Ga direct naar de content

Het primaat van de technologie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 16 1980

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Het prilllaat van de technologie

I

Het is niet overdreven te stellen dat de technologische
ontwikkeling een van de meest wezenlijke factoren is die
het karakter van de westerse economieën, eigenlijk al
sedert de industriële revolutie, hebben bepaald. En er is
weinig aanleiding om te verwachten dat dit in de komende
decennia in mindere mate het geval zal zijn. In haar
toekomstverkenning Facing thejuture voorziet de OECD
een nog toenemend belang van wetenschap en technologie.
De technologische grenzen zijn nog beslist niet bereikt en
als zich in het verwezenlijken van economische groei
bepaalde knelpunten zouden voordoen, hoeven die in elk
geval niet te worden gezocht in een gebrek aan technologische innovatie.
Het is een uitermate interessante vraag in welke richting de belangrijkste technische ontwikkelingen dan
zullen gaan. Hoewel de beantwoording van die vraag
voor een deel natuurlijk speculatief is, zijn toch wel duidelijke aanwijzingen aanwezig. Technische veranderingen
die het stadium van commerciële toepassing bereiken,
komen immers niet plotseling uit de lucht vallen, maar
hebben dikwijls al een lange “incubatietijd”achterde rug in
de wetenschappelijke sfeer. In andere gevallen wettigen de
aanwezigheid van een bepaald maatschappelijk vraagstuk
en de mate waarin op allerlei manieren en niveaus naar
oplossingen daarvoor wordt gezocht, de verwachting dat
vroeg oflaat innovaties tot stand komen die in de gebleken
behoefte voorzien.
In het reeds genoemde rapport Facing the juture
onderscheidt de OECD vier belangrijke technische ontwikkelingen die naar verwacht een duidelijke invloed
zullen hebben op de toekomst van de geïndustrialiseerde
landen. In de eerste plaats is dat het dóórbreken van de
micro-elektronica. Het is duidelijk dat we daarmee pas
aan het begin van een ontwikkeling staan, die zeer aanzienlijke consequenties zal hebben voor zowel de aard als
de organisatie van produktie en consumptie. In de tweede
plaats wordt de exploitatie van oceanen en oceaanbodems genoemd. Zowel op het gebied van energie als op
dat van metalen bevinden zich daar enorme potentiële
reserves, waarvan de winning geen onoverkomelijke
technische moeilijkheden hoeft op te leveren. Het energievraagstuk heeft een derde terrein voor innovatie blootgelegd. Op zeer veel fronten is het zoeken naar alternatieven voor olie ingezet. Het lijdt geen twijfel dat het
vinden van commercieel aantrekkelijke alternatieven
slechts een kwestie van tijd is. Niet genoemd door de
OECD wordt het terrein van de milieubescherming.
Zowel in de afvalverwerking uit lucht, bodem en water
als in het voorkomen van geluidsoverlast en stralingsgevaar ligt nog een enorm terrein braak voor innovaties.
De laatste en misschien wel belangrijkste technologische
ontwikkeling ten slotte die de OECD verwacht is die
van de biotechnologie, waarbij ongekende mogelijkheden in het verschiet schijnen te liggen.
Over de biotechnologie is de laatste weken een hausse
in de berichtgeving ontstaan, waarschijnlijk onder invloed
van het internationale congres “Biotechnology – a hidden
past, a shining future” dat daarover op 27 en 28 maartjl.
door TNO werd georganiseerd. Daar bleek duidelijk dat
de biotechnologie als een basisinnovatie van de eerste
orde kan worden aangemerkt, in de zin dat zij een hele
keten van nieuwe produkten en produktieprocessen

kan voortbrengen. Genoemd worden zeer uiteenlopende
toepassingsmogelijkheden op het gebied van de energieproduktie (uit biomassa (b.v. suikerriet) of door methaangisting); de produktie van voedingsmiddelen uit plant. aardige eiwitten d.m.V. enzymen; de vervaardiging van
grondstoffen voor de chemische industrie; nieuwe,
effectievere medicijnen met minder schadelijke bijwerkingen; DNA-onderzoek en “genetic engineering”; de
winning van metalen uit laagwaardige ertsen en de herwinning ervan uit afvaJstoffen en ten slotte de biologische zuivering van afvalwater, met als meest spectaculaire toepassing de Z.g. “olievretende” bacterie.
Hoe positief de meeste van deze ontwikkelingen ook
beoordeeld kunnen worden, voordat we ons laten meeslepen in de euforie van technisch kennen en kunnen, is
het goed ons af te vragen hoe het met de maatschappelijke
behoefte aan al deze uiteenlopende technische vernieuwingen staat. Voor een enigszins afgewogen oordeel
daarover dienen we een zeker inzicht te hebben in de uiteindelijke effecten van de verschillende innovaties afzonderlijk en van de technische verandering in haar totaliteit.
Ongetwijfeld zullen de economische en maatschappelijke
structuren in de geïndustrialiseerde landen en daarbuiten
niet onaangeroerd blijven. Maar op welke manieren de
technolo15ie haar invloed zal laten gelden, daarover bestaat meestal maar uitermate weinig duidelijkheid. De
sociale wetenschappen liggen op dit punt mijlenver
achter bij de technische. Wie van mening is, dat
maatschappelijke behoeften een beslissende rol behoren te
spelen bij de ontwikkeling van economie en samenleving,
stuit op heel wat moeilijk te verteren kost.
Op het reeds genoemde TNO-eongres over biotechnologie noemde minister Ginjaar van Volksgezondheid en
Milieuhygiëne naast het stimuleren van fundamenteel
onderzoek als taken voor de overheid ook het peilen van
de maatschappelijke behoeften en het beperken van de
risico’s en ongewenste gevolgen van de nieuwe technologie. Op hetzelfde congres werd echter volstrekt
duidelijk dat de ontwikkeling en introductie van nieuwe
technologieën zich vrijwel geheel onttrekt aan beïnvloeding door de overheid en plaatsvindt los van gearticuleerde maatschappelijke behoeften. Wetenschappelijke
onderzoekers werpen zich met groot enthousiasme op
grensverleggend onderzoek. Waar zich kansen voor
commerciële toepassingen voordoen zijn bedrijven er als
de kippen bij of schieten nieuwe ondernemingen uit de
grond om de nieuw verworven kennis te gelde te maken.
Maatschappelijke toetsing, hetzij door de overheid hetzij
door individuen of groepen burgers, vindt niet of hoogstens achteraf plaats en de mogelijkheden om, indien dat
nodig wordt geacht, een maatschappelijke tegendruk te
ontwikkelen die opgewassen is tegen de “technology
push”, zijn uiterst miniem. Dat betekent dat de economische ontwikkeling en organisatie in sterke mate worden
bepaald onder het primaat van de technologie. Dat hoeft
nog niet per definitie verontrustend te zijn, maar is misschien toch wel iets om eens even bij stil te staan in een
periode die blijvend door technologische vernieuwing zal
worden gekarakteriseerd.
L. van der Geest

I
ESB 2/9-4-1980

389

Auteur