Ga direct naar de content

De internationale conjunctuur

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 8 1987

De internationale
conjunctuur
Op een punt is de overeenkomst tussen de economische groei in 1986 en
in 1987 tot nog toe builengewoon treffend: hij blijft achter bij de verwachtingen. Vorig jaar leidde vooral de olieprijsdaling aanvankelijk tot hooggespannen verwachtingen ten aanzien
van de conjuncturele ontwikkeling in
de industrielanden, maar moesten
prognoses in de loop van het jaar bij
voortduring neerwaarts worden bijgesteld. Ditjaarzijn voorspellers eveneens druk bezig geweest steeds somberder visies te formuleren 1) waarbij
sommigen een recessie onvermijdelijk
achten, en dat terwijl de economische
omstandigheden juist erg gunstig lijken. Zo is de inflatie nog altijd laag en
naar het zich laat aanzien onder controle, is de financiele positie van de bedrijven over het algemeen vrij goed, is
er in veel landen succes geboekt op
het gebied van de reductie van de overheidstekorten en gaat de versterking
van het marktmechanisme, zoals op
de kapitaalmarkten en de arbeidsmarkten, door. In dit artikel wordt bekeken of de tot nog toe tegenvallende
economische ontwikkeling het vrij algemene pessimisme rechtvaardigt en
of de grote onevenwichtigheden in de
wereld gedurende de komende achttien maanden zullen afnemen zonder
dat een recessie actueel wordt. Daarbij
passeren ook onderwerpen als het
schuldenprobleem en grondstoffenprijzen de revue.

ringsraming neerwaarts worden aangepast, hetgeen vanzelfsprekend resulteerde in een eveneens lagere
groeiprognose voor het bruto nationale
produkt (bnp). De raming van de groei
van de Amerikaanse produktie werd
echter niet in evenredige mate naar boven bijgesteld. Of de per saldo optredende groeivertraging zal doorzetten
of dat een herstel zal optreden, hangt
daarom mede af van de ontwikkeling
van de dollarkoers.

Dollarkoers

__ _____

Nadat een gecontroleerde depreciatie (zachte landing) heeft plaatsgevonden in 1985 en 1986, lijkt de dollar dit jaar te zijn begonnen aan een
iets stabielere periode. Een aantal
overwegingen steunt de visie dat een
verdere wezenlijke dollardaling de komende tijd niet in het verschiet ligt.
Ten eerste zijn er voor de autoriteiten argumenten om het Louvre-akkoord, gericht op stabielere wisselkoersverhoudingen trouwte blijven. Zo
kan men zich afvragen of een verdere
depreciatie van de dollar een belangrijke bijdrage zal leveren aan het reduceren van het externe tekort van de Verenigde Staten. Wisselkoersveranderingen zijn zeker effectief bij het
bestrijden van onevenwichtige internationale verhoudingen, maar het duurt
lang voor het aanpassingsproces voldoende krachtig is. De mechanismen
die in werking worden gezet door geDe groeivertraging
wijzigde
wisselkoersverhoudingen
hebben een vrij lange adem. Het IMF
Als oorzaak van de conjuncture^ af- schat zelfs dat dergelijke fluctuaties
vlakking in de eerste helft van dit jaar gedurende drie jaar daarna effect blijgeldt vooral de sterke depreciatie van ven sorteren 2). In het Amerikaanse
de dollar. Dit mag enige bevreemding geval meent het IMF dat de werkingswekken, aangezien strikt genomen de periode zelfs langer kan zijn, aangevermindering van de exportmogelijk- zien de aanpassingen zo traag verloheden voor West-Europa en Japan pen. Dit laatste komt vooral doordat
ruimte moet bieden aan Amerikaanse buitenlandse bedrijven hun winstmarproducenten. Blijkbaar werkt de eco- ges sterk hebben ingekrompen. Maar
nomische praktijknietzosymmetrisch. ook de omstandigheid dat de AmeriSterke bewegingen van economische kaanse economie relatief gesloten en
grootheden, in dit geval de dollarkoers, derhalve weinig ‘export-minded’ is,
leiden tot onzekerheid en daardoor tot speelt een rol. Tevens wordt wel geeen afwachtende houding bij veel spe- suggereerd, dat het industriele appalers van het spel.
raat in de VS te zeer verouderd is 3).
Bedrijven die naar de VS exporteren Het is goed bij dit laatste in herinnering
hebben gepoogd nun afzet zoveel mo- te roepen dat slechts enkele jaren gegelijk te beschermen door marge- leden grote twijfel heerste of Europa de
inkrimping, maar hebben wel nun in- dynamische economische ontwikkelinvesteringsplannen uitgesteld. Dit trof gen in de VS wel zou kunnen volgen.
vooral West-Duitsland, aangezien kaInmiddels worden in de volumesfeer
pitaalgoederen een zeer belangrijk van de Amerikaanse handelsbalans
deel ultmaken van de Duitse export. Al- overigens reeds enige tijd positieve redus moest in de meeste landen buiten sultaten geboekt, zij het dat deze nog
de VS zowel de export- als de investe- grotendeels worden versluierd door

642

een ongunstige ruilvoetontwikkeling.
Indien deze laatste in betekenis afneemt, zal de lichte verbetering van de
Amerikaanse handelsbalans zich versterkt voort kunnen zetten. Een eventuele hernieuwde koersval van de dollar zou daarentegen opnieuw een ruilvoetverslechtering teweegbrengen.
De ene J-curve zou dan de andere
gaan overlappen, waardoor de ontwikkeling van de ruilvoet de op zich zelf
gunstige volume-ontwikkeling zou blijven maskeren.
Ten tweede hebben de autoriteiten
voldoende reden zich in te zetten voor
een stabiele dollar aangezien een
voortzetting van de dating grote negatieve effecten lijkt te hebben. De nadelige gevolgen voor Europa en Japan
zijn uiteraard evident, maar er beginnen zich ook nadelen voor de Amerikaanse economie te manifesteren. Recente ervaringen wijzen erop dat verder koersverlies (wellicht niet geheel
terecht) de inflatieverwachtingen opdrijft, hetgeen de Amerikaanse rente
onder een opwaartse druk zet. Doordat
vooral de Japanse beleggers de
laatste jaren een steeds befangrijker
partij op de Amerikaanse kapitaalmarkt zijn geworden – een ontwikkeling die verband hield met de grote internationale betalingsbalansonevenwichtigheden – en zij op een dreigende rentestijging in verband met
dan evenzeerdreigend koersverlies op
obligaties reageren door beleggingen
af te stoten, kan op die wijze een zich
zelf versterkend proces in gang worden gezet, zoals zich dat in de maand
april reeds manifesteerde.
De gegroeide wederzijdse afhankelijkheid tussen Japan en de Verenigde
Staten lijkt de economische situatie
dus enigszins labiel te hebben gemaakt. Dit impliceert echter zeker niet
dat de wereldeconomie wordt meegesleurd door een neergaande conjunctuurgolf, al worden er wel hogere
eisen gesteld aan de stuurmanskunst.
Dat een harde landing van de dollar en
daarmee gepaard gaande rentestijging voor de Amerikanen uiterst onaantrekkelijk is, mag duidelijk zijn. Niet
alleen wordt de groei van de eigen economie erdoor afgeremd en de inflatie
opgestuwd, maar ook leidt het tot een
vergroting van de problemen van de
1) Bij voorbeeld de OECD in de Economic
Outlook, Parijs, juni 1987.
2) IMF, World Economic Outlook, april 1987,
biz. 9.
3) In mei jl. wijdde de Financial Times hieraan
een serie artikelen onder de naam ,,Can America make it”.

1

schuldenlanden. Per saldo is derhalve
bij een eventuele verdere koersdaling
van de dollar een gezamenlijke actie
van de autoriteiten zeer waarschijnlijk,
hetgeen de kans op succes vergroot.
Een derde factor, die de dollarkoers
zelfs ondersteunt, is de waarschijnlijk
positieve reactie van de valutamarkt op
de verdere verbetering van de Amerikaanse handelsbalans en de te verwachten conjuncture^ ontwikkeling in
de VS. De economische groei zal namelijk geleidelijk aan kracht in de
breedte gaan winnen. De positieve effecten die van de buitenlandse handel
op de groei uitgaan, zullen worden
aangevuld met een positieve ontwikkeling van de particuliere consumptie en
de investeringen die mede het gevolg
is van per 1 juli ingegane belastingverlagingen.
Een dollardepreciatie is dus voorlopig minder waarschijnlijk. Daarmee
neemt de onzekerheid waarmee bedrijven in Europa en Japan zich momenteel geconfronteerd weten, af. Dit
zal ertoe leiden dat uitgestelde beslissingen alsnog zullen worden genomen, zodat vooral de investeringen
zich zeer duidelijk kunnen herstellen
ten opzichte van de eerste helft van het
jaar. Aangezien de binnenlandse
bestedingen (m.n. de particuliere consumptie) zich in de meeste Westeuropese landen en in Japan bevredigend
ontwikkelen komt het groeitempo gedurende de tweede helft van dit jaar
daardoor per saldo op een hoger niveau dan tijdens de eerste helft. Spectaculaire cijfers zijn echter niet te verwachten. Het meest opmerkelijke
groeicijfer in Europa wordt gerealiseerd in het Verenigd Koninkrijk. Een
zeer forse groei van de particuliere
consumptie en een eveneens krachtige toename van de export brengt het
groeitempo van het bruto nationaal
produkt aldaar op ca. 3,5%. Deze exportprestatie komt tot stand onder invloed van de in 1986 gerealiseerde
depreciatie, maar wordt evenzeer gehoipen door toevallige factoren. Aangezien de koers van het pond op een
handelsgewogen basis dit jaar per saldo is geapprecieerd, de toevallige omstandigheden zullen verdwijnen en de
olie-uitvoer dit jaar gaat dalen, zal de
conjunctuur in het Verenigd Koninkrijk, in tegenstelling tot vele andere Europese landen, juist lets afzwakken in
de tweede helft van het jaar.
Volgend jaar zal het geschetste
beeld geen wezenlijke verandering ondergaan. De investeringsgroei zal zich
in Europa en Japan voortzetten terwijl
de export van beide gebieden minder
bij de wereldhandelsgroei behoeft achter te blijven in verband met de stabielere wisselkoersverhoudingen. Bovendien zal de particuliere consumptie zowel in Japan als in West-Duitsland een
impuls krijgen van de op stapel staande belastingverlagingen. Zo krijgt de
economische groei in Japan en Duitsland geleidelijk een wat breder draagvlak, waarbij het groeitempo in die landen iets zal toenemen ten opzichte van
f C”U O T 1

Tabel 1. Reele groei van de binnenlandse bestedingen en het bnp, in procenten
VS

Japan

BRD

1986

1987

1988

1986

1987

1988

1986

1987

1988

bestedingen

3,5

2

3,7
2,4

3,7
2,5

3,0
2,75

4,0
2,4

3,3

2,5

1,4
2,25

1,6

Bnp

2,75

3,8
3

Binnenlandse

Bran: Amro Bank, Economisch Bureau.

1986. In de Verenigde Staten zal de
economische groei volgend jaar een
verdere lichte afzwakking vertonen
doordat het restrictieve begrotingsbeleid wordt voortgezet en de exportgroei, die in 1987 zeer fors zal zijn, geleidelijk aan kracht zal inboeten.

Matige groei
Al met al kan niet worden ontkomen
aan het feit dat het groeitempo van de
industrielanden mager is en voorlopig
ook mager zal blijven. Een verdere daling van de werkloosheid is bij deze
mate van economische expansie niet
mogelijk. Ook blijft het groeitempo
achter bij de 3% die volgens vele Internationale organisaties nodig is om de
schuldenlanden tot steun te zijn bij de
oplossing van hun problemen. Er vallen echter ook enkele positieve
opmerkingen te maken over de magere groeicijfers.
Zo zou een krachtige economische
groei in de Verenigde Staten niet zonder gevaren zijn. Gegeven de noodzaak het financieringstekort van de
overheid terug te dringen, kan van de
overheidsuitgaven geen impuls uitgaan. Ook de particuliere consumptie
kan een dergelijke impuls niet leveren.
Omdat de loonstijgingen beperkt zullen zijn, zou dit namelijk leiden tot een
verdere accumulatie van de toch al
aanzienlijke schulden van de consument, waardoor op wat langere termijn
de kans op een recessie zeer groot zou
worden. De conclusie moet dan ook
luiden dat een geringe toename van de
binnenlandse bestedingen on verm ijdelijk is, zodat de groei van het bnp in
belangrijke mate wordt gedragen door
de buitenlandse handel, hetgeen als
uitkomst tevens een reductie van het
handelsbalanstekort heeft.
Voor de overschotlanden Japan en
West-Duitsland geldt het omgekeerde.
Ten behoeve van de verkleining van de
handelsbalansonevenwichtigheden in
de wereld is een krachtige groei van de
binnenlandse bestedingen in Japan en
West-Duitsland gewenst, die dan vervolgens voor een deel moet weglekken
naar het buitenland, waarna ook in deze landen slechts relatief lage bnpgroeicijfers kunnen resulteren.
Aldus zijn de lage bnp-groeicijfers
een uiting van bewegingen ter correctie van onevenwichtigheden 4). Wel
valt op dat dit proces al in 1988 aan

kracht inboet, zodat een verdere reductie van het Amerikaanse externe
tekort, ook al gezien de toenemende
netto schuldenlast van dat land bemoeilijkt wordt. Dat de verbetering van
de lopende rekening in de VS in 1988
sterker is dan die in 1987 wordt veroorzaakt door ruilvoeteffecten.

Beleid____________
Men kan zich afvragen in hoeverre
het economische beleid in de diverse
landen kan en zal worden aangewend
om een recessie te voorkomen en in
hoeverre het juist gevaren zal oproepen, bij voorbeeld een escalatie van
het protectionisme. Wat betreft het begrotingsbeleid kan van de Verenigde
Staten zoals gesteld geen groei-impuls
worden verwacht. Hun bijdrage moet
juist bestaan uit het voortzetten van de
tekortreductie. Ofschoon de doelstellingen van de Gramm-Rudman-wet
hierbij niet worden gehaald en over de
begroting 1988 nog wordt gedebatteerd, valt een duidelijk positieve ontwikkeling te registreren. Het IMF heeft
becijferd dat het tekort in 1987 en 1988
bij ongewijzigd beleid zal uitkomen op
$ 182 mrd. respectievelijk $ 166 mrd.
5). Deze uitkomsten lijken realistisch
en zouden een tekortreductie in twee
jaar betekenen van maar liefst 25% 6).
In veel Europese landen zal de bereidheid gering zijn om de met pijn en
moeite bereikte resultaten op het gebied van de sanering van de overheidsfinancien nu weer op het spel te zetten.
In West-Duitsland bestaat zeker wel
enige ruimte tot fiscale stimulering
maar is de bereidheid gering, ook al
omdat de belastingverlaging van 1988
en de belastinghervorming van 1990
het tekort toch al zullen doen stijgen.
Bovendien moet men zich realiseren
dat om de wereldhandelsgroei een luttel half procentpunt te laten stijgen, de
Duitse overheid haar uitgaven met
maar liefst 6% van het bnp zou moeten
verhogen!
Wanneer het onlangs aangekondigde stimuleringspakket is ingevuld,
heeft Japan voorlopig naar eigen idee
ongetwijfeld genoeg gedaan op het ge4) Vgl. J.L. Schneider, Internationale groei en
betalingsbalansaanpassing, ESB, 7 januari
1987.
5) IMF, op.cit., biz. 27.
6) In 1986 was het tekort $ 221 mrd.

Tabel 2. Nominate waardeverandering van de dollar ten opzichte van de
munten van diverse landen, in procenten

Tabel 3. Conjunctuurprognose
Reel bnp,
mutaties in %

Consumptie-prijspeil,
mutaties in %

1987
1986

1987

1988

1
2,5

1.25
2,75
2
2,5
3
1,5
2,25
2

1.5
0,5
3
4,75
0,5
-0,5
4,25
3,5

2
1,25
2,5
5
1,5
1.5
4,5
4

1987

1988

Eerste helft
1987

West-Duitsland
Japan
Taiwan
Korea
Singapore
Hong Kong

1988

Saldo lopende rekening,
bedragen in nurd.

-21,3
-20,4

– 5,6
– 9,3

-11,0
– 3,3
+ 3,7
0

-12,5
– 5,7
– 2,7
0

Belgie
BRO
Frankrijk

Italie
Japan
Nedertand
VK
VS

1,25
3
2,75
1,5
3,5
2,25

BF

150

DM

65

FF

15

Lire

3.600

$
f.
£
$

75
5
-0,5
-125

BF
DM
FF

100
50
8

Lire -1.800
$
65
f.
£
$

5
-4
-105

Bron: Amro Bank, Economisch Bureau.

bied van de begroting, zodat ook van
die kant geen extra initiatieven waarschijnlijk zijn.
Ten aanzien van het monetaire beleid zijn nog minder groei-impulsen te
verwachten. De forse toename van de
liquiditeitenmassa in veel landen is immers al enige tijd een zorg voor de monetaire autoriteiten. Ofschoon de feitelijke ontwikkeling van de inflatie nog altijd bevredigend is en hierin voorlopig
geen verandering zal komen gegeven
de slechts matige economische groei
en de afwezigheid van sterk expansief
begrotingsbeleid, zal het monetaire
beleid op zijn best accommoderend
kunnen zijn. Dit impliceert overigens
dat het bodemniveau van de rente in
veel landen bereikt is dan wel zeer nabij is, ofschoon de reele rente in de
meeste landen nog altijd hoog is. Voor
een duidelijke stijging van de Amerikaanse rente behoeft echter niet te
worden gevreesd zolang een harde
landing van de dollar kan worden voorkomen. Ook in de overige landen ligt
een wezenlijke rentestijging niet voor
de hand.
Het terrein waar het economisch beleid wel een duidelijke bijdrage kan leveren aan het voorkomen van een recessie is de versterking van de economische structuur. In diverse landen
zijn al duidelijke vorderingen gemaakt
wat betreft belastinghervormingen en
het afbreken van rigiditeiten op markten (b.v. de financiele markten 7) en de
arbeidsmarkten). Het is overigens
zaak er op toe te zien dat ons land in dit
proces volgt en geen al te grote achterstand oploopt.
De versterking van de economische
structuur betreft ook de internationale
economie. Hoewel op een aantal terreinen bij voorbaat rekening moet worden gehouden met teleurstellingen,
zoals de landbouwsubsidies en de
daarmee samenhangende overschotten, zijn er ook terreinen waarop positievere verwachtingen mogen worden
gekoesterd. Zo is het internationale
economische overleg vooral sinds September 1985 een steeds belangrijker
rol gaan spelen. De door de grote externe onevenwichtigheden gegroeide
wederzijdse afhankelijkheid heeft de
belangen van de diverse hoofdrolspelers geleidelijk meer parallel doen lopen. Dit heeft de kans op een versterking van de internationale beleidscoor644

dinatie-vergroot.
In dit kader valt ook het toenemende
protectionisme te beoordelen. Door de
toegenomen gelijkgerichtheid van belangen is een werkelijke escalatie niet
waarschijnlijk, hoewel de dreiging
voorlopig zal blijven, zeker gezien de
protectionistische instelling van het
Amerikaanse electoraat. Daarbij zullen vooral Japan en de Aziatische
NIC’s lijdend voorwerp blijven. Uiteindelijk hebben die landen hun bilaterale
handelsbalansoverschot met de Verenigde Staten tot in dit jaar nog zien
groeien.
Enige beweging is overigens waarneembaar. Zo kondigde het onder druk
staande Taiwan onlangs een vermindering aan van invoerbelemmerende
maatregelen. Ook van belang is de
snellere appreciatie van de sterk ondergewaardeerde munten van Korea
en Taiwan. Deze ontwikkelingen leiden tot de op het eerste gezicht enigszins paradoxale conclusie dat het resultaat van het Amerikaanse optreden
vaak een vermindering van de distorsies in de Internationale handel is.

Schuldenproblematiek
Aan het front van het internationale
schuldenprobleem kon dit jaar een
aantal opmerkelijke ontwikkelingen
worden geregistreerd. Positief was de
economische top van Venetie die expliciet erkende dat van Afrika niet verwacht kan worden dat dit continent
zich zelfstandig kan ontworstelen aan
het schuldenprobleem. De door de
Westerse overheden toegezegde omvangrijke steun heeft de perspectieven
voor dit continent duidelijk verbeterd.
Negatief was de ontsporing van de
Braziliaanse economie, die de regering van dat land ertoe bracht een conf rontatie met de banken aan te gaan en
rentebetalingen op lange schuld en de
terugbetaling van handelskredieten op
te schorten. Men dient hier evenwel te
bedenken dat de stap van de Brazilianen niet zozeer onderdeel vormde van
een strategie gericht op het ‘afrekenen’ met de banken als wel een absolute noodsprong was in verband met
de snelle afname van het handelsbalanssurplus en de deviezenreserves.

De dreiging van een schuldkartel is
dan ook niet actueel geweest en uiteindelijk moest minister Funaro zelfs het
veld ruimen. Inmiddels wordt gewerkt
aan een omvattend herstelplan waarin
een genormaliseerde verhouding met
de banken een belangrijk punt vormt.
Verder hebben de diverse vormen
van schuldconversie een hoge vlucht
genomen. Hierdoor komt zowel een reductie van de schuld tot stand als een
versterking van de produktiecapaciteit
van de betrokken landen. Vervolgens
bieden de in de diverse herstructureringsovereenkomsten opgenomen langere aflossingsvrije periodes de betrokken landen lets meer ruimte om
een opbouwend economisch beleid te
voeren.
Eveneens als positief te kwalificeren
is de actie van de Amerikaanse en ook
Britse banken om voorzieningen te
treffen tegenover hun vorderingen op
schuldenlanden. De continentale Europese banken waren hen daarin
reeds voorgegaan. Hierdoor krijgen de
banken meer manoeuvreerruimte en
wordt de basis van het financiele stelsel versterkt.
Het gaat te ver te beweren dat het
schuldenprobleem in de eerste helft
van dit jaar veel dichter bij een oplossing is gekomen of dat dit op korte termijn valt te verwachten. Maar wel kan
worden gesteld dat enkele ontwikkelingen in gang zijn gezet die ertoe hebben
geleid dat de dreiging die van het
schuldenprobleem uitgaat op de wereldeconomie iets is afgenomen.

Grondstoffenprijzen
De dating van de grondstoffenprijzen (exclusief olie) lijkt te zijn geeindigd. Gedurende 1987 tekende zich tot
dusverre zelfs een bescheiden herstel
af. Dit herstel wordt echter gedragen
door slechts enkele produkten (met name aluminium en edele metalen). Ook
voor deze categorieen mag echter
geen verdere prijsstijging worden ver7) Zie bij voorbeeld: W.W. Boonstra, Bankwezen Japan: binnenlandse opbouw, Bank- en
Effectenbedrijf, juni 1987 en C.H.J.M. van den
Berg, Veranderingen op de Italiaanse financiele markten, ESB, 24 juni 1987.

wacht. Derhalve zal de lichte stijging
van het gemiddelde niveau van de
grondstoffenprijzen niet doorzetten.
De voortdurende overschotsituatie op
vele markten en de gematigde produktiegroei in de gei’ndustrialiseerde wereld in 1987 en 1988 voorkomen dit.
Een hernieuwde daling is in verband
met de historisch lage prijsniveaus
evenmin waarschijnlijk. De ruilvoetverslechtering voor ontwikkelingslanden zal aldus de komende anderhalf
jaar wel sterk afzwakken, maar niet
omgekeerd worden.
Het einde van het tijdperk van prijsondersteunende internationale regelingen voor grondstoffen lijkt aangebroken. Nadat de tinovereenkomst in
1985 reeds op hield te bestaan, ziet het
er niet naar uit dat akkoorden ten aanzien van cacao en koffie effectief kunnen worden gemaakt. Gezien de verwachte recordoogst in Brazilie zal de
koffieprijs de komende tijd onder neerwaartse druk blijven, waarbij producenten met elkaar zullen wedijveren
om marktaandeel. Slechts op de rubbermarkt is nog een goed werkende
prijsondersteunende regeling van
kracht, maar de minimumprijs die geldt
is extreem laag.
De olieprijs heeft zich vanaf het dieptepunt medio 1986 geleidelijk hersteld.
Veel olie-exporterende ontwikkelingslanden hebben vorig jaar omvangrijke
binnenlandse aanpassingen doorgevoerd, waardoor de prijsstijging hen
enige ruimte biedt om het beleid weer
iets om te buigen. Gezien de vraag- en
aanbodverhoudingen en de uitkomst
van het recente OPEC-beraad moet de
kans op een verdere substantiate stijging van de olieprijs als klein worden
getypeerd.

Besluit
De conjuncture^ afzwakking in de
eerste helft van 1987 heeft een recessie niet naderbij gebracht. Deze afzwakking is namelijk vooral veroorzaakt door de reacties op de waardedaling van de dollar, terwijl momenteel
geen verdere depreciatie wordt voorzien. Mede daarom mag juist op een
licht economisch herstel worden gerekend in de tweede helft van 1987. De
genomen maatregelen in Japan en
West-Duitsland zullen dit herstel in
1988 ondersteunen. Het groeitempo
blijft daarbij aan de lage kant terwijl ook
de inflatie laag blijft.
De grote onevenwichtigheden op
handelsgebied hebben wederzijdse afhankelijkheidsrelaties gecreeerd die
bij een plotseling gebrek aan vertrouwen tot ernstige economische problemen kunnen leiden. Dit besef is bij de
autoriteiten goed doorgedrongen zodat de kans op versterking van internationale beleidscoordinatie groot is. Er
zijn overigens al evenwichtsherstellende ontwikkelingen gaande. Zowel op
het gebied van een reductie van de tekorten op de Amerikaanse begroting
en de handelsbalans als ten aanzien
van het schuldenprobleem zijn verbeteringen aanwijsbaar.
Aangezien de problemen groot zijn
en de aanpassingen traag verlopen,
zullen zij de komende jaren evenwel alle aandacht van beleidsmakers en economen blijven vergen.

Han de Jong
De auteur is medewerker van het Economisch
Bureau Buitenland van de Amro Bank. Het ar-

tikel is op persoonlijke titel geschreven.

Auteur