Ga direct naar de content

De Bundesbank

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 19 1991

De Bundesbank
Ellen Kennedy, The Bundesbank – Germany’s central bank in the International Monetary System, Tbe Royal Institute of International Affairs,
Pinter Publishers, Londen, 1991, 134 blz., f 35,20.

Een barstje in het beton. Dat beeld
vatte post in de analyses over de opstelling van de Bundesbank, de Duitse centrale bank, tegenover de vereniging van de Bondsrepubliek en
de Democratische Republiek. Medio
1990 verzette de Bundesbank zich
met hand en tand tegen de door de
regering-Kohl beoogde monetaire integratie en de omruilverhouding tussen oost- en westmark. Plotsklaps
draaide zij echter bij en ging akkoord met de plannen van Koh!. In
het voorjaar van 1991 liet bankpresident Pöhl zich in zeer negatieve zin
uit over de gang van zaken rond, en
de perspectieven van de Duitse eenwording. Dit proces dreigt de schatkist veel meer geld te kosten dan eerder werd beweerd. Het gevolg is dat
de koers van de Duitse mark tegenover belangrijke valuta’s als dollar
en yen onder druk komt te staan.
Heeft de Bundesbank zich mee laten
slepen in de euforie over de vereniging en moet zij nu op de blaren zitten? Deze vraag kan uiteraard pas
worden beantwoord als de integratie
voltooid is en de kosten en baten
zichtbaar zijn. Het antwoord volgt
pas over vele jaren. Eerst zullen in ieder geval de kosten duidelijk worden voor de (Westduitse) belastingbetaIer en de (Oostduitse)
werknemers. Daarna kunnen de baten van integratie worden verwacht,
in cas u een efficiëntere produktie in
de gehele republiek.

balanstekort weg te werken. Kohl
kon groei goed gebruiken om de
werkloosheid terug te dringen met
het oog op de verkiezingen. De Bundesbank had grote bezwaren, omdat
een groeistimulerend beleid inflatoire spanningen zou oproepen. Ook
zou de bank de omvangrijke valutainterventies moeten financieren. Aldus resulteerde een patstelling die
uiteindelijk beslecht werd door externe omstandigheden,
in casu de impuls die uitging van fors dalende
olieprijzen.
Verder is de rol van de Bundesbank
binnen het wisselkoersmechanisme
van het Europese Monetaire Stelsel
niet onomstreden. Binnen dit mechanisme is sprake van asymmetrie. Landen met een ‘zwakke’ economie worden gedwongen tot aanpassing in
geval van onevenwichtigheden.
De
deelnemers tonen verschillen in omvang, efficiency en produktiviteit.
Economische convergentie moet in
de ogen van de Bundesbank afgedwongen worden met een anti-inflatiebeleid. Zolang die convergentie
nog niet is bereikt, blijven er binnen
het EMS wisselkoersspanningen
optreden. Daarnaast is de Bundesbank
van mening dat economische convergentie niet gerealiseerd kan worden
door het geforceerd invoeren van
een gemeenschappelijke
Europese
monetaire politiek. Ook hierbij volgt
de bank niet automatisch de door de
regering uitgezette koers.

Spanningen

Takenpakket

Het was niet de eerste keer in de geschiedenis van de Bundesbank dat
er sprake was van spanning met de
politieke autoriteiten. In het midden
van de jaren tachtig bij voorbeeld
verplichtte de regering-Kohl zich in
het kader van het overleg van de G7
tot het stimuleren van de eigen economie en het ordelijk laten appreciëren van de Duitse mark tegenover
de dollar. De VS achtten dit wenselijk om via exportgroei het betalings-

De Bundesbank heeft als doelstelling het handhaven van de waarde
van de munteenheid, waarbij het
gaat om zowel de interne als de externe waarde van de valuta. Het toezicht op het bankwezen, dat in Nederland bij de Nederlandsche Bank
geconcentreerd is, geschiedt in
Duitsland door een apart orgaan dat
valt onder het Ministerie van Economische Zaken, het Bundesaufsichtsamt für das Kreditwesen. De Bun-

desbank richt zich vooral op het
voorkomen van inflatie. Met kracht
tracht zij inflatoire impulsen van zowel vraag- als aanbodzijde de kop in
te drukken. De daadkracht waarmee
zij haar anti-inflatiebeleid uitdraagt
vloeit voort uit de monetaire situatie
ten tijde van de beginjaren van de
Weimarrepubliek. In het begin van
de jaren twintig was sprake van een
ongekende en torenhoge inflatie,
die duizenden procenten per jaar beliep. Geld verloor in deze jaren in
Duitsland zijn traditionele functies
van ruilmiddel, rekeneenheid en oppotmiddel. Economische chaos was
het resultaat. Misschien nog wel ernstiger was het geschokte vertrouwen
van het publiek in overheidsorganen, dat zeer waarschijnlijk een basis legde voor radicale nationalistische bewegingen.

Onafhankelijkheid
Onder de centrale banken in de wereld lijkt de positie van de Bundesbank het meest onafhankelijk van de
politieke autoriteiten. In Frankrijk en
het Verenigd Koninkrijk is de controle van het Ministerie van Financiën
op het monetaire beleid bij voorbeeld aanzienlijk. In Nederland beschikt de minister van Financiën
over een aanwijzingsrecht met betrekking tot het beleid van de directie van de Nederlandsche Bank. Van
dit recht is overigens tot op heden
nog geen actief gebruik gemaakt. In
de Duitse bankwet van 1957, waarmee de Bundesbank is opgericht,
wordt gemeld dat de bank verplicht
is tot het ondersteunen van het economische beleid van de federale
overheid. Wat dat betreft wijkt de
Duitse situatie nauwelijks af van die
in andere industrielanden. De wet
vermeld echter ook dat de Bundesbank onafhankelijk zal zijn van instructies van diezelfde overheid. Uit
de praktijk blijkt dat dit tweede element in hoge mate het eerste overheerst, in tegenstelling tot de situatie
die in de meeste andere industrielanden bestaat.
Hoewel er vaak op wordt gewezen
dat de bankwet van de Bondsrepubliek zou zijn opgesteld door de bezettende geallieerden en de Bundesbank dus een creatie zou zijn van de
Verenigde Staten is de realiteit anders. In de verschillende deelstaten
of Länder werden door de bezettende autoriteiten van de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk de Landeszentralbanken
opgericht. Deze instellingen dienden
in de deelstaten de monetaire situa-

tie te beheersen. De Bank deutscher
Länder (BdL) werd door de geallieerden als coördinerend orgaan in het
leven geroepen. Bij de afkondiging
van de Duitse grondwet in 1949
werd voorzien in de oprichting van
een centrale bank, maar werden specifieke voorzieningen overgelaten
aan latere wetgeving, in casu de
bankwet van 1957.

Bankraad
De organisatie van de Bundesbank
volgt het principe van federalisme
dat is uiteengezet in de grondwet.
Naast het hoofdkantoor in Frankfurt
aan de Main zijn er elf Landeszentralbanken. Op hun beurt beschikken
deze banken in hun deelstaat over
een kantorennet. In de voormalige
DDR zijn tijdelijk enkele kantoren gevestigd die bestuurd worden vanuit
Oost-Berlijn. De Landeszentralbanken spelen een centrale rol in de verzorging van het betalingsverkeer en
de distributie van papiergeld en
munten. Daarnaast zijn het een soort
uitkijkposten die de monetaire en reele situatie in de deelstaten volgen
voor de Bundesbank en de publieke
opinie peilen. Dit laatste is nodig omdat er geen directe democratische
controle is op de activiteiten van de
Bundesbank en de Landeszentralbanken. Beleidsbeslissingen van de Bundes bank worden genomen door de
Zentralbankrat, die gewoonlijk een
keer in de twee weken in Frankfurt
bijeen komt. Iedere deelstaat beschikt over één stem in dit orgaan,
dat verder bestaat uit de president,
de vice-president en acht andere leden van het directoraat van de Bundes bank. De leden van het directoraat worden benoemd door de .
federale regering, in het algemeen
voor ten minste acht jaar. De presidenten van de Landeszentralbanken
worden benoemd door de deelstaatregeringen. De Landeszentralbanken
kennen adviesraden waarin deskundigen zitten, afkomstig uit maatschappelijke groeperingen.

Vlot
Kennedy schetst in haar boek het ontstaan en de drijfveren van de Bundesbank. Tevens belicht zij de positie van
de bank in het binnenlandse, het Europese en het wereldwijde politieke
spectrum. Inzicht in de activiteiten
van de Bundesbank is volgens haar
van belang vanwege de centrale rol
die deze instelling speelt in de grootste Europese economie en in ‘s werelds grootste handelsnatie. Het boek
is bedoeld voor een ieder die de hui-

E5B 19-6-1991

dige en toekomstige ontwikkelingen
in Europa wil begrijpen.
Het is een zeer bruikbaar boek dat
zeker voldoet aan het gestelde doel.
In vlot beschreven bewoordingen belicht de auteur de wording en het
opereren van de Duitse centrale
bank. Duidelijke verbanden worden
gelegd tussen nationale en internationale politieke ontwikkelingen en de
gang van zaken bij de Bundesbank.
Hierdoor wordt het eenzijdige beeld
van de bank als monoliet genuanceerd.
Een gemis is, dat slechts in beperkte
mate aandacht wordt besteed aan
het functioneren van de Bundesbank
in de jaren zestig en zeventig. In dit
tijdperk vonden binnen Duitsland en
de Europese Gemeenschap ontwikkelingen plaats die de bank met belangrijke beleidsdilemma’s confronteerden, in casu het conflict dat kan
bestaan tussen het tegelijkertijd willen reduceren van inflatie en het willen handhaven van de wisselkoers.
Van zo’n conflict was bij voorbeeld
sprake in het begin van de jaren zestig toen het kapitaalverkeer gedeeltelijk werd vrijgemaakt. Na de defini-

tieve ineenstorting van het stelsel
van Bretton Woods bleek handhaving van zowel de externe als de interne waarde eveneens problematisch. Ook nu moet de Bundesbank
alle zeilen bijzetten om te laveren
tussen de inflatoire spanning die de
Duitse vereniging teweeg brengt en
de heftige koersbewegingen van de
dollar.
Een ander kritiekpunt betreft Kennedys analyse van de positie van de
Bundesbank in een Europese economische en monetaire unie. Hier
komt ze nauwelijks verder dan het
schetsen van een beeld van het oordeel van de bank over de plannen
van Delors voor zo’n unie en over
de reacties hierop. Wat de invloed
van het Duitse monetaire beleid op
de unie kan zijn, blijft buiten beschouwing, terwijl evenmin wordt
belicht wat een ‘politieker’ monetair
beleid voor consequenties kan hebben voor Duitsland.

Hert Scholtens
De auteur is werkzaam bij de vakgroep
macro-economie
van de Universiteit van
Amsterdam.

Auteur