Ontwikkelingskroniek
Energie en de derde wereld
PROF. DR. L. J. EMMERIJ — DRS. M. F. KLATTER *
Inleiding
Tussen 1973 en 1979 stegen de energieprijzen op spectaculaire wijze. Het heeft tot
aan het begin van 1983 geduurd voordat er
van enige prijsdaling sprake was. Sinds kort
lijken de prijzen zich te stabiliseren, zij het
met nog steeds een lichte tendentie tot stijging. Veel is geschreven over de gevolgen van
deze bruuske verhoging van het prijspeil voor
de economieen der gelndustrialiseerde landen in het algemeen en de inflatie in het bijzonder. Meer algemene studies zijn gemaakt
betreffende de gevolgen voor de ontwikkelingslanden met speciale referentie aan hun
betalingsbalansproblemen. Er zijn eveneens
een aantal op zich zelf staande studies verschenen over investeringen in alternatieve
vormen van energiewinning als antwoord op
de prijsstijgingen van de traditionele energiebronnen.
Er is echter geen systematische studie beschikbaar over onderzoek naar en gebruik
van alternatieve vormen van energiewinning
toegespitst op de ontwikkelingslanden. Dit
artikel heeft de ambitie en eerste terreinverkenning op dit gebied te presenteren.
De energieconsumptie in de wereld is zeer
ongelijk verdeeld: de rijke landen gebruiken
ongeveer 70% van de beschikbare energie in
de wereld tegen nog geen 14% dat door de
arme landen wordt gebruikt, waarvan dan
nog de helft in de vorrn van traditionele energiebronnen, zoals hout en afval. Daar komt
nog bij dat de derde-wereldlanden nu voor
de opgave staan om hun economieen te
ontwikkelen in een tijd van zeer hoge energieprijzen, terwijl tegelijkertijd hun exportinkomsten sterk zijn gedaald vanwege de wereldwijde
economische
crisis.
Veel
ontwikkelingslanden staan dan ook voor een
zeer moeilijke keuze: de prijzen van hun import zijn geweldig gestegen door de hogere
energieprijzen, maar ook door de zeer snel
gestegen prijzen van industriele produkten,
terwijl hun exportinkomsten zoals gezegd
drastisch zijn gedaald, niet alleen door de
economische recessie maar ook door de gedaalde prijzen van grondstoffen. De uit dit alles resulterende betalingsbalansproblematiek spitst zich verder toe doordat de
voedselproduktie van de arme landen ook
een stijgend beroep doet op gei’mporteerde
energie. Eris dus een duidelijke relatie tussen
het energieprobleem en het voedselprobleem
in de derde wereld.
Terwijl de huidige energiediscussie in de
712
(eerste) wereld bijna uitsluitend wordt gevoerd over olie, gas en kernenergie, bestaat
de energiecrisis voor het overgrote deel van
de mensheid uit een enorm tekort aan brandhout. O.a. vanwege het zo juist geschetste
probleem van voedselproduktie is hout een
zeer belangrijke bron van energie in de arme
landen. Traditioneel is dit altijd al zo geweest
voor de bevolking op het platteland. Door de
sterk gestegen prijzen van fossiele brandstoffen echter, wordt nu ook in de industrie en in
de steden in toenemende mate gebruik gemaakt van hout en houtskool. Dit heeft geleid tot hoge houtprijzen en ontbossing op
grote schaal met als gevolgen erosie en bodemverarming: een tweede omstandigheid
dus waardoor de voedselvoorziening ernstig
wordt geschaad. Het moet worden benadrukt dat de ontbossing niet alleen wordt bevorderd door het stijgende lokale verbruik,
maar ook door de stijgende papierconsumptie, vooral in de rijke landen. Dit weerspiegelt
zich in de activiteiten van grote bedrijven die
systematisch aanzienlijke stukken bos in een
aantal ontwikkelingslanden op commerciele
schaal kappen.
In dit overzichtsartikel concentreren wij
ons vooral op het presenteren van een kosten-batenanalyse, zowel in de enge als in de
wijdere zin, van traditionele en alternatieve
energiebronnen in en voor de derde wereld.
Wij willen nagaan in hoeverre deze bronnen
perspectieven bieden voor toepassing op mime schaal in het licht van de mogelijke positieve en nuttige implicates.
Energie in de derde wereld
De meest gebruikte energiebronnen zijn
olie, aardgas en steenkool (fossiele brandstoffen). De wereldvoorraden aan steenkool
zijn zeer groot, veel groter dan olie en gas. De
voorraden aan olie en gas zijn ongeveer gelijk. De voorraden aan fossiele brandstoffen,
met name de olie- en gasvoorraden, zijn zeer
ongelijk over de wereld verdeeld. Het potentieel van de olie-importerende ontwikkelingslanden aan olie en gas wordt gesteld op
ongeveer 2%, en deze landen beschikken
over ongeveer 10% van de wereldvoorraden
aan steenkool 1). Het is overigens duidelijk
dat de schatting van 2% aan de lage kant is en
dat het potentieel aan olie en gas in de ontwikkelingslanden wordt onderschat, gezien
de relatief grote gebieden waar olie- en gasvoorraden nog niet zijn geexploreerd.
Fossiele brandstoffen hebben een groot
aandeel gehad in de economische groei van
het Westen. In de jaren vijftig en zestig werd
steenkool in toenemende mate vervangen
door olie en gas. De prijzen waren laag en er
leek geringe noodzaak te zijn om extra zuinig
met energie om te gaan, aangezien kernenergie werd geacht ruim voldoende in de toekomstige energiebehoefte te voorzien. Het
olieverbruik nam enorm toe: in 1973voorzag
olie in 50% van de wereldbehoefte aan energie. Bind 1973 werd de wereld geconfronteerd met de oliecrisis en forse prijsstijgingen.
Tussen 1973 en 1980 steeg de prijs van een
vat olie met $ 2 tot meer dan $ 36. Bovendien
en bijna tegelijkertijd kwam er steeds meer
verzet tegen het gebruik van kernenergie. De
wereld werd zich plotseling bewust — weliswaar op een nogal naive en oneconomische
wijze — van de eindigheid van de energievoorraden en van de monopoliepositie van
de olie-exporterende landen, die zich hadden
verenigd in de OPEC. Door de hoge olieprijzen neemt het aandeel van kolen in de totale
energievoorziening weer toe. Problematisch
is het transport en de verwerking van steenkool. Bovendien bestaan er grote problemen
voor het milieu. De verwachting is dat in de
komende jaren de steenkoolproduktie sneller zal groeien dan de olieproduktie. Ondanks deze nadelen is de vervanging van olie
door steenkool een reele mogelijkheid voor
de gelndustrialiseerde landen; vanwege de
hoge exploratie-, produktie- en transportkosten is dit voor de ontwikkelingslanden
veel minder het geval, met uizondering van
China en India die belangrijke steenkoolproducenten zijn.
Een andere mogelijkheid is kernenergie.
Kernenergie voorziet momenteel in ongeveer 2% van het elektriciteitsgebruik van de
ontwikkelingslanden. De kostprijs van uranium is aantrekkelijk in vergelijking met olie,
steenkool en gas. Aangezien de voorraden
aan uranium niet zo groot zijn, zullen reactoren moeten worden gebruikt om kernenergie
op te wekken. Vanwege de hoge kosten die
dit met zich brengt en de benodigde ,,know
how” is kernenergie alleen voor enkele grote
semi-geiindustrialiseerde ontwikkelingslanden een reele mogelijkheid.
De import van de dure olie leidde voor de
niet-olieproducerende ontwikkelingslanden
tot ernstige tekorten op hun betalingsbalans.
Gemiddeld besteden deze landen nu 25%
van de exportinkomsten aan import van olie
tegen 8% voor 1975. In vele van deze landen
wordt nu echter meer dan 40% van de
exportinkomsten besteed aan de import van
olie. Door de toenemende industrialisatie
neemt het olieverbruik voortdurend toe. De
Wereldbank verwacht dat het aandeel van de
ontwikkelingslanden in het wereldenergieverbruik zal stijgen van 14% nu naar 18% in
1990.
* Prof. dr. L. J. Emmerij is rector van het Institute
of Social Studies te Den Haag; drs. M. F. Klatter
verricht literatuuronderzoek aan hetzelfde instituut.
1) WorldBank, World Development Report 1981,
Washington DC, 1981.
De hoge energieprijzen treffen het armste
deel van de bevolking het hardst. Kenmer-
percentage tegen het eind van deze eeuw teruggelopen zal zijn tot 30% 5).
afgelopen vijf jaar toegenomen met meer dan
50%. Verwacht wordt dat deze toename zich
in de komende jaren zal voortzetten en dat
tegen het eind van deze eeuw zonnecellen
Alternatieve energiebronnen
kend voor de energiecrisis in de derde wereld
is dat het commerciele energiegebruik van de
Brazilie de hogere-inkomensgroepen (10%
Aangezien de meeste derde-wereldlan-
een van de snelst groeiende energiebronnen
zullen zijn. In 1982 werd ongeveer 8.000 kilowatt aan zonnecellen geproduceerd. Meer
van de bevolking) te zamen 65% van het totale benzineverbruik en de 70% die tot de lagere-inkomensgroepen behoren slechts 6%.
Deze groepen zijn aangewezen op brandhout, mest en afval. In landen als Tanzania,
Nigeria, Uganda, Mali, Opper-Volta, Nepal
den in veel ruimere mate beschikken over
vernieuwbare energiebronnen zoals zonne-
dan 20 landen beschikken nu over zonnecelindustrieen. Europa beschikt over 12 van
straling, waterkracht en biomassa dan over
dergelijke industrieen, de Verenigde Staten
fossiele brandstoffen, kunnen deze een aantrekkelijk alternatief bieden om aan de energieproblemen het hoofd te bieden. Boven-
landen over ongeveer 10.
en Haiti wordt meer dan 90% van het totale
dien lenen deze energiebronnen zich voor
energieverbruik gewonnen uit brandhout.
Van het totale houtgebruik in de ontwikkelingslanden wordt ongeveer 86% als brandstof gebruikt 2). Het tekort hieraan is zo nij-
kleinschalige en betrekkelijk goedkope toepassingen, hoewel de kostprijs voor zonne-
ven aan de fotovoltaische industrie en door
energie nu nog relatief hoog ligt.
$ 300 mln. De regeringssubsidie voor het
ontwikkelen van fotovoltaische systemen is
pend geworden dat op grote schaal roofbouw
(de z.g. ,,commerciele energiebronnen”) als
wordt gepleegd op de bossen. De gevolgen
zijn rampzalig. Vijftig jaar geleden bestond
het totale grondgebied van Ethiopie nog voor
40 tot 50% uit bos, nu is dat nog slechts 4% !
steenkool, olie en gas, die uitputbaar of eindig zijn, zijn de vernieuwbare (of ,,niet-commerciele”) energiebronnen onuitputtelijk.
Er wordt momenteel veel onderzoek verricht
naar kleinschalige toepassing van alternatieve energie. Dit onderzoek betreft vooral de
grote massa van de bevolking zeer laag is,
vooral op het platteland. Zo absorberen in
Voor Thailand zijn deze cijfers 70% en 30%.
De schaarste wordt nog acuter omdat door de
sterk gestegen olieprijzen en de betalingsba-
In tegenstelling tot fossiele brandstoffen
over 25, Japan over 15 en de ontwikkelingsEr wordt momenteel gemiddeld ongeveer
$ 200 mln. per jaar door regeringen uitgegede particuliere ondernemingen ongeveer
de afgelopen twee jaar in Japan met 140%
toegenomen. In de Verenigde Staten daarentegen is dit met de helft verminderd. Het aandeel van de VS in de produktie van zonnecellen liep terug van 80% in 1980 tot 55% in
1982 8). Werden aan het eind van de jaren
zeventig de belangrijkste investeringen in de
fotovoltaische industrie door de regering gedaan, nu gebeurt dit door de oliemaatschap-
den in toenemende mate gebruik gemaakt
verschillende aspecten van zonne-energie en
in mindere mate windenergie en biogas. De
belangrijkste vernieuwbare energiebronnen
zijn: zonne- en windenergie, waterkracht en
wordt van hout, waardoor de houtprijzen
biomassa.
industrie een belangrijke investeerder in zonnecellen. Aangezien het klimaat in Noord-
lansproblemen 3) die hiervan het gevolg zijn,
ook in de industrie en in de stedelijke gebieomhoog schieten. In een aantal Afrikaanse
pijen.
In Japan en Europa is de elektronische
landen betaalt de plattelandsbevolking 35 a
40% van hun inkomen aan brandstof 4). De
Wereldbank spreekt in dit verband over de
,,tweede energiecrisis” en schat dat over
Zonne-energie
west-Europa hoge eisen stelt aan zonne-installaties wat betreft de opbrengst, verloopt
In tropische gebieden is het zonne-aanbod
hoog 6): de gemiddelde hoeveelheid energie
de marktontwikkeling daar vrij traag. De Europese industrie van fotovoltaische systemen
veertig jaar de meeste bosgebieden in de der-
die de zon per dag kan leveren is ongeveer 6
is zo ver gevorderd dat die nu op commerciele basis worden geleverd. In Nederland zal
opslagvoorzieningen noodzakelijk. Zonne-
de zonnecelindustrie voorlopig een bescheiden rol blijven spelen. Gebruik van zonneenergie voor ruimte- en waterverwarming
de wereld zullen zijn verdwenen.
Volgens de FAO kampen vijftien Afrikaanse landen op het moment met een acute
hongersnood; als voornaamste oorzaak
wordt de voortschrijdende woestijnvorming
genoemd, die onder meer wordt veroorzaakt
door ontbossing. Door ontbossing zakt het
grondwater, het land wordt droog en de
woestijn breidt zich uit. Verder beperkt ontbossing het vertnogen van de aarde om de
kooldioxide die bij het verbranden van fossiele brandstoffen vrijkomt, te absorberen,
waardoor klimaatsverandering kan optreden. De gemiddelde temperatuur stijgt en de
regenval wordt minder. Herbebossing vindt
nog veel te weinig plaats en vergt te veel tijd
om het tempo van de ontbossing te kunnen
bijhouden. De Wereldbank heeft berekend
dat in de komende twintig jaar zo’n 20 tot 25
mln. hectare zou moeten worden herbebost
om in de stijgende vraag naar brandhout te
voorzien. Herbebossing staat echter niet
hoog op de prioriteitenlijst van internationale hulporganisaties. Slechts 1,4% van de
hulpgelden zijn de afgelopen jaren besteed
aan de aanplant van nieuwe bossen. Afgezien
van een doelmatiger energieverbruik kunnen
de z.g. ,,alternatieve” of ,,vernieuwbare”
energiebronnen een belangrijke rol spelen
om de schaarste te verlichten. De stijging van
de olieprijzen tussen 1973 en 1979 heeft het
zoeken naar alternatieve vormen van energie
gestimuleerd. Internationale en nationale instellingen hebben hun bijdragen ter financiering van alternatieve energieprojecten de
laatste jaren aanzienlijk verhoogd. Olie voorziet nu in minder dan 40% van de wereldbehoefte aan energie, terwijl dat in 1973 nog
50% was. De algcmene verwachting is dat dit
ESB 10-8-1983
kilowatt per m2. Om de wisselende intensiteit
van zonnestraling optimaal te benutten, zijn
straling kan op directe en op indirecte wijze
worden omgezet in energie.
biedt hier meer perspectief. Het marktpotentieel voor zonneboilers wordt geraamd op
Indirect wordt de straling met behulp van
collectoren omgezet in warmte die wordt benut voor de produktie van elektriciteit. Met
behulp van fotovoltai’sche celten wordt zonnestraling direct omgezet in elektriciteit. De
450.000 tegen het eind van deze eeuw. Sinds
speciale systemen die hiervoor nodig zijn,
zijn flexibel, duurzaam, betrouwbaar en vergen weinig onderhoud. Fotovaltaische cellen
1974 zijn er in Europa ongeveer een kwart
miljoen zonneboilers geinstalleerd 9).
In de ontwikkelingslanden neemt het gebruik van fotovoltaische systemen steeds
meer toe. Een voordeel van deze energiebron
is dat opwekking op iedere gewenste plaats
mogelijk is, evenals kleinschalige toepassing.
worden al lang toegepast in de ruimtevaart en
In de Philippijnen, Zuid-Korea, Taiwan,
de telecommunicatie. Het belangrijkste probleem voor de toepassing van zonnecellen is
momenteel de prijs. Er wordt in de Verenigde Staten, Europa (Internationaal Energie
Agentschap, EG) en Japan veel onderzoek
gedaan om het produktieproces te vereenvoudigen en de technieken te verbeteren, zodat de kosten kunnen dalen. De kostencurve
van fotovoltaische systemen vertoont een gemiddelde prijsdaling van ruim 50% per vijf
jaar. Onlangs is de gemiddelde prijs van een
Thailand, Mexico en Papua Nieuw-Guinea
fotovoltaisch systeem tot onder de $ 10 per
kilowattpiekuur gezakt en volgens bepaalde
bronnen ligt de prijs al op $ 6 per kilowattuur.
Maar daarmee is de fotovoltaische elektriciteit nog altijd vier- tot vijf maal zo duur als
conventionele elektriciteit. Verdere kostenverlaging is dus essentieel. De verwachting is
dat de komende vijf tot tien jaar de kosten
met de helft zullen dalen. De kapitaalkosten
van een fotovoltaisch systeem (installatie,
onderhoud e.d.) zullen dan ongeveer $ 3.000
bedragen tegen zo’n $ 5.000 a $ 6.000 nu 7).
De wereldproduktie van zonnecellen is de
worden fotovoltaische systemen toegepast in
2) Idem.
3) In de olie-importerende ontwikkelingslanden
stegen de uitgaven voor fossiele brandstoffen van
2,8 procent van het bnp in 1978 tot 5,3 procent in
1980.
4) World Development Report 1981.
5) Idem.
6) H. van den Berg, e.a., Energie met beleid, Groningen, De Vuurbaak, 1982.
7) J. P. Kenna, B. McNelis en P. Fraenkels, The
Energy Connection (Intermediate Technology Development Group, Londen), Development Forum,
jg. 11, 1983, nr. l.blz. 10.
8) Photovoltaics, versatile and revolutionary
(Worldwatch Institute, Washington), Development
forum, jg. 11, 1983, nr. l.blz. 14.
9) Van den Berg e.a., op. cit.
713
de telecommunicatie en voor het oppompen
van water. Dit gebeurt eveneens in India en
gistingsproces alcohol (ethanol) oplevert
(,,energy farming”).
Pakistan, vooral ten behoeve van kleinschalige landbouwprojecten. Het ontwikkelings-
Biogas
fonds van de Verenigde Naties (UNDP), de
Wereldbank en de Wereldgezondheidsorga-
die worden onttrokken aan de voedselpro-:
duktie. De plannen van de Braziliaanse regering om in 1985 10,7 mrd. liter ethanol te
produceren, zullen een oppervlakte van 3 J
mln. hectare landbouwgrond vereisen; dit is
driemaal zoveel als in 1980 en 10% van het
demonstratieprojecten.
Tinbergen voerde onlangs op een confe-
Door afvalstoffen onder zuurstofarme
omstandigheden te laten gisten ontstaat methaangas (biogas). In verscheidene ontwikkelingslanden wordt al jaren met redelijk suc-
rentie van de Evert Vermeer Stichting een
ces energie gewonnen uit organisch afval.
berekend dat voor een auto die op een
pleidooi voor een sterke uitbreiding van het
onderzoek naar de mogelijkheden van zonne-energie en voor een grotere rol van Ne-
Biogas, dat qua energiewaarde overeenkomst vertoont met het Groninger aardgas, is
een aantrekkelijke en goedkope energiebron
derland in dat onderzoek. Tinbergen wees
voor het platteland en kan kleinschah’g wor-
mengsel van alcohol en benzine rijdt, gemiddeld 1,2 hectare landbouwgrond nodig is
15). Is dit een kcuze tussen calorieen voor de
benzinetanks van Brazilie’s 7,3 mln. auto’s of
erop dat zonnestraling nu slechts voor een
den toegepast.
Een biogasinstallatie is eenvoudig in elkaar te zetten. In China zijn er nu 7,5 mln. in
gebruik en men streeft ernaar dit getal in
1985 vertienvoudigd te hebben 12). Een biogastank levert 6-10 m3 biogas per dag, voldoende om in de energiebehoefte van een
nisatie financieren momenteel een aantal
klein deel (10 a 15%) kan worden benut.
Door verder onderzoek kan dat worden
opgevoerd. Als deze ontwikkeling voortschrijdt, zouden derde-wereldlanden in de
toekomst energie-exporteur kunnen worden.
totaal beschikbare landbouwareaal. In totaal
wordt er 65 mln. hectare grond gebruikt voor
landbouw en veeteelt. Lester Brown heeft
voor de naar schatting 21 mln. ondervoede
Brazilianen?
De Braziliaanse Nationale Raad voor de
Ontwikkeling van Wetenschap en Technologic wees er in een vertrouwelijk rapport in
1978 op dat het alcoholprogramma, in tegenstelling tot de gestelde doeleinden, groot-
aantal gezinnen te voorzien. Behalve brand-
Windenergie en waterkracht
Het opwekken van energie uit wind- en/of
waterkracht is voorlopig nog goedkoper dan
de toepassing van zonne-energie, waarbij
vooral de opslag in zonnecollectoren nog vrij
problematisch en duur is. De kapitaalkosten
van een fotovoltalsch systeem (installatie,
schalige, gemechaniseerde landbouw bevor-
stof levert een biogastank ook uitstekende
mest. De prijs van een tank bedraagt ongeveer de helft van de prijs die men in China
voor een Sets betaalt.
Ook in landen als Zuid-Korea, India, Nepal en Sri Lanka voorziet biogas in een deel
van de energiebehoeften van het platteland,
dert, het landbezit concentreert en nadelig is
zij het met minder succes dan in China. Een
voor de kleine boeren die primair voedsel-
producenten zijn.
De meeste auteurs wijzen er op dat de negatieve effecten van het alcoholprogramma
op de voedselvoorziening, inkomensverdeling en concentratie van landbezit zich vooral
op langcre termijn zullen voordoen. Er zijn
op het moment in het algemeen nog onvoldoende gegevens ter beschikking die een duidelijke conclusie rechtvaardigen. Wel is er
een tendens in de richting van een slechter
wordende voedselsituatie en toenemende
wattuur. Voor een fotovoltaisch installa-
verklaring hiervoor kan zijn dat de biogasinstallaties niet passen in de lokale situatie
doordat geen gebruik is gemaakt van inheems constructiemateriaal en arbeid. In
China is dit wel het geval; daar zijn de tanks
tie 10) is dit ruim $ 6.
zo eenvoudig en goedkoop mogelijk gecon-
ongelijkheid op het platteland waarneem-
Water en wind kunnen betrekkelijk eenvoudig worden omgezet in elektriciteit.
strueerd.
In een recent artikel in World Development achten Michael Santerre en Kirk Smith
de mate waarin van lokaal materiaal en arbeid gebruik wordt gemaakt van doorslaggevende betekenis voor het succes van de biogasinstallaties 13). In het algemeen is de
produktie van biogas aanmerkelijk goedkoper dan de produktie van ethanol.
baar. Daarentegen zijn er wel positieve effecten op de werkgelegenheid.
onderhoud, vervanging) bedragen momenteel ongeveer $ 5 a 6.000 en voor een windgenerator is dit $ 3 a 6.000, afhankelijk van de
lokatie. Dit komt overeen met $ 1,4 per kilo-
Windmolens worden in vele ontwikkelings-
landen toegepast om via het aandrijven van
generatoren stroom op te wekken. Dit is echter alleen mogeh’jk als er genoeg wind is. De
aanvoer van wind is sterk wisselend; niet alleen bij te weinig wind, maar ook bij te sterke
wind kunnen windmolens niet functioneren.
Het potentieel aan waterkracht in de derde
wereld is enorm groot, ongeveer de helft van
de wereld. De doclstelling van de Ameri-
Energy Farming
het potentieel aan waterkracht waar de wereld over beschikt. Circa 25% van de totale
Erzijn vele mogelijkheden om plantaardig
materiaal om te zetten in brandstof. Hierbohulp van waterkracht 11). Kleinschalige wa- ven is al aangegeven dat door het vergisten
terkrachtinstallaties, zoals die bij voorbeeld • van bepaalde speciaal daartoe geteelde landbestaan in China, India en Nepal, zijn uiter- bouwgewassen alcohol vrijkomt die als
mate geschikt om het platteland van elektri- brandstof kan worden gebruikt. Dit wordt
citeit te voorzien. In Latijns-Amerika en ..energy farming” genoemd en wordt al enige
Afrika zijn er een aantal projecten waarbij jaren in een aantal landen toegepast. Braziverschillende landen profiteren van water- lie’s alcoholprogramma was het eerste en tot
kracht opgewekt uit gemeenschappelijke ri- nu toe grootste experiment om ethanol te
vieren, zoals het Parana-project, dat Para- winnen uit landbouwgewassen. Ethanol kan
guay, Brazilie en Argentinie van stroom zowel puur als in een bepaalde mengverhouvoorziet. Het Nangbeto-project in Togo en ding met benzine als motorbrandstof worden
Benin en het Mano-project in Liberia en gebruikt. Om de afhankelijkheid van de olieproduktie van elektriciteit geschiedt met be-
Sierra Leone bevinden zich in een experi-
import te verminderen 14), besloot de Brazi-
menteel stadium. Rivieren die dezelfde mogelijkheden bieden zijn bij voorbeeld de
Ganges en de Mekong-rivier.
liaanse regering om alcohol te gaan destilleren uit suikerriet ter verkrijging van
motorbrandstof. In 1975 werd met het alcoholprogramma gestart. De ethanolproduktie
steeg van 664 mln. liter in 197671977 tot 4,1
mrd. liter in 1980/1981. Het aandeel van
ethanol in het totale energieverbruik steeg
tussen 1975 en 1980 van 0,1 naar 2%. Ver-
Biomassa
Energie uit biomassa kan worden verkregen door (plantaardig en dierlijk) afval te laten vergisten, waardoor methaangas (biogas)
wacht wordt dat dit in 1985 5,4% zal zijn.
vrijkomt of door speciaal voor dat doel geteelde landbouwgewassen (bij voorbeeld
Ethanol vervangt op het ogenblik 20% van
het benzineverbruik. Hiervoor zijn echter
suikkerriet, cassave, mais), waarbij het
enorme oppervlakten landbouwgrond nodig
714
Behalve Brazilie, produceren ook India,
Indonesie, Kenya, de Phillippijnen, Sri Lanka, Thailand en Zimbabwe alcohol voor industriele doeleinden. Ook in de Verenigde
Staten wordt steeds meer landbouwgrond
bestemd voor ..energy fanning”. Dit kan grote gevolgen hebben voor de voedselsituatie in
kaanse regering om in 1985 7.570 mln. liter
ethanol te produceren, kan de graanexport
doen afhemen en de wereldgraanprijzen opdrijven.
Een onderzoek van de voedsel- en land-
bouworganisatie van de Verenigde Naties
naar de globale gevolgen van ,,energy farming” toont aan dat de voedselproduktie erdoor is teruggelopen en de voedselprijzen
10) Kenna, McNelis en Fraenkel, op. cit.
11) H. van den Berg e.a., op. cit.
12) Idem.
13) M. T. Santerre, K. R. Smith, Measures of appropriateness: the resource requirements of anaerobic digestion (biogas) systems, World Development, jg. 10, 1982, nr. 3, biz. 239-261.
14) In 1980 besteedde Brazilie meer dan de helft
van de exportinkomsten aan de import van olie,
waarvan 55 procent door het wegvervoer werd gebruikt. Zie D. Brauer, Fuel from alcohol; blessings
and curses of a new technology, Development and
Cooperation, jg. 12, 1980, nr. 1, biz. 11-13.
15) L. Brown, The energy cropping dilemma, Ceres, jg. 13, nr. 6, 1980, biz. 28-32.
zijn gestegen. Behalve op landbouwgrond
legt ,,energy fanning” ook beslag op de be-
Tabel 1. Kostenvergelijking van energiebronnen
schikbare landbouwkredieten en subsidies,
Brandstoftechnologie
Kosten (in $ per vat of
,,oil equivalent”)
kunstmest, water enz. 16).
.
Steenkool
Aardgas
Vloeibaar gas
Methanoll
Ethanol J
Alcohol -* uit suikerriet
Kosten van alternatieve energiebronnen
De kosten van de meeste vormen van alternatieve energieopwekking (investering en
produktie, opwekkings-, operationele en onderhoudskosten) liggen nog boven die van
conventionele bronnen (zie label 1), maar de
vooruitzichten voor kostenverlaging zijn
I
1
minder dan 30
31-55
Kosten (in dollarcenten
per kilowatt-uur)
Stroomtechnologie
Nucleair, lichte reactor
Waterkracht
Elektriciteitscentrale (steenkool)
Elektriciteitscentrale (gas)
Nucleair, kweekreactor
Elektriciteitscentrale (olie)
Biomassa
Fotovoltaiische systemen
Windenergie
Zonne-energie
.
/
}
minder dan 4
4,1-6,5
6,6-8
8,1 en hoger
Bron: World Bank, 1981.
veelal gunstig. De kosten kunnen dalen naar-
mate de benodigde technologie op grotere
schaal beschikbaar komt en wordt toegepast
en er ook lokaal meer ervaring mee is opgedaan.
Afhankelijkheid van het Westen
aan landen als Brazilie, Mexico, Kameroen,
drijf dat zich voornamelijk bezighoudt met
het ontwikkelen van fotovoltai’sche systemen
Het tempo waarmee alternatieve energiebronnen in gebruik worden genomen, hangt
uiteraard samen met de prijsontwikkeling
van traditionele energiebronnen. Misschien
Zoals uit het bovenstaaride blijkt, groeit de
belangstelling om het potentieel van zon,
wind, water en biomassa te benutten en
wordt er in toenemende mate gebruik van gemaakt. De ontwikkeling en het gebruik van
alternatieve energie wordt echter nog in hoge
zijn er mensen die het werk en onderzoek be-
mate belemmerd door het ontbreken van in-
Opper-Volta, Niger, Mali en India. Een beis Pompes-Guinard, dat o.a. aan Senegal levert. Ook in West-Duitsland werken overheid en particulier bedrijfsleven (AEG, Dor-
nier) samen om een markt voor de Duitse
alternatieve energietechnologie te ontwikkelen in de derde wereld. Zo worden zonnepompen o.a. geleverd aan Egypte, India,
Iran, Jordanie, Mexico en Niger. Fiat in Italic
treffende alternatieve energiebronnen geen
frastructuur, ,,know how”, marketingfacili-
hoge prioriteit toedenken, omdat de moei-
teiten e.d. Onderzoek en ontwikkeling van
lijkheden betreffende traditionele energiebronnen van voorbijgaande aard zouden zijn
echter geen rekening met de oplopende
alternatieve technologie is in hoofdzaak in
Westerse handen, met name van het particuliere bedrijfsleven. In de ontwikkelingslanden is het onderzoek naar en de ontwikkeling
van alternatieve energiebronnen veel geringer en de produktie en marketing ontbreekt
bijna geheel. Kurt Hoffman vermeldt dat de
produktie van alternatieve energietechnologie in landen als de Verenigde Staten, Frankrijk en Duitsland voor een deel specifiek gericht is op het creeren van markten in de
vraag naar energie, die het prijsniveau hoog
zal blijven houden. Bovendien houdt deze redenering ook niet genoeg rekening met de
ontwikkelingslanden 18). Deregeringenver-
West-Duitsland en Frankrijk in zonne-ener-
strekken hiervoor speciale subsidies aan het
bedrijfsleven.
gie en Engeland in golf-energie ^waveenergy”). Hoffman wijst er op dat deze
Het Department of Energy in de VS heeft
situatie belangrijk implicaties heeft voor de
speciale programme’s, vooral op het gebied
van windenergie en biomassa, die specifiek
gericht zijn op het ontwikkelen van technologieen voor de derde wereld. Particuliere ondernemingen die zich richten op het ontwikkelen van fotovoltaiische zonnecellen zijn
pogingen van de ontwikkelingslanden om alternatieve energiebronnen te ontwikkelen.
De afhankelijkheid van Westerse technologie zal zich ook uitstrekken tot de alternatieve energietechnologieen. Lokale kennis en
mogelijkheden krijgen weinig kans en de uit
het Westen geiimporteerde technologie sluit
veelal niet aan bij de lokale behoeften. Technieken die ontworpen zijn in het Westen, zijn
over het algemeen te duur. Innovaties zullen
voornamelijk de situatie in het Westen weerspiegelen in plaats van de situatie op het platteland in de derde wereld. Bovendien bestaat
er de tendens dat Westerse firma’s hun produkt als onderdeel van een heel systeem
aanbieden, waardoor de kosten voor de koper veelal hoger uitvallen. Zo probeert Pompes-Guinard in Frankrijk haar pompen als
en er niet genoeg rekening wordt gehouden
met de nog in grote hoeveelheden aanwezige
reserves aan olie en gas 17). Hoewel het natuurlijk juist is, dat de aangetoonde reserves
aan olie en gas een steeds verschuivende
tijdshorizon omvatten van zo’n 25 jaar en dat
er tot nu toe steeds op tijd weer nieuwe vondsten worden gedaan, houdt zo’n redenering
specifieke problemen die de arme landen ondervinden. Ten slotte blijft het een feit dat de
fossiele energiebronnen per definitie eindig
zijn, terwijl zonne-energie, waterkracht en
windenergie per definitie oneindig zijn.
In label 2 wordt een samenvatting gegeven
van de verschillende alternatieve energiebronnen, die onderling worden vergeleken
wat betreft de kosten op dit ogenblik, maar
ook wat betreft de toekomstmogelijkheden.
onder andere IBM, Texas Instruments,
DOW-Corning Corporation. DOW-Corning specialiseert zich op 6en onderdeel van
zonne-energie (produktie van siliconen) en
Een voorzichtige conclusie die men uit deze label kan trekken, is dal zonne-energie op
tracht zich daardoor een monopolie te verwerven in bepaalde delen van de derde
de langere termijn de beste combinatie vormt
van koslen, ontwikkeling, betrouwbaarheid
en mogelijkheden voor lokale fabricage. Dit
komt overeen met de diagnose van een groot
aantal deskundigen zowel op economisch als
op technologisch gebied.
wereld. De door de Franse regering gesubsidieerde firma Sofretes die gespecialiseerd is
in zonnepompen, richt haar commerciele activiteiten primair op de ontwikkelingslanden.
Sinds 1968 zijn er met speciale steun van de
overheid een groot aantal pompen geleverd
heeft een door methaan aangedreven elek-
trische generator ontwikkeld, die geschikt is
voor huishoudelijk gebruik. In samenwerking met de FAO worden mogelijke toepassingen in de ontwikkehngslanden bestudeerd
19).
Er is in Europa een bepaalde specialisatie
in het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen te constateren. Zo investeren Denemarken en Nederland vooral in windenergie,
Tabel 2. Vergelijking van alternatieve energiebronnen
Energie bron
Biomassa . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kosten
gematigd
Mogelijkheden
voor
kostenverlaging
Betrouwbaarheid
gematigd
goed tot gematigd
Onderhoud
laag
gematigd
laag
laag
Mogelijkheden
voor
lokale fabricage
16) J. P. Hrabovsky, The energy octopus, Ceres, jg.
13, nr. 6, 1980, biz. 15-20.
17) Zie bij voorbeeld P. R. Odell, Het Westerse
verse hillend
belang bij OPEC, Intermeditair, jg. 19, nr. 4,1983,
biz. 1-5.
18) K. Hoffman, Alternative energy technologies,
Development and Change, jg. 11, nr. 3, 1980, biz.
Bron: Kenna, McNelis en Fraenkel, The energy connector. Development Forum, jrg. 11, 1983, biz. 10.
ESB 10-8-1983
335-365.
19) K. Hoffman, op. cit.
715
deel van een package” te verkopen, waarbij
o.a. ook zonnepanelen dienen te worden
aangeschaft die misschien elders goedkoper
zijn.
Het is niet te vermijden dat de activiteiten
op het gebied van alternatieve energietechnologie in de ontwikkelingslanden betrekkelijk gering zullen blijven in vergelijking met
de geindustrialiseerde landen. Daarom zouden de landen in de derde wereld een gecoordineerd beleid moeten voeren in dit opzicht
en onderling moeten samenwerken om kennis te verwerven met betrekking tot aangepaste energietechnieken en de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend te volgen.
gelijke bijdrage van iedere energiebron aan
lijke gestandaardiseerde prognoses ontwik-
de energiebehoefte. In het licht van deze informatie kan dan een analyse worden gemaakt van het ,,optimale” pakket per regio,
al naar gelang de toegangsmogelijkheden tot
bepaalde energiebronnen van landen of
regie’s. Een zorgvuldig ontworpen energiebeleid zou moeten voorkomen dat alternatieve energiebronnen als ,,energy farming” concurreren met de voedselproduktie en dat de
kelen van vraag en aanbod van energie, in-
alternatieve energieprojecten voornamelijk
ten goede zullen komen aan de rijke(re) boeren en de bestaande ongelijkheid zullen ver-
sterken. Behalve daarvoor speciaal gekweekte landbouwgewassen zijn er ook andere
zichten uitwisselen over energiebesparing en
de handel in efficiente technologie bevorderen.
Om de afhankelijkheid van de ontwikkelingslanden van het Westen te verminderen, zal moeten worden getracht de
ontwikkelingslanden zoveel mogelijk te integreren in het internationale energie-onder-
zoek, evenals de activiteiten van de particuliere (multinationale) ondernemingen die
een dominerende rol spelen in het onderzoek
en de ontwikkeling van energietechnologie.
Hiertoe zou een internationaal centrum op-
gericht dienen te worden dat speciaal ten
doel heeft het onderzoek en de ontwikkeling
ontwikkeling van alternatieve energiesyste-
mogelijkheden om plantaardig materiaal om
te zetten in ethanol, zoals landbouwafval,
bosprodukten en cellulosemateriaal van
agrarische herkomst. Een zorgvuldig ontworpen alcoholprogramma gebaseerd op
dergelijk plantaardig afval zou moeten voorkomen dat alcoholprogramma’s concurreren
met de voedselproduktie.
Het is evenzeer van belang dat veel doel-
men wordt gedaan, zodat daar op kan wor-
matiger met energie wordt omgegaan. Veel
wordt. Dit zal echter afhangen van de bereid-
den ingespeeld en zij hun energiebeleid goed
energie gaat verloren door inefficient ge-
heid van Noord en Zuid om samen te werken
kunnen afstemmen.
bruik, bij voorbeeld het koken op open vu-
22). Een creatief gebruik van alternatieve
energiebronnen alsmede een doelmatig gebruik van fossiele brandstoffen en een beleid
van energiebesparing zou deel moeten uitmaken van een evenwichtig energiebeleid in
tot regio verschillen, afhankelijk van de mogelijkheden ter plaatse. De technologie die
ren, slecht werkende irrigatiepompen enz. In
rijke landen wordt veel meer energie gebruikt
dan nodig is. Hoewel energiebesparing een
belangrijke prioriteit is van de regeringen in
het Westen, komt een rapport van de Europese Commissie voor Europa (ECE) van de
Verenigde Naties 21) tot de conclusie dat de
Verenigde Staten, Europa en de Sovjetunie
hun toekomstige energiebehoeften met on-
nodig is om het potentieel van zon, wind, wa-
geveer een vijfde kunnen terugbrengen door
Staten gaan stemmen op om de belasting op
ter en biomassa om te zetten in bruikbare
energie is nog in een betrekkelijk nieuw stadium. In de derde wereld ontbreekt informatie
volledig rekening te houden met het toepassen van besparingsmaatregelen die al beschikbaar zijn. Volgens de ECE zien de betrokken regeringen over het hoofd wat op dit
punt de afgelopen jaren al is bereikt.
Daardoor overschatten zij hun toekomstige
energiebehoeften. Als de Amerikanen bij
voorbeeld volledig zouden overschakelen op
zuiniger auto’s, verwarmingssystemen en industriele apparatuur, zouden zij in het jaar
2000 toe kunnen met 22% minder energie
olie (fossiele brandstoffen) te verhogen als de
olieprijs beneden de $ 29—27 per vat komt.
Door middel van een energiebelasting zouden de brandstofprijzen op het gewenste peil
kunnen worden gehouden en een verdere teruggang van de wereldeconomie vermeden
kunnen worden. Een dergelijke belasting zou
tevens de ontwikkeling van alternatieve
Hoffman spreekt in dit verband over een ,,aggressieve strategic” ter verwerving van bui-
tenlandse kennis en technologie en om het
onderzoek naar en de ontwikkeling van energietechnologie meer te richten op de proble-
men van de derde wereld 20). Belangrijk is
dat de ontwikkelingslanden op de hoogte zijn
van wat er in het Westen aan onderzoek en
Een evenwichtig energiebeleid
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat er geen
eenduidige oplossing voor het energievraagstuk is. Dat zal van land tot land en van regio
over nieuwe energietechnieken, veelal zijn er
onvoldoende gegevens over het energieverbruik op het platteland en het lokale potentieel aan alternatieve energiebronnen. Onderzoek hiernaar vergt veel tijd en geld. Voor
de mensen in de derde wereld is er voorlopig
weinig alternatief voor brandhout, afval en
mest. Een radicale aanpak is noodzakelijk
om kleinschalige en gedecentraliseerde toepassing van diverse alternatieve vormen van
energie — afhankeh’jk van de situatie ter
plaatse — te bevorderen. Gericht onderzoek
hiernaar en internationale en regionale samenwerking op dit gebied zijn belangrijke
vereisten, vooral ook inde derde wereld. Het
belang van inheemse kennis en technologie
moet hierbij voorop staan.
Per land zou het potentieel aan alternatieve energiebronnen en lokale technieken
moeten worden vastgesteld, evenals de mo-
dan ze nu voorzien, en Oost- en Westeuropa
met respectievelijk 20 en 19%.
Volgens het rapport zien de meeste landen
hun successen op het gebied van energiebesparing als een tijdelijk verschijnsel. De opstellers van het rapport verwerpen dit en
staan een meer samenhangende visie op de
energietoekomst voor. In de industriele sector kan volgens het rapport 21% van de verwachte behoefte worden vermeden door de
meest efficiente technieken te gebruiken. De
ECE suggereert dat de regeringen gezamen-
van alternatieve energiebronnen in de ontwikkelingslanden te bevorderen. Hoffman
suggereert dat een dergelijk centrum de producenten en de potentiele gebruikers van
nieuwe energietechnologieen met elkaar in
contact zou moeten brengen om te verzekeren dat juiste technologie geproduceerd
Noord en Zuid. Voorkomen moet worden
dat een dalende olieprijs de prikkel tot energiebesparing en de noodzaak van onderzoek
naar alternatieve energiebronnen wegneemt.
Zowel in Westeuropa als in de Verenigde
energiebronnen veiligstellen.
L. J. Emmerij
M. F. Klatter
20) Idem.
21) Trouw, 10 maart 1983.
22) De gefrustreerde ervaring met de voorgestelde
,,energy facility” van de Wereldbank — getorpedeerd door de VS — doet het ergste vrezen.