8 JUNI 1926
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
Economisch,,Statistische
Berl”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE ÇETRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN
11E JAARGANG
WOENSDAG 2 JUNI L926
No. 544
INHOUD.
Blz.
EC0N0uISCHE VERSCHIJNSELEN IN EEN PAAR RUBBER-
CE WESTEN
door
M. B. S?fltts ………………….492
Rentevergoeding bij den Postcheque- en Girodienst door
E. P. Westerveld …………………………..494
De regeling der Intergeallieerde schulden II (Slot) door
Dr. W. Mautner …………………………..495
De nieuwste Gemengde Onderneming door
Mr. Dr. J. M.
deMoor …………………………………497
AANTEEKENINOEN:
Gewone en buitengewone uitgaven …………….
499
Vereeniging voor Actieve Handelspolitiek ……..
500
Indexcijfers van groot- en kleinhandeisprijzen in
Nederl.-Indie
.
……………………………
501
MAANDCIJFERS:
Rijkspostspaarbank ………………………..
502
Productie der Steenkolen-, Bruinkolen-en Zoutmijnen
502
Postchèque en Girodienst……………………
503
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN………..
._…….
503-510
Geidkoersen.
Bankstaten.
Goederenhandel.
Wisselkoersen.
Effectenbeurzen. I Verkeerswezen.
INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen ,Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.
COMMISSIE VAN ADVIES.
Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
L,ennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Af oresco;
Mr. Dr. L. F. Ii. Regout; Dr. E. van Welderen Baron
Rangers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan &lbilthuis; Mr.
Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr.
G.
M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: D. J. Wansink.
Seoreta’riaa.t: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408.
Abonnements prijs voor het weekblad franco p. p. in Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het weekblad gratis.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-Maatschappij, Rot-
terdain, Amsterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-
rekening No. 6729.
1
,TEJNI
1926.
De meerdere vraag naar geld is in verband met
de maandswisseling blijven voortduren, privaat-dis-
conto noteerde 3 pOt., slot iets gemakkelijker 2
15
/
16
pOt.
Prolongatie-rente sloot
31/4
pOt.
* *
*
Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank
vertoont de post binnenlandsche wissels een daling van
f 1,4 millioen. De beleeningen
blijken
met 3,9 mii-
lioen te zijn teruggeloopen. De voorraad gouden munt
en de post muntmateriaal geven beide een vermeer-
dering te zien, resp. van f 3,8 millioen en f 1.1 mii-
lioen. De zilvervoorraad klom met f 400.000. De post
papier op het buitenland daalde met f 1,4 millioen,
terwijl de diverse rekeningen onder het actief met
rond f 5 millioen toenamen.
De biljettencirculatie vermeerderde met f 24,1 mii-
lioen. Het tegoed van het Rijk. vertoont een terug-
gang van f 0,7 millioen. De rekening-courant-saldi van
anderen noteeren f 11,8 millioen lager dan verleden
veek. Het beschikbaar metaalsaldo steeg met f 4,6
millioen. Het dekkingspercentage bedraagt nage-
noeg 52.
* *
*
Op de wisselmarkt trokken de beide francsdeviezen
weder alle aandacht. Waren vorige week beide devie-
zen vrijwel gelijk op en neer gegaan, deze week zijn
beider banen weder eens uit elkaar geloopen. De
-Belgische frank liep tot ca. 7.60 terug en kon zich
met een kleine verbetering op 7.70 handhaven. De
Fransche frank daalde aanvankelijk stelselmatig tot
7.90, verbeterde daarop tot 8.15 om ten slotte op
8.05 te eindigen.
De door de Fransche regeering aangekondigde maat-
regelen geven nog niet veel vertrouwen. O.m. is nu
‘aan de banken voorgeschreven, dat geen enkel crediet
– ook geen postcrediet – aan de buitenlandsche
)anken mag worden verleend. In verband hiermede
was de vraag naar contante franken tegen termijn
heel groot; voor franken tegen 1 maand werd tot
27 cent, tegen 3 maanden 55 cent betaald. Eendaags
franken werden met 2/2 en 3 cent per 100 gezocht.
Lires hebben ondanks den steun hunne verbetering
‘niet kunnen handhaven; slechte geruchten doen nog
steeds de ronde en onder den invloed daarvan brok-
kelde de koers af tot 9.25; slot 9.40.
– Het Pond Sterling bleef iets aangeboden: 12.10
1
/
4
.
., Zeer gezocht waren ook Spaansche Peseta’s; na
het bekend worden van de overgave van Abd-el-Krim
.ontstond groote vraag en liep de noteering tot 38.-
1
op; slot 37.75.
Roemeensche Lei waren ook belangrijk v’aster; van
—.90 verbeterde in koers tot 1.02
1
/
2
.
LONDEN,
31
MEI
1926.
Met het oog op het naderende einde van de maand
was geld verleden week gevraagd en het bleek noodig
de kasmiddelen van de markt aan te vullen met
leeningen bij de Bank van Engeland.
Ook heden den laatsten dag van de maand is geld
zeer gezocht tegen prijzen tot 5 pOt.
Disconto was dientengevolge en door het lange
uitblijven van een schikking in de steenkolenstaking
£vaster en de week sloot op
4
/16 – /8
voor 3 maands
-bankaccepten.
De vreemde wisselmarkt in francs en lires is zeer
onregelmatig en gevoelig bij kleinen omzet. Guldens
en Dollars, zijn weinig veranderd.
492
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
ECONOMISCHE VERSCHIJNSELEN IN EEN
PAAR RUBBERGEWESTEN.
Do buitengewoon snlle ontwikkeling van de In-
la!ldsche rubbercultuur in een deel der Buitengewes-
ten, gepaard gaande met hooge prijzen voor het pro-
duct, heeft een stroom iran contanten in de rubber-
streken doen vloeien, die daar vroeger onbekend was.
Een belangrijke vraag is nu, hoe de bevolking ge-
reageerd ‘heeft op dien geldo’vervloed. Wolken invloed
heeft die ruimte van mi’ddelen gehad allereerst op
de productie der streek en bovendien op den import
van gbruiksariji’ke1en?
Men hoort van bezoekers der betrokken streken
fantastische verhalen over het gebruik of misbruik,
dat gemaakt wordt van de ‘zoo onverwacht verworven
rijkdommen, maar het is de vraag in hoeverre deze
mededeelingen objectief zijn.
Nu de cijfers van den in- en uitvoer der ‘buitenge-
westen over 1924 verschenen zijn, is wel het moment
aangebroken voor een critische beschouwing. De be-
sdhikbare
cijfers
hchben betrekking op uitvoer uit
het gewest naar: buitenland, Java en andere gewes-
ten; maar zo hebben, wat den invoer •betreft, alleen
betrekking op den invoer van Java en dien uit het
buitenland. De invoer uit andere gewesten wordt dus
niet vermeld. Hierdoor kan voor verschillende gewes-
ton de totale invoer niet worden bepaald, nI. voor
die, welke veel invoeren vanuit de belangrijke dis-
tributiehavens: Padang, Palembang, Makasser, Me-
nado.
Voor een tweetal rijbberstreken was dit bezwaar
echter van geringe beteekenis, daar ze slechts zeer
weinig uit andere gewesten importeeren, maar bijna
alles betrekken uit Singapore of van Java. Deze
streken zijn Djam’bi en West-Borneo, die hierom ook
belangrijk zijn ter vergelijking, daar de eerste tot
voor kort een adh’terljk bosehiand was met primitie-
ven ladangbouw en boschproductenwinning, terwijl
West-Borneo reeds meerdere landbouwproducten
aan de wereldmarkt leverde.
* *
*
Gaan we thans eerst na, welken invloed de rubber
heeft uitgeoefend op den uitvoer. Van v66r 1917 zijn
de
cijfers
niet alle beschikbaar, waarom aangevangen
is met dat jaar. Het d’oelmatigst leek het nu het
driejaarljksche gemiddelde van 1917 t.m. 1919 te ver-
gelijken met de jaren 1922, ’23 en ’24, waardoor de
op handeisgebied zér ‘abnormale jaren 1920 en ’21
worden uitgeschakeld.
De eenige landbouwproducten, die door ‘Djaunbi
worden uitgevoerd,
zijn
rubber en copra, terwijl van
de boschproducten rottan en getahsoorten de belang-
rijkste zijn.
Uitvoer Djambi in duizendtallen guldens.
Gemiddeld
1917t.rn.’19 1922 1923
1924
Rubber
……………7.983
8.217 19.136 16.151
Copra
…………….66
153
178
222
Boschproducten
548
423
204
374
Totaal hiervan .
8.597
8.793 19.518 18.747
Hieruit blijkt welk een overwegende beteekenis do
rubber inneemt in het economisch leven van Djamhi;
dat de geheele welvaart hier op ‘t oogenblik van af
hangt, maar dat de klappercultur er niet door ver-
drongen is, doch zich zelfs verder kon ontwikkelen,
en dat de uitvoer van boschproducten wei in betee-
kenis is verminderd, maar toch nog van belang is.
Het is bekend, dat op daartoe geëigende gronden
de klappercultuur van de Inlandsche bevolking loo-
nender wezen kan dan die van rubber en dat op die
gronden de klapper niet zal worden verdrongen, maar
eer een grootere beteekenis zal
krijgen
onder invloed
van den stimulans, die van de ruibber op de ‘bevolking
uitgaat.
Dit verschijnsel vinden we bevestigd in de cijfers
voor West-Borneo. De landbouwproducten, welke dit
gewest aan de wereldmarkt levert, zijn: copra, rubber,
gambir, peper, pinang en sago, tenviji verder de
bosdhproducten van belang zijn. Uit deze opgave volgt
reeds, dat dit gewest in belangrijke mate aan den uft-
voer deelnam, v66r de rulbbercultuur ‘hier ‘haar intrede
deed, zulks in tegenstelling met Djam’bi, waai’van de
expert ‘zeer w’einig te beteekenen ‘had.
Samenstelling van den
Uitvoer in
uitvoer van duizendtallen guldens.
Landbouwproducten.
gem. 1917
1917
t1m.’19 1922
1923
1924 tjm.’19 1922 1923
1924
Copra
0
10
°Io
0
/0
0
1
0
en olie..
9.898 13.323 15.008 16.269
59,4 67,2 53,7 51,3
Rubber . ..
2.917 4.114 10.123 11.342
17,4 20,7 36,2 35,6
Gambir…
863
648 1.353 2.390
5,2 3,3 4,8 7,5
Peper
…. 2.244 1.011 1.042 1.156′ 13,5
5,1
3,7
3,6
Pinang . ..
437
289
299
344
2,6 1,4 1,1
1,1
Sago
…..314
470
145
300
1,9 2,3 0,5 0,9
Totaal
Landb.pr.
16.673 19.855 27.970 31.801 100,- 100,- 100,- 100,-
Boschpr.
2.106 1.528 3.125 2.353
De sterke toename in heteekenis van de rubber
heeft in ‘het algemeen geen invloed uitgeoefend op de teelt van andere exportgewassen: de klappercul-
tuur is zich op gezonde wijze ‘blijven ontwikkelen, de
gambircultuur is ;bijna in even sterke mate toegeno-
men als die van ru’bber, de sago en pinangcultuur zijn
ongeveer op hun plaats gebleven; alleen de lieper is
in ‘beteekenis belangrijk achteruit gegaan. Maar dit
is alleen reeds te verklaren uit de slechte
prijzen
van dit product en het is te verwachten, dat de volgende
jaren weer een opleving te ‘zien zullen geven.
De invloed van de rubber is in Djambi grooter dan
in West-Borneo en dit zal tot resultaat hebben, dat
verschillende verschijnselen in Djambi meer ‘geaccen-
tueerd zijn. Djarnbi kwam door de rubber van groote
armoede tot betrekkelijk hoogen welstand, térwiji in West-Borneo ‘de welstand, die reeds bestond, alleen
toenam.
* *
*
Het is nu verder de vraag, wolken invloed de groo-
tere uitvoer van Inlandsche producten gehad heeft
op de invoeren voor de Inlandsche markt.
In dit opzicht is het voor deze beide gewesten niet
moeilijk
vergelijkbare
cijfers
te verkrijgen, aangezien
beide zeer weinig Europeanen tellen onder ‘hun be-
volking, Europeesche ondernemingen van geen in-
vloed zijn en het handelsverkeer met andere gewes-
ten van Nederlandsch-Indië dan Java weinig te be-
teekenen heeft.
Bezien we nu ‘allereerst voor
D5a.m,bi
het verloop
van den totalen invoer, in zes groepen verdeeld:
Invoer in duizenden guldens. Samenstelling invoer
Gem. 1917
Gem. 1917
t/m. ’19
1922
1923
1924 t/m.’19 ’22 ’23
’24
0
10
0
I0
0
10
0
10
Voedingsmidd
1.427
805 1.864 2.468 56 40 42 47
Kleeding
……484
700 1.284 1.381 19 35 30 26
Huish.artikelen
119
129
379
402
5
6
9
8
Auto’senfietsen
5
13
49
113 – 1
1
2
Luxeengenotm.’)
471
373
739
873 19 18 17 16
Woningbouw
2)
29
7
27
32 1 – 1 1
Tot.zes groepen
2.535 2.027 4.342 5.269 100 100 .100 100
Een vergelijking van de totaalcijfers voor deze groe-
pen met den uitvoer van landbouw- en boschproduc-
ten geeft het volgende te zien:
In duizen1en guldens
1917 t.m.
’19 1922 1923 1924
Uitvoer
…………….8.597
8.793 19.518 16.747
Invoer
……………..2.535
2.027 4.342
5.269
Verschil . .. .
6.062
6.766 15.176 11.478
Hieruit blijkt, dat na aftrek van den invoer van
genoemde importartikelen van de waarde van den
uitvoer der landbouw- en boschproducten een
•
steeds
in
belangrijkheid
toenemend bedrag als saldo in ‘t
gewest achterbleef. Men mag hieruit afleiden, dat de
i) Luwe en genotoovicldele’n.
(koffie, kramerij, reukwerk,
sigaren, sigaretten, tabak, thee, vuurwerk).
2)
Draadnagels en dakijzer.
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
493
bevolking na betaling van haar toenemende invoeren
veel ruimer in haar geldmiddelen zit dan vroeger.
Een vergelijking van de groepen der importarti-
kelen wijst uit, dat ‘het aandeel ‘der voedingsmiddelen
daarin is afgenomen evenals dat der luxe- en genot-
middelen, maar dat het aandeel
–
voor kleedirig en
huihoudelijke artikelen ‘grooter geworden is.
De toename van den invoer van auto’s en fietsen
is belangrijk, maar het totaal bedrag maakt slechts
2 pOt, uit van den geheelen invoer der zes groepen
en is dus van weinig belang.
Bezien we thans ‘cle verschillende groepen nader.
Aandeel in de groep voedingsmiddelen.
1917 t.m. ’19 1924
Rijst
………………………75 pCt.
50 pOt. Suiker
……………………..7
12
Klapper en katjangolie ……….4 ,,
9
Eetwaren n.a.g. ………………
4
,,
5
Visoh
……………………..2
6
Melk
………………………2
4
Vruchten
…………………..2
4
Biscuits
……………………
1
,,
–
4
Meel………………………1
,,
3
Hieruit blijkt, dat de vermeerdercie invoer van voe-
clingsmiddelen niet zoozeer betrekking heeft gehad op
cle massa als wel op de kwaliteit ervan. De cijfers voor
visch en olie zijn in dit opzicht sprekend,
terwijl
de
sterke toename van den invoer van melk en biscuits
wellicht van invloed is op de kinderoeding.
Wanneer men rekening houdt met de sterke be-
volkingstoename door h’et toevloeien van ruibbertap-
pers uit andere ‘streken,
blijkt
de import van rijst
per hoofd der bevolking niet te zijn gestegen, verge-
leken bij 1911 t.m. ’19 en hieruit volgt eveneens, dat
er geen noemenswaardige vermindering heeft plaats
gehad in den voedselverbouw.
Do ‘bevolking voedt zich thans ‘beter dan vroeger.
Splitst men de groep ,,k 1 e e d i n g”, dan blijkt ‘er,
behalve een
stijging
in de onbelangrijke groepen: leer en leerwerk en m’odewaren weinig te zijn veranderd.
Over do samenstelling van de ingevoerde manufactu-
ren geeft alleen de statistiek van den invoer uit
–
het
buitenland gegevens. Deze maakt echter het grootste’
deel uit van den invoer, en kan dus zeker worden
gbruikt.
Samenstelling ingevoerde
manufacturen
1917t.m.’19
1924
Katoen, ruw, ongebleekt ……12.75 pCt.
8.9 pCt.
gebleekt
…………..12.75 ,,
11.1
geverfd of gedrukt ….67.75 ,,
7i.-
Wol en ‘halfovol …………….0.75 ,,
1.3
Zijde en halfzijde …………..
1.5
,,
2.5 N.a.g .
……………………
4.5
,,
5.2
Deze
cijfers
geven te zien, dat er iii de katoengroep
een geringe opschuiving is waar te nemen naar de
betere kwaliteiten en dat de l.uxegroepen wol en zijde
yoi zijn toegenomen, maar toch slechts een geringe
fractie uitmaken van het, totaal, dat aan kleeding
wordt ‘besteed.
– De totale waarde dezer groep steeg van 484.000
gulden tot 1.381.000 gulden. De oorzaak hiervan zit
slechts voor een klein gedeelte in verschuivingen bin-
nen de groep, maar voor het grootste deel in de groo-
tere massa der geïmporteerde goederen.
Men mg hieruit afleiden, dat de bevolking thans
ruimer in haar kleeren ‘zit, maar dat in de kwaliteit
ei-van slechts een geringe verbetering is te ‘hepeuren.
De groote toename .van de groep ‘h u i s h o u d e-
1 i. k e a t t i 1< e 1 e n wordt in hoofdzaak veroorzaakt
‘door: koperwerk, naaimachines, glaswerk en aarde-werk. De aanschaffing van meer koperwerk kan een
belegging ‘beteekenen.
De grootere welstand der ‘bevolking heeft zich hier
dus vooral geuit in de aanschaffing van die zaken,
die er ‘op wijzen, dat het leven op een ‘hooger niveau
gekomen is.
In cle groei) der luxe en genotmiddelen vertoonen
de echte luxe-artikelen (krameri.j, reukwerk, vuur-
werk) alle een belangrijke toename, maar maken samen
nog slechts 21.6 pOt. van deze groep uit en slechts
ongeveer 3Y2 pOt. van ‘de zes groepen gezamenlijk.
Het bovenstaande samenvattend mag men voor
Djam”bi dus conclu’deeren, dat ‘t gevolg van de groo
•
tore ru’bberuitvoeren is geweest:
geen belangrijke vermindering der cultuur van
voedingsgewassen, maar wel een ‘betere voeding door
grooteren invoer van ‘bijspijzen;
een grootere voorraad aan ‘kleeding zonder noe-
,men’swaardige verandering in kwaliteit;
een grootere invoer van huishoudelijke artikelen,
0
waar’door ‘t leven op ‘hooger peil komt;
een keer geringe toename der uitgaven voor
eigenlijke luxe;
een groote toename der ‘beschikbare geldmidde-
len, ook na aftrek van der grooteren import.
* *
*
Uit ‘het boven medegedeelde omtrent den uitvoer
van
Wesl-Bornco is
reeds af te leiden, ‘dat de gang
van zaken daar anders zal zijn geweest dan in Djam’bi.
Terwijl Djambi van een ,,backwood conntry” – plotse-
ling van aard veranderde, werd in West-Borneo alleen
een nieuwe industrie bij de reeds ‘bestaande ‘gevoegd.
Dit ‘blijkt reeds duidelijk uit de groeponcijfers.
Invoer in duizenden’ guldens. Samenstelling invoer
1917
1917
tjm. ’19
1922
1923
1924
tjm.’19
’22 ’23 ’24
01
0
10
010
0
(0
Voedingsmidd
4.546 5.344 5.141 6.597 34 45 39 46
Kleeding… … 3.945 3.354 4.363 3.495 30 28 33 25
Uuish.artikelen
380
590
742
721
3
5
6
5
Auto’senfietsen
117
156
146
227
1
1
1
2
Luxe-en genotm. 4.144 2.390 2.779 3.040 31 20 21 21
‘Woningbouw
133
96
63 112
1
1 – 1
13.265 11.930 13.234 14.192
100 100 100 100
Uit deze cijfers spreekt reeds een groote stabiliteit.
,De groote waardetoenam’e van den uitvoer heeft zeer
‘geringen invloed gehad op den invoer. Terwijl die
grootere invoer ‘het Djarmbi mogelijk maakte tal van
zaken aan te schaffen
)
‘die er vroeger niet of in on-
voldoende mate waren, behoefde dit voor West-Bor’neo
niet. De aansc’haffing beperkte zic’h hier goeddeels
tot vervanging van wat versleten was. Maar ‘hierdoor
wordt de geldruimte voor deze streek nog grooter dan
voor Djambi.
In duizenden guldens.
1917t1m.’19 1922 1923 1924
Uitvoer landb. en boscbpr. 18.779 21.383 31.095 34.158
Invoer zes groepen . … 13.265 11.930 13.234 14.192
Verschil ……5.514
9.453
17.861
19.966
Bezien wij thans ieder der groepen nader en verge-
lijken we eerst de samenstelling van den voedseli’m-
port van’ 1911 t.m. ’19 met ‘die van 1924, ‘dan zien wij
hier dezelfde verschuii’ngen als in Dja’m’bi, maar in
minder uitgesproken zin. Djambi heeft thans onge’
veer het niveau van West-Borneo bereikt en daarom
mag verwacht worden, dat ook voor Djam’bi een meer
stationnaire toestand zal intreden.
Ook in West-Borneo ‘blijkt de productie van voe-
dingsmiddelen niet ‘belangrijk te zijn ‘beïnvloed, maar
heeft de meerdere import gediend om de voeding
beter te maken.
De invoer van de kleediriggroep vertoont ‘hetzelfde beeld. In tegenstelling met Djambi heeft West-Borneo
niet meer kleeren geïmporteerd, terwijl ook hier
in
de kwaliteit geen noemenswaardige verandering plaats
vond.
Dat West-Borneo reeds een ou’der cultuurlimd is dan Djam’bi, blijkt ook uit den import der huishou-
delijke artikelen.
Samenstelling invoer.
Id.
Djambi.
1917 t/m.’19
1924
1924
Aardewerk
16,3
0
/0
29,8
35,25
0/
5
Glas …………6,6
9,6
12,-
Koper ……….7,1
8
1
– ,,
10,5
Lucifers
23,2
15,7
9,25
Naaimachines …’
9,2
7,2
14,25
Zeep
……….37,6 ,,
30,- ,,
17,5
494
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
‘2 Juni 1926
Waar Djamlbi groote uitgaven had
om
in zijn ,,bul-
let” te komen, behoefde West-Borneo alleen vervan-
ging en aanvulling.
Zeer eigenaardig zijnde cijfers voor de groep luxe.
en genotmiddelen.
Samenstelling invoer.
1917 t1m.’19
1924
–
Koffie ……………
2,5
0
/0
,
8,4
0/
Kramerij …………
5,5
‘
6,6
Reukwerk
0
1
9 ,,
2,3
Tabak, enz.. …
……..
87,8
,,
76,2
Thee
……………
2,2
4,-
«
Vuurwerk
2,5
1-lierbij moet men rekenen, dat voor de geheel’e
groep de invoorwaarde, in tegenstelling tot hetgeen
I)ja’mbi te zien gepft, sterk is afgenomen, wat in
hoofdzaak komt op rekening van de tabak.
De tabaksprijzen zijn ni., vergeleken bij 1911/19,
sterk gedaald. Wanneer nu geen grooter kwantum is
ingevoerd, ‘moet de totale waarde minder ijn. Djamhi zou dan op de lagere prijzen ‘hebben gereageerd door
een grootere consumptie, wat zeer gemakkelijk te ver-
klaren ‘is uit den gehoelen toestand daar.
* *
*
Uit bovenstaande cijfers en lbeschouwingen moge
blijken, dat althans tot het jaar 1925 er geen sprake
van is, dat de inlandsche riiMbercultuur de toestanden
in Djambi of West-Bornoo totaal zou hdbben ont-
wricht. De sensationeele kranten’berichten betreffen-
de de roekelooze ‘geldverspilling blijken hoogstens be-
trekking te hebben op alleenstaande gevallen.
De bevolking blijkt integendeel economisch ‘haar
meerdere inkomsten te hebben ‘benut, ni. allereerst
door op zij te leggen voor later mogelijk minder gun-
stige tijden; door verbetering in de voeding zonder
(lat hier van extravagance sprake is; door aanvulling
van haar kleerenvoorraad zonder dat hierbij van
groote luxe blijkt; door aanvulling van haar huis-
raad. Een aanmerkelijke bezuiniging betracihtte ze
door den import van sigaretten te verminderen en te
vervangen door tabak, niettegenstaando hare ruime
geldmiddelen. ”
M.
B. SMITS,
Buitenzorg, 18 Maart 1926
RENTEVERGOEDING BIJ DEN POSTCHEQUE- EN
GIRODIENST.
Gaarrd maak ik gebruik van de mij door de re-
dactie van dit weekblad aangeboden ‘gelegenheid, om
naar aanleiding van de beschouwingen der heeren
Mr. D. Crena de Iongh, Mr. L. W. M. Overes en Mr. H.
A. Hartogh nog iets over de rentevergoeding bij den ‘
postcheque- en girodienst te zeggen. Het is mij daarbij
een genoegen te kunnen con%tateeren, dat de heer
Crena de Iongh
zijn
artikel is begonnen, met te er-
kennen, dat de postcheque- en girodienst een instelling
is van openbaar nut en dat hij derhalve niet betwist!
het goed recht van de overheid om zelf een verre-
keningsinstituut te exploiteeren.
Toch zou – zooals ook Mr. Overes opmerkt – een
particulier hetzelfde kunnen doen, zij het ook – dit
wil men mij natuurlijk wel toegeven – niet zoo ge-
makkelijk op een voor het publiek, vo,oral ten platte
lande en in kleinere plaatsen, even eenvoudige en
vlugge wijze.
Het goed recht der Overheid op dit punt eenmaal
erkend zijnde, is dan echter tevens toegegeven, dat
het ,Rijk het’ mogelijke mag doen, om
zijn
verreke-
ningsinstituut tot bloei te brengen, zoodat het verschil
van meening ten slotte neerkomt op het daartoe al
dan niet geoorloofd zijn van het treffen van maat-
regelen tot het – altijd binnen zekere grenzen –
aantrekken van heleggingsgelden?
Was de exploitant van het verrekeningsinstituut
een particulier, dan twijfel ik er niet aan, of mijn
bestrijders zullen grif toegeven, dat’ zoodanige aan-
trekking van gelden een’ hoogst natuurlijke daad zou
zijn. Vermoedelijk zullen zij het in dat geval ook een
gewone zaak vinden, indien deze particulier om zijn
clientèle uit te breiden, aan rekeninghouders gelegen-.
heid gaf tot kosteloos gireeren. Ik heb althans in
geen: der 3 bestrijdingen van mijn standpunt een woord
van afkeuring aangetroffen over het feit, dat er par-
ticuliere banken zijn, die deze , faciliteit verleenen.
Maar nu de Staat het verzekeringsinstituut exploi-
teért, zijn mijn opponenten van meening, dat al wat
er’ rechtstreeks toe kan
bijdragen
om het bedrag der
belegbare saldi te vergrooten, behoort te worden ver-
meden en dat er ten volle betaald moet worden voor
bewezen diensten. ‘
Terwijl de postcheque- en girodienst aanvankelijk
1Y2 pct. (en
niet
zooals de heer Overes aangeeft 2
pet), daarna gedurende korten tijd 2 pet. en toen
weer 1Y2 pet. rentevergoeding gaf en zich daarmede
dus steeds heeft bewogen om en
bij
‘het percentage,.
dat door de banken voor’ dadeljk opvraagbare depo-
sito’s werd gegeven, wordt in die rentevergoeding
echter niet alleen een benadeeling van het bankbe-
bedrijf, maar – wat veel erger’is – ook een ont-
trekking van gelden aan handel en industrie gezien.
Voor zoover de beschouwingen hierover gebaseerd
zijn op het geven van een rentevergoeding van 2l-
jct, ‘kan ik ze uiteraard
voorbijgaan;
evenzeer kan ik
dit doen met een groot gedeelte van het betoog van
Mr. Hartogh, die weliswaar opzettelijk geen ‘cijfers
noemt, maar toch
blijkbaar
in zijn betoog voor oogen
heeft een toename van het bedrag der belegbare saldi
bij den postcheque- en girodienst met ,,honderdtallen
millioenen guldens”, ofschoon ik geen andere cijfers
heb genoemd dan een
vroeger
gemiddeld saldo van
A= f 1000.— per rekeninghouder en eenm.i. gemak-
kelijk
te
verkrijgen
vermeerdering van de
tegenwoor-
clige
saldi met f 30.000.000.’ Ook de sombere afschil-
dering der reusachtige risico’s
bij
het beleggen der
deposito’s kan ik uit dien hoofde ter
zijde
laten.’
Wat nu de belangen van het bankbedrijf betreft,
zou m.i. om de door mij verdedigde rentevergoeding
te• kunnen wraken door de tegenstanders daarvan
aangetoond moeten
zijn,
dat deposito-gelden door de
banken steeds zonder noemenswaard risico en ter
versterking van de algemeene welvaart worden aan-
gewend. Ook zonder hieromtrent
in:
bijzonderheden te
treden, meen ik dit te mogen betwijfelen.
Wat handel en industrie aangaat, ben ik gaarne
bereid om mij gewonnen te geven, indien werkelijk
vaststaat, dat deze nadeelige gevolgen zullen onder-
vinden van een toename der belegbare saldi bij den
postcheque- en girodienst als door mij verwacht. Het
bewijs voor die stelling heb ik echter in de beschou-
wingen mijner
bestrijders
niet kunnen vinden en dit
bewijs zal ook wel
moeilijk
te leveren
zijn,
wanneer
men bedenkt, dat die saldi voor een deel belegd zijn
of worden in solide Staats- of gemeenteleeningen en voor het overige door’ den Staat gebruikt worden als
kasgeid, voor welk kasgeld anders een beroep op de
geldmarkt .gedaan moet worden.
Naar mijne meening nu wordt het laatst genoemde
deel zeker niet aan handel en industrie onttrokken,
omdat het verstrekt is door den postcheque- en. giro-
dienst.
Het in fondsen belegde deel zou natuurlijk wèl
anders gebruikt kunnen worden, maar ik meente mogen
betwijfelen of het gerechtvaardigd is om die reden
het eenigszins bevorderen van de toename der be-
legbare saldi bij den postcheque- en girodienst in het
algemeen in ‘strijd te achten met de belangen van
handel en industrie. En alleen wanneer door dit binnen
zekere grenzen bevorderen v,an die toename een
al-
gemeen belang
wordt geschaad, acht ik zulk een handel-
wijze ‘niet verantwoord.
Principieel ben ik dus noch door Mr. Orena.de
Iongh, noch door Mrs. Overes en Hartogh overtuigd.
En nu de nadeelen, die overigens aan een matige,
op denzeifden voet als vroeger vastgestelde rente-
vergoeding zouden: zijn verbonden!
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
495
In de eerste plaats zou ik veel te optimistisch
gestemd zijn ten aanzien van de daarvan te verwachten
verhooging der bedrijfskosten. Dit is natuurlijk mo-
gelijk, maar niet waarschijnlijk; allereerst niet om
de reden, die ik daarvoor in mijn eerste artikel reeds
noemde en verder niet omdat men die kosten aan-
zienlijk kan beperken door de wijze van berekening
der rentevergoeding. Zoo vallen bijv. al
dadelijk reeds
veel berekeningen weg, wanneer men uitsluitend rente
vergoedt over volle bedragen van f 100.—, terwijl
verdere vereenvoudiging mogelijk is door in plaats
van dagrente, maandrente in te voeren. Om den schijn.
te vermijden, alsof de aantrekking van grootere de-
posito’s is bedoeld om met particuliere instellingen
te concurreeren, zou het daarbij wellicht aanbeveling
verdienen om boven zeker maximum (in Zwitserland
is dit – naar ik meen – gesteld op 100.000 frs.).
geen
rente te vergoeden.
In de tweede plaats wordt de opbrengst der rente-
vergoeding door Mr. Crena de Iongh z66 gering geacht,
dat zij wel eens in een verliespost zou kunnen ont-
aarden. Deze opvatting wordt
blijkbaar
door Mrs.
Overes en Hartogh niet gedeeld en ook ik ben het
daarmede niet eens en wel omdat de ervaring, op-
gedaan in. de jamn 1918-1923, in tegenovergestelde
richting wijst. Dat de postcheque- en girodienst
desondanks in die jaren niet floreerde, ben ik met
Mr. Overes eens, doch dit was – zooals ieder inge-
wijde kan weten – een gevolg van de zeer hooge
exploitatiekosten, die het toen bestaande gedecentra-
liseerde stelsel met zich bracht.
Tegenover dit alles ben ik van meening, dat het
door den heer Orena de Iongh aanbevolen geneesmiddel
van verhooging van het minimum saldo den postcheque-
en girodienst niet zal baten, omdat ook op dit punt
de ervaring iets heeft geleerd, ni. dat zoodanige
verhooging afstootend werkt op de neiging tot aan-
sluiting, ook van personen, van wie als regel een
eenigszins loonend saldo niag worden verwacht. Dit
middel zal derhalve de instelling als verrekeningsin-
stituut schaden.
Vooropstellende, dat de Staat door de instelling
van den postcheque- en girodienst het algemeen belang
heeft gediend, blijf ik dus van meening, dat toeken-
ning eener matige rentevergoeding – zooals vroeger –
niet in strijd is met het algemeen belang, er toe zal
bijdragen om het verrekeningsinstituut ,,self suppor-
ting” te maken en derhalve niet mag worden nage-
laten. Blijkt dit middel niet afdoende, dan komt
uiteraard ook aan de orde de vraag, of van de rekening-
houders geen hoogere vergoeding voor bewezen diensten
gevraagd mag worden. Hiermede te beginnen, acht ik echter niet in het belang van den postcheque- en girodienst; er op te vertrouwen, dat men langs dien weg het doel zal kunnen bereiken, acht ik niet ver-
antwoord. E. P.
WEsTERvELD.
Den Haag, Mei 1926.
DE REGELING DER INTERGEALLIEERDE SCHULDEN.
II
(Stof).
Engeland en zijn debiteuren;
het transfervraagstuk.
Laat ons thans de regelingen beschouwen, die
Engeland met zijn debiteuren heeft ge-
troffen. De Dominions en Koloniën betalen
alle de rente op hunne schulden, terwijl bovendien
Australië, Nieuw-Zeeland en Trinidad die uit een
,,sinking fund” door middel van jaarljksche aflos-
singen terugbetalen. Anders staat het met de Ge-
all i ë e r d en en met de staten aan welke Groot-
Brittannië steun- en herstel-credieten heeft verleend.
Een regeling is tot dusverre, wat de eerstgenoemden
betreft, slechts met Italië en Roemenië getroffen; met
Frankrijk zullen, na de gedeeltelijk mislukte onder-
handelingen tusachen Churchill en Caillaux, ver-
moedelijk binnenkort weder nieuwe besprekingen plaats
vinden. Deze hebben inmiddels tusschen de heeren
Churchill en Péret, voorloopig zonder bepaald succes,
plaats gehad. Maar dit is ook ongeveer alles. En zelfs
wanneer men aanneemt, dat met de kleinere debiteuren
een regeling tot stand komt, dan zal nog Engeland
er belangrijk minder gunstig aan toe
zijn
dan de
Ver. Staten, omdat voor Engeland de vordering op
Rusland niet 2 pCt. bedraagt van het totaal, maar
volgens den tegenwoordigen toestand meei dan twee
vijfde, nI. 41 pCt. van de som der vorderingen beloopt.
Een overzicht der vorderingen van Engeland vindt
men in de volgende tabel, waaruit tevens
blijkt,
hoe-
veel regelingen er nog moeten worden getroffen.
Vorderingen van Groot-Brittannië op zijn Gealliëerden enz.
(31
Maart
1926)
in 1000 X.
Dominions en Koloniën.
,Australië ……………………£
86.866
Nieuw-Zeeland ………………,,
28.348 Zuid-Afrika
………………..,,
11.884
Newfoundland ………. …….. ,,
400
Trinidad ……………………,,
464
Jamaica ……………………..
66
Fidzji
……………………..,,
210
£ 128.238 £ 128.238
Cealliëerden enz.
1. Gefundeerd.
Oorlogsschulden van Gealliëerden:
Italië
……………………..
£ 274.750
Roemenië …………………… ,,
31.250
£ 306.000 ;, 306.000
Leeningen voor steun en herstel, aflosbaar in
termijnen van hoofdsom en rente:
België ………….. . ……….. £
9.000
Belgische Congo ……………..,,
3.600
Polen
………………………..
4.770
Roemenië …………………… ,,
2.200
Estland
……………………,,
248
Hongarije
…………………..
,
87
Tsjecho-Slowakije …………….,,
464
£ 20.369
20.369
Andere schulden, aflosbaar
in
termijnen van
de hoofdsomn of van hoofdsom en rente:
Letland
……………………
£
1.303
Griekenland …………………,,
108
Polen …………………………
153
Tsjecho-Slowakije …………….,,
827
Roemenië …………………… ,,
36
Estland
……………………..
917
£ 3.344
3344
Totaal
£ 457.951.
II. Niet gefundeerd.
Oorlogsschulden van Gealliëerclen:
Rusland ……………………£
794.505
Frankrijk
………………….,,
647.106
Joego-Slavië ………………..,,
31.400
Portugal ……………………..
23.733
Griekenland ………………..,,
21.167
£1.517.911
£
1.517.911
Leeningen voor steun en herstel:
Oostenrijk
*)
£
11.887
Joego-Slavië
………………..
,,
2.533
Armenië……………………
,,
118
–
£
14.538
14.538
Andere schulden:
Armenië……………………..
£
953
Lithauen
……………………..
348
Joego-Slavië …………………..
187
£
1.488 ,,
1.488
Totaal
£ 1.533.937
Totaal generaal
£ 1.991.888
*) Aflossing uitgesteld tot
1
Januari
1943.
De overeenkomst met Italië is voor dit
land, hoe onwaarschijnlijk dit moge klinken na de
groote tegemoetkoming, die het van de Ver. Staten
ondervond, nog gunstiger dan zelfs deze. Tegenover
een schuld van £ 592 millioen (waarvan een Itali-
aansche tegenvordering van £22 miljoen voor tijdens
496
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
den oorlog bij de Bank of England gedeponeerd goud
moet worden afgetrokken) werd een aantal jaarlijksche
termijnbetalingen bedongen, die tezamen slechts
£ 254/2 millioen bedragen, en daar het tijdperk
voor de overeenkomst ook in dit geval op 62 jaren
is bepaald, bezitten deze een veel geringere contante
waarde, ni. op een
014
pOt. rentebasis nog geen
£ 90 millioen; d.w.z. Engeland stelt zich bij een
oorspronkelijk bedrag van £ 384 millioen – met in-
begrip der rente zooals boven vermeld £ 570 milliôen
– tevreden met ongeveer een zesde tot een zevende
van zijn tegenwoordige vordering.
1)
• Met betrekking tot de regeling der Roemeensche
schuld aan Groot-Brittannië valt er een bijzonderheid
te vermelden. Zooals bekend heeft Engeland tijdens
den wereldoorlog de verwoesting der Roemeensche
petroleumindustrie bëwerkt. ‘Uit dien hoofde maakt
de Roemeensche industrie, resp. de Roemeensche
Regeering aanspraak op vergoeding der schade doöi
Groot-Brittannië. Het is nu zoo goed als zeker, dat
die aanspraak zal worden èrkend mn den volgenden
vorm: De Roemeensche vordering op Engeland ter
grootte van £ 10 millioen zal worden afgetrokken
van de Roemeensche schuld aan Groot-Brittannië,
terwijl het aan de Roerneensche Regeering wordt over-
gelaten, zelve de petroleumm aatschappijen schadeloos
te stellen.
Wat betreft de binnenkort weder te hervatten
onderhandelingen met
Frankrijk,
2) kan men wellicht
reeds thans een vermoeden uitspreken omtrent de
richting, waarin deze zich zullen bewegen. De Heeren
Oaillaux en Churchill waren het bij hunne bespre-
kingen in het vorige jaar ten slotte reeds in zoo-
verre eens geworden, dat als norm een betaling van
£ 12,5 millioen op de destijds £ 638 millioen (C 452
millioen als hoofdsom plus £ 186 millioen ach-
terstallige rente) bedragende schuld zou geschie-
den. Daarbij was bovendien in het vooruitzicht ge-
steld, dat
Frankrijk
voorloopig iets minder, maar
ongeveer na 1930 iets méer zou betalen, dan dezen
normalen termijn. Dit zeer tegemoetkomende voor-
stel – immers rente en aflossing tézamen vertegen-
woordigden slechts 2 pOt. van het bedrag der schuld
– ging echter vergezeld van de voorwaarde, dat
Engeland door
Frankrijk
niet zou worden tenach-
tergesteld
bij
de Ver. Staten; bovendien iou men
het niet volkomen eens zijn geworden over het tempo,
waarin de betalingen geleidelijk zouden stijgen tot
die annuïteit van £ 12,5 millioen. Inmiddels heeft
Frankrijk de verplichting op zich genomen, tot het
einde van 1926 £2 millioen te betalen en tot 31 Maart
1927 (het einde van het Engelsche begrootingsjaar)
nogmaals £ 2 mill’ioen, zoodat de Heer Churchill in
zijn nieuwe budget uit dien• hoofde op een ontvangst
1
van tezamen £ .4 millioen kan rekenen. Men mag
aannemen, dat de nieuwé onderhandelingen na de
buitengewoon groote tegemoetkoming van Amerikaan-
sche zijde
niet meer op nog verder strekkende
eischen zullen vastloopen en dat daarmede de tweede
groote schrede zal worden gedaan om Groot-Brit-
tannië te verzekeren van een deel der bedragen, die
het aan Amerika heeft te voldoen, door betalingen van
de zijde zijner Bondgenooten.
In de Balfour-nota verklaarde Engeland zich be-
reid, van Duitschiand en de Bondgenooten samen
slechts zooveel, maar ook niet minder te vorderen
als vereischt wordt’ tot dekking der Britsche beta-
lingen aan de Ver. Staten; dit standpunt is het
1)
De
overeenkomst met Italië kwam tot stand op de
volgende basis: Betaling in het afgeloopen begrootingsjaar
van
£ 2
millioen, daarna twee jaren
£ 4
millioen, dan
4
jaren telkens
£
4.25
millioen en vervolgens tot’
1987
jaarlijks
£
4.5
millioen, in
1988
£
2.25
millioen. Omgekeerd
betaalt Engeland de genoemde
£
22
millioen door af trekt
van
£
250.000
gedurende
4
jaren en bijna
£
400.000
ge-
durende de volgende jaren terug, zoodat de prestatie van
Italië slechts iets meer dan
£
4
millioen per jaar zal bedragen.
) Geschreven vôÔr de onderhandelingen Churchili-Péret.
blijven innemen, hetgeen op zichzelf een belangrijke
tegemoetkoming van Engelsche zijde beteekent. De
schuld aan de Unie beloopt $ 4600 millioen (oorspron-
kelijk $ 4075 millioen), de vorderingen ‘op de Bond-
genooten bedroegen oorspronkelijk $ 7561 mil]ioen;
d. w. z. dat Engeland bereid was af te zien van het
verschil en de daarop vallende rente. De tegenwoor-
dige en de te wachten regelingen toonen aan, wan-
neer men de rekening van den Heer
Churchill
be-
schouwt, dat de door Engeland inderdaad bewezen
tegemoetkoming echter.nog vsrder gaat. Want deze
rekening luidt als volgt:
Betalingen van:
Frankrijk ……. £ 12,5 millioen.
Italië ……….
;,
4,0
Kleine debiteuren
,,
2,0
Duitschiand . . . .
,,
15,0
Totaal £ 33,5 millioen.
Betalingen van Engeland
aan: Ver. Staten ………
,,
38,0
Meer te betalen dan te
ontvangen: ………….£
4,5 millioen.
De ontbrekende £ 4,5 millioen zal misschien op
een goeden dag, aldus gaf de Heer Churchill te
kennen, Rusland bereid zijn af te dragen.
Hij
nam
aan, dat de ontvangsten wegens het Dawes-plan slechts
drie vierden van de bepaalde normale prestatie’ ad
RM. 2500 (of £ 1224) millioen zouden bedragen,
en houdt dus in het geheel geen rekening met een
stijging boven RM. 2500 millioen. Drie vierden der
genoemde som ad £ 12234 millioen bedragen onge-
veer £ 91 millioen; het aandeel van Engeland daar-
in, groot 22 pCt. (volgens de overeenkomst van Spa
en
Parijs)
zou juist £. 20 millioen, en niet slechts
£ 15 millioen, beloopen, en de £ 5 millioen, die
aldus meer dan in het bovenstaande staatje aange-
geven kunnen worden ontvangen, zouden derhalve het
deficit dekken. Intusschen heeft de Heer Churchill
op goede gronden aanleiding gevonden, slechts het
netto-aandeel van Engeland, resteerende na bezet-tingskosten, restituties, ‘kosten van de Commissies,
in
zijn
rekening op te nemen, d. w. z., daar men deze
posten tezamen op ongeveer 20
k
25 pOt. van de an-
nuïteit kan taxeeren, £ 15 millioen. Hierbij kan wor-
den opgemerkt, dat het in elk geval belangwekkend
is te zien, dat de
Britsche ,Regeerin.g het juist acht,
niet te rekenen op de normale ontvangsten uit hoofde
van het Dawes-plan,
en dat’ zij evenals de Amen-
kaansche weigerde, hare ontvangsten krachtens de
vorderingen op hare debiteuren ‘afhankelijk te laten
maken van de ontvangsten dier debiteuren op grond
van het Dawes-plan.
Dit wil niet zeggen, dat er in zekeren graad toch
niet een
dergelijk
verband zou bestaan. De Duitsche
betalingen zijn voor het budget van verscheidene
staten,. in het bijzonder voor
Frankrijk, van zeer aan-
zienlijke beteekenis, van zoo groote beteekenis, dat
hun eigen betalingscapaciteit daardoor mede in Vrij
groote mate wordt bepaald. Hoewel het nu Frankrijk
niet is gelukt, de z.g. ,,clause de sauvegarde”, d.w.z.
het uitdrukkelijk ondergeschikt maken der eigen pres-
taties aan de Duitsche ontvangsten, door te zetten, zoo
biedt toch het Amerikaansche beginsel, betalingen
slechts te verlangen binnen de grenzen voor de mo-
gelijkheid daarvan, een bepaalde zekerheid voor de
debiteuren. Dit beginsel beheerschte den arbeid der
Schulden-Commissie; Senator Smoot verkondigde het
ter gelegenheid der beraadslagingen omtrent de over-
eenkomst met Italië; en wij meenen het ook te kun-
nen hooren uit de rede van den Heer Mellon op ’24
Maart j.l. in de Union League Club te Philadelphia.
* *
*
Het
probleem inzake het overmaken
der gelden
(,,transfer-problem”) dat de Dawes-overeenkomst in
zoo sterke mate beheerschte en ook nog tot velerlei
vraagstukken en discussies aanleiding geeft en zal
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
497
geven, heeft bij de regeling der schulden van Ame-
rika en Engeland met hunne debiteuren slechts een
geringe rol gespeeld, zonder dat het inmiddels geheel
onaangeroerd is gebleven. Inderdaad heeft men te
doen met zeer aanzienlijke bedragen, welke Europa
aan Amerika heeft te betalen. Men kan deze voor
het loopende begrootingsjaar van de Ver. Staten
ramen op circa $ 210 millioen, ni. op $ 161 millioen
van Groot-Brittannië, $ 30 millioen van Frankrijk,
$ 5 millioen van Italië, meer dan $ 6 millioen van
Polen, bijna $ 4 millioen van België, $ 3 millioen
van Tsjecho-Slowakije en het overige van de andere
staten. $ 210 millioen zijn echter meer dan 880 millioen
Goudmark, d.w.z. bijna 90 pOt. der betalingen van
Duitschiand in het eerste hersteljaar, en belangrijk
meer dan de Dawes-leening (RM. 800 millioen) be-
droeg. Denkt men zich eenige jaren verder, dan krijgt
men nog aanmerkelijk grootere cijfers, want bijv. in
het jaar 1946 bedragen alleen de betalingen van
Frankrijk en Engeland te zamen aan de Ver. Staten
meer dan $ 305 millioen.
Dit punt en de vraagstukken, die zich daaraan
vastknoopen (de
mogelijkheid
tot opbrengen en over-
maken; gevolgen voor het betalende en ontvangende
land) vormen de oorzaak ervan, dat
wij
in de over-
eenkomsten, die voor een zeer groot deel het tegen-
woordige ten koste van de toekomst willen ontlasten,
niets kunnen zien, dat onder alle omstandigheden
als definitief moet gelden. Maar dit is geen verdediging
der politiek van ,,Wie dan leeft, die dan zorgt”, die
bij eenige dezer regelingen door de debiteuren schijnt
te
zijn
gevolgd, maar die zich, hetzij korten of langen
tijd toegepast, in de flnanciëele geschiedenis der
staten nog steeds heeft gewroken. Inmiddels, tot een
voorloopige opheldering der situatie, tot het scheppen
van een atmosfeer, waarin de tegenwoordige en toe-
komstige economische en financiëele vraagstukken
rustiger onder de oogen gezien kunnen worden, dragen
deze overeenkomsten evenzeer
bij
als de D awes-regeling
dat op haar gebied heeft gedaan.
Hoe de, in elk geval daaraan ten nauwste ver-
bonden, definitieve regeling van het Duitsche herstel-
vraagstuk zal zijn, is thans nog niet met zekerheid
te zeggen. Dat een definitieve bepaling van het
maximale bedrag voor alle partijen, voor Duitschiand
zoowel als voor zijn crediteuren, zeer wenschelijk is,
behoeft geen betoog. En het is veelbeteekenend, dat
men voor enkele weken geleden het reeds meermalen
en sinds jaren geopperde denkbeeld van omzetting
der schulden wegens herstel in een schuld van
Duitschland niet aan de overwinnende staten zelf,
maar aan particulieren, te New-York zag opduiken.
Dit beteekent dan de uitgifte van een geweldige
leening, uit het provenu waarvan de vorderingen
der schadevergoeding eischende landen zouden worden
voldaan. De uitgifte eener leening van zoo buiten-
gewone grootte als deze nieuwe ,,herstelleening” op
één enkel tijdstip te doen geschieden is natuurlijk
niet mogelijk, maar misschien wèl door een reeks van
leeningen. Daarom doet de vroegere Duitsche Staats-
secretaris Bergmann, die aan alle Europeesche con-
ferenties en herstel-onderhandelingen, eerst als officiëel
vertegenwoordiger van Duitschiand en later als toe-
schouwei- heeft deelgenomen, in zijn opmerkenswaardig
boek ,,Der Weg der Reparation”
1)
het voorstel: ,,De
herstelschuld mag niet grooter zijn dan het totaal-
bedrag der leeningen, die Duitschland in een bepaald
tijdsverloop – ongeveer in 10 jaren – tegen aan-
nemelijke voorwaarden op de kapitaalmarkten der geheele wereld kan plaatsen. Den juisten maatstaf
daarvoor zal weder het jaarljksche bedrag geven,
dat naar het oordeel van het belegging zoekende kapitaal Duitschiand in het buitenland vermag te
betalen.” (pag. 388)
Wanneer echter op deze of dergelijke wijze de
i) Frankfurter Societits-Druckerei (.m.b.H., Abteilung
Buchverlag, Frankfurt am Main,
1926.
hoogte van Duitschlands totale verplichtingen – en
wij zouden hieraan willen toevoegen: bezien in ver-
band met de Duitsche betalingen tot dusverre
definitief zal
zijn
bepaald, dan zullen ook de debi-
teuren van Amerika en Engeland kunnen verlangen,
dat hunne crediteuren met deze omstandigheid reke-
ning houden. Dé – in weerwil van alle,
tijdens
het
schrijven van dit artikel weder dreigende wolken aan
den economischen hemel van Europa, – hopelijk
verder voortschrijdende con solideering der Euro-
peesche verhoudingen maakt het hun mogelijk een
goeden wil te toonen, zooals ook voor bovenbedoelde
övereenkomsten wordt vereischt. Het gevolg daarvan
zou zijn, dat, hoewel ook geen algemeene kwijtschelding
– zooals de heer Churchill onlangs weer aanduidde,
maar de heer Mellon aanstonds van de hand wees -, maar langdurige lasten voor Europa moeten worden
verwacht, men toch, behalve op een ,,Revision of the
Treaty” ook op een ,,Revision of the Debt Agree-
ments” zou kunnen rekenen.
Dr.
WILHELM MAUTNER.
DE NIEUWSTE GEMENGDE ONDERNEMING.
N.V. ,,Gemengd Trambedrijf ‘sGravenhage en
Omstreken.”
De gemengde onderneming blijkt toch niet een
modeartikel
1)
te zijn, dat na korten tijd den smaak
van het publiek te hebben bevredigd, weer van het
tooneel verdwijnt, om voor iets anders plaats te maken
van even geringe duurzaamheid. Integendeel, zij toont
zich een economische formatie van bljvenden aard,
die aan bepaalde behoeften bij voortduring kan vol-
doen. Ondanks scherpe critiek van bepaalde zijde
breidt zich het aantal der gemengde ondernemingen gestadig uit.
In het einde van 1925 wees ter vergadering van
de afdeeling voor technische economie van het Ko-
ninklijk Instituut van Ingenieurs te ‘s Gravenhage
Ir. A. Groothoif in een inleiding over de beteekenis
der gemengde onderneming in Nederlandsch-Indië
er op, hoe sterk zich de gemengde vorm in een be-
trekkelijk kort aantal jaren in hoofdzaak na den
oorlog, in Insulinde had weten te ontwikkelen.
Na het bekende Gemeenschappelijke Electriciteits-
bedrijf Bandoeng en Omstreken (G. E. B. E. 0.) van 1919, na de Nederlandsch-Indische Aardolie-Maat-
schappij (N. I. A. M.) van 1921 en de Gemeenschap-
pelijke Mijnbouwmaatschappij Billiton (G. M. B.) van
1924 is thans in wording de Nederlandsch-Indische
Waterkracht Exploitatie Maatschappij (N. I. W. E. M.),
die zich ten doel stelt het aanleggen en exploiteeren
van waterkracht- en electriciteitswerken, in de eerste
plaats het Kali-Konto project voor Soerabaja, Pa-
soeroan, Malang, Kediri en omstreken.
Speciaal op het gebied der krachtopwekking en
electriciteitsdistributie, alsmede op het gebied van
den mijnbouw (petroleum, tin etc.) en van het ver-
keerswezen (spoor- en tramwegen), om van andere
minder monopolistisch getinte takken van bedrijf niet
te spreken, ligt ook in Indië nog een uitgebreid out-
wikkelingsveld.
Hier te lande ontving laatstelijk bij een bespreking
op de vergadering van de Nederlandsche Vereeuiging
voor Gemeentebelangen te Arnhem in 1925, waar
Mr. Josephus Jitta een inleiding hield over de ge-
mengde onderneming op het gebied der gemeenten,
deze vorm een minder gunstig onthaal. Het adagium
,,publiek recht is publieke plicht” werd omgezet in de
stelling: ,,de publieke zaak wil publiekrechtelijk be-
handeld worden.” Vrij algemeen prefereerde men het
zuivere overheidsbedrijf. Tezeer werd er naar de mee-
ning van velen getracht de fouten, die de overheids-
exploitatie aankleven, weg te werken, door privaat-
rechteljk te regelen, wat met eenigen goeden wil ook
1)
Aldus Mr. H. P. Marchant in de ,,Opbouw”
1923/1924
bi. 755 en vig.: ,,Een Modeartikel”.
498
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
publiekrechtelijk ware te bereiken. Een naamlooze
vennootschap, wier doel in wezen is het maken van
winst, zou immers nimmer, — Struycken zegt het
met zooveel woorden in zijn bekende werkje over ,,De
Gemeenten en haar Gebied” -, aan het doel, beharti-
ging van het publieke belang, voldoen.
Toch zien wij het aantal der naâmlooze vennoot
schappen, voor een belangrijk deel gemengde onder
nemingen, ook in Nederland geleidelijk grooter worden
op het gebied, waar het overheidsbedrijf heerschte
Naast de gemengde ondernemingen, waarin het rijk
participeert en waarbij het spoorwegbedrjf vooraan-
staat, zijn er de gemeentelijke. Den Haag ging reeds
voor met een aantal: de ETagam, Haagsche Gasdistri-
butie-Maatschappij, de N.V. Stedelijk Belang en de
Habo. En dezer dagen verscheen het praeadvies van
B. en W. aan den Haagschen Gemeenteraad betref!
fende de oprichting eener gemengde onderneming tt
exploitatie en voortzetting van het bedrijf der Haai-
sche Tramwegmaatschappij onder zekeïe toevoegingen,
met name van de
lijnen
naar Delft en Leiden via
Wassenaar en
buslijnen.
In Rotterdam wordt een
dergelijke regeling overwogen.
Hoe deze verbreiding ondanks de veelal geuite
bezwaren te verklaren ? Vloeit zij voort uit een groeiend
inzicht in de fouten der overheidsbedrijven en der
overheidsbemoeiing in het algemeen? Uit de over-
tuiging, ook neergelegd in het bekende Rapport van
de Studiecommissie, ingesteld door het Hoofdbestuur
der Maatschappij voor
Nijverheid
en Handel, dat de
ondeskundigheid der vertegenwoordigende lichamen
op de gestie der overheidsbedrijven min gunstig moet
werken?
Tot op zekere hoogte doen zich deze invleden
ongetwijfeld gelden, maar het valt niet te ontkennen,
dat de genoemde bezwaren zich in hoofdzaak richten
tegen de fouten der overheidsbemoeiing in hate aan-
vankeljkheid Niet negatieve factoren alléén, niet
reacties op het overheidsbedrijf zonder meer, drijven
naar den gemengden vorm. Er zijn
ongetwijfeld
ook
positieve elementen. Dit blijkt duidelijk uit het prae-
advies van B. en W. aan den Haagschen Raad. –
De particuliere exploitatievorm, de concessie, wordt
door hen evenzeer verworpen wegens de daaraan ver-
bonden
moeilijkheden,
als de zuiver gemeentelijke.
Beide blijken
belangrijke nadeelen met zich te bren-
gen. •De particuliere een te éénzijdig op winst ge-
richten opzet, verwaarloozing van niet rendabele lijnen
of te zware geldelijke verplichtingen voor de over-
heid, enz.; de gemeentelijke, te groote onkosten voor
personeel door het te verwachten streven naar gelijk-
stelling met gemeentepersoneel, te sterke gebonden-heid in exploitatiewijze en keuze van beambten, etc.
Beide ook speciale voordeelen; buy. de eerste, uitslui-
ting van risico voor de gemeente en economischer
exploitatie, — het wordt uitdrukkelijk in het rapport
door B. en W. erkend —; de tweede, een meer directe
behartiging der openbare belangen.
Samenkoppeling der voordeelen met wegwerking
der nadeelen moet dus het streyen
zijn.
De gemengde onderneming schijnt hiervoor de oplossing te brengen.
Een naamlooze vennootschap, waarvan alle aandeelen
in handen der overheid zijn, gaat nog niet ver genoeg.
Daarbij is op den duur, vooral voor een trambedrjf,
nog te veel de invloed der min deskundige en door
politieke beginselen en richtsnoeren heheerschte over-
heidslichamen, in casu den Raad, te vreezen.
,,Wil men zich, – aldus het rapport van B. en W. -,
inderdaad de voordeelen van den particulieren exploi-
tatievorm niet zien ontgaan, dan is het noodig, dat in het op te richten bedrijf particulieren in belang-
rijke mate deelnemen, zoowel in het kapitaal als in
de leiding, m.a.w. dat het een werkelijk gemengd
bedrijf wordt. Bij dezen bedrijfsvorm zal het ook eerder
mogelijk zijn te komen tot een eenheid bij de exploi-tatie van het stadsnet en van de buitenlijnen, hetgeen
voor het publiek van groote beteekenis zou zijn. –
Het openbaar belang is echter bij een gemengd bedrijf
alleen dan veilig, wanneer zoowel wat het kapitaal,
als wat de leidende organen betreft, de meerderheid
aan de
zijde
der Gemeente is. Intusschen behooren
rechtmatige belangen der minderheid daarbij hun
bescherming te vinden in bepalingen van een te
sluiten overeenkomst, welke de gestie dier organen
aan zekere regelen binden.”
Zijn B. en W. er in geslaagd in hun ontwerp-
contract en ontwerpstatiten met andere bijlagen, die
zij, aan den Raad overleggen, deze grondged achten te
verwezenlijken? Het wil mij voorkomen van wel;
een behoorlijke opweging en afbakening der beide
belangen is verkregen. Euvelen, als bij vroegere ge-
mengde ondernemingen hier te lande aanwezig, zijn
voorkomen; geen te groot overwicht van de overheid,
gelijk bijv. bij het gemengde spoorwegbedrjf en even-
min een positie van machteloozen geldschieter, gelijk
bij de N.V. Koninklijke Hoogovens en Staalfabrieken
of de N.V. Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie.
Tal van bepalingen toonen dit aan. Zoowel in de
Vergadering van Aandeelhouders, als in den Raad
van Beheer heeft de Gemeente de meerderheid; in
de Vergadering brengt zij drie van de
vijf
stemmen
uit, tegen de H. T. M. twee, en in den Raad vijf’van
de acht. ‘Van het aandeelenkapitaal ad f 300.000,—,
verdeeld in zes aandeelen, krijgt de Gemeente er vier
en de H. T. M. twee Tegenover dezen beslissenden
invloed op het beheer van het bedrijf worden echter
aan’ de minderheid (H. T. M.) garanties gegeven, met
name en in hoofdzaak in de bepalingen betreffende
tarieven en den aanleg van nieuwe lijnen. Bepalingen,
die doen denken aan de door Passow in zijn bekende
werk weergegeven statuten der vooroorlogsche Duit-,
sche gemengde tramwegondernemingen, en die wij
hier niet uitvoerig kunnen bespreken, evenmin als
de regelingen nopens inbreng, verkeersmonopolie, ont-
binding, arbitrage bij geschillen, winstdeeling, etc.,
hoe belangrijk die op zich zelf ook mogen zijn. Alleen
zij opgemerkt, dat het personeel wordt benoemd door
den Raad van Beheer, die ook de arbeidsvoorwaarden
vaststelt, welke echter nimmer ongunstiger mogen
zijn dan het gemiddelde voor Spoorwegpersoneel in
standplaatsen van overeenkomstige grootte. (Geen
gelijkstelling derhalve met gemeentepersoneel). Een’
personeelraad, die vergadert onder voorzitterschap
der directie, zal advies geven aan den Raad van
Beheer over alle arbeids- en personeelsaangelegen-
heden, terwijl ten slotte de mogelijkheid.is opengelaten
om op voordracht van het personeel leden in den Raad
van Beheer te benoemen, waartoe echter momenteel
B. en W. in meerderheid den tijd nog niet rijp achten.
Aldus gedacht en opgezet is de gemengde onder-
neming niet meer te
begrijpen
als louter reactie op
het overheidsbedrijf. Integendeel, het is een hoogere vorm van exploitatie, één van getemperde gemeen-schapsbemoeiing met erkenning van de individueele
en particuliere waarde in het economisch leven. —
Het is dan ook onjuist om de eerste vormers van
‘het overheidsbedrijf te
verwijten,
dat het zoo star en
oneconomisch blijkt te zijn. Onder bepaalde omstandig-
heden en als primaire vorm van overheidsbemoeiing
bij de exploitatie van monopolistische. bedrijven is
het volkomen te aanvaarden. Maar bij de verdere
ontwikkeling der maatschappelijke verhoudingen en
den invloed daarvan op het economisch leven is het
in waarde aanzienlijk gedaald en
zijn
andere nieuwe
en beter in het kader van dezen tijd passende vormen
gegroeid, waaronder de gemengde onderneming een
.belangrijke plaats inneemt.
Van uit dit gezichtspunt is vanzelf ook moeilijk
houdbaar, hetgeen bijv. Mr. H. P. Marchant stelt in
het Aprilnummer van ,,De Opbouw” naar aanleiding
van het bekende rapport over ,,Doelmatige Overheids-
bemoeiïng,” en speciaal van een daarin voorkomende
verwijzing naar den gemengden ondernemingsvorm,
als oplossing. Nog steeds van den particulieren
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
499
exploitant af keerig, wil hij het samengaan van de
overheid daarmede alleen in den vorm van een huwelijk
uit berekening in den meest krassen zin, immers
schrijvende op bl.
993:
,.Er kunnen zich omstandig-
heden voordoen, die dwingen om dezen vorm te aan-
vaarden, waar de bruid uit het private leven een
inbreng komt aandragen, die voor den opzet van het
bedrijf onmisbaar
is.
Maar gevaarlijk blijft de bruid
wegens haar lange vingers en indien de verzorger
van den publieken dienst het als celibatair kan stellen,
blijve hij ongehuwd.”
Op
deze basis zoude er van een juiste samenwerking
tusschen overheid en particulieren niet veel terecht-
komen. Aldus en onder
zoo
vriendelijke bewoordingen
ten huwelijk genood, zal immers de ondernemer 5f
terstond weigeren, tf zoodanig geharnast en met
achterdocht, geladen toetreden tot deze echtvereeni-
ging, dat van eenheid in de bedrijfsleiding geen sprake
kan zijn. – Een omgekeerde methode dient gevolgd,
een ander inzicht te overheerschen. Niet als tegen-
standers moeten gemeenschap en particulier tegenover
elkander staan, maar als deelgenooten in één bedrijf, aan weiks opbouw en bloei beiden
gelijkelijk
hebben
te werken. Mr. Dr. J. M.
DE MOOR.
Rectificatie. – In het artikel van Mr.
H. R.
van Maasdij7c ,,D
e aflossing s v o o r waarden voor
de pandbrieven onzer hypotheekbanken”
wordt in de tabel op p. 432 van het No. van 12 Mei 11.
als pandbrievencirculatie der Algemeene Hypotheek-
bank te Amsterdam opgegeven:
f 12.249.600.
Dit
moet zijn
f 21.249.600.
In het artikel
,,Nieuw Zeerecht en Haaqsche Con-
ditiën” in
het
No. van 26
Mei 11. leze men op biz. 476,
ste kol. 16e regel v.o.
,,dan” i.p.v. ,,daar”
en in den
3en regel v.o, achter
volstaan ,,wercl verworpen”.
AANTEEKENINGEN.
Gewone en buitengewone uitgaven.
In de zitting der Eerste Kamer van
20
Mei 11.
heeft de heer Wibaut o.m. gesproken over het stand-
punt, door de Regeering t. a. v. de financiering van
buitengewone uitgaven ingenomen. De heer W. bleek
hierbij op hetzelfde standpunt te staan als Mr. van
Gun in zijn artikelen in de nos. van
23
en
30
Dec.
1925
van dit weekblad.
Na te hebben gesteld, dat alle middelen, die in de
naaste en verdere toekomst de productie kunnen ver-
grooten, moeten worden aangewend en wel in zoo snel
mogelijk tempo, ging de heer W. in verband met deze
kwestie van het tempo over tot
bestrijding
van de
opvatting, door den vorigen Minister van Financiën
neergelegd iii de M. v. A. op het (ingetrokken) out-
werp-Weeldebelasting. De Minister schreef daar om.:
,,Wanneer de Staat, die jaarlijks voor het maken van
dergelijke werken, (waarvan het nut zich over meerdere
jaren uitstrekt. – Red.) uitgaven heeft te doen, die uitgaven
uit leeningsgeld bekostigt, zal hij wel ineteenigen tijd zijn
budget ontlasten, doch zal na betrekkelijk weinig jaren er-
varen, dat aan rente en aflossing van die leeningen meer
moet worden betaald, dan wanneer de werken ten laste van
de gewone begrooting waren gebracht”.
N. a. hiervan zeide de heer Wibaut:
1).
,,Deze theorie zegt dus, dat alle werken van langdurige
nuttigheid, waterstaatswerken, wegenwerken, werken van
allerlei soort, die op de productiviteit van den menscheljken
arbeid in dit land in de naaste of iets verder afliggende
toekomst van gunstigen invloed kunnen zijn, betaald moeten
worden uit de belastingen. Er komen wellicht ook wel eens
inkomsten uit de Staatsmijnen en andere Staatsbedrijven
– en ik wensch op dit punt de Regeering in de toekomst
h&t beste, – maar in het groot gezien geldt dit: dl men
moet die werken bekostigen uit de belastingen di uit lee-
ningen op langen termijn en dan zullen natuurlijk de rente
en aflossing van die leeningen ten laste van de gewone
uitgaven worden gebracht. Het spreekt dan natuurlijk ook
vanzelf, dat men bij het bepalen van den aflossingsterniijn
‘) Handelingen Eerste Kamer p. 241 v.
van die leeningen zeer zorgvuldig rekening houdt met den
duur van nuttigheid van die werken en dan daarbij aan den
veiligen kant blijft, zoodat men krijgt een financieel beleid,
waai-bij het Staatsvermogen door uitvoeren en financieren
van die werken op den duur niet achteruit-, maar vooruit-
gaat, omdat in die leeniugpolitiek op den duur zit een – zij het dan ook matige – kapitaalvorming. Wijl immers
niet alle, maar toch een deel van die werken hun produc.
tiviteit zullen hebben behouden en voortzetten ook wanneer de leening, die daarvoor is uitgegeven, is afgelost. Wanneer
men het zoo doet, zal niet alleen het vermogen niet achter-
uitgaan, maar zal de waarborg, dien de beleggers in die
leening hebben, vooruitgaan.
Deze voorzichtige financiering wordt hier afgewezen. In
theorie zou dat wel goed zijn, maar in de practijk kan het
niet, omdat op den duur de kapitaallasten zouden komen
te staan tegenover de productiviteit, en daardoor zou, wat
aan verbetering van de productiviteit zou worden gewonnen,
opgeheven worden door de kapitaallasten. Dan zou de pro-ductiviteit verdwijnen en daardoor het productieve karakter van die werken.
De Regeering is toch van haar eigen theorie een weinig
geschrokken; op de volgende bladzijde staat van deze theorie
een kleine correctie; daar lezen wij:
De Staat zal binnen zekere grenzen de productiviteit
van het Nederlandsche volk zoo krachtig mogelijk moeten
bevorderen. Hij doet dit b.v. door den aanleg van ver-
keerswegen te land en te water, door drooglegging van de
Zuiderzee en vele andere werken meer. Dat voor deze
werken niet mag worden geleend, is hierboven uiteen-
gezet, doch het is duiçleljk, dat, indien de Staat eenerzijds
door heffing van successiebelasting een deel van het na-
tionaal vermogen tot zich trekt, deze kapitaalsheffingen
de aangewezen middelen vormen om daaruit werken als
het bovengenoemde te bekostigen. Aldus wordt de opbrengst
van deze kapitaaisheffingen in nieuw productief kapitaal
omgezet.”
Mijnheer de Voorzitter t fier krijgen wij dus een kleine
correctie. Er wordt verband gelegd met de successiebelastiug,
die ongetwijfeld voor een deel heffing uit vermogen of uit
kapitaal is, en men zegt: als ge die er voor gebruikt, dan
gaat het wel. Ik meen (afgezien van die aanvaardbare aan-
wending van successiebelasting) dat, waar men de finan-
ciering van die productieve werken ztld ziet, men daardoor
het tempo, waarin zij tot stand zullen komen, zeer ver-
langzaamt en dit tempo niet alleen laat bepalen door de
economische behoeften waarin men in een gegeven oogen-
blik leeft, maar door de vraag of de belastingen nog kunnen
worden verhoogd, om die werken te betalen.”
Nu heeft de huidige Minister van Financien den
heer van den Tempel onlangs op zijn vraag naar de financiering van productieve werken medegedeeld,
dat in het algemeen bezwaar bestaat tegen toeneming
van den schuldenlast en men bij de bestrijding van
de kosten dezer werken uit leeninggelden derhalve
zeer voorzichtig moet wezen. Bij dezelfde gelegenheid
gaf de Minister als zijn meening, dat de Regeering
intusschen overigens zou willen vasthouden aan het
standpunt, dat alleen als buitengewoon mogen worden
beschouwd die uitgaven, waarvan dadelijk ingaande
baten worden verkregen.
Hierover merkte deheer Wibaut o.m. het volgende op:
,,In hoe weinig gevallen staat dat vast, Mijnheer de Voor-
‘z’itter! De Minister van ‘Fi.uai.iciëii tioenitle een voorbeeld
de indijkiug van Volleishove. Ik geloof het graag, maar
weet er overigens niets van. Zoo zullen er hier en daar nog
vel enkele objecten te vinden zijn. Maar wanneer mei,
maakt groote waterstaatswerken, dan neem ik aan, dat
alleen moet vatstaan zde algemeene pi
–
ocluctiviteit, d.w.z.,
dat met die werken het economisch leven van de natie wordt
gediend, dat de ..ondsiag van productieven arbeid wordt
verbreed of verdiept. Maar de rentabiliteit in den zin, dat
dadolijk iugaande baten worden verkregen, Mijnheer de
Voorzitter, staat bijna nooit vast bij werken van deze
soort, behoeft ook niet vast te staan.
Zelfs, wanner men havenaverkeu zou gaan aanleggen,
verondersteld, dat het Rijk dat zou dccii, die voor het
economisch leven onontbeerlijk kunnen zijn, dan staat vel
de productiviteit vast, maar niet de rentabiliteit. Integen-
deel, dan staat veelal wel vast, dat van de rentabiliteit
iii dc eerstvolgende jaren na de voltooiing geen sprake zal
zijn-
Wat moeten dan naar mijn meening
gaven? Ik meen, dat men het zoo kan zeggen, dat uit bui-
500
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
tengewone middelen mogen worden betaald de kosten van
werken, welker maatschappelijke nuttigheid zich uitstrekt
over een lange reeks vnu jaren, iverken, welker maatschap-pelijke prodticiiviteit in .algemeenen zin zich uitstrekt over
een lange reeks van jaren. Wanneer daarbij vaststaat een
behoorlijke termijn van aflossing van clie leeninge4, die
zeo voorzichtig ivor.dt gesteld anti den kleinen kant, dat de
productiviteit en de maatschappelijke nuttigheid van die
werken langer zullen duren, soms een geslacht, soms twee
of meer gesl.achten langer dan de duur van de kapitaals-
lasten voor de komende geslachten, dan is het niet alleen
geooiloofd, maar ‘is het goed financieel beleid, om die wer-
ken niet te willen betalen uit belasting, maar ze te be-
talen uit leeningen op langen termijn, waarvan natuurlijk de rente en aflossing op rekening moeten komen van den
gewonen dienst.
Zod wordt sedert jaar en dag, voor zooveel ik weet zon-
der 6enig protest en zonder dat in Staatsstu!kken al te
dikwijls een theorie daartegenover werd gesteld, ook het’
financieel beleid van de groote gemeenten gevoerd. Ik ben’i het weinig tegengekomen, dat de voogden over de gemeen-‘
ten; de door ons allen geëerhiedigde colleges van Gedepu
teerde Staten, daartegen zijn opgekomen. Ik geloof ook
niet, dat het zou kunnen. Zeker, men kan een andere rede-
iceering volgen en zeggen: wan.neer gij ieder jaar een zeker
aantal werken uitvoert, zullen op den duur de kapitaals-
lasten van die leeningen even groot worden als wanneer gij
het totaal van die werken elk jaar uit de belasting zoudt
moeten betalen. Immers, dat is het alternatief. Als mcci
nu zeide: wij willen ook voor de meest productieve werken
de rentelasten niet verzwaren, wij willen die uitvoeren van
belastin’ggelden, dan worden op den tduur onze kapitaals-
lasten zooveel minder, (1at wij ‘het met dzelfide heffing evengoed konden doorvoeren, dan lijkt dat oppervlakkig
heel mooi, maar van nabij gezien zou er niet veel van
terechtkomen.
Nu heb ik eens uitgerekend, wanneer wij in Amsterdam
in een aantal jaren de buitengowne werken, die dus vol-
doen aan ‘het door mij omschreven criterium, uit de belas-
ting hadden willen betalen, dan zou .dat in 1919, toen cle
belasting nog veel hooger was, beteekend hebben een ver-
lioogi’ng der •in.komstenbelas.ing met 80 pCt.,.in 1920
met 61 pCt., ‘in 1921 met 78 pCt., in 1922 met 87 pCt., in
1923 met 92 pOt. en in 1924 met 78 pOt.
Nu kan men zeggen: als men maar volhoudt en geen
leeningen meer sluit, dan wordt op den duur rente en af-. leasing zooveel minder, dat dit overeen uitkomt, maar ik
ben bang, dat, terwijl mcii volhoudt, de patiënt onder •de
kuur bezwijkt. Dit geldt mi. niet alleen voor gemeenten, maar ook in zekere mate voor het Rijk.
In liet antwoord van den Minister van Financiën aan’
de sprekers in de Tweede Kamer heeft ‘cle Minister er op
gewezen, dat hij aan cle elasticiteit van het bedrag der be-
lastingen, dat geheven kan worden, nu eigenlijk wel het
eind ziet. Rij is aan belastingverlaging nog niet toe, maar
aan verschuiving. Ik meen, dat, wanneer men nu de bui-
tengewone werken wil financieren uit de belastingen en
dan toch de vereischte iwerken in snel tempo wil uitvoeren,
men dan gedurende een reeks van jaren zulk een ondraag-
lijken last zal krijgen, dat ciie wijze van werken eenvoudig
niet door te voeren is.
Zoo staat ‘het geval, Mijnheer de Vooraitter! Ik meen
daarom, dat als grondslag vooi cle financiering van wer-
ken, zooais door-mij omschreven, wanneer men wil, dat
die werken zullen tot stand komen in een tempo, dat door
den ‘tijl, waarin wij leven, – wordt vereischt, in zulk een
snel tempo als cle technische uitvoering ‘begeerljk maakt en dus verbetering van den eeonomischeu toestand geef t’
zoo spoedig als het kan, wij dan ook, wat de regeling van dit onderdeel door ‘het Rijk betreft, zullen moeten komen
tot het criterium, dat ik heb aangegeven. Wanneer men dat
niet doet, zal men staan voor het alternatief, zooals ook
in de Regeeringsstukkefl gezegd wordt, zeer voorzichtig,
heen, Mijnheer de Voorzitter, zeer onvoor.zichtig langzaaada
tezijn ‘in het bepalen van het ‘tempo van uitvoering der
buitengewone werken, die voor het scheppen van de moge-‘
lijkheid van blijvende economische verbetering der produc-
tiviteit noodig zijn, of men zal komen tot een belasting-
ver.hooging, waarvan ieder begrijpt, .dat die gedurende een
zeker aantal jaren niét te handhaven is.”
Vereeniging voor Actieve Handelspolitiek.
Op
de ook in dit blad (blz. 399 van 28 April 1.1.)
afgedrukte circulaire der Vereeniging voor Actieve Handelspolitiek reageert de Vereeniging voor Vrij-
handel in No. 5 harer brochures. Het betoog draagt
tot titel: ,,Een oude bekende in een nieuw kleed”,
draagt als motto:
,,L’hypocrisie est un hommage,
que l’erreur rend
A
la vi?ritd”.
en luidt als volgt:
Het is een bewijs voor de moreele kracht van de leer van
den vrijhandel en voor de waarde, welke een langdurige er-
varing in Nederland aan die leer heeft toegekend, dat, wie
in ons land pleit voor protectie, dat niet onomwonden uit-
spreekt.
De Regeeringen, die krachtens de beloften, welke zij bij
de verkiezingen hadden gedaan, ontwerpen tot herziening
van de Tariefwet in protectionistischen zin hebben ingediend,
hebben altijd den nood van de schatkist op den voorgrond
geplaatst en slechts terloops melding gemaakt van ,,bescher-
Ining van den nationalen arbeid” of van steun aan de. na-tionale industrie. En het is niet waarschijnlijk, dat Minis-
ter Colijn er in geslaagd zou zijn, zijn Tariefwet binnen zes
maanden in het Staatsblad te brengen, indien de toestand
van ‘s lands financiën er niet toe geleid had, om wat minder
scrupuleus dan gewoonlijk te zijn met de middelen ter ver-
,sterking van onze schatkist en indien aanstonds bekend
ware geweest, dat elke technische herziening, welke zou
gaan in de richting van den vrijhandel op grond van ar-
tikel 43 weder ongedaan gemaakt zou worden.
De onlangs gepubliceerde circulaire van de nieuwe ,,Ver-
eeniging voor Actieve handelspolitiek”‘) blijft aan deze tra-
ditie getrouw. Hoewel het stuk door een aantal bekende
protectionisten is onderteekend, dragen de onderteekenaars
er roem op, dat zij, hoewel ,,pleitend voor retorsiemaat-
regelen, niet voeren een protectionistische politiek”. Bestaat
er dan reden, veroorloven wij ons te vragen, zich voor het voeren van zulk een politiek te schamen?
Eenigermate zijn deze heeren, die er zich op verheffen, dat zij een protectionistische politiek niet voeren, gecom-
promitteerd, doordat hun streven aanstonds door ,,De
R.K. Werkgever” – het blad, dat met de
»
Rotterdammer”
samen bij alle gelegenheden voor protectie heeft geijverd
– met warme instemming is begroet. Evenals wij, heeft ook ,,De R.K. Werkgever” bespeurd: ,,dat de inhoud .dezer cir-
culaire geheel parallel loopt met het standpunt door de
A. R. K. W. V. ingenomen”.
Dat voor die vreugde aanleiding bestaat, kan gemakke-
lijk uit de circulaire worden aangetoond.
De protectionistische geest behoeft niet te blijken uit het
feit, dat de circulaire pleit voor retorsiemaatregelen. Terecht
wordt er de aandacht op gevestigd, dat ook onvérdachte
vrijhandelaren de mogelijkheid hebben opengelaten, .dat som-
tijds door middel van retorsiemaatregelen een nuttig effect zou
kunnen worden bereikt. Dat bewijst echter allerminst, dat
ieder, die voor retorsiemaatregelen ijvert, een goed vrij-
handelaar zou zijn. Omdat een goed ruiter wel eens van
het paard valt, is ieder die van het paard valt, nog geen
goed ruiter.
De protectionistische geest komt echter op omzichtige,
maar toch onmiskenbare wijze in een ander gedeelte van
de circulaire voor den dag.
In den aanvang wordt geconstateerd, dat er een soort
van protectionistische wedren der ons omringende staten
bestaat. Blijkbaar wordt dat ook door de onderteekenaars
der circulaire afgekeurd. Desniettemin dringen zij er op aan,
dat wij dat slechte voorbeeld zullen volgen en wel -. en
dat is voor ons betoog het voornaamste – niet bij wijze
van retorsiemaatregel, doch, omdat ,,aan onze producten
,,niet langer de bestaansvonrwaarden (mogen) blijven ont-
,,houden, die elke buitenlandsche wetgever aan zijn na-
,,tionale voortbrenging schonk”. Derhalve moet: ,,ruimte
,,worden gemaakt voor de uitvaardiging van maatregelen
,,in den geest van het Schoenenwetje; wanneer abnormale
,,toevoer het Nederlandsche bedrijfsleven bedreigt”.
De Schoeneuwetjes zijn nimmer bedoeld geweest als re-
torsiemaatregelen tegen het buitenland. De Regee ring heeft zich integendeel zelfs beijverd te verzekeren, dat het buiten-
land op het schoeneninvoerverbod van Nederland niet heeft
gereageerd.
De maatregelen, welke de circulaire naast retorsiemaat-
regelen aanbeveelt, dragen een zuiver protectionistisch ka-
rakter. Door, de mededeeling der onderteekenaars, dat zij,
,,pleitend voor retorsiemaatregelen niet een protectionistische
politiek voeren”, welke op zichzelf beschouwd niet onjuist
behoeft te zijn, wordt desniettemin de indruk gewekt, of
de nieuwe vereeniging zulk een politiek ook niet beoogt.
Zij .mogé dat, om goede redenen, niet in haar vaandel hebben
geschreven, dat haar dit doel desniettemin voor oogen stond,
blijkt uit het bovenstaande duidelijk.
Het is het oude protectionisme, zij het ook in een nieuw
kleed.
‘) Ee. Stat. Ber; van 28 April 1926, blz. 399.
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
501
Indexcijfers van groot- en kleinhandeisprijzen
in Ned.-Indië.
De maandstatistjek 1926 No. 2 van het Centraal
Kantoor voor de Statistiek te Weltevreden bevat o.m.
het volgende:
Uitvoer.
Het algemeene indexcijfer vertoont gedurende
de eerste vijf maanden van 1925 een geleidelijke en regel-
matige daling, die een aanvang nam in December 1924
met een prijsdaling van
tapioka.
Het laagste punt ligt in
Mei met een sterke p,rijsdaling van
suiker.
Daarna stijgt
het cijfer met schommelingen, voornamelijk door den invloed
van
rubber, peper
en
katjang idjoe,
tot in December het
hoogste punt van het jaar wordt bereikt. Januari en Fe-
bruari 1926 vertoonen een sterke en voortgaande reaktie,
vooral in de rubberprijzen.
In September zijn o.a.
suiker, maïs
en
kat jangolie
in prijs
gedaald, terwijl met name
peper
en
katjang idjoe
zijn ge-
stegen; het eindcijfer geeft een daling van twee punten.
De laatste drie maanden van het vorige jaar vertoonen een
ander beeld. In October wordt een prijsstijging van
rubber,
peper, kapok
en
tin
slechts ten deele te niet gedaan door
een daling van
eerstehands suiker
en van
koffie;
in No-
vember en December herstelt de
suiker
zich eenigszins, de
rubber
bereikt een nieuw hoogte-record,
peper
en
kapok
blijven stijgen, en ondanks een scherpe prijsdaling van
ka-
pokpitten en van
djarakpitten
bereikt het algemeene index.
cijfer in December het, hooge peil van 152.
Het gemiddelde van 1925 ligt intusschen, voornamelijk
door de prijsdaling van
suiker
en van
tapioka,
tien punten
beneden het jaar tevoren. Ook enkele kleinere artikelen
(citronelia-olie, katjang-olie
en
djarakpitten)
waren goed-
kooper dan het jaar tevoren, en de prijsstijgingen van rub-
ber en peper was tegen dit alles niet opgewassen.
De
rubber
is tusschen Jan.fFebr. en Juli 1925 met ruim
24
0
/0
in prijs gestegen. Augustus en September vertoonen
een vrij sterke reaktie, terwijl de prijs in October weer
even hoog is als in Juli en November en December zelfs
aanzienlijk hooger. De maand November schijnt voorloopig
het toppunt te zijn; sindsdien trad een aanzienlijke prijs-
daling in, die in Februari j.l. zelfs een prjsval werd.
Het indexcijfer voor
witte peper
bedroeg in 1923 ge-
middeld 70, in Januari/Augustus 1924 gemiddeld 87, in
September 1924 95, in Juni 1925 117, in December jI. 199
en in Januari j.l. 217. In Februari was de prijs iets lager.
De prijs van dit artikel is in ruim een jaar tijd meer dan
verdubbeld.
De
theeprjsen
bewegen zich op een hoog peil en zijn, na
een aanvankelijke daling in het begin van 1925, de laatste
vijf maanden (Oet./Febr.) weer eenigszins gestegen. Intus-
schen geldt het hier grootendeels nominale noteeringen.
Invoer.
Ook de reeks der invoerartikelen zal weldra her
–
zien worden; de hier gegeven cijfers zijn dus voorloopig.
Thans zijn slechts enkele artikelen van de groep ,,Diversen”
verplaatst naar de groep ,,Chemicaliën”.
Gedurende de eerste drie maanden van 1925 bleven de
prijzen der invoerartikelen vrijwel onveranderd op hetzelfde
peil als het gemiddelde van 1924. In April en Mei trad een
lichte daling op, die in Juli het laagste punt bereikte. De
maand Augustus vertoont een prijsstijging van
rijst
en whisky
en overigens vrij sterke schommelingen, met als
uitkomst een stijging van edn punt. In September is de
rijst
wederom gestegen, doch het
meel
blijkt iets in prijs
gedaald; de overige prijsveranderingen zijn onbeduidend.
in October en November zijn onder de levensmiddelen de
australische boter
en de
rijst,
onder de metalen het
lood,
onder de diverse de
gele hars
in prijs gestegen; enkele
tea-
tiefe goederen
daarentegen zijn in prijs gedaald. In Decem.
ber staan
textiele goederen
wederom iets lager, en in Januari
j.l. is het
lood
vrij aanzienlijk gedaald. De cijfers voor
Februari zijn slechts voorloopig, daar de prjsopgaven der
meeste artikelen niet tijdig ontvangen zijn en daardoor
veelal dezelfde prijzen als voor Januari moesten worden
ingevuld.
Kleinhandelsprjzen.
In de serie indexcijfers voor artikelen
van in- en uitheemschen oorsprong bevonden zich een paar
fouten, die thans gecorrigeerd zijn. Tegelijk werd de ge-
heele serie herzien en uitgebreid.
De serie is nu zoo samengesteld, dat de inheemsche en
de uitheemsche groep geheel parallel zijn.
Wat de algemeene indexcijfers betreft vertoonen de klein-handelsprijzen der
uitheemsche
artikelen over het geheel
genomen een beeld van stilstand: sinds lang schommelen
zij om 151. Het algemeene indexcijfer der
inheemsche
ar-
tikelen evenwel is in 1925 gemiddeld 14 punten lager dan
in 1924.
Tengevolge van Chineesch Nieuwjaar waren de
eieren
in
Indexcijfers van 51 invoer- en 20 uitvoerartikelen in den
groothandel te Batavia, Soerabaja en Semarang.
Invoerartikelen.
Uit-
voer-
artik.
Tot.
groot.
hand.
—
O
e
0
.0
–
a)
(_)
•
E
is
E
1913.
100
100
100 100
100
100
100
100
1922.
211 176
181
158
172
186
129 170
1923.
208
174
186
169
174
187
149
176
1924.
208
173
182 168
189
185
155
176
1925.
204
166
176
171
196
184 145
172
Februari 1925.
208
168
181
157
196
185 147
–
Maart
.
209
166 180
157
198
185 144
–
April
.
207
163 173
157
199
184
141
–
Mei
.
207
162
175
153
199
183 140
170
Juni
.
206
162
175
152
199
183 142
–
Juli
.
202
162 175
152
201
182
146 1
–
Augustus
.
202
166
170
154
207
183
145
1
–
September
.
202
168 173
148
207
183
143
–
October
.
201
169 173
151
209
184
146
–
November
.
199
170 174
147
211
184
152
174
December
.
196 170 174
177
6
193
0
183 152 173
Januari
1926.
196
170
168
177
193
182
149
172
Februari
.
196 169
168 177
193
182
144
170
£0
LLL.
17
art.
) 10 art.
4)
11 art.
5)
6 art.
4)
Vanaf December 1925 cijfers berekend, volgens nieuwe
indeeling der artikelen.
de eerste helft van Februari j.l. buitengemeen duur, en het
index-cijfer der inheemsche artikelen staat dan ook drie
punten boven dat van Januari. In Maart zijn de prijzen
vooral der
uitheemsohe
artikelen weer lager.
Indexcijfers van kleinhandelsprijzen van verbruiksartikelen
van in- en uitheemschen oorsprong te Batavia.
–
J.
heemoch_1)
Uit-
1heemsch
1)
Totaal
100
100
100
194
173
183
1924…
183
158
171
1925…
169
152 160
175
160 168
177
161
169
1913/14 ………..
176
161
169
1
923………….
Juni
,………….
173
162
168
Maart
1
925……………
Juli
,………….
174
161
168
April
……………..
Mei
,…………….
176 162
189
September
,.
…………
178
…
161
170
October
,.
…………
..
177
162
169
Augustus
,…………….
November
..
…………
177
161
169
December
,.
…………
…
176
161
169
Januari
1926 …………
.. ..
167
2
)
1512)
1592)
Februari
,.
…………
…
170
152
161
daart
,…………..
.
169 149
158
i) ZO
artikelen. 2) Vanaf Januari 1926 cijfers berekend,
volgens nieuwe indeeling der artikelen.
Passerprijzen.
De serie passerprijzen is met twee artikelen
uitgebreid: gedroogde visch
en
javaansche suiker.
Over de eerste tien maanden van 1925 zijn de prijzen
gemiddeld over vrijwel de geheele linie gelijk aan of een
tikje lager dan die van 1924. In November evenwel dôet
de invloed van de lange droogte en van den slechten padi-
oogst in Midden- en Oost-Java zich reeds duidelijk gevoelen.
Weliswaar is de
beras
nog altijd goedkooper dan het jaar
tevoren, doch
padi,. maIs, cassave
(en vooral
gaplek), bata-
ten, grondnoten
en
kedelee-
zijn reeds min of meer sterk
in prijs gestegen of althans duurder dan in November 1924.
Met uitzondering van
beras
en artikelen als
vleesch
en
javaansche suiker
zijn de gemiddelde prijzen van 1925 dan
ook iets hooger dan die van 1924, terwijl Januari j.l een
aanzienlijke prijsstijging vertoont. In Februari evenwel zijn
de prijzen weer iets gedaald.
ONTVANGEN:
Ternsijn.ho.ndel in. Valula
door G. W. Al. Huysmans.
Dissertatie Rotterdam; 1926.
De algemeene banken in Ned.-Indië
door Diie Ting
Ram. Dissertatie Rotterdam; 1926.
Kosten van levensonderhoud der Inlandsche bevol-
king op Java en. Madoera
190-194.
No. 31
der
502
ECONOMISCH-STAT
–
ISTISCHE BERICHTEN
Juni 1926
Mededeelingen van het Centraal Kantoor voor
de Statistiek te Weltevreden. Weltevreden, Jan.
1926; Landsdrukkerij.
Arbeidsaanwending ‘in den natten rijstbouw op Java
door M. B. Smits, Assistent bij de Afdeeling
Landbouw. No. 1 (ier Korte Modedeelingen vatt
de Af.d. Landbouw. Buitèrizorg, 1926; Archipel
Drukkerij.
0
Documentaire cred’ieten
door Dr; H. van Beeck
Vo1-
lenhoven, met een voorwoord van Mr. J. Wester-
man Holstijn. Amsterdam,
–
1926; Drukkerij en
Uitgeverij J. H. de Bussy.
1-10e beleg ik mijn geld?
door J. Grooten. Rotterdam,
1926; Nijg.h en van Ditmar’s Uitgevers-Mij.
Over kcepokvervalsching met katoen.
No. 19 der Be
richten van de Afdeeling Haudeismuseum van
de Kon. Vereeni ging Koloni aal Instituut. Over-
druk uit ,,De Indische Mercuur” van 25 Decem-
ber 1925.
Russia’s’ Rensedy
‘by H. Dunlop. ‘s-G’ravenhage, 1926;
.
Martinus Nijhoff.
Verslag van het onderzoek, ingesteld door de commis-
sie, belast met de beantwoording vom, de vro.ag,
of in de diensten van het Rijksbureau voo de
ontwatering zonder groote bezwaren op andere
wijze zonde kunnen worden voorzien.
‘s-Graven-:
hage, 1.926; Alg. Landsdrukkerij.
.Kantteekenin gen op het Verdrag met België
door,
Mr. E. Fokker. Uitgave v. h. Nat. Corn. van Actie
tot wijzigi tig van het Verd Lag met België. ‘s-Gra-
venhage, 1.926; Mast. Nijhoff..
Banking Policy awl the Price Level.
An essay in the
theory of the trade cyële by D. EL. Robertson,
M.A., feliow of Trinit,y College, Cambridge;
Lecturer in economies in the University of Cani-‘
bridge. London, 1926; P. S. King & Son, Ltd.
Prof its
by Wiiliarn Trnfaiitm Poster and. Waddili
Catehings. Boston and New York, 1.925;
Houghton Miff.lin Compaiiy. . t
OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.
D e Ee o ii om i St. – ‘s-Gravenhage, 15 April 1926.
Ir. E. P. Wellénstein,
Het rappo’it Meyer Ranneft
i-Inender.nopens den belastingdruk op de inheemsche
bevolking van Java en Madbera;
E. P. Weber,
Rai-
cale bezuiniging.
The Jou rn al of Politie al E con om y.
Chicago, 111, April 1926.
0
Wiesner
and
Picek,
Ecmucation for business ii
Czechosiovakia;
J.
V.
Sickle,
The fallacy of a capital’
levy;
G. W. Terborgh,
The purchasingpover panty
theory; J. L. Laughlin,
Th indust,rial outlook;
B. Cm
Mcürea,
Econornics in a business curriculum;
H.’
Feis,
The Queeosland basic wage.
Wel.’twirtschaftlicheè Archiv.—Jena,
April 1926. . (
Dr. B. Harms,
Der Begriff der Weitwirtschaft. 1
Dr. A. Anvon’n,,
Emil Lederer’s ,,Grundzüge der öko-
nomischen Theorie”. Kritische Bemerkungen zur
ArbeitswortVheorie und Grenznutzen-theorie;
Dr. W
Vogel,
.Wirtschaft und Geopolitik;
Dr. A. Fraenkei,
1
Die Bedeiitung der überseeischon Miirkte für Europa;
Prof. Dr. E. Hantos,
Der Europiiische Zolivereini. ‘
Journal dë la Société de Sta.tiatiqu
d e P a r i s. – Parijs, April 1926.
1
W. Methorst,
.Méthodes suivre pour la prépara
tion des ntatistiques des stoeks;
Yves-Ouyot,
Prévi
sions relatives auxaiements en nature des répara-
%
•tions et des dettes interaJliées;
E. Michel,
La situation
financière et l’achèvernent de la reconst,itution des
régions dévastées au 31 .décembre 1925;
Dugé de Ber-
nonville,
Ohronique des questions ouvrières et des
assurnnces sui le vie.
0
Tijdschrift voor Econom.isëhe Geo-
g r a p h i e. – ‘s-Gravenhage, 15 April 1926.
Prof. Dr. H. Blin.k,
Het Rijnsdh-Westfaalsche in-
dttstriegebied naar
zijn
opkomst en beteekeiiis;
Dr.
S. Gargas,
De Poolsche immigratie in Frankrijk;.
Dr.
S. van Valkenburg,
De kritiek op het Jaarverslag van
den Topografischen Dienst 1924.
Reirue Générale de Droit Interna-
t i o ii a 1 P u b ii e. – Parijs, Juli—Oct. 1925.
E. Blociszewski,
L’Institut de droit international,
Session de Vienne (août 1926); P. Pic,
Vue synth6-
ti9ue aus l’oeuvre de l’organisatioa intern. de travail,
depuis Waéhingtoni (1912) jusqu’h Genève (1925);
E. Korovine,
La R6publid1ue des Soviets et, ie droit
international;
B. Mirkine—Guetzevitch,
La doctri iie
soviétique da droit international;
Bourquin,
La con-
fiscation du navire neutre poir transport de contre-
banide de guerre d’après la jurisprudence anglaise;
Yves de la Briëre,
Les droits de la juste victoire selon
is tradition des théologiens cat,hohques;
A. de La-
pradelle,
Do i’inf]uence du changement de souveraine-
té sui le bi territoriale.
MÂANDCIJFE,RS.
RIJKSPOSTSPAARBANK.
APRIL
1924
1
1925
1
1926
Inlagen. ..
.. ..
.
.-.
f
8.408.965
f
8.249.163
f
8.396.768
Terugbetalingen
…
13.098.271
,,
11.544.349
,,
11.434.495
Tegoed der inleggers
„301.238.629
,,
304.341.703
310.823.864
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekjes
,,
45.404.300
43.138.800,,
42.034.600
Spaarbankboekjes:
op ultimo … … …
op ultimo ………
Aantal nieuw uit.
gegeven
8.607
8.174
8.024
Aantal geheel
af-
8.792 betaald 8.984 8.122
Aantal in omloop
op ultimo 1.957.702
1.972.6241
1.991.631
PRODUCTIE DER STEENKOLEN-, BRUIN –
KOLEN- EN ZOUTMIJNEN.
(Gegevens verstrekt door den Hoofdingenieur der mijnen.)
T.
Gezamenlijke Steenkolenmijuen.
Maart
Jan./Mrt. Jan./Mrt.
1926
1
1926
1
1925
Netto productie in tonnen
733.321
2.010.195 1.644.602
waarvan kolenslik ………
27.770
80.932
68.436
Aantal normale werkdagen
27
75
75
II.
Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.
Maart
Jan./Mrt.
I
Jan./Mrt.
1926
1
1926
j
1925
Netto.productie in tonnen..
18.655
1
51.548
56.735
Aantal normale werkdagén
27
72
76
III.
Zoubnijnen.
(Kon. Ned. Zoutindustrie te Boekelo.)’
Maart
Jan./Mrt. Jan./Mrt.
1926 1926
1925
Afgeleverd:
Geraif. zout .’ …….(ton)
2.437
7.198.7.348,65
Industriezout
……(
,, )
25
89,5
134,5
Afvalzout ………..(
,, )
46
147
321
1
5
Aantal normale werkdagen
27
75
76
Arbeiders.
0
Oezamen-
Bruin-
Aantal.
Stelen.
nko
OIeniijn
,
Zoutmijnen
mijnen
.
S org
{2
–
139
106
1
A1)ril
1926
………….
1
April
1925
…………
8.2691)
21.979
2
)
163
92
l)
bovengronds.
2)’
ondêrgronds.
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISJfISCHE BERICHTEN
503
POSTOHEQUE EN GIRODIENST.
(In duizenden guldens).
April 1926
April 1925
,
–
Aantal
Bedrag
Aa.tal
I
Be
d
I
:
ag
Aantal rekenin- gen op
ultO.
..
115.665 107.404
Bijschrijvingen . .
1.128.515
397.095 903.478 336.698
waarvan
•
Stortingen ….
486.339
94.596 394.869
66.206
642.176 302.499
–
271.489
Gegireerd …….
uit and. hoofde.
–
–
–
–
Afschrijvingen . .
694.666
400.701
561.501
309.395
waarvan
Chèques
…….108.794
98.169 94.038
37.361
567.092
302.499
–
271.489
uit and, hoofde.
18.780
33
–
–
lezamenljk te-
Gegireerd ……
goed op ulto. . .
–
103.893
–
289.629
Bedrag ter be-
legging
1)
–
68.660
–
64.791
–
j
we..
vuul
hU1111
uII.slulLena in aanmerking net saldo-
tegoed der particuliere rekeningen.
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
GELDKOERSEN.
OPEN MARKT.
1926
1925
1924
1914
29
Mei
24-29
17-22
10-15
25-30
26-31
20-24
Mei
Mei
Mei Mei Mei
Juli
Amsierdam
Partic.disc.
3
1
12
3-
1
/
2
3
14-3
2
1
511-3
3318
3114.315
31183116
Prolong.
314
23/4-31/4
21/33/4
3
231
4
.311
4
311
4
_31
4
21/4.314
Londen
Daggeid ..
3ij4
–
4
1
14
3
3
145
3
1
1..4
4-j4
3-5
2314311
2
13
14-2
Partic.disc,
451163/8
4314_3J5
41
14_
S
116
4151o_51
4
3
/3
9
/1e
3-/1e
21/
4
_3/
4
Berlijn
Dageid -.
56
1
12
3
1
1-6
1
J
31J
2
-5
3I/.5
7
1
12.1
1
–
–
Partic. disc.
30-55 d.. –
4
5
/8
4
5
18
4
5
/8
414
8
–
–
56-90 d
–
4
5
18
4
5
18
45/
8
43/
4
7718
–
2118-1/
Waren-
wechsel.
541
5
1
14-5
1
12
5
1
18.
1
/2
5
1
1_
1
J
8
7
I8-9
–
–
PVew York’)
a11 money
41133/4
31/2-43I4
331443J4
3’12414
33/4.4114
2(4-4
3
/4
1
3
/-2
1
12
Partic.dlsc.
312
312
3I8
311
4
33/
4
– –
vuurulgaanue weeen T/m.vrIja.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
a a
New
York”)
Londen
S
)
Berlijn
S
)
Parijs
S
)
S
)
BrussellBataviai)
25 Mei
1926
2.4815/
86
12
.
1
0*
59.26
8.24
8.25
1003/
8
26
1926
2.48
13
/
12
.09*
59.23 8.08
7
.8
2
*
1003/
8
27
1926
2.48%
12
.
1
0*
5
9.
22
*
8.26
7.85
100 /8
28
,,
1926
2.48%
12
J0*
59.23 8.02
7.70
1003/
8
29
,,
.1926
–
1
2.10* 59
.
22
* 7.98 7.70
100′
11
1926
2.48%,
12
.
1
0*
5
9.22*
8.05 7.70
100
3
/
8
Laagste d.w.i)
2
.48II/
19
.
0
9*
59.20
7.90
7.60
100
Hoogste d.w
1
)
‘2.49
12
.
1
0*
59.26 8.40 8.40
1008/
8
24Mei
1926
– –
–
– – –
17
,,
1926
2.487/
12.09
59.14
7.45 7.27
100’/
1untpariteit
2.48%
12.10 59.26
48.-
48.-
100
-) Noteering te Amsterdam,
‘)
Noteering te Rotterdam.
I)
Particuliere opgave.
Data
Zwif-
serland
Weenen
5)
Praag
)
Boeka-
rest
1)
Milaan
‘)
Madrid
)
25 Mei
1926
48.20 35.20
7.36
0.92
9.60
36L35
26
1926
48.20 35.20
7.38
0.95 9.30
36.3
2
*
27
1926
48.21
3520
7.37
0.97 9.35
37.60
28
1928
48.17
35.20
7.38
1.-
9.23
38.-
29
,,
1926
48.18 35.20
7.38
1.-
–
31
1926
48.20
35.20
7.37
1……
939
37.75
Laagstedw.
1
)
48.14
35.10
7.35
0.90
9.20
36.20
Hoogste d.wl)
48.22 35.20
7.40
1.05
9.65
38.10
24 Mei
1926
–
–
–
– –
–
17
,,
19261
48.08 35.15
7.37′
0.94 8.80
35.85
Muntpariteit 1 48._
35.-
50.41
48.-
1
48;-
48.-.
r.uteering te Amsteraam.
) Noteering te Rotterdam.
1) Particuliere opgave.
Data
1
Stock-
1
Kopen-
hagen’)’
Oslo’)
‘Hel-
js1)
Buenos.
I
Aires
1)
Mon-
freal
1)
25 Mei
1926
66.65
65.35 53.771 ‘6.27
2.49
26
1926
66
.62*
65.30
53
.
82*
6.27
99i
2.49
27
1926
66.65
65.35
54.05
6.26
99%
2.49
28
1926
66
.6
2
*
65.35
54.20
6.27
99%
2.49
29
1926
66.60 65.45 54.20
6.27
99%
2.49
31
1926
66
.62*
65.40
54.20
6
.
2
7*
9&
2.49
Laagsted.w.’)
.66.55
65.20 53.80
6.25
991
2.48%
Hoogste d.wl)
86.70
65.45
54.25
6.30
1003/
8
2.49%
24 Mei
1926
–
– –
– –
–
17
‘
1928
66.55 1 65.30 53.90
6
.26*
99
2.48%
Muntpariteit
66.67
66.67
66.67
48.-
105
2.488i
M Nnteprinn to
A…,t0..,i.,_
sri
wr_,
,_
n…s…_.__
fl
fl&
–
………………” ””””
Laatstbekende noteeringen te Amstèrdam en Rotterdam op
1 Juni 1926 voor
teleqrafische
uitbetaling on:
–
Gulden per
Pan Koers
Bank-
dis-
conto
7iuropa.
0/0
Londen 5)
£
12
.
1
0*
1
2
.10*
5
100 Mark
59
.
2
6*
59.23
7
100 Franc
48.-…
8.13
6
Brussel 5)
100
48….
7.85
7
Berlijn
S
)
…………
Parijs’) ………….
100
48._
48.19
100 Kronen
50.41′
7.37
6
100 Schilling
35…_
35.20
MilI. Kronen
50.41 3)
34.95
7
100 Lei
48.-
1.05
6
Boedapest
………..
100 Leva
..
48.-
1.81
7
Zürich ‘) ………….
Praag
…………..
Boekarest
……….
…
100 Dinar
48…
4.39
6
Sofia
…………..
Belgrado………..
Turksch £
‘10.93
1.37
Weenen 5) ………..
Drachme
48.-
3
.
22*
10
Stamboel
………
Milaan 5*)
100 Lira
48.-
943
7
Athene
………..100
100 Peseta
48.-
37.70
5
Lissabon ………
Escudo
‘
2.68*
0
J
2
*
Madrid 5*) ……….
Kopenhagen’)
100 Kronen
..
66.67
65.60
5
100
66.67 54.55
5f
100
66.67
66.62*
*
Oslo ‘) …………..
Reickjavik ……..
IJ
100
sI. Kr.
66.67
Stockholm ‘) ……..
100 Zloty
..
48.-
24._
Warschau
……….
Eovno (Litauen)
100 Lita
. 24.88
24
*
Riga (Letlaud)
100 Lat
48.-
47J
8
Reval (Estiand). ..
100 Estl. Mik.
0
.
66
*
0.66*
100 Finnmrk.
6.26
6
.
2
6*
*
Tjerwonets
12.80
12.80
Helsingfors……..
(10 Roebel)
100 Gulden
48.40 47.95
8
kl oskou
………..
Amerika.
Danzig…………
ew.York 5*)
$
2.4875
2
.
4
8*
*
Canad. $
2.4875
2.49
(ilexico
……….
Mex. Dollar
1.22
ifontreal
……….
Peso (papier)
1.0568e
0.
9
9*
a Paz (Bolivia) .
Boliviano
0.97
0.89
Buenos Aires……..
Rio de Janeiro….
..
Milreis (pap.)
0.8075
8
0.37*
Valparaiso ……..
Peso (papier)
0.9080e 0
.
3
0*
Bogota (Colubia)
in
Peso
2.42 2.46
uito (Ecuador)
–
..
Sucre
1.21
0.51*
Per. £
12
.
1
0*
8.05
.ima (Peru)
…….
dlontevideo (Urug.)
Peso
2.5725
2
.55*
iaracas (Venezuela)
Bolivar
0.4795
0.48
‘aramarjbo
……
Gulden
1._
0.99
m
Ville’stad (Curaç.)
Gulden
1.-
. 1.04
an José (0. Rica)
Colon
0.6220
0.62*
Peso
0.0415
0.0414
lfanagua (Nicarag.)
Cordoba
2
.
4
8* 2.51
an Salvador (Salv.)
Colon
1.2440
1.24
uatemala ……….
Azië.
..
Rupee
0.807
0
.90*
Gulden I.C.
1.-
1.00*
*
Yen
‘
1.24
1
.16*
7.3
3atavia
…………
Dollar
1.38
Taël
1.80
)alcutta …………
Straits DolI.
1.4125
1.39
Phil, Peso
1.214 1.22*
3angkok ……….
Tical
0.914
1
.09*
lanilla
………..
eherau (Perzië) . – Kran
(obe
…………..
long Kong
……..
Afrika.
.
hanghai
………
iingapore
………
(aapstad
£
12
.
1
0*
12.07*
5*_6
l.lexandrië ……..
Egypt. £
12.42
12.41
Aus tralië.
ilelbourne, Sidney
.
en Brisbane •
£
12
.10*
12.12
lieuw Zeeland
£
12
.10*
12.12
-, raruei, uer voorm. uostenr. Kroon. 2) Goudpeso. 3) Miireis Goud.
‘)NOt: te Amsterdam. “) Id. te Rotterdam. Overige not, part. opgave.
504
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).
D a a
Londen
($per.&)
Parijs
($p.lOOfr.)
Berlijn
($p.IOOMk.)
Amsterdam
($p.lOOgld.)
25 Mei
1926
4,867/
16
3,21
23,80
40,18
26
,,
1926 4,86
9
/
3,29k
23,80
40,2134
27
,,
1926
4,869/
16
3,31.
23,80
40,21
28
,,
1926
4,865/
3,21
23,80
40,20
29
1926
– – –
–
31
,,
1926
– –
–
–
1 Juni
19251
4,8634
5,01
23,80
40,17
Muntpariteit …
4,8667
19,30
23,8134
40/,
9
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
15
Mei
1926
22
Mei
1926
241
2
9
Mei
’26
Laagstellloogste
1
29
Mei
1926
Alexandrië.
.
Piast. p.g
97171
97h6
979/
9734
Athene
….
Dr. p.
£
395
378%
355
380
377
Bangkok …
Sh.p.tical
1/1034
1/101i,
11934
111034
11934
Budapest
.
..
Pen. p.
£
27.80 27.80
27.70
27.90
27.80
B. Airesl). ..
d. p.
$
4534
4431/32
447/
s
45
1
/
45
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
11515/
95
115
67
1
64
115
29
1
32
115
81/
92
1
1
555
164
Constantin..
Piast.p.g
940
90734
860
915
875
Hongkong
. .
Sh. p.
$ 213
1
/s
237/
1
2/32/,
2/334
2/3
2
/
5
Kobe
……
2111
1/11j,
11111/
111134
1111
3
7
3
Lissabon
1)
. .
d
.
per Esc.
2
17/32
213132
33/64
285,64 2171s,
Mexico . ….
d. per
$
.Sh.p.yen
241/
5
24
23
25
24
Montevideo
1)
d. per
$
51
50
9
,4
5034
51
5034
Montreal …
..
$
per
£
4.8634
4.8634
4.85%
4.8634
4.8521
R.d.Janeirol)
d. per Mil.
7 7/12
711/39 7 1132
734
Shanghai …
Sh. p. tael
2/117/
8
2111
1
1
4
2/113/
8
2I11+
2111/€
Singapore. ..
id. p. $.
2/411
2/3
29
/
32
213/
io
213
81
1
82
2137/
8
Valparaiso
2).
$
p.0
39.80 39.80
3
)
39.80 39.80
39.80
Warschau ..
Zi. p.
£
•’
50
4
)
50
50 50
4
)
1) Telegrafisch tranStert.
‘)t)
ag.
)
INominaal.
)
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)
Londen”i
N.York2)
Londen
24 Mei
1926..
–
–
24 Mei
1926….
8419%
25
1926…
29.
11
/
16
64%
25
1926….
84/10
26
,,
1926..
2915/,
64%
26
,,
1926….
84110
27
,,
1926- 301/
9
65
27
1926….
84/1134
28
1926..
301/
65 28
,,
1926…
.
84/1134
29
1926…
301/,
–
29
,,
1926…..
–
30 Mei
1925..
31
2
1
–
29 Mei
1925….
–
20 Juli 1914..
2415/
16
54
1
20 Juli
1914….
84110
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver in $c. p.oz.fine.
3)
in sh. p.oz.ffne
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financiën maakt bekend:
Vorderingen.
15Mei 1926
1
22Mei1926
Saldo bij de Nederlandsche Bank….
f
1.352.070,30
f
16.513.568,35
Saldo b. cl. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
119.349,64
,,
502.124,10
Voorschot op uit. Apr. 1926 aan de ge-
meenten op voor haar door de Rijks-
administratie te heffen gemeentelijke
inkomstenbelasting en opcenten op
de Rijksinkomsten belasting ……..
50.820,966,03
,,
50.820.966,03
….
8.451.904,19 201.677.158,94
.,,
8.022.142,90
,, 198.966.005,89
Voorschotten aan de koloniën………….
Voorschotten aan het buitenland …….
Daggeldieeningen tegen onderpand
van Staalsschuldbrieven
……….
…
18.400.000,-
,,
14.000.000,-
Saldo der postrekeningen van Rijks-
27.698.625,61
,,
43.663.414,87
comptabelen
………………..
…..
Vordering
op
het Staatsbedrijf der
T
.en
T.2) ……………………..
Id.
op
andere Staatsbedrijven
1)
…….-
3.928.348 ,03
–
,,
3.928.348,03
V
e r
Pl lC
h t
i
n ge
n.
Voorschot door de Nederi. Bank
–
–
Schatkistbiljetten in omloop) ……..
f135.495.000,-
fl35.473.000,-
Waarvan direct bij de Ned. Bank
–
–
Schatkistpromessen in omloo………65.380.000,-
,,
65.330.000,-
Zilverbons in omloop ……………
,,
14.404.141,-
.
…14.542.282,50
Schuld a. d. Bank
v.
Ned. Gemeenten
1)
Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds 2)
..
,,
6.535.817,52
,,
6.481.267,79
69.428.499.-
Id. a. h. Staatsbedrijf d.
P., T.
en
T. 2)..,,
64.354.321,57
,,
Id. aan andere Staatsbedrijven 2)
……
……..80.000,-
,,
80.t00,-
Id. aan diverse instellingen 2)
…….
2.432.966,86
,,
2.867.999,53
Waarvan
/
37.056.000 vervallen
op
of na
1
April 1927.
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH-1NDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
1
22 Mei1926
29 Mei 1926
dië
Voorschot uit
‘s
Rijks kas aan N.-ln
–
.
–
Indische Schatkistprom. in omloop/28.650.000,-
fl8.650.000,-
Ander Schatkistpapier
……….. ………-
Voorschot Javasche Bank aan N.-lndië
,,
3.206.000,-
–
,,1l.013.000,-
Muntbiljetten in omloop
………….,,32.389.000,
–
,,32.43l.000,-
Ten voordeele van Ned.-lndië ge-
boekte beleggingsgelden van het
4.67l.000,
Ned.-lnd. muntfonds……………….4.671.000,
–
Idem van de Ned.-lnd. Postspaarbank.,,
828.000,-
,,
776.000,-
/
65.724.000.-
Totaal…………………….f69.388.000,-
Tegoed bij
‘s
Rijks kas ……………..356.000,-
,,
1.817.000,-
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans
op 31
Mei 1926.
Activa.
Binnen!.
Wis
–
1
Hfdbk.
f
31.673.270,83
sels, Prom.,
6
Bijbnk.
,,
14.426.111,87
enz.indisc.Ag.sch.
,,
22.252.462,04
f
68.351.844,74
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto
–
Idem eigen portef..
f
195.094.185,-
Af :Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
19S:094.185,-
Beleeningen
Hfdbk.
f
49.166.300,29
mci.
vrsch.
Bijbnk.
12.409.168,32
op
onderp.1
in rek..crt.
Ag.sch.
,,
74.952.22,67
op
onderp.
(136.527.697,28
Op
Effecten.
……
f
134.086.197,28
Op Goederen en Spec.
,,
2.441.500,-
136.527.697,28
Voorschotten a. h. Rijk
……………….
–
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……
f
65.967.940,-
Muntmat., Goud
.. ,,
366.260.205,79
f
432:228.145,79
Munt, Zilver, enz.
• ,,
26.820.204,38
Muntmat., Zilver..
459.048.350,17
Effecten
Belegging Res.fonds.
f
6.480.860,67
id. van
i
5
v.
h. kapit.,,
3.998.828,37
10.479.689,04
Gebouwen en Meub. der Bank
………,,
5.171.000,-
Diverse
rekeningen
………….. …
,,
64.764.600,61
f
939.437.366,84
Passiva.
Kapitaal
…………………………..
f
20.000.000,
Reservefonds
………………………,,
6.483.597,96
Bijzondere
reserve
…………………,,
12.000.000,-
Bankbiljetten in omloop…………….
844.262.025,-
Bankassignatiën in omloop………..,,
1.002.690,98
Rek.-Cour.Ç Het Rijk
f
16.274.267,81
saldo’s:
Anderen
,,
23.251.309,50
39.525.577,31
Diverse rekeningen
…………
.. .,,
16.163.475,59
f
939.437.366,84
Beschikbaar metaalsaldo
……………
f
281.559.284,06
Op de basis van
2/
inetaaldekking….
,,
104.594.225,40
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigdis.
,,
1.407.761.420,-
Voornaaariste posten in duizenden
guldens.
Data
Goud
Muntmatl
Circulatle
Andere
opeischb.
Beschlkb.
Metaal-
Dek-
kings
Munt
1
schulden saldo
perc.
31
Mei
’26
65.968
366.260 844.262 40.528
281.552
52
24
1
26
62.175
365.207
820.149 61.285
276.975
51
17
’26
62.315 365.212
838.978
39.945
277.161
51
10
1
26
62.502 365.210 854.087 25.488
277.015
51
3
’26
55.703
372.210 887.518
26.110
270.423
50
26 Apr. ’26
56.027
372.172 817.162
40.669
282.255
53
2 Juni ’25
56.284
423.175
899.888 41.648
312.257
53
25 Juli
’14
65.703
96.410
310.437
6.198
43.521
1
)
54
–
Totaal
Schat ,ctst-
1
e
ee-
Papier
DiveT
Data
bedrag
promessen
,hf.’,trppkq
n ngen
op
het
bulfenl.
reke-
nlnsvn
2)
31 Mei
1926
66.352
–
136.528
195.094
64.765
24
,,
1926
69.7.16
–
140.468
196.527
59.800
17
,,
1926
70.238
-.
139.771 196.376
63.906
10
1926
73.387
–
135.357 184.233
76.483
3
1926
74.118
–
172.837 184.029
64.452
26 Apr.
1928
68.226
–
138.425
183.764
48.126
2 Juni
1925
91.119
2.000
166.020
168.421
41.151
25 Juli
1914
67.947
14.300
61.686
20.188
509
1) Op
de
basis
van
21
metaaldekklng. 2) Sluitpost activa.
SURINAAMSCHE BANK.
Vnnrn,amstp
nost.en in duizenden culdens.
Data
Metaal
Andere
opeischb.
schulden
Discont. Div. reke-
ningen’)
1
Mei
1926..
1.030
1.621
513
955
390
24 April 1926..
1.031
1.543
551
954
341
17
,,
1926-
1.010
1.526
549
950
351
10
–
1996…
1.010
1.638
620
954
358
3
1926..
1.010
1.766
550
956
373
2 Mei
1925-
1.038
1.593
784
1.033
278
5 Juli
1914..
645
1.100
560
735
396
1) Sluitpost oer activa.
2 Juni 1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
505
JAVASCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.
Andere Beschikb.
Data
(loud
Zilver
Circulatieopeischb. metaal-
schulden
saldo
22 Mei 1926
23000
325.500 45.500 164.800
15 ,, 1926
238.500
330.000
42.000 164.100
8 ,, 1926
239.000
331.500
48.500 163.000
1 Mei 1926 200.132
38.806 331.518
49.777 163.226
24Apr.1926 200.166
38.730 333.840
48.201 163.004
17
1926 200.469
38.721 336.643
48.639 162.668
10 ,, 1926 201.387
39.644 335.762
48.090 164.862
24 Mei 1925 133.580
50.142 281.460
44.204 119.380
33 ,, 1924 147.689
64.162 253.845
80.450 146.194
25 Juli1914 22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
2
)
Wissels,
Dek-
e.
Dis-
buiten
Belee-
verse
kings-
Data
conto’s
N.-ind.
ningen
IZi1)
percen-
_______________
betaalb.
g
tage
22 Mei 1926
94T’910
64
15 , 1926
96.330
64
8
1926
104.840
ee.
63
1 Mei 1926
9.845 20.960
43.080
75.144
63
24Apr.1926
9.774 21.089
42.513
75.104
63
17
1926
9.498 20.446
42.234
72.692
62
10 » 1926
9.281 20.378
42.065
67.756
63
23 Mei 1925 20.773 16.765
45.280
56.738
56
24 ,, 1924 35.508 15.149
53.537
16.528
64
25Juli 1914
7.259
6.395
47.934
2.228
44
1) Siultpost activa.
1)
Basis ‘is me aatdekking.
BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden ponden sterling.
Data
Metaal
Circulatie
Currency Notes
Bedrag
1
Bankbi1f.1
Oov. Sec.
26 Mei
1926
149.007 140.582
300.268
56.250
249.604
19
1926
148.905
140.986
300.672 56.250
249.938
12
1926
148.262 141.652
303.566
56.250
252.839
5
1926
147.475
141.196
301.446
56.250
250.676
28 April 1926
146.372 141.097
294.473
56.250 243.681
21
,,
1926
146.410
140.161
293.375
56.250
242.723
27 Mei
1925
156.690
148.183
291.507 53.950
242.583
22 Juli
19141
40.164
129.317
–
– –
D ata
00v.
Sec.
Other
Sec.
Public
Depos.
Other
Depos.
Reserve
Dek-ktngs
26 Mei ’26
41.035 71.817
20.220
103.042
28.175
22
7
/
8
19
,,
’26
44.210
69.065
18.852 104.336
27.670
22
12
’26
46.130 68.672
21.264
102.151
26.361
21
16
5
’26
42.230
73.544
16.701
107.351
26.029
219,,
28Apr.’26
39.495
67.822
18.925
95.657
25.025
21+
21
,,
’26
39.270
68.031 13.369 103.196
25.998
22′
27 Mei ’25
37.037 75.042
15.779
106.716
28.2581
23
22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185
29.297
52
8
/8
-,
vernuuu.ng iusçneii zçeserve en .’eposits.
BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in niillioenen francs.
‘Waarv.
‘Tegoed
Wis-
Belee-
Data
Goud
in
het
Zilver1
in
het
1
sels
ningen
buitenl.
t,uiteni. buiten!.
27 Mei ’26
5.548
1.864 335 577
4.584
17
2.272
20
’26
5.548
1.864 334
575
1
4.543
20
2.390
14′
,,
’28
5.548
1.864 334
574 4.433
22
2.476
6
’26
5.548
1.864
334
577
3.875
18
2.487
29Apr.’26
5.548
1.864
334
575
4.190
13
2.413
28 Mei ’25
5.547 1.864 314
578 4.595
18
2.989
23Juli’14
4.104
–
640
–
1.541
8
769
Buit. gew.I
Schat- Diver-
Rekg.
Courant
Data
voorsch.
1
kistbil-
1)1
sen
Circulatie
Parti-
ald.
Staatlfeften
culieren
Staat
27Mei’26
35900
5.338 3.599
52.735
3.197
30
20
’26
35.100
5.335
3.543
52.658 2.769
14 14
,,
’26
34.850
5.335
3.581
52.643
2.553
3
Ii
’26
35.250
5.322
4.339
53.181 2.661
20
29 Apr.’26
35.150
5.307 3.353
52.208
2.791
36
28Mei ’25
23.850
5.013
3.994
42.703
2.124
52
23 Juli’14
–
–
–
5.912
943
401
1)
In alsc. genomen wegens voOrsCh. v.
0.
Staata. bulteni. regeeringen.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.
Data
Goud
Daarvan
bij
bui-
ten!. circ.
banken
1)
Deviezen
als goud-
dekking
geldende
Andere
wissels
en
cheques
Belee-
ningen
23 Mei
1926
1.491,9
260,4
296,6
1.175,3
7,8
15
1926 1.491,6
260,4 272,3 1.249,0
9,3
7
1926
1.491,5
260,4
347,7
1.219,8
6,8
30 April 1926
1.491,5
260,4
391,0
1.213,7
61,1
23
,,
1926
1.491,4
260,4
256,4
1.161,1
7,6
23 Mei
1925
1.015,3 65,5
338,4 1.351,3
16,6
30 Juli
1914 1.356,9
–
–
750,9
50,2
D
t
a
_________________
Effec-
ten
Diverse
Activa’)
Circu.
latie
_
Rekg.-
Crt.
Diverse
Passiva
Rijksb.
geher-
disc.
23 Mei
1926
89,0
769,1 2.663,0
715,9
225,2
149,2
15
,,
1926
89,0
797,3 2.783,2
671,7
218,0
149,1
7
,,
1926
89,0
835,7 2.941,4
622,1 181,7
198,6
30 April 1926
89,0
872,9 3.085,9
607,0
174,1
198,1
23
,,
1926
89,0
1.089,8 2.645,9
1.055,6 169,4
264,1
23 Mei
1925
200,4
1.161,0 2.202,8
836,4 821,0 596,0
30 Juli
1914
330,8
200,4 1.890,9
944,-
40,0
–
1)
Onbelast.
2)
.0.
Rentenbankscheine 23, 15, 7 Mei,
30, 23 April, resp.
409; 425; 426; 400; 572,4 miii.
NATIONALE
BANK VAN BELGIE.
Voornaamste posten in millioenen
franes.
Voorscha/dSt.
1e
•.
Data
nN
.2o
”
27 Mei’26
364
30
1.768
451
5.200
615
8.346
603
20
’26
364
30
1.647 470
5.200
571
8.307
496
12
26
365
30
1.443
506
5.200
539
8.171
433
6
,,
’26
365
30
1.337
510
5.200
350
7.984
332
29Apr.’26
365
30
1.479
684 5.200
11
7.924
357
22
,,
1
26
365
30
1.403
662
5.200
71
7.730
448
28 Mei ’25
349
30
1.223 320
5.200
131
7.489
221
VEREENi6i STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in niillioenen dollars.
Goudvoorraad
Wettig
Wissels
Data
betaal- middel,
Totaal
Dekking
In
her-
disc. v. d.
In
de
open
bedrag
F. i.
Notes
Zilver
etc.
member
markt
banks
gekocht
12 Mei ’26
2.803,6
1.518,3
1
163,2
476,4 228,2
5
,,
’26
2.792,5
1.460,0
158,0
547,2 213,4
28 Apr.’26
2.797,1
1.490,0 157,0
513,7
199,0
21
’26
2.795,2
1.551,9
155,2
449,7
229,5
14
’26
2.781,8
1.438,2
157,0
577,3
274,1
7
,,
’26
2.783,3
1.432,3
150,3
578,6
229,8
13 Mei ’25
2.853,5
1.629,0
140,7
338,7
283,0
Data Belegd
in U. S.
Notes
-t–
Totaal
Gestort
Goud-
Dek-
Algem.
Dek-
Gov.Sec.
in
circu-I
latie
1
‘
Kapitaal
–
kings-
perc.’)
kings-
perc.’)
12 Mei’26
396,3 1.675,5
2.245,7
122,4
71,4 75,7
5
,,
’26
395,3
1.672,0
2.286,0
122,2 70,5
74,5
28Apr.’26
388,8 1.662,0
2.242,1
122,1
71,6
75,7
21
’26
388,6
1.662,3
2.219,8
121,5 72,0 76,0
14
’26
377,0
1.681,1
2.347,2
120,9
68,9
73,0
7.
,,
’26
342,0
1.652,9
2.278,5
120,5
70,8
74,6
13 Mei
1
25
380,0
1
1.676,2
2.200,01
115,3
1
73,6
77,2
.trnug tutacn gu..uvu..rruuu tegenover
opeiscnoare ecnuloen:
F.
R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totaien voorraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AARGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.
Data Aantal banken
Dis-
conto’s
en
beleen.
1
Beleg-
1
gingen
Reserve
bij
de
F.R.
banks
Totaal
depo-
sito’s
Waarvan
time
deposits
5 Mei ’26
705
14.005
5.594
1.658
18.676
5.562
28Apr.’26
706
13.949
5.576
1.638 18.625
5.555
21
’26
707
13.871
5.579
1.598
18.601
5.547
14
’26
708 13.897
5.600
1.711
18.697
5.505
7
’26
709
13.962
5.530
1.622 18.570
5.516
6 Mei’25
736
13.185
5.483
1.646
18.084 5.098
tutu nei einü van letter lcwartaaj VOrclt een overzicat
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
III
506
ECONOMISCH-STATJSTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
Î3 jj!4kP
–
Amsterdam,
31 Mei 1926.
i:Tet eigeiiaaidige vaii de achter ons iggende berichts-
1)CrlO(1O Is dO iiiteetiloopende stcinning van de verschillenIe
i nter ii ation ale beu rscentra gweest.
rJOrvij
1 sommige foii 1
sciiiriarkteîi ccii bepaald opge’ekten toon hebbeii doen
]woren, w;ueII er andere, welke veel
.
kaluier zijti geweese.
i)e factoren,
–
weUe in de afzonderlijke huiden de aandacht hebben getrokken, hebben blijkbaar veel meet’ invloed ge-
had, dan de internationale gebeurtenissen. Speciaal tç
13 e .r 1 ij ii is dit opmerkelijk geweest. In de eerste dagen
vat) de •i)erichts’eek was de tendens weliswaar vast, doch
zonder een buitengewoon opgewekte stemming. Deze
kvaiti eerst tegen het einde. Binnenlandsohe en buiten
;
Iitadschc kooporders van vrij grooten omvang – naar mei
algemeen van meeniltg w’as, hebben voornamelijk Fransehe
opdrachten een stirnuleereede werking uitgeoefend – deden
cle koersen van de meeste aa.n.deelen stijgen. Aanvankelijk
beperkte men zich nog tot die soorten, waaromtrent mei,i
meer of minder betrouwbare inlichtingen had, welke een
gouden gang van zaken deden vermoeden en dus een rijzing
van liet koerspeil wetti.gden. Hiertoe bhborden bijv. Th.
Goldsehrnid:t, Zellstoff Waklhof, enx. Ook de aandeelen der
T.G. Eai’ben’industrie bleken sterk gevraagd. Reeds geclit-
rende geruimen tijd worden in deze aande&en kooporders
tritgevoer:il, zonder dat men eenige bepaalde reden hiervoor •knti opgeven. [ii aansluiting h,ieraai.i wendde men zich ook
tot andere sôorten, vaak alleen uit de overweging, dat zij
achter waren gebleven hij cle algemeene rijzi.ng van den
laatsten tijd. Onder deze omstanigiueden is het slot in
vnite ihouding gekomen.
In tegenstelling met (le beurs te Berlijn was de fondseuu.
iuta.rkt te L o ad e ii veel rustiger en eerder zwak van toon.
De nog steeds voortdurende staking in de steenkoolmijnelt
doet haar on.gunst.igeuc invloed overal in het hedrijfsleved
gevoelen. Er ontstaat gevaar voor gebrek aan braudstof
voor de nijverheid en iuien koestert clan ook reeds plannen
om huitenlandsche steenkool in tq voeren. Vermoedelijk zal
dit met groote kosten gepaard gaan, afgescheiden nog van
liet verlies, dat in cle steenkoolnijver.hei(l zelf wordt geleden.
Dat men inmiddels den toestand niet hopeloos in.ziet, ‘blijkt
tuit de omstandigheid, dat de aldeeling voor ieleggings
fondsen doorgaans vast is geweest, al zijn er geen koersver-
beteringen van beteekeitis voorgekomen. De rubbermarkt
was bepaald ongeanimeeacl, itt verband met cle dalende rich-
ting, welke de .rubherpri,js dieeft ingeslagen
CII
als gevolg
vali het voorititzicht op een liernienwcle toeneming vnu de
voorraden aan het einde van cle herielitspenode.
Te P a r ij cc heeft cle markt geeul afwijking vertoond valt
het gewone verloop in den laatsten tijd. Ondanks cle lichte
verbetering, welke de koers van den franc heft kunnen
aantoonen en ten cleele ook behouden, was cle stemming voor
Fransche fondsen niet vaste rente niet geanimeert. integeti-
deel was do neiging iuter.kbicar om dergelijke fondsen on
te ruuten in Fransclte aandeelen en, nteer nog, in buiten
landscho papiereut. Het vertrouwen Ill het eigen betaalmld!
dcl is blijkbaar aan de beurs van Parijs nog niet terug
gekeerd.
Te New York is cle con van dc beurs veel beter ge-
worden. Op’ den voorgro.m hebben hier gestaan petrolettat-
icuucleelen en nandeelen in spooriwegmaatsch ippijen. De
vaste liouclling wordt toegeschreven aan verschillende oor-
zaken. Ten dccle acht men liet waarschijnlijk dat cle daling
ii. Maart j.l. veel îcituds in vaste handen heeft doen konteut,
zooda.t liet materiaal sehaarscher is geworden. Ten cleelç
ook is er eelt contram.inepartij ontstaan, waardoor te tech
tiisclie positie van de markt beter .is geworten. En ten
slotte oordeelt mcli, dat te blgeneerte bedrijfstoestand niet
zoo slecht is, als i.uteui enkele woken geneigd was te onder-
stellen.
Te u o ozo n t is cle markt zeer kalm geweest.
Beleg-qimcgsmmccrcleic Jiebbeut hierop geeul iiitzondleriitg gevorntcl. De
handel iii deze afdeeliutg ‘is klein geweest, doch de onder
toon is vast gebleven, ondanks lichte verstroeving van de
geldniarkt, welke in cle geldkoersen naar voren is gekomen.
Van de .buitenla.uidsche soorten hebben Brazilinansche cii
Mexienauscite fondsen cle aandacht getrokken door een op-
gewekte houding.
6
pct. Ned. Werk. Schuld 1922: 106
1
3/,
106%, 1.06%; 4% pCt. N. W. S. 1917: 100, 99%, 9915/;
7 pCt. Nod. Indië: 101.%, 1.013/, 100/8; 5 pCt. Mexico
goud 1.899 £20.100: 46%, 47%, 50; 8 pCt. Sao Paulo:
105%, 1.05%. . .
De a,attcleeleitjuuar.kten hebben slechts i’oor ‘enkele rubrie-
keu van eenige levendigheid blijk gegeven. Dit was bijv. ‘het
geval voor de
rubbertn.crkt,
doch de tendens is hier vrij
sterk omlaag gericht geweest. Als oorzaak kunnen dezelfde factoren worden genoemd, welke hierboven .bij de bespre-
king van de beurs van Londen reeds werden aangegeven.
Voor enkele speciale soorten zijn hierbij nog afzonderlijke
overcvegiuigen gekomen. Zoo is itt aandeelen VI
… GO. ccii
heftige daling irigetreden, itt verband met liet gerucht, dat
de maatschappij over het jaar 1925 geen dividend tot uit-
Iceering zou brengen. Dit heeft ter heurze teleurstelling
gewekt, ‘wijl eenigen tijd geleden een n,anböd tot verkoop
van de o.tucleruiemittg van de hand is gewezen. Het resultaat
is een aehterut’itga.itg van ongeveer 20 pCt. geweest. De na-
ileelige verschillen in de overige soorten waren kleiner u’a,uI
omvang. ,Anister.danm Rubber: 312%, 317%, 306 ; Dell
]latavia Ru:hber : 237%,
239%,
227% ; Hessa Rtubber : 435%,
426, 419% ; Indische Rubber: 371, 365, 359; Java Caout-
ehotic: 176 (ex div.), 172, 167% ; Kali Telepak: 365, 369,
350; Keacleng Lemboe: 39634 (ex div.,
ex
claim), 379,
367% ; Oost Java Rubber: 344% (ex (liv.), 330, 325; Pa-
daag Rubber: 295, 294, 288; Rotterdam Tapanoelie: 1.59, 159% ; Seribadjadi: 317, 306, 300; Sumatra Rubber: 339,
332, 325 % ; Wai Sumatra Rubber : 269, 272, 264 ; Ver-
eenigde lcd. Cultuur Ondernemingen : 174
5
/8,
168%, 156%.
De stemming op cle
petroleummarkt
was veel beter. Vrij-
wel alle soorten uit deze afdeeling werden tot hmoogere koer-
sen uit cle markt genomen, zij het op verschillende overwe-
gingen en als gevolg van uiteenloo,pende invloeden. Aan-
deden Koniuiklijke Petroleum Maatschappij werden gezocht,
eensdeels in verband niet •de verwachting van een guutstig
jaarverslag over 1925 – naar analogie vati do balansen,
welke de buitenl andsche petroleuimnaatschappijen reeds
hebben gepubliceerd – auuderdeels doordat groote buiten-
landsche – voornamelijk Fran’sche – kooporders anti onze
leurs werden geplaatst. Aandeelen Periak (Iaarentegen
hebben bijna uitsluitend locale en provinciale vraag ont-
moet
01)
geruchten vaui bepaalde gebeurtenissen, welke op
‘de aandeelen een gunstige uitwerking zouden nioeten uit-
oefenen. Dort tsche Petroleum Int]. Mij.: 378, 386%, 386%;
Ccc. Roll. Petroleum Mij.: 180%, 181; Kont Nod. Petro
leuiuu Mij.:
397%,
405, 407; Perlak Petroleum: 71%, 75,
78%; Peudawa Petrol. Mij.: 39%, 43%, 44%.
Tabaksatind.eelen
hebben een verdeelde stemming te zien
gegeven. Aauivankelijk ‘u’as te tendens vrij mat, om spoe-
clig veel opgewekter te worden voornamelijk onder den in-
vloed vaut de nuededeeling, dat ‘de Dcli Maatschappij cccl
slotdividend van 30 pCt. zal uitkeeren. Ter Jeurje ivaren de taxaties niet hooger dan 25 pCt. geweest. In de eerste
plaats ‘heeft dit bericht uitwerking op aauideelen ‘Dcli Mij.
uitgeoefend,’ ‘welke hun koersveu’betering clan ook ten voile
hebben kuutnen handhaven. Doch ook de overige soorten
werden itt sympathie met ‘deze aandeelen honger getvaar-cleerd. De reactie is echter niet uitgebleven. J3ehalve aan-
deeleti Dcli Maatschappij hebben tahakssoorten bijna geelu
van alle hun hoogste peil kun uIen ‘behouden. Arendsburg:
506, 513, 516; }3esoeki Tabak: 223, 227% ; Dcii Batavia:
3917/
8
, 386, 39.1 ; Deli Mij. 384, 393%, 401% ; De Oostkust:
185%, 192, 186 (ex tliv.), 1.84% ; Senenubah: 428, 422, 421%.
De
snikci-‘tcuark.t
was stil en eerder aan den lusteloozeut
kant als gevolg van liet telettrstellende verloop van cle
Cuhanoteeringen. Aahdeelen Hauclelsvereeniging ,,A’inster-clan” liebbeit eelt uitzondering gevormd, in dien
ci
ci, dat zij
slechts enkele percenten zijn gedaald beneden het hoogste,
i t cle berichtsperiode bereikte, niveaut. Cultuur Mij. der
Vorstenlaticlen: 172%, 173%, 173; Handelsverg.,,A.m-
sterdam”: 669, 673,
675%,
674; Java Cultuur Mij.: 347%,
351, 318
5
Y,3 (ex div.),
318%;
i.r.ian : 124, 121%; Maron
261,
264%,
251; Ned.
uw].
Suiker Unie: 227, 228; :Poer-
worecbjo: 108, 108%’, 1.08; Pagottan: 259%,
257,
258%;
Sindanglaoet: 425, 429,
429%;
Suiker Cultuur Mij.: 237%,
234%, 234%; Tjepper: 667; Watoetoelis Poppoh: 641,
654, 650.
Vaui
sciccepvcccrtaav.deelen
is geen bijzondere opwekking
tot liet aangaan van crictusve engagenmenten u’itgegaant. De koersen veratwlendcn slechts in bescheideti ntate, helioudetts
enkele soorten, zooals Nederlandsche Scheepvaart Unie,
welke nogal aangeboden ‘waren. Holland-Amerika Lijn:
44%; Java China Japan Lijn: 116
1
/2, 116, 115; Kou. Ned.
Stoomboot Mij. 86%, 85%, 84; Ned. Scheepvaart Unie:
180, 181,
175%;
Stoonivaart Mij. Nederland: 169, 173, 164
(ex div.), 164%.
imuiiistrieele
aandeelen hebben een verdeeld verloop gehad.
A ancieelen Jutrgens waren voortdurend gevraagd, waarbij
zich ook ‘de 6 pCt. converteerbare obligaties ‘hebben aange-
sloten. Daarentegen is de stemniîng voor kur.tstzijde-aan-
deden zivaikker geworden. Alleen tegen hmet einde der be-
richtsperiode heeft zich eetu iets betere tendens baan kunnen
breken. De overige aandeelen uit deze rubriek hebben geen
:ianclacht getrokketi. Centrale Suiker Mij. 1173/2, 118;
‘Gerofabriek: 112%, 115, 108 (ex div.) ; Roll. Kunstzijde
md.: 116, 111, 114%; Jurgens: 158%, 165, 164%; Mac-
knbee. 133%, 130%, 132%; Ned. Kunstzijdefabriek: 326%,
320,
323%;
Philips Gloeilamipenfabriek:
346%,
344%.
2 Juni
1926
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
507
Tlankaandeelen
waren rustig doch vast voor iie voornaam-
ste soorten. Amster.damsehe Bank: 163, 157 (ex cliv.),
158% ; bIl. J3ank voor Zuid-Amerika: 73%, 73%, 73% ;
Javasche Bank. 340, 341, 340; Koloniale Bank: 202, 204%,
203%; Ned. Lid. Handelsbank: 163%, 1.64, 163%; Neci.
rtaftclel Mij.: 145%, 147%, 148%; Rotterdamsche Bank-
velg.:
65, 64%, 64%; Twentsche
Bank:
133.
Mij
.
.caandecica
hebben geen
omzetten
van beteekeni s,
noch koersverschillen van een igen omvang aangetoond.
Alg. Exploratie Mij.: 106, 105%, 105; Billiton ‘le Rubriek:
600 (ex div.), 603, 605; Redjang Lebong: 252, 2527/
s
;
Sing-
kep Tin Mij.: 281, 282%.
De
Amorikaansulte markt
is tamelijk vast gebleven. Ana-
uoadn Copper: 93%, 92% (ex div.), 9215/
;
Studebaker:
5.1%, 53%; United States Steel Corp.: 122, 123%, 125%;
Atuhison Topeca: 137, 141; Baltiniore & Ohio: 91
5
/8,
91%,
92%; Ene: 327/8, 34%, 34%; Naw York Otitario & Wes.
tern: 23%, 24%, 24%; Union Pacific Rw.: 150%, 151,
151% ; WaIJaSh R.ailway: 433f3, 43%, 43H/•
De
gcldnsarkt
is iets stroever geworden; prolongatie
steeg van 3 tot 3% pCt.
GOEDERENHANDEL.
GRANEN.
1 Juni
1926.
Coede oogstherihteit in Noord-Amerika hebben dc mark-
ten aldaar
iii zooverre beïnvloed, dat de prijzen voor
t a r w e van den nieliwen oogst verder teruggeloopen zijn.
De toestand is wat tarwe betreft, voor spoedige Ieveriiig evenwel onveranderd gebleven en iii vele gevallen is cle
premie voor daclelijke levering nog hoog’er geworden. Vooral
is dit fiet geval geweest iii •de Engeisebe markten, waar uien
iii den laatsten tijd te weinig tarwe heeft aangokregen. De
verschepingen zijn in de afgeloopeii week weliswaar aaii-
inerkelijk grooter geweest, doch dit heeft direct nog geen
iirvloecl, te minder waar ccii groot deel van deze versolie-
pingen bestemd is voor liet Continent. Ook daar is de vraag goed gebleven voor spoedige levering en men kan wel zeg-
gen, dat cle gevolgen van het feit, dat de laatste maanden
de aanvoeren in Europa zoo klein geweest zijn, zich ter-
‘clege doen gevoelen. Intusschen blijft de toekoiiiist vaic tarwe zeer onzeker, omdat men in cle meeste landen nog
zee ver vnu den oogst verwijilercl is dat betrouwbare schat-
tiutgen niet te geven zijn. Vrij zeker is niien van den oogst
van ii’ iii terta rwe .i ii de Ver. Staten en ee t particu Ii ere
schatting
va
ii 575 nul. 1w. vermeerderd met 230 maill. hit.
zontrtarwe, geeft a:Ln, dat men een ruimen oogst in. cle
Ver. Staten verwacht, zood:it dit land voor langen tijd
li.uropa zou kun iteti voorzien van hetgeen liet noodig had,
geilu reuicle het volgend seizoen . Hiertegenover staat evenwel
nog cle oitzekerheicl zoowel vult de opbrengst van cle zomer-
tarwe ‘i p cle Staten, ]liLti,r vooral ook iii Canada en terw ij
het nieuws vaii het N.W. van Noord-Amerika, wat betreft
de Ver. Staten, vrij gunstig is, is dit niet geheel liet geval
ten opzichte van Canada. Zoolang iii Canada de vooruit-
Noteeriugen.
Chicago
Buenos Aires
Data
Tarwe
Mars
Haver
Tarwe
Maïs
LiJnzaad
Mei
Mei
Mei
Juni Juni Juni
29Mei
1
26
167%
68%
39m/,
13,30
6,65
15,35
22
,,
1
26 163%
69 39%
13,30
6,75
15,45
29Mei’25
166
1161/
48
15,30
9,55
21,50
29Mei’24
105i/
775,
465/
8
11,20
7,70
19,40
29Mei
1
23
11214
771j
0
‘/8
11,80
8,40
21,40
20Juli’14
82
561/
36%
9,40 5,38 13,70
zichten niet aanmerkelijk verbeteren, blijft liet onzeker,
of er in het volgend seizoen overvloed van tarwe zal zijn.
De berichten in Europa zijn niet al te rooskleurig. Zee
wordt uit Italië deels te groeten neelislag, deels droogte
gemeld. Roemenië zendt gunstige berichten en voor zoover
men kan oor.cleelen, zijn ook ‘do berichten uit Ruland
gunstig. In West-Europa is men over liet algemeen niet
zoo tevreden over cle ontivikkeling van den oogst, al komen
er van geen enkele streek bepaald verontrustende berichten.
De Mei-termijn was
te
Chicago aati groote fluctuaties
onderhevig. Over liet algemeen was de prijs zeer hoog,
doch op liet laatste oogenblik liep die wederom aanzienlijk
terug, ofschoon op den laatsten Jeveringsdag van de maand
de noteering toch nog hooger sloot dan een week geleden,
terwijl Juli terzelfdertijdI ea. 2 ets. lager noteerde. De prijs-beweging van Mei heeft voldoende aangetoond hoe beperkt
de voorraden in de Staten op liet oogenblik zijn.
Voor Plata-ta.rive gold ongeveer hetzelfde als voor Noord-
Amerika, in zoo verre de hoogste prijzen betaald iverderi
voor stoomencle partijen en ladingen. Voor latere aflading
brokkelden ook iii Argentinië de prijzen af.
1.
Een latere rannilig van dcii Indischen oogst geeft lioogere
cijfers, al blijven clie toch nog aanmerkelijk ten achter bij
verleden jaar. Uit andere landen zijn de oogstberichteu
over het algenneen gunstig.
In r ogge deed zich niets bijzonders voor. De termijn.
markteni in Cineago gingen beurtelings op en neer en rijil
per saldo iets Jiooger dan een week geleden. Europa gaat
voort regel iii atig rogge te betrekken, doch nog steeds zijn de
aflaclitigen niet groot, althans niet in vergelijking met een
jam- geleden.
De in uïs-niarkt was zeer kalm gestwncl. i)e verseltepin-
gen waren tamelijk groot, vooral omdat cle Donau op ruimer
schaal aflaadcle. Argentinië verscheepte ivel iswaar tamelijk
groote kwantiteiten, doch gezien dcii grooten oogst had
men nog grootero a ilaclingen kiuiiien vcrvaehteu. De vraa.g voor spoedlige mais waS in cle meeste Enropeesehe markten
iets ‘beter, ‘doch later verminderde die wederom. Rotterdam
mini twee ladingen Plata-maïs uit de markt. Tn Antwerpen
blijft de vraag voor spoed ige leverbare ;Pl;cta-niais van den
nieuwen oogst echter voldoende, doch voor ouden oogst
vi ucit uien bijim, geuit koopers. In cle Engelscihe markt was dc
vraag gering.
De Noorcl-Amerikaa.nsche markt toonde een ige neiging
tot dalen cii de noteeringen zijul ten slotte ongeveer 2 ets.
lager dan een week gelcden. Er zijn nu wederom offerten
van Noord-Aitierikaansehe nnaïs aan de markt en een
‘enkele zaak j;i t wel tot stand gekomen zijn, doch een groots export is niet te verwaehten, tenzij tot a:i uimnerkelijk lagere
]rijzeui. De 1)011a1landen offrcerden wei ii ig, nitiar uit fie tweede hand is liet aanbod tamelijk ruim, men is nog steeds
niet zeker van de kw’alitcit; er zijn iii ‘den laatsten tijd
weer versehilleode partijen beschadigd aangekomen.
De ge r s t-niarkt ii’as tamelijk vast, althans voor spoe.
dige levering. Het aanbood van Noord-Amerika e’as vrij
gering. Bussisc-he gerst stoonnencl wordt regelmatig aan-
Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.
Soorten
31Mei
1
25Mei
2Juni
Tarwe (Manitoba III)
.
•1
16,25
16,40
•
17,50
Rogge (No. 2
Western) .
•
1
**
11,.-
10,80 13,65
Mais (La Plata)
…….. ..
170,- 168,-
275,-
Gerst (48 lb. malting)…
2
192,-
192,-
259,-
Haver (Canada 3)……..
1
10,70
10,60
12,60
Lijnkoeken (Noord-Amen.
kavanLaPlata-zaad)…’
11,65 11,65 13,25
Lijnzaad (La Plata) …..
8
330,-
333,_
475,-
1)
per
100 KG.
8)
per 2000 KG.
8)
per 1960 KG.
S
No. 2
Hard/Red Winter Wheat.
**
Zuid-Russische.
AANVOEREN in fons van 1000 KG.
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
23129 Mei
Sedert
Overeenk.
23129 Mei
Sedert
Overeenk.
1926
1925
1926
1 Jan. 1926
tijdvak 1925
1926
1Jan. 1926
tijdvak 1925
Tarwe ……………..
29.538
489.639 412.498
–
7.568
9.498
497.207
421.996
Rogge
……………..
2.611
.
81.703
75.301
–
596
–
82.299
75.301
Boekweit ……………..
–
10.195 13.226
–
500
150
10.695
13.376
8.769
338.865
268.050
1.665
31.331
34.351
370.196
302.401 4.760
135.229
61.469
250
4.605 3.158
139.834
64.627
Haver ……………..
75.563
65.749
–
2.095
150
77.658 65.899
MaIs ……………….
2.527
89.971
76.230
‘
9.788
101.564
24.230
191.535 100.460
Gerst
……………….
…999
1.227
101.073
96.293
–
–
–
101.073
96.293
Lijnzaad
……………
Lijnkoek
……………
Tarwemeel
…………
100
24.863
39.445
–
9
5.00
694
7.
29.872
47.139
Andere meelsoorten
.
41
6.283 3.149
– –
–
6.283
3.149
508
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
2 Juni 1926
geboden, doch vindt meestal zijn weg naar de Noord-Duit-
sche markten, waar voor deze gerst voldoende
vraag
is,
vooral oc1at men daar zeer ontèvreden is over de kwali-
teit van de Noord-Amerikaansche gerstsoorten.
De fluctuaties van ih a v e r ‘hadden weinig te ‘beteekenen,
althans in ‘de exportlaaden. In Europa evenwel was er
vraag voor spoedig leverbare ‘haver, die zeer schaarsoh
was aangeboden.
SUIKER.
Ook deze week bleven de groote suikermarkten goed pr.ijé-
houdend gestemd.
In –
A.
in
e r i k a
trokken de noteeringen op de termijn-
‘markt tot het midden van de verslagweek ‘wat aan om daar-
na weer iets terug te ‘loopen, hetgeen uit ondervolgende
cijfers ‘blijkt.
Sp. C. Juli Sept. Dec. Jan.
Slot voorafgaande week …….4.14 2.49 2.61 2.73 2.74
Opening verslagweek ………….4.14 2.48 2.61 2.73 2.75
Midden verslagweek ……….. 4.21 2.52 2.65 2.77 2.78
Slot verslagweek …………… 4.21 2.46 2.59 2.71 2.73
De ontvangsten iii de Ati. havens der V. S. bedroegen
deze week 77.000 tons, de vers’rueltiugen 69.000 tons (tegen
68.000 tons in 1925) en de voorraden 366.000 tons.
Cubasuiker voor ‘prompte verscheping werd tot 2% dc-
c. & fr. New York Verha.ndeld.
De laatste Cu b a-statistiek luidt als volgt:
1926
1925
1924
Tons
Tons
Tons
Weekontvangsten tot 22 Mei
76.922 113.596
52.155
Totaal sedert 1/12 tot 22/5i …. 3.467.314 3.778.128 3.095.678
Werkende fabrieken
34
69 ‘
35
Weekexport 22 Mei ………72.880 102.290
69.721
Totale export’sedert 1/1 tot 2215 1.994.646 2.478.638 2.152.710
Totale voorraad 22 Mei …. 1.472.670 1.299.490 942.918
In
Engeland
wordt de Boarci ‘al Trade Statistiek over
April gepubliceerd met de volgende cijfers:
April 1926
Jan.IApril 1925
Tons
Tons
Import Ruwsuiker……….106.211
448.834
11
(leraffineerd …. 54.353
223.702
Totaal ………………..160.564
672.536
Voorraad in entrepôt ……., 424.350,
‘raffinaderij
59.200
Opbrengst raffinaderijen
84.545
230.552
Totaal binnenl. verbruik… 150.494 ,
491.507
Totale uitvoer …………9.249
16.588
Voorraad 31 Maart1926 ‘.
–
, 185.750
30April 1926 .
–
–
307.550
Niet berek. verlies op raffinade
–
1.747
De consumptie in, het V. K. nam in ‘het tijdperk October/
April met 134.000 tons toe in vergelijking met verboden jaar.
Gedurende de eerste 6 maanden ‘der campagne werd bijna
50.000 ‘tons ‘inlandsche bietsuiker geconsumeerd, hetgeen
ongeveer 30.000 tons meer ‘is dan in dat tijdperk ,v8.n de
vorige campagne. De import van ruwsuiker nam met on-
geveer 85.000 tons af in vergelijking met April 1925, het-
geen voornamelijk toe te schrijven is aan de lagere ont-
vangsten op .Cuba.
De termijnmarkt sloot op de volgende noteeringen:
Mei ………..5h. 1414k
December ……Sh 15133j
Augustus ….
,, 14110
Maart ’27 .. .. ,, 1517
September….
,, 151-
Mei ’27 ……..,, 15.9
De Zichtbare voorraden zijn volgens Czarnikow:
1696
1925
1924 ç
Tons
Tons
Tans
Duitschland 1 Mei ………..
808.000 487.000 642.00,0
Tsjechoslowakije 1 Mei……566.000 407.000 268.000
Frankrijk 1 Mei ……….276.000 292.000
110.000
Nederland 1 Mei ………..165.000
164,000
92.000
België .1 Mei …………..122.000
136.000
53.000
Engeland 1 Mei …………506.000
315.000
417.000
Europa.. 2.443.000 1.801.000 1.582000
Y.S Atlant. havens 26 Mei … 366.000 238.000 201.000
Cuba 22 Mei ……….’… 1.47300 1.299.000 943.000
–
Totaal .. 4.282.000 3.338.000 2.726.000
Op J a v a verkochten ‘de V.I.S.P. nog wat Superieur u’it
oogst 1926,tot f10 en No. 16 &fhooger tot
f9′
per pic.
terwijl in de tweede hand een’ige postjes disponi.bele Supe-
rieure suiker tot
f
11 en
f
Ii werden gedaan.
B r i t s c h-I
.0
di ë toont op het oogenblik weer meer-
clere belangstelling, en Europeesche suikers ‘komen in aan
merk-ing bij de hooge pariteit op. Java. –
Iii e r te a n .d e ging er deze week zeer weinig om op
de termijnmarkt. De noteeri.ngen bewogen zich eenigszins
opwaart.s en dalend, gelijk in New York. De markt sloot
op cle volgende noteeringen:
Mei f 16%, Aug. f167/, Dec. f17
1
/
NOTEERIN GEN..
Londen
New York
Whlte Java’s
Cuba’s Amster-
960
Data
‘
dam per
Tates
f.o.b. per
t.
96
0
c.t.f..
Centrl-
Mei/Juni
J
Mei/Juni
–
‘
Aug.
Cubel
No. 1
fugals
kristalsuiker
Sh.
Sh.
Sh.
$ ets.
basis
99°
31 Mei ’26
f
167/,
33/3
, 1513
1116
geen not.
17 Mei ’26
1615,
33/-
15/_
111103.
4,41.
31 Mei ’25
,, 197/
35/3
15/_
1217
4,40
31 Mei ’24
22t81
4013
19/_
17/3
4,77
–
ruwsuiker
1
–
basis
88°
4 Juli ’14
‘f 1118/
‘
181-1
‘-
,
–
3,26
basis
990
1)
1-let verschil tusschen
ruwsuiker
88
0
en
f
14
18
/
32
1
kristsuik.
99°
is aan
te nemen
opf3
p. 100 KO.
KATOEN.
Noteering voor Loco-Katoen.
(Mi.cIdl.ing Uplands.)
28 Mei
1926
1
21 Mei
1926
1
14 Mei
1926
28Mei
1925
28 Mei
,
1924
New York’voor
–
Middling…
18,90e
18,75e
18,95e
23,75e
32,55 c
New Orleans
voor Middling
18,04e
17,97e
18,18e 23,80e
30,75 e
Liverpool voor
Middling…
1)
10,21 d
–
12,93 d
18,49d*)
*) Voor 1 ully middbing ouden Standaard.
1)
Gesloten.
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In ‘dulzendtallen balen).
–
1
Aug.’25 Overeenkomst ige periode
tot
21 Mei ’26
1
1924125
1
1923(24
Ontvangsten Gulf-Havens.
} 9286
‘
9202 6549
Atlant.Havens
Uitvoer naar Gr.Brittannië
2105
2460-
1588
‘tVastelandete
4159
4381 3119
Japan…. ….
.1099
852
574
Voorraden.
(In duizendtallen balen).
Overeenkomstig tijdstip
21Mei’26
1925 1924
Amerik. havens. ‘. ………
562
367
Binnenland ………….
1344
376
. 363
.885
163
55
New York
.
……………38
New Orleans …………..
263
‘
129 125
Liverpool
608
1
280
Marktberioht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons, Manchester, d.d. 19 Mei 1926.
–
De Amerikaansehe katoenmarkt heeft weer eens een, rus-
tige ,week gehad. Het einde van de algemeene staking. j.l.
Woensdag bracht zeer veel moeilijkheden met de verschillende Trade-‘[Jnion organisaties mede. Gelukkigechter zijnde meeste
thans opgelost, behalve in de mijnindustrie, waar onder-
handelingen nog gaande zijn, hoewel men’ wel op een be-
vredigende oplossing van deze zeer moeilijke kwestie hoopt.
Het slot van Liverpool toonde gisteren slechts weinig ver-
andering bij een week geleden en hedelimorgen opende de
markt 1 tot 2 punten lager. Er is een rapport gepubliceerd,
waarin vermeld wordt, dat de beplante oppervlakte in de Ver-
eenigde Staten in 1925 48.090.000 acres bedroeg en hier-
van werd 46.053.000 acres geoogst. Als gemiddelde opbrengst
per acre noemt men 167,2 lbs. gedurende- dit seizoen tegen
157.4 verleden jaar en 130.6 het jaar daarvoor. ,De ont-
vangsten bedragen iets meer dan verleden .j.aar, terwijl de
totale export circa 300.000 balen minder bedraagt. Groot.
Brittannië, Frankrijk en Het Continent, hebben ,over het
algemeen minder afgenomen, terwijl daarentegen Japan en
Canada meer hebben ontvangen. Egyptische katoen blijft
vast en de oogst maakt goeden voortgang.
De Amerikaansche garenmarkt is over het algemeen kalm.
Transportmoeilijkheden door de algemeene staking veroor-
2
Juni
1926
ECONOMISCH-STATISTISCHË BERICHTEN
509
zaakt is men
thans
reeds
te boven,
doch
met
de kolen
kwestie heeft men nog rekening te houden. Prijzen zijn vaster en hoewel er gisteren een behoorlijke vraag was,
rapporteeren de meeste spinners, dat er slechts weinig
zaken tot stand zijn gekomen, omdat biedingen op prijs-
basis van verleden Vrijdag algemeen geweigerd werden,
Spinners van Amerikaansche garens hielden gisteren een
enthousiaste vergadering, ter bespreking van de invoering
van uniforme verkoopprijzen. Deze zaak zal nader bestu-
deerd worden, terwijl de commissie hiertoe een voorstel zal
indienen, waarover dan gestemd zal worden. In bundelgarens
heeft Madras verdere hoeveelheden geboekt, zoowel Mule-
als ripggarens, doch voor getwijnde garens bestaat voor alle markten slechts weinig.vraag. In Egyptische garens
werden enkele flinke posten, zoowel twist als weftcops, voor
fine Indian cloths afgesloten. Ook zijn er flinke zaken ge.
daan in 70s tot lOOs Medio bundelgarens voor Calcutta.
De andere markten zijn over het algemeen rustig, hoewel
er in getwijnde garens voor binnenlandsch gebruik nog wel
iets omgaat.
Wanneer men in aanmerking neemt, dat deze week ligt
tueschen het eindigen van de staking en het begin van de
Pinkatervacantie, kan men den toon van de doekmarkt
buitengewoon gezond noemen. De verbetering, waarvan de
vorige week reeds sprake was, blijft aanhouden en er be-
staat een goede vraag naar fancies van China, terwijl Indië
weer aanvragen zendt voor dhooties en whites. Tot nu toe
heeft een groot deel van deze aanvragen echter niet tot
resultaten geleid. De meeste fabrikanten vinden garenprjzen
dan ook buitengewoon vast met neiging tot stijging. Wat
de huidige positie aangaat, is de handel bijna weer op een normale basis gekomen, hoewel er hier en daar plaatselijk
nog wel moeilijkheden zijn tengevolge van de algemeene
staking. Voordat de mijnenkwestie definitief geregeld is,
kan er slechts op beperkte schaal zaken worden gedaan en
kan men nauwelijks eenige merkbare verbetering verwachten
12Mei 19Mei. Oost.koersen. 11 Mei 18 Mei
Liverpoolnoteeringen. T.T. op Br. Indië ‘/+
1
/
5
219
F.G.F.Sakellaridis 16,60 16,65 T.T.opllongkong
–
2/28,
G.F. No. 1 Oomra 6,85 6,90 T.T.op Shanghai
–
2/11
KOFFIE.
(Mecledeeling van de Vereeniging voor den Goederenhandel
te Rotterdam.)
Noteeringen en voorraden in Brazilië.
Data
te Rio
te Santos
Wisse1koer
te Rio
op Londen
Voorraad
1
Prijs
Voorraad
1
Prijs
(In Balen)
1
No.71)
(In Balen)
1
No.4′)
31 Mei
1926
143.000
125.525
1.265.000
25.500
75/
8
24
,,
1926
176.000
1
25.750
1.296.000
1
26.000
719!
132
17
1926
159.000
27.225 1.306.000
26.500
78/
s
1 Juni 1925
97.000
37.800
2.033.000
38.000
55!
(ie
Ontvangsten uit het binnenland van Brazilië in
Balen
te Rio
te Santos
Data
Afgeloopen
Sedert
Afgeloopen
Sedert
week
1Juli
week
I
1Juli
29 Mei
1926…..
46.000
1
3.700.000
~
155.000
1
8.401.000
30 Mei
1925….
30.000
3.014.000 44.000 8.812.000
1)
in Reis.
Er valt ditmaal slechts zeer
weinig te berichten. In over-
eenstemining met kleine schommelingen van ‘den wisselkoers
te Rio en van den binneiilandschen koffieprijs in Reis te
Santos, en met daarmede verband houdende hoogere of
lagere kost- en vrachtaanbiedingen van Rio en van Santos,
was de stemming aan de verschillende termijnmarkten den
eenen dag iets vaster en den anderen dag weder iets ka.l-
mer, doch ten slotte is het verschil aan onze markt tus-
schen de noteeringen van heden en die van ‘acht dagen ge.
leden, .zooals hieronder blijkt, slechts zeer gering. In loco
was cle afzet van Bobusta niet onbevredigend en de prijzen
trokken hij het verder afnemen der voorraden nog iets aan.
Over den gang van zaken in de overige soorten, in de
eerste plaats over den afzet van Santoskofîie, valt echter
nog altijd niet te roemen en ook de gewasschen Cen-
traal Amerikaansche koffie’s bleven ten onzent nog al
verlaten.
Berichten uit Braailië vermelden, (lat de V’ictoria-oogst
door overvloedige regens schade heeft geleden en dat de
aanvoeren van Rio-koffie’s uit den nieuwen oogst door de-
zelfde oorzaak vertraagd worden. Van enkele zijden wordt
ook nog bericht, dat de arbeid op de plantages in Santos
door het onguxistige weder te lijden heeft en dat de stand
van cle bessen aan
•de boomen zeer onregelmatig is en een
deel van de afgevallen bessen als verloren is te beschouwen.
De prijzen van gewoon goed beschreven Superior Sn.ntos
op prompte verscheping zijn thans ongeveer 101/6 k 102/..
per cwt. en van dito Prime ongeveer 102/6 t 103/6, terwijl
zij van Rio type New York 7 met beschrijving, prompte
verscl’ieping, bedragen 89/.
t 90/-.
Van Robusta op atladiug zijn de aanbiedingen van Ne-
derlaudsch-Iudië op het oogenblik:
Palembang Rbusto, Juni-verscheping, 48 t 48% et.;
Macidheling Robusta, Juni/Jtiii-verscheping, 52% et.;
W.I.B. f.a.q. Robusta, Juni-verscheping, 55% ct., alles per
34 1ÇG., cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
Van de of icieele loco-noteeringen bleef die voor Superior
Santos onveranderd 64 et. per
1%
KG., doch die voor Ro-
busta werd verhoogd van 55 ct. op 56 ct.
De noteeringen aan de Rotterdamsche termijnmarkt waren
aan de ochtend.call als volgt:
Santos-contTaet
Gemengd Contract
basis
Good
basis Santos Good
Junil
Sept.
I
Dec. I Mrt.
I
Juni I Sept.
1
Dec.
1
Mrt.
1 Juni
55.j
53
52
8
/
8
543,,
52s,
49
48
25 Mei
–
553f
533j
52
-‘
52*,
497/,
48
18.
,,
–
55S
54
52y
4
51
49
473(
11
,,
–
54%
526f,
5058
–
497j,
47%
45
‘/8
De slot-noteeringen te New-York van
het aldaar geldendé
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:
Juli
I
Sept.
I
Dec.
I
Maart
$
17,45
$
16,78
$
15,97
$
15,43
24
17,80
,,
16,85
16,10
15,67
28
Mei
………
17
,,
17,35
16,65
16,02
,,
15,53
10
,.
…….
,,
17,02
16,20
15,61 15,12
Rotterdam, 25 Mei 1926.
THEE.
Van
de theemarkt in de
afgeloopen
week valt
weinig
itjouvs ‘mede te deden, omdat
Londen
vanwege het Pink-
sterfeest in (leze week geeli veilingen hield.
De stemming blijft echter vast en nog verschillende ‘par-
tijen, opgehouden in vorige veilingen, konden hier afdoe-
ning vinden
tot
volle prijzen van ‘de vorige veiling,
soms
nog iets daarboven.
Voor (leze
week zijn
in Londen aangeslagen 48.799
kisten
]3ritsch-Indische thee, 30,336 kisten Ceylon-thee en onge-
‘eer 12.000 kisten Ned.-Inclïsche thee.
Amsterdam,
31 Mei.
KAPOK.
iOpgave van de Makelaars Gebrs. van der Vies, Amsterdam.)
Kapokstatistiek op 30 April 1926.
Voorr. Aanv.
Verk.
Voorr.
1 Jan.
tot
tot
op
Importeurs:
1926
31Mei
31Mei 31Mei
(in pakken)
,
.
J. A. Bergvelt ………..
–
1584
1584
–
H. G. Th. Crone……….20
1306
1326
–
Van Eeghen & Co……..362
1178
972
568
N.V. Handel en Cultuur Mij.
v/h. Smidt & Amesz q.q.
Edgar
& Co’s Handel
Mij. Soerabaja ……..
–
3235
3235
–
The Hall Tr.Corp. ,,R’dam”
–
311 311
–
Hand.Verg.v/h.Reiss&Co
–
1612
1574
38
Jacobson v. d. Berg & Co
–
416
416
–
M. Kolthoif
………
–
240
240
–
Koning,Te’ves&Co …….
–
1674 1674
–
Landb. Mij. ,,Geboegan”
-.
212
212
–
Maintz’Productenhandel
–
2978 2124 854
Mirandolle, Vofite & Co
–
3412
3412
–
Ned. Kolon. Handelsvereen.
–
1857 1857
–
Tiedeman & van Kerchem
–
1328 1328
–
Weise &Co …………. ..118
878 996
–
Order
………..
.. …….
–
7005
6950
55
500 29226
28211
1515
RUBBER.
Een verdere prijsdaling
was
gedurende de afgeloopen
week het
gevolg
van
speculatieve transacties,
speciaal
op
de Londensche termijnmarkt. De consumptie, zoovel
in
Amerika als op het Continent, onthoudt zich vrijwel van
510
ECONOMISCH.STATISTISCHE, BERICHTEN
2 Juni 1926
koopen, daarentegen zijn Plantage-Maatschappijen even-eens niet in de markt.
De s]otnoteeringen zijn:
la Crêpe:
einde voorafgaandeweek:
Juni
1.19
…………..1.24k
Juli/Sept.
1.15y
…………..1.24
Oct./Dec.
1.15
.
…………., 1.23′
1 Juni 1926.
•
COPRA.
Ook gedurende deze week behield de vaste stemming de
overhand. Er vonden behoorlijke omzetten plaats in af-
ladingsgoed, terwijl ook eenige stoornende partijen werden
opgenomen.
Indië was beduidend vaster gestemd, mede door de ge-
regelde aankoopen van Amerika.
De slotnoteeringen zijn
Nederl.-Ind. f.m.s. stoomend ……..fi. 35j
22
April/lVIei afi…..,,
35
/8 –
33
IMlel/Juni
,…..,, 35
1
/8
–
• 31 Mei 1926.
VERKEERSWEZEN
VRACHTENMARKT.
De vraag naar tonnge. van Montreal nam gedureI&le!
de -afgeloopen week steeds toe, hoofdzakelijk voor prompte
booten eb de v-raehten vertoonen eenige stijging. Naar
Antwerpen of Rotterdam werden booten bevracht tegen
1234 cents per 100 l-bs. en een boot van middelmatige,.
grootte werd gedaan naar Socrt.hanipton tegen 3/3 per qtr.
Naar de- Micidellandsche Zee werd
1034
cents betaald per
100 l-bs. per. midden Juni en 1736 cents niet cancellicig
7 Jwi.i. Van de Golf van Mexico -zijn veel orders voor deni
Herfst in circulatie. Naar U.K. werd -tonnage opgenomen’
per Juli tegen 3/6 per qtr., in dén geval met de optie Ant–
werpen of Rotterdam 3/3 en Bordeaux/Amsterdam ra.nge
3/434.
De suikermarkt van West-Indië was flauw -gestemd; de
bevrachters schijnen niet bereid cle hoogere vracbtcn te,
betalen. Er werd slechts een aantal zeer kleine booten
bevracirt van Cuba of San Doniingo naar T.J.K./Continent’
tegen 18/- per Mei/Juni. Voor 6000 tonners is 16/6 te be-
dingen per laatste helft Juni.
De No-rth Pacif ie -is kalm dooh vast. Voor nieuwe Oogst-
belading, Augustus/September, wcrd 30/- geaccepteerd vaji
Vancouver, hetgeen kan worden herhaald. De vraag naar
tonnage voor gezaagd hout is gering.
De markt van de La Plata-rivier was kalm. Van le
Boven La Plato-havens werd 1816 betaald voer een prornpte
boot van middelmatige grootte naar U.K./Continen-t doch
tegen het einde was nog slechts 18/- te hed-ingen.
Va.0
werd 16/. betaald voor groote booten.
De tendens van de- salpeter vrachten-markt veranderde
niet. Voor volle ladingen was eenige vraag naar. de Mid-
-delilancisebe Zee en A]exandrië en tegen het einde der week
werd een boot van 65/7000 tons .bevraeh-t per 1/31 Juli
naar de Middel-landsclie Zee (niet ten Oosten van West-
Italië) -tegen 21/6 één, 22/6 twee havens, optie Alexandrië
22/6. Deze vracht kan waarschijnlijk worden herhaald.
De Oostelijke markten waren buitengewoon flauw gestemd
en de meeste afdeelingen waren zonder definitieve orders.
Alleen van de olie- en boonenmarkt van Wlacliwostock/
Dalny valt eenige opleving te vermelden. De v.raehten
geven een stijging te zien door de -boeking van boonen van
Dalny op basis van 1613 RuIl, Rotterdam, Hamburg, 1716
Scandinavië. Voor taniers weiyl tot 45/- betaald per Augus-
tus naar de gebruikelijke continentale havens. –
Van Ocean Islanci twerd een aantal booten bevracht voor
phosphaat naar M€dbo-urne en/of Geelong per Juni tegen
19/6. Australië -is practisch gesproken zon-der definitieve
vraag, evenals Burmah. Ook Britsch-Indië leefde niet op
en da vracht op nksis van het -draagvermogen is slechte
14/-, tegen welke vracht een bevrachting wordt gerappor-
teerd.
De Donau leef cle niet op en er valt geen enkele afsluiting
te vermelden. Van -de Zwarte Zee wordt echter nog steeds
bcvracht o-p basis van 12/- naar U.K./Cont
–
inent met volle
opties.
Van de Micidel-landsche Zee von-den da afgeloopen week
slechts zeer weinig bevrachtingen plaats. Twee boeten ve-1
–
–
den bevracht, nl. Melilla/Rotter-dam 419 en Huelva/Ro-tter-
dam 513. Fosf nat werd niet •bevrac-ht. Van de Golf van
Bi-scaye zijn niet veel -orders. i3ilbao/Grangemouth betaalde
6/9, Santanicier/Rotterdam 4110 34 en dezelfde vracht werd
geaccepteerd van Sa.lta Caballo -naar Rotterdam met optie
IJ m-uiden.
Daar er nog geen uitzicht bestaat op een directe regeling
in -de Engelsche staking -in de k-olenmijnen, was van Ajne-
r-ika een vaste vraag voor boeten naar’U.K. Er -werd he-
vracht op -basis van $ 2.90 tot $ 3.—. In een-ige gevallen werd de optie Bor-deaux/Harnbccrg range gegeven tegen
$ 2.75 tot $ 3.25.
RIJN VAART.
Week van
23 t/m. 29 Mei 1926.
De aanvoeren, alsmede de algemeene toestand bleven in
Rotterdam ongewijzigd. Ertsvrachten bedroegen gemiddeld
030 met
y
4
en f 0.40 met- X lostijd.
Het sleeploon variëerde tusschen het 25
en
30 cents
–
tarief. De- waterstand bleef gunstig.
De verschepingen van kolen in de Ruhrhavens waren
zeer levendig. –
Doordat Rijnruimte overvloedig beschikbaar bleef, daalde
de vracht voor Exportkolen naar Rotterdam tot Mk. 0.80
per ton met Vrij sleepen.
ADVERENTIN
ZOOEVEN VERSCHENEN:
BEDRIJIFSLEER
als theoretische en als toegepaste Wetenschap
REDE
uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt
van Buitengewoon Hoogleeraar aan de Neder
–
landsche Handels’-Hoogeschool te Rotterdam,
op 23 April 1926, door
-Dr. Ir. J. GOUDRIAANJr..
–
Prijs f 0.90
–
Verkrijgbaar bij den Boekhandelen bij
NIJG1
–
I 6 VAN DITMAR’S UITG.=MIJ, R’DAM
WERKSPOOR
AMSTERDAM
ROLLEND SPOORWEGMATERIEEL
SCHEEPSSTOOM WERKTUIGEN
SCHEEPSDIESELMOTOREN
IJS- EN KOELMACHINES
SUIKERMACHINERIEEN
IJZERCONSTRUCTIES
SCHEEPSTURBINES
POLD ERG EMALEN
LOCOMOTIEVEN
STOOMKETELS