Ga direct naar de content

Doorbraak van de Nikkei

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 22 1994

Doorbraak

van de Nikkei
Sinds begin van dit jaar hebben de
koersen op de Japanse aandelenbeurs een forse stijging laten zien.
Terwijl op andere belangrijke beurzen koersverliezen werden geleden
steeg de Nikkei-beursindex met 22%.
Niettemin zetten waarnemers vraagtekens bij de koersstijging op de Japanse beurs. Zij wijzen erop dat vooral
buitenlanders aan de koop zijde hebben geopereerd. Japanse instituten
zijn daarentegen de afgelopen maanden aan de zijlijn blijven staan.
Voorts blijft er onder economen achterdocht bestaan over de kracht van
het herstel van de Japanse economie.
Gewezen wordt op de in februari en
maart tegenvallende consumptieve
bestedingen en op het feit dat in
1992 en 1993 een economisch gunstig eerste kwartaal werd gevolgd
door een terugval in de economische
groei in de daaropvolgende maanden.

Groeiherstel
In 1992 en 1993 zakte de Japanse economie na een opleving in het eerste
kwartaal weer terug. Dit jaar zal dat
waarschijnlijk niet het geval zijn.
Daarvoor zijn de tekenen van herstel
te duidelijk en te breed gespreid. Zo
stegen de industriële produktie en de
orders voor nieuwe machines in het
eerste kwartaal van 1994 met 1,5%
ten opzichte van het laatste kwartaal
van vorig jaar. Het bbp lag in het eerste kwartaal 1,0% hoger dan in het
vierde kwartaal van 1993. Bovendien
wijst de leading indicator, die de ecoTabell. Ontwikkeling aandelenindices; in procentmutaties
Eind 92-eind 93

Eind

93-15/6/94

VS

+7

-1

Japan

+2

+22

VK

+20

-11

Dld

+46

-9

Fr.

+22

Ned.

+44

-13
-3

E5B 22-6-1994

nomische groei zo’n halfjaar vooruit
voorspelt, nu al vier achtereenvolgende maanden op groei. In april bereikte deze indicator zelfs het niveau van
80,0 punten, bij een maximum van
100. Een situatie die zich voor het
laatst in september 1987 heeft voorgedaan.
De eerste cijfers over het tweede
kwartaal wijzen er bovendien op dat
de aanvankelijk voor het tweede
kwartaal verwachte afzwakking zich
niet of nauwelijks zal manifesteren.
Op basis van enquêtes verwacht het
Japanse ministerie van Internationale
Handel en Industrie (MITI) dat de industriële produktie in het tweede
kwartaal met 0,3% zal toenemen ten
opzichte van het eerste kwartaal terwijl eerder nog werd uitgegaan van
een daling. De door de centrale bank
van Japan in mei onder ondernemers
afgenomen conjunctuurenquête,
de
Tankan, liet voor het eerst sinds september 1991 een verbeterend ondernemersvertrouwen
zien.
De enige grootheid die buiten dit
alom gunstige economis€he beeld
staat is de particuliere consumptie.
Gezinsuitgaven voor levensonderhoud lagen in het eerste kwartaal 1%
onder het niveau van het vierde kwartaal van 1993 en de detailhandelsverkopen in april 0,7% onder het gemiddelde niveau van het eerste kwartaal.
Er is echter reden om aan te nemen
dat deze cijfers de werkelijke particuliere consumptie onderschatten. Zo
worden er door diverse waarnemers
vraagtekens gezet bij de representativiteit van de voor de verzameling
van deze gegevens gehanteerde
steekproef. In Japan is er momenteel
sprake van een prijsrevolutie. Anders
dan in het verleden kijkt de Japanse
consument bij aankopen meer naar
prijs en minder naar kwaliteit. Dit
heeft tot gevolg gehad dat de zogenaamde ‘discount stores’, winkels
waar produkten tegen een lage prijs
worden aangeboden, de laatste jaren
een grote opmars hebben doorgemaakt. Omdat de statistische waarneming van deze winkelsoort is achtergebleven bij het toegenomen
relatieve belang heeft dit tot gevolg
dat in de officiële statistieken de inflatie in Japan wordt overschat en het
volume van de consumptieve bestedingen onderschat. Bovendien sluiten wij niet uit dat onzekerheid bij de
consument over de vraag hoeveel de
in juni te ontvangen belastingverlaging en lagere zomerbonus uiteinde-

De rubriek ‘Financiële markten’ verschijnt elke twee weken
in E5B, en wordt verzorgd dgor
medewerkers van de afdeling
macro-economie van het
Institute for Research and
Investment services, een
samenwerkingsverband
van
Rabobank en Robeco Groep.

lijk zullen opleveren, tot een zekere
vertraging in het bestedingspatroon
in de daaraan voorafgaande maanden heeft geleid.

Stimuleringspakketten
Daarnaast moet een groot deel van
de in de afgelopen jaren door de regering aangekondigde stimuleringspakketten nog tot uitdrukking komen
in hogere overheidsinvesteringen.
De
Japanse regering heeft sinds augustus
1992 vier omvangrijke stimuleringspakketten aangekondigd waarmee
voor in totaal een bedrag van zo’n 45% bbp aan overheidsinvesteringen
was voorzien. Het grootste deel van
deze middelen is vanwege politieke
perikelen nog niet uitgegeven. Zo is
bij voorbeeld het tweede stimuleringspakket van april 1993, ter grootte van
13,2 biljoen yen, niet alleen pas in
juni 1993 door het Japanse parlement
aangenomen maar hebben politieke
schandalen de besteding hiervan opgehouden tot eind 1993/begin 1994.
Het derde stimuleringspakket van
september 1993, ter grootte van 6 biljoen yen, is pas afgelopen december
door het parlement goedgekeurd en
het laatste en tevens grootste stimuleringspakket ter grootte van 15,25 biljoen yen pas drie maanden geleden.
Het Japanse ministerie van Financiën
heeft erkend dat per ultimo januari
1994 slechts de helft van het totaal
voor het begrotingsjaar 1993 (dat
lpopt van april 1993 tot en met maart
1994) voorziene bedrag aan overheidsprojecten was uitgegeven. Het
recent flink toegenomen bedrag aan
nieuwe orders voor overheidsprojecten (zie figuur) suggereert dat er nogal wat overheidsinvesteringen
op stapel staan.

Naweeën luchtbeleconomie
Kunnen we hiermee nu stellen dat de
Japanse economie de recessie van de

jaren negentig definitief achter zich
heeft gelaten? Zijn, met andere woorden nu dan eindelijk de gevolgen
van de luchtbel economie overwonnen, Lc. de excessieve consumptie
en investeringsgroei en onroerend
goed hausse van de jaren tachtig?
Ons inziens komen er steeds meer
aanwijzingen dat de Japanse economie weliswaar nog steeds te kampen
heeft met de naschokken van de
luchtbeleconomie maar dat de negatieve gevolgen daarvan nu zodanig
zijn geabsorbeerd dat deze een herstel niet meer in de weg staan.
Zo boekt het Japanse bankwezen,
dat als nasleep van de in de jaren
tachtig omvangrijke speculatie op de
financiële en onroerend goedmarkten met een enorme hoeveelheid aan
dubieuze debiteuren is blijven zitten,
een duidelijke voortgang bij het afschrijven van deze zogenoemde ‘non
performing loans’. Onlangs gepubliceerde cijfers indiceren dat deze ‘bad
debts’ in september 1993 het hoogste
punt hebben bereikt en sindsdien in
belang afnemen. Bij de 11 belangrijkste Japanse banken is het totale bedrag aan uitstaande ‘non performing
loans’ in de zes maanden tussen september 1993 en maart 1994 met drie
procent gedaald. Momenteel is dit bedrag minder dan vier procent van alle
uitstaande leningen. Alhoewel het zeker nog vijf tot zeven jaar zal duren
voordat het Japanse bankwezen al
deze leningen volledig heeft afgeschreven lijkt het ergste deel van de
bankencrisis achter de rug.
Voorts heeft de Japanse industrie in
de afgelopen jaren de aanwezige
overcapaciteit in belangrijke mate afgebouwd en de loonkosten gereduceerd door vermindering van werkgelegenheid. De werkgelegenheid in de
industrie is gedurende de huidige reFiguur 1. Nieuwe orders voor overbeidinvesteringen in begrotingsjaar
1993,12-maandsvoortscbrijdend
gem., in Yen 100 mln.
21900

2ll1OO

1994

1993

“”””

apr

mei jun

ju!

aug

sep

okt

nov de<:

jan

feb

mrt

apr

Tabel 2. Correlatiecoëfficiënten over de laatste zestig maanden van zes aandelenmarkten (stand ultimo mei 1994, in lokale valuta)
VS
VS

JP

JP

VK

BRD

FR

0,7

0,4

0,5

0,6

0,4

0,4
0,4

0,3

0,4

0,4

0,7

0,4

BRD
FR

0,4

0,3

0,6

0,5

0,4

0,7

0,6

0,4

0,8

0,7

0,8
0,7

0,7

NL

cessie tot nu toe met 1,3% verminderd. Ten tijde van de laatste twee recessies in Japan, die van de tweede
oliecrisis en die naar aanleiding van
de appreciatie van yen in 1986/1987,
bedroeg de teruggang van de werkgelegenheid gemiddeld 0,75%. De effectiviteit van de gepleegde herstructureringsinspanning van het Japanse
bedrijfsleven laat zich aflezen uit een
recente enquête waarin ondernemers
aangeven bij een wisselkoers van 105
tot 110 yen per Amerikaanse dollar
nog te kunnen concurreren met buitenlandse ondernemingen. Een jaar
geleden lag dit nog rond de 115 yen.
Inmiddels zijn de excessieve voorraadniveaus goeddeels weggewerkt
en laten de investeringsplannen
van
ondernemers voor het eerst in drie
jaar weer een bescheiden groei zien.
Ondernemers verwachten in 1994
1,1% meer te investeren na een daling van 8,7% in 1993. De in de afgelopen maanden opgetreden stabilisatie van groothandelsprijzen
en
werkloosheid wijst erop erop dat de
binnenlandse vraag/aanbod-verhoudingen meer met elkaar in evenwicht
zijn gekomen.

Nikkei

Nu het er veel van weg heeft dat Japan de recessie definitief achter zich
heeft gelaten is een klimaat geschapen waarin een verdere stijging van
de aandelenkoersen mogelijk is. Belangrijk punt hierbij is dat de Nikkei
beursindex onlangs het door financiële markten als belangrijk beschouwde weerstandsniveau van 21.100 punten heeft doorbroken. In de
afgelopen twee jaar strandden drie
opeenvolgende beursrallys op dit niveau. Op 8 juni sloot de Nikkei echter op 21.262 punten. Slechts iets boven het weerstandsniveau, maar
omdat deze doorbraak met een voldoende groot aantal verhandelde aandelen gepaard ging en de index meer-

0,6

0,7
0,7

VK

Stijgingspotentieel

NL

0,8
0,8

dere dagen boven dit niveau stand
heeft kunnen houden zijn analisten
van mening dat de Nikkei de weerstand toch overtuigend heeft doorbroken en het potentieel voor verdere
koersstijgingen in de loop van dit jaar
daarom groot is.
Gezien de onzekere vooruitzichten
voor Europa en de Verenigde Staten
biedt de Japanse markt voor aandelenbeleggers dan ook aantrekkelijke
perspectieven. Beleggingen in Japanse aandelen zijn bij uitstek geschikt
om risico’s te spreiden omdat over
een langere periode bezien de koersbeweging van de Japanse aandelenmarkt een relatief geringe samenhang
vertoont met de koersontwikkeling
op andere belangrijke aandelenmarkten. Uit onderstaande tabel kan worden afgelezen dat de correlatiecoëfficiënt van de Japanse markt
overwegend lager is dan die van andere aandelenmarkten.

Conclusie
Anders dan in 1992 en 1993 lijkt de
Japanse economie dit jaar geen valse
start te maken en heeft de aandelenbeurs een belangrijk weerstandsniveau doorbroken. Tot nu toe is de
koersstijging op de Japanse beurs
met name veroorzaakt door aankopen van buitenlandse beleggers. Het
wachten is op het moment waarop
ook binnenlandse partijen zich aan
de koopzijde van de markt laten
zien. Alsdan ligt een verder stijging
van de Nikkei in het verschiet.
Maarten Leen

Auteur