Ga direct naar de content

De geest van Leo

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 6 1996

De geest van Leo
Aute ur(s ):
Wolfson, D.J.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4048, pagina 203, 6 maart 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening

Leo van der Geest houdt mij al zo’n twintig jaar bezig. Dat begon al bij het begin. Als jong hoogleraar had ik een extern
onderzoekscontract bemachtigd en daar zocht ik een medewerker voor. Dus ging ik naar de wat oudere en zoveel wijzere Cor van Eijk
om te vragen of hij een goeie wist. Niet zo maar een goeie, maar een eersteklas jonge econoom die theorie kon vertalen naar
praktische toepassingen en daarbij ook nog benul had van bestuur en politiek. “Van der Geest”, zei Cor, “die is net bij mij
afgestudeerd op een scriptie waar dat allemaal in zit. Hier, lees maar eens, je likt je vingers er bij af”. Ik las, likte en belde, maar Leo
had al een baan bij ESB aangenomen. Veel leuker, natuurlijk, geef hem eens ongelijk.
Daarna blééf hij mij bezig houden. Als auteur heb ik al die jaren met hem te maken gehad, en daarom mag ik nu wat schrijven namens hen
die zijn rode potlood hebben leren kennen. Een voortreffelijke redacteur. Hij liet ruimte, zeurde niet, wist het niet beter, maar stelde altijd
nét die vraag waar je geen antwoord op gegeven had.
Wat is het geheim van een goede redacteur? Dat hij weet waar het over gaat; en dat weet hij. En dat hij zelf kan schrijven: dat kan hij.
Twee decennia heeft hij ons twee á drie keer per maand verteld waar het over ging, op de eerste pagina. Breed, actueel, met kennis van
zaken en nooit modieus. Zijn greep op theorie en praktijk verdiepen zowel het begrip als het onbehagen, want de echte econoom weet
over te brengen dat je het vak niet moet overschatten. Zijn vormgeving en schrijfstijl zijn gebeiteld: columns moeten rondlopen,
verwondering echoën en natrillen in je hoofd. Dat is Leo’s herkenbare handschrift, waarmee hij een voorbeeldfunctie vervult in de
opiniërende journalistiek.
Lees nog eens mee: op 7 maart 1984 laat hij zien hoe het allemaal zit (Dertien theorieën in een dozijn), en o, jé, wat blijft daar op 26
februari 1986 weinig van staan (Over economen): “De logica mag dan een machtig instrument zijn bij het vormen van economische
theorieën, zij vertelt ons niets over de wereld om ons heen”. Die wereld fascineert hem. Steeds weer weet hij economische vragen in hun
sociaal- politieke context te plaatsen, en als onafhankelijke geest blaast hij daarbij naar believen warm of koud. In Vechteconomie (13
januari 1993) barst hij los tegen het gebrek aan dynamiek in de verzorgingsstaat, om op 30 oktober 1994, in Winnaars en verliezers, een
sterk pleidooi neer te zetten voor meer zorgvuldigheid in de verdeling van werk en arbeidsinkomen: “Een tijdlang hebben economen en
politici gedacht dat het niet efficiënt was om in de de onderkant van de samenleving te investeren. Maar het is nog inefficiënter om er
niet in te investeren”. In De SER op zijn retour? hekelt hij op 5 april 1995 de stompzinnigheid van de VVD die niet begrijpt waarom we
overleg nodig hebben in onze economische orde, om twee weken later diezelfde SER hardhandig de oren te wassen. Een SER die bij de
herziening van de uitvoering van de sociale zekerheid de klok stil wil zetten en aan de rem gaat hangen verliest zijn laatste restje
geloofwaardigheid, oordeelt hij dan. Streng maar rechtvaardig? Welnee, doe nou niet zo ethisch: hij houdt gewoon niet van onzin.
Ook in internationale zaken rammelt hij graag aan de gevestigde orde. Daar moeten economen vooral blijven pleiten voor hun
vrijhandelsgeloof, maar daarbij beter letten op wat politici beweegt als hun vlees zwak blijkt, schrijft hij in Vrijhandel onder vuur (24
november 1993). Omgekeerd toont hij op 7 december 1994 weer weinig geduld met de speltheoretische schijterigheid en het gebrek aan
internationaal leiderschap waarmee politici handelspolitieke- en milieuvragen te lijf gaan (Gebrek aan samenwerking). Kortom, never a
dull moment, en altijd een meervoudig perspectief. Was hij dan langzamerhand toch gedenatureerd tot een interdisciplinair
vuilnisbakkenras? Nee hoor, hij is altijd econoom gebleven. Léés zijn laatste column, als hoofdredacteur, op 24 januari jongstleden.
Sprekend over Fokker waarschuwt hij voor jongensdromen: “Er is geen economische reden om ‘high tech’-activiteiten hoger te waarderen
dan activiteiten die misschien minder technologische hoogstandjes vergen, maar meer opleveren.” Zijn slotzin vat twintig jaar
redactionele inzet samen: “voor luchtkastelen bestaat geen financiering”.
Prachtig, en allemaal erg verdienstelijk. Maar een hoofdredacteur van een economenblad is er niet alleen voor het aanbod van goed
materiaal. Hij is in de eerste plaats een representant van de vraag. Als een interior decorator tuigt hij het brein van de lezer op met mooie
en waardevolle dingen die we zelf nooit hadden weten te bemachtigen. Dat vraagt om goede smaak en oog voor het vernieuwende.
Daarin was Leo op zijn best. Net als je dacht een ideetje voor een column te hebben kwam hij met een al maanden lang grondig
voorbereid themanummer. Van dynamiek gesproken. Jammer dat hij weg gaat. Natuurlijk zal zijn opvolger het anders doen, en ook goed.
‘Niet omzien, dus, maar uitkijken naar de toekomst’, is ongetwijfeld een gepaste slotzin. Dat kan allemaal wel waar wezen, maar wat mij
betreft mag de geest van Leo nog een tijdje blijven rondwaren.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (

www.economie.nl )

Auteur