Ga direct naar de content

Internationalisering van de dienstensector

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 19 1991

Internationalisering van de
dienstensector
T. van Rietbergen, J. Bosman en M. de Smidt*

H

et aandeel van diensten in Internationale investeringsstromen, vooral in bet
bank- en verzekeringswezen, is de laatste jaren spectaculair toegenomen. Het
bet volgen van Internationale klanten en concurrenten en bet spreiden van risico’s
zijn hiervoor belangrijke verklaringen, terwijl Europa 1992 voornamelijk een
psychologische drijveer is om te internationaliseren.
De dienstensector heeft zich langzamerhand ontwikkeld tot de belangrijkste economische activiteit in
ontwikkelde landen. Zo is het aandeel in de werkgelegenheid gegroeid tot bijna zeventig procent. De
dienstensector draagt in hoge mate bij aan de sterke
internationale economische vervlechting, die zo kenmerkend is voor de huidige tijd. In dit artikel wordt
ingegaan op de achtergronden van de groei van de
dienstensector en wordt de internationalisering verklaard vanuit theoretische en empirische perspectieven. Voorts wordt de internationalisering van een
aantal Nederlandse ondernemingen in de dienstensector behandeld.

Tertiarisering en externalisering
Bij de groei van diensten wordt veelal alleen gekeken naar een toeneming van de betekenis van de
tertiaire sector (bedrijfsmatige tertiarisering). Veel
dienstverlening vindt echter plaats binnen bedrijven, die worden gerekend tot de primaire en secundaire sector. Dit verschijnsel wordt aangeduid met
de term functionele tertiarisering en is dus gebaseerd op een indeling naar beroepen in plaats van
naar aard van de bedrijvigheid. In de industrie daalde de zuivere produktie-arbeid van 65% in 1977 tot
55% vandaag de dag. Functionele tertiarisering leidt
daarbij niet tot bedrijfsverplaatsing en sorteert dus
geen direct geografisch effect. Dit is anders bij externalisering. Veel industriele bedrijven gaan over tot
uitbesteding van dienstenactiviteiten, hetgeen veelal
inhoudt dat deze worden overgebracht naar een
kantoor dat elders is gevestigd. Zodoende vermindert tegelijkertijd de tertiarisering van de secundaire
sector. Drucker verwacht dat uiteindelijk alle functies binnen een bedrijf die niet de mogelijkheid bieden door te stromen naar het senior management
zullen worden uitbesteed . Dit proces kan zich ook
internationaal voordoen en is een component van
de voortgaande internationalisering van diensten. In
termen van werkgelegenheid mogen de bedrijfsmatige tertiarisering plus de functionele tertiarisering
een steeds groter deel opeisen, de goederenproduktie boet wat betreft andere economische indicatoren
zeker niet aan belang in. Het begrip post-industriele

624

maatschappij dekt derhalve nog steeds de lading
niet. Diensten spelen echter wel een steeds grotere
rol in de produktie van goederen. Daarnaast groeien de commerciele diensten door privatisering van
overheidstaken.

Internationalisering
Het begrip internationalisering mag zich eigenlijk
pas sinds kort in een grote populariteit verheugen.
Terwijl multinationals al geruime tijd de belangrijkste spelers op het internationale economische veld
zijn, is de term internationalisering pas de laatste
twee jaar ‘bon ton’ bij beleidsmakers, universiteiten
en journalisten. De introductie en populariteit van
de term moet ons inziens worden gezocht bij de
steeds verdere ‘tertiarisering’ van de economic,
waardoor traditionele termen als export/import aan
betekenis hebben ingeboet. Enderwich merkt in dit
verband op “that a large proportion of the overseas
market for services is met by direct investment instead of exports, which is not the case with manufacturing”. Hij kwam bij zijn onderzoek onder Amerikaanse dienstverleners tot een verhouding van
investeringen tot export van 6:1 . Ook Mark de Jong
wijst er in zijn oratie op dat buitenlandse investeringen de belangrijkste vorm van internationalisering
binnen de dienstensector vormen3. Juist de moeilijke scheiding tussen export en investering bij diensten maakt de introductie van de term internationalisering logisch.
In het binnenlandse beleid heeft het begrip inmiddels ook zijn betekenis gekregen. Zo wijst de Vierde
* De auteurs zijn als economisch geografen werkzaam bij
de Rijksuniversiteit te Utrecht. Dit artikel is een bewerking
van T. van Rietbergen, J. Bosman en M. de Smidt, Internationalisering van de dienstensector- Nederlandse ondernemingen in mondiaal perspectief, Coutinho, Muiderberg,
1990.
1. Financial Times, 11 maart 1991.
2. Enderwich zoals aangehaald door D.G. Price en E.M.
Blair, The changing geography of the service sector, Bellhaven, Londen, 1989.

3. M.W. de Jong. Dienstensector: transacties in transformatie, oratie, Universiteit van Amsterdam, 8 maart 1991.

nota over de ruimtelijke ordeninger op dat: “De internationale vervlechting van produktie en dienstverlening en Internationale kapitaalbewegingen toe-

Kosten

Afzet

Risicospreiding

Transportkosten

Loonkosten

Snelle aanpassing aan
lokale marktcondities
Volgen van klanten
en concurrenten
in het buitenland
Vervanging buiten-

Voorwaartse en

nemen en dat dit tot nieuwe economische bedreigingen en uitdagingen voor Nederland als geheel en
voor bepaalde landsdelen in het bijzonder leidt”
(biz. 12). In feite bedoelt men hiermee dat de economische rangorde van een regio of land in sterke
mate wordt bepaald door de vraag in hoeverre er
ondernemingen zijn gevestigd, die mee kunnen komen in de internationale concurrentiestrijd, dan wel
dat er een wervend internationaal vestigingsmilieu
wordt geboden dat als toplocatie voor kantoren of
als ‘mainport’ fungeert. Impliciet wordt daarbij aan-

gesloten op de exportbasis-theorie, die veronderstelt dat van deze stuwende activiteiten een scala
van indirect stuwende alsmede verzorgende activiteiten afhankelijk is.

Achtergronden van internationalisering
De achtergrond van het internationaliseringsproces
wordt gevormd door een breed scala van elkaar
beinvloedende factoren. Niet alleen bedrijfsinterne

factoren, als specifieke kermis en ondernemerschap, maar ook tal van bedrijfsexterne factoren, als

het ontwikkelingsstadium van de markt (‘product
life cycle’), toegang tot markten, handelsbetrekkingen, het algemene economische klimaat, locatievoordelen en wisselkoersfluctuaties spelen een rol.
In label 1 zijn de hoofdredenen voor internationalisering (kosten, afzet en risicospreiding) samengevat.
Voor diensten zijn vooral verschillen in produktiviteit van kapitaal en arbeid, het volgen van belangrijke klanten in het buitenland (denk aan banken en
accountants) en risicospreiding in het algemeen van
belang. Zo gaven veel verzekeraars te kennen dat

Schaalvoordelen

Handelsbelemmeringen
Behalen voordelen uit:
– technologische ontw.
– arbeidspotentieel
— produktiviteit
— mentaliteit
– kapitaalmarkten

achterwaartse
integratie

landse agenten

Vermijden van
regiogebonden
recessies
Minimaliseren van

ter intensivering
van de marketing

politieke risico’s

sociale en

het concurrentievoordeel te internaliseren (inter- Tabel 1. Redenationalisation) in plaats van via patenten of licen- “*” van tnter~
tie te exporteren. De keuze tussen export of pro- “”tionalisering
duktie in het land zelf vloeit voort uit een
kritische beoordeling van beide markten (location), waarbij de kosten van produktie in beide
landen, marktvooruitzichten, handelsbarrieres enzovoort een rol spelen.
Waar, wat, waarom wordt gedaan, hangt af van de
specifieke voordelen die daar op dat moment zijn te
behalen en vergt de opstelling van internationale
portfoliomodellen. Een belangrijke vooronderstelling is bij Dunning steeds, dat de markt faalt en het
ondernemerschap niet mag worden onderschat. Met
name het internaliseringsconcept heeft binnen de
MNO-theorieen de laatste jaren aan kracht gewonnen. Het wordt daarbij als een voordeel beschouwd
in het buitenland te investeren, omdat dit de gelegenheid biedt om voor verschillende stappen in het
produktieproces tot internalisering van markten
over te gaan. Dit is de stelling van de ‘internaliseringsschool’ van Williamson . Zij meent dat gebrek
aan informatie en het bestaan van tal van onzekerheden tot internalisering voeren, ten einde transactie-

een grote geografische spreiding voor hen veel voor-

kosten te vermijden. Men gaat er daarbij van uit dat

delen heeft. We hoeven maar aan de stormschade in
Nederland van afgelopen jaar te denken om hier de
logica van in te zien. Tegelijkertijd was het in de VS
en Australie prettig zomerweer, zodat er gemakkelijk enige liquide middelen uit dit gebied konden
worden overgeheveld.

naarmate de marktimperfectie groter is, er een ster-

Theoretische verklaringen
Op zoek naar een theoretisch fundament van internationalisering van diensten biedt naar ons oordeel

het zogenaamde ‘Ownership-Location-Internalisation’ (OLD paradigma van Dunning goede aanknopingspunten, mits ook enige relaties worden gelegd
met aanverwante verklaringen . Dunning stelt na-

kere prikkel bij een onderneming bestaat om de
marktfunctie te internaliseren. Juist markten waarbij
het specifiek om kennis handelt, zijn vaak imperfect. Immers juist kennis heeft veelal het karakter
van een ‘public good’, hetgeen betekent dat winstgevende exploitatie internalisering vereist. We moeten
daarbij vooral denken aan specifieke kennis van
produkten, management en marketing. Deze imperfecte werking wordt vooral veroorzaakt door: “onge-

lijke beschikking over informatie tussen aanbieders
en afnemers, een gering aantal aanbieders en ongelijke toegang tot distributiekanalen”8.

drukkelijk de ondernemer centraal. Veel andere
theorieen die niet op de ondernemer, maar met
name op het belang van externe kenmerken, zoals
stadia in de produktlevenscyclus5 of de integratie
van produktiestadia letten, wijst Dunning dan ook
af.
Volgens de OLI-benadering zijn multinationale ondernemingen (MNO) vooral actief in de sectoren
waar hun concurrentievoordeel (ownership/eigendomsvoordeel) het grootst is, waarbij uiteraard de
bedrijven met het grootste voordeel het voortouw
nemen. De bedoelde voordelen zouden ruwweg
kunnen worden samengevat onder kwaliteits-,
prijs- en betrouwbaarheidsVerschillen. Naarmate
markten een hogere graad van imperfectie vertonen wordt het voor het bedrijf aantrekkelijker om

ESB 19-6-1991

4. J.H. Dunning, Explaining international production, Unwin Hyman, Londen, 1988 en J.H. Dunning, Multinational
enterprises and the growth of service some conceptual and

theoretical issues, Service Industries Journal, 1989, biz. 539.
5. R. Vernon, The product cycle hypothesis in new international environment, Oxford Bulletin of Economics and Statistics, jg. 41, 1979, biz. 255-267.

6. M.E. Porter, Competitive advantage, Free Press, New
York, 1985.
7. D.E. Williamson, The modern corporation: origin, evolution, attributes, Journal of Economic Literature, jg. 19,

1981, biz. 1537-1568.
8. M. de Kruyf, Internationalisatie in de zakelijke dienstverlening; de Nederlandse softwarebureaus, doctoraalscriptie, RUU/INRO-TNO, 1989.

625

22

vesteringen was bestemd voor de VS. Het percentage in de dienstensector ligt op vergelijkbare hoogte,
al is het wel opvallend dat in de financiele dienstverlening Europa belangrijker is voor de Japanners dan
de VS. Het aandeel van diensten in de directe investeringen naar de groep van ontwikkelde landen is
inmiddels al opgelopen tot ruim boven de 50%.
Het gemiddelde rendement van de internationale investeringen van Nederlandse bedrijven in de periode 1973-1983 bedroeg 9,4% Dit cijfer ligt duidelijk la-

46

ger dan het rendement van buitenlandse

33
11
39

investeringen in Nederland (15%). Als oorzaak van
het verschil in rendement noemt Haack het feit dat
multinationalisering voor Nederlandse bedrijven gezien de omvang van de thuismarkt veel meer een
noodzaak is dan voor Amerikaanse ondernemingen.
Deze laatste zien dat met name als een extraatje,
waarop ze een goede winstmarge willen halen. Het
lage rendement van de buitenlandse investeringen

Handel Transp. Bank & Overige Totaal Dienst.
& comm. verzek. dienst. dienst. in % inv.
1.664
913

BLEU
BRD

658
241
1.533
205
126
5.338
3.081
60
12.981

Frankrijk
Italic
VK
Spanje
Overig EG
Totaal EG
VS
Japan
Wereld

211
157
75
0

196
5
35
679
426
0
1.797

2.633
2.666
1.107
51
1.772

357
207
8.792
8.620
93
20.544

2.956
2.960
1.915
243
2.399
1.414
170
12.057
4.374
35
21.733

7.464

6.695
3.755
535
5.900
1.979
538
26.866
16.500
188
57.055

56
50
44
27
40
51

Bron: De Nederlandsche Bank.

Internationale investeringen in diensten
Tabel 2. Direc-

te investeringen van Nederland in de

dienstensector
in 1988, geografisch uitgesplitst (mln.

Tabel 3. Belangrijke ex-

porteurs en
importeurs

‘ van diensten,
rangorde,
waarde in

mrd. $ en aandeel in procen-

ten (1987)

Naast reeds lang toonaangevende ‘internationals’ in
de Industrie komen steeds meer middelgrote industriele concerns en dienstenondernemingen tot investeringen in het buitenland. Binnen een decennium
is het aandeel van de diensten in de directe Nederlandse buitenlandse investeringen gegroeid van
zo’n 15 tot 40%. Daarbinnen is vooral de stormachtige groei van banken, verzekering en overige (zakelijke) dienstverlening (inclusief onroerend goed) opmerkelijk.
Nederland neemt qua uitgaande internationalisering
een vooraanstaande positie in. Na de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Japan deelt Nederland samen met de Bondsrepubliek Duitsland de
vierde plaats op de ranglijst van internationale investeringen. De VS vormen zeker voor de diensten de
meest favoriete bestemming (label 2).
De toeneming van het aandeel van diensten in internationale kapitaalstromen is een wereldwijd verschijnsel. Vooral de groei van het aandeel van het
bank- en verzekeringswezen is spectaculair. De jaarlijkse groei van Nederlandse uitgaande investeringen van deze bedrijfstak bedroeg bijna 23% . Een
nog extremer beeld tonen de Japanse uitgaande investeringen. Van de Japanse investeringen ging in
de periode 1951-1987 slechts 26% naar Industrie en
ruim 10% naar land- en mijnbouw. De overige 64%
van de investeringen kwam ten goede aan de dienstverlening, waarbij bank- en verzekeringswezen met
ruim 34% het leeuwedeel voor hun rekening nemen. De Japanners richten zich daarbij voornamelijk op de Amerikaanse markt. Bijna 38% van hun in-

Export

Land

Waarde

VS

Frankrijk
VK
BRD

Italic
Japan
Nederland
Spanje
Bel./Lux.
Oostenrijk
Bron: GATT 1989.

56
53
43
41
33
28
23
22
19

15

%
11,2

10,6
8,6
8,2
6,5
5,5
4,5
4,3
3,8
2,9

Import
Land
BRD
VS
Japan

Frankrijk
VK
Italic

Nederland
Bel./Lux.
Canada
Zwitserland

in diensten van Nederlandse ondernemingen heeft
wellicht te maken met aanvangsverliezen die met de
opening van nieuwe markten gepaard gaan. Ook
het feit dat diensten anders dan industrie een lange
periode van marktverkenning nodig hebben, zal
hierbij een rol spelen.
Naast investeringen is export een maatstaf van internationalisering (label 3). Nederland staat met een export van 23 miljard dollar op de zevende plaats van
de wereldranglijst. De grote exporteurs blijken nog
grotere importeurs te zijn. Ook bestaat er een hechle relatie tussen groolste handelaars in goederen en
in commerciele diensten. De sterksle exporteurs
van industrieprodukten, Japan en Duitsland, kennen echter wel een lekorl op de dienstenbalans, hetgeen tot de conclusie voert dat deze relatie met nuance rnoet worden bezien.
In het navolgende wordt bekeken hoe de internationalisering vorm krijgt in twee sectoren van de financiele dienslverlening: verzekeraars en banken.

Internationalisering van verzekeraars
De Nederlandse verzekeringsmarkl kent feitelijk
een duale structuur. Van de 11.765 bedrijven die bin-

nen deze bedrijfstak door het CBS zijn geregistreerd, kennen slechts 0,7% van de ondernemingen
meer dan 100 werknemers en slechls negentien ondernemingen meer dan 500 werknemers. De twee
grootsle levensverzekeringsconcerns Nalionale Nederlanden en Aegon daarenlegen bedienen samen
meer dan de helft van de markt en samen met de andere twee grote (Amev en Delta Lloyd) verzorgen zij
bijna 70% van de markt, terwijl de lop-10 goed is

voor bijna 90% van de premieproduklie in de levensWaarde
64

56
52
43
33
26
23
17

16
12

%

12,4
10,8
10,1
8,3
6,4
5,0

4,5
3,3
3,1
2,3

verzekeringssector. De markt bestaat dus uit zeer
grole ondernemingen die een nog sieeds verdere expansie doormaken en kleine gespecialiseerde ondernemingen, die kiezen voor een aanlrekkelijk segmenl van de markt. Het aandeel van buitenlandse
ondernemingen op de Nederlandse markt is, in vergelijking met andere sectoren, met ruim 8% overigens nog steeds tamelijk beperkl. Ondanks hel concenlraiieproces in de top van het Nederlandse
verzekeringswezen zijn de Nederlandse onderne9. G. Haack, Internationale investeringen en de Nederlandse economic, Tijdschrift voor Politieke Economic, jg. 9,

1987, biz. 63-79.

mingen in internationaal perspectief bepaald klein
te noemen. Zo staat Nationale Nederlanden slechts
nummer 28 op de wereldranglijst.

Redenen van internationalisering
Binnen de verzekeringsbranche noemt men vier redenen om internationaal te gaan: afnemende attractie van de thuismarkt, risicospreiding, voorsorteren
op het Europa van na 1992 en schaalvoordelen .
De Nederlandse markt wordt door de hoge verzekeringsdichtheid en beperkte groei van de economic
als verzadigd gekarakteriseerd. De verhevigde concurrentie (onder andere door buitenlandse toetreders) en de vergrote kennis aan consumentenkant

hebben daarbij de winsten sterk onder druk gezet.
Dit bij voorbeeld in schrille tegenstelling tot de automatiseringssector waar de hoge winsten op de binnenlandse markt het internationaliseringsproces nadelig hebben bei’nvloed. Ook de veranderde mix
tussen levens- en algemene verzekeringen heeft de
winsten doen teruglopen. Maakten de profijtelijke
levensverzekeringen in 1955 nog 66% van de het
premie-inkomen uit, inmiddels is hun aandeel tot

onder de 40% gedaald.
De Europese eenwording fungeert vooral als een
soort psychologische drijfveer om te internationaliseren. Bij schaalvoordelen gaat het niet zozeer om
het volume van het aantal verzekeringstransacties
als wel om de mogelijkheid tot investeren (efficienter beleggingsbeleid mogelijk) en de toegang tot internationale kapitaalmarkten. Daarnaast zou toegang tot gespecialiseerde kennis op het gebied van
informatietechnologie, distributie en produktontwikkeling in een internationale organisatie gemakkelijker te verwezenlijken zijn.

Omvang en vormen van internationalisering
Internationalisering vindt vooral plaats bij de grootste drie concerns, maar kan bij hen dan ook gerust
als spectaculair worden gekenschetst. In 1975 kwam
nog geen 22% van de omzet van buiten Nederland,
terwijl nu al meer dan de helft van de omzet buiten
Nederland wordt gerealiseerd. Hetzelfde kan worden gezegd van de personeelsleden. Het aantal mensen dat buiten Nederland werkt, nam toe van 4.153
in 1975 tot 20.683 in 1985 en het aantal personeelsleden in het buitenland overtreft sinds kort dan ook

het aantal in Nederland werkzamen. De Nederlandse verzekeraars penetreerden de buitenlandse markt
vooral door middel van acquisities, omdat dit volledige controle over een bedrijf geeft zonder al te veel
praktische problemen. Het tijdrovende zelf opbouwen van een portefeuille is hierdoor overbodig,
waardoor snel een omvang kan worden bereikt die
nodig is om het verzekeringsbedrijf rendabel te kunnen uitoefenen. Een marktaandeel van een procent
werd als minimum gezien om rendabel te kunnen
functioneren, hetgeen betekent dat je op een onont-

gonnen markt met veel minder kapitaal succesvol
kunt functioneren dan in een reeds ontwikkelde
markt. Andere voordelen van het overnemen van
ondernemingen zijn dat deze de werkwijze en mentaliteit van de betreffende verzekeringsmarkt, de
marktverhoudingen en de specifieke wetgeving kennen en dit is juist bij (verzekerings-)diensten van het
allergrootse belang. Joint-ventures worden door de
gedeelde controle, de kans op bestuurlijke conflic-

ESB 19-6-1991

Eerder in ESB
Over de antwikkelingen in de dienstensector verscheen eerder in ESB:
– Tertiarisering: B. Nooteboom, De verstrengeling van Industrie
en diensten, 15 augustus 199O;
– Internationale positie van dienstensectoren: G.J. Koopman.- Nederland vervoersland, 19/26 december 1990 enj. de Leeuw,
Sterkte/zwakte-analyse van het Nederlandse bankwezen, 19/26
december 199O;
– Werkgelegenheidsontwikkelingen: T. Elfring, W. van derAa en
R.C. Kloosterman, Werk in de dienstensector, 20 moan 1991;
– Financiele dienstverlening: Themanummer Deflnanciele sector, 1 mei 1991.
ten en de potentieel tegenstrijdige belangen slechts
bij hoge uitzondering door verzekeraars gebruikt.

Geografie van de verzekeringsmarkt
Volgens de verzekeraars is er slechts bij herverzekering en grote industriele risico’s sprake van echte internationale concurrentie, waarbij Londen als spil
wordt gezien. Bij de particuliere risico’s typeren zij,
alle EG-92 retoriek ten spijt, door de nog steeds bestaande verschillen in wetgeving, toezicht, fiscale
behandeling, taal en cultuur zelfs de EG niet als een
markt. De Belgische markt wordt door de nabijheid,
het ontbreken van taalproblemen en het feit dat de
verzekeringsdichtheid slechts een derde van die van
Nederland is veelal als eerste stap gezien. Zo was
Nationale Nederlanden al voor de tweede wereldoorlog actief in Belgie en heeft een aantal middelgrote Nederlandse ondernemingen nu hun eerste
schuchtere internationaliseringsstappen richting Belgie gezet. Problemen in Belgie zijn de hoge overnameprijzen (het betreft vooral familiebedrijven die
rustig een goed bod afwachten) en het feit dat Belgen slechts verzekeringen afnemen via tussenpersonen en nooit door middel van ‘direct writing’.
Binnen de EG is de Duitse markt weliswaar in premie-inkomen de grootste, maar niet erg populair bij
Nederlandse en andere verzekeraars. Twee jaar lang
formulieren invullen en dan merken dat Duitse consumenten toch voornamelijk Duits kiezen is de algemene indruk. Binnen de EG richten de Nederlandse
verzekeraars zich vooral op Spanje. De Spaanse economic groeit al jaren sneller dan de rest van Europa
en de verzekeringsdichtheid is er erg laag. Zo besteedt een Spanjaard jaarlijks $ 13 aan levensverzekeringen, een Italiaan het dubbele, een Brit dertig
maal zoveel en een Amerikaan 36 maal ($ 468) zoveel. Daarbij is 70% van de huishoudens nog steeds
onverzekerd en het is dus geen wonder dat de Nederlandse grote drie zich al stevig op deze markt manifesteren. De Amerikaanse markt beslaat bijna de

helft van de wereldmarkt en het is dus ook niet onverwacht dat de Nederlandse verzekeraars hier
reeds geruime tijd actief zijn. Een groot voordeel
daarbij is dat de VS een relatief groot aanbod van
overname-rijpe bedrijven kent, waardoor de prijs tamelijk laag ligt. Tegelijkertijd is de Amerikaanse
markt veel gesegmenteerder en zijn de ondernemin10. Zie D.J. Eppink, en A. van Rhijn, The internationalisation of Dutch insurance companies, Long Range Planning,
jg. 21, 1988, biz. 54-60.

gen gespecialiseerder, waardoor er nogal eens een
gaatje overblijft, waar buitenlandse ondernemingen
in kunnen springen. De Amerikaanse markt leent
zich qua omvang, procedures en mogelijkheden dus
uitstekend voor internationalisering. Enige beperking is in feite gelegen in de grote bedragen, die benodigd zijn om de markt succesvol te penetreren.
De Japanse markt is de op een na grootste, maar
meest ontoegankelijke markt. Nationale Nederlanden slaagde er in 1986 als eerste Europese verzeke-

Europese banken hun Europese netwerk gingen uitbreiden. Wat betreft land van bestemming van buitenlandse bankvestigingen strijden het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten (ofwel New York en
Londen) om de plaats aan de top. Daaronder staan
grote Europese landen als Frankrijk en Duitsland,
kleine in geldverkeer gespecialiserde landen als
Zwitserland en Luxemburg en pas daarna Japan.
Van de Nederlandse banken heeft eigenlijk alleen
de ABN een internationale traditie. Maar ook haar

raar in om op de Japanse markt levensverzekerin-

netwerk is nauwelijks vergelijkbaar met dat van de

gen af te sluiten. NN startte de verkoop van zijn
produkten via dealers van de Japans-Nederlandse
oliemaatschappij Showa-Shell. Men heeft inmiddels
via dit pomphoudersysteem een indrukwekkend netwerk van kantoren opgebouwd en verwacht rond
1994 quitte te spelen en daarna de eerste winsten
binnen te slepen.

grote Britse of Zwitserse banken. De geografische
groei van het internationale netwerk door de fusie
met de AMRO is beperkt. Het aantal centra waar de
combinatie is vertegenwoordigd bedroeg kort na de
fusie 162, terwijl het ABN-netwerk alleen reeds 148
vestigingsplaatsen kende. De overige Nederlandse
banken hebben in hun vestigingsnetwerk nog een
duidelijke nadruk op Europa.

Internationalisering en bankwezen

De belangrijkste verklaringen voor het proces van

Voor het bankwezen betekent internationalisering
twee dingen: dat nationale markten worden opengebroken en dat de ondernemingen in de bedrijfstak
zich op internationale schaal organiseren. Veranderingen van het internationale financiele systeem vormen de achtergrond van internationalisering van het
bankwezen. De met de introductie van de zweven^
de koersen in 1971 verhoogde dynamiek van het internationale geldverkeer is zo groot geworden dat
Thrift en Leyshon11 spreken van een ‘new international financial system’ en literatuur van voor 1985 als
‘near antique’ beschouwen. De belangrijkste aspecten van de internationale dynamiek zijn:
– de opkomst van institutionele beleggers met enorme kapitalen;
– sterke innovatie in de markten: securitisatie en
conversie;
– het schokeffect van de schuldencrisis: faillissementen en de ‘stroppenpotten’;
– de opkomst van Japan;
– aantasting van de hegemonic van de Verenigde
Staten;
– integratie van financiele markten door ’round the

internationalisering van banken zijn het ook in het
buitenland kunnen bedienen van Nederlandse klanten, het kunnen handelen op buitenlandse beurzen
en het vergaren van marktkennis over de belangrijkste markten. Daarnaast past internationalisering ook
in een strategie van schaalvergroting. Het patroon
van internationalisering hangt samen met dat van de
Nederlandse klanten, met de omvang van de betreffende markten, met institutionele en culturele aspecten van de markten en niet in de laatste plaats met
verschillen in regulering van bankvestiging en van
de vormen van geldhandel. Het is te verwachten dat
verschillen in regulering langzaam aan zullen verminderen, maar de hierdoor verminderde noodzaak
en aantrekkelijkheid van een buitenlandse vestiging
wordt volkomen gecompenseerd door groei van de
buitenlandse markten, internationalisering van bedrijfstakken die worden bediend en de sterke groei
van de internationale handel. Daarbij blijft de vraag
bestaan in welke vorm (grensoverschrijdende fusies, acquisitie, netwerkvorming en dergelijke) de
buitenlandse aanwezigheid het best kan worden gerealiseerd.

clock trading’, mogelijk gemaakt door de sterke
uitbreiding van telecommunicatienetwerken;
– deregulering van markten in met name de VS, het
Verenigd Koninkrijk en Nederland;
– harmonisatie van regulering in Europa door het
EMS en het toekomstige EMU.
Het proces van internationalisering uit zich ten eerste in de som van de buitenlandse uitzettingen.
Deze steeg wereldwijd de afgelopen twintig jaar van
170 miljard dollar tot 5.100 miljard dollar (niet gecorrigeerd voor inflatie). Banken hebben dit deels door
middel van nun bestaande organisatie gedaan, maar
in de meeste gevallen ging groei van grensoverschrijdende leningen toch gepaard met een ruimtelijke expansie van de organisatie. Europese banken
zijn via ex-koloniale relaties reeds lang in den
vreemde aanwezig, maar zijn op het gebied van internationale spreiding allang voorbij gestreefd door
de grote Amerikaanse banken, die de grote industriele multinationals volgden en de Eurodollarmarkt
ontwikkelden. De tweede helft van de jaren tachtig
werd vooral gekenmerkt door internationale expansie van Japanse banken, terwijl nu ook middelgrote

Conclusie
Bedrijfsmatige en functionele tertiarisering schrijden
voort. De band met de industrie wordt wat losser,
wel wordt externalisering van diensten meer gepraktiseerd. Internationale investeringen in diensten nemen sterk toe. Overnames en netwerkvorming bepalen het beeld bij internationalisering van diensten.
Theoretische verklaringen voor internationalisering
vergen meer op diensten toegespitste benaderingen. Nederland is een vooraanstaande internationale investeerder in diensten. De dienstenbalans is in
evenwicht, zowel bij import als bij export neemt Nederland de zevende plaats in.
Ton van Rletbergen

Jeroen Bosnian
Marc de Smidt

11. NJ. Thrift en A. Leyshon, The gambling propensity:
banks, developing country debt exposures and the new
international financial system, Geoforum, jg. 19, 1988,

biz. 55-69.

Auteurs