Ga direct naar de content

Een flinke stap voorwaarts – maar we hebben een sprong nodig!

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 21 2019

In het kort

Column uitgesproken tijdens het symposium Meten van Welvaart, 24 april 2019, PBL Den Haag. Lees hier het verslag van het symposium

Meervoudige meting van welbevinden, van ‘brede welvaart’, is een stap voorwaarts – vergeleken met het simpel meten van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd als belangrijkste indicator voor de welvaart van de bevolking. Ik heb de afgelopen jaren veel energie gestoken in het verzamelen en analyseren van historische data die het mogelijk maken om de lange termijntrajecten van landen meervoudig in kaart te brengen, en ik denk dat dat veel opgeleverd heeft (zie Luiten van Zanden et al., 2014) waarvan we volgend jaar een sterk verbeterde versie gaan publiceren). Maar als gelovige heb ik ook twijfels, en daar wil ik het in deze column over hebben. Daarbij gaat het niet om de discussie ‘een integrale index’ versus ‘een dashboard’, of over de vraag welke indices wel en welke niet meegenomen moeten worden, of hoe die gewogen moeten worden – allemaal relevant, maar niet de kern van mijn aanvallen van geloofstwijfel.

Vier punten wil ik aan u voorleggen.

De eerste is het Rolde-effect. Als ruimtelijke patronen van brede welvaart in kaart gebracht worden, dan blijken die te pieken in Noord Drenthe – in Rolde zullen we maar zeggen. Ik heb zo’n dertig jaar geleden zo’n exercitie ook gedaan voor Nederland rond 1850, en toen bleek eveneens dat de welvaart het hoogst was in Drenthe. Toch trekken de inwoners van de Randstad niet in grote getale naar Rolde, maar juist omgekeerd – als ze stemmen met hun voeten, gaan de Drentenaren naar Amsterdam of Utrecht, of Eindhoven. Er is misschien iets mis met deze resultaten, zo zou je kunnen denken – en ik heb dus wat moeite met het goed begrijpen van de ruimtelijke patronen in brede welvaart. Maar misschien wijst het op iets diepers. Zou de Nederlandse economie er beter uitgezien hebben als ons land zou bestaan uit een aaneenschakelijking van Rolde’s – allemaal heel welvarend, maar misschien niet dynamisch, creatief en innovatief….

Het diepere punt kan misschien het best als volgt verwoord worden: het meten van brede welvaart zegt wel iets over de uitkomsten van het proces van economische ontwikkeling, maar niet over de oorzaken. De meeste economisch-historici zouden het vermoedelijk eens zijn met de redenering dat economische groei, gedreven door technologische verandering, en tot uitdrukking komend in groei van productiviteit en – daarmee – bbp per hoofd, de drijvende kracht, of althans een van de belangrijkste drijvende krachten geweest is van de toename van de brede welvaart op de lange termijn. Ons onderzoek voor de OESO tendeert in dezelfde richting, al is het niet eenvoudig om dit onweerlegbaar vast te stellen. De beleidsimplicatie hiervan is dat we natuurlijk moeten streven naar een gebalanceerde toename van brede welvaart, maar daarbij niet uit het oog moeten verliezen dat dit mogelijk wordt gemaakt door de centrale motor van de economie, de groei van productiviteit, gedreven door innovatie. Zeker voor landen met een laag inkomensniveau is dit van evident belang.

Mijn derde punt is meer op de toekomst gericht. Is dit conceptueel apparaat wel geschikt voor de transities van de dieper liggende structuren van de economie die gaande zijn. Meervoudige meeting van welbevinden maakt het mogelijk om duurzaamheidsindicatoren mee te nemen, en in het door de OESO en het Centraal Bureau voor de Statistiek ontwikkelde conceptuele kader wordt ook de evolutie van de verschillende vormen van kapitaal – inclusief natuurlijk kapitaal – meegenomen. Maar dat zijn toch een beetje lapmiddelen, want au fond gaat het in het denken over brede welvaart om het meten van brede welvaart op dit moment, of gisteren, en blijft het principieel lastig om daar overwegingen omtrent de toekomst – omtrent de ontwikkelingsmogelijkheden van toekomstige generaties – in op te nemen. Met het huidige conceptuele kader laat de toekomst zich niet in getallen vangen – en misschien is dat sowieso een onmogelijke opgave, aangezien de toekomst fundamenteel open en dus onzeker is. Met andere woorden, ik vrees dat de bredewelvaartsbenadering niet de instrumenten aanbiedt voor het echt integreren van duurzaamheid – de zorg voor toekomstige generaties – in het statistisch en analytisch kader waarmee we de economie beschrijven.

Het vierde en laatste punt betreft een andere transitie die we momenteel ondergaan, die naar een op big data en algoritmes gebaseerde economie. Veel van de diensten die we momenteel gebruiken – van Googlemaps tot Facebook – zijn gratis en komen daarom niet meer als toegevoegde waarde, als bbp groei, in de nationale boekhouding. De internetconsument betaalt deze diensten niet met geld, maar door via het gebruik van Facebook of Google geproduceerde data die van cruciale waarde zijn voor de internetboer. Door het uitmelken van die data, komt de internetboer aan zijn inkomsten. Een fundamenteel ander business model dan die van de traditionele economie, waar goederen en diensten tegen geld geruild worden. De big data die daarmee geproduceerd worden – en die een sterk cumulatief karakter hebben, wat de samenballing van geld en macht bij een beperkt aantal bedrijven helpt verklaren – zijn de cruciale productiefactoren van de toekomst, misschien wel de basis voor macht en rijkdom van toekomstige generaties. Een boekhouding van de economie waarin alleen geld en goederenstromen gekend worden, mist dus de essentie van de ‘nieuwe economie’.

Aan het eind van de grote industriële cyclus van de afgelopen 200–250 jaar, in een proces van transitie naar een duurzame samenleving en een op big data gebaseerde economie, hebben we dus andere concepten nodig om deze economie in kaart te brengen. Het bbp concept, de nationale rekeningen benadering die ontwikkeld is om de industriële economie te duiden, voldoet daar niet meer aan. Brede welvaart is een stap vooruit – maar ik vrees dat een stap niet genoeg is en we een flinke sprong voorwaarts nodig hebben om echt in de 21e eeuw te landen.

Literatuur

Van Zanden, J.L., et al. (eds.) (2014) How was life? Global well-being since 1820. OECD Publishing.

Auteur

Categorieën

1 reactie

  1. J.T. Mellink
    6 jaar geleden

    Als ik kijk op allecijfers.nl dan zie ik die hoogste welvaart even niet. Welzijn wellicht. Mensen worden steeds vrolijker van gratis diensten en lage hypotheekrentes. Ben het eens dat de economische wetten en overheidsboekhouding van eeuwen terug is. Vraag is ook hoe deze wetten zich houden bij een rente van 0 of negatief?!. Bedrijven als Google hebben voor de markt zeker een waarde. Hun businessmodel is m.n. voor de belastingdiensten ongrijpbaar. De wereld verandert sneller dan overheden.