Ga direct naar de content

De coronapandemie en de verdeling van huishoudelijke en zorgtaken in Nederland

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 23 2021

De verdeling van huishoudelijke en zorgtaken is in Nederland ongelijk; moeders doen namelijk meer dan vaders. Coronamaatregelen, zoals de sluiting van scholen en kinderdagverblijven en de norm van thuiswerken, zijn op ouders van grote invloed geweest. Hoe heeft de verdeling van deze taken zich ontwikkeld gedurende de eerste maanden van de coronapandemie?

In het kort

– De coronapandemie lijkt beperkt van invloed te zijn op de verdeling van zorg en huishoudelijk werk.
– Thuiswerken heeft een deel van de vaders gestimuleerd om meer zorgtaken aan te pakken.
– Het realiseren van emancipatiedoelstellingen vergt een integrale beleidsaanpak.

De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in Nederland neemt gestaag af. Zo werken vrouwen steeds meer en zijn ze vaker economisch zelfstandig. Toch stokt de emancipatie veelal rondom de transitie naar het ouderschap (Brakel et al., 2020). Na de geboorte van kinderen gaan vaders gemiddeld meer tijd besteden aan betaald werk, terwijl moeders – meer dan vaders – voor de kinderen zorgen. Doordat moeders meer zorgtaken op zich nemen, werken ze gemiddeld genomen vaker in deeltijd (Yerkes en Hewitt, 2019). Een groot deel van de Nederlandse huishoudens kan dan ook gekarakteriseerd worden als anderhalfverdieners, waarbij de man voltijds werkt en de vrouw in deeltijd. In Nederland werkt ruim 65 procent van de vrouwen in deeltijd, dat daarmee mondiaal de koploper is (OESO, 2020).

Preadviezen 2021

Dit artikel maakt onderdeel uit van de Preadviezen 2021 van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. De redactie is gedaan door Anne Gielen, Dinand Webbink en Bas ter Weel. Op 29 november worden de Preadviezen gepresenteerd bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag, aanmelden kan via de website van de KVS.

Deze ongelijke verdeling van werk en zorg kan negatieve consequenties hebben voor zowel moeders als vaders. Veel vaders zouden meer betrokken willen zijn bij de zorg voor kinderen, maar worden gehinderd door, onder meer, maatschappelijke en organisatorische normen. Hierdoor worstelen sommige vaders met tegenstrijdige verwachtingen, die enerzijds voorschrijven dat mannen ‘betrokken vaders’ moeten zijn, en anderzijds dat ze kostwinnaar zijn (Hobson, 2002). Voor moeders heeft het in groten getale in deeltijd werken ook negatieve consequenties, bijvoorbeeld voor hun economische positie en loopbaanontwikkeling. Zo bleek uit onderzoek van het Centraal Planbureau dat het inkomen van moeders in Nederland, na de geboorte van het eerste kind, een significante daling te zien geeft (Adema et al., 2021). Voor vaders geldt deze zogenaamde child penalty niet. Bovendien is de ‘penalty’ hoog vergeleken met andere landen (Adema et al., 2021). Ook zijn moeders minder vaak economisch zelfstandig, en bouwen ze minder sociale zekerheid op. Hierdoor lopen ze bij scheidingen en na hun pensionering een groter risico om in de armoede te belanden (Brakel et al., 2020).

Emancipatie en de coronapandemie

Uit de tweejaarlijks Emancipatiemonitor blijkt dat 44 procent van de vaders en moeders werkuren en zorg liever gelijk verdeelt (Brakel et al., 2020). Dat impliceert dat de werkuren van mannen zouden moeten dalen en/of de werkuren van vrouwen stijgen, en dat de zorgtaken tussen partners gelijker verdeeld moeten worden. De ongelijkheid in de verdeling van werk en zorg is echter hardnekkig, en verandert maar langzaam door de jaren heen. Door de coronapandemie ontstond er een unieke situatie die van grote invloed was op de huishoudens. Belangrijke maatregelen die genomen werden om de coronapandemie te bestrijden, raakten ouders direct, zowel thuis als op het werk. Door het sluiten van kinderdagverblijven, scholen en buitenschoolse opvang moesten kinderen thuis opgevangen en/of onderwezen worden. Tegelijkertijd leidde de social distancing ertoe dat grootouders niet meer konden oppassen. Het voorschrift om thuis te werken zorgde ervoor dat veel ouders niet op hun werkplek aan de slag konden. Daarnaast konden sommige mensen niet werken door het sluiten van bedrijven, of moesten ze minder uren gaan werken. Verder werden bepaalde beroepen als cruciaal gedefinieerd, waarbij men vaak vele uren – ook op locatie – moest werken. Vrouwen zijn in deze cruciale beroepen oververtegenwoordigd (Yerkes et al., 2020).

De invloed van deze maatregelen op de emancipatie in Nederland, met name wat betreft de verdeling van huishoudelijke en zorgtaken, is een belangrijk vraagstuk. Hoe de maatregelen zouden uitwerken op de taakverdeling, was op voorhand namelijk niet duidelijk. Dat maakt de emancipatievraagstukken tijdens de coronapandemie bijzonder relevant. Als het vooral moeders waren die, vanuit de bestaande traditionele rolverdeling, de extra taken op zich namen, dan neemt dus de ongelijkheid tussen vaders en moeders verder toe. De unieke situatie zou er echter ook toe geleid kunnen hebben dat huishoudens de (extra) huishoudelijke en zorgtaken opnieuw verdeeld hebben, met als uitkomst een meer gelijke verdeling (Yerkes et al., 2020). In deze bijdrage analyseren we hoe in huishoudens de verdeling van zorg voor kinderen en huishoudelijke taken zich gedurende de coronapandemie heeft ontwikkeld. Deze vraag is beleidsmatig relevant aangezien de Nederlandse overheid al geruime tijd maatregelen neemt ter stimulering van zowel de arbeidsparticipatie van vrouwen als de zorgparticipatie van mannen.

Data en analyses

Om de vraag te beantwoorden, maken we gebruik van data verzameld in het kader van de COVID Gender (In)equality Survey Netherlands (COGIS-NL) die is afgenomen via het representatieve LISS panel. COGIS-NL onderzoekt de verschillen in werk, zorg en welzijn tussen mannen en vrouwen met thuiswonende, minderjarige kinderen en met ten minste één werkende ouder, evenals de verschillen tussen mannen en vrouwen in gezinnen zonder thuiswonende minderjarige kinderen ten tijde van de coronapandemie (Yerkes et al., 2021). Respondenten zijn op vier momenten online ondervraagd: in april 2020 (tijdens de eerste volledige lockdown), in juli 2020 (waarbij er gevraagd werd naar de situatie in juni, toen de scholen weer open gingen), in september 2020 (na de zomervakantie) en in november 2020 (vlak voor de tweede lockdown). In de eerste meting werden alleen ouders ondervraagd, en vanaf de tweede meting zijn er ook respondenten zonder thuiswonende minderjarige kinderen aan de steekproef toegevoegd (Yerkes et al., 2021). Aan de eerste survey namen ruim 850 respondenten deel, bij de latere metingen varieerde het aantal tussen de 1.100 en ruim 1.200 respondenten.

Om de invloed van de coronapandemie op de emancipatie in Nederland te onderzoeken, analyseren we de verdeling van zowel huishoudelijke als zorgtaken over de pre-corona-periode tot en met november 2020. We presenteren beschrijvende analyses en vullen deze aan met inzichten uit de diverse onderzoeken die we op basis van COGIS-NL gedaan hebben. In elke survey is er gevraagd naar de relatieve verdeling van huishoudelijke en zorgtaken tussen partners op dat moment (zevenpuntsschaal lopend van ‘ik doe bijna alles’ tot ‘mijn partner doet bijna alles’). Bij de eerste deelname aan de survey werd er bovendien gevraagd hoe deze verdeling was voorafgaand aan de pandemie. Op basis van deze vraag hebben we huishoudens ingedeeld in drie groepen: traditionele, egalitaire en contra-traditionele huishoudens. In een traditioneel huishouden doet de vrouw het merendeel van de taken, in een egalitair huishouden zijn de taken min of meer gelijk verdeeld, terwijl in een contra-traditioneel huishouden de man het merendeel van de taken op zich neemt. We gaan er hierbij van uit dat huishoudens bestaan uit gemengde koppels. Voor koppels van hetzelfde geslacht hebben we niet kunnen controleren.

Omdat de hoeveelheid taken afhankelijk is van de aanwezigheid en de leeftijd van de kinderen, maken we hier onderscheid tussen. Met betrekking tot huishoudelijk werk onderscheiden we vier groepen: huishoudens zonder thuiswonende kinderen jonger dan 18 jaar; huishoudens waarin het jongste kind tussen de 0 en 3 jaar is; huishoudens waarin het jongste kind tussen de 4 en 12 jaar is (schoolgaand, basisonderwijs), en huishoudens waarin het jongste thuiswonende kind tussen de 13 en 18 jaar is (voortgezet onderwijs). Wat betreft de zorg voor kinderen vergelijken we de laatste drie groepen.

Hoe is de zorg voor kinderen verdeeld?

Als het gaat om de verdeling van zorg voor de kinderen voorafgaande aan de coronapandemie, dan laat figuur 1 zien dat de meeste huishoudens traditioneel zijn – de vrouw is degene die het meest voor de kinderen zorgt. Pre-corona was dit zo in ongeveer zeventig procent van de huishoudens, waarbij het jongste kind onder de 4 is, en in ongeveer zestig procent van de huishoudens waar het jongste kind al wel schoolgaand is. Daarnaast zijn pre-corona respectievelijk 25, 30 en 35 procent van de stellen ‘egalitair’ – afhankelijk van de leeftijd van het jongste thuiswonende kind. We zien dus dat als de kinderen ouder worden en er minder directe zorgtaken zijn (zoals luiers verschonen, eten klaarmaken en spelen) de verdeling iets minder ongelijk wordt. Verder is de groep ‘contra-traditionelen’, waarbij de man meer zorgtaken doet dan de vrouw, klein (rond de vijf procent).

De ontwikkeling van de taakverdeling gedurende de eerste acht maanden van de pandemie is in alle drie de groepen vergelijkbaar. Het aandeel traditionele huishoudens neemt in april af, vlak na het uitbreken van de pandemie, terwijl er dus meer huishoudens de zorg voor kinderen gelijk verdelen. Maar in de loop der tijd neemt het aandeel egalitaire huishoudens weer af. In november is het aandeel huishoudens per groep weer vergelijkbaar met de situatie van vóór corona. Het aandeel contra-traditionelen is in de groep met jongste thuiswonende kinderen in september het hoogst. In de huishoudens met een jongste kind tussen de 4 en 12 nam dit aandeel vooral toe in april, waarna het weer afnam. In de huishoudens waarin het jongste kind op de middelbare school zit, zien we nagenoeg geen verandering.

Hoe wordt het huishoudelijk werk verdeeld?

Wat betreft huishoudelijk werk vergelijken we niet alleen huishoudens met kinderen, maar kijken ook naar die zonder thuiswonende kinderen jonger dan 18 jaar. Ook bij huishoudelijk werk zien we dat, alvorens de pandemie uitbrak, het traditionele type het vaakst voorkwam. Aangaande huishoudens zonder thuiswonende kinderen geldt dit minder; hierin werden de huishoudelijk taken wat vaker egalitair verdeeld. Ook is het aandeel huishoudens waarin mannen relatief meer doen daar wat hoger.

Er is geen duidelijk patroon gedurende de loop van de pandemie; de ontwikkelingen verschillen per groep. Net als bij de zorg voor de kinderen daalt het aandeel traditionele huishoudens in april, en neemt vervolgens het aandeel egalitaire huishoudens toe – maar in november zijn de verhoudingen weer op het oude niveau. In de groep huishoudens waarin het jongste kind tussen de 0 en 3 jaar is, zijn de veranderingen het grootst, hoewel de veranderingen over tijd minder groot zijn dan die bij de zorg voor kinderen. Dat laatste geldt ook voor de andere groepen. Wat betreft de huishoudens zonder kinderen neemt het aandeel traditionele huishoudens in juni iets af ten opzichte van voor de corona, maar keert weer terug tot het oude niveau in september en november. Tegelijkertijd neemt het aandeel huishoudens dat de taken egalitair verdeelt in deze groep iets af, terwijl het aandeel contra-traditionele huishoudens in november op peil blijft.

Beschouwing en beleidsimplicaties

De coronapandemie lijkt slechts een beperkte invloed te hebben op de emancipatie. De verdeling van huishoudelijke en zorgtaken binnen Nederlandse huishoudens blijft na acht maanden pandemie nagenoeg hetzelfde. In de verdeling van huishoudelijke taken zien we een zeer beperkte verandering. Bij de verdeling van zorgtaken zijn de verschuivingen iets zichtbaarder, maar ook beperkt. Hoewel in de eerste maanden van de coronapandemie meer huishoudens een minder traditionele verdeling van huishoudelijke taken hadden, verdwenen deze veranderingen nagenoeg in de latere maanden van de coronapandemie. Met betrekking tot zorgtaken nam het aandeel traditionele huishoudens in eerste instantie af, maar later nam het weer toe.

De terugkeer naar een pre-corona-verdeling van huishoudelijke en zorgtaken in de meeste Nederlandse huishoudens eind 2020 suggereert dat het realiseren van emancipatiedoelen moeizaam verloopt. Wat dat betreft lijkt de traditionele verdeling van huishoudelijke en zorgtaken even hardnekkig als de verdeling van betaald werk bij Nederlandse mannen en vrouwen, waarin de vrouwen al decennialang deeltijdkampioenen zijn. Desondanks zien we dat er wel degelijk in eerste instantie iets veranderde, vooral in de zorg voor kinderen. Op basis van eerdere analyses met de COGIS-NL-data concluderen we dat er belangrijke verschillen zijn tussen groepen huishoudens, met name als we kijken naar huishoudens waarin de man thuis dan wel buitenshuis werkt en wat de rol van het cruciale beroep van de ouders is (André et al., 2021). In huishoudens waarin de vrouw een cruciaal beroep heeft, nam haar zorgtakenaandeel niet toe, maar ook niet af, terwijl we wat betreft mannen met een dergelijk beroep zagen dat het zorgaandeel voor de kinderen afnam. Dit betekent dat er voor een cruciaal beroep een gender-effect is. Als we kijken naar thuiswerken, zien we heel duidelijk dat dit voor vaders en moeders resulteerde in een toename van zorgtaken ten aanzien van de kinderen. De verklaring voor deze verschillen tussen groepen huishoudens lijkt vooral een kwestie te zijn van beschikbare tijd (André et al., 2021). Vaders werkten vaker thuis in de eerste maanden van de coronapandemie (Yerkes et al., 2020). Door het thuiswerken (niet meer reizen, soms ook minder werk te doen hebben) werden vaders niet alleen geconfronteerd met de (extra) zorgtaken thuis, ze hadden ook vaker meer tijd om hieraan te besteden (André et al., 2021). Thuiswerken lijkt echter geen wondermiddel tegen de ongelijke verdeling van zowel huishoudelijke als zorgtaken. Onderzoek van Begall en Verbakel (2021) laat bijvoorbeeld zien dat thuiswerkende vaders van wie de partners buitenshuis werkten, traditioneler werden in hun opvattingen van de genderrol. Daarnaast blijkt uit Brits onderzoek dat flexibeler werkvormen tijdens de pandemie (waaronder thuiswerken) tot een bevestiging van de traditionele rolverdelingen kan leiden wanneer vooral moeders deze werkvormen oppikken (Chung et al., 2021).

Deze empirische bevindingen kunnen tot verschillende beleidsimplicaties leiden. Zo is het Nederlandse beleid de laatste jaren gericht op het vergroten van de vaderrol bij zorgtaken en bij het creëren van een evenwichtiger taakverdeling tussen mannen en vrouwen. Belangrijke maatregelen zijn onder andere het Geboorteverlof voor partners en het Aanvullend Geboorteverlof (Tweede Kamer, 2018). Het wegnemen van negatieve financiële gevolgen voor het opnemen van dit verlof zou een belangrijk eerste beleidsmaatregel kunnen zijn (NRC, 2021). Daarnaast zagen we tijdens de eerste lockdown dat als vaders meer thuis waren, zij ook een groter deel van de zorg voor de kinderen op zich namen. De ontwikkeling van nieuw beleid naar aanleiding van de ervaringen tijdens de coronapandemie – zoals het recht op thuiswerken – zou vaders de mogelijkheid bieden om meer te doen aangaande die zorg. Hetzelfde kan door flexibeler te gaan werken wat betreft uren, zoals veel ouders deden tijdens corona (Yerkes et al., 2020). Om van invloed te zijn op de emancipatiedoelen, lijkt het echter van belang dat minstens evenveel vaders als moeders gebruikmaken van deze voorzieningen (Chung et al., 2021). Ook is er meer onderzoek nodig naar de relaties tussen thuiswerken, taakverdeling en genderrolopvattingen. Hoewel thuiswerken en flexibele werkvormen mogelijk kunnen bijdragen aan het behalen van de emancipatiedoelen, blijft het voor een groot deel van de Nederlandse vaders (door de aard van hun werk) onmogelijk om thuis of flexibel te werken.

Concluderend lijkt de coronapandemie niet tot een toename te leiden van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar ook geen stap vooruit te zijn qua emancipatie. Wanneer de overheid verdere stappen wil zetten om een gelijkere verdeling van huishoudelijke en zorgtaken te stimuleren, lijkt er daarom – zoals eerder ook geconcludeerd door de IBO Werkgroep Deeltijdwerk (Rijksoverheid, 2019) – een integrale beleidsaanpak nodig.

Dit onderzoek werd mogelijk gemaakt door een beurs van Open Data Infrastructure for Social Science and Economic Innovations (ODISSEI) en een beurs van de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht.

Literatuur

Adema, Y., S. Rabaté en S. Rellstab (2021) Inkomen moeders halveert bijna na komst kinderen. ESB, 106(4796), 195–197.

André, S., M.A. Yerkes en C. Remery (2021) De invloed van de coronacrisis op de relatieve verdeling van zorg door moeders en vaders: een longitudinaal perspectief. Mens & Maatschappij, 96(3), 331–356.

Begall, K. en E. Verbakel (2021) Opvattingen over gender en het opvoeden van kleine kinderen voor en na de eerste lockdown in Nederland. Mens & Maatschappij, 96(2), 243–269.

Brakel, M., W. Portegijs en B. Hermans (2020) Emancipatiemonitor 2020. Te vinden op digitaal.scp.nl.

Chung, H., H. Birkett, S. Forbes en H. Seo (2021) Covid-19, flexible working, and implications for gender equality in the United Kingdom. Gender & Society, 35(2), 218–232.

Hobson, B. (red.) (2002) Making men into fathers: men, masculinities and the social politics of fatherhood. Cambridge: Cambridge University Press.

Rijksoverheid (2019) IBO Deeltijdwerk – de(el)tijd zal het leren. Rapport Ministerie van Financiën, september.

NRC (2021) Partnerverlof nadeliger voor laagste inkomens. NRC, 21 augustus.

OESO (2020) OECD Employment Outlook 2018. Te vinden op www.oecd-ilibrary.org.

Tweede Kamer (2018) Memorie van Toelichting WIEG, 34967(3). Te vinden op zoek.officielebekendmakingen.nl.

Yerkes, M.A. en B. Hewitt (2019) Part-time strategies of women and men of childbearing age in the Netherlands and Australia. In: H. Nicolaisen, H.C. Kavli en R.S. Jensen (red.), Dualisation of part-time work: the development of labour market insiders and outsiders. Briston: Bristol University Press, p. 265–288.

Yerkes, M.A., S.C.H. André, J.W. Besamusca et al. (2020) ‘Intelligent’ lockdown, intelligent effects? Results from a survey on gender (in)equality in paid work, the division of childcare and household work, and quality of life among parents in the Netherlands during the Covid-19 lockdown. PloS ONE, 15(11), e0242249.

Yerkes, M., S. André, J. Besamusca et al. (2021) COVID Gender (In)equality Survey Netherlands. Derde policy brief update over de periode november 2020. Te vinden op www.uu.nl.

Auteurs

Categorieën