£ LBerg
De achterkant
van het ongelijk
Op de vergaderagenda van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten stonden twee onderwerpen van het departement van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordering. Een definitief standpunt
over de zo geheten decentralisatie van
het volkshuisvestingsbeleid, alsmede een
eerste commentaar op de verdeling van
woningcontingenten voor 1982. In vereniging beoordeeld, werpen beide voornemens van ons bouwdepartement een
hel, neon-achtig licht op enkele misvormingen in onze samen-(haha)leving.
Daar is dan eerst een regeringsnota
over decentralisatie van volkshuisvestingsbeleid. Enkele jaren denken, schrijven, onderhandelen van vele ambtenaren en enkele bewindspersonen, is indeze
nota geinvesteerd. Dat in de nota eigenlijk slechts een stroomlijning van het
bouwbeleid wordt behandeld en hoogstens 6en paplepel decentralisatie oplevert, noteer ik nu terloops. Keen, boeiender is de fraaie planprocedure die het departement terecht aanbeveelt, opdat de
bouw van de woningen berusten kan op
de zorgvuldig beoordeelde en panklare
voorbereidingen van de gemeenten. Aan
het bouwen van woningen gaat heel wat
vooraf, van bestemmingsplannen, het
bouwrijp maken van grond tot het knokken met rijksambtenaren over de kavelprijs. Logisch derhalve dat een meerjarenplan op dit harde, moeder aarde
vormgevende beleidsterrein, nu eens
geen nodeloze werkverschaffing is.
ESB 3-2-1982
Maar thans de verdeling van de
110.000 gesubsidieerde woningen in
1982. Minister Van Dam kan slechts de
helft aanbieden van de realiseerbare
plannen. Hij zou vast meer willen uitdelen als knapperig vers bewindspersoon,
zodat ik het voortduren van enige
schaarste aan ,,betaalbare” woningen
hem niet wil toerekenen. Hoe echter wil
hij dit geringe bouwvolume verdelen?
Door 60 a 75% van de claims der grote
steden te honoreren, 50% van die der
groeigemeenten en minimaal 25% der
overige — dus bijna alle — gemeenten.
De achter deze verdeling schuilgaande idee dat hij de resterende woningbouw voor het overgrote deel in nog
maar enkele plaatsen wil concentreren,
biedt aangrijpingspunten voor een levendige ruzie, die dan ook is uitgebroken.
Maar belangwekkender is natuurlijk de
geweldige discontinu’iteit en het centralisme waarvan deze beleidsdaad getuigt.
Een normaal soepel lopend bouwbeleid
verdraagt geen plotselinge koerswijzigingen van deze omvang. Het is begrijpelijk dat een bewindspersoon snel beleid
wil maken, dat is zijn beroep. Het is begrijpelijker dat socialistische bewindspersonen (mijn hemel, wat een onpersoonlijk woord) nog ongeduldiger zijn
dan de anderen, onzeker van de dag waarop het CDA, en meer in het bijzonder politieke Tourmatador Van Agt, van ploeggenoten wisselt. Maardit beleid faalt. Het
faalt aan de ene zijde omdat veel bouwrijpe grond in Nederland onbebouwd zal
blijven, daarmee grote investeringen vernietigend. Het faalt ten andere zijde,
aangezien enkele grote steden onvoldoende mogelijkheden hebben het hun
toegewezen contingent ook werkelijk te
bouwen. Het kost dus tegelijkertijd geld
aan de gemeenten — maar dat zal het de-
partement van Volkshuisvesting vast
niet van plan zijn te vergoeden, en het
kost woningen. De gedachte dat dit laatste gewild beleid kan zijn — opdat de
bouwbegroting nog verder ontlast
wordt — is mij net iets te cynisch. Wie
echter is nog bereid serieus na te denken
over nieuwe en ingewikkelde planprocedures met een paplepel decentralisatie,
als er op datzelfde moment elk voorafgaand plan waardeloos blijkt, overgoten
bovendien met een gehele soepterrien
centralisme? Praten overdecentraliseren,
en in de praktijk de zeggenschap nog verder naar zich toehalen, dat zijn de rijksmanieren. Neen, deze stalling gaat te ver.
Want waar grootscheepse bezuinigingen
nodig zijn, zoals te verwachten in de gezinsverzorging, het sociaal-cultureel
werk, daar kan de invoeringsdatum van
taakoverheveling naar de gemeenten niet
vroeg genoeg zijn. Op een van je rustige
momenten denk je wel eens welke veren
tot dit maatschappelijk zo misvormde
gedrag drijven. Mooi zijn die veren niet.
Zelfs een op gepast wantrouwen gefundeerde samenwerking tussen overheden
wordt niet meer bereikt. Neen, u kijkt nu
naar de achterkant van het ongelijk.
111