Ga direct naar de content

Het belasten van werkelijke rendementen op vermogen kent ook nadelen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 5 2017

Dit artikel is een reactie op ‘Belastingen: optimaal afstemmen op gedrag‘.

De hoofddoelen van belastingheffing zijn het genereren van overheidsinkomsten om uitgaven te financieren en om een politiek gewenst niveau van herverdeling te bereiken. Daarnaast wordt belastingheffing voor een veelheid aan nevendoelen ingezet. Hierbij zijn vergroening (bijvoorbeeld via de energiebelasting) en het versterken van de werkgelegenheid (bijvoorbeeld via de arbeidskorting) relatief onomstreden.

Het belastingstelsel wordt echter ingezet voor veel meer beleidsdoelen, van het bevorderen van innovatie via Innovatiebox en de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) tot het bevorderen van het onderhoud van monumenten via de monumentenaftrek. Die alternatieve beleidsdoelen leiden tot allerlei aftrekposten, vrijstellingen en kortingen. Dit zorgt voor een complex belastingstelsel voor zowel de Belastingdienst als de burger. Voor de Belastingdienst wordt het steeds lastiger om het stelsel uit te voeren en goed toezicht te houden. Voor de burger nemen de administratieve lasten toe. Nagenoeg ieder bedrijf heeft een accountant nodig om belastingaangifte te doen.

De conclusie van de paragraaf over corrigerende belastingen luidt dat deze belastingen “veelal regressief, slecht gericht en vanuit ethisch oogpunt lang niet universeel omarmd [zijn]”. Daar kan aan worden toegevoegd dat corrigerende belastingen ook kunnen leiden tot meer complexiteit en smallere belastinggrondslagen, waardoor er hogere tarieven nodig zijn om dezelfde opbrengst te behalen. Deze hogere tarieven kunnen leiden tot grotere verstoringen van het arbeidsaanbod en de investerings- en consumptiebeslissingen.

In de paragraaf over herverdelende belastingen beargumenteert Gerritsen dat het op basis van rechtvaardigheids- en doelmatigheidsoverwegingen gewenst zou zijn om het daadwerkelijk behaalde rendement op vermogen te belasten, in plaats van het vermogen zelf. “Het herverdeelt de middelen van spaarders met een hoog naar spaarders met een laag rendement, en helpt met het afdekken van idiosyncratisch risico.”

Inkomen uit vermogen wordt in Nederland belast in box 3. Per 1 januari 2017 is box 3 gewijzigd om het forfaitaire rendement beter te laten aansluiten op de werkelijk behaalde rendementen. Er zijn drie vermogensschijven waarbij zowel de verdeling van het vermogen (de vermogensmix) als de rendementen forfaitair worden bepaald op basis van aangiftegegevens en gerealiseerde rendementen uit het verleden. Ondanks dat het stelsel per 2017 beter aansluit op het behaalde rendement dan het oude stelsel, kent het nieuwe nog steeds een zekere ‘grofheid’ die onrechtvaardig kan aanvoelen. Er blijven nog steeds mensen die worden belast voor rendementen die zij niet hebben behaald.

Belasten van werkelijk rendement betekent een complexe aangift een hoge uitvoeringskosten

Bij de overstap naar het belasten van het werkelijk rendement bestaat er het onderscheid tussen een vermogenswinst- en een vermogensaanwasbelasting. Bij een vermogenswinstbelasting wordt er een waardemutatie belast op het moment van verkoop van het vermogensbestanddeel. Er wordt dus geheven over het (positieve) verschil tussen de verkoop- en verkrijgingsprijs. Bij een vermogensaanwasbelasting wordt er jaarlijks belasting geheven over de werkelijke waardeontwikkeling van vermogenstitels (rente over spaargeld, dividend en koerswinst over aandelen, etcetera). Dat betekent dat er ook wordt geheven over een waardemutatie van een vermogensbestanddeel dat niet is verkocht.

Een groot nadeel van een vermogenswinstbelasting is dat de belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld door enerzijds het vervreemden van een vermogensbestanddeel uit te stellen (lock-in-effect), en anderzijds door vermogens­titels met reguliere inkomsten (zoals dividend) om te zetten in vermogenstitels die alleen waardemutaties genereren (zoals een participatie in een groeifonds).

Een vermogenswinstbelasting geeft dus een prikkel om winsten niet, maar verliezen wel te realiseren. Dat kan de allocatie van de kapitaalmarkt verstoren en leiden tot ­lagere belastingopbrengsten. Bij een vermogensaanwasbelasting wordt de mogelijkheid tot langdurig uitstel van belasting­heffing voorkomen. Aandachtspunt is dat liquiditeits­problemen kunnen ontstaan bij heffing over waardemutaties die nog niet zijn gerealiseerd. Als mensen hierdoor gedwongen worden om vermogensbestanddelen te verkopen, kan dat invloed hebben op de keuze van de beleggingsmix en zo de allocatie op de kapitaalmarkt verstoren.

Het huidige stelsel van box 3 leidt tot stabiele belasting­inkomsten. Een belasting op het werkelijke rendement (zowel vermogenswinst- als vermogensaanwasbelasting) leidt daarentegen tot volatiele belastinginkomsten die onder andere meebewegen met de beurskoersen. Een vorm van verlies­verrekening (waardoor de overheid zowel deelt in positieve als in negatieve beleggingsresultaten) zou de volatiliteit nog groter maken, aangezien mensen verliezen uit voorgaande jaren mogen verrekenen met de te betalen belasting.

Het systeem van het huidige forfaitaire rendement in box 3 is een systeem dat voor de Belastingdienst goed uitvoerbaar is en waarnaar de burger relatief weinig omkijken heeft (wat grotendeels zit in de vooringevulde aangifte). Het belasten van het werkelijke rendement is een systeem met hoge uitvoeringskosten voor de Belastingdienst en een ­complexe aangifte voor de burger. Het vergt de inrichting van complexe informatiestromen, doordat ten opzichte van de huidige ­situatie een veelvoud aan extra gegevens in zeer korte tijd moet worden geleverd door de financiële instellingen en verwerkt door de Belastingdienst. Bovendien beschikt de Belastingdienst niet of niet op tijd over de benodigde ­gegevens, onder meer bij bank- en spaartegoeden en/of effecten­portefeuilles bij buitenlandse financiële instellingen, of bij huwen, scheiden, overlijden, immigreren of emigreren gedurende het belastingjaar. Daarmee wordt een belasting op het werkelijke rendement structureel problematisch in de uitvoering en op korte termijn onuitvoerbaar.

Kortom, een belasting op het werkelijke rendement kan het rechtvaardigheidsgevoel vergroten. Daar staat tegenover dat een vermogenswinstbelasting leidt tot uitstel van belastingheffing. Een vermogensaanwasbelasting heeft dat nadeel niet, maar kan wel leiden tot liquiditeitsproblemen. Beide systemen leiden tot volatiele belastinginkomsten en gaan gepaard met een toename in complexiteit, een afname in handhavingsniveau, en nieuwe risico’s op ontwijking en fraude. Dit zou afbreuk kunnen doen aan de rechtvaardigheid. Naast de voordelen die Gerritsen beschrijft, kent het belasten van het werkelijke rendement dus ook duidelijke nadelen ten opzichte van het huidige forfaitaire stelsel.

Auteur

Categorieën