De laatste decennia is de productiviteitsgroei lager dan daarvoor. R&D-investeringen kunnen productiviteitsgroei stimuleren en daarmee bijdragen aan het toekomstig verdienvermogen. Onderinvestering ligt echter op de loer omdat R&D-winsten niet volledig bij investeerders neerslaan. Hierin schuilt een legitimering voor overheidsingrijpen. Een belangrijke vraag daarbij is wel wat een extra euro R&D-investering oplevert.
De empirische literatuur schat de opbrengst van R&D-investeringen vaak op basis van de elasticiteit tussen R&D en inkomen. De figuur laat de verdeling zien van 836 geschatte outputelasticiteiten die vanaf 2001 voor OESO-landen gepubliceerd zijn. Deze outputelasticiteiten worden bepaald op basis van regressies die output verklaren uit de inzet van productiefactoren zoals R&D-kapitaal. De mediane outputelasticiteit van de R&D-kapitaalvoorraad is 0,05. Een structurele vergroting van de R&D-kapitaalvoorraad met 1 procent vertaalt zich naar verwachting dus in een toename van 0,05 procent aan structureel inkomen.
Om een berekening te kunnen maken van wat een eenmalige investering oplevert, moeten we de economische omstandigheden meenemen. Daarvoor moet er ten eerste rekening mee worden gehouden dat opgedane kennis veroudert omdat nieuwe kennis beschikbaar komt die de oude vervangt. We rekenen met een afschrijving op kennisinvesteringen van 15 procent, wat aansluit bij de literatuur. Ten tweede moeten we rekening houden met de huidige omvang van R&D-kapitaal. Er zijn immers afnemende meeropbrengsten. In Nederland is het bbp ongeveer 8,5 keer de omvang van R&D investeringen. Tot slot maken we de toekomstige opbrengsten van de eenmalige investering contant met een discontovoet van 2,5 procent.
Als we deze aspecten meenemen, betekent een R&D-kapitaalelasticiteit van 0,05 dat 1 euro investeren in R&D in totaal zo’n 2,40 euro oplevert. De spreiding van de elasticiteiten in de literatuur is echter groot; deze verwachte opbrengst is dus geen zekerheid.
Auteurs
Categorieën