Ga direct naar de content

De Tweede Statutenwijziging van het Internationale Monetaire Fonds

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 9 1980

De Tweede Statutenwijziging van het
Internationale Monetaire Fonds
DRS. A. KETTING*

De ingrijpende veranderingen in het internationale monetaire systeem in de afgelopen
jaren hebben het Internationale Monetaire Fonds genoodzaakt zijn statuten en reglementen
grondig te herzien. Het resultaat van de herziening was de Tweede Statutenwijziging,
die op 1 april 1978 effectief werd. Dit artikel is gewijd aan de
bespreking van enkele van de belangrijkste veranderingen. Onder meer wordt
aandacht geschonken aan de inhoud van de toezichthoudende
functie van het
Fonds (“surveillance”)
m.b.t. de wisselkoerspolitiek
van lidlanden
en de nieuwe regels m.b.t. de omwisselbaarheid van valuta’s.

1. Inleiding
Ten tijde van publikatie van dit artikel 1) zal het ongeveer
twee jaar geleden üjn dat de tekst van de IMF-statuten
ten
tweede male werd veranderd.
De oorspronkelijke
statuten
(Artic/es of Agreement) van het IMF traden op 27 december
1945 in werking voor de 29 oprichterslanden,
nadat de ontwerpreglementen
in juli 1944 tijdens de United Nations
International Monetary and Financial Conference te Bretton
Woods waren opgesteld. De doelstellingen van het IMF, zoals
omschreven in art. I van de oorspronkelijke
statuten 2) zijn
sindsdien onveranderd
gebleven: internationale
samenwerking, evenwichtige groei bij een hoog niveau van werkgelegenheid en reëel inkomen, wisselkoersstabiliteit
en -ordelijkheid,
het vermijden van concurrerende
depreciatie, verwijdering
van betalingsrestricties,
tijdelijke financiering en vermindering (naar tijd en mate) van betalingsbalansonevenwichtigheden. De middelen waarmee het IMF zich bediende bij de
uitoefening van zijn consulterende,
regulerende, controlerende en financierende functies, zijn echter in de loop van de tijd
allerminst onaangetast gebleven.
De aanleiding voor de eerste statutenwijziging
was beperkt:
in verband met de creatie van Special Drawing Rights (SD R’s)
moesten nieuwe reglementen worden opgesteld. De originele
statuten behoefden maar weinig veranderd te worden: de
wijzigingen (die op 28 juli 1969 effectief werden 3» konden als
het ware aan het oorspronkelijke
verdrag gehecht worden.
Onverwacht kort na deze eerste statutenwijziging
bleek dat
een ingrijpende tweede amendering van de verdragstekst noodzakelijk zou zijn. Zou het IMF-statuut
zich namelijk niet
aanpassen aan de verander(en)de
realiteit,
dan zouden
de voorschriften tot een dode letter verworden en hun geloofwaardigheid
verliezen, waarmee de formele grondslag
van de bestaande internationale
samenwerking zou komen te
vervallen en het in 25 jaar moeizaam opgebouwde systeem
van internationale
monetaire relaties zou kunnen gaan ontbinden.
De oorzaak van de Tweede Statutenwijziging
(TSW) was,
vergeleken met de eerste amendering, aanzienlijk gecompliceerder en veelomvattender.
In relatief korte tijd hadden zich
ingrijpende veranderingen voltrokken in de functionering van
het internationale
monetaire systeem (lMS) 4). De weerslag
op de TSW was diepgaand: bijna alle, en zeker de meest
, fundamentele, reglementen zijn in meerdere of mindere mate
door de internationaal-monetaire
omstandigheden
van de
jaren zeventig aangetast; sommige artikelen moesten geheel
ESB 2/9-4-1980

vervallen, andere moesten worden toegevoegd, en vele moesten worden gewijzigd.
Op 31 maart 1976 overhandigden de Executive Directors de
voorgestelde TSW 5) aan de Board of Governors. Op 30 april
1976 (na een schriftelijke, per post uitgevoerde, stemming)
keurde de Board of Governors de ontwerp- TSW ongewijzigd
goed. Daarna werd de tekst ter constitutionele
goedkeuring
voorgelegd aan de IMF-leden 6). Op I april 1978, nadat de

• De auteur is wetenschappelijk hoofdmedewerker öij de vakgroep
Internationale Economische Betrekkingen van de Economische Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam; hij dankt de heer
Tjalling Terpstra, student-assistent, voor diens behulpzaamheid,
alsmede drs. Teun Schmidt en prof. Lex Reitsm;t voor hun commentaar op het concept van dit artikel.
I) Het oorspronkelijke manuscript dateert van augustus 1979; deze
publikatie is daarvan een verkorte (en verder niet bijgewerkte) versie,
waarin niet zijn opgenomen de paragrafen” Voorgeschiedenis” (monetaire en institutionele gebeurtenissen ná 15- 8 – 1971die aanleiding
waren tot, en uitmondden in, de Tweede Statutenwijziging), “Gekwalificeerde meerderheid” (wijze van besluitvorming in Board of Governors en Executive Board), “Financiële en technische dienstverlening”
(administratie van fondsen waarvoor de activa van General De,partment en SDR Department niet beschikbaar zijn), en “Goud (beschrijving van de formalisering van de – verdere –+- vermindering
van de betekenis van het monetaire goud). Exemplaren van dit uitgebreidere en meer gedetailleerde (gestencilde) artikel stelt de auteur
gaarne op aanvraag ter beschikking.
2) Artikelnummers zonder aanduiding hebben betrekking op het
IMF-verdrag ná de Tweede Statutenwijziging. Indien gerefereerd
wordt aan het originele, dan wel aan het voor de eerste keer gewijzigde, statuut, zal zulks uitdrukkelijk kenbaar worden ,gemaakt.
3) Op I januari van 1970, 1971en 1972vonden de drie lranches van de
eerste SDR-allocatie plaats, voor een totaal bedrag van 9,3 mrd. Zie
voetnoot 27 voor’nieuwe SDR-allocaties waardoor per I januari 1981
het totaal op ca. 21,3 mrd. zal komen.
4) Een “systeem” zouden we kunnen omschrijven als een samenhangend stelsel dat op doelmatige wijze volgens een logisch beginsel is
geordend. Het is de vraag of, en zo ja in hoeverre, het geheel van internationaal-monetaire relaties en conventies aan deze omschrijving
beantwoordt. De term “bestel” (= regeling, beheer) is waarschijnlijk
meer op zijn plaats. Toch zullen we het woord “systeem” handhaven,
in navolging van de gebruikelijke, en ook door het IMF gehanteerde,
terminologie.
5) Proposed second amendment to the artic/es of agreement. A report
by the Executive Directors to the Board of Governors. IMF, Washington, maart 1976. Dit artikel baseert zich op de gecorrigeerde
tweede druk van augustus 1977.
6) Met “land” of “lidland” wordt hier steeds bedoeld: IMF-lid. Ook
met betrekking tot SDR’s worden deze woorden als synoniemen
gebruikt; bij SDR’s moet formeel worden gesproken over “participant”, maar nu (op een enkele uitzondering na) alle laljldendeelnemen
aan het SDR-circuit, heeft dit vormverschil zijn inhojIdelijke betekenis verloren.
397

noodzakelijke acceptaties waren verkregen 7), werd de TSW
effectief 8).
We beperken ons hier tot een bespreking van de interessantste wijzigingen in de statuten, waarbij speciale aandacht
wordt geschonken aan het begrip “freely usabie” valuta, dat
echter slechts betekenis krijgt in de context van het lMFbeleid, zodat niet mag worden voorbijgegaan aan de regelingen die de TSW treft ten aanzien van wisselkoerssysteem en
-politiek en SDR-gebruik.
2. Administratie IMF
De TSW wijzigt de terminologie van de financiële organisatie van het IMF, zonder dat dit overigens een legale of
operationele verandering inhoudt. De voormalige “General
Account” en “Special Drawing Account” heten thans General
Department resp. Special Drawing Right Department. Het
General Department is onderverdeeld in drie afdelingen:
a. General Resources Account;
b. Special Disbursement Account. Deze rekening kan beschikken over de winsten op goudverkopen;
c. Investment Account. Deze rekening heeft uitdrukkelijk de
bevoegdheid om gelden van de rekeningen sub a en b te
beleggen 9).
De TSW geeft regels voor de overboekingen tussen General
en Special Drawing Right Department, alsmede tussen de
afzonderlijke rekeningen van het General Department onderling.
Belangrijk is dat artt. III.2.b en V.12.f.i de mogelijkheid
openen om winsten op goud verkopen, voor zover overgeboekt van de Special Disbursement Account naar de General
Resources Account, te benutten voor financiering van een
algemene quotaverhoging, zodat (voor dit bedrag) werkelijke
storting alsdan achterwege kan blijven.
3. Wisselkoersen
De TSW maakt formeel een eind aan het pariteitwaardesysteem, terwijl tegelijkertijd daarmee ook de beslissing ten
aanzien van middenkoersen met grotere marges 10) is komen
te vervallen. Artikel IV.2.b legaliseert alle tot dan bestaande
wisselkoersarrangementen: waardehandhaving in termen van
a. SDR of een andere door het land gekozen numéraire niet
zijnde goud 11); b. valutaCs) van ander(e) land(en) waarmee
dienaangaande een samenwerkingsverband is afgesloten;
c. anderszins naar keuze van het land. Elk land heeft dus het
recht zelf zijn wisselkoersregime te kiezen. Binnen 30 dagen na
de TSW moesten alle landen een beschrijving van hun wisselkoerssysteem per I april 1978 aan het IMF melden (art.
IV.2.a) 12).
De bepalingen van artikel IV, “Obligations regarding
exchange arrangements”, die in de plaats treden van het oude
artikel IV “Par values of currencies”, kunnen worden geacht
te behoren tot de belangrijkste van de TSW. Het pariteitenstelsel is afgeschaft. ,In plaats van stabiele wisselkoersen is nu
het doel: “a stabie system of exchange rates” (art. IV.l).
Uitgangspunt daarbij is de gedachte dat wanneer de onderliggende (binnenlandse) financiële en economische omstandigheden ordelijk en stabiel zijn, als gevolg daarvan de valutamarkt ook stabiel is; onder deze voorwaarden kunnen ook
flexibele, vrij fluctuerende wisselkoersen een stabiel systeem
vormen.
Om het gestelde doel te bereiken, verplicht de TSW een
land samen te werken met het IMF en andere landen. In het
bijzonder moet een land:
• zijn economische en financiële politiek richten op het doel
van ordelijke economische groei met redelijke prijsstabiliteit (art. IV.l.i);
• ordelijke achterliggende economische en financiële condities bevorderen (art. IV.l.ii);
398

•

het manipuleren van wisselkoersen, of het IMS, ten einde
effectieve betalingsbalansaanpassing te voorkomen dan
wel een oneerlijk concurrentievoordeel te behalen, vermijden (art. IV.l.iii).
Dit zijn “General obligations of members”, zoals het hoofd
van art. IV.l luidt, die te allen tijde van kracht zijn, ongeacht
het wisselkoersregime dat thans of later vigeert.

De TSW geeft wel de voorwaarden aan waaronder kan
worden besloten tot terugkeer naar een systeem van vaste
koersen. Met een meerderheid van stemmen van 85% kan het
IMF namelijk besluiten dat “internationale economische
omstandigheden de introd uetie van een wijdverspreid systeem
van wisselkoersarrangementen gebaseerd op stabiele, maar
aanpasbare, pariteitwaarden toestaan” (art. IV.4) 13). In
bijlage C, “Par values”, geeft de TSW dan verdere gedetailleerde voorschriften. Zo zullen pariteitwaarden worden
vastgelegd in SDR’s of in een andere door het IMF gekozen
numéraire, maar niet in goud of een valuta. De bandbreedte zal in principe maximaal 4V2% zijn. Ook het begrip
“fundamental disequilibrium” als criterium voor een pariteitverandering keert terug (bijlage C.6).
De TSW beschrijft in art. IV.4de condities waarmee het
IMF bij zijn beoordeling van “internationale economische
omstandigheden” rekening moet houden: de onderliggende
stabiliteit van de wereldeconomie zal worden beoordeeld
door rekening te houden met prijsbewegingen en mate van
groei van de economieën van de lidlanden. Voorts dient de

7) Volgens de oude statuten was voor een statutenwijziging nodig:
een meerderheid van drie vijfden van de leden, vertegenwoordigende
vier vijfden (na de TSW is dit 85%; art. XXVIII.a) van het totale
stemmenaantal. Nederland en België waren de landen die, op
30 maart 1978, de gekwalificeerde meerderheid op 83,97% brachten,
en het aantal landen op 97 (waar er 77 vereist waren, namelijk 3/5 van
de 128 leden op 30april 1976).
8) De TSW kon alleen in zijn totaliteit al of niet aanvaard worden. Na
I april 1978 gold de TSW voor áIle (toen: 133) leden, ook voor de
landen die de tekst (nog) niet geratificeerd hadden. Tussen goedkeuring door de Board of Governors en aanvaarding doorde individuele
lidlanden zat bij de TSW bijna twee jaar, een aanzienlijk langere
periode dan de 14 maanden tussen tijdstip van IMF-goedkeurin~ en
inwerkingtreding bij de aanzienlijk eenvoudiger eerste statutenWijziging.
9) De beleggingen mogen geschieden: I. tot een bedrag dat gelimiteerd is door het totaal van de reserves; 2. in officiële waardepapieren
van nationale overheden of van internationale financiële organisaties;
3. alleen met toestemming van het land in welks valuta wordt belegd.
De beleggingen dienen alleen om additioneel inkomen te verwerven,
en dus uitdrukkelijk n’1etom het emitterende land te steunen.
10) IMF-beslissing 18 december 1971: Central rates and wider margins: a temporary regime. Het begrip “central rate” is door het IMF
geïntroduceerd op de jaarvergadering in 1971. Uit de titel van de
beslissing is op te maken dat toentertijd nog gedacht werd aan een
interimperiode waarin een soort nabootsing van het pariteitwaardestelsel zou vigeren; daarna zou dan een pariteitwaardestelsel, met
weliswaar grotere flexibiliteit, kunnen teru~keren. Deze middenkoersen waren direct, of indirect, nog altijd 10 goud uitgedrukt, maar
hadden grotere marges, namelijk 2’14% naar boven en beneden,
dltn de statutair geooJloofde 2 X 1% (oude statuten, art. IV.3.i).
Pas op 7 november 1973 besloot het IMF dat een middenkoers
zodanig gedefinieerd mocht zijn dat het onmogelijk was om de
waarde aan het goud te relateren.
11) De TSW schaft de officiële goudprijs af. Het zou dan niet
geloofwaardig zijn als het IMF zou toestaan een wisselkoers vast te
leggen in de fluctuerende marktprijs van goud.
12) Per 30juni 1978 waren de vigerende wisselkoerssystemen (tussen
haakjes de aantallen landen): aanpasbaar op basis van indicator(en)
(5); handhaven van gemeenschappelijke fluctuatiemarges (6 “slang”landen); vast ten opzichte van éèn valuta (63), SDR (15), andere
samengestelde valuta-eenheid (17); anderszins, zoals onafhankelijk
zweven (27). De grote meerderheid (namelijk 95 van de 133) kent dus
een “pegged” wisselkoers, maar deze landen verzorgen slechts
ca. 20% van de wereldhandel. Overigens zweven alle valuta’s, ook die
met” vaste” koers, omdat er geen gemeenschappelijke noemer meer is
die de waarden van de munten met elkaar verbindt in vastgelegde
verhoudingen.
13) Uit deze formulering blijkt dat het pariteitwaardestelsel inderdaad is afgeschaft: er is immers sprake van het (weer) introduceren
van dit systeem.

richting waarin het IMS zich beweegt erbij betrokken te
worden.
Zóu het IMF inderdaad ooit weer besluiten tot het toestaan
va.. herinvoering van een pariteitwaardesysteem, dan mag elk
land alsnog beslissen óf het een pariteit voor zijn munt
voorstelt. Het IMF kan namelijk, in overeenstemming met de
ontwikkeling van het IMS, ten aanzien van “general exchange arrangements” slechts voorzieningen treffen “without
limiting the right of members to have exchange arrangements
of their choice” (art. IV.2.c). Een eventueel dergelijk toekomstig pariteitenstelsel is dus niet zonder meer vergelijkbaar met
het strakkere en dwingender systeem zoals dat vóór de TSW
formeel was voorgeschreven.
4. “Surveillance” 14)
In de vorige paragraaf zagen we dat de TSW in art. IV.l de
IMF-leden bepaalde verplichtingen oplegt met betrekking tot
hun externe en interne economische politiek voor het bereiken c.q. handhaven van het doel van een stabiel wisselkoerssysteem. Om toezicht te houden op de nakoming van deze
verplichtingen (alsmede om de effectieve werking van het
IMS te verzekeren), zal het IMF firm surveillance uitoefenen
op de wisselkoerspolitiek van de landen, waarbij een bepaald
richtsnoer (“guidance”) zal worden aangehouden (art.
IV.3.a, b) 15). Hierbij zal het IMF zich baseren op de reeds op
29 april 1977 door de Executive Board aangenomen verklaring “Surveillance over exchange rate policies” 16). De hierin
vervatte principes en procedures werden tegelijk met de TSW
operationeel. Als uitgangspunten voor de wisselkoerspolitiek
worden de volgende richtlijnen genoemd.
A. Het in par. 3genoemde voorschrift van art. IV.l.iii. Met andere woorden: de waarde van een valuta moet niet zo hoog
worden gehouden dat daaruit betalingsbalansproblemen
ontstaan voor het land zelf, maar ook niet zo laag worden
gehouden dat daardoor andere landen worden benadeeld.
B. Het interveniëren om onordelij ke omstandigheden (onder
andere gekenmerkt door ontwrichtende korte-termijnkoersveranderingen) tegen te gaan.
C. Het rekening houden, bij interventiepraktijken, met de
belangen van andere landen, inclusief die in welks valuta
wordt geïntervenieerd.
Zagen we in de vorige paragraaf dat een land de vrijheid
heeft om een wisselkoersregime te kiezen, thans bemerken we
dat dit bepaald niet het zelfde is als vrijheid van economisch
gedrag met betrekking tot die wisselkoers!
Bij de “surveillance” m.b.t. de inachtneming van de principes sub A, B en C zullen bepaalde omstandigheden worden
gehanteerd als indicatoren van ongewenste ontwikkelingen.
Het Comité van Twintig 17) (hier afgekort tot C-20) heeft
destijds nog wel getracht om deze specifieke normen numeriek in te vullen tot “objectieve indicatoren”, maar omdat
hieromtrent geen consensus kon worden bereikt, is ten slotte
afgezien van het formuleren van indicatoren die in de richting
gaan van een kwantitatieve beoordeling. Het surveillancedocument spreekt in kwalitatieve termen van “protracted
. large-scale intervention”, “unsustainable level of official …
borrowing”, “substantial intensification … of restrictions”,
“policies that provide abnormal … capital flows”, enz. Daarbij zal onder andere rekening worden gehouden met de algemene economische situatie van het land en de binnenlandse economische strategie om doelstellingen als stabiliteit,
groei en werkgelegenheid te bevorderen. Het is allerminst
ondenkbaar dat in de praktijk (al of niet expliciet gemaakte)
hardere, getalsmatige, criteria ten aanzien van bepaalde
grootheden zullen gaan ontstaan.
Aangaande de procedurele uitwerking van de surveillance
het volgende. Volgens de oude statuten waren alleen de
landen die er (voor een “post-war transitional period”, zoals
de formulering luidde 18)) restricties voor het lopende betalingsverkeer op nahielden, verplicht om (jaarlijks) met het

IMF overleg te plegen. In de TSW zijn de bewoordingen van
het desbetreffende artikel XIV.3 enigszins veranderd 19),
maar de wezenlijke inhoud van de bepalingen is ongewijzigd
gebleven. Voor landen die de verplichtingen van het (in de
TSW in beginsel ongewijzigde) artikel VIII.2, 3, 4 hadden
aanvaard, betreffende het vermijden van multipele wis!Jelkoersen en (overige) discriminerende praktijken resp. het
handhaven van convertibiliteit, had zich veelal een vrijwillige
consultatie procedure met het IMF ontwikkeld 20).
Na de TSW moeten álle landen ex art. IV het IMF regehnatig (jaarlijks) en eventueel tussentijds (als de Managing
Director daartoe aanleiding ziet, dan wel op initiatief van het
land) consulteren. De TSW handhaaft de jaarlijkse consultatieplicht van een land met art. XIV-restricties, maar “ze
raadpleging wordt onder de TSW omvat geacht door de
jaarlijkse art. IV-surveillance. Ook de vroegere vrijwillige
art. VIII-beraadslagingen worden na de TSW begrepen onder
de verplichte, ten minste jaarlijks te houden, surveillanceconsultatie van art. IV 21).
In de TSW is de in het (immers in essentie onveranderde)
art. XIV opgenomen mogelijkheid gebleven dat het IMF
aanwijzingen (“representations”) geeft ten aanzien van het
afschaffen van restricties die niet in overeenstemming zijn met
art. VIII.2, 3, 422). In dit opzicht is het voormalige verschil
met art. VIII (met vrijwillig overleg zónder daaropvolgende
beslissing 23» thans goeddeels verdwenen. Na de TSW zullen
namelijk de voor álle (tekort- en overschot-)landen verplichte
art. IV-consultaties binnen drie maanden na beëindiging van
de besprekingen worden besloten met conc/usions van de
Executive Board 24). Deze “conclusies” zijn meer in de trant
van het verkondigen van opvattingen, en minder formeel en
precies dan “beslissingen”, maar kunnen in de loop van de tijd
wel erkend gaan worden als zijnde daaraan gelijkwaardig 25).
Samenvattend kan worden gesteld dat het vooral de grotere
verantwoordelijkheid van het IMF met betrekking tot de

14) Letterlijk: toezicht. In verband met de speciale betekenis in IMFverband zal hier het onvertaalde woord “surveillance” worden aangehouden.
15) In art. VIII, “General obligations of members”, vinden we onder
lid 7 de “Obligation to collaborate regarding policies on reserve
assets” met het IMF en andere leden onder andere om “better international surveillance of international liquidity” te bevorderen.
16) Vanaf 13juni 1974 gold als richtlijn de beslissing “for the
management of tloating exchange rates”.
17) Voluit: Ad hoc committee of the Board of Governors on reform
of the international monetary system and re1ated issues. “Ad hoc”
omdat destijds sommige landen C-20 niet wensten te zien als een
permanente toevoeging aan de organisatorische structuur van het
IMF. C-20 is opgericht op 28 september 1972, en op 2-3 oktober
1974opgevolgd door het Interim Comrnittee (voluit: Interim comrnittee of the Board of Governors on the international monetary system;
het “Interim” doelt op de eventuele intreding van de “Council”
waarin het Interim Committee kan worden omgezet – zie par. 8).
18) De overgangsperiode was ongespecificeerd, maar bedoeld als
zijnde beperkt. De TSW liberaliseert feitelijk art. XIV door dit los te
maken van de naoorlogse overgangsperiode.
19) In de TSW heet art. XIV “Transitional arrangements” in plaats
van “Transitional period”; ook het “post-war” is geschrapt.
20) Zie verder par. 7. Per 30 april 1978 hadden 46, van de in totaal
134, landen art. VIII-status. In het IMF-verslagjaar 1977/1978
vonden van de 94 covsultaties er 59 plaats ex art. XIV, en 35 ex art.
VIII. Consultatie van een art. VIII-land kon wel verplicht zijn om
andere redenen, bijvoorbeeld in verband meteen trekking …
21) Op 30juni 1978 waren reeds 30 reguliere consultaties conform de
TSW In gang gezet, waarvan 17 met art. XIV-, en 12 met art. VIII-,
landen (één land had hieromtrent nog niet beslist).
22) Restricties dienen te worden afgeschaft zodra dit nIet zal leiden
tot excessief gebruik van IMF-krediet. Bij niet-opvolging van een “representation” kan het IMF een land “ineligible” (= niet in aanmerking komend) voor IMF-krediet verklaren.
23) Wel is, in 1975,besloten dat de Managing Director een samenvatting kan geven van de discussies met art. VIII-leden ..
24) Eventuele tussentijdse beraadslagingen zijn informeel en vertrouwelijk.
25) De “conclusies” zullen niet openbaar worden gemaakt, maar wel
ter beschikking worden gesteld van alle (andere) IMF-Ieden. Volgens
art. XII.8 kan het IMF echter met 70o/o-meerderheid beslissen tot
publikatie van een “report made to a member”.

399

jaarlijkse en tussentijdse consultaties is, die de TSW met zich
brengt. Het IMF heeft zich natuurlijk altijd al beziggehouden.
met wisselkoerspolitiek inzake het aanpassingsproces, maar
een adequaat mechanisme om het gewenste beleid te effectueren ontbrak. De TSW geeft het IMF de verplichting, en de
formele middelen, om door middel van toezicht op de wisselkoerspolitiek een effectieve werking van het wisselkoerssysteem te bevorderen. Tot dit laatste behoren: vroegtijdige
identificatie, en aanmoediging tot wijziging, van een onjuiste
wisselkoers(politiek); alsmede een meer symmetrische aanpassing, en dus een gelijkwaardiger en rechtvaardiger verdeling van de aanpassingslasten.
5. De Special Drawing Right
De TSW heeft het duidelijke doel ertoe bij te dragen dat de
SDR het belangrijkste reservemiddel wordt. Hiertoe zijn van
de SDR de kenmerken veranderd en de gebruiksmogelijkheden uitgebreid, overigens onder handhaving van de principes
van de allocatie, de aanwending, de designatie en de reconstitutie. In de TSW is toegevoegd art. VIII.7, “Obligation to
collaborate regarding policies on reserve assets”, waarin
onder andere is opgenomen de verplichting van een land om
met het IMF en met andere landen samen te werken om
zodoende te bevorderen dat “the special drawing right the
principal reserve asset in the international monetary system”
wordt 26). Deze doelstelling wordt nog eens uitdrukkelijk
herhaald in de afzonderlijke bepaling van art. XXII, “General
obligations of participants”. Voorts zijn in de TSW talrijke
meer specifieke voorschriften opgenomen die de kwaliteit van
de SDR als internationaal officieel betaalmiddel moeten
verbeteren 27).
De belangrijkste maatregel waartoe het IMFheeft besloten
om de SDR attractiever te maken, is door met de TSW een
gebruikswijze van de SDR te liberaliseren. Voor een goed
begrip hiervan vermelden we eerst summier het principe van
twee manieren waarop een land zijn toegewezen SDR’s kan
gebruiken om reservevaluta te verkrijgen.
De eerste manier is “transfer by designation”. Een land A
geeft het IMF te kennen SDR’s te willen gebruiken. Het IMF
neemt dan aan dat aan de voorwaarde van “need” is voldaan 28). Het IMF wijst dan een land B (de “transferee”) aan
dat de SDR’s zal moeten accepteren 29). Het “designated”
land B verschaft dan, in ruil voor”de ontvangen SDR’s, de
valuta waarmee de “transferor” A zijn betalingsbalans kan
steunen. In december 1977 besloot de Executive Board geen
veranderingen aan te brengen in de desbetreffende, bij de
eerste statutenwijziging opgestelde, regels (art. XIX.5).
De tweede manier is “transfer by agreement”. Een dergelijke transactie, waarbij eveneens SDR’s worden gebruikt ter
omwisseling in reservevaluta, geschiedt tussen twee landen
zonder designatie door het IMF, en vond volgens de oude
statuten (art. XXV.2.b) plaats:
a. om eigen valuta (van de “transferor”) te (her)krijgen 30);
b. om te voldoen aan de reconstitutievoorwaarde jegens de
“transferee” 31).
De oude statuten stelden voor een “agreement”-transactie
de eis van “need” 32). Het IMF besliste echter op 25 augustus
1976dat de voorwaarde van “need” niet meer van toepassing
was op een transactie sub b. De TSW nu liberaliseert de
gebruiksmogelijkheden van SDR-transfers “by agreement”
verder door van beide soorten transacties alle voorwaarden te
laten vervallen. Art. XIX.2.b luidt, ongeclausuleerd: “A
participant, in agreement with another participant, may use
its special drawing rights to obtain an equivalent amount of
currency from the other participant”, zonder dat sprake is van
“own currency” dan wel “transactions, prescribed by the
Fund” waarmee de oude statuten de transfers sub a resp.
sub b conditioneerden. Nu twee landen onder alle omstandigheden, zonder “need”, zonder designatie door en toestemming van het IMF, onderling een SDR-transactie mogen
afsluiten, is het SDR-mechanisme duidelijk verruimd.
400

Tot de maatregelen die dienen om de status van de SDR te
verhogen, behoren verder:
a. hogere rente 33). In de oude statuten (art. XXVI.3) was de
rente vástgelegd op 11/2% per jaar. In de TSW (art. XX.3)
wordt bepaald dat het IMF de rente vaststelt. Deze wordt
door het IMF thans afgeleid uit het (gewogen) gemiddelde
van bepaalde korte-termijnbeleggingen in de vijf belangrijkste IMF-lidlanden 34), en bedraagt per I juli 1979
6,75%35);
b. officiële aanvaarding, in plaats van bij administratieve
beslissing, van de SDR als IMF-rekeneenheid voor de
uitdrukking van de waarde van de activa van het General
Department (inclusief goud!) (art. V.IO.a), en van het
valuta bezit in de General Resources Account (art.
V.I La) 36);
c. vervanging van de SDR-goudwaarde (oude statuten art.
XXI.2: “The unit of value of special drawing rights shall
be equivalent to 0.888671 gram of fine gold.”) door een
waardebepaling door het IMF (art. XV.2). De TSW
bekrachtigt aldus de reeds vanaf I juli 1974 effectieve
administratieve maatregel die de waarde van de SDR koppelt aan de koersen van een “mand” van de valuta’s van
de 16 landen met de grootste export van goederen en
diensten 37). De TSW geeft het IMF bevoegdheid om met

26) Zie ook voetnoot 15.
27) Na de TSW is ookde kwantiteit van SDR ‘s uitgebreid. Op Ijanuari
1979, 1980en 1981 is, resp. wordt, telkens voor 4 mrd. nieuwe SDR ‘s
gecreëerd. Deze allocatie van SDR 12 mrd. heeft echter niet speciaal
van doen met de TSW: de tekst van het desbetreffende art. XVIII.l.a
(….. allocation . .. of special drawing rights … to meet the longterm global need. .. to supplement existing reserve assets … “) is
gelijk aan het oude art. XXIV.l.a.
28) De enigszins, maar niet in essentie, gewijzigde tekst van de TSW
luidt: ..a participant will be expected to use its special drawing rights
only if it has a need because of its balance of payments or its reserve
position or developments in its reserves, and not for the sole purpose
of changing the composition of its reserves” (art. XIX.3.a). Van
..need” kan derhalve ook sprake zijn zonder een actueel betalingsbalanstekort. Blijkt achteraf dat het land deze verwachte verplichting
niet is nagekomen, dan kan het IMF alsnog tegenmaatregelen nemen
door het land SDR’s te laten (terug)ontvangen vóór de landen die om
èconomische redenen (sterke betalingsbalans- en reserve positie)
hiertoe in aanmerking zouden komen.
29) Deze acceptatie kent een bepaald maximum; details hieromtrent
zijn thans niet ter zake.
30) Deze regeling was speciaal ontworpen voor de VS om de dollarvorderingen in handen van andere landen te elimineren. De VS
konden niet geacht worden bij een betalingsbalanstekort ..need” te
hebben om vreemde valuta te verkrijgen ten einde hun munt te
steunen, aangezien de VS immers nief op de valutamarkt intervenieerden. Voor de VS kwam SDR-gebruik aldus in de plaats van goudverkoop aan het dollaraanbiedende buitenland. __”_’
31) Het (door de TSW in beginsel on~wiizigde) reconstitutievoorschrift komt erop neer dat een land gedurende een vijfjarige
periode gemiddeld niet meer dan 70% van zijn SDR-allocatie mag
gebruiken (art. XIX.6.a en bijlage G). De reconstitutiebepaling is een
compromis tussen de opvatting dat de SDR het karakter heeft van
een reservemiddel (voor de genoemde 70%), dan wel van een kredietfaciliteit (voor de ongebruikte 30%). Reconstitutie wil dus zeggen het
(terug)verwerven van SDR’s door aanbieding van reservevaluta, om
de gemiddeld aangehouden hoeveelheid op 70% te brengen.
32) De mogelijkheden voor ..agreement”-transacties waren opzettelijk beperkt gehouden, om landen met een sterke betalingsbalanspositie zoveel mogelijk beschikbaar te houden voor designatie.
33) De debetrente is gelijk aan de creditrente (art. XX.3).
34) Dit zijn de landen met het grootste quotum en het grootste
gewicht in de SDR-mand: VS, West-Duitsland, Frankrijk, Japan,
Ver. Koninkrijk. De gewichten voor de renteberekening zijn
resp. 49%, 18%, 11%, 11%, 11%. De SDR-rente is dan (sinds 30 april
1978) 80% (was 60%) van het gewogen gemiddelde.
35) De rente wordt steeds per kwartaal herberekend.
36) De Amerikaanse dollar heeft exact dertigjaar, namelijk van I juli
1944 tot I juli 1974, dienst gedaan als IMF-rekeneenheid. De waarde
van de SDR was dan ook vanaf zijn creatie op I januari 1970tot I juli
1974 gekoppeld, en wel gelijk, aan de dollar: I SDR = 0,888671 gram
fijn goud (= $ I); ofte weil ouncegoud=SDR
35. Op I juli I974 was
I SDR = $ 1,21; per medio juli 1979 was de SDR-koers ca. $ 1,30.
37) Technische details van deze calculatie zijn hier niet ter zake. Op
I juli 1978 is de samenstelling van de SDR-mandvaluta’s herzien;
zulks zal wederom plaats vinden op Ijuli 1983.

70% meerderheid de waarderingsmethode vast te stellen,
maar voor een verandering in het principe van de waardering, of een fundamentele verandering in de toepassing
van het bestaande principe, is een meerderheid van 85%
vereist (art. XV.2) 38);
d. uitbreiding van de gebruiksmogelijkheid van SDR’s bij
transacties met het IMF. In principe kan een land, indien
het zulks wenst, SDR’s gebruiken als betaalmiddel (bijvoorbeeld art. 11I.3.a inzake 25% van een quotumverhoging).
Ten slotte bevat de TSW vele mogelijkheden die kunnen
leiden tot een groter gebruik van SDR’s, maar die pas geconcretiseerd kunnen worden indien door gekwalificeerdemeerderheidsbeslissing uitvoering is gegeven aan de desbetreffende regelingen. Van de “enabling powers” 39)die de TS W
dienaangaande geeft, noemen we: herziening van de reconstitutiebepalingen “at any time” (art. XIX.6.b) 40); herziening
van de designatiebepalingen “at any time” (art. XIX.5.c);
verruiming van (officiële) instituties 41), die, geen IMF-lid
zijnde, weliswaar geen allocaties kunnen ontvangen, maar
toch wel gerechtigd zijn SDR’s aan te houden en te gebruiken. Vóór de TSW waren deze “other holders”feitelijk beperkt
tot de Bank for International Settlements (BIS). De oude
statuten boden ex art. XXIII. 3.i hiertoe de mogelijkheid door
de beschrijving van “institutions toot perform functions of a
centralbank for more than one member” als een “holder,
non-member”. Op 21 januari 1974 besloot het IMF, met de
vereiste meerderheid van 85%, dat een land SDR’s zou mogen
gaan gebruiken om valuta van de BIS te verkrijgen. Binnen
zes maanden moest een dergelij ke transactie dan weer worden
teruggedraaid. Tot heden is het bij deze papieren mogelijkheid gebleven: de BIS is nog niet daadwerkelijk bij een SDRtransactie betrokken geweest.
De TSW maakt de categorie SDR-gebruikers groter: in
art. XVII.3.i wordt aan de zojuist gegeven omschrijving van
“other holders” toegevoegd “and other official entities”. Als
concreet voorbeeld (het IMF moet eerst met een meerderheid
van 85% over een dergelijke aanwijzing beslissen!) kan worden gedacht aan de Wereld Bank. Een land zou dan een
IBRD-lening kunnen krijgen in de vorm van SDR’s; of een
land SDR’s als betaalmiddel móet accepteren dan wel zou
kunnen weigeren, is meer een kwestie die de Wereld Bank, dan
het IMF, aangaat.
6. Operaties en transacties 42)
Enkele regelingen zijn vereenvoudigd dan wel uitgebreid.
a. Terugkoop van een verrichte trekking 43). Inde oude statuten was in art. V.7 een uiterst gecompliceerd en rigide reglement vervat dat bepaalde hoe en wanneer een trekking moest
worden terugbetaald. Op basis van veranderingen in de monetaire reserves waren hiertoe gedetailleerde voorschriften gegevendie kwantitatief werden gespecificeerd. In de TS W zijn deze
complexe en moeilijk te hanteren bepalingen drastisch vereenvoudigd door ze in overeenstemming te brengen met het in
de praktijk reeds jarenlang gevolgde beleid. Artikel V.7.b stelt
dat “normally” een terugkoop wordt verwacht van een land
“as its balance of payments and reserve position improves”;
deze verwachting kán een verplichting worden 44). Artikel V.7.c geeft dan de numerieke grenzen van een “basic
period”, waarin in principe de terugkoop moet plaatsvinden;
deze termijn begint na 3jaar, en eindigt 5 jaar, na de trekking.
b. Bepaalde trekkingen worden geacht de reservetranche
niet aan te tasten 45). Artikel XXX.c opent de mogelijkheid dat “Reserve tranche purchase … may exclude purchases and holdings under: (i) … compensatory financing of
export fluctuations; (ii) … financing of contributions to international buffer stocks of primary products; and (iii) otherpolicies… in respect of which the Fund decides … that an exclusion shall be made.”. Trekkingen onderde sub igenoemdefaciliteit vonden vóór de TSW al plaats buiten bezwaar van de
reservetranche; sub iii is vooralsnog ingevuld met de OlieESB 2/9-4-1980

fondsen 1974 en 1975 – aankopen onder c;leze,en de sub ii
vermelde, faciliteiten geschieden eerst ná de TSW effectief
buiten bezwaar van de reservetranche. Het belang van deze
regeling is dat het (lenende) land dat de aankoop verricht
onder vigeur van de desbetreffende faciliteit(en) de mogelijkheid behoudt van een trekking in de reservetranche die niet
aan voorwaarden is gebonden (art. V.3.c: ” … requests for
reserve tranche purchases shall not be subject to challenge.”) 46). Tegenover deze verruiming van voorwaarden waaronder bepaalde speciale trekkingen plaatsvinden en waarbij
dus de reservetranche wordt beschermd en intact blijft, staat
echter dat de desbetreffende aankopen (“excluded holdings”)
nu ook (rente)kostendragend worden wanneer het IMF-bezit
aan valuta van het trekkende land toch niet groter wordt dan
het quotum.
7. Convertibiliteit
De term “convertibiliteit” is in de TSW alleen nog gehandhaafd in het (in beginsel ongewijzigde; zie par. 4) artikel
VillA. Hierin wordt sub a onder bepaalde voorwaarden en in
bepaalde omstandigheden aan een land de verplichting opgelegd om buitenlands officieel bezit van zijn convertibel ver-

38) Zie voetnoot 39.
39) Hiermee wordt bedoeld dat de statuten het IMF een discretionaire bevoegdheid geven. Ook in de oude statuten waren de “enabling
powers” aanwezig !elke “power” is in zekere zin “enabling”!). Echter,
de TSW geeft het IMF volmacht ten aanzien van enkele, waarlijk ingrijpende besluiten die hun precedent niet hebben in de
oude statuten. zie b.v. par. 3: de wederinvoering van het pariteitwaardestelsel (waar de VS een verklaard tegenstander van zIJn);
par. 8: de Council (die sommige landen – nog – niet wenselijk
achten). De TSW biedt zodoende de ruimte voor een flexibele
aanpassing aan veranderde omstandigheden, zonder dat een hernieuwde statutenwijziging nodig is. Het is echter te begrijpen dat men
het concretiseren, en effectief worden, van dergelijke machtigingsbepalingen heeft willen omgeven met de waarborg van een overgrote
meerderheid. In de TSW is een 70o/o-meerderheid in het algemeen
weggelegd voor “operationele” beslissingen; de 85o/o-meerderheid is
in het algemeen bestemd voor belangrijker “structurele” of “politieke” besluiten (het onderscheid is niet altijd even precies en consequent).
40) Een verkleining van het percentage dat gemiddeld niet gebruikt
mag worden, gaat in de richting van algehele afschaffing van reconstitutie.
41) Het gebruik van SDR’s is beperkt tot het officiële circuit; het
particuliere betalingsverkeer is hiervan uitgesloten.
42) Transacties worden door het IMF gedefinieerd als “exchanges of
monetary assets by the Fund for other monetary assets” (art. XXX.h);
bijv.: trekking, terugkoop, SDR-transfer. De TSW omschrijft in
hetzelfde artikel als operaties “other uses or receipts of monetary
assets by the Fund”; bijvoorbeeld: quotumstorting, nieuwe SDRallocatie.
43) De statuten blijven, ook na de TSW, spreken over “koop” en
“terugkoop”, in plaats van over bijvoorbeeld ,,(in)lening” resp’.
“aflossing” of “terugbetalin~”. AanJeiding voor dit woordgebruik
waren destijds, bij de oprichtmg van het IMF,juridische en politieke
overwegingen. Aangezien er geen redenen waren om een en ander te
veranderen, is in de TSW deze terminologie gehandhaafd. In andere
IMF-publikaties wordt overigens wel de term “credit tranche”
gebezigd voor een trekking die 25% van het quotum te boven gaat.
44) Het criterium van “improvement” is of een land voldoende sterk
is om de verkoop van zijn munt, resp. designatie van SDR-acceptatie,
door het IMF te rechtvaardigen.
45) Na de TSW mogen in principe geen goudtransacties meer plaats
vinden tussen het IMF en zijn leden. Het vierde gedeelte van een
quotum(verhoging) wordt dan ook niet meer in goud gestort (dit was
al bij de zesde algemene quotaverhoging het geval). De naam “goudtranche” is dus vervallen, en vervangen door de term “reservetranche” die het karakter van een onconditionele trekking goed weergeeft.
46) Formeel moet, zoals trekkingen onder de eerste en de drie hogere
krediettranches, ook een trekking onder de reservetranche voldoen
aan de voorwaarde van “need”. De TSW harmoniseert dit begrip met
de desbetreffende eis voor gebruik van SDR’s: in art. V.3.b.ii is het
criterium voor “a need to make the purchase” voor een land “because
of its balance of payments or its reserve position or developments in
its reserves;” en dit is letterlijk dezelfde omschrijving als die voor
SDR-“need” (zie voetnoot 28).

401

klaarde valuta te kopen in ruil voor SDR’s of de valuta van
het verkopende land. Di t convertibiliteitmechanisme, met
betrekking tot de monetaire autoriteiten, is echter nooit
toegepast: particuliere èn officiële houders van convertibele vreemde valuta die door lopende transacties 47) was
verkregen, transfereren deze via de valutamarkt. Artikel
VIII.2.a, “Avoidance of restrictions on current payments”,
beschrijft deze basisconvertibiliteit en art. XIV verleent een
land het privilege om de marktconvertibiliteit te beperken
door de verplichtingen van art. VIII.2, 3, 4 uit te stellen (zie
ook par. 4).
Ten aanzien van de omwisselbaarheid 48) van de ene, in de
andere, valuta bij transacties van koop en terugkoop (General
Department) of van SDR’s (SDR Department) introduceert
de TSW het begrip freely usabie currency (hier afgekort tot
FU-valuta) 49). Artikel XXXJ definieert een FU-valuta als
een munt waarvan het IMF heeft vastgesteld dat deze: a. feitelijk wijd en zijd (“widely”) wordt gebruikt voor betalingen
van internationale transacties; b. wijd en zijd wordt verhandeld op de belangrijke valutamarkten. Het spreekt vanzelf
dat slechts enkele valuta’s aan deze twee eisen voldoen.
Als zodanig heeft het IMF op 31 maart 1978 aangewezen
de munten van de grote “IMF-vijf” 50): de Amerikaanse
dollar, de Duitse mark, de Franse frank, de Japanse yen
en het Engelse pond; deze beslissing geldt “until furt~er
notice”: het IMF kan te allen tijde overgaan tot een herzIening. De betekenis van een als zo~~nig bestempelde ~Uvaluta blijkt uit het belang ervan biJ een gewone trekkmg
resp. SDR-gebruik 51).
I. General Resources Account. Stel een land A verricht een
gewone trekking, in de reserve- ent of krediettranche(s), met
het oogmerk een hoeveelheid FU C-valuta te verwerven ter
oplossing van zijn betalingsbalans moeilijkheden waarvoor de
“aankoop” was bedoeld. Wat betreft de soort valuta welke het
IMF aan A verkoopt tegen A-valuta zijn er verschillende
mogelijkheden:
a. het IMF verschaft B-valuta die niet-FU is. Het land Bis
dan verplicht om, op verzoek van A, deze B-valuta in te
wisselen tegen een FU-valuta echter van de soort die door
B mag worden gekozen (art. V.3.e.i). Deze FU-va!uta k~n
C-valuta zijn die A wenst, maar ook D-valuta die A met
wenst 52);
b. het IMF levert B-valuta die niet-FU is. Een land C of D
met FU-valuta is niet verplicht zijn valuta te wisselen voor
de door A aangeboden B-valuta;
c. het IMF verkoopt de FU-valuta C die A behoeft;
d. het IMF voorziet A van FU-valuta D die A niet wenst.
Land D noch land C is verplicht (maar wel zoveel mogelijk gehouden, zie hierna) de door A getrokken D-valuta te
wisselen in C-valuta (art. V.3.e.iv).
Een land met FU-munt hoeft zijn eigen valuta dus niet ter
beschikking te stellen in ruil voor enige andere, hetzij ook FU(sub a en d) hetzij niet-FU- (sub b), valuta die door een land
ter omwisseling wordt aangeboden na een trekking 53). Het
uitgangspunt is namelijk dat de door A gewenste FU-valuta C
via verkoop van FU-valuta D (die door A indirect sub a, dan
wel direct sub d, is verkregen) op de markt leverbaar is (zie de
definitie van “freely usabie”). Artikel V.3.e.ii verplicht echter
de betrokken landen B, C en D om in redelijkheid zoveel
mogelijk medewerking te geven aan het IMF, en aan het
land A dat de trekking verricht, ten einde A op directe of
indirecte wijze aan de geprefereerde FU-valuta van de C-soort
te helpen.
De regelingen bij terugkoop zijn analoog symmetrisch. Stel
dat het IMF voor de terugkoop door land A een hiertoe te
gebruiken valuta specificeert 54). In het kort:
a. als de terugkoop moet gebeuren met B-valuta die niet-FU
is, dan is land B verplicht om de door A voor het doel
gevraagde hoeveelheid B-valuta aan A te leveren, tegen
een hoeveelheid FU-valuta van de soort welke door B mag
worden gekozen (art. V.7.j.i);
402

b. in geval het IMF voorschrijft dat A zijn trekking moet
aflossen door betaling in FU-valuta van land C, is C niet
verplicht zijn valuta te verschaffen in ruil voor enige
andere (al of niet FU-zijnde) valuta.
Evenals bij de trekking, wordt in voorkomende gevallen van
alle betrokken landen (al of niet met FU-valuta) medewerking verwacht om A aan de valuta te helpen waarmee de
trekking moet worden terugbetaald.
Het komt er dus op neer dat de bij een trekking verkregen
niet-FU-valuta kan worden ingewisseld voor een FU-valuta,
terwijl, omgekeerd, bij een terugbetaling een FU-valuta k~n
worden gebruikt voor omruiling in de benodigde hoeveelheid
van een niet-FU-valuta.
De TSW heeft er aldus voor gezorgd dat legaal is vastgelegd
dat het IMF een bepaald beleid kan, en moet, voeren ten
aanzien van de keuze van valuta’s die geschikt worden geacht
voor verkoop 55) en wederinkoop 56). In principe zijn nu alle
valuta’s acceptabel, óók van de landen die de verplichtingen
van art. VIII.2,3,4 (kortweg: het vermijden van restricties en
discriminatoire praktijken) nog niet hebben aanvaard. Thans
zijn de munten van alle IMF-leden daadwerkelijk, direct dan
wel indirect, bruikbaar. Vóór de TSW hing het succes van het
IMF-beleid af van de medewerking van de landen omde door
het trekkende resp. terugbetalende land gewenste valuta te
verschaffen; een land was toen namelijk niet verplicht om zijn
valuta te converteren indien deze door het IMF verkocht was
resp. benodigd was voor de terugkoop 57).
11.SDR Department. Ten aanzien van het gebruik van
SDR’s was in de oude statuten convertibiliteit vervat in
termen van “convertible in fact” (oude artt. XXV.4 en
XXXII.b). De landen Frankrijk, Ver. Koninkrijk en VS,
waarvan de (interconvertibele) valuta aldus benoemd was,
moesten hun valuta indien deze door een land was verkregen
tegen SDR’s, omwisselen in een andere “convertible in fact”
valuta 58). Deze regeling was al enige jaren vóór de TSW niet
meer effectief. Met de inwerkingtreding van de TSW is het
begrip “convertible in fact” uit de IMF-vocabulaire verdwenen en eveneens vervangen door freely usabie. Na de TSW
geldt de volgende regeling:
a. Bij een transactie by designation moet het door het IMF
aangewezen land B de van land A te ontvangen SDR’s

47) “Payments for current transactions” worden gedefinieerd in art.
XXX.d.
48) In de TSW is de term “exchange” geworden, in plaats van “conversion”.

49) De term “convertibel” i.s~r~eden in verb~nd.met de verwantschap met officiële convertlblttelt welke verphchtmg de VS onder
geen beding meer terugwilden.
50) Zie voetnoot 34.
51) De wisselkoers bij transacties in het General Department en het
SDR Department is gebaseerd op het principe van “equal value”,
zijnde omwisseling tegen “same value” in termen van SDR’s volgens
IMF-koersen (art. V.3.e.L resp. art. XIX.7.a).
52) “Freely usabie” is hier dus in zekere zin het omgekeerde van het
vroegere begrip “convertibel”, in zoverre een land waarvan de valu~a
niet-FU is in voorkomende gevallen FU-valuta moet verschaffen m
ruil voor zijn eigen valuta.
. ..
53) Alle omwisselingen, bij trekking ell:terugkoop, e~e~ls die biJ
SDR-transfers, dienen prompt te geschieden op het tlJdstlp van de
hoofdtransactie.
54) Art. V.7.i: “All repurchases… shaIl be made with. s.pecial
drawing rights or with the currencies of other members specifted by
the Fund”.
55) Art. V.3.d: “The Fund shall adopt policies… on the selection of
currencies to be sold … “.
56) Art. V.7.i: “The Fund shall adopt policies … with regard to the
currencies to be used by members in making repurchases … “.
57) Met het van kracht worden van de TSW kreeg het IMF er aldus
een uitbreiding van effectieve middelen, in de vorm v~n “usabie”
valuta’s, bij ter waarde van SDR I rnrd., die daarvóór met, dan wel
alleen op onregelmatige basis in beperkte mate, konden worden
verkocht.
58) Bovendien namen België, Italië, Mexico, Nederland en WestDuitsland op zich om, wanneer hun valuta verschaft was voor SDR’s,
deze te wisselen in één van de drie interconvertibele munten.

omwisselen in een hoeveelheid FU-valuta van een door B
te kiezen soort (art. XIX.4.a). Als de “transferee” B FUvaluta verschaft van de soort D die niet door de “transferor” A wordt geprefereerd, is noch B, noch C, noch D
‘Verplicht om op verzoek van A de gewenste FU-valuta C
te leveren tegen aanbieding van de verkregen D-valuta.
Een FU-valuta is dus niet meer interconvertibel! Ook hier
geldt echter weer het beginsel van medewerking van de
betrokken landen om het door de SDR-gebruiker A
gestelde doel te bereiken, nu op basis van art. XXII 59).
b. In geval van een transactie by agreement mag B elke, dus
eventueel ook een niet-FU-, valuta leveren, zoals overeengekomen met het SDR-gebruikende land A.
8. De Council
De TSW biedt in artikel XII. I de mogelijkheid dat de
Board of Governors met een meerderheid van 85% besluit tot
instelling van een Counci/60). Indien inderdaad ooit wordt
overgegaan tot de oprichting van de Council, treden de
bepalingen zoals vervat in bijlage D van de TSW in werking.
De Council zal dan worden voorzien van beslissingsbevoegdheid, en zal in de plaats treden van het Interim Committee dat
slechts een raadgevende functie heeft. De taak van de Council
is het toezien op de beheersing en aanpassing van het IMS,
inclusief de werking van het aanpassingsproces, en van de
ontwikkelingen in de liquiditeiten, alsmede het bezien van
ontwikkelingen van hulp aan ontwikkelingslanden (bijlage
D.2.a); en het voorbereiden van statutenwijzigingen (bijlage
D.2.b).
De Council wordt op dezelfde manier samengesteld als de
Executive Board 61). Hiërarchisch zal de Council zijn plaats
moeten vinden tussen de Board of Governors (die voor dit
doel bepaalde bevoegdheden zal delegeren; bijlage D.3.a) en
de Executive Board (die bepaalde bevoegdheden behoudt;
bijlage D.3.c). Een lid van de Council dat door een groep
landen is gekozen, kan voor elk van deze landen afzonderlijk
stemmen uitbrengen (bijlage D.3.b). Deze mogelijkheid tot
splitsing van de in totaal toebedeelde stemmen hebben de
15Executive Directors die door een groep landen gekozen
zijn, niet: “All the votes which an Executive Director is
entitled to cast shall be cast as a unit” (art. XII.3.i.iv). In dit
opzicht lijkt de Council dus meer op de Board of Governors,
waarin elk land afzonderlijk is vertegenwoordigd 62). Een
Executive Director kan, indien de meningen in de vertegenwoordigde landen verdeeld zijn, dit verschil van inzicht niet
tot uitdrukking brengen in zijn uitgebrachte stemmen.
9. Slot
Het geheel van IMF-voorschriften vormt na de TSW geen
in beginsel compleet en harmonieus systeem dat vergelijkbaar
is met de opzet van de oorspronkelijk te Bretton Woods
opgestelde reglementen. Ook vinden we in de TSW geen
vernieuwende aspecten zoals de eerste statutenwijziging met

zich bracht in de vorm van SDR-creatie. Toch zouden we de
TSW onderschatten als we stellen dat deze alleen een dejure
bevestiging is van de facto reeds heersende praktijken. Het
met het gevoerde beleid in overeenstemming brengen van
statuten, officiële beslissingen en gedragslijnen is wellicht
minder fraai, en men kan er ook zijn bedenkingen tegen
hebben. Echter, zónder de TSW zou er waarschijnlijk meer
wanorde en onzekerheid zijn.
Voor een beoordeling van het functioneren van formeel
nieuwe elementen in de TSW, zoals de surveillance, is het nog
te vroeg: criteria en procedures moeten nog worden uitgewerkt –,– oorlopig zal het IMF-beleid zijn gebaseerd op een
v
voorzichtige en casUïstische benadering. Ook is het illusoir te
menen dat het monetaire goud en de SDR zich gewillig zullen
aanpassen aan de betekenis voor het IMS zoals de TSW dat
tracht te codificeren. Hoe het in de toekomst zal vergaan met
de problematiek van bijvoorbeeld aanpassing, liquiditeiten en
ontwikkelingsfinanciering, kan niet met voldoende mate van
zekerheid worden voorspeld, ondanks (of dank zij?) de TSW.
Daarbij gevoegd. dat het nog allerminst duidelijk is hoe
sommige bepalingen concreet zullen, of kunnen, worden
ingevuld door uitvoeringsbesluiten of praktijkconventies (en
dit is a fortiori van toepassing op de “enabling powers”), en de
conclusie van deze korte bespiegeling moet wel luiden dat het
welhaast ondoenlijk is om de TSW te evalueren naar zelfs
Iilaar de directe gevolgen, laat staan naar de afgeleide effecten
op internationale groei, inflatie, enz.
De opzet van dit artikel was dan ook niet het onderzoeken
van causale samenhangen tussen de TSW en geselecteerde
variabelen; het streven was een beeld te geven van de TSW
door het samenbrengen en ordenen van feitelijk materiaal 63),
tot beter begrip van het huidige en toekomstige internationale
monetaire bestel.
Aert Ketting

59) ” … each participant undertakes to collaborate with the Fund
and with other participants in order to facilitate the effective functioning of the Special Drawing Rights Department and the proper use of
special drawmg rights … “.
60) Gedurende de onderhandelingen over de TSW werd wel verondersteld dat de Council tegelijkertijd met de aanvaarding van de TSW
effectief zou worden. Om redenen waarop hier niet behoeft te worden
ingegaan, is deze verwachting niet ingelost.
61) En (dus) ook als het Interim Comrnittee. Er zullen dus 5 aangewezen, en 15 gekozen, Councillors zijn van ministerieel of vergelijkbaar
niveau (die elk maximaal zeven “Associates” zullen hebben).
62) Het karakter van de Council komt ook dichterbij dat van de
Board of Govemors dan bij dat van de Executive Board. De Council
is bedoeld als politiek, en niet als technisch, orgaan, hetgeen ook
blijkt uit de kwaliteit van de Councillors: dezen zullen van ministerieel
of vergelijkbaar niveau zijn. Aldus is de Council, gezien ook zijn
functie, een soort miniatuur van de Board of Governors.
63) De verwerkte gegevens zijn grotendeels afkomstig uit algemeen
toegankelijke bronnen, namelijk IMF-publikaties als jaarverslagen,
Surveys en Pamphlets.

Auteur