Economen hebben geen idee
Aute ur(s ):
Klamer, A. (auteur)
Hoogleraar in de economie van kunst en cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4096, pagina 183, 5 maart 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening
Vorig jaar nog concludeerden Harry van Dalen en ik in De telgen van Tinbergen dat van een serieus economendebat geen sprake was.
De euro kwam niet eens naar voren als een onderwerp van discussie. Hadden we ons onderzoek maar een jaar later gedaan. Nu
buitelen wij economen over elkaar heen om uiteenlopende meningen over de euro te geven.
Het werd tijd. Die euro en het achterliggende verhaal van de zogenaamde Europese integratie dreigen het Nederlandse bestel dramatisch
te veranderen. Dat een serieus debat zo lang is uitgebleven is beschamend, des te meer gezien de wankele theoretische en empirische
basis voor deze enorme ingreep. Verschillende prominente internationale economen hadden reeds hun kritiek gespuid maar een korte
verklaring van zeventig minder vooraanstaande Nederlandse economen was nodig om de discussie in Nederland op gang te krijgen 1.
Merkwaardig.
Nu de discussie er is, blijkt het volgende. Het al dan niet monetaristisch zijn, in de betekenis van geloven in de werking van markten en
de zegeningen van een streng anti-inflatiebeleid, is niet doorslaggevend voor iemands opvatting over de euro. Enerzijds trekt de
verklaring van ‘de zeventig’ de monetaristische argumenten voor de euro in twijfel. Een streng anti-inflatiebeleid kan ten koste gaan van
de werkgelegenheid. Anderzijds kunnen monetaristische argumenten, zoals Milton Friedman heeft aangegeven, ook tegen de euro
worden gebruikt. De euro elimineert belangrijke prijzen (wisselkoersen) waarvan de markten aangeven dat ze ze nodig hebben: laat
wisselkoersen vrij, en ze fluctueren. En volgens goed monetaristisch credo hebben markten altijd gelijk.
Ook de opvattingen over de overheidsfinanciën zijn niet doorslaggevend. De EMU legt weliswaar strenge normen op voor
overheidstekort en -schuld van de deelnemende landen, maar de fiscale conservatief zal moeten erkennen dat bij afwezigheid van een
duidelijke constitutionele basis er geen garanties zijn voor naleving van de voorwaarden van het stabiliteitspact. Wie verwacht dat de
Fransen de zware boete zullen betalen bij overtreding van de overeengekomen begrotingsnorm 2?
Essentieel is veel meer de opvatting over de werking van aanpassingsmechanismen. De euro elimineert de aanpassende werking van de
wisselkoers, en ook als immobiliteit van arbeid in Europa geen groot probleem is, blijft het een probleem dat automatische
aanpassingsmechanismen van belastingen en overdrachten onvoldoende ontwikkeld zijn. De euro zal dan een stap moeten zijn naar een
veel grotere rol van de Europese begroting. Over de consequenties daarvan voor de democratie en besluitvorming hebben we het nog
niet gehad.
Hierover zou de discussie vervolgens moeten gaan. Maar helaas. Net als andere mensen verlagen economen zich tot ad hominem
argumenten wanneer hun echte ammunitie opraakt. Zo is de verklaring van ‘de zeventig’ afgedaan als onbetekenend omdat er geen
‘deskundigen’ onder zouden zijn 3. Dat vind ik beneden peil, net als het selecteren van één van de ondertekenaars om die vervolgens
klein te maken 4. Dat de discussie zo onwetenschappelijk is, zou wel eens te maken kunnen hebben met het gebrek aan houvast dat de
literatuur geeft voor een concrete en complexe discussie als deze. Al het onderzoek van hen die wel ‘deskundig’ zijn naar de condities
voor een optimaal valutagebied bijvoorbeeld, schiet hopeloos tekort wanneer het op concreet advies aankomt.
Ware deskundigheid over de EMU zou wel eens elders te vinden kunnen zijn, bij de institutionele en historische economie. De
geschiedenis leert dat een monetaire unie zonder politieke unie nog nimmer gelukt is 5. Dat levert de redelijke vraag op wat de minimale
institutionele voorwaarden zijn voor het welslagen van een Europese unie. We mogen ons verder afvragen of een autonome centrale
bank effectief kan zijn in een politiek instabiel en cultureel heterogeen stelsel, hoe het systeem bestand is tegen chauvinistische
belangenstrijd en welke consequenties de euro en de daarmee gepaard gaande integratieprocessen voor de institutionele fundamenten
van de Nederlandse economie hebben.
Het wordt hoog tijd dat de institutionele en politieke benaderingen in onze wetenschap de aandacht krijgen die ze verdienen. Maar ook
dan blijft de euro veel meer dan een economisch onderwerp, en te belangrijk om aan economen alleen toe te vertrouwen. Waar het
uiteindelijk om gaat zijn de institutionele consequenties van de euro voor de identiteit van de Nederlandse samenleving, en over de
ruimte voor een onafhankelijk en eigenzinnig beleid.
Ikzelf ben een tegenstander van de euro omdat ik het besluitvormingsproces op Europees niveau niet vertrouw. Verder zie ik niet in welk
belang een klein land heeft haar onafhankelijkheid in de waagschaal te leggen om mee te kunnen doen aan een riskant politiek steekspel
tussen twee grote landen. Geen argument in de discussie heeft me tot nu toe kunnen overtuigen om verder gelaten toe te kijken hoe de
Nederlandse samenleving dramatisch dreigt te veranderen. Als wij economen eerlijk zijn, bekennen we dat we geen idee hebben hoe die
veranderingen uitpakken.
Zie ook: Allemaal ideetjes van P. van Bergeij
1 de Volkskrant, 13 februari 1997.
2 Zie ook het artikel Een ongeloofwaardig pact, of vrijmunterij van R. Bruggink e.a. in deze ESB.
3 Bijv. F. Kalshoven, in de Volkskrant, 15 februari 1997.
4 Onder meer A. Knoester, in De Telegraaf, 15 februari 1997.
5 J.L. van Zanden, Duitsland kan EMU niet langer afdwingen, de Volkskrant, 3 maart 1997.
Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)