Ga direct naar de content

De lessen van de jaren dertig

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 19 2008

ontwikkeling

De lessen van de jaren dertig
De lessen van de jaren dertig zijn nog steeds relevant voor
de huidige economische teruggang. De investeringen zijn
erg conjunctuurgevoelig en nog steeds is het zo dat een
terugval van de investeringen niet automatisch door het
marktmechanisme wordt opgelost. Er zullen ook grootschalig
nieuwe bestedingen moeten plaatsvinden.

I

n de discussie over de huidige bancaire crisis
wordt regelmatig gerefereerd aan de jaren
dertig. Sterker nog: het snelle, besliste en
ingrijpende optreden van de autoriteiten van
de afgelopen weken tijdens de huidige crisis van
het bancaire systeem wordt zonder meer mede
ingegeven door onze ervaringen met de zeer hevige
economische inzinking van bijna tachtig jaar geleden
(Bernanke, 2007). De vraag is of die crisis van bijna
tachtig jaar geleden wel relevant is voor het huidige
beleid. Om die vraag te kunnen beantwoorden is het
van belang na te gaan wat het wezen was van de
crisis van de jaren dertig, en hoe deze uiteindelijk
overwonnen werd.

De crisis van de jaren dertig

Merijn Knibbe
Docent bedrijfskunde/sta‑
tistiek aan de Hogeschool
Van Hall Larenstein

792

ESB

De hevigheid van de crisis staat buiten kijf.
Tientallen miljoenen verloren hun baan, de inves­
teringen en de internationale handel stortten ineen
en, erger, er leek maar geen einde aan te komen.
Noch de New Deal van de Amerikaanse president
Roosevelt, die beoogde de regels van het kapitalis­
tische spel aan te passen, noch The General Theory
van John Maynard Keynes, die beoogde het intel­
lectuele bouwwerk van de heersende economische
theorie een nieuw fundament te geven, slaagde
erin een eind aan de crisis te maken. Hoewel, geen
eind? In Duitsland ging het, na 1933, economisch
wel goed. En hoewel de investeringen internationaal
sterk terugliepen bleef de consumptie wel redelijk
op peil. Mede door de prijsdalingen waren de jaren
dertig, voor diegenen die nog wel een baan hadden,
helemaal geen slechte tijd. Dat werpt de vraag op
wat er nu eigenlijk aan de hand was in die jaren.
Waarom ging deze crisis niet over, waarom was de
briljantste van de vooroorlogse economen genood­
zaakt het ook toen al niet onaanzienlijke bouwwerk
van de economische wetenschap een nieuw funda­
ment te geven? En vooral: wat zijn de lessen van
die crisis voor vandaag? Is het nu weer mogelijk dat
tientallen, of honderden, miljoenen hun baan verlie­
zen, dat de investeringen wegvallen en dat er weer
een combinatie van werkloosheid en onvoldoende
kapitaalgoederen ontstaat die zichzelf in stand lijkt

93(4550) 19 december 2008

te houden? Om een antwoord op deze vragen te
kunnen geven is het noodzakelijk het wezen van
de crisis van de jaren dertig te analyseren. En dat
wezen was dat het een moderne economische crisis
was, een crisis die, ten opzichte van de negentiende
eeuw, samenhing met veranderde bestedings- en
productiepatronen en vooral met een revolutionaire
verandering in de stijging van de productiviteit.
Hoewel deze aspecten na de jaren dertig weer veran­
derd zijn, en de westerse wereld eigenlijk weer wat
meer negentiende-eeuwse trekken heeft gekregen,
is het basispatroon van de bestedingen en de pro­
ductie op een aspect na toch goed te vergelijken met
dat van de jaren dertig; in een land als China is het
zelfs uitgesprokener dan in de Verenigde Staten en
het Europa van de jaren dertig.

Investeringen
Wat waren deze aspecten? Een van de eerste
moderne aspecten van de jaren twintig, dat mede
leidde tot de crisis van de jaren dertig, was een
sterke stijging van het aandeel van de investeringen
in de totale bestedingen. Deze stijging vond zowel
plaats bij de overheidsinvesteringen, bijvoorbeeld in
wegen en bruggen, als bij de particuliere investe­
ringen, bijvoorbeeld vrachtwagens, boterfabrieken
en hooimachines. Dit leidde enerzijds, en zeker
vanaf 1920, tot een onwaarschijnlijke en historisch
gezien unieke stijging van de arbeidsproductiviteit
en anderzijds tot een nieuw levenspatroon (De
Jong, 1995). De stijging van de productiviteit wordt
bijvoorbeeld gekenschetst doordat de invoering van
de achturendag rond 1920 niet leidde tot een daling
van de productie in de industrie. De teruggang van
de arbeidstijd van 60 naar 48 uur per week werd
vrijwel van het ene op het andere jaar opgevangen
door een stijging van de productiviteit (De Jong,
1995). Hierbij valt te denken aan de elektromotor,
het elektrisch licht of de telefoon. En na 1920 bleef
de productiviteit fors stijgen door, bijvoorbeeld, de
vrachtwagen, de jakobsladder, of de schaalvergroting
zoals bij de margarine- en gloeilampenfabricage.
Ondanks deze doorgaande stijging wist men aan het
begin van de jaren dertig, slechts tien jaar na de
explosie in 1920, de productiviteit weer sprongs­
gewijs te verhogen: de extreme prijsdalingen van de
jaren dertig konden deels en bijna van het ene op
het andere moment worden opgevangen door een
toename van de productiviteit.
Investeringen, en vooral bedrijfsinvesteringen,
kennen als component van de totale bestedingen
echter een probleem. Als het economisch tegenzit

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

en het vertrouwen wegvalt, zijn
autofabricage gebruikt werd, direct tot leegstand en dieprode
Op het moment
investeringen de eerste uitga­
cijfers. Deze toegenomen vaste kosten brachten ook met zich
ven waar een bedrijf op bezui­
mee dat het voor bedrijven, in weerwil van wat in de econo­
dat de onzichtbare
nigt (figuur 1). Vanaf ongeveer
mische leerboekjes van die tijd gesteld werd, niet eenvoudig
hand de nieuwe
1880 waren de investeringen als
of zelfs maar zinvol was de prijzen beneden een bepaald
gedeelte van de totale bestedingen
minimum te verlagen. Prijsaanpassingen waren niet meer zo
prijsverhoudingen tot
voortdurend gestegen. Na 1930 is
eenvoudig en effectief als twintig jaar eerder, een effect dat
stand had gebracht,
er sprake van een plotselinge en
nog versterkt werd door de invloed van enerzijds de vakbonden
uitermate sterke val. Het is deze
en anderzijds het toegenomen belang van ervaring en scholing
had de pijlsnelle
val die het mogelijk maakt de crisis
van werknemers; het was niet altijd meer zo heel eenvoudig
technologische
van de jaren dertig als modern te
een ervaren en geschoolde kracht te vervangen door een goed­
betitelen, want zonder de eraan
ontwikkeling ze alweer kopere nieuwe kracht. Of wellicht anders gesteld, want ook in
voorafgaande stijging van de inves­
de achttiende en negentiende eeuw waren kennis, ervaring en
inadequaat gemaakt
teringsvoet, die zo kenmerkend is
contacten al goud waard: door de toegenomen arbeidsdeling
voor moderne economische groei,
werden steeds meer verschillende functies gevraagd, waar­
was een dergelijke val niet eens
door het moeilijker werd een vervanger met juist de gevraagde
mogelijk geweest. Het proces van moderne groei
specifieke kennis en ervaring te vinden.
ging kennelijk gepaard met een groei van juist die
Daarnaast was er het effect van de leercurve. Het duurt enige tijd, soms wel tot
bestedingen, namelijk de investeringen, die van alle
twintig jaar, voordat een bedrijf geleerd heeft een nieuwe technologie optimaal
bestedingen zoals consumptie, overheidsbestedin­
te gebruiken. Dit bracht met zich mee dat ook nadat de bedrijfsinvesteringen
gen, of export het meest conjunctuurgevoelig waren.
rond 1931 het nulpunt genaderd waren, de productiviteit van de bedrijven bleef
De gehele, plotselinge en enorm sterke daling van
stijgen, een stijging die nog werd versterkt doordat de technologische vooruit­
de investeringen werd daarbij volledig veroorzaakt
gang bleef doorgaan, zoals radio, snelwegen of chemie, waardoor bestaande
door een afname van de bedrijfsinvesteringen; de
kapitaalgoederen ook steeds efficiënter ingezet konden worden. Deze toename
investeringen van de overheid bleven, zelfs in het
van de efficiëntie bracht met zich mee dat een beperkte toename van de vraag
Nederland van de jaren dertig, namelijk wel op peil.
door bedrijven eenvoudig kon worden opgevangen door de productiviteit te
verhogen waarbij het niet nodig was om extra mensen aan te nemen. Meer vraag
De vraagzijde
betekende, ook wanneer tegelijkertijd de lonen en daarmee de bedrijfskosten
In de historische situatie van de jaren twintig en
daalden, niet direct meer werk. Keynes had daarmee uiteindelijk dus ongelijk.
dertig leidden bedrijfsinvesteringen echter nog tot
Terecht vestigde hij de aandacht op het belang van een toename van de vraag,
twee andere effecten. Het ene was dat de hoeveel­
om bijvoorbeeld de terugval in de bedrijfsinvesteringen te compenseren. En
heid kapitaal, zoals gebouwen en inventaris, van
terecht wees hij erop dat in een tijdperk waarin prijsaanpassingen minder een­
bedrijven toenam, waarmee ook de vaste lasten,
voudig zijn geworden het herstellen van oude prijsverhoudingen soms wellicht
waaronder rente, afschrijvingen, en onderhoud,
een snellere weg naar welvaart was dan dat je de onzichtbare hand nieuwe
toenamen. Een andere term om een toename van
prijsverhoudingen liet creëren. Op het moment dat de onzichtbare hand de
de vaste lasten te beschrijven is toename van het
nieuwe prijsverhoudingen tot stand had gebracht, had de pijlsnelle technologi­
ondernemingsrisico. Waar rond 1900 een kleine
sche ontwikkeling ze alweer inadequaat gemaakt. Maar zelfs Keynes besefte niet
werkplaats die auto’s in elkaar sleutelde zich betrek­
hoezeer de vraag moest toenemen. Niet alleen de terugval van de investeringen
kelijk eenvoudig op andere zaken kon toeleggen of
ter hoogte van tien procent van het bbp moest worden opgevangen, ook de
wellicht iets rustiger aan kon gaan doen als de vraag
verschuiving van het productietechnisch mogelijke in de orde van grootte van vier
terugliep, uiteraard ten koste van het inkomen, daar
tot vijf procent van het bbp per jaar moest worden gecompenseerd.
leidde een afname van de vraag bij het lopende­
Dat betekende dat, als de productie drie jaar gestagneerd had, er een totale
bandsysteem, zoals dat door Henri Ford voor de
bestedingsimpuls van 25 procent moest plaatsvinden. Dit was, in het mentale
Tabel 1

Herkomst en besteding van middelen in 1929 en 1934, lopende prijzen, in miljoenen guldens.1

Herkomst
Productie

+

(Bbp, Y)

Import

Bestedingen
=

Import

Consumptie
Overheid

+

Particulier

Investeringen
Overheid

+

Particulier

Export
Export

1929

6.490

+

3.250

=

440

+

5.140

+

340

+

1.040

+

2.780

1934

4.960

+

1.260

=

440

+

4.230

+

250

+

280

+

1.020

+ (–1.990)

=

(0)

+

(–910)

+

(–90)

+

(–760)

+ (–1.760)

–73%

–63%

∆

(–1.530)

Percentuele mutatie op basis van 1929
–24%
1

–61%

0

–18%

–24%

De gegevens zijn op basis van het bruto binnenlands product (bbp). De investeringen zijn inclusief voorraadveranderingen en veranderingen in de hoeveelheid onderhanden werk (gebouwen,

grote schepen en dergelijke). Lopende prijzen zijn de prijzen die werkelijk betaald zijn in een specifiek jaar.

Bron: RUG/CBS, Tweehonderd jaar statistiek in tijdreeksen 1800–1899.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

93(4550) 19 december 2008

793

kader van de jaren twintig en dertig, uiteraard een volstrekt
megalomaan idee, zelfs voor Keynes. En dat temeer daar een
dergelijke toename van de beste­ ingen noodzakelijkerwijs tot
d
een totale verandering van levensstijl en sociale verhoudingen
zou leiden. In elk voorafgaand tijdperk zou een vergelijkbaar
project tot inflatie en economische onbalans hebben geleid.
In de historische verhoudingen van de jaren dertig bleek juist
megalomaan beleid, door de onvermoede mogelijkheden van
de productietechnologie, tot succes te leiden. In Duitsland
verdween de werkloosheid, in de Verenigde Staten bleek de
economie in de zeer korte periode tussen 1942 en 1945, na
ruim tien jaar stagnatie, een verdubbeling van de vraag aan te
kunnen. De economische hegemonie van de Verenigde Staten
in het tijdperk na 1945 kwam niet alleen naar voren door de
Tweede Wereldoorlog; het werd voor een groot deel (vijftig
procent) ook veroorzaakt door de toename van de vraag tijdens
dat conflict, en de ongebruikte arbeid en techniek die gedu­
rende de jaren dertig op de plank waren komen te liggen.

Vooruitgang
Een goed voorbeeld van de snelheid van de vooruitgang in die tijd is de cine­
matografie. City Lights (1931) van Charlie Chaplin (1889–1977) is niet alleen
gedateerd vanwege zwart-wit, maar doet momenteel ook aan als een boodschap
uit een ander tijdperk. De romantische komedie Romance on the high seas
(1948) in Technicolor van Doris Day (1924–heden) is niet alleen technisch
en qua spel een onvergelijkbaar andere film maar laat ook een hele andere, in
hedendaagse ogen moderne wereld zien, met moderne gemakken en luxe. Ook
Nederland liet zich in die tijd niet onbetuigd, zoals blijkt uit de aanleg van de
Afsluitdijk (1927–1932) en het Olympisch Stadion (1928). Beiden waren op hun
gebied van een volstrekt andere schaal dan alles wat Nederland ooit gezien had,
en beiden gaven vorm aan een ander, modern Nederland. Niet alleen bij sport,
maar ook op andere gebieden, waaronder transport en radio, was in toenemende
mate sprake van een nationaal dorp. Het belang van de investeringen komt ook
tot uiting in tabel 1. Hoewel ook de import en de export dramatisch daalden (in
lopende prijzen) hielden deze dalingen elkaar min of meer in evenwicht. Sterker
nog: omdat de importen met 230 miljoen gulden meer daalden dan de exporten
was er zelfs sprake van een netto bestedingsimpuls. De consumptie lijkt in deze
periode sterker te dalen dan de investeringen, maar dit is vrijwel volledig een

Figuur 1

Investeringen als aandeel van het bbp (%), Nederland, 1879–2006.

35
30
25
20
15
10
5
0
1879

1889

1899

1909

1919

1929

1939

1949

1959

Bron: Knibbe (2008).

794

ESB

93(4550) 19 december 2008

1969

1979

prijs­ ffect: het volume van de par­
e
ticuliere consumptie nam nauwe­
lijks af, dit in tegenstelling tot het
volume van de investeringen (tabel
2). De les van de jaren dertig werd
geleerd, onder anderen door Joop
den Uyl. In zijn woorden van het
begin van de jaren zestig: “De
economie zal expansief zijn, of zij
zal niet zijn.†Maar in het jaarver­
slag van De Nederlandsche Bank
over 1972 constateerde DNBpresident Jelle Zijlstra ruim voor
de oliecrisis al dat de afname van
de economische groei van rond
de zes procent naar een “teleur­
stellende†vier procent wellicht
meer dan een incidenteel gebeuren was: “Ook de
daling van het beslag der bedrijfsinvesteringen op
het nationale inkomen lijkt structurele kenmerken
te bevatten. Een definitief oordeel ter zake vereist
echter mede een nader inzicht in het niveau van de
bedrijfsinvesteringen dat op langere termijn bezien
nodig zal zijn voor een voldoende groei van het
aantal arbeidsplaatsen.†Met het nogal cryptische
laatste deel van de zin werd gedoeld op een moge­
lijke structurele afname van de productiviteitsgroei.
Jelle Zijlstra bleek gelijk te hebben. Het Gouden
Tijdperk van de economische groei was voorbij. De
productiviteit bleef stijgen, maar minder revolutionair
dan vroeger. De daling van de investeringen bleek
inderdaad structureel (figuur 1). Ook het tempo van
de maatschappelijke ontwikkelingen nam weer af; na
1972 was de verbeelding niet meer aan de macht.
Weer in de woorden van Den Uyl, die ongetwijfeld de
opvatting van Zijlstra uit het jaarverslag van de bank
kende en die daar waarschijnlijk ook door geïnspi­
reerd was, tijdens zijn beroemde televisie-optreden
nadat de Arabische landen de olieboycot hadden
aangekondigd: “Het wordt nooit meer zoals vroeger.â€

In de historische
verhoudingen
van de jaren dertig
bleek juist megalomaan
beleid, door de
onvermoede
mogelijkheden van de
productietechnologie,
tot succes te
leiden

1989

1999

Teruggang
Tegenwoordig wordt onze samenleving veranderd
door internet, maar na 1920 werd alles anders door
een grootschalige toepassing van elektriciteit, en
verder door auto, radio en televisie: fundamentele
veranderingen die ieder voor zich zeker zo belang­
rijk waren als nu het internet. Toch betekent deze
teruggang niet dat de lessen van de jaren dertig niet
meer relevant zijn. Investeringen zijn nog steeds een
erg conjunctuurgevoelig deel van de bestedingen. En
nog steeds is het zo dat een majeure terugval van
de investeringen niet automatisch door het markt­
mechanisme wordt opgelost, omdat in de jaren die
dat duurt de grens van het productietechnisch moge­
lijke alweer zover is opgeschoven dat een herstel van
de investeringen tot het oude niveau niet voldoet om
iedereen aan het werk te krijgen. Er zullen ook groot­
schalig nieuwe bestedingen moeten plaatsvinden, zij
het door de overheid of zij het door de consumenten.
Dit effect wordt nog versterkt doordat, anders dan

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Tabel 2

Volume-ontwikkeling van de middelen en de bestedingen tussen 1929 en 1934, indexcijfers, 1929 = 100.1

Herkomst
Productie

+

Bbp
1934

93

Bestedingen

Import

=

Import
+

79

Consumptie
Overheid

=

117

+

Particulier
+

108

Investeringen
Overheid

+

98

+

Particulier
+

75

Export
Export

+

71

Omdat de voorraadveranderingen in deze tabel bij de investeringen zijn gerekend is de volume-index voor 1934 voor de investeringen geraamd als een gemiddelde van de ontwikkeling van
de investeringen en de veranderingen in voorraden en de hoeveelheid onderhanden werk. Overigens liepen de niveaus hiervan slechts drie procent uit elkaar.

1

Bron: RUG/CBS, Tweehonderd jaar statistiek in tijdreeksen 1800–1899.

in de jaren dertig, de bestedingen van consumenten
niet meer grotendeels worden bepaald door eerste
levensbehoeften maar ook door luxe bestedingen
en duurzame consumptiegoederen (auto’s!), beste­
dingscategorieën die aanzienlijk conjunctuurgevoe­
liger zijn dan de bestedingen aan aardappelen en
brood.
Tegelijkertijd, en dat moet meer zorg baren, zijn de
kenmerken van, bijvoorbeeld, de Chinese economie
in extreme mate die van de westerse economieën
in de jaren dertig: een nog hoger niveau van de
investeringen en een nog snellere verschuiving van
het productietechnisch mogelijke. Een nog heviger
crisis dan in de jaren dertig is daarmee mogelijk.
En de oplossing zal, linksom om rechtsom, ook in
dit geval megalomaan zijn. Men zal moeten leren
leven met het idee dat rond 2040 de economie
van China niet alleen groter zal zijn dan die van
de Verenigde Staten, maar groter dan die van de
Verenigde Staten en de Europese Unie samen. De
sociale ­ erhoudingen, zowel in India en China als
v
w
­ ereldwijd, zullen totaal verschuiven. En men zal
dat, om economisch te overleven, moeten steunen in
plaats van het te remmen. Que sera, sera.

Literatuur
Bernanke, B. (2007) The financial accelerator and the credit
channel. Toespraak gehouden tijdens de eenentwintigste
conferentie van de Federal Reserve Bank of Atlanta, 15 juni
2007. http://www.federalreserve.gov/newsevents/speech/
Bernanke20070615a.htm.
De Nederlandsche Bank (1973) Verslag over het jaar 1972.
Amsterdam: DNB.
Jong, H. de (1995) De Nederlandse industrie 1913–1965. Een verge­
lijkende analyse op basis van de productiestatistieken. Amsterdam:
Aksant.
Knibbe, M. (2008) Een beknopte macro-economische geschiedenis
van Nederland, 1880–2006. Dictaat in het kader van het van macroeconomie van de opleiding Internationale Organisaties/Internationale
Betrekking van de Rijksuniversiteit Groningen. Groningen.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

93(4550) 19 december 2008

795

Auteur