Ga direct naar de content

Huishoudens sparen weer net zo veel als voor de coronapandemie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: september 20 2024

Na de stijging tijdens de coronacrisis ligt de spaarquote (het aandeel in het beschikbaar inkomen van een huishouden dat niet aangewend wordt voor consumptieve bestedingen) in 2022 en 2023 gewoon weer op het niveau van voor de pandemie. De verhoopte ‘inhaalconsumptie’ lijkt uit te blijven.

De figuur toont de ontwikkeling van de spaarquote gedurende de periode 1995 tot en met 2023. Tijdens de coronapandemie konden huishoudens minder besteden door de contactbeperkende maatregelen, terwijl hun inkomensverlies door de steunpakketten van de overheid gemiddeld genomen beperkt bleef. De besparingen stegen derhalve naar recordhoogtes. Kort voor de pandemie, in 2019, was de vrije spaarquote nog 9,3 procent van het beschikbaar (bruto-)inkomen. In 2020 piekte de spaarquote op 16,1 procent, gevolgd door 14,1 procent in 2021.

Tot voor kort was het beeld dat de besparingen na de pandemie nog ruim hoger waren dan in 2019. De consumptie was dus nog niet aan een inhaalgroei begonnen, maar dat zou nog kunnen gaan gebeuren.

In recent gereviseerde cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is nu echter zichtbaar dat de verhouding tussen inkomen en bestedingen na de pandemie is genormaliseerd, en dat de gezamenlijke huishoudens na de pandemie weer hetzelfde percentage van hun inkomen zijn gaan sparen als daarvoor. Zo’n 9 procent in 2022 en 9,4 procent in 2023.

Omdat de spaarquote niet is gedaald tot onder het niveau van voor de pandemie, lijken de extra besparingen van 2020 en 2021 niet te zijn gebruikt voor inhaalconsumptie. Mogelijk zijn de ‘coronabesparingen’ gebruikt voor het aflossen van schulden en voor extra beleggingen (vooral bij huishoudens met hogere inkomens), in welk geval die opgepotte besparingen ook in de toekomst waarschijnlijk niet meer tot inhaalconsumptie zullen leiden.

Categorieën

Plaats een reactie