Ga direct naar de content

De waarde van het weer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 3 1983

De waarde van het weer
Behoudens wanneer het de eigen vakantie betreft, is de interesse van economen in het weer gering. Dat is niet zo verwonderlijk omdat het weer buiten het object van de economie lijkt te
vallen. Er is immers sprake van een ,,vrij” goed waarvoor geen
prijs is te bepalen en dat niet op de markt verhandelbaar is. Toch
is de geringe belangstelling van economen niet helemaal terecht.
In de eerste plaats hebben het weer en het klimaat een belangrijke invloed op bijna alle sectoren van de economic. In de tweede
plaats is het mogelijk de economie af te schermen van negatieve
invloeden van het klimaat. In de landbouw b.v. kan irrigatie of
drainage worden toegepast en kunnen kassen worden gebouwd
om het tekort aan zon en het teveel aan regen te compenseren.
Ook kunnen er verzekeringen worden afgesloten tegen de schade die de elementen kunnen aanrichten. Of men de economie
tegen de invloeden van het weer beschermt, dan wel Gods water
over Gods akker laat lopen, is een economische beslissing die inzicht in de invloed van het weer vereist.
Een van de eerste economen die zich met het weer heeft beziggehouden was Jevons. Hij ontwierp aan het eind van de vorige eeuw de ,,zonnevlektheorie”, waarin hij een causaal verband
veronderstelde tussen solaire activiteit, temperatuurswisseling
en de economische activiteit. Er is veel kritiek op deze theorie
gekomen, maar de waarde ervan blijft dat zij er op wijst dat exogene verstoringen invloed op de economie kunnen uitoefenen.
Om die invloed na te gaan is het misschien nuttig onderscheid te
maken tussen plotsklapse, buitengewone weersomstandigheden die de economie verrassen en de meer voorspelbare weersinvloeden die regelmatig terugkeren en waarmee de economische subjecten rekening kunnen houden.
Het is duidelijk dat buitengewone weersomstandigheden als
orkanen, stormen of perioden van langdurige droogte een economie kunnen ontwrichten. Een recent voorbeeld is de droogte
die Zimbabwe op het ogenblik teistert en waardoor de graanproduktie in dat land met 70 a 80% is teruggevallen. De schade
van zo’n onverwachte schok is moeilijk te meten en treft ook niet
in gelijke mate alle sectoren. Er kunnen zelfs sectoren zijn die
van de grillen van de natuur profiteren. Zo kan b.v. de export
van niet-getroffen gebieden toenemen. Per saldo zal de schade
van extreme weertypen veelal negatief zijn, maar het is onwaarschijnlijk dat de invloed op de economie blijvend zal zijn. Na een
aantal jaren is het effect weggeebd.
Anders is het gesteld met klimatologische invloeden die minder extreem zijn, doch met een bepaalde regelmaat terugkeren.
In dat geval kunnen de economische subjecten zich op de
(weers-)omstandigheden instellen. De invloed van het weer op
de economische structuur is daardoor veel blij vender dan bij extreme, verrassende weersomstandigheden. Bijna elke sector ondervindt, direct of indirect, de gevolgen van klimatologische
factoren. De invloed op de landbouw, de visserij en de bouw is
duidelijk. Maar ook in de industrie kunnen klimatologische factoren van belang zijn. Bij de keuze van de vestigingsplaats b.v.
kan de vochtigheid van de lucht of de beschikbaarheid van water
een rol spelen. Ook kan het voor het produktieproces van betekenis zijn dat de temperatuur niet te hoge of te lage waarden
aanneemt. En zoals bekend, kan de produktiviteit van werknemers met het weer aanzienlijk varieren (tropenroosters). De
overheidssector blijft evenmin gespaard voor de invloed van het
weer. Gas- en elektriciteitsopbrengsten en de opbrengsten van
het openbaar vervoer fluctueren immers met de weersomstandigheden en beinvloeden op die manier de overheidsfinancien.
Om de onzekerheid van deze weersfluctuaties op inkomen en
produktie te verminderen, kunnen de economische subjecten
zich verzekeren. Of dit inderdaad gebeurt of dat het risico van
produktie- en inkomensverlies voor lief wordt genomen, verschilt van geval tot geval. Niet alleen zijn er risicomijders en risiconemers, maar ook dc marktvorm kan in dit verband voor vcr-

schillen zorgen. Zo zullen (plaatselijke) weersinvloeden in een
concurrerende markt voor een weersgevoelig produkt wel de
hoeveelheid produkt van een bedrijf beinvloeden, maar niet de
prijs. De opbrengstfluctuatie is daardoor groter dan in het geval
van een monopolist die met soortgelijke omstandigheden wordt
geconfronteerd; voor hem zal een tegenvaller in de geproduceerde hoeveelheid (deels) worden gecompenseerd door een
hogere prijs. Er is immers sprake van een ,,consumentensurplus” dat het mogelijk maakt een deel van het verlies op de koper
van het produkt te verhalen 1). Het lijkt daarom waarschijnlijk
dat een monopolist een wat geringere neiging tot verzekeren
heeft dan een aanbieder die onder volledig vrije mededinging
opereert.
Behalve zich te verzekeren kunnen economische subjecten
zich ook op de onbestendigheid van het weer instellen door gebruik te maken van goede weersinformatie. Deze maakt het mogelijk tijdig voorzorgsmaatregelen te treffen en economische activiteiten beter te plannen. Dit laatste geldt b.v. voor openbare
nutsbedrijven. Het is bekend dat een variatie van de temperatuur van 1° C tot een verandering van de elektriciteitsvraag van
naar scharting 1,3% in de zomer en 1,8% in de winter leidt. Een
juiste weersvoorspelling is dan van grote waarde in verband met
het aanhouden van (dure) reservecapaciteit. lets soortgelijks
geldt voor de gasbedrijven. Deze effecten incalculerend, schatte
de directeur van de Britse Meteorologische Dienst, Mason, in
1966 de verhouding tussen opbrengsten en kosten van de weersvoorspellingen zelfs op 20:1. Misschien zou dit verhoudingscijfer zelfs nog gunstiger zijn als de weersinfohnatie meer op maat
zou worden gesneden. Zo stelt de econoom Stringer dat het collectieve-goedkarakter van het weerbericht niet aan de wensen
van de individuele ondernemer tegemoet komt. De producent
wil juist exclusieve en geen globale voor ieder toegankelijke informatie, die hem in staat stelt een voorsprong op zijn concurrenten te nemen 2).
Het is duidelijk dat klimatologische factoren invloed op de
economie hebben, maar het omgekeerde verband geldt ook. Zo
zijn lucht- en milieuvervuiling als ongewenste externe effecten
van de economische activiteit, van invloed op het klimaat. Er
kan ook sprake zijn van gewenste en bewuste be’invloeding van
het weer. De techniek maakt het mogelijk plaatselijk buien te
verwekken of wolkenvelden te verdrij ven. (In de Verenigde Staten wordt al op grote schaal van deze mogelijkheid gebruik gemaakt). Misschien neemt de behoefte tot toepassing van deze
technieken ook wel toe. In zijn Principles of political economy
and taxation stelde Ricardo in het begin van de vorige eeuw al,
dat met de ontwikkeling van de economie grond die door natuurlijke Jigging en klimaat produktief is, steeds schaarser
wordt. Dit maakt de noodzaak tot ,,correctie van de natuur”
steeds dringender, en daarmee de economie van het weer steeds
belangrijker. De effecten van het weer op de economie moeten
immers bekend zijn om te bekijken of weersbeinvloeding de
moeite (en de kosten) loont, en er zijn externe effecten in het geding als de plaatselijke bui op een landbouwgebied een uitloper
heeft naar het aangrenzende toeristengebied. Al met al is het
daarom helemaal niet zo gek als economen zich ook met andere
dan alleen economische depressies bezighouden.
H. Kamps

1) G. N. Rubra, Economic postscript, in: J. A. Taylor (red.), Weather
economics, Pergamon, Oxford, 1970.
2) E. T. Stringer, The use of cost benefit studies in the interpretation of
probability forecasts for agriculture and industry: an operational example, in: J. A. Taylor (red.), idem, biz. 87.

Auteur