tweede artikel.
(Zie E.-S. B.

van.11 Febr. jl.).

De hoogleeraar houdt vast aan’ zijn, aan het in
1911

gewij-zigde art. 10 van ‘de Waterstaatswet 1900 ont-
leende, voorbeeld van, eene beperking door den wet-

gever van het oppertoezicht in omvang. Boven schreef

ik: ,,laat het zoo zijn”, niet omdat ik het met zijn

betoog eens was, maar omdat ik het •de moeite van
bestrijding niet waard vond. Nu zal ik er
01)
moeten

ingaan.

Wat wil do schrijver eigenlijk beweren? Dat,

wanneer in de Grondwet staat, .dat de Koning het

oppertoezicht heeft over alles wt den Waterstaat

betreft, er op dat gebied nu- ook niet meer het, prul-

ligste besluit zal mogen worden genomen zonder •dat

daarvan beroep op den Koning komt open te staan?

-En dat, wanneer ‘de wetgever soorten van besluiten

van voor den Waterstaat
rn.i.nimaal
belang voor beroep

op de Kroon niet vatbaar verklaart, hij’ het oppertoe-
zicht- in omvang beperkt? Want niet, anders heeft de
vij’zigingswet.van 1917 gedaan. Men had ervaren, dat

bij de bestaande regeling beshiten van Ged. Statep

aan beroep waren onderworpen, die de moeite en den

omslag van twee instantiën niet waard waren en waarT
van de uitvoering soms ook geen uitstel kon ljde.

Als voorbeelden noemde de Memorie van Toelichting

– let vl: besluiten tot, kasopneming in een water-

schap; tot het benoemen, van schatters voor de indee:
ling van gronden in waterschappen in omsiagklassen.;

tot het opvragen van do bijlagen van eene polderreke.-

ning; tot vaitstelling van het model van een proces-
verbaal voor schouwv.oering!
Men is toen van methode gaan verandereij, heeft

alle belangrijke
categorieën van voor beroep vatbare
besluiten in de wet zelve opgesomd ën het, aan de
Staten der provinciën oiergelaten in, hunne regle-

menten en verordenigen’ nog andere, hun belangrijk

voorkomende, categorieën van besluiten op te noemën,
clie ‘dan ingevolge de bepaling van art. 19 eveneens voor beroep vatbaar zullen zijn. Is dat nu’ beperking
van het oppestoezicht in omvang of is het, waartoe
de Grondwet den wetgever juist heeft geroepen, op

vetstandige wijze vorm geven aan het oppertoezicht

zonder het in zijn wezen van hoogste controleerende
macht aan te tasten? Mij dunkt, het antwoord kan in
eerstgemelden zin slechts uitvallen voor hen, die aan
het oppertoezicht een practisch onmogelijk te volbren-
gen taak toedenken en van meening zijn, dat de
Grondwet het heeft ingesteld niet om voor .den goe
den algemeenen gang van zaken op waterstaatsgebied

te zorgen en verantwoordelijk te zijn, maar veeleer om
‘den vlotten gang van zaken in de waterschapshuis-houdingen – want op dat terrein spelen de besluiten
van art. 19 —– te belemmei’en en tegen te houden.

Laat prof. van Eysinga één voorbeeld noemen uit de geheele, omvangrijle waterstaatswetgeving, waarbij
aan het oppertoezicht is geraakt, niet-omdat hetander

met futiliteiten zou worden ovrbelast en dan zijn
taak niet naar behooren zou kunnen vervullen, niet
uit verstandig practische overwegingen ‘dus, – maar
omdat de wetgever yan oordeel was, ‘dat de Gron-:Iwet

hem-vrijheid gaf het .oppertoezicht tër iijde te stellen

en te vervangen hetzij door een ,,oppertoezicht’s-va-

cuum”, hetzij ‘door ,,iets anders”. Noemt hij’ dit voor-beeld ‘niet, dan
blijf
.ik bij wat, ik boven schreef, dat
de wetgever – tractaats- of binnenlandsche – dus

doende lijnrecht zal ingaan tegen eene wetgevende
practijk van dertig’ jaren.
Dist is
de ontwikkeliugs-

.gang van onze Waterstaatswetgeving,
dat is
de

authentieke interpretatie van het .grondwettig begrip

oppertoezicht over alles wat den Waterstaat betreft.

En
daarom
moet bij de beoordeeling van . de bepalin-

gen in het Belgische tractaat over het Scheldebeheer

de vraag over den strijd met de Grondwet als eene

uiterst belangrijke voorop staan. Hoe men aan niet-

oriredelijke Belgische wenschen ten opzichte van het
Scheldebeheer zal kunnen tegemoet kmen, is cciie

vraag va:n latere zorg. In elk geval mag zulks niet op

de in ‘het tractaat aangegeven wijze. En dat is thans

de hoofdzaak.
C. J. R.
SOHEPEL.

HET RECHTSKARAKTER VAN HET SCHELDEBEHEER

IN HET BELGISCH VERDRAG

Sedert korten tijd heeft men de juridische zijde
van het Belgisch Verdrag meer op den voorgrond

geplaatst,
terwijl
tot nâ de stemming inr4e Tweede

Kamer voornamelijk zijn economische en. politieke

mérites in het centrum der belangstelling stonden.

Zoo heeft thans Jhr. Dr. 0. G. S. Sandberg in de-

,,N. R. Ot.” ‘van, 13 Januari veel stof opgeworpen

door
zijn
bewering, dat de bepalingen van het verdrag

(en speciaal art. IV, § 3-5) in
strijd
zouden zijn

met de Grondwetsartikelen betreffende het water-
staatsbeheer.In verband hiermede leverde Prof. Jhr.

Mr. W. J. M. v. Eysinga in de Economisch-Statis-tische Berichten van 9 Februari, een argumentatie,

die men misschien summier aldus mag samenvaten:
1. elke internationale binding brengt eenige beperking
mede,; 2. een tractaat gaat volgens Nederla’ndsche

rechtsopvattingen boven de Grondwet; 3. dit tractaat
is niet,met de Grondwet in strijd.

Deze argumentatie schijnt beslissend: de Grondwet

is door het Belgische Verdrag
niet
geschonden. Wil
men van nationaal standpunt uit tegen het verdrag

opponeeren, dan zal men zich onvermijdelijk tot (op
zichzelf trouwens reeds uiterst belangrijke) econo-

mische en politieke argumenten moeten -beperkèn-.
Het rechtskarakter van het Scheldebeheer laât
zich slechts beoordeelen vanuit het internationale
recht, dat als een vaste ordening de nationale rechts-

gebieden omspant en beheerscht. De vraag zal nu
zijn: bestaat er in het internationale recht een regel;
die een dergelijk verdrag- zou voorschrijven? Of zijn
er integendeel beginselen aan te
wijzen,
die zich er
tegen verzetten?

– Natuurlijk spreekt het vanzelf, dat, ook juridisch,
allereerst de
practische
gegevens voor een oplossing
beslissend zijn. Dit neemt echter niet weg, dat men
de volle vrijheid heeft, een
principieel
onderzoek
over deze quaestie voort te zetten, waar dit door
anderen reeds is aangevangen. – –
1. Het is in Nederland uitentreure herhaald, dat
wij- ons niet onze bijzondere internationale positie
moesten laten aanleunen zonder ook actief de m’-derné
intern ationale verplichtingen op ons te nemen. In de
oude ordening der staten, zoo heet het verder, zou
elke staat, sterk door het leerstuk der souvereiniteit,

zich hebben ontwikkeld zonder acht- te slaan op de
gerechtvaardigdè. belangen van
zijne
medestaten,
terwijl thans de
tijd
aangebroken zou
zijn
om in
solidariteit, en op .de basis van het recht, de gemeen-schappelijke belangen te regelen.

Tot zoover de theorie. Bezien wij echter de geschié-
denis, dan blijkt, dat het Schelde-regiem van. 1839 in geenen deele slechts de exclusieve belangen van
Nederland tegenover België heeft gehandhaafd
Integendeel: ‘op alle punten heeft Nederland op
loyale
wijze
rekening gehouden met de geografische
positie van België en met zijn belangen
:-wij
iwijzen-

23
Februari
1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

171

slechts op de waterafvoer, op de “vrijheid van scheep-
vaart op Schelde, Maas en tusschenwateren, en op

de mogelijkheid eener Belgische verbinding over

Limburg met het Rijnland (verdrag 1839 artt. 8, 9,

10, 12 en het verdrag van 1868 over de Maasaf-

tappingen). De souvereiniteit, die Nederland dus in
1839 over zijn gebied uitoefende, was dan toch niet

zoo vijandig tegenover het Belgisch belang!

De waarheid is, datmen aan hetbegrip souvereiniteit

in het volkenrecht velerlei beteekenis heeft verbonden,
en dat men speciaal hier twee van de belangrijkste

beteekenissen met elkander verwart:

de ongebreidelde macht van een staat tegenover

andere staten.

het vrije beheer en bestuur van een staat over

zijn eigen territoor en rechtsmacht over zijn onder-

danen.

Bij de eerste beteekenis van de souvereiniteit is

elke Volkenbond tot mislukking gedoemd en alle

samenwerking slechts in zooverre mogelijk, als hét
individueel belang van één staat daardoor gediend is.

De souvereiniteit in de tweede beteekenis echter

verdraagt zich met
alle
bindingen, wanneer deze
slechts aan geen vreemde macht (buiten den Volken-
bond) eenige bevoegdheid, tot rechtsuitoefening op

Nederlandsch territoor geven.

Hadden wij sedert 1839 tegenover België het systeem
der exclusieve souvereiniteit toegepast, ja, dân ware
er inderdaad grond, thans die buitensporige souvereini-
teit in te perken, zooals artikel IV § 3-5 van het
ontwerp-verdrag dit doet. Dân zou het tijd worden,
een internationale commissie in het leven te roepen,
teneinde aan de misbruiken van Nederlandsche zijde

een einde te maken. Dân ook zou het zin hebben,
ons in den boven omschreven zin van nationaal
egoïsme tot internationale broederschap te bekeeren,
en voor een waarlijk objectief beheer waarborgen te vestigen door een internationale commissie.

Doch wanneer Nederland steeds uit eigen beweging
alle
zijne
verplichtingen heeft begrepen en loyaal is
nagekomen, dan is de Nederlandsche souvereiniteit
over de Schelde een voldoende garantie, dat aan

onze internationale verplichtingen zal worden vol-

daan. Wil men ons bekeeren’ van nationaal. egoïsme
tot internationale broederschap, dan dient eerst
aangetoond te worden, dat wij die bekeering van
noode hebben. V65rdien kan Nederland verklaren,

dat de internationale broederschap, wil zij geen
zinledig woord
zijn,
allereerst gebaseerd moet zijn
op de materieele
gelijkheid
der staten.
II. Niet alleen verlangt de moderne rechtsorde
geen opgeven der Nederlandsche souvereiniteit over
de Schelde, maar dat opgeven is daarmede zelfs in
strijd. Herinneren wij ons de uitspraak van een
Nederlandsch geleerde. In zijn intreerede getiteld
,,Volkenbond en Staat” in 1920 te Amsterdam ge-
houden, onderzocht Prof. Mr. Kleintjes de beteekenis
van het begrip der souvereiniteit, welke sedert de
oprichting van den Volkenbond eenige
wijziging
heeft
moeten ondergaan. Hij kwam tot de conclusie, dat

men het begrip ,,souvereiniteit” ook bij de nieuwe
constellatie der staten kon handhaven. Mits men het
zoude willen formuleeren: ,,de niet-onderworpenheid
,,in politieke aangelegenheden aan den uitsluitenden
,,wil van een anderen staat, dan zoude men een alles-
,,zins bruikbaar begrip hebben voor den nieuwgeboren
,,toestand. Immers bij deze omschrijving heeft men
,,enkel het oog op de verhouding van een staat tot
,,een gelijksoortige territoriale rechtsgemeensch ap,
,,zoodat landssouvereiniteit kan
blijven
bestaan bij
,,toetreding van een staat tot een organisatie in den
,,zin van den huidigen Volkeubond … Wanneer de
,,vrjheidsinperking van alle leden van den Bond door
,,de onderworpenheid aan het Bondsstatuut in het
,,wezen dezelfde is, . . . dan is de capitis deminutio
,,dezelfde en het offer, dat elk der leden ten bate der
,,menschheid brengt, rechtens gelijk .

Van technisch-juridisch standpunt kan men mis-

schien deze formule wegens enkele detailpunten cri-
tiseeren; waar het echter op aankomt is de gedachte,
dat
wanneer
de staten terwille van de internationale

ordening iets van hunne souvereiniteit hebben af te
geven, dit volgens Prof. Kleintjes dient te geschieden

aan den Volkenbond boven de staten, doch niet aan

andere staten. Inderdaad: wanneer de internationale

broederschap-ons zou dwingen, souvereine rechten van

Nederland aan een vreemden staat af te staan, dan
zou het internationale recht achteruit, inplaats van

.vooruit zijn gegaan. Vroeger werd een dergelijke

machtsuitbreiding bij zijn naam genoemd: machts-

souvereiniteit. Thans echter noemt men die machts-

uitbreiding: internationale broederschap, terwijl verzet

tegen die uitbreiding als nationaal egoïsme wordt
gebrandmerkt. –

III. Nog een derde argument van juridischen aard

kan men tegen het voorgestelde Schelderegiem aan-

voeren, het is een argument, dat ik reeds in het

Nederlandsch Juristenbiad van 15 Januari kort heb

uiteengezet. Waar het bij de Schelde in hoofdzaak
‘om gaat, is het ,,economisch” recht, van vrijen door-

tocht voor Belgische en vreemde handelschepen, ter-
wijl andere Belgische verlangens, als het onmiddellijke
toezicht op den waterstaat en de
vrijheid
van beslag
voor doorvarende schepen, voor België slechts secun-
daire middelen moeten
zijn
om die Vrije doortocht meer naar zijn eigen inzicht te beheerschen. Beter
dan te vragen, of dit onmiddellijke toezicht door
België in strijd is met de Nederlandsche Grondwet,

dient men er zich rekenschap van te, geven, dat dit
toezicht in strijd is met het algemeene volkenrecht.

Volgens het ontwerp-verdrag herinnert het Schelde-
regiem aan een internationaal servituut. Van zulk
een servituut kan gesproken worden, niet alleen
‘wanneer een staat de permanente uitoefening van
souvereine rechten aan een vreemden staat op zijn

eigen territoor verleent, maar ook reeds, wanneer de
eerste ,staat slechts ten behoeve van dien vreemden
‘staat van eenig souverein recht afstand doet. Beide
posities doen zich in het ontwerp-verdrag voor: de

‘eerste in artikel IV § 3-5 (gemengde beheers-
commissie); de tweede in artikel IV § 1 (vrijheid
van beslag voor doorvarende schepen).

Nu is het een essentieel beginsel van het algemeene
volkenrecht, dat de verleening van niet-politieke

rechten (dus van ,,economische” rechten als doortocht,
visscherj enz.)
niet op
zichzelf eenige overdracht of
vermindering van souvereiniteit met zich brengt of

met zich behoeft te brengen. In dit verband is het van belang naar de uitspraak van het Permanente
Hof van Arbitrage te verwijzen, die d.d. 7 September
1910 in zake den Noord-Atlantischen visscherjstrjd

(Newfoundlandquaestie) tusschen Engeland en de
Vereenigde Staten, en wel te Den Haag, gewezen
werd.

In deze zaak had Engeland in 1818 (en vroeger)
aan de Vereenigde Staten terwille van de inwoners
van dezen staat, het recht van visscherj enz. toegekend
in de territoriale wateren van New Foundland en
omliggend gebied. De vraag nu, welke een eeuw lang
de twee partijen verdeeld hield, was in hoofzaak, of
dit recht der Vereenigde Staten ook medebracht de
bevoegdheid, ‘om mét Engeland gezamenlijk de uit-
oefening van dit visscherjrecht te reglementeeren.
(vgl. de gemengd Nederlandsch-Belgische beheerscom-
missie voor de Scheldé). Het Arbitragehof, waarin
o.a. ook de Nederlandsche staatsman Jhr. Mr. A. F.
de Savornin Lohman zitting had, verwierp deze con-sequentie en nam dus aan, dat het economische recht
der Vereenigde Staten
niet
tevens een souverein recht
met zich medebracht. Wel had Engeland de ver-
plichting, om op voor beide partijen billijke wijze de
uitoefening der visscherj te regelen, en zou een ge-
schil dienaangaande tusschen de twee staten door een
onpartijdig orgaan worden beslist. – Evenzoo zou

172

ECONCMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

België ook het recht moeten hebben, wanneer een

Nederlandsche beslissing over het Scheldebeheer niet

in overeenstemming met het verdrag toescheen, van

die beslissing bij een arbritagehof of bijhetPermanente

Hof van Internationale Justitie in beroep’ te komen. –
In principe
echter was de volle souvereiniteit van

Engeland over de territoriale wateren van New

Foundland gehandhaafd, en zoo diende ook de volle
souvereiniteit van Nederland over de Schelde ge-

handhaafd te blijven.

Indertijd werd de internationale geest van deze

beslissing wijd en zijd geroemd. Een analoge oplossing

van de Scheldequaestie zou zelfs de goedkeuring

kunnen ontvangen van Grotius, die in zijn ,,De Jure

Belli ac Pacis” (II, 2, § 12) ht regiem der rivieren

behandelend, er den nadruk op legt, dat het nationale

belang op een rivier niet achtersta bij een inter-
nationaal of vreemd belang. /

Als nu het Permanente Hof van Arbitage, aan

hetwelk Nederland gastvrijheid schenkt, een dergelijk
voorboeld van internationale samenwerking geeft, dan

behoeft toch Nederland hiervan waarlijk niet af te
wijken!

Nog andere juridische argumenten zijn tegen het
voorgesteld Schelderegiem aan te voeren, en wel

voornamelijk van militairen aard. Deze zijn echter

reeds voldoende door meer competente
schrijvers
toe-
gelicht. Een verhoeden van
dit
verdrag is met onze

internationale traditie, vanaf Grotius tot aan het

Permanente Hof van Arhitage, in volle harrnonie

Nijmegen.

Mr. J. C. BAAK.

DE RECHTSBAND TUSSCHEN PROVINCIE EN

GEMENGD BEDRIJF.

Op 14 December 1926 heeft het lid der Provinciale

Staten van Gelderland, de Heer A. A. Verheyen, tot

Gedeputeerde Staten dier provincie een vraag gericht

omtrent het plotselinge ontslag van een tweetal

meteropnemers bij de Provinciale Geldersche Elec-

triciteits -Maatschappij, en ,,aangenomen dat Gede-
puteerde Staten ten deze geen dwingende bevoegdheid
bezitten van welke anders gebruik ware te maken’.’

dit college verzocht zijn moreelen invloed bij den
directie der P.G.E.M aan te wenden teneinde her-
haling van dergelijke ontslagen te voorkomen en de

gedupeerden schadeloosstelling te verschaffen. Enkele
dagen later stelde in de winterzitting van dezelfde
Staten het lid, de Heer J. F. Wegener, een motie
voor om Gedeputeerde Staten uit te noodigen met

de directie der Provinciale Geldersche Electriciteits-
Maatschappij een bespreking te willen houden in
hoeverre het mogelijk zoude zijn, dat voor straat-
verlichting der plattelandsgemeenten een veel lager,

liefst uniform, tarief wordt ingevoerd.
Deze beide voorvallen uit onze provinciale huis-
houding geven mij aanleiding tot enkele beschouwingen

over de rechtsverhouding tusschen een provincie en
een gemengd bedrijf als de Provinciale Geldersche Electriciteits-Maatschappij. Uitingen als dè boven-
bedoelde toch komen geregeld uit de kringen der
Provinciale Statenleden voort, ook elders dan in

Gelderland; en zij
zijn
als het ware de symptomen
van een steeds verder om zich lTeen grjpend misver-
stand omtrent de positie van de provinciale overheid
tegenover de gemengde
bedrijven;
een misverstand,
dat reeds tot tal van nuttelooze discussies en voor-
stellen aanleiding heeft gegeven.

Bij mijn uiteenzetting zullen uitsluitend de statuten
der Provinciale GeldQrsche Electriciteits-Ma atschappij
(de P.G.E.M.) als leiddraad dienen; het gezegde is
echter mutatis mutandis evenzeer toepasselijk op

andere gemengde
bedrijven
van gelijken aard.

Om verschillende, hier niet ter zake doende redenen,
wilde de provincie Gelderland de aanleg en exploitatie der stroomnetten, benevens de productie en distributie
van electrische energie in haar gebied niet in eigen
bedrijf nemen, doch afzonderlijkorganiseeren. Hiertoe

richtte zij, te zam6n met de gemeenten Apeldoorn,

Barneveld, Gorssel en Uheden, op 24 Maart 1915 te

Arnhem de P.G.E.M. op als een gewone naamlooze

vennootschap naar ons Wetboek van Koophandel,

bestuurd door een eigen directeur en commissarissen,

met volledig autonome bevoegdheden. De eenige rechts-

banden tusschen vennootschap en provincie zijn:
10.
bezit krachtens art. 3 der statuten de provincie
96 pOt. der aandeelen; 2
0
. moeten krachtens art. 12
twee der leden van de uit tea minste zeven personen

bestaanden raad van commissarissen lid zijn van het
college van Gedeputeerde Staten van Gelderland;

3O is krachtens art. 19 hetzelfde voorgeschreven voor

één der drie leden van den raad van toezicht; en
4
0
. zal krachtens art. 26 de winstuitkeering op de

audeelen der provincie verschuldigd, niet meer zijn

dan 2 pCt. boven dec rentevoet, waarnaar door de

provincie is geleënd voor het kapitaal ter deelneming

in de vennootschap, vermeerderd met het bedrag naar

dien maatstaf noodig, tot aanzuivering van hetgeen

in eenig jaar minder dan het bovengenoemde op die

aandeelen is uitgekeerd; terwijl hetgeen door deze

beperking als onverdeelde winst beschikbaar blijft,

wordt aangewend tot verlaging der stroomprijzen en
tot buitengewone uitbreiding van het kabelnet; een

en ander te bepalen do’r Gedeputeerde Staten der
provincie Gelderland.

Afgezien van deze laatste bevoegdheid van het

uitvoerend orgaan der provincie bestaat derhalve de
invloedssfeer van het provinciaal bestuur in de

P.G.E.M. uitsluitend in het overwegend stemrècht

der provincie in de algemeene vergadering der ven-

nootschap. Immers ook al moeten sommige commis-

sarissen en leden van den raad van toezicht tevens

lid zijn van het college van Gedeputeerde Staten, zij
vertegenwoordigen
als commissaris of als lid van
den raad van• toezicht de provincie niet;
zij
hebben
daarin uitsluitend zitting als de Heer A. of B., die

als
bijkomstige
vereischte een bepaalde publieke
functie moet bekleeden. Bij de vervulling van hun

taak hebben deze personen derhalve van de provin-
ciale overheid in geen enkel opzicht orders in ont-
vangst te nemen; zij
zijn
volkomen Vrij
fl
hun doen
en laten.

Het overwegend stemrecht der provincie wordt

krachtens art. 31 der statuten in de algemeene ver-
gadering der P.G.E.M. uitgeoefend door een of meer
door Gedeputeerde Staten aan té
wijzen
vertegen-
woordigers. Hoe de positie van deze persoon of per-
sonen tegenover de provinciale autoriteiten, en in
het
bijzonder
ten opzichte van de Provinciale Staten,

is, zal uit de Provinciale Wet moeten blijken.

Deze wet draagt in haar artikel 154 het beheer
der provinciale eigendommen aan Gedeputeerde Staten
op. Onder deze eigendommen vallen ook de aandeelen
der provincie in de P.G.E.M.; en daar het uitoefenen
van het stemrecht op deze aandeelen mede onder

het beheeren ervan valt, moet dit in de algemeene
vergadering van de P.G.E.M. door of vanwege Ge-deputeerde Staten geschieden. Art. 31 der statuten,
hierboven geciteerd, gaat derhalve van een juiste

opvatting der verhoudingen uit.

Intusschen bepaalt art. 163 der Provinciale Wet,

dat Gedeputeerde Staten wegéns de dagelijksche
leiding en uitvoering der zaken, voor zooveel de in
de art. 152-162 omschreven handelingen betreft,
aan de Provinciale Staten verantwoording schuldig
zijn. Onder dit voorschrift valt mede het beheer van
de aandeelen in de P.G.E.M., en derhalve ook de

wijze, waarop de door Gedeputeerde Staten aange-wezen vertegenwoordiger der provincie in de alge-
meene vergadering van de P.G.E.M. gestemd heeft.

Dit recht op verantwoording door Gedeputeerde
Staten over de gestie van den vertegenwoordiger der provincie in de algemeene vergadering der P.G.E.M, is het eenige middel, waardoor de Provinciale Staten

zich met een . gedeelte der faits et gestes van, de

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

173

P.G.E.M. mogen inlaten. Alles wat daarbuiten ligt

valt buiten hun invloeds- en bemoeiingssfeer; zoo

b.v. alle zaken, welke krachtens de statuten der

P.G.E.M. aan de beslissing van de directie en/of
de commissarissen zijn opgedragen. Hieronder val-

len de beide voorbeelden uit het begin van mijn

artikel; vandaar dat ik sprak van een daaruit blijkend
verkeerd inzicht in de rechtsverhoudingen.
Wel kan natuurlijk de vertegenwoordiger der pro-

vincie in de algemeene vergadering van de P.G.E.M
,
.

critiek oefenen op het beleid van directie en com-
missarissen; hen rechtstreeks tot een andere houding

dwingen, anders dan door hen door de vergadering

te doen ontslaan en anderen te doen benoemen, ver-

mag hij, en met hem de provincie, niet.

Heeft nu de hierboven reeds genoemde verant-
woordingsplicht ex art. 163 der Provinciale Wet van

Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten over
het beheer der provinciale eigendommen tot conse-

(luentie, dat de Provinciale Staten ten opzichte van

dit beheer aan Gedeputeerde Staten bindende op-
drachten, scherper gezegd orders, kunnen geven?

Voorop zij gesteld, dat de Provinciale Staten in
geen geval door verloochening van de handelingen

van den vertegenwoordiger der provincie in de al-
gemeene vergadering der P.G.E.M. de besluiten van
laatstgenoemde weer ongedaan kunnen maken. Be-

doelde persoon, handelende in zijn bovenvermelde
hoedanigheid,
is
de provincie Gelderland; deze heeft
dus eenmaal haar stem uitgebracht en kan deze

evenmin als iedere andere stemgerechtigde in een
vergadering weder herzien. Aan hetgeen reeds geschied
is,kunnende Provinciale Staten derhalvenimmer tornen.

Doch kunnen zij, krachtens hun recht op verant-
woording, voor de toekomst een bindende gedragslijn
voor den provincialen vertegenwoordiger, immers voor
diens aanwijzers, de Gedeputeerde Staten, vaststellen?
Hierover kan men verschillend oordeelen: met den
bekenden commentator der Provinciale Wet, Mr. H.
J. van Leeuwen (De Provinciale Wet, hlz. 305 v.)

ben ik echter van meening, dat de Provinciale Staten,
bij gebreke van een nader wettelijke regeling van de
consecluenties der hierbedoelde verantwoording, slechts
door middel van moties van goed- of afkeuring hun
meening over de houding van Gedeputeerde Staten
kunnen uiten, en dat, wanneer lautstgeuoemden zich
van een eventueele afkeuring niets wenschen aan te
trekken, niet-herkiezing het eenige dwangmiddel tegen
hen is. Slechts hierdoor zullen derhalve in laatste
instantie de Provinciale Staten hun opinie omtrent

de gestie der P.G.E.M. kunnen doorzetten.
Zutphen, Januari 1927.

Mr.
Dr.
D. J. SANNES.

DE WAARDE VAN HET GOUD.

11
(slot).

Dc op de volgenle bladzijde afgedrukte tabel geeft

een beeld van (Ie goudreserves en de biljette’.ncirculatie
dci voornaamste landen op het
einde
van 1913 en

van 1926.

Men zal opmerkoii dat do eincicijfe.rs der kolommen
(2) en (5) niet, den totalen monetairen goudvho.rraad der vereid in 1913 en 1926 voorstellen. Afgezien van
liet, .fei.t dat enkele van de minder belangrijke landen

in de tabel ontbreken, hebben wij geen melding ge-
maakt van de circuleerendo gouden munt. Deze kan
voor ons doel buiten beschouwing blijvei. liet is alge-meen bekend dat er v66r 1914 in verschillende landen
zeer belangrijke bedragen aan goudgeid in omloop wa-
ren – de totale goud-circulatie der wereld op het
einde van lPi 3 is wel opf 500 millioen a £ 600 millioen
geschat —; maar het grootste gedeelte van die bedra-gen heeft tijdens en na den oorlog zijn weg gevonden
naar cle ke]ders der circulatiebanken; en heden ten
dage speelt het goud als circulatieniiddei nog slechts

een zeer bescheiden rol. Tot de eigenlijk gezegde reser-
ves van een land kan echter circuicorencle gouden

munt, onverschillig of haar ‘bedrag groot of klein is,

niet gerekend worden. Zij kan ten hoogste als een
latente reserve worden aangemerkt.

Een enkele blik op de tabel is voldoende om te doen
zien, dat de goudreserves sedert. 1913 ‘zeer belangrijk

zijn toegenomen. Het totaalcijfer is met 80 procent
gestegen. De vermeerdering is in de eerste plaats te
verklaren uit het beschikbaar komen van nieuw-ge-

wonnen goud voor monetaire doeleinden, maar vindt

voor een belangrijk gedeelte ook haar oorzaak in het

zooeven vernielde toevloeien van circuleerende gouden

munt naar de centrale banken. Zooals men ziet is het

leeuwendeel van het aceres ten goede gekomen aan de

Vereenigde Staten. De goudreserves van de Unie ste-
gen gedurende de afgeloopen dertien jaren met ruim
£ 500 millioeri of meer dan 165 procent; clie van de

Europeesche staten klommen met £ 180 niillioen of

oven 30 procent; die van de overige landen met een

goede £ 170 niillioen of ruim 90 procent.

Op zichzelf zeggen deze cijfers ons natuurlijk nog

weinig omtrent de tegenwoordige goudvoorziening
van de wereld. Om op dit punt het juiste licht te doen
vallen moeten wij de
cijfers
van de gouclvoorraden ver-
gelijken niet de bedragen van cle biljettencirculaties,
tot welker dekking zij hebben to dienen, en die, zooals

bekend, sedert 1913 eveneens sterk toegenomen zijn.
Uit deze vergelijking blijkt, dat de goudvoorziening
van de wereld in haar geheel er in. de laatste dertien
jaren iets (doch niet heel veel) op achteruit gegaan

is. De gezamenlijke biljettenomloop van de 35 in de

tabel vermelde landen was op het einde van 1,913 voor
63,5 procent door goud gedekt; op het einde van 1926
bedroeg dit percentage 61,9. Wanneer men de verschil-
lende deden der wereld elk afzonderlijk beschouwt,

valt echter een zeer uiteenloopencle ontwikkeling waar
te nemen. Europa kwam in een veel minder gunstige
positie. Het dekkingspercentage van de totale biljet-
tencirculatie der Europeesche staten daalde van 59,6
tot 42,4. Daarentegen werd de goucidekking van de

Unie veel ruimer. Zij klom van 71,5 procent in. 1913
tot. 1.13 procent in 1026. De dekking van den gezamen-
lijken biljettenoniloop der overige landen liep weder
terug, doch in veel geringer mate clan in Europa het
geval was. Zij daalde van 65 procent tot 58,2 procent.

* *
*

Aan do hand van het bovenstaande willen wij thans
de vraag onder de oogen zien, of het vermoedelijke
aanbod van goud voor monetair gebruik in de komen-
de jaren al clan niet toereikend zal zijn om cle vraag

naar goud voo.r monetaire doeleinden te bevredigen.
En dan kan, dunkt mij, het volgende worden geant-
woord.

Voor de voorziening in de monetaire gouclbehoeften
der Vereenigde Staten, zal, zoo niet alle voorteekenen
bedriegen, voorloopig wei geen ‘beroep behoeven te
worden gedaan. op het bedrag van, naar schatting, ge-

middeld £ 30 millioen â £ 35 niiilioen aan nieuw-ge-
wonnen goud, dat, ‘zooals wij in het eerste gedeelte van
dit opstel gezien hebben, in de naaste toekomst ver-

moedelijk jaarlijks voor monetair gebruik beschikbaar
zal komen. De Vereenigde Staten hebben op het oogen-
blik goud over. Dit wil niet zeggen dat het gele
metaal in cle Unie overvloedig zou zijn in dien zin,
dat het do neiging zou hebben om tegenover cle goe-
deren in waarde te dalen en dientengevolge het land
te verlaten. Het is eenvoudig aldus op te vatten, dat
er hij den tegenwoo.rcligen omvang van den goudvoor-

raad der Vereen..igcle ‘Staten aan dien voorraad een
aanmerkelijk bedrag zou k
un
non worden onttrokken.,
zonder
bij
de bestaande dekkingsvoorschriften eenige
credietcon.tractie noodzakelijk te maken. De grootte
van dit surplus aan goud kan als volgt worden becij-
ferd. De
Federal Reserve Act
bepaalt, zooals bekend, dat cle circulatie der federal reserve. notes vooi
ten
minste 40 procen.t gedelct moet zijn door goud, en dat
de deposfto’s bij de reservebanken voor ten minste 35

1,74

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN:

23 Februari 1927.

Goudreserve’s en biljetteacirculatie der voornaamste landen op het einde van .1913 en van 1926.
1
)
(In duizendtallen pouden sterling)

Einde 1913
Einde 1926

Landen
Goud-
Biljetten-
Dekkings-
Goud-
Biljetten-
Dekkings-
reserves
circulatie
percentage
reserves
circulatie
percentage

(1)
(2)
(3) (4)
(5)
(6)
(7)

41.990 23,7
17.721
51.118
34,7
België

……………………………9.961
i7.495
29,1

1.706
5.1$4
32.9
Bulgarije ……………………
…..2.180
Denemârken

…………………….
4.412 8.420 52,4 11.483
.

21.207
54,1
Duitschiand

…………………….
58.498
129.672
45,1
89.774
183.114
49,0

Finland

………………………..
1.430
?4.480
31,9 1 694 6.901
24,5
140.696
228.542
61,6
220.191
431.896
51,0
1.000
9.710
10,3
2.976
12.254
24,3 34.983
29 608
118,2. 151.118
380.996
2
)
39,7

Hongarije

………………………


6.072
16.938
35,8
48.536
70.577
68,9
45.365 166.038
27,3

Joego

Slavië

……………………

-.

3.417
21.134
16,2

Frankrijk

…………………………..

12
.
624

26.058
48,4
34.174 67.526
50,6

Griekenland

…………………………..

2.632
5.933
44,4 8.089
17 559
46,1

(.Jroot-Britannië

………………………
……..

…….

51.707
103.902 49,8 1.518
27.395
5,5

Italië

……………………………….

Nederland

……………………………

Polen

………. . ………………..


5.485
13.624
40,3

Noorwegen …… ………………….

1.657
1.8.227
9,1
1.906
18.982
10,0

Oostenrijk

……………………….

6.020
17.330 34,7 10.159
22.649
44,9
178.50
0

180.240 99,0
.

17.427
93.827
18,6

Spanje

…………………………
19.168
76.975 24,9
101.466
136.882
74,1

rsjecho.Slowakije ………………..
..-
.-

5.569
50.016
11,1
5.
672

12:190
46,5
12.334
28.850
42,8
Zweden

…………………………
6.798

12.553 54,2
16.578
‘34.680
‘47,8

58
6
.47
4

983.902
59,6
766.222
1.808.770 42,4

Vereenigde Staten van Noord-Amerika
313.174
3
)
438 300k)
71,5
835.783
3
)
740.309
4
)
113,0
33.
0
50
23.920
138,2
44.158
31.622
139 6
58.530
7.1.830
81,5
89.640
112 530
79,7

Brazilië

…………………………
12.300.

..

59800
20,6
10.695
63.990
16,7

Portugal …………………………
Roemenië

……………………….

8.550
A
9.300 91,9
14.293
9 312
153,5

Rusland

…………………………

2.
2
35
4.574
48,9
11.690
13.125
89,1
.
4.500
10.300
43,7
22.100
49.900
44,3

Zwitserland

……………………..

rotaal Eüropa ……………………

Uruguay ………………………….

5.300
1,
1.700
311,8
7.792

6.500
119,9
Nieuw Zeeland ……………………
8.
2(10

2 300
356,5
7.107
7.920
89,7

Canada

…………………………
Argentinië ……………………….

Australië

……………………….

Zuid-Afrika

……………………..
Egypte

…………………………
2
170
d2.292
94,7
3600
33092
10,9

Chili

…………………………..

25.470
46.400
.

54,9
22.320
135 885
16,4
2.056
9.249
22.2
16 341
26.529
61,6
23 05()

43.670
52,8 107.973 124.195 86,9

Britch-Indië ………………………
Nederlândsch-Indië ………………..

Totaal der landen buiten Europa en

Japan

………………………….

de Vereenigde Staten …………..

411
285.335
65,0
357,709
614.600
58,2

Algemeen

totaal..

………………

..
-_
195

.1.085.0’9
1.767.537 63,5
j

1.959.714 3.163.679
1

61,9

1)
De cijfers voor 1913 zijn, met een kleine correctie voor
1

clie van cle Vereenige Staten, ontleend aan de
2tatist
van
1

16 en 23 Januari 1926. Dievoor 1926 zijn ontleend aan of
berekend uit veekstaten van centrale credietinstellingen en
opgaven in het Monthly Bi&Uetin of $ttistics,
het
Fecleral:i

Reserve Bulletin,
den
Ann’ua.l Bullion Letter voor
1926 vanj

Moutagu, en den Londenschen
Econoinist.
Voor
elk
land is
het laatst beschikbare cijfer voor 1926 genomen. De om-
S

rekening in
ponden sterling heeft plaats gehad naar de;

procent gedekt moeten zijn door goud of
tawful

money. . Nu
bedraagt op het oogenblilc (Januari
1927),

cle circulatie der
federal reserve notes
(ik rond de.

cijfers gema’kehalve af) ongeveer
$1750
millioen; de
1

totale deposito’s der reservebanken. heloopen $
2300,
3

millioen; de goudreserve van het
Federa.l Reserve
Sys-

tam
bedraagt ongeveer $
2900
millioen. De
fedcral
1

reserve notes,
en

de deposito’s te zamen ($
4050
mii-

lioen) zijn derhalve voor
1

lijm
70
procent door goud.

gedekt. Aangenomen kan worden, dat deze dekking
4

tot bijvoorbeeld
50
procent zou kunnen dalen zonder,

de reservebanken in eenig opzicht in moeilijkheden:

te brengen. Bij een goudreserve van pl.m. $
2050
mii-

lioen zouden de
federal reserve banlcs,
wanneer daar-

toe uit anderen hoofde geen aanleiding. bestond, even-
min tot credietbeperking ‘behoeven over te gaan als

bij een goudreserve van $
2900
millioen.
Op
het oogen-

blik zou de Unie dus zonder eenig bézwaar een bdrag

ian pl.m. $
850
millioen, of, ruw genomen, £
175
mii

:
lioen, aan goud kunnen missen.
1)
Ten gevolge van de

1)
Zij zou ‘zelfs nog belangrijk maar kunnen missen wan-
neer de
ongeveer $ 1100 millioen aan
gold ‘certificates,
die’
op het oogenblikin omloop zijn en waarvoor een gouddek-
king van 100 procent is voorgeschreven, door’
federal reserve

muntpariteiti behalve voorzover de biljettencirculatie van
landen met gecleprecieerde valuta betreft, welke omgerekend
is op den voet van clen wisselkoers te Londen dd. 31 De-
cember 1926.
Met inbegrip van
ourrency notes,
doch onder aftrek
van de bankbiljetten in cle
currency note reserve.
Met inbegrip van de dekking tegen
gold certificates
in
omloop.
Met in’begrip van
gold certificates
in omloop.

toeneming van bevolking, productie, handel en ver

keer zal, bij gelijkblijvenden goudvoorraad, dit surplus
mettertijd waarschijnlijk gaandeweg kleiner wordén,
om ten slotte geheel te verdwijnen. Hoe lang dit zal
duren, zal afhangen van het tempo van de economische

ontwikkeiing. Hieromtrent valt niets met zekerheid
te zeggen, doch het schijnt niet onredelijk, te veron-
derstellen, dat dat tempo in de naaste toekomst gemid-

deld ongeveer
2
procent per jaar zal bedragen. Een

dergelijke ontwikkeling zou
ceteris pan bus
medebren-

gen,’ dat de circulatie der
federal reserve notes
en de
deposito’s der reservebanken jaarlijks met
2
procent

toena’men en dat mitsdien ook de goudreserve die

daar’tegeover staat, met
2
p.i’ocent per jaar zou moe-
ten aangroeien. Wanneer men aanneemt, dat de
f ede-

notes
werden vervangen. Om de zaak niet onnoodig te corn-
pliceeren laten wij dit punt in den tekst buiten beschou-
wing. Men weet, dat. de Vereenigde Staten gedurende de laatste jaren het gebruik van
gold certificates 9
terk hebben
in de hand gewerkt om op deze wijze een gedeelte van hun
overtollige goud te ,,steriliseeren”. MoCht de goudvoorraad
van de ‘Unie in de toekomst aanmerkelijk kleiner worde’n,
clan lijkt het niet onwaarschijnlijk dat men gaandeweg we-
der een gedeelte van de
gold oertificates
door
federal reser-
ve notes
vervangen zal. -,

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

175

rai reserve banks
een gouddekking van 50 procent wil-

len aanhouden, zou het surplus van $ 850 millioen

voor geruimen tijd voldoende zijn om in dat jaarlijk-

sche accres te voorzien.

* *
*

Op grond van deze overwegingen mogen wij het er,

dunkt mij, voor houden dat de Unie in de komende

jaren geen beroep zal doen op het bedrag van £ 30 mil-

lioen â £ 35 millioen aan nieuw-gewonnen goud, dat

vermoedelijk jaarlijks voor monetair gebruik beschik-

baar zal komen. Dat bedrag zal derhalve in de naaste

toekomst geheel voor do aanvulling van den monetai-

ren goudvoorraad der overige landen kunnen wor-
den aangewend. Volgens onze tabel bedragen de geza-

menlijke goudreserves van de landen buiten de Ver-
eenigde Staten ongeveer £ 1120 millioen. Wanneer wij
dit bedrag nog met £ 80 millioen verhoogen voor de

landen die in de tabel ontbreken, komen wij tot een

cijfer van £ 1200 millioen. Een jaarlijksche vermeer-
dering van dit bedrag met 2 procent uit hoofde van

den economischen vooruitgang zou voorloopig minder

dan £ 30 millioen per jaar vereischen.

Natuurlijk blijft het altijd denkbaar dat sommige

landen er in de komende jaren naar gaan streven om,

gelijk v66r den oorlog, weder aanzienlijke bedragen
aan goudgeld in circulatie te brengen, of do goud-
reserves hunner centrale banken in sterker mate op
te voeren dan met het tempo van den economischen
vooruitgang overeenkomt. Op deze
wijze
zou een extra-
vermeerdering van de vraag naar goud kunnen intre-
den, tot de bevrediging waarvan de meergenoemde £ 30 millioen A £ 35 millioen per jaar wellicht niet

toereikend zouden zijn. Doch zeer waarschijnlijk lijken
deze eventualiteiten niet. De ervaring heeft nu wel

voldoende geleerd dat de gouden standaard zeer wel
bestaanbaar en te handhaven is zonder dat het goud
in het binnenlandsch verkeer als betaalmiddel wordt
gebezigd, en dat het aanwenden van belangrijke hoe-
veelheden van het gele metaal voor circulatie-doelein-
den derhalve beschouwd moet worden als een luxe,
waar men zonder bezwaar buiten kan. De landen die

in de laatste jaren tot den gouden standaard zijn
teruggekeerd, hebben dan ok tot dusver geen neiging

getoond om tot een eenigszins omvangrijke goudcir-
culatie te komen; en, gegeven de groote financieele
offers, die een dergelijke circulatie vraagt, ziet het er

niet naar uit, dat dit in de toekomst anders zal worden.
Het eenige land waar een strooming van beteekenis
ten gunste van het op groote schaal in omloop bren-
gen van goudgeld bestaat, is, naar het schijnt, Britsch-

Indië. Maar de voorstellen die verleden jaar door de commissie Hilton Young met betrekking tot do her-

vorming van het Britsch-Indische geldwezen gedaan zijn, en die, zooals bekend, door de Britsch-Indische
Regeering in hun geheel zijn overgenomen, gaan niet
in deze richting en strekken tot het invoeren, naar
Engelsch voorbeeld, van een
gold bullion standard.
Ook voor het intreden van een
omvangrijke
vraag
naar goud als gevolg van een mogelijk streven van be-
paalde landen om het peil harer reserves te verhoogen,
behoeft men vermoedelijk niet al te bevreesd te zijn.

Dat de goudreserves van verschillende (voornamelijk
Europeesche) staten heden ten dage naar verhouding
aanmerkelijk geringer zijn dan in 1913, valt niet te

ontkennen. De ervaring van de laatste jaren heeft ech-
ter duidelijk aangetoond dat voor het handhaven van
den gouden standaard niet zulke omvangrijke goud-
voorraden vereischt worden als men v66r den oorlog

veelal meende; en in verschillende landen bestaat dan
ook tegenwoordig ongetwijfeld de tendens om met

kleiner reserves genoegen te nemen. Dat deze tendens
in de naaste toekomst verminderen zal valt moeilijk
aan te nemen. De financieele positie van de meeste
landen met betrekkelijk geringe goudreserves is niet
van dien aard, dat het er naar uitziet alsof zij er in
de komende jaren gemakkelijk toe zullen overgaan

belangrijke bedragen aan de uitbreiding van die reser-
ves ten koste te.leggen. En de practijk van den
gold
exchange standard
heeft een groot aantal staten reeds
ertoe gebracht in de statuten van hun circulatieban-

ken de bepaling op te nemen, dat de dekking van de

obligo’s dier banken niet uitsluitend in goud behoeft

te worden gehouden, maar voor een grooter of kleine±

gedeelte ook uit buitenlandsche wissels of saldi in het
buitenland mag bestaan.

Ten slotte dient in dit verband ook nog het vol-
gende in het oog te worden gehouden. Wanneer in de

naaste toekomst, uit hoofde van een der genoemde oor-

zaken, in Europa een begin van goudschaarschte zou

ontstaan, met het gevolg, dat de waarde van het goud

in de oude wereld neiging zou gaan vertoonen om te
stijgen, dan zou dit naar alle waarschijnlijkheid zeer
spoedig een toevloecl van goud uit de Vereenigde Sta-
ten ten gevolge hebben en deze toevloed zou in de

gegeven omstandigheden vermoedelijk ruimschoots vol-
doende
zijn
om vraag en aanbod weder in evenwicht
te brengen.

Deze overwegingen wettigen, naar het
mij
voor-
komt, de conclusie dat, voorzoover de zaak zich op het

oogenblik laat overzien, een stijging van de waarde van

het goud van eenige beteekenis gedurende de eerst-
volgende tien jaren niet waarschijnlijk is. Dit brengt
ons vanzelf tot de vraag of wij ons dah wellicht op een
daling van de waarde van het gele metaal hebben voor
te bereiden. Over dit punt kunnen wij na al het voor-
afgaande kort zijn. Indien er geen belangrijke nieuwe
goudvelden, of aanmerkelijk goedkooper methoden vooi
de productie van goud dan de thans bekende, ontdekt
worden – beide eventualiteiten waaromtrent
wij
vol-
strekt in het duister tasten en die wij daarom buiten
beschouwing laten – zijn er, aangenomen dat de

wereld in het algemeen aan den gouden standaard
vasthoudt, twee manieren denkbaar, waarop een goud-
depreciatie zou kunnen intreden. In de eerste plaats
zou het noge1jk zijn dat de landen die op het oogen-
blik over groote goudvoorraden beschikken, het be-
sluit namen om zich, op het voetspoor van de op dit
stuk minder bevoorrechte staten, voortaan met aan-
merkelijk kleiner goudvoorraden tevreden te stellen
en de dekking van de obligo’s hunner circulatiebanken
voor een belangrijk deel niet langer uit goud maar

uit buitenlandsche wissels of saldi in het buitenland
te doen bestaan. Wanneer zij daarbij dan uit bezuini-

gingsoverwegingen in een betrekkelijk kort tijdsbestek een groot deel van hun aldus overtollig geworden goud

aan de markt brachten, zou de vraag naar goud ver-
moedelijk niet toereikend zijn om
bij
de geldende prij-zen het geheele aanbod te absorbeeren, en de waarde
van het goud zou dalen. Deze gang van zaken lijkt
echter wel zeer onwaarschijnlijk. Het werkelijke ge-

vaar• voor gouddepreciatie, indien het bestaat, ligt
elders.

Wij hebben gezien dat de Vereenigde Staten heden
ten dage over een aanzienlijk surp]us aan goud be-
schikken. Op het oogenblik doet dat surplus in de Unie
geen kwaad. Maar is het niet mogelijk dat dat sur-
plus, ook zonder dat de Unie-regeering het opzette-
lijk verkoopt, en zonder dat de voorschriften inzake
de dekking van de obligo’s der reservebanken verzwakt
worden, wegvloeit naar andere landen en aldus goud-
depreciatie teweeg brengt? Het komt mij voor dat
hier moet worden onderscheiden. Wanneer in de ko-
mende jaren in Europa een begin van goudschaarsch-
te zou ontstaan met het gevolg dat het goud neiging zou gaan vertoonen om in de oude wereld iets méér
waard te zijn dan in de Vereenigde Staten, zou er
– wij hebben dit geval zoo even reeds onder de oogen
gezien – naar alle waarschijnlijkheid een goudstroom
uit de Unie naar Europa intreden.
Deze
goudstroom
zou echter geen gevaar voor depreciatie opleveren. Zij
zou een beginnende goudappreciatie tegengaan, maar

r

176

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERÏCHTEN

23 Februari 1927

ophouden zood±a in Europa het eveniicht tusschen

vraag en aanbod van goud hersteld. was. Doch een

eventueel wegvloeien van goud uit de Unie zou ook

een andere oorrzaak kunnen hebben. Een sterke ere-

dietexpansie in de Vereenigde Staten, die door -de

federal reserve banks
niet tijdig of niet voldoende

werd geiemcl, zou een aanzienlijke vermindering van

de waarde van den dollar kunnen teweegbrengen en

een dergelijke waardevermindering zou zeer waar-

sëhijnlijk tot omvangrijke gouduitvoeien leiden. Op

deze wijze zou het kunen geschieden dat groote hoe-

veelheden goud haar weg vonden naar Europa op een

moment waarop in de oude wereld geen voldoende

vraag naar dat meerdere goud bestond, met het gevolg,

dat de waarde van het gele metaal zou dalen. Deze

eventualiteit veronderstelt echer een algeheelen omme-

keer in de geidpolitiek der Vereenigde Staten, clie

een belangrijken stap achterwaarts zou beteekenen.

De federal reserve bccnks
hebben de laatste jaren ge-

toond, dat zij er voortdurend op bedacht waren elke

credietoxpansie d:ie tot een eenigszins belangrijke
waardedaling van den dollar dreigde te leiden, met
kracht tegen te gaan. Zij hebben daarbij cle opvat-
ting van v66r den oorlog als zou een centrale bank

zich haar credietpolitiek nagenoeg uitsluitend moeten

laten voorschrijven door den omvang van haar reser-

ves, laten varen, en gaan, bij de bepaling van haar

gedragslijn in de, veel mer dan vroeger met de

algemeene crediet-situatie, en vooral ook met de

stafid van het indexcijfer te rade. Dit nieuwe stelsel
hoeft in do Unie tot dusver uitmuntend gewerkt en

ei- schijnt reden o.ni aan te nemeh, dat het zich ook

in de toekomst zal weten to handhaven. Wanneer dit

het geval is, hehoeen wij ons echter ook voor een

wsarclevorandering van i
het goud ut
dezen
hoofde

voorloopig niet al te bezorgd te maken.
* *
*

Alles bijeeugenomen kunnen wij dus, geloof ik, zeg-

gen, dat de vooruitz:ichten voor de waarclevastheid
-Mn het goud, althans wat de eerstvolgende ti•ei jaren

betreft, lang zoo ongunstig niet zijn als men het den

laatsten tijd weleens heeft doen voorkomen. Wat een
meer verwijderde toekomst brengen zal, laat zich uit
den aard der zaak slechts gissen. Mocht na een tiental

jaren de goudprocluctie inderdaad belangrijk afne-

men, dan zou de kans
0])
gouclschaarschte stellig aan-
zienlijk grooter worden. Ook clan behoeft echter een
stijging van cle waarde van het gele metaal nog niet
onvermijdelijk te zijn. De ontwikkeling van de laatste

jaren heeft ertoe geleid dat de vraag naar gou.d voor monetaire doeleinden heden ten dage in veel minder
mate een vaste grootheid is .dan v66r den oorlog. Met
name zal, als het noodig blijkt, door intensiever toe-

passing van het
gold ezchainge
stelsel en samenwer-

king tusschen circulatiebanken nog zeer aanmerkelijk

op die vraag kunnen worden bezuinigd.

A. M. DE JONG.

ONZE TREILVISSCHERIJ IN 1926.

T:Tet tre.ii vissche.rijbedrijf verkeerde iii 1926 vooral
onder den invloed van twee omstandigheden: de werk-
staking in de Britsche steenkolenmijnen en de Belgi-
sche en Fransche inflatie gedurende een groot doel
vanhet jaar.
De Britsche mijnwerkersstalc.i ng, welke in Mei be-
gon en hijn tot het einde van het jaar voortduurde,

veroorzaakte een toenemende sohanrschte van steen-
kolen. Deze openbaarde zich natuurlijk het eerst en

het sterkst in Groot-Brittannië zelf en belemmerde’
daardoor in hooge mate do uitoefeuiihg der Britsch

stoomt.reilvisscherj. Al spoedig verclen daar de steen
kolen gerantsoeneerd en de hoeveelhéid, welke daarbij
aan cle stoomtrejivloot werd toebedeèld, was slechts
een gedeelte van hetgeen deze normaal
noodlig
heeft

Voor een deel poogden de Britsche stoomtreilreeders

in het tekort te voorzien door zelf steenkolen van

Europa’s vasteland aan te voeren of hun visschers-

schepen in buiteniandsche havens, als Ijmuiden en

Boulogne, te doen bunkeren, voordlat deze naar de

vischgronden gingen, maar dit was een kostbare

methodie, het laatste to meer, omdat, in buiteniandsche

have:ns niet altijd zoo gemakkelijk bunkerkolen ver-

kregen konden worden.

Het gevolg was, dlat de Britsche stoomtreilers het

bedrijf slechts op beperkte schaal konden uitoefenen.

Volgens een officieele mededeeling van het Britsche

Ministerie van Landbouw en Visscherijen maakten

dc Britselie soomtreilers in het afgeloopen jaar te

zamen dan ook niet meer clan 31.202 reizen tegel)

31.801 in 1925 en bedroeg cle totale aanvoer van

,,dernersal fish” (d.w.z. de visch, welke met het ge-

wone treilnet gevangen pleegt te worden) 10.961.000

cwts. togen 11.759.000 cwts. in 1.925. De Britsche pro-

ductiE van deze visch was dus 198.000 cwts. of meer

dan 40 millioen KG. kleiner dan in het voorafgaande

jaar. Neemt men nu in aanmerking, tint de totale aan-

voer van onze stoomtreilers hier te lande in 1926

slechts rond 30 millioen KG. heeft bedragen en dat

Groot-Brittannië meer dladi 60 pOt. pleegt te bemach-

tigen van alle visch, haring niet medegerekend, velke

de Noordzee oplevert, dan zal men inzien, dat die

geringere productie een stimuleerenden in vloed moest

uitoefenen op de prijzen van de betreffende visch-

soorten.

Tegen,werkeude factoren waren: vooreerst. de ver-

mindering der koopkracht van het deel der Britsche

bevolking, hetwe]k rechtstreeks of middellijk door de

werkstaking getroffen werd, en in de tweede plaats

de inflatie in België en Frankrijk, waardoor de prijzen

van producten uit landen met waarde-vaste valuta,

zooais die van visch dloor onze visschers gevangen, in
Belgisch of Fran•sch uitgedrukt, verhoogd werden in

verhouding tot de
prijzen
van producten van Belgi-

schen of F.ran.schen arbeid, zooals voor een belangrijk

deel vleesch van Belgisch of Fransch vee.

Do invloed van de verminderde productie dleed zieh

natuurlijk het eerst in Groot-Brittannië zelf gevoe-

len. Het gevolg was, dat de vischprijzen daar in

dloorsnee stegen. Die prijsstijging lokte eensdeels vele

visschersschepeii van andere nationaliteit, voorname-

lijk Nederiandsche en :Duitsche stoomtreilers en Deen-

sche zeezegenvissehers naar de Britsche havens.
De aanvoeren door deze vreemde vaartuigen in
Groot-Brittannië bedroegen in het afgeloopen jaar
1.638.000 cwts. of 298.000 cwts. (ruim 15 millioen
KO. meer dlan in 1925). Bovendien overtrof de import

uit andere landen van versche visch (1.751.000 cwts.)
die van het voorafgaande jaar (1.512.000 cwts.) met
119.000 cwts. (meer d’an 9 millioen EG.). Natuurlijk

profiteerde niet alleen ons bedrjfhiervan. Duitsch-

land en voral Denemarken deelden voor een niet ge-
ring deel in de voordeelen. Denemarken, dat ten einde
beter van de gunstige afzetgelegenheid in Engeland

te kunnen gebruik maken, de spoorwegtarieven vooi’ het vervoer van visch naar Engeland via Esbjerg met
10 pOt. verlaagde, zag o.a. alleen reeds zijn export

naar dat laîd, volgens de Britsnhe handelsstatistiek,
toenemen met niet minder dan 65.000 cvts. (ruim
3 millioen KG.). Toch was de Britsche markt in het
afgeioopeui jaar ook voor onze treilv.isscherij van bui-
tengewone beteekenis. Hoeveel onze stoomtreilers

rechtstreeks in Britsche havens hebben aangevoerd, is
ru et bekend, doch het staat vast, dat dit heel wat meer
moet zijn geweest dan in 1.925. Bov’endien nam onze

uitvoer van versche zeevisch naar Groot-Brittannië
blijkens onze handelsstatistiek toe van 2.872.000 EG.

in 1.925 tot 5.287.000 KG. in 1.926.
Doordat onze stoomtreilers een groot deel hunner
vangsten in Engeische havens losten, was de aanvoer
hier te lande niet zoo ruim, als hij anders geweest
zou zijn. Do •hoeveelhi.c1 van alle aangevoerde visch
bedroeg 101.876.000 EG. (85.890.000 EG. itt 1925):
Daarvan werd 50.101.000 EG. (38.251.000 KO. in

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

177

1025) door onze haringschepen aangebracht en

6.903.000 KG. versche haring (4.914.000 EG. in 1925)

doo.r Britsche haringdrifters. De rest, 44.272.000 EG.

(42.725.000 EG. in 1925) was in hoofdzaak treilviseh.

Van clie treilvisch was 30.053.000 EG. (30.185.000

KG. in 1925) door onzo stoomtreiiers aangebracht.
Hadden clie vaartuigen niet een Vrij beduidend deel

van hun vangsten in Engeland kunnen lossen en ware

de gelegenheid voor export naar dat land niet zoo

gunstig geweest, dan zouden onze stoomtreile.rs hier

ongetwijfeld lagere prijzen voor hun visch gemaalct

hebben. De Britsche mijnver1ersstaking had dus in

alle opzichten een gunstigen invloed op cle besommin-

gen onzer vissehersvaartuigen.

Behalve
01)
den afzet in ons eigen land, welke on-

geveer de helft der treilvisch omvat en – uitgezon-
derd in Januari, toen de watersnood in Limburg en
Noorci-Brabant het vervoer in die streken belemmerde

– vrijwel normaal was, steunde het treilvisseherijbe-

drijf voornamelijk op het debiet in Engeland. De

export naar België moest zich in hoofdzaak beperken tot do goedkoope visehsoorteu èn tot de dagen, waar-

op de vischprijzcn te Ijmuiden laag waren en. een

dergelijk verschijnsel deed zich voor
bij
den uitvoer

naar Frankrijk.

Omstreeks de helft van het jaar werd de toestand
van cle Belgische en Fra.nsche marict voor versche
zeevisch zelfs zoo slecht, dat verschillende IJmuiden-
sche exporteurs de vischverzending naar die landen
moesten -staken. Hoewel later in het jaar de finan-

cieele toestand in Be]gië aanmerkelijk verbeterde, was
van een gunstigc.n invloed op onzen vischexpo.rt naar

(lat land nog weinig te bespeuren. Dit blijkt duidelijk
uit een vergelijking van de gemiddelde waarde per
EG. van de versche zeevisch, welke in de tijdperken
Januari—September 1926 en 1925 en October—De-
cember 1926 en 1925 naar België werd uitgevoerd.

Volgens onze handeisstatistiek was die waarde in die
periodes respectievelijk
f
0,14,
f 0,14, f 0,10
en
f
0,14.’
Van een verhooging van die gemiddelde waarde na de stabilisatie van don franc is dus geen sprake. Bij clan Franschen export ziet men een soortgelijk ver-

loop, doch minder geprononceerd; de gemiddelde
waarde per EG-. naar
Frankrijk uitgevoerde visch be-

droeg ul. in genoemde tijdpe.rken respectievelijic

f
0,29,
f
0,49,
f
0,26 en
f
0,32.
Doordat de arbeidsloonen in België lager waren, be-
droegen de
bedrijfskosten
der Belgische vissche.rij ook
minder, dan in cle landen met waarde-vast geld. Daar

kwam in den tijd van de Britsche mijnwerlcersstaking
nog bij; dat de Belgische stoomtreilers zich goedlcoo-
per van steenkolen konden voorzien.
Bij-
aanvoer in
de landen met waarde-vast geld maakte het Belgische
visscherijbed.rijf daardoor zeer ruime winsten en zelfs

toen het ingevolge overeenkomst met de Belgische
overheid een deel zijner vangsten op de veel minder
voordeelige Belgische markt moest verkoopen, lcon het
over de bedrijfsresultaten nog zeer tevreden zijn. Dit
was natuurljlc een prikkel tot zoo groot mogelijke uit-
breicling van het bedrijf. De Belgische Regeering be-
vorderde deze zon krachtig mogelijk, omdat
zij
er een middel tot verbetering van de Belgische handels-
balans in zag. Een heduidende belemmering vormde
echter het gebreic aan visschers. Dientengevolge is de
concurrentie van -de Belgische zeevisseherj nooit een
ernstig gevaar voor ons bedrijf geworden. Dit neemt
niet weg, dat zij ëngetwijfeld heeft bijgedragen tot
bemoeilijicing van den afzet van onze visch.
De uitvoerhan-del op Duitschland ondervond veel

belemmering, -door-dat de Duitsehe spoorwegen voor
het vervoer van Duitsehe visch van de Duitsche ha-

vens naar het overige -deel van Duitschland bijzonder
lage tarieven hebben toegestaan. Dientengevolge was
het vervoer van die visch naar -de plaatsen ten. Zui-
den van Coblena goedkooper dan dat van de IJmui-
denscho vi.seh en viel het aan onze exporteurs zeer
moeilijk, om, althans -de goedkoope visch, aan te bie-

den tot
prijzen,
die een succesvolle concurrentie met
het Duitsche product mogelijk maakten.
Had de Britsche mijnwerkerssta’king een gunstigen
invloed op de besommingen onzer treilvisschersvaar-

tuigen, zij had anderzijds voor ons stoomtreilbedrjf

het minder prettige gevolg, dt zij ‘den prijs der steen-
kolen sterk dee-d stijgen, nl. van
f
12,75 per ton op
17 Mei tot
f
17 per ton in October, dus in een tijds-
verloop van nog geen 5 maan-den met
f 4,—
per ton.
Daar de steenkool de voornaamste uit-gave-post voor
het stoomtreilbedrjf vormt, beteekende dit een hedui-
clende
stijging
der bedrijfskosten.
Over het algemeen waren ‘de vangsten grooter dan

in 1025. Onze hier te lande aanvoeren-de stoomtreilers

vingen nl. per reisdag in de Noordzee 860 EG. tegen

831 EG. in 1025. Voor een deel is dit betere resul-
taat te danken aan de betrekkelijke overvloedigheid
der drie voornaamste vischsoorten: schelvisch, schol
en Icabeljauw. Het is echter opmerkelijk, dat die over-

vloedigheid zich vrijwel scheen te beperken tot de

jongere generaties: ‘kleine en klein-middel schelvisch,
kleine Icabeljauw en de kleinste marktsorteering van

schol; van de grootere sorteeringen werd niet of na-
genoeg niet meer beniachtigd. ‘De groote massa van
de
talrijke
individuen der jongere generaties wordt
blijkbaar weggevangen, omdat zij groot zijn geworden,
iets wat als een typisch symptoom van overbeviasching
der zee wordt aangemerkt.
In mijn artikel ,,De wenscheljkhei-d van een inter-nationale regeling van het treihisscherj-bedrij-f in de
Noordzee”, opgenomen in het nummer van 21 April
1926 van -dit blad, betwijfelde ik, of wel tot de in het

belang van -den scholstand voorgestelde sluiting van

bepaalde gedeelten -der Noordzee voor de visscherij
met stoomtreilers of groote motortreilers zou worden
overgegaan. Die twij-fel i-s maar al te zeer gegrond
gebleken, want wegens het verzet, hetwelk de maat-

regel bij Britsche belanghebbenden ondervond, heeft
de Britsche regeering er haar veto tegen uitgesproken.
Men zoekt nu naar andere middelen om de over-
bevissching der Noordzee tegen te gaan, maar inmid-
dels gaat deze voort. Ja, zij is zelfs nog erger gewor-

den, want de visscherij poogt t-hans dus door -de over-
bevissching verminderde vangsten weer te verruimen

door intensiever vangrnethoden toe te passen. De
Engelsche en Duitsche visscherjen zijn al lang daar-
mede bezig en ons bedrijf is in den loop van het vori-
ge jaar haar voorbeeld gaan volgen. Het onmiddellijke
resultaat is, dat men inderdaad beduidend meer vangt

en het bedrijf daardoor beter rendeert; op dan duur
moet -de zee daardoor echter nog minder visch gaan
voortbrengen en dit te meer, omdat hij -de nieuwe
vischwijze nog veel grootere massa’s waardeloore k]eine
visch vernietigd worden dan hij -de uitoefening van
het bedrijf op de oude wijze.

Internationale maatregelen in het belang van een rationeele exploitatie der Noordzee als vischwater,
zijn dan ook zon mogelijk nog urgenter dan vroeger.

P. R. VAN
RENES5E.

R ee t .i f i c a t i e. In het stukje
,,Stor-ien. v= cle
beschikbare gelden, van. cle .1?ij7csverze7cer’in,gsban7c in
de Schatkist,”,
voorkomend in het nummer van 16
Februari No. 581, staat op hlz. 146 ,,Het totaal der

rijksbijdragen aan het Invaliditeitsfonds tot 31 Dec.
1925 bedraagt ni. 1.07,01 millioen”. In plaats van 31
Dec. 1925 moet gelezen worden ,,31 Dec. 1926″ en in
plaats van 107,01 millioen is te lezen
,,f
09.023.000″.
Op het betoog i.s -deze wijziging van geen invloed.

J. J. K.

DE RIJKSMIDDELEN.

In dit nummer treft men aan het gebruikelijke
overzicht van de opbrengst der Rijksmiddelen over de
maand Januari 1927, vergeleken met de overeenkom-
stige cijfers van Januari 1926. :De gewone middelen brachten in -de afgeloopen
maand
f
46.772.300 op tegen
f
43.105.200 in Januari

178

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

1926 en vertoonen mitsdien een vooruitgang van

f
3.667.100. De totale opbrengst in de afgeloopen

maand overtrof de raming met den bedrag van

f
7.396.600. Bij dit laatste cijfer dient evenwel te wor-

den bedacht, dat de rijwielbelasting voor ‘verreweg het

grootste gedeelte in de maand Januari van elk jaar

binnenkomt. Laat men daarom, ten einde een meer

zuiiere vergelijking te kiijgen, de rijwielbelasting bui-

ten beschouwing, dan blijkt, dat de opbrengst der ove-

rige middelen de raming met islechts
f
3.003.800 te

boven.’ging.

In veigeljking met de ovreenkomstige maand van

het vorige jaar vertoonen de grondbelasting,. de per-

sonëele belasting, de. inkomstenbelasting, de ver-

mogensbelasting, de’ dividend en tantièmebelasting,
het statistiekrecht, de zout-, de geslacht-, de bier- en
de suikeraccijns, de belasting op gouden en zilveren

rei.ken, – de belasting op rijwielen,’ de registratierech-

ten, ‘do successierechten, de ‘d’omeinen, de akten voor
jacht en visscherij, ena. en de loo’dsgelden een hooger

oibrhngtcijfer. Daarentegen brachten minder op de’

rechten’ op den invoer, de wijn- en de gedistilleerd-”

accijhs, de tabakcaccijns en ‘de zegelrechtên. Hieruit
blijkt, .dat de loop der middelen in Januari 1927 alles-
zins bevrédigend mag werden genoemd.

De directd belastingen bewogen zich alle in stijgen-

de richting. De grondbelasting leverde
f
426.000 meei

voor de schatkist op dan in Januari 1926,
terwijl
de

peroiieelo be1atidg een accres vertoonde van

f
145000. ‘Ook •de ramirig werd in ‘de vorige maand

bij beide belastingen overshi’eden, die van de grond-

bel’asting met het niet onaanzienlijke bedrag van’

f
984.200; die van de personeele belasting met

f
37.400.’
De inkomstenbelasting gaf een surplus van
f
60.300
boven de opbrengst van cle gelijknamige maand van
1926. De rming ‘werd met f699.100 overtroffen.Ver-

gelukt men de ontvangsten uit dit middel over de
maanden Jknuari 1926 en 1927 iets naukedriger

dan blijkt, dat do bedragen als volgt over de verschi1 1eide dienstjaren kunnen worden verdeeld:
Januari
1926:

Januari
1927:

1923/24….

f

431.900,-

1924/25….

,, 1.241.500,—

f

114.200,-

1925126.

,,
7.132,700,—

692.300,-

1926/27….

,,

,-

,,
8 059.900,-

Totaal.

f 8.806.100,—

f 8.866.400,-

De hierboven gegeven cijfers wijzen uit, dat het loo-
pencie dienstjaar (1926127) in ‘de afgeloopen maand.

f
927.200 môôr heeft opgebracht dan het overeenkom-

stige dienstjaar (1925/1926) in Januari 1926. Daax-

entegen gaven •de oude dienstjaren
f
866.900 minder

te boeken. De snellere invordering doet zich dus ook
thans nog gevoelen en als gevolg daarvan blijft het
moeilijk te beoordeelen, of en zoo ja, in hoeverre de
stijging in opbrengst inderdaad voortvloeit uit eed

verhooging ‘der ‘aanslagen.
Evenals de vorige maand gaf de verxnogensbelas-

ting een
stijging
in het opbrengstcijfer te zien. Het

voordeelig verschil bedroeg
f
835.600. Zooals reeds
in vorige overzichten werd opgemerkt, mag hierbij
edhter. niet’ worden vergeten, dat de vermogensbelas

ting in October en November 1926 bijzonder weinig
heeft opgebracht ten :gevolge van de overdracht deF
invordering aan de ontvangers der ‘directe belastingen
en de in verband daarmede i.ngetre’den wijziging van

de betalingstermijnen. Het was dus te verwachten, dat
de ‘daardoor veroorzaakte achterstand in de volgende

maanden zou worden ingehaald.
Terwijl
van dit mid

dol, vroeger in de maand, Januari slechts een betrek-,
ke]ijk gering bedrag placht binnen te’ komen, werd
nu niet minder dan
f
1.266.800 ontvangen. Voor den

verderen loop der vermogensbelasting zegt dit echter

uiteraard niets.
De dividend- en tantièmebelasting bracht in de af-
geloopen maand
f
415.500 mféi’ in ‘de ‘schatkist dail in de eerste maand van 1926. Zooals bekend, komen

de baten, dit deze heffing voortvloeiende; evenwel oji

zeer onregelmatige
wijze
binnen, zoodat het aanbeve-ling zal verdienen, den ioop van dit middel nog eeni-
gen tijd aan te zien, alvorens men zich aan voorspel-
lingen daaromtrent kan wagen.
Van de
accijnzen
liep de zoutaccijns met
f
13.600
in opbrengst op. Ook de geslachtaccijns gaf een meer-

dere inkomst te boeken (van
f
11.0005. Een bepaalde
‘oorzaak is hiervoor evenwel niet aanwijsbaar, even-

min als voor de daling in opbrengst (ad
f
9600), die
de wij’naccijns gaf te zien. De gedistilleerdaccijns

bleef zich in dalende lijn bewegen; het decres bedroeg
ditmaal
f
215.700 en kan niet aan een verschil in
het aantal krediettermijnen worden toegeschreven,
daar ‘de maand Januari zoowel in 1926 als in 1927

vier Donderdagen bevatte, De bekende oorzaken (ver-

minderend drankgebruik, fraude, actie voor geheel-

onthouding) deden ook nu
blijkbaar
hun invloed ge-
voelen’. Het bier leverde
f
232.600 méé.r aan accijns
op dan in Januari van ‘het vorige jaar en gaf daar-
door een ontvangst van
f
909.700, een voor ‘deze
maand van het jaar zeer belangrijk bedrag, dat. ech-

ter wellicht door een trager vloeien in volgende maan-

den weei’ zal worden gecompenseerd. De suikeraccijns bracht
f
4.219.000 op,- zijnde
f
352.100 hoven de op-
brengst van Januari 1926. Hierbij’ dient evenwel te

worden bedacht, ‘dat de krediettermijnen van den sui-

keraccijns op Maandag vervallen en dat in 1927 in

de maand Januari een Maandag meer voorkwam dan

in 1926; feitelijk valt dus een vermindering in op-

brengst hij’ den hierbedoelden accijns te constateeren,

welke hoogstwaarschijnlijk aan toevallige omstandig-
heden is te
wijten.
Ten slotte trekt de tabakaccijos

nog de aandacht, die een teruggang aanwees van

f
86.800; ook dit verschil geeft geen aanleiding tot

het maken van opmerkingen.
De belasting op gouden en zilveren werken ver-
toonde een stijging
van
f
1300, terwijl de opbrengst

van de belasting op rijwielen toenam met
f
448.100.

In de maand Januari van dit jaar kwam, dank zij de
scherpe contrôle, die in de eerste weken werd uit-
geoefend, van laatstgenoemd middel reeds in. totsal

f
4.913.600 binnen. In verband met de afschaffiag

van ‘de speelkaartenbelasting op 1 April a.s. is dit

middel niet meer in den middelenstaat opgenomen.

eliswaar zijn uit deze belasting nog wel eenige be-

dragen te verwachten, doch de teruggaven wegens dc
niet-gebruikte spellen zullen de ontvangsten waar-
schijnlijk overtreffen.
Van de middelen, die meer .in rechtstreeksch ver-
band staan met het nakenleven, brachten de zegel-

rechten
f
99.000 minder op. Deze vermindering is ten

deel6 aan een trager vloeien van de beursbelasting
toe te schrijven, daar laatstgenoemd middel
f
18.800
minder blijkt, te hebben opgeleverd. De registratie-
rechten daarentegen gaven een ‘hoogere opbrengst van

f
339.800 en stegen zoodoende tot
f
1.941.700. De in-
voerrechten brachten
vrijwel
evenveel als het vorige
jaar op; het nadeelig verschil beliep
f
37.100, een

voor dit middel vrij onbeteekenend bedrag. De statis-
tiekrechten gaven een gering accres te zien (van

f
3000) en ‘de loodsgel.den brachten het voor de
maand Januari niet onbelangrijke bedrag van

f445.500 in ‘s Rijks kas,, of
f
82.700 meer dan in de
gelijknamige maand van 1926. Uit een en ander blijkt,
dat ook de hier besproken groep geen kwaad figuur
heeft gemaakt..
Ten slotte moge worden gewezen op de successie-
rechten, waarop nimmer peil te trekken valt, en die

thans een surplus van
f
638.600 boven het vorige

jaar opleverden, of
f
467.200 meer dan 1/12 der ge-
raamde opbrengst. Ook de domeinen gaven ‘ditmaal
een hoogere inkomst te boeken
(f
50.600), terwijl van

de jacht- en vissoherjakten
f
200 méér, inkwam.
De inkomsten van het ,,Leeningfonds 1914″ bedroe-
gen in de afgeloopen maand
f
8.829.200 tegen

f
7.470.300 in Januari 1926. Van eerstge’meld bedrag
was ruim
f
3.841.000 aan de Verdedigingsbelastingen
te danken.

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

179

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE RAPPORTEN OVER HET IERSCHE BANKWEZEN.

De heer F.
W.
Forge te Londen schrijft ons:

De zeer vage termen, waarmede de Bankcommis-

sie, benoemd door •den Minister van Financiën van

‘den lerschen Vrijstaat, werd geïnstalleerd, liet de

vraag, hoever zij haar onderzoek precies moest uit-

strekken, over aan het inzicht van haar leden en hun

rapporten behandelen het geheelo terrein van geld-

wezen, staatsfinanciën, landbouw- en handelscredieten

en algemeene bankwetgeving. Aangezien het succes of de mislukking van de andere maatregelen afhangt

van de instelling van een gezond geidwezen, zal het

logisch zijn, eerst dien kant van het vraagstuk te be-
handelen en dan de crediet- en andere vraagstukken
to beschouwen. Voor de vraag gesteld, in de eerste

plaats een waardestandaard vast te stellen voor de
nieuwe geldeenheid van den ,,Saorstét”, besloot de

Commissie eenparig het pond sterling als de eenige

geschikte eenheid te aanvaarden. Rekening houdend

met het feit, ‘dat ongeveer 95 pCt. van de exporten

van den ,,Saorstét’ tegenwoordig naar Engeland gaat,

en dat er een voortdurend gaan en komen is over het
lersche kanaal, zou iedere andere beslissing klaar-

blijkelijk hebben opengestaan voor de ernstigste be-

denkingen. Nadat de standaard tot zoover was vast-
gesteld, bleef nog to beslissen, op welke wijze de ver-
binding tusschen de twee ruilmiddelen precies zou
worden bewerkstelligd, m.a.w. waarin het lersche ruil-
middel inwisselbaar zou zijn. Ook hier weerstonden
de Commissieleden de aantrekkelijkheid zoowel van

den Engelschen sovereign als van een lersche gouden
munt van eenzelfde gewicht en gehalte, en besloten

de Currency-note aan te nemen. Na over de inleiden-de vraagstukken op deze wijze te hebben beslist, was
de weg open voor de studie van het werkelijk circu-

leerend ruilmiddel in den ,,Saorstât”.

l)e toestand, dien men onder oogen had te zien,

was, dat er biljetten van de Bank of England en
Engelsche Currency-notes in omloop waren en dat
van de negen banken, die in den ,,Saorstât” hun be-
drijf uitoefenen, vijf het recht hadden biljetten uit te

geven. Verdere complicaties vloeiden voort uit •het
feit, dat laatstgenoemde biljetten fiduciair varen,

vastgesteld bij de wet van 1845 en alleen gedekt door het totale actief van de emitteerende bank, terwijl een
gedeelte van de ,,extra-circulatie” gedekt was door

een deposito bij de Engelsche Regeering. Verder was geen enkele van de biljetten wettig betaalmiddel. Re-

kening houdend met deze eenigszins moeilijke om-
standigheden, besloot de Commissie de schepping van
twee nieuwe soorten van biljetten aan te bevelen. In de eerste plaats wordt de uitgifte van een wettig be-taalmiddel aanbevolen, verzekerd door de volledige
bezittingen van den ,,Saorstét” en pond voor pond gedekt door Engelsche staatsobligaties, tegoed bij
Engelsche banken of goud. Het bedrag van deze uit-gifte dient te worden beperkt tot dat gedeelte van •de
Engelsche notes en van de ,,extra-circulatie” van de
lersche l)anken, dat in omloop is in den ,,Saorstït”
ter onderscheiding van tJlster. Voor de administratie
zal een permanente Commissie voor het Geldwezen
worden ingesteld, bestaande uit zeven leden, waarvan
drie te benoemen door de Regeering, ‘drie door de

banken, die aandeelhouders van de Commissie zijn en één voorzitter te kiezen door dit zestal. De Commissie
zal deze nieuwe biljetten, die wettig betaalmiddel zijn,
uitgeven tegen betaling van pond voor pond Engeisch sterling, d.w.z. hetzij tegen sterlingbiljetten, ‘die reeds
in den ,,Saorstét” in omloop zijn, of •die, welke ver-
kregen zijn door de overdracht aan het Engelsche
Gouvernement van de Currency-notes-certificaten, die
nu tot dekking dienen voor de ,,extra-circulatie”.
Voor het geval, dat men op eenigerlei wijze zou trach-
ten te veel van deze biljetten op te nemen, is de corn-

missie speciaal gemachtigd de uitgifte te staken, wan-
neer het reeds omschreven totaalbedrag bereikt is.

Het rapport laat het aan de Currency Commissie over,

de juiste hoeveelheid van •dit totaal te bepalen en

voorziet evenmin in eenige vermeerdering van de uit-

gifte van het wettig betaalmiddel.

Voorts wordt aandacht besteed aan het vraagstuk
van de fiduciaire uitgiften der bank, met welke vraag
een algemeene beslissing aangaande de reorganisatie

van het bankmechanisme van het land gepaard gaat.

Laat ons direct zeggen, dat geen radicale veranderin-

gen aanbevolen worden. Het plan van een speciale
centrale bank is verworpen op de afdoende gronden,

dat de bestaande banken voldoende in de beiioeftcn
van den handel en van de regeering voorzien, dat er

weinig discontozaken in Ierland zijn en dat Londen
aan alle behoeften van de geldmarkt voldoet. Er is

daarom besloten de tweede biljettenuitgifte uitsluitend
tot de reeds bestaande banken to beperken en de

eenige ingrijpende verandering is, dat alle negen

banken, in plaats van slechts vijf, hun aandeel erin
zullen hebben. Deze biljetten zullen ook door ‘ie Cor-

rency Commissie worden uitgegeven en kunnen naar

eigen goeddunken in wettig betaalmiddel worden om-
gezet – ‘dat op zijn beurt in sterling converteerbaar

is. Het totaalbedrag der uitgifte in den ,,Saorstt” is

‘vastgesteld op £ 6 millioen en het aandeel van iedere
bank wordt in eerte instantie vastgesteld. De biljet-
ten ‘kunnen van de Commissie worden verkregen tegen
overhandiging van volwaardige wissels en/of het op-
maken van een contract voor het doen van soliede
voorschotten door ‘de bank, welke bepaling beoogt de

moeilijkheden te voorkomen, die uit het beperkte ge-
bruik van disconto’s in Ierland voortvloeien. De bank-
biljetten zijn zoodoende niet alleen gewaarborgd door
de algemeene verplichting van de banlc, die ze uit-
geeft, doch ook door de specifieke toewijzing aan zelf-

liquideerende activa. De biljetten zullen waarschijn-
lijk den naam van de circulatiebank blijven dragen en

er is geen
twijfel
aan, of de banken zullen elkaars
biljetten garandeeren. Het totaal kan na twee jaren
en vervolgens na iedere drie jaren door de Currency
Commissie worden herzien en het aandeel van iedere

bank kan worden verhoogd tot het bedrag van haar
openlijke reserve, mits 1) zij ‘de noodige dekking kan

vinden, 2) de Commissie-leden eenstemmig van mee-
ning zijn, dat dit verloop gewenacht is en 3) tegen
betaling van een belasting van minstens 5 pCt. van
de vermeerdering. Deze vermeerdering is beperkt tot
een periode van twaalf maanden. Ten einde de hand-

having van de pariteit met het pond sterling te ver-
gemakkelijken, moet ‘de Commissie een wisselkantoor
te Londen in standhouden.

Samenvattend heeft de Commissie het voordeel van
de
nabijheid
van en de economische betrekking met
Brittannië en diens gestabiliseerde munt en uitste-
kende financieele faciliteiten ten volle benut door de lersche circulatie op het pond sterling te baseeren en
af te zien van een centrale ‘disconto-instelling. Een

middel voor de conversie verschaft het wettig betaal-
middel, dat geplaatst is in de handen van een lichaam,
dat slechts in geringe mate afhankelijk is van de Re-

geering, en
tegelijkertijd
zijn de rechten van de cir-
culatiebanken ruimschoots beschermd. In dit verband
kan verder opgemerkt worden, dat de Commissie in
haar vierde rapport definitief aanbeveelt, dat de boek-
houding en het effecte’nregister van de Regeering on-

der de lersche banken zal verdeeld worden, in plaats
van in de handen van de Bank of Ireland en de Na-
tional Land Bank, welke laatste thans door de eerste
is geabsorbeerd, te worden geconcentreerd.

Het tweede en ‘derde rapport der Commissie han-
delen over de kwesties van landbouw- en zakencrediet,
waarvan het eerste natuurlijk van het grootste be-
lang voor den ,,Saorstt” is. De Commissie vindt, dat
er niets hapert aan de credietfaciliteiten voor den

180

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23
Februari 1927

aankoop vaii land dooi groote pachters 6f’oor de
Op-

ricl1tiflg van gebouwen, maar zij, die boerderijen van
minder dan tweehonderd acres bezitten – dat is

291.000 pachthoeven van 300.000 – kunnen geen lee-

ningen verkrijgen tegen geschikte voorwaarden, in

weerwil van den bijstand van de Regeering, de

banken en coöperatieve organisaties. In het bijzonder

is er niets om aan -de behoeften te voldoen, die eet-

staan zij.n ten gevolge van epidemieën. De banicen

klagen op hun beurt, dat gemaakte voorschotten over

het algemeen niet binnen tien jaren worden terug-

betaald. Het is -duidelijk, dat in deze behoeften niet
voorzien kan worden door depositobanken en een spe-

el ale instelling wordt aanbevolen, de ,;Agricuitura 1

Credit Corporat:ion”; die in •de leemte-moet voorzien.

:Ieze zal niet met de bestaande banken concurreeren,

doch zal al

het mogelijke doen om de coöperat-:ebe-.
weging te s-Leunen. Er bestaan reeds twee coöperatie-

ve boterfabrieken en de ,,Agricultural ‘Organisation

Society” en een aantal hchah’ien, wier functie duide-

lijk vordt uit hun titel ,,Iri•sh Raiffeisen Societ,ies”.

Daarbij voorziet het Ministerie van Landbouw -in het

geven van voorlichting, terwijl de Regeering een wet

overweegt om een goede contrôle, inspectie en verifi-
catie voor alle coöperat.ies door een’ centraal lichaam

te, verzekeren. De jongste gebeurtenissen hebben de

meeste pachters in staat gesteld het land, dat zij be-

werken, in eigendom te verkrijgen. Men schat echter,

dat ongeveer f 60 millioen aan kapitaal noodig zijn

om het land van den ,,Saôrstat” geheel in bebouwing
te bengen. Zooveel geld kan in korten tijd niet bij-.

ee.ngebracht wo.rdn en men heeft voorgesteld, dat de

Regeering hoofdsom en interest tot een bedrag van

£ 500.000 aan de ,,Agricuitural Credit Corporati.on”

zal garandeeren. Verder is voorgesteld, dat de Cor-
po.ration fondsen zal leenen aan coöperaties tegen

onderpand van schuidbrieveti en dat de Regeering om

dezé schuldbrieven -gemakkelijk vërkoopbaar te maken

bovendien nog £J.000.000 van deze obligaties per jaar

zal garandeeren. Daarenboven zouden zij verzekerd

zijn door het geheele actief van de Corporation. Het

is te hopen, dat
01)
deze wijze door samenwerking met

de overige instellingen landbouw-obligaties populair

zuilen worden. Voor credieten van gemiddelde lengte

is voorgesteld een speciale hypotheek op bezittingen
wettelijk in het leven te roepen en daarvan een regis-
ter aan te leggen, dat uitsluitend voor een onderzoek
door banken open zal staan. Op deze wijze hoopt men
te voorzien i.n een zekerheid, clie -door de banken kan
wordn aanvaard en die vrij is van de publiciteit van

den bestaanden koophref: Deze hypotheek, onderwor-
pen aan het prioriteitsrecht op landrente, interest en
belastingen, zou den vorm aannemen van een eerste
specifieke last op het, eigen-dorn van. den gel.dnemer.
– Oii. het punt van -de industrieele credieten- zijn de

aanbevelingmi van de Commissie kort. Zij stelt voor
de ,,Trade Loans (Guarantee) Act” van 1924, een
maatregel, die zeer veel analogie vertoont met de
Britsche ,,Trade Facilities Act” niet te vernieuwen,
doch den noodzakeljken steun van overheidswege te
doen verleenen door -de onlangs ingestelde ,,Industrial

Trust Co. of Ireland”. Deze steun zou -den vorm aan-
nemen van een garantie voor de obligaties van de

trust zelf tot- een totaal van £ 1.000.000 en het op deze
wijze verkregen fonds zal worden uitgeleend ter on-dersteuning – van daarvoor in aanmerlcing komende
ondernemingen, clie -geen credietfaciliteiten kunnen

verkrijgen langs anderen weg. –
Het tweede -deel van het vierde rapport- pleit voor

de samensmelting van de bestaande spaarbanken en
geef t den raad alles in het werk te stellen,

om het

ont.ti’ekken van deposito’s – aan de Engeische – post-

spaarbank aan te moedigen.

BOEKAANKONDIGING.

Richard Kerschagi,
Vollcswirtschafts-

lehre. Eine Dairstellun.g i-hrer wichtig-

sten Lehrmeinun gen.
Manzsche Ver-

l-ags- und Universitëts-Buchhandlung,

W:ien und Leipzig, 1927. VI en
iso

bladz.

Dit geschrift is bedoeld als een inleiding tot de

studie der theoretische economie, ten dienste van

eerst.beginnenden. 1-Jet verschilt in zoover van – de

meeste soortgelijke werkjes, dat zijn opzet geschied-

kundig is: de auteur heeft zich tot taak gesteld een

overzicht te geven van de voornaamste economische
theorieën ,,iu ihrer geschichtlichen Entwicklung”.

Hij behandelt daartoe in een zevental hoofdstukken

achtereenvolgens (1) de mercant.ilisten en de physio-

craten; (2) d6 klassieke economie; (3) de Duitsche

economie; (4) het socialisme; (5) de psychologische

waardetheorieën en -de Oostenrijksche school; (6) de
ontwilckei.ing van de geldtheorie; en (1) de jongste

ontwikkeling van de economie. Hierbij is aan cle ge-

schiedenis van de laatste 50 It 60 jaren wel de voor-.

naamste plaats ingeruimd. De oudere historie- wordt

in aanmerkelijk grover omtrekken weergegeven. Op

volledigheid maakt de
schrijver
uiteraard geen aan-

spraalc; doch het moet erkend worden, dat hij in kort

besteic zeer veel heeft weten te geven en dat zijn over-

zicht tot in -den allerjongsten tijd
bijgewerkt
is. In

het laatste hoofdstuk worden achtereenvolgens de

theorjeën van Spann, Cassel, Liefinann, Pesch en

Keynes behandeld.
Het boekje maakt een -wèl-verzorgden en overzich-

telijken indruk, en bevat een uitvoerige litteratuur-

lijst. Moge het vele lezers vinden! G.
VISSERTNO.

ONTVANGEN:

[nd’r’uklcen, va.n. Surin.wm,e,
door Mr. Dr. H .11. A. van

Grb1and Oosterhoff. Haarlem, 1927; H. D.

Tjeen-k Wilhn k.

Honderd- jertr n-tctchne industrie op Oostenburg Am-

sterdam,,
gedenkboek van ,,Werkspoor”, door Dr.

M. G. de Boer. Amsterdam, 1921;
cle
Bussy.

Het ,Surinam,e-vraccgstuld in een nieuw stadiuni,,
dooi

Mr. J. J. W. Eekhout. Doetinchem, 1,921, Uitge-

vers-Maatschappij ,,C. Misset.”

M97corandu9n sur l’organisation rationelle aux Etats-
U’n,is, par l’Honorabie David, Houston. Genève,

1,926; Société des Nations.

S’ystèmes d rapprochement éconondique
par Eugène

GroBmann, professeur d’ôcon omie poi-tique It

l’université de Zu.rich. Genève, 1926; Soc.iôtS des

Nations. –

Gemeentelijic Grondbedrijf,
door N. L. Reuvecamp,

P. van Dienst en
B. B.
Luuring. Alphen aan den

Rijn, 1927; N. Sanisom.

T
7
recle vrao.gt Vrijha.ndei.
Publicatie No. 10 van de

Nedler an dsche Vereeni ging voor Vrjha ridel.

Januari 1921.

Mmorcrnduns sur le dumping,
par Jacob Viner, pro-
fesseur d’Economie politique
It
l’Université do

Chicago: Genève, 1926; Société des Nations.

Arbeidloos Inkomen en de Sociale Kwestie,
door F.

la Fontaine. Hésdenberg, z. j., R. E. -de Bruin.

De Zonde van het Grondm,onopolie,
door F. la Fon-

taine. Bolsward, -z. j., Sc-hermer’s Drukkerij en

Boekhandel. –

D6 Nieuivste Geschiedenis
(1189—heden), döor G. de
Haas Jr. en H. W. J. Schregel, Lit. Doets.,
Leeraren aan de Hoogere Burgerschooi en ilan-
delsschool met vjfjarigen cursus te ‘s-Graenha-
ge. Den Haag, 1926; J. B. Wolters.

23 Februari 1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

U
.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

D e E c o n
o
fl1
i s t. – Haarlem, Februari 1927.

Dr. W. L. Va.11c,
Het substitutiehegrip als theoreti-

sche kern der heclrijfshuishoudkuncle;
H. P. Cra.rner,

De wetgeving op do Grondbelasting;
Prof. Dr. J.

Wolf,
Der internationale G.iroverkehr;
Mr. J. Bie-

rens de Haa.n, Jr.,
Enkele opmerkingen over het be-

grip ,,.rechtvaardig loon”;
Prof. Dr. A. 0. Holwerda,

[Toe het toekomstige bevoikingscijfer van Nederland

niet berekend moet worden. Nachrift door
Ir. F. W.

‘t 1

looft.
T
ei tw ir t s ch af tij c h es A r c h iv. – Jena,

Januari 1027.
.Dr. B. Hairvn,s,
S,trukturwandl ungen dor Weitwirt-

schaft;
/.)9
Fr. Euienburg..
Die handelspolitischen

Ideen der Nachkriegszeit;
Dr. E. H. Vogel,
Nord-

amen kas Wirtschaftsaufstieg unci das panouropiijscho

Problein;
Dr. W. Som’bart,
Die Ve.rgeistung der Be-

tr.i.ehe;
Dr. G. Stv4enslcy,
Die G.rundideen und
Me-

thoden der landwirtschafthehen Geographie; Dr. 0.

Schrezber,
Die moderne Entwicklung des Luftfahr’t-

rechts.
De Socialistische Gids. – Amsterdam,

Februari 1927.

bevat o.a.:
J. vwo. Oelderen,
Socialistische koloniale politiek;

K.
Lindn.er,
Fondsvorming en belegging in de arbei-

dersverzekering, II (slot);
Dr. Ir. Th. v. d. Waerden,
Nogmaals: huurbijsiag aan valjode gezinnen (ant-

woord aan F. W.I. Wibaut);
J. W. van Achierbergh,

Collectieve arbeid sovereenkom sten in Nederland.

1) e T ii d i s c ho
0
id s. – Amsterdam, 1 Februari

:1027.
Dr. L. J. van der Waals,
Het belastingonderzoek in

I3ritsch-Tndië;
G. Nijpels,
Over Volke’nhond, wapen-

beperking en neutraliteit;
Dr. J. R. Beversluis,

Bosch, Hout en Boschwezen in Neclerland.sch Oost-

Indië, II;
Mr. J. J. van Bolhuis,
Indië en ‘de Ned.

Volksvertegenwoordiging.

MAANDCIJFERS.

PRODUCTIE DER STEENKOLEN., BRUIN-

KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.

(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
1. Gezamenlijke Steenkoleninijnen.

Dec.
Jan/Dec.
Jan./Dec.
1926
1926 1925

Prod. Steenkolen in tonnen
797.735
8.649.762 6.848.166
10.704
197.600
268.413
Kolenslik

……………..
Aantal normale werkdagen
26
3
)
305
304

II. Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.

Dec.
Jan./Dec.
Jan/Dec.
1928
1926 1925

Netto-productie in tonnen.
.
17.041
211.192 207.625
Aantal normale werkdagen
.

26
303
302

III. Zoutimijnen.
(Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)

Dec.
1926
Jan./Dec.
1926
Jan./Dec.
1925

Afgeleverd:
Géraif.

zout ……..(ton)
2.602
33.933,7e
32.702,15
Industriezout

……(
,,
)
30,7
403,2 490
Afvalzout

…. …….(

,,
)
59,6
1.117,6 1.557,2
Aantal normale werkdagen
26
306
304

Arbeiders.

Gezanien-
Bruin-
Aantal.
lijke
Steenkolen-
kolenmijn Zoutmijnen
mijnen
,,Carisborg”

1 Januari 1927
Ç

8.8701)
153
116
24. 17 92)

1 Januari 1926
……….If
8.4211)
109
103
22.610
2
)
1)
bovengronds.
2)
ondergronds.
8)
In de mijn ,,Willem.
Sophia” 25 dagen.

OVERZICHT DER RIJKSMIDDELEN *)
(In Guldens)

1927

Sedert
1 Januari
1927

Overeen-
komstige
periode 1926

Directe belastingen. 2.675.457 2.675.457 2.249.448
Personeele belasting ..
2.395.734
2.395.734
2250.716
Inkomstenbelasting ..
8.866.379 8.866.379 8.806.054
Vermogensbelasting ..
1.266.846
1.266.846
431.222
893.909 893.909
418.429

Grondbelasting

…….

invoerrechten.
. . .

.. …
4.489.636 4.489.636 4.527.328

Dividend- en tantième-

320.278
320.278 317.284

..ccijnzen.
202.500 202.500
188.903 774.631 774.631
763.631
47.985 47.985
57.559

belasting ……………

3.305.011 3.305.011
3.520.700

Statistiekrecht
…………..

909.738
909.738
677.185
4.218.953 4.218.953
3.866.871

Zout ………………..
Geslacht ……………..
Wijn ………………….

Tabak ……………
1.740.814 1.740.814
1.827.636

Gedistilleerd …………
Bier

………………..

Belasting op gouden en

Suiker

……………..

zilveren werken
73.067
‘73.067
71.777
Belasting op rijwielen..
4.913.631
4.913.631
4.465.548

Indirecte belastingen.

Zegelrechten …………
f2.834.638
2

2.834.638
3

2.933.673
Registratierechten ….
1.941.689
1.941.689
1.601.915
Successierechten ……
4.217.168
4.21 7.168
3.578.594

Domeinen,
wegen en
219.875
219.875
169.243
16.970
17.037
Jacht e

visscherij
n
1.915

..

1.915

vaarten
……………
Staatsloterij
…………
16.970

LOod8gelden
………..
..

.

45.480
445.480
362.797
Mijnen

… … ..
………..


46.772.304

..

46.772.304 43.105.227
Totaal-Generaal..
1)
Hieronder begrepen
f
648.612 wegens zegelrecht van
nota’s van makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
(Beursbelasting).
2)
Idem
f648.lGZ.
8)
Idem
f667.400.
HEFFINGEN VOOR HET LEENINGFONDS 1914.

1927
Sedert
1 Januari
1927

Overeen-
komstige
periode
1926

Verdedigingsbelast. la
381.377
381.377
129.367
Verdedigingsbelast. Ib
1.363.558
1.363.558
621.281
Verdedigingsbelast. II
2.096.340 2.096.340 2.065.050

Opcenten:
534.971
534.971 451.371
Grondbelasting ……….
Personeele belasting
432.165
432.165
427.309
Inkomstenbelasting
2.026.165
2.026.165 2.347.490
Vermogensbelasting
319.055 319.055
107.806

294.990 294.990
138.082
843.791
843.791
773.374

Dividend- en tantième-
belasting …………….

9.597
11.512
Suiker ……………..

Gedist.(binn.-enbuitl.)
33
.0.501
330.501
352.070
Wijn ……………..9.597

Zegelrechtvan buiti. eif
196.688 196.688
45.593

Totaal
8.829.198 8.829.198 7.470.305

SPLITSING VAN DE OPBRENGST DER GROND-, PERSO-
NEELE-, INKOMSTEN- EN VERMOGENSBELASTING SEDERT 1 JANUARI 1927.

DienstJaren
Grond- belasting
Personeele
belast Ing
Inkomsten-
belasting
Vermogens-
belasting

1923124

– –
1.651
1924/25
-‘

114.243
1.112 1925/26
8.948
85.324
692.253
6.524
1926127
2665.906
2.310.247
8059.883
1.257.559
1927/28 603
163

rotalen
_
2.675.457
2.395.734 8.866.379 ,
1.266.846

*) In verband met de afschaffing van de speelkaarten-
belasting op 1 April as. is dit middel niet meer in dezen
staat opgenomen, omdat de teruggaven wegens de niet ge-
bruikte spellen waarschijnlijk dc ontvangsten zullen over-
treffèn.
Voorts is het essaailoon in dit overzicht niet meer op-
genomen, omdat bij het in werking treden van nieuwe
voorschriften betreffende de gewijzigde w’et op den waarborg
en de belasting der gouden en zilveren werken, deze ont-
vangsten worden verantwoord als ;,Leges aan de schatkist
vervallen” (Vgl. V 190 der wet op de middelen voor het
dienstjaar 1927.)

OPEN MARKT.

1927

1925

1925

1914

19 Feb

14/19
1
7/12 131 Jan./Il 15120

16/21

20124
Febr.

Febr. 5 Febr. Febr.

Febr,

Juli

Partic.disc.I

3113 13
11
018 3116-/8
Prolong.
1/4
331
4
4
311
4
_4

Londen
Daggeld ..
3-4 3-4
1
I
3-4
Partic. disc.
4I16-
1
14
4
1
15-
1
/4
4
1
116_
1
1s
Berlijn
DageId ..
3-5
3-5
3-6
Partic.disc.
30-55 d…
4318
4113/
41/
56-90 d…
411
4

4
1
18.
1
14
4
1
18
Waren-
wechsel.
43/
8

411
4
.3/
5

41J
5_11
4

371
2
1
I
3
/1
1
3
14-215
3
1
Is-11e
31/8
1
12
1
3
14214
1
1
1-2
211
4
3/
4

31/2-51/2
3_41/2
2
1
134
1314-2
41/16.4/8
4110116
3111
5
_3/
4

211
4
_31
4

5-7
4I1.5I1

41
18
1
5514-‘5
– –
41I8
51/4.113

211-11

411
4
_1/
3

54/
4
7

182

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GELDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

NediVrsch.

Disc.Wissels.3
3 Oct.’25
Zwits.Nat.Bk.
3*22 Oct.’25
Bel.Binn.Eff.4
3Feb.’27
N.Bk.v.Denem.5 24Juni’26
in R.C. 5j
3Feb.
’27 ZweedscheRbk 4j 8 Oct.’25
Javasch’- Bank…. 4
14 Juli’26
Bank v.Noorw. 4 26
Oct. ’26
Bank van Engeland 5
3
Dec.’25 Bk. v. Tsjecho-
Duitsche.Rijksbank 5
ii Jan.’27
slowakije ..
526 Oct. ’26
Bank v. Frankrijk. 5j
3Feb.’27
N.Bk.v.O’rijk. 6
4Feb.’27
Belgische Nat. Bnk. ii 9
Feb.’27
N. Bk. v. Hong. 6 25Aug.’26
I”ed. Res.BankN.Y. 4
12Aug.’26
Bank v. Italië. 7
17Juni’25
Bank van Spanje.. 5
23 Mrt. ’23
Z.-Afr.Res.bnk 5

New York’)
CalI money 3314_4 3314-414

41/
4

41/4

4
1
/3-5
1
14 3.4/4

1
3
142
1
13
Partic.disc.

3718
1
314-18

3
3
14

3314

311
4

3/4


11
Cali money-koers van 18 Febr, en daaraan voorafgaande weken tjm
Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

1
New ILonden 1 Berlijn I Parijs I BrussellBatavki
1)
Data

. York)

)

5)

•) 1

1

15 Febr. 1927
2.4918/
12.12*1
59.24
9.82

34.751
10034
16

,,

1927
2.4913/
14

12.12*

59.23
9.81

34.75
10034 17

1927
2
12
.
12
* 59
.
22
*
9.80

34.75
1003
18

,,

1927
2.4913/
36
12
.
1
2*
59 23
9.79

34.75
30034
19

1927

12,12
59.21*
9.79

34.75
10034
21

1927
2.49I8/,
12.11 j
59.
2
1*
(
j.77j 34.741
10034
Laagsted.w.’)
2.4934
12.11*

59.20
9.77

34.72
1001/
4

Hoogste d.w
1
)
2.50
12
.
12
*
59.24
9.84

34.78
1003/
3

14 Febr, 1927
2.49
13
/13
12
.
12
*
5
9
.
22
*
9
.83* 34.76
10034
7

,,

1927
2.50si
6

12.13*

59.28
9.83

34.79
100′.
Muntpariteit
2.4834
12.10*

59.26
48.-

34.59
100

Data serland
1 Weenen

I

Praag
I Boeka-
rest’)

I Milaan
Madrid

15 Febr. 1927
1

48.08
35.22*

7.41

1.42*

10.75
42.13
16

1927
48.07*

35.25
7.41 1.42
10.81
4
1
.98*
17

,,

1927
48.0*

35.22
7.41
1.46
10.80 41.77
18

,,

1927
4
8.0
7
*
35.22*
7.41
1.45
10.83*

41.99
19

1927
48.06
35.
2
2*
1

7.41
1.47*
– –
21

,,

1927
48.04*

35.20
7.40
1.52
11
.0
1
*
41
.
87
*
Laagsted.w.’)
48.03
35.15
7.38
1.40
10.75
41.75
Hoogsted.w’)
48.10
35.30
7.43
1.57
13.05
14230
14 Febr. 1927
48.07*

35.25
7.41
1.40
10.79
1
42.26
7

,,

1927
4S.12*

3530
7.40
1.41
10.64*
42.17*
Muntpariteit
48.- 35.-
2)
48.- 48.-
1
48.-

Data
1
Stock-
J
Kopen-I
o to
..
S
I

Hel-
1
1
Buenos-
1
Man-
holm 5)/h
agen
‘»
1

Aires’)

1
treal
1)

KOERSEN
TE
NEW YORK.
(Cable).

0
a
D
t
Landen
Parijs
Berlijn
Amsterdam
($
per
2)
($
P.
lOOfr.)
($ p.
100
Mk.)
($p.
100
gld.

15 Febr.

1927
4,851/
4

3,93
23,70
1

40,01
16

,,

1927
4,351/
4

3,9234
23,70
40,0134
17

1927
4,85ti,
3,9234
23,70
40,0134
18

,,

1927
4,85
1
/
32

3,913%
23,70
40,02
19

,,

1927
4,85
1
/
32

3,917/
s

23,70
40,0234
21

1927
4,85
1
/
32

3,9134 23,6934
40,03

22 Febr.

1926




Muntpariteit..
4,8667
19,30
23,8134
40sj,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
5Febr.
1927
12Febr.1
1927

ILaagste
l
Hoogstel
141I9Febr.I927
I 19Febr.
1927

Alexandrië.
.
Piast.
p. Y,
97
Y74
977/,

4791,
97
Athene

….

Dr. P. £
369
37211,
371

278 376
Bangkok

Sh.p.tical
111034
1/108/
8

1/1034

1/1034 1/1034
Budapest
. ..
Pen.
p. £
27.76
27.75 27.72

27.78
27.75
B. Aires’).
..

d.
p. $
465/
4611,,
463/
3

471j
46
31
/
32

Calcutta
. . . .
Sh.
p.
rup.
I .
15631
6
,
16
1.5
15
1
6

116
3
64
3
1
561
34

Constantin.. Piast.
p. £
940
95234
945

960 950
Hongkong ..

Sh.
p. $
2/19132
2/0151
33

2.0

2/I
7
/
2/03%
Kobe

……

Sh.p.yen
2/013

s

2,0
11
/
34

2/0
5
/
33
2/0
7
/
33

2
1
0
13
1
Lissabon
1) . .
d. per
Esc.
..
217/
33

2
17
/
52

234

2
17
/
32

2
17
/
32

24
24
23

25 24
Mexico ……..d. per
$
Montevideo’)

d. per
$
4934
50
‘i
50

5034
5034
Montreal])
.

$
per
£
4.85
4.85H
4
.
85
+* 4.857j
4.853%
R.d.Janeirol) d. per
Mil.
527/
57/
8

555

557/
44

64

57/
8
Shanghai
.. .
8h.
p.
tael
2,8si
217
2;6′

2188/
8

217si.
Singapore.
..

id.
p. $
21325/
33

2/3
2/3
23
/
32
2/3
27
/
33

21334
Valparaiso
2).

$ p.Y,
39.7ö 39.88
3982

39.87
39.85
Warschau

..

Zl. p. £
1
4334 4334
42

45
4334
1)
Telegrafisch transfert.
11
190
dg.

ZILVERPRIJS
GOUDPRLJS
3)

Londen’) N.Vork’)
Londen
14 Febr.1927..

268/
1

5634
14 Febr.1927

84/1134
15

1927…

265j
16

567/
8

15

,,

1927….

84/103%
16

1927..

2634
57
16
1927..,.

84/1034
17

1927..

267/
8

573%
17

,,

192″ ….84/1034
18

,,

1927..

2634
577/5
18

,,

1927….

84/1034
19

,,

1927..

27
5834
19

,,
1927…..

84/1034
20 Febr. 1926..
668/
8

19 Febr. 1926…..

84/1134
20 Juli

1914. . 2415
15

541/
20 Juli

1914 …..84/11
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.
1)
in sh. p. oz. line

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:

Vorderingen.
1

7 Febr. 1927
15
Febr. 1927

Saldo bij de Nederlandsche Bank
/

11.877.193,46
/

16.801.873,16
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

122.392,88
,,

497.341,76
Voorschot op uit. Jan. 1927 aan de ge- meenten op voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten op
de Rijksinkomsten belist,ng……….
41.195.158,97
,,

43.382.640,18
14096.483,74
,,

10.863.0 9,62
Kasvord. weg. credietverst. a/h. buitenl
1 17.465.880,33
.113.347.911,78
Daggeldleeningen

tegen onderpand
19.750.000,-
,,
24.700.000,-

Voorschotten aan de koloniën…………

Saldo der postrekeningen van Rijks-
van Staa.sschuldbrieven

…………

22.955.068,91
,,

15.249.341,94
comptabelen

………………….
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
P.,


T.

en

T.
2
)……………………
Id.
op
andere Staatsbedrijven
1)
,,

860.348,03
,,

1.040.348,03

V e r p1 i c h t
i
n ge n.

Voorschot door de Nederl. Bank

Waarvan
direct bij de Ned. Bank

Schatkistbiljetten in omloop’)………fl11.356
000.-

fl11.356.000,-

Schuld a. d. Bank
v.
Ned. Gemeenten
2)

Schatkistpromessen in omloop

…….28.330.000.-

,,
28.330.000,-

Zilverbons in Omloop

.

………12.802.105,-

12.645.636.50

Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds
2) .,,

18.275.115,75

,,

6.647.454,57
Id. a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T.
2)..

39.625.168,55

,,
40.665.599,35
Id. aan andere Staatebedrijven
2) .
……….720.000,-

720.Or0,-
Id. aan diverse Instellingen
3)

….,

562.367,19

35.422.780,01
35.
Waarvan
/
12.056.000 vervallende
op 1
Juli 1929.
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

12 Febr. 1927
1
19 Febr. 1927

Vorderingen:
f

342.000,-
/
4.542.000,-
Saldo bij de Javasche Bank
………..
2l.0l6.000,-
18.080.000,-
Verplichtingen:

Saldo

bij

‘s

Rijks

kas……………..

Voorschot uit ‘8 Rijks kas aan N.-Indië


Vorschot Javasche Bank aan N.-lndië


Schatkistpromessen in omloop
…….
800.000,-
800.000,-
Munthilj-tten in omloop

…………31.616.000,-
,,
31 477.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds..
3.526.000,-
,,

3.526.000,–
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank.
»

942.000,-
,

1.005.000,-

15 Febr. 1927
66.2*

66.65
64.20
6.30
1046/
4

2.4911
s

16

,,

1927
66.72*

66.65

64
.
2
7*
6.30
10434
2.49%
17

1927
66.70
66.65
64.25
6.30
1045/
5

2.4931
4

18

1927
66.70
66.
62
*
6
4
.27* 6.30
10434
2.492/
s

19

,,

1927
66.70
66.
62
*
6
4
.27*
6.30
10434
2•495/8
21

1927
66.67*

66.54 64.20
6.30
10434
2.4934
Laagsted.w.l)
86.65 66.55
64
10
6.28
104
2.493f
Hoogste d.w’)
66.75
66.65 64.35
6.32
105
2.497,
14 Febr. 1927
68.70 66.62*
64.35 6.30
11)434
2.493/
8

1927
66.77*
66
.67*
64.60 6.30
10334
2.49
7
/8
Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
6.26*

105s/
2.4834
4)
Noteertug te Amsterdam.

‘)
Noteering
te Rotterdam.
1).
Particuliere opgave.
2)
Wettelijk gestabiliseerd tusschen
7.534j

en 7.21
1
12.
In het eerste nummer van iedere maand komt eenoverzicht
voor
van
een aantal niet wekelijks opgenomen
wisselkoersen.
1

SCHE BERICHTEN .

183
23 Februari 1927

ECONOMISCH-STA

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 21 Februari
1927.

Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f

67.969.226,52
sels,Prom.,
Bijbnk. ,,

9.138.327,89
enz.in

disc.I

Ag.sch. ,,

16.393.821,65

f
93.501.376,06
Papier o. h. Buiten!, in disconto

Idem eigen portef.
.
f
136.705.632,-
Af :Verkocbtmaar voor
de bk. nognietafgel.


136.705.632,-
Beleeningen
Hfdbk.
f

44.478.387,34
nc!. vrsch.
in

rek.-crt.
Bijbnk.

12.672 235,82

op onderp.
Ag.sch.

71.160.616,71

128.31 1.239,87

Op Effecten……._

125.051.039,87
Op Goederen en Spec. ,,

3.260.200,_
128.311.239,87
Voorschotten a. h.
Rijk
………-. .. .-…….,

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f

60.197.230,-
Muntmat., Goud ..

353.9h1.132,41
414.158.362,41
Munt, Zilver, enz., ,,

28.390.447,80
Muntmat. Zilver..

Effecten
442.548.810,21

BeleggingRes.fonds.
f

7.043.981,68
id. van
‘j,
v. h. kapit.,,

3.996.941,20
11.040 922,88
Gebouwen en Meub. der Bank ……… ,,
5.142.0(10,-
Diverse rekeningen ……………..

,,
58 837.987,27

Pa,nva.

f
87.087.968,29

Kapitaal
……………………….f
20.000.000,-
Reservefonds ……………………..,,
7.047.731,06
Bijzondere

reserve …………………..
8.800.000,-
Bankbiljetten in omloop …………..,,
785.459.705,-
Bankassignatiën in omloop………..,,
459.792,18
Rek.-Cour. j
Het Rijk

f 19.213.546,02
saldo’s:

Anderen,, 20.108.453,47
39.321.999,49
Diverse rekeningen …………..

……
14.998,740,56

f
876.087.968,29

Beschikbaar metaalsaldo ………-..

f
276.949.131,86
Op els basis van
1/
b
metaaldekking.
.

,,
111.900.832,53
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigdis
1.384.745.655,-

Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data Circulatie
opeischb.
i
schulden

I

Metaal-
kings
Munt
1
Muntmat.
saldo
perc.

21 Febr.’27
60.197 353.961
785.460
39.782
276.949
54
14

’27
60.275
353.961
791.778 37.292
276.075
53
7

,,

’27
60.344
353.961
802.099
33.330
274.901
53
31

Jan. ’27
60.469
353.961
819.430
30.847
272.472
52
24

’27 60.603 354.956 793.877
55.132
273.920
52
17,,

’27
60.659 354.957
811.772
42865
272.585
52

22 Febr. ’26
44 387

1
65.703196.410

387.260
818.406
77.090
278 385
51

25 Juli

’14
1310.437
1

6.198
43.521
1
)
1

54

Totaal
Schatkist-
e ee-
B 1
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
n1ng
op het
reke-
discontos
rechtstreeks
buiten!.
ningen
2)

21 Febr. 1927
93.501

128.311
136.706
58838
14

1927
95.014

130.605
137 631
57.894
7

,,

1927
80691
150906
137.773
57.970
31 Jan. 1927
69.652

146.135 178.027
47.530
24

,,

1927
71.092

130.440
193.417
43.544
17

,,

1927
75.443

128.644
195.834 43.976

22 Febr. 1926
82.302 6.000
120 910
203.012
58.714

25 Juli

1914
67.947
14.300
61.686 20.188
509
1)
Op de basis van
sib
metaaldekking. ‘) Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.


Data
Metaal
c
1fe
Andere
opeischb.
Discont D
n’gn'”

22 Jan.

1927..
1.026 1.413
593
962
431
15

1927-
1.001
1.446
531
968 454
8

1927-
1.001 1.556 486
976 443
31 Dec.

1926..
1.001
1.698
1.024
986
449
24

,,

1926..
1.011
1.487 1.155 963
445

23 Jan.

1926..
1.015
.1.582
897
939
386

5 Juli

1914,.,
645
1.100 560 735
396

‘)
DLUIEP051 uer acuva.

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Andere Beschikb.
Data

Goud

Zilver

Circulatie opeischb. metaal-
schulden

saldo

12Feb.1927

226.i0o

.

314.300

62.100 151.020
5 ,, 1927

226.750

313.500

66.500 150.750
29Jan.1927

226.500

311.500

70.500 150.100

22Jan.1927 196.625

29.351 314.521

73.39.2 149.178
15

1927 196.579

28.735 319 328

69.337 148323
8

1927 197.041

29.264 321.234

61,899 150.498
1

1927 197.209

28.861

320.011

64.527 149.931

13Feb,1926 202.756

39.944 345.901 .64.533 161 302
14Feb. 1925 133.333

50.933 278.535

74.062 114.466

25 Juli 1914 22:057

31.907

110.172

12.634

4.842
2
)

Data
_____________

Dis-
conto’s
N.-Ind.
betaalb.

Be!ee-
ningen
Diverse
reke-
ningen’)
kins
percen-
tage

12Feb.1927
‘130.500
60
S

»

1927
128.20
60
29Jan.1927
134.270

59

22Jan.1927
12.821

20.778

84.777
49.628
58
15

,,

1927
12.590

20.835

87.575
48.410
58
8

»

1927
12.404

19.559

88.562
43.148
59
1

1927
12.043

19.807

89.911
43.548
59

13Feb.1926
8.078

19.166

49.004 83.167
59
14 Feb; 1925 18.832

18.385

57.503
79.445
52

25Juli1914
7.259

6.395

47.934 2.228
44
‘)
Sluitpost activa.

1)
Basis
1
16 metaaldekking.

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste
posten, onder bijvoeging der
Currency
Notes,
in duizenden ponden sterling.

Currency_Notes
Data
Metaal
‘..,rculati,

Bedrag
I
Bankbi!J.,I
00v. Sec.

16 Febr.1927
150.178
136.188
281.992 58.250 231.023
9

1927
150.189 136.970
283.025
56.250
231.951
2

1927
151.032 137.937
282.759
56.250
232.225
26 Jan. 1927
151.345 137.049
280.247 56.250
229.175
19

1927
151.491
137.101
282.472 56.250
231.629
12

1927
151.489
138.084
287.309
66.250
236.726

17 Febr. 1926
144 671 140.448 1284.784
56.250
233.377
22 Juli

1914
40.164
29.317
1



Data
Gov.
Ot her
Public
Other
,
eserve
ings-
.Sec.
Sec.
Depos. Depos.

l6Febr.’27
29.813
74.429
17.508 102.282
33.739
281/
8

9

’27
29.873 75.668
14.720
105.625
32.970
27sj,
2

,,

’27
28.876
74.163
9.537
108.190
32.845
277/,
26Jan. ’27
28.118
72.453 13.734
102.777
34.045
2ii
19

’27 31.883
75.877
12.052
111.749
34.140
27
12

’27
34.768
177.056
15.372
111.539
33.155
262/,

17Febr.’26
43.782 80.884
23583
106.918
23.972
1881
8

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.736
42.185
29.297
52
)
vvrlIuuu,I,g
LU8DUIICIL RCbCJ VC CH L/CjJUbItb.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen fra.ncs.
‘Waarv.I
Tegoed
Wis-
8e/ee-
Data
Goud
in het ‘Zilver’
in he
buit.l.t3)I
sels
lWaarvan
ningen
buiten!.’
buitenl.

17Feb.’27
5.548
1.864
342
85
3.052
12
1.996
10

’27
5.548
1.864
342
85
3.214
13
2.039
3

,,

’27
5.548
.1.864 342
85
4.373
14
2.001
27Jan.’27
5.548
1.864
341 87
3593
11
2.058
20

,,

’27
5.548
1.864
341
86
3.591
13
2.101

18Feb.’26
5.548
1.864
327
72
3.137
18
2.498

23 Juli’14
4.104

1


640

1.541
8
769

Buit .gew.
1
Schat-

J
Diver-
J
_Rekg. Courant
Data
voorsch.
1
kist bil-
ajd. Staatjfetteni)I
seni)
Circulatie
c’x’/[en1
Staat

30.500
5.255
36
17Feb.’27
5.63
9.053
52.153
10

’27
31.000
1

5.614
8.517
52.843
‘4.815
1

20
3

’27
31.900
1
5.595 7.192 52.626
4.549’I
11
27 Jan.’27
32.550
1

5.594
7.225
52.172
5.924
1

42

1

20

,,

’27
33.650
1

5.593 6.524
52.811
5.849
1

14

18Feb.’26
34.600
1

5.253
3.467
50.962
2.869

23 Juli’14

1

5.912
943
J461
In disc, genomen wegens voorscii. v.
a.
staat a. bulteni. regeeringen.
Sluitpost activa.
8)
Except tegoed bij Russische Staatsbank.

•84

0
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23
Februari
1927

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in miillioenen Reichsmark.

Daarvan
Deviezen
Andere
D a a
OU
d
bij blij-
als goud-

[
geldende

wissels
Belee-
tenl. circ.
dekking
en
ningen
banken
1)
cheques

15 Febr. 1927
1.834,3
92,9
201,1 1.267,8
16,1
7

,,

1927
1.834,6 107,5
293,4
1.378,3
47,8
30 Jan. 1927
1.834,7 128,4 421,1
1.415,0
81,6 22

1927
1.834,7
128,4 501,5
1.379,7
9,6
15

,,

1927
1.834,5
149,4
501,0
1.505,2
14,0
15 Febr. 1926
1.307,2
168,0
432,4
1.320,8
9,3

30 Juli

1914
1.356,9
– –
756,9
50,2

Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.- Diverse
ten
Activa’)
latie
Crt.
Passiva

15 Febr. 1927
88,9
609,7
3.049,4 553,3
209
1
6 7

,,

1927
88,9
570,2 3.409,6 1.574,6 200,8
30 Jan. 1927
89,6 656,6
2.976,7
1.085,0
203,6
22

,,

1927
89,8
629,9
3.133,1 1.012,7
207,6
15

,,

1927
90,9
574,7
3.436,8
842,8
204,8
15 Febr. 1926
233,9
784,1
2.419,9
872,6
605,0

30 Juli

1914
330,8
200,4
1.890,9
944,-
40,0
‘)OnbeIast.
2)
W.o. Rentenbankscheine 15, 7 Febr; 30, 22, IS Jan. ’27;
15 Febr. ’26, resp. 105; 80; 43; 129;
110;
290 miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Voornaamste kosten in millioenen Belgas.

Data

Goud

000
.

Rekg. Crt.

0

1927
L

0

17 Febr.
624
425
40
474
34
400
1.821
22
124
10

,,
624
420
39
479
26
400
1.841
24
93
3
623
431
39
483
29
400 1.833
40
104
1

27 Jan.
622
423
38
478
28
400 1.815
24
122
20

,,
620
436
38
490
29
1400

1.810
20
156
i)
Aan de schatkist gecedeerd.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BA.NKS.
Voornaamste posten in millioenen dollars.


Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal-
middel,
Totaal
Dekking
In her-
disc. v. d.
In de
open
bedrag
F. R.
Notes
Zilver
etc.
nieniber
markt
banks
gekocht

2 Feb.’27
2.961,9
1.605,7
1

166,8
393,3
329,1
26Jan.’27
2.966,8
1.653,0
166,1
365,2
301,8
19

1
27
2.935,9
1.628,1
159,6
416,1
337,4
12

’27
2.916,0
1.574,0
155,1
490,5
338,1
5

’27
2.855,4
1.487,7
142,8
633,5
388,8
29Dec.’26
2.814,8
1.434,8
129,4
710,9
378,8

3Feb.
1
26
2.791,9
1.496,4
147,3
487,8
302,3

Data
Belegd
in
u. s.


F.R.
Notes
Totaal

Gestort
Goua-
Dek-
Algem.
Dek-
Gov.Sec.
in circu-
latie
Kapitaal

kings- perc.l)
kings-
perez)

2Feb.’27
303,4
1.686,5
2.298,2
125,7
74,3
78,5
26Jan.’27
302,8
1.688,5
2.245,3
125,5
75,4
79,6
19

’27 312,7
1.709,9
2.317,8
125,5 72,9 76,9
12

’27
311,1
1.750,5
2.323,8
125,1
71,6
75,4
5

’27
313,9
1.812,7
2.409,4,
125,0
67,6 71,0
29 Dec.’26
317,2
1.857,0 2.345,7
124,8 66,9
70,1

3F
eb.t6l
349,8
1.662,fi
2.282,5
118,1
70,7
74,5
‘) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare achu1den
F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data
Aantal
banken

Dis-
conto’s
en
beleen.

Beleg-
gingen

ve
bij de
F. R.
banks

Totaal
depo-
sito’s

1 Waarvan
1

time
J
deposits

26Jan.’27
681
14.200
5.540
1.606
18.873
5.874
19

,,

’27
682
14.271
5.518
1.672
19.011
5.864
12

’27
683
14.419
5.543
1.683
19.187
5.878
5

,,

’27
684

14.585
5.488
1.750
19.23400
5.859
29Dec.’26
888
14.569
5.541
1.675
19.037
5.792

27Jan.’26
717
13.949
5.477
1.649
18.620 5.385
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankatatezi.

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 21 Februari 1927.

Over het algeniceri is de stemming aan de iii.ternatioiiade
foiidsenma.rkteij gedurende de achter ons liggende berichts.

•l
)
e
1
i
0
C
1
e niet ongunstig geweest. Zelfs was dit voor de beurs
te 13 e .r 1 ij
ii
niet het geval, ondanks het feit, (lat vooraan-
staaiicle bankïiistelliiigeii geliieen(I hebben te ziioeten w’aar

scbuiwcii tegen de
Jij.
overdreven zioteeringen, welke vooi
eelt I.IIitLl fonc!seii zijit be
t
eikt. Mcii erkent i
ii
deze fi tian-
cieele ki.ingeii w’e], dat er sedert een jaar zeer ingrijpende
veranderingen in het Duitsehe

bedrijfsleven plaats hebben
gevonden, evairdooi’ aatileid 1 tig is ontstaaii verscheiden
fondsen op ccii hoogcr koerspeil te brengen, doch aan dcii
anderen kant is de voortschrijdende ontwikkeling nog niet
500
ver, dat op ceit bevredigend rendement mag •w’otdeii
gerekend .. Inmiddels is het effect van deze waa.rsohtuving
ruilt of meer genivelleerd door de omstandigheid, dat de
geld’markt onver;.i.icIeid ruim is gebleven. De • speculabieve
hedi’ij’vigheicl te Berlijn houdt zich in de eerste plaats bezig •iiiet de vraag, of cle geidmarkt de beiioodigde middelen ter beschikking kan stellen ; de kwestie van cle te betalen rente
komt eerst
•iii
de tweede plaats. Dit
blijkt
ten overvloede
hieruit, dat i’oor reporteeringnbhaiis circa 12 pOt. ‘s jaars
moet ;worden betaald, doch deze betrekkelijk hooge rente-
vergoeding blijkt geen invloed op den omvang van ‘de zakçit
te hebben.
Te L on de n is de steitining aanvankelijk ôpgewekt ge-
ii’eest, doch in het verdere verloop viel ecn Vrij scherpe,
achteruitgang op te merken. Verschillende oorzaken hebben
hiertoe bijgedragen. In cle eerte plaats waren

het de ‘be-
richten uit China, welke weinig stimnleerend hebben ge-
1

werkt. Vervolgens hebben de cijfers omtrent den stand van
1

de rijksmidclelen geen bemoedigende uitwerking gohaci; ge-
bleken is, dat liet tekort van de schatkist tamelijk omvang-
rijk is, •zoodat men reeds rekening houdt met de waarsdhijn-
lijkheid van een drastische verhooging van de belastingen.
Ten slotte heeft de geidmarkt neiging tot varstroeviug Ver

toond, hetgeen zich bijna onmiddellijk heeft weerspiegeld in
een daling van ,,gilt-edged”, zoowel als van andere papieren.
Desondanks hebben de nieuwe emissies bijna alle een gooit
onthaal gevonden.
Te P a r ij s is de tendeni vast geweest, hooîd:zakelij’k. in
verbai.ul met de verlaging, door de i3ai.zqne de France, van
de beleeningsrente met 66n procent tot 7 pCt. Voor het
overige heeft de geheele wekelijksclie balans viul de centrale
creilietinstelling het vertrouwen in •de f.inancieele politiek
van ‘de regeeritig versterkt. Vooral de verni.inderiag’van het
voorsohot aan den staat – ‘hetgeen gepaard is gegaan met ccii toeneming van deit voorraad aan buitenlandsohe
te-
taalmiddelen – heeft den indruk gewekt, dat de Banque
(ie :l?ranee op alle gebeurlijkiheden is voorbereid. Het pu-
•bliek, zoowol als de ‘beroepshandel heeft ‘dan ook iets meer
aandacht geschonken aan Fransohe papieren; uien gevoelt
zich over het algemeen niet meer zoo sterk aangetrokken
tot bit itenlandsche fondsen.
Te N e w Y o r k is de beweging r66 opgewekt geweest,
dat men van een w’illige stemming heeft, mogen spreken.
In cle eerste Plaats
wvaren het spooravegaandeelen, welke uit
de markt werden genomen. Dit werd in verband gebracht
met geruchten omtrent het oprichten van nieuwe, groote
spoorwegstelsels. Te dien einde zou men de beschikking
dienen te hebben over omvangrijke hoeveelheden van cle des-
betreffende aandeelen, doch daar liet verkrijgen hiervan
door de tegenpartij zooveel mogelijk ‘wordt tegengegaan, is
een strijd op cle fondsenniarkt ontbraad, welke zich tot nu
toe heeft uitgesproken in een bijna voortdurende stijging
vai.i de noteeringeri. De beleggingsmarkt toont zach hier-
tegenover rustig. De geldmarkt ‘is, na een tijdelijke periode van veistroevitig, weer ruim geworden. ‘De berichten uit de
staal- en automobielitidustrie ]uiden gunstig, terwijl het
spoorwegvervoer reoordcijfers te zien heeft gegeven. Door
d6n en ander wordt cle fondsenmarkt sterk gesteund.
T e n o ii z e
II
t is cle beurs over het algemeen opgewekt
gebleven, waarbij echter enkele rubrieken op den voorgrond
zijn gekomen. ‘De belegi.ngssrtarkt
is rustig gebleven. On-
clanks ‘de hoogere noteeringeu voor prolongatie heeft men
iii deze afcleeling geen aanbod van beteekenis kunnen
zi
en.

[iutegeuide’el is voor sommige inbeemsethe soorten nog een
lichte verbetering ingetreclen. B’ui’tenlaudsohe ‘beleggingspa.-
piiren waren ceuigszins bom. 6 pCt. Ned. Werk. Schuld
1922: 106, 106%, 106
8
1
1s
; 41% pCt. Ned. Werk. ”Schuld
1917: 99
1
/1i,
98/, 99
1
11e; 41% pCt. Ned.-Iudië 1926:

95
7
fis,
951%; 5 pCt. Mexico Goud £ 20-400 Afg.:
431%,
44,
441%; 5 pCt. Brazilië ‘1903 £ 20-100: 71, 701%, 70;’ 8 pCt.
Sao Paulo: 1057/
s
, 105
13
fia,
105
5
/
s
.
Sterk heeft de
rubbersaa’rkt
de aandacht getrokken. De
noteering voor ‘het product
iS,
weliswaar vast geweest en

23
Februari
1927

ÈÖONOMTSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

185

heeft
iii (1CII 100J) v;III
(It’ a)eIichtsveek verdere velI)eterillg
t(Ll
II
iieii oIIde1’gta!t, d,ouh ileze is toch ii let van dien aard ge-
veest, dat eet, koersberstel, zoortis voor so1mlige fotutseti
ei) te tflC]kefl ‘is geweest, gei’eehtvanrdig:l geacht ‘cu
kttit-
Ileti ‘orcteii. .I)e Oftlileiding tot de sterke koersstijgiiig inoet,
II
aa.t•
111011
tej’ beu
I?C
nanneenit, cl
Lii
ook veel
eei
worden ge-
‘c}II:ieII
1
u het vei’iiioedeii, dat de Aniei’ik;i,aiisohe coiisn-
i!ietiteii spoedig weer •.1s koopers iii de niarkt zullen op-
ti’e:Ieii. Ook ;
,
oil ht veilaiigeit sin den geinickielden prijs viii
I’ul)IJer voor Jiet iOOI)erhtle restriotiekvartaa,1 boven het iii-
‘ea
II
te
til
011
(Ie
,
0′
eL1’OI)
01
(tel’s een iii ewe be pe rki
1
ig tot
60 pCI;., volgens het plao Stevensori, zou worden i igevoercl,
ccli “ol ko ii neti spelen i)ij de opgaalicle beweging van den
l’t!t)t)e1’MtjS
.ir
.0e hCt ‘Zij, er is aan onze beurs gi’oote kooplust
ontstaan ‘ooj’ tni
van
rIIi)1)eraandeelell,
W

flfl,rbij
0.0.
etii-
dee!eii Baiiclar, i].essa cii Oost-J ava .Rtubbei’ i1ij. cle. krach-
tigste verbeteringen hebben behaald. Amsterdam .L{ubber
329%, 33S/, 344%, 344 ; Bandar Ritbb& 236, 241
260, 278 ; :H1CSSL :ltLIblJel’ : 493, 508. 52E
5
525 Indische
]l.itbbei’
:
376, 383, 390, 398 ; KaliT.elepnk : 3t32, 339,343,
346; 34
kendeug Lenihoe: 399 403, 412. 417; Ned.-Tnd.
Rubber & Koffie 330, 334, 334% ; Oost Java Rubber: 359,
368, 381
34
; Padatig Rubber : 405, 410; I{‘dam Tapanoeli
155, 163, 16634 ; Sei’.hadjasli : 335%, 342%, 348; Sumatra
Cnoutc’houc: 293. 301, 304; Sumatra :Rubber:
,
395, 410,
40434 ; Vei-eenig:e Indische Cultuur Onderneiuuingeti
10534. 204. 207%.
‘oor ‘het overige Jueeft ,le’beuui’s niet al te sterk de aan-
dacht getrokken. De belangstelling voor
tabeksaandcelen
is
iets geringer geworden dietgeen gepaard is gegaan niet een
lichte reactie, tegen het slot, voor de voornaamste soorten.
ii ndeelen .Besoeki werden door enkele ueinstu,enui igeu ge-
drukt, ‘hoewel per saldo de ‘koersverschillen toch geen groote
afinet4 ngen hebben :iangenomeli. Tegen het einde van ule
tieriohitsperioJe heeft de vaste ‘houding van rub’beraancleeleii
steun uitgeoefend Arendsburg:
627%,
643, 640; Besoeki
Tabak: 364, 360, 353, 349; Deli :Batavia: 464%. 46S%
1
465,
468; Dcli Mij.: 4477/
s
, 450,
445%,
448; Oostkust: 210s,
214, 217,
218%; Seuucnubah: 449%,
452,34.
447,
450%,
448.

S’uikei

eamdeeieiu
zijn ‘bijna geheel op den achtergrond ge-
drouigeui. !fi

”.ren geen meldingen van de
1J5j)
om-
trent ii ietuwe afdoeni ngen, terwijl de Cuba-noteeri ngen geen
uriulciding hebben gegeven tot ingrijpen, hetzij naam’ de 661le
of luuutr de andere zijde .Dieurtengevolge zijn de meeste koer

sen nagenoeg onveranderd
gebleven
Ii aaideelen Un uudels-
,’eree ii igi ng ,,Aiuiterda iii” zeI fs’i s aoo goed als ii iets om –
gegaan. Cultuur Mij. der Vorstenlanden : 183 34, 184%,
183; :Efanclelsvereeniging Amsterdam
:
691,
687%,
690;
Java Cultuur Mij.: 378, 380%, Kalibogor: 438 435, 439,
433, 437; Maron: 278, 274, 276; Moor’nuauuuu: 458, 459, 460;
Poerworedjo: 1.161,, 117,
1
16v/s; Sindanglaoet: 415, 411 34,
415; Suiker Cultuur Mij.: 302, 303
34,
301
34,
299; Watoe-
toelis Poppoh: 804, 801, 805, 810.

ie
‘pel’roleunie[deeting
bleek een ig’sz i is gedrukt te zij ii
i’oor a;i.ndeelen Koniuuklijke. in de eerste plaats was dit het
gevolg van besehouw i nge mi ii de bu itenl a udsohe pel’ om-
tre uit petroleuunuu andeete ii in het ii Igenieen. 13 ij een zoo ii –
t.ernationa.al
fonds als aautdeelen Koninklijke is de invloo:l
van dergelijke uitingen steeds vrij groot. Vervolgens heeft
het ontbreken van Fr;insehe oiLmkoopen zich doen gevoelen.
De stenimi n.g voor aancleelen Cecouisolideerde is luigzamneu’-
hand weder beter geworden, zooclat dit fonds de berichts-
week op een hooger peil heeft kunnen verlaten. Dorcltsche
Pet,’. md. Mij.: 371,372%, 370% ; (
Inc.
Roll. Petr. Cy.
24134, 247, ’25S, 260; Kon. Petr. Mij.: ‘394,397%. 39:3. 392%; Perlak Petro1enni 7:3%, 74%. 76/2; Peuilwi : 25
3

24.
Sri,
ee’j.-iuuar I,uua’u.deeI.e,i. nu
re ii over het a igenlee ii iets lager,
lu’lmo:tcleuis enkele nitzonderingen, zoqals Lijn. aan:leeleii
Solleveld. De nideel’ige verschillen, voor zoover zij zijn
vooi’gekoinen, iijui echter gering gebleven ..F[oll;uid-Ame-
mikt Lijn:
86%,
‘81%,
84%, 83; Jiivi.-China-J’;ipiui Lijn:
137%, 135%, 134; Kon. ,Nel. ‘Stoomboot Mij.: 103i,, 102%,
103; Ned. Scheepvaart Unie: 19234, 191, 188% ; Solleveld
v.d. Meer & Co.: 88% %
, 90, 91
34
; Stooinvart Mij. Neder-
flmud : 198, 192%, 190.
‘an
hujii.’neiulw,,,LwÏ,,e’ inul’i,s/’,’iceie i,,ai,,deeteiu
bleken kim uist-
zijdesoorten te zijn gezocht. Tegeum het einde der beriohts-week oiitstond eeuiige aarzeling, vooral omdat toen ook het
gSru uh t ci re, lee ru, da t de Ei k a ii met pre fere nf,e aandeel ei aan de u u:arkt zou, konueui. J uurg’enssoorten uvaren vast, even-
als Stokvis aan,leeleui. Centrale Suiker Mij.: 129%. 128%,
128% ; ii[ollandsche Kuunstzijde Tndustrie: 89, 88%, 93
1

Juurgejis.: 170%. 17P,; 172,’ 17134; Maekubee.: 100%,
103%, 101 34, 1.00% ; Ne:l. Kuunstzijdefabriek:
2593.4,
268,
269, 265% ; Philips clocilil)eufalric.k
:
380, 379%.
Dc ;if’cicel
lig’ voor
‘ni’ij’uau’ii.deetwu,
ons weinig bewogen.

Aauideeleui Wni 1f S’lhller & Co’s il.ijnionw Mi,atsch;ippij
hebben een geleidelijke verbetering ku:uuu’eui ondergaan. Alg.
Exploratie Mij.: 92; l3ilhiton Ie Rubriek: 772, 775, 780; 7,71
Müller & Co. s Alg. Mijnbouw Mij. : 81, 847/
s
, 877/
s
; lIed-
,jang Lebong: 226%, 225, 228, 220; Siuigkep Tiui Mij.: 454,
445, 458, 454. –

u’al’cn vast, doch iiehblui g’eeu.i a:u.nlei’il i uu’
tot ‘bijzondere opnicrkiuigeui gegeven . .Anisteudainseh’e 13hnk1
169%, 168%, 166%. 167 .1-loll Bank voor Zuid.Amerika;
77%, 77, 76%; Koloniale Bank: 246
11
1
14
,
248%,
24634
Nej.-1l ndische Unuiclelsbauk : 17334.1.72%, 173%.; iNèd.
handel Mij.: C. v.
A.
: 158%, 159%
3
357%,
157; ,Liotterdauu-
sehe J3ankvereeuiging’. 94%, 03%
93%;
‘Twentsche I3aui’k:
143, 142.
De
jl.’ii’i.e”iIi:aa,sche
nu rkt was zeer vist, vodruuanuelijk
voor aandeelen W:uba sh en Ainer ie ii Smelti uig & HeIjn i lig.
Auneric’an Smeltiuug & Befiuuing Cy. : 143%, 146%, 148,
14714 ; A.nacouuda Coper: 96, 95%. 96; Studabaker: 55 54,
527/
s
. 52% ; United States Steel Cor1).: 159%, 158’11,
159
1
/s; Atc’hisoum Topec-a: 169%, 170, 1.727/, 172%, 13ulti-
more & Ohio: 114%, liG, 117% ; Ene: 44%, 45%, 46%,
47%; New You’k Onitau’io’& Westen,: 311%, 3O’
5
11
6
(ex,di’.)
35, 3334, 33; Union Pacific: 166, 1 697/
s
, 170% 168
7
/
s
‘;
Wabash Railwa.y : 58
5
fiu,
65
13
/16,
69
7
/
3
3,
68
3
/.
1I)e uioteeriuig voor
pi-oio’iigatie
wisselde gedurende de he-
u’:e-litsii’eek vn 3% tot 4 pCt., nuuut een gemiddelde i’uui
:3% pCt. tegcui ‘liet slot.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
22 Februari 1927.

T t r ii’ e. Gedureuide liet grootste ge:leelte van de ivGek
is cle markt onder invloc:l geweest ‘val, cle zeer groote vel’-
schepimigeur viii den laatsten tijd cii voo’u’ah voor Lui Plata-
tau’we to&uicleui cle pnijzeui ccii uieiging tot daling. Ecu ge-cleelte van cle preunie, clie betaald werd voor cle eerste aaui-
komsteui, g’ilug verlo’u’en ; toch blijft er regelmatig vraag en
vrijwel alle soorteuu wer_leu miii of ineen regelmatig ver-
hauideld.
Op
de lcudiuugeuuuuimu’.kt ging niet veel om, totdat gis-
tereuu verschilleui:le lacliuig’eui A.uustralische tarwe koopers
voncleui. Ook ,ver:h een enkele lading Platatarwe verhauu-
dekt, maar cle grootste a Ilachingen valt deze tarwe gaan di-
rect naar liet Co,utiuieuit. Portuugal kocht ccii groote hoeveel:
hei’cl Canacleesehe tarwe, wat de algemeene ‘ni;trkt wat on.-
cheu’ste’uuiche, doch. eerst na liet bekend worcheui van cle we-
reldversc’hepiuigen, clie deze week wat kleiner waren., sveu’d
cle steiimi lig weer vasteu’, ,l) verseliepi uigen haar Euuropa
vm,rei i ii, d erch a ad mi oga 1 wat le lei n er, ii iii r zij zijn bij nor-
uuuule jaren vergeleken, toch uuog zeer ruil,,. De stooincîicle
voorraad is dan ook deze week niet vei’nnnderd,- doch .zehfs
liog eeuiigsziuus toegeuionen. Naam’ uuiet Etmu’opeesche -landeui
waren in den laatsteui tijd de verschepingen ‘betrekkelijk
genilig ; de laatste i,’eek ‘ureui zij rniuuuer, vooral vnu Aus-
tralisclie tarwe, zoo:laut teuu slotte het totaal der versche-
piligehi viui de expou’tl;uiclen niet veel kleiner is clan een
‘week geleden. Dit zou voor die lauiden wel een rec1eui zijff
oiui vast le wordeui, 11uur cle fl,uctnaties ‘ .zoowel iii Noord-
Amerika als iuu Zuid.A’uuierika hebbeui nog, steeds zeer wei-
nig te betcekeu,en. Dit is wel een van ‘cle oorzaken, dat cle
belangstelling voor tirwe- op lutcrè nflading zoo gering
is. De brichteui vu nu dcii ii ieuweui oogst i ui Noord- Anieni ku,
zijlu zeer mfwisseleuicl, cloorcluut zij zeer gechetuilleerci wor.d,en,
Over liet geheel genonien zijn ‘ze eveuiwel

guuistig, ‘zooda!
uien iuu het, voorjaar ccii tamelijk gunstig iapport Van, dö
wiuitertaro’e tegemuioet kui ziel,. De benichteii uit A u’gei,
tinië ‘bevestigen, dat de oogst minstens zoo groot ‘is ‘;ls
‘clie aauuuvuuïkehijc uloor cle regeeriuig werd geschat.
Ho gg e. De ‘za,kcui in ‘dit artikel zijn niet levecicliger. ge-
wordcn. Ook cle venscheuiuigen van Noorcl-Anienika i,jui
wat afgenomcuu ei, ule steunmuuing op de terspijnmarkt te
Chicago is evenceuus wat genuakkelijker. Vraag en aamuboch
zijuu in de meeste Europeesche Ina rkteuu vrijwel in eveui-
wic’lit. De Amerikaanschue zichtbare’ voorraad vSrm’indrt
evenwel
M
iet, zooclat liet wel waarschijnlijk is; dat late,r , iu
‘liet seizoen meer acuebocl viii dieui -kuit zal komen. “Ruslauud
biedt zeer ‘eiu, ig inn. Waa.rsclnjnlijk zal later ,de ‘vr’
naar rogge wel wat toeui’men, uhochi liet is zeer onzeker’ ot
‘clie toeu:iamrie van chieuu .aau’.:l zal zijn, dat daardoor cle markt
aanzienlijk stijgt. ‘ ‘ –
M a ï s. De all n’kten waren over ‘het algefi,ic.911 veiii
levendig, in ‘Argentinië zijn de fluuetuaties ‘onbeteekeneud.
Nog stee:ls Iuhijven cle berichten ‘oVe’ den nieuwen oogt
onveranderd gunstig en er is wel nat’ nieei ‘aandrang’ v’al
verschepcu’s om- deze nuluïs te verkoopen. De meeste ‘E(ui
peesche inau’kteuu zij ii eve’iuwel zeer teruughmouudend, uvat ge
zien cle goede berichten, we] begrijpelijk is. – –

New York
White Java s

Cuba s

960
tes

f.o.b. per

96
0
c.i.f.

r,,t,i_

No.1

Mei/Juni

5h. 1

Sh.

37/3

l6/_
37/3

16/4
31/9

14/9
6IR

1′

Febr./Mrf.

fugals

15/3

4,90
15/4k

4,83
11/6 .

4,24
lid!

459

186

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

Noteeringen.

Chicago

Buenos Aires

Data

Tarwe Maïs

Haver Tarwe

Maïs jUinzaad
Mei
I
Mei
I
Mei
I
Maart I Maart I Maart

19 Feb.’27 1407f

79′
457/
s

11,05
5,90
14,65
12

,,

’27

139
7
/s

80%
46
11,20 5,95
14,70
19 Feb.’26 167%
79
41%
12,50
1
)
7._
1
)
15,35
1
)
19 Feb.’25 1855/
130h
1/8
16,85 10,70
23,90
19Feb.’24

110
5
/8
80%
48%
10,20
7,952)
19,40
20Juli’14

82
5651
8

36%
9,40
5,38
13,70.
1)
Per Februari.
2)
Per
Mei.

Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.

oorten
21
Febr.
1927
14
Febr.
1927
22
Febr.
1926

Tarwe (Hardwinter EI) ….’
15,25
15,07%
15,85
Rogge (No. 2 Western)

,,
1
1
3,-
13,15
10,40
Maïs (La Plata)

……….
166,50
167,-
-174,-
Gerst (48 lbs. malting)

.
233,-
231,-
176,-
Haver (Canada 3) ………
1

11,60 11,50 10,45
Lijnkoeken (Noord-Amen-
kavanLaPlata-zaad)…’
12,40
12,55
12,70
Lijnzaad (La Plata) …..
3

368,-
380,_
1

342,-
1)
per 100 KG.

2)
per 2000
KG.
8)

per 1960 KG.

AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam

Amsterdam

Totaal

Artikelen
13119
Febr.

Sedert

Overeenk.

13119
Febr.
1

Sedert

1
Overeenk.
1927

1
Jan.
1927

tijdvak
1926

1927

1
Jan.
1927

tijdvak
1926

1927

1926

44.779
227.009
126.641
2.770 9.264 927
236.273
127.68
Tarwe………………
Rogge

……………..
7.014
33.277 30.650



33.277
30.650
860 4.146
4.205

67
90
4.213
4.295
Mais ………………
53.
203.439
163.569 13.560
41.664
15.587
245.103
179.156
7.389
45.660
57.411 300
1.190
1.241
46.850
58652

Boekweit ……………….

Haver ……………..

.849

6.244
15.078
22.096

100
1.262
15.178
23.358
Lijnzaad

…………..
6
20.225
27.109
7.774
22.882
15.234
43.107 42.343

Gerst

……………….
..

20.784
41.315



20.784
41.315
Lijakoek

……………6.125
..473

15.371
8.686
1.030
6.533
1.500
21.904
10.186
Tarwemeel

…………..628
Andere meelsoorten
105
2.177
1.505



2.177
1.505

Ladingen werden er bijna niet verhaucleki. Het Cotiti-
nent toont geen belangstelling voor stoomencie ladingen
doch aan den anderen kant worden cle aankomende par-
tijen iii -de meeste markten tamelijk vlot opgenomen. Argen-
tinië ‘verscheepte iets minder dan in de voorafgaande week
en ook de Donau laadt nog w’eiuig af. Ook voor latere afla-
ding is de Donau terughoudend en zelfs waren er verschil-
lencie biedingen van afladers om Maart/April contiaeten
terug te koopen.
Ge r s t. De verschepingen Van dit artikel zijn den laat-
sten’ tijd tamelijk ruim. Deze w’eek verraste de iDonan met
groote verschepingen naar Duitschland; toch is cle markt
in Noord-Duitschland -beter gestemd en :llremen was weder-om-kowper voor Nooi’cl-Amerikaansche gerst. Iii onze markt
is dë vraag gering en waar het aanbod iets grooter was,
beokkel-den de prijzen wat af.
H a v e r blijft over het algemeen, vast gestemd. De af-
ladingen van Plata blijven constant en de vraag is vol-
dpende. In, de meeste markten konden -cle prijaen eenigs-zins monteeren, alleen in Chicago daalde de prijs iets.

SUIKER.

NOTEERINGEN.

Amsterdam

Data

per
Maart

kristalsuikej
basis 990
21Feb.’27
f
2lij,
14 ,, ’27

2015/,
21 Feb. ’26

171/
1
Feb. ‘
25 — 2071 –
lii C uh a-suiker

wei’cleii flinke ‘zaken

gedaan tot 3,i24
cle. c.
&
fr. New’ York.
De C u b a-statistiek is als volgt:

1927

1926 1925
Tons

Tons
Tons
Weekontvangsten tot 12/2
189.556

204.257
214.001
Totaalsedert 1jan.-12 Febr.

824.490

1.128.908 1.152.833
Werkende fabrieken
173

172
173
Weekexport 12/2

……….
95.392

147.885
142.003
Totale export sedert 1 J.-12 Iii’
327.092

625.985 696.795
Totale voorraad

12/2

……
497.398

502.924
456.038

Ook in E age 1 a n cl flitetueei’clen cle prijzen slechts
frac-
tioneel hij eene kaline stemming
als volgt:
Februari 1927 ..

Sh. .18/1%
Aug. 1927


.

Sh.
18/7%
Maart

,,

. .

,,

18/21.(
Dec.

,…..
16,634
Mei

,,

. .

,,

18/6

-De zichtbare voorraden

zijn
volgens Czarnikow:

1927

1926
1925
Tons

Tons
Tons
Duitschiand 1 Januari ……
1.167.000 1.207.000
977.000
Tsjechoslowakije

1 -Februari
561.000

900.000 694.000
Frankrijk

1

Januari ……..
549.000

487.000 468.000
Nederland 1

Januari

……
.238.000

170.000
195.000
België

1

Januari

……….
137.000

223.000
228.000
Polen

1 Januari

……….
292.000

289.000 237.000
Engeland 1 Feb. geimpt. suiker
328.000

481.000 148.000
Engeland lFeb.Binnenl.suiker
.33.000

11.000

Europa..

3.305.000 3.768.000 2.947.000
V.S. Atlant. havens 16 Febr.
204.000

88.000
80.000
Cuba

12 Febr ……………
514.000

503.000
456.000

Totaal .. 4.023.000 4.359.000 3.483.000

— TT’

.

l-
l
…l

1 ii tegenstelli lig met cle andere markten, was ile markt

basis
ue
5
r

.

iii J a.
v
a flauw gestemd en brokkelcien cle prijzen op cle
4 Juli ’14 -t 11
13
/
32

181-

3,26

1aveele hands suikermarktaf, zonder tint za-ken to-t stand

basis 990

1)
Het verschil tusschen ruwsuiker 88° en

kwa,ne,i. De jiiarkt sloot
01)
de volgeiicle noteeriiigeil

f
14
18
1
32
1
krist.suik.
99°
is aan te nemen
opf3
J3.
1001(0.

Superieur loco en Maart ……
f
11.87% ‘per pico!
Mei Nieuwe oogst……19.62% per 100 K.G.

De verschillende sui-kermarkten waren geclu rende -de af-

Juni

18.8734

»

geloopen week over het algemeen prijshoudencl.

H. i e r te 1 n ii cl e schommelden cle prijzen- eveneens

De noteeringen op de termijnmarkt te N c w Y o rk ver-

ceuigszins. De noteeringen waren aan het einde der week’:

todnden slechts weinig verandering, hetgeen blijkt uit het

Maart…………
f
21.-.
ondêrvolgende:
.

.

Mei en Augustus.. ,, 21 .

Slot voorafg. week ……4.96 3.10 3.21 3.33 3.40 3.26 3.11
Opening verslagweek …. 4.83 3.07 3.19 3.30 3.37 3.24 309
Slot veralagweek …….. 4.90
.
3.06 3.18 3.30 3.39 3.29 3.15

De ontvangsten in cle Atl. havens -der V. S. bedroegen
deze’ week 88.000 tons, de versmeltingen 51.000 tons tegen
68.000 tons in 1 9Z6 en cle voorraden 204.000 to-ns tegen
87.800 tons.

Sp. C. Mrt. Mei juli Spt. Dec. J.’28.


1

jjecemoer ……..,,

23 Februari1927

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

187

KATOEN.

Noteering voor Loco-Katoen.

(Middling Uplauds.)

18
Febr.
1927
II Febr.
1927
4 Febr.
1927
18
Febr.
1926
18
Febr.
1925

New York voor
Middling…
14,20e
14,10c
14,-c
20,65c
24,70e
New
Orleans
voor Middling
13,87 c
13,90 c
13,70e
19,86e
24,65 c
Liverpool voor
Middling…
7,76 d 7,69 d
7,47
d
10,46 d 13,67 d

Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaatische havens
(In dulzendtallen balen).
1 Aug.’26
I
Overeenkomstige periode
tot
Ii Febr.’27

1925126

1

1924125

Ontvangsten Gulf.Havens.
}1o296
7780
7678
Atlant.Havens
Uitvoer naar Gr.Brittannië
1756
1661
1998
‘t Vasteland etc
4265
3182
3135
Japan………
1025
780 656

Voorraden.
(In duizendtallen balen).

Overeenkomstig tijdstip
11 Febr.’27 –

1926

1925

Amerik. havens
……….
.2879

1531

1381
Binnenland …………..1350

1907

1197
New York ……………18(1

68

216
New Orleans ………….647

488

345
Liverpool ………………999

613

734

ltlarktberieht van de Heeren Sir Jacob Behrens &
Sons,

Manchester, d.d. 16 Februari 1927.

De vastere stemming iii cle ,merikaausrjhc katoenniarkt
blijft zich Jianclhaveji en na nvooren worden in steeds groo-
t,erc ilioeveelliedeu geëxporteerd. Egyptische soorten zijn ook
vast en ,,Uppers’
zijn
aiuinerkelijk duurder duit de vorige
week. ‘oorra.cleu iii Mexiindrië zijn ollge’.’eer 114 millioen
citiita.rs grooter da ii een jaar geleden, hoewel ontvangsten
bijna 150.000 etuitars minder bedragen. Loco-verkoopen in Liverpool bedroegen de vorigew eek 53.000 balen, hetwelk eelt eenigazilis beter cijfer. is dan de voorafgaande week.
De vraag naar Amerikaaitsehe garens blijft goed en gettu-
rende de laaste helft van de vorige tt’eek zijn er flinke zaken
in alle soorten geclaali. Prijzen zijn eenigsains Itooger en met
uitzondering van enkole fl:ui.wgestemde verkoopers in grove
niunmers, zijn Spin ners iii staat betere prijzen te bedingeit.
Ook in miteclio en cle fijnere nuBimers is er minder haast om
te verkoopen. Over het algemeen zijn spin iers niet meer ge-
teigmf tot oude pri
.
jven af te geven, waardoor zaken gisteren
eenigszilis beperkt werden [ii Mule bundels voor export,
ruw en geverfd, zijn in de tfgeloopen weken f1 in ke zaken
ge::cui ; prijzen van deze soorten zijn thans veel hooger en
]let rorc1t moeilijker om spoedige levering te verkrijgen, ook
al wegeus gebrek aal, spoelers. lii getwijnde garens gaan
voor de binnenlaudsehe mnurkteu fLinke ihoveelhedeu om.
t;Iar Eg’ptische soorten bestaat eelt bescheiden vraag en
gitleus van ,,Uppers” gefabriceere, zijn iii overeenstemming
moet het ruwe materiaal eenigszins hooger in prijs; het ge-
brek aan vertrouwen blijft echter een beletsel voor zaken
op grootere schaal.
Uit de cijfers van de Board of Tracie betreffende den ex-
port van katoencu garens gedurende de maand Januari
blijkt, dat deze bijna 900.000 lbs. minder bedragen dart ge-
durende dezelfde maand van 1926. De uitvoer Haar Rusland
bedroeg 114 miliioeu pond minder, terwijl Holland en
Duitsohland same ii hij
ii
ccli ken rt rtiillioeti pond meel- heb-
ben afgenomen.
Prijzen in de doekmai-kt zijn bepaald hooger eis dienten-
gevolge zijn verschillende orders in diverse styles geboekt.
Daar staat tegenover, tint zaken vat, beteekenis voor over-
zeesuhe koopers eelugezius gereriid zijn, doordat, •zooals wij
de vorige week reeds sulneven, deze niet geneigd zijn eenige
pi-ijsstijgiug te betalen. Vnu indië zijn biedingen echter aan-ineekelijk verbeterd., Specitial wat Calcutta dhooties en ,,si-
zed shirtings’ betreft, waarin flinke zaken gedaan zijn, zoo-
dal; liet reeds moeilijker wordt voor deze soorten spoedige
levering te bekomen. ioewel fabrikanten over het algemeen
ii iet zelf aanprakelijk zijn voor ‘deze ioogeie prijzen, svor-
tien zij hiertoe door de boogere garennoteeringemi
ti

ol ge-
dwongen, terwijl zij er tevens ii iet veel meer voor voelen
tot cle niet-winstgevende prijzen van tien laatsten tijd af te
geven. De positie is over het algemeen gezond
cmi
het is voor

;ibrikatiten uiet moeilijk orders, in cle meeste gevallen zelfs
– tot eenigszins betere prijzen, te verkrijgen.

9 Febr. 16 Febr. Oost. koersen. 8 Febr. 15 Febr.

Liverpoolnoteeringen. T.T.opBr..Indië 1151.
1
1/6
F.G.F.Sakellaridis 13,65 13,80 T.T.opliongkong2/014 2/0
G.F. No. 1 Oomra.. 5,80 5,85 T.T.op Shanghai 28 21614

KOFFIE.
Over liet artikel kan nog niets anders vermeld worden
dan dat cle toestand nog geheel dezelfde is. Del handel is
nog steeds onwillig om te koopen en de afladers in Santos
zijn nog altijd bezig om de prijshasis te zoeken, waartoe de
consumptie wil opnemen.
In de aanbiedingen uit cle productielanden, zoowel van
Brazilië als van Neclerlandsch-Indië, kwam weinig veran-
dering.
Aan de termijnmuaikt zakten de prijzen nog iets in, name-
lijk voor het Santos-coutract
14
A.
114
ct. en voor het
Gemengd coirti-act
1
4t
/8
et. voor de dichtstbijzijnde maan-
den, terwijl de verdere maanden onveranderde noteeringen
aantoonen. –
])e afzet in loco laat voortdurend nog zeer te wenschen
over, en cle officieele nbteeringen moesten ook deze week
wecleroni verlaagd worden, en wel voor Superior Santos
van 56
01)
55 et. per 34 KO. en voor Robusta van 49 op
48 (t.
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Santos 01) prompte verscheping zijn thans ongeveer 7916 t 8f6 per cwt. en vui dito Priute ongeveer 82/6 t 8316, terwijl ‘zij van Rio type New-York 7 met beschrijving, promopte versche-
ping, hedr:igeii 6819 t 701-.
Van iobust:i
01)
aflading van hîederlandsch.Tndië zijn cle
prijzen in cle eerste haud thans:
iale.mbang liobusta, Februari/Maa.rt verschepiug, 3714
et. ; Benkocicu Rohusta, Februari/Maart verscheping, 38 ct.;
ivinulheling Rohusttt, Februari/Maart verscheping, 40 ct.,
alles per
16
KO., dE., uitgeleverd gewicht, netto contant.
De iioteeringen nati ce Rotterdamsche termijnmarkt wa-
ren jan cle och (en d-cal 1 als volgt

Santos-contract

Gemengd Contract

basis Good

basis Santos Good
Mrt. j Mei
I
Sept.1 Dec.
11
Mrf.
I
Mei
I
9ept.1 Dec.

22Febr.
43″
427/
8

4014
391

4114
41 37
353
15
44:
43
8
/8
412%
39
i
42’i
412/
s

37t
3534

8
445/
43
8
/8
4214
40sj
427/
8

4214
385,
362/
t

1 Febr.
4511
t
,
44
4214
40
8
/s
4314 422/
a

382/
8

3614

De slot-noteeringen te New-York
van het aldaar geldende
gemengd contract (‘basIs Rio
No. 7) waren:

Maart

I
Mei

I
Sept.
I

Dec.

21

Feb ……….
$
13,92
$
13,29
$
11,90
$
11,62
,,

13,98
13,35
11,97
11,58
14

,……….
,,

14,38

..

13,70
12,35
11,95
7

,……….
31 Jan ………
.

14,50
,,

13,91
12,62
12,21
Rotterdam, 22 Februari 1927.

(Mededeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandel
te Rotterdam.)
Noteeringen en voorraden in Brazilië.

te Rio
te Santos
Wisselkoers
Data
Voorraad
.
Prijs
I

Voorraad

Prijs
te Rio
op Londen
(In Balen)
No.7
1
)
(in Balen)
I
No.4′)

19 Febr. 1927
232.000 24.500
1.052.000
25.500
531
182
14

1927
216.000 24.850
1.058,000
2)
581/32

7

1927
269.000
25.325 1.025.000
26.500
5
31
1,,
22 Feb. 1926
285.000 26.000
1.264.000
27.500
7
26
/
84

Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in Balen.

te Rio
te Santos
Data
Afgeloopen
Sedert
Afgeloopen
I

Sedert
week
1 Juli
week

I
1 Juli

19

Feb. 1927…..
47.000
2.657.000
1

215.000
1
6.159.000
20 Feb.
1926
57.000
3.192.000
189.000
6.077.000
1)
In Rei8.

2)
Niet genoteerd.

THEE.


De stemming op cle tlmeemarkt in de afgeloopen week was wederom iets beter en cle prijzen konden over de ge-
liede linie ongeveer 14 tot
14
cl. per lbs. verbeteren, terwijl
bladsoorten speciaal gevraagd s’aren voor export.

188

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23 Februari 1927

De gemicklelcle Lcijtdenselic prijzen bewegen ziek op ccii
nitekii, diït’ 64 h 7 d. lager is dan. een jaar geleden.
Hier is de-markt in afwachting van de veiling van
24
dezer, die, zooals bekend, een aan
,
bol van ruim 25.000 kisteb
ondér dèn hamer
zal
brengen.
Amsterdam, 21 Februari.’

RUBBER.

De steitinung op de ru’bbermarkt kon zich gedurende de
afgè1open week iets verbeteren.
De productie gedurende Januari is over het algemeen
kleiner geweest dan verwacht cii cle- verschepingen gedu-
rende de eerste helft van Februari toonen’ een belangrijke
vernuitdering.Er was iets meer belangstôlling en als ge-
völg ceir klellid verbetering in prijs.
Dè slotnoteeritigen Luiden als’ volgt:

la Sheets:

einde voorafgaandeweek:

FebÇiiri

1:05

…………..1.04
Maart

1.06

…………..1.04k

– April/Juni

1.081

………’ ……1.05k

22
Fébruari 1927.

COPRA.

De tujarkt bleef gedurende de geheele week kalm gestemd:
Stoomencle partijen, vooral op, iFiollati d, lil ij ven de uiarkt
d in kken
cc Îcllarseille kocht regelmatig Mixecl Copra. tot stijgende
• prijeo

De slotnoteering

en lijn

Nederl.-Iiiclisehe fins., stooinend ……j 32%
Febr./Mrt: afl……32
Mrt./April

32


‘ VERKEERS WEZEN.

•VRACHÏENMARKT.

Op de Nooi-d-Amerikaa nsche graanvrachteumarkt ii’as
sleclit’6- ciii i’ defi ii itie’e- vraag naar ton lage, doelt de vrachtcu bleven vast door de concurrentie vais anderé
iiiarkten’ Van de Northern IRange kwam geen enkele be-
vrachting tot tand, hetgeen ook geldt voor Portland en
– St: John. Van de Mexicaaasche Golf werd een 35.000 qtrs. • boôt per laatste helft •Mart ‘bevrucht tegen de goede vracht
van 5/10% per qtr. zwaar graan,basis
66i
haven Grie.-
.kenlan-cl. Dc markt van 311ontrea.1 bleef oiuvera ndercl. Per
begin TNTei’kan
iie,vuaeht
iVouden n ula r Antwerpenji:[amhnrg
r;tnge op basis
‘fu1
17 cents, zwaar graan.
De
,
,vast vraag van West-Indië naar tonnage voor su-
– kl bleef uûiihbuclen en 24/6 kan worden bedongen voor
kooten van 617000 tois, belading Febrnhti/begiii Maart vail
– Cnba naar U.’K.fCouitineit. IDe ccii ige bevraaht.ing van
(leze week is een groote boot tegen 22/-, Maart verscheping.
Vd.n dé’Nojth Pacifié vonden, slechts twee bevrachtingen
plaats, ëdii van Vaiicouveu per Maart tegen 37/-, optie
• .Portland of Puget 38/3, en één van San Francisco naar
• Cai-dif-f en/of -HulI tegen 40/- één, 41/3 beide havens: Maart
tônnage ‘wordt aangeboden tegen 40/-, .cloch zonder succes.
De markt van cle La Plata was wederom levendig voor
alle’ posities tot en met Juni; speciaal gevraagd werd Maart
en April. Februari tonnage is sc’haarseh cii dc eenige
hevrachting voor deze positie is een 4600 tonner van Con-
eepcio’n naar Antiver.pen[Rotter’clatn. Ainsterda,nu of IFiluil
tegen 32/-. Per begin Maart werd van Buenos Aires 30/6
betaald iiaad
,
genoemde c-ontinentahe havens en van cle
boicen_ La Plata havens dezelfde vracht, terwijl voor April
28/-, Mei 26/- en Juni 26/. is gedaan, ook van de boven
La Plata havens.
Do
clii 1 isal peter vrachtenmarkt was ::e gcheele week door
ka,ltii. De eenige volle lading clie aan de markt was, was
1,001:
Alcxanclrië en doze order werd tegen het einde der
week uit de markt genoiieI’i door een Japansch stoomschip
vibi 9000 tons, 10 pCt., 5 April c’ancelling tegen 3613. Ook
in ruim g
te gin niets oni.
‘De meeste oostelijke afdeelingen bleven kalm (loch vast;
de vrachten werden op ‘pci 1 gehonclen door het nog stee:ls
heerscheude tekort aan tonnage. Van Wla:liwostock was
een flinke vraag n:la.r ruimte voor boonen en er werden
eenige partijen geboekt per A prilfitllei/J tilU
01)
basis van
31/3 naar hill, Botterclam, Hamburg. Voor olie werden
tankers bevracht van Dalny per April/Mei op basis vals
50/- naar cle gebruikelijke continetitale havens met de optie
(lentia tegen 52/6. Saigon was iets leveudliger; per Mrt./
April zijli partijen aa,n de markt naar Marseille. optie Con-
tinent’ tegen 301- rijst, 32/6 rijstmeel, doch liet tekort aan
ton liage wordt sterk gevoeld – Austra.lië werd niet lcvei-
digcr ; cle vracihtcui zijn oiivcr:unlérd gebleven. We.st-Austr:i.-
lid bevrachtte eenige Maart-kooten tot 6800 tons, 10 pCt.,
naar cle Micldellandsche Zee/1IJ.K.fContinent op basis van
451_, terwijl van Zuicl-Australië of Victoria een 6000 tonner
met 28 Februari cancelling ‘cle hoogste vracht van dit jaar
heeft be:ongen, nI. 49/6. Ziud-Australië of Vietoria be-
vrac-htte een 9200 tonnet- per Maart tegen 45/- en ee
p
boot
van 8300 tonb per 20 Mrt./20 a’pril tegen hetzelfde cijfer.
Burtiiah was bijzonder levendig en er werd bevracht per
Fehr.[Mrt. naar j ntwcrpen/H’anibnu’g range tegen 33/9 tdt
34/3. Per Maart kan 3319 icdongen worden.Tegen liet eindû
wer:l de vraag echter minder. Naar A,ustral ië ivercl een 7000
tonner gedaan per Maart/hegiti April (Melbourne en Sycl-
Iie)’) tegen 2616.
Ofschoon van den Donau slechts één bevrachting kan
worden vermeld, nl. een 4200 tonuer tegen 18/4% naar liet
Continent, is er een goede vraag naar Maart tonnage tegen
18/- voor groote en 18/6 tot 19/. voor kleinere kooten. De
Zivarte. Zee bleef onveranderd. De vracht is 15/- naar Coin
tinent eii 15/6 ‘0.1K..
De Midclellanclsche Zee was levendig èii dé – vraohten bl
ven gehanclhaafci; in somnnuge gevallen liepen deze zelfs iet3 op. Ertsbevrachting zijn o.a. •l:llorn il’b 1l3ay/Micicllesboro 813,
I13areelona/J4otterdam 7/6 MeI illa/Stoc:kton 816, Al
g
iers/
Rotterdam 5/6, Port Vesme/A ntw’erpen 8/-. Voor – fosfaat
werd’ betaald : Sfax/i3ristol 919, dient 8/-, .Titnis/Boucau 7/6′.
Va ii de Golf van 13 iScaye it’as een flinke v ra ag en de
vrachten bleven vast. O.:i, werd betaald : Il3ilbao/Cardiff 6/6,
Middlesboro 7/., •Rotteu-clain 5/10% ViveroflRotterdai 613,
optie Eniclen 619, Bi vadeo/1 nuiii nghaui 7/9.
•El’et tekort aan tonftage
01)
cle Engelsche kolcnvrachten-‘
markt verooriaakto ccii stijging der vrachten, speciaal naai
cle Middellandsclie Zee en Zuid-c’.inerika. ‘an Zuid-Wumles
werd om. betaald: IRouaan 413. Gibraltar 8/6, (‘aiuia 1016. Aclen 36/-, Jdnenos Aires 15/_ en van de Oostkust: Stoek-
holiti
517%,
Oslo 6/2, Hamburg •3f10%.,Uivri’ 216. (ienn:i
10/9. Las Palmas 9,3, ilontevideo 1416. –

RIJN VAART

Week van 13 t/m. 19 Februari 1927.

Deaanv oereni van zeezijcle ivci ren minder da ii de voor-
afgaande week.
h3ij matige via ag’ was de aanbie:l lig van seheeps mi nite
tot iii liet laatst der week voldoende.
De vrachten voor erts bedroegen gemiddeld’ f 0,45/055′
niet resp. % en X. lostijcl tot het laatst dId- week. Ten
• gevolge van nieerciere vraag, waartegenover iii i ndér aan-
hiecling van Bijnruimte stond, liep de vracht in het laatst
der week
01)
tot
f 0
1
65/0,75 niet resp. %—% Idstijd.
• Naar den ‘Il3ovenrijn was ce vraag matig en liedroeg de
– vracht voor ruwe producten gemiddeld j’ 1,40 S f1,50 per
last met verkorten lostijcl.
Het sleeploon bedroeg gemiddeld 30 A 32% ets-. tarief.
De waterstand bleef vallend, zoodat zoowel naui r den
Boven- als lhuedenrijn
01)
beperkten diepgang werd af-
geladen.
in de Ruit idi avens bleef de toestan cl
oh
vera n deril. De
vrachten ondergi ngen geen wijzigi lig.

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.

Bedrijfsleven en de strijd tegen


de Armoede in ‘Néderland

door Dr. CH. A. VAN MANEN.

Prijs ingénaaid
f 3,—.

Gebonden
f 4.75.

Voor leden der Vereeniging en geabon-
neerden op het Weekblad wordt dit werk

beschikbaar gesteld tegen tIen prijs van

f
2,50 ingenaaid en
f
4,— gebonden.

Bestellingen richte men tot het Secretariaat van het

Instituut, Pieter de Hooghweg 122, onder gelijk-

tijdige remise per postwissel of op postchèque- en

girorekening No. 8408, Rotterdam.

Auteur