ECONOMBE
groter dan het groeicijfer voor de sector overheid (minus 0,8%).
Produktie
Het volume van de industriele pro
duktie was in mei, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, 1% kleiner
dan in april. Ten opzichte van mei
vorig jaar steeg het produktievolume
met 0,6%. Over 1989 en 1990 als geheel bedroeg de stijging respectievelijk 4,6% en 3,9%. In de loop van
vorig jaar nam de groei gestaag af
en is in de eerste maanden van 1992
gestabiliseerd (zie figuur 1). In de
meest recente twaalfmaandsperiode
kenden de chemische industrie, de
hout- en bouwmaterialenindustrie
en de papier- en grafische industrie
een toename van de produktie die
groter was dan het industriele gemiddelde. In de voedings- en genotmiddelenindustrie kwam de groei vrijwel overeen met die van de industrie als geheel. In de rubber- en
kunststofverwerkende industrie en
de textiel-, kleding- en lederwarenindustrie nam het produktievolume af.
Werkloosheid
Het aantal geregistreerde werklozen
was in het tijdvak april-juni gemiddeld 286 duizend: 19 duizend minder
dan in dezelfde periode van vorig
jaar. De geregistreerde werkloosheid blijft dus dalen, zij het langzamer dan in 1989-1991 (zie figuur 3).
In 1989 was de geregistreerde werkloosheid gemiddeld 43 duizend lager
dan een jaar eerder. In 1990 was de
daling ongeveer even groot en in
1991 gemiddeld 27 duizend. In de
eerste helft van 1992 was zowel het „
aantal geregistreerde werkloze mannen als vrouwen 13 duizend lager
dan in de eerste helft van 1991. In
voorgaande jaren werd bij de mannen een hoger dalingstempo waargenomen dan bij de vrouwen. De daling van de werkloosheid onder
jongeren (16-24 jaar) blijkt af te vlakken. In het eerste halfjaar was het
aantal geregistreerde werkloze jongeren gemiddeld 3 duizend lager dan
een jaar eerder. In dezelfde periode
van 1991, 1990 en 1989 bedroeg de
daling respectievelijk 14 duizend,
21 duizend en 27 duizend.
Figuur 1. Produktie industrie, volume, procentuele jaarmutatie van bet voortscbrijdend 12-maandsgemiddelde
j f m a m j j a s o n d Ij f m a m j j a s o n d I j f m a m j j a s o n d j f m a m
Figuur 2. Bruto binnenlands produkt (marktprijzen, volume); procentuele
kwartaalmutaties t.o.v. voorgaandjaar
Bruto binnenlands produkt
Het volume van het bruto binnenlands produkt (BBP) tegen marktprijzen in het eerste kwartaal van 1992
was 3,1% groter dan in dezelfde periode van 1991 (figuur 2). Hiermee
wordt de eerder gepubliceerde raming met 0,3%-punt neerwaarts bijgesteld. De BBP-groei van het eerste
kwartaal 1992 werd be’invloed door
de schrikkeldag en de relatief milde
winterse omstandigheden in dit kwartaal. Het gezamenlijke effect hiervan
wordt geraamd op 1 a 2%-punten
van de groei. Zonder deze invloeden
zou de stijging van het eerste kwartaal in lijn liggen met de groei van
het vierde kwartaal van 1991 van
1,4%. De BBP-groei tegen factorkosten (bij deze waardering worden de
indirecte belastingen en prijsverlagende subsidies buiten beschouwing gelaten) bedroeg in het eerste kwartaal
eveneens 3,l°/<>- Het accres in de sector bedrijven (3,6%) was duidelijk
i
n
1989
m
rv I i
n
1990
m i v 1 i
n
1991
in
iv I i
1992
Figuur 3- Geregistreerde werklozen, driemaandsgemiddelden (x duizend)
375
1990
350
1991
325
300
1992
275
m
j
j
a
s
o
n
d
DEZEWEEK
derland en Duitsland nam in 1991 de
stijging van de prijzen toe, bij verlaagde prijsstijgingen in Japan, de VS
en het VK. In de eerste helft van
1992 was de stijging van de prijzen
in de betreffende landen betrekkelijk stabiel.
Buitenland
eerste zes maanden van dit jaar on-
Rente
Het rendement op staatsobligaties,
gen 8,8% en 9,0% in 1991 en 1990.
de eerste helft van dit jaar 4,2% hoger dan in dezelfde periode van
1991. Van de in figuur 4 onderschei-
den landen kende in deze periode
Duitsland de hoogste (4,4%) en Japan de laagste inflatie (2,0%). Tot ok-
tober 1990 namen de prijsstijgingen
in alle onderscheiden landen toe. In
1990 kende het VK met 9,5% het
hoogste, en Nederland met 2,5% het
laagste stijgingspercentage. Voor Ne-
ste helft van 1992 met 9,2% het hoogste rentepercentage. De lange-termijnrente in de VS bedroeg in dit
tijdvak 7,8%.
Van de in figuur 5 onderscheiden
landen lag de rente gemiddeld in de
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie voor Nederland lag in
den landen kende het VK in de eer-
indicator voor de lange-termijnrente,
lag in Nederland in de eerste helft
van dit jaar gemiddeld op 8,4%, te-
Prijzen gezinsconsumptie
der die van 1991. Daarbij is het rentebeeld in Nederland vrijwel identiek
met dat in Duitsland (zie figuur 5).
In de eerste helft van dit jaar bedroeg de lange-termijnrente in Japan
5,4%. Het rente-ecart met Nederland
en Duitsland is daarmee opgelopen
tot ongeveer 3%. Van de onderschei-
Verwachte investeringen
De investeringen in materieie vaste
activa in de Industrie zullen dit jaar,
Figuur 4. Prijsindexcijfer gezinsconsumptie (procentuele maandmutaties
t.o.v. voorgaand jaar)
naar verwachting van de ondernemers, met 4% toenemen ten opzichte
• 12 r
van 1991. Voor 1993 wordt daarentegen een afneming van 4% verwacht.
–
Deze uitkomsten zijn ontleend aan
een dit voorjaar gehouden steek-
VK.-‘
.VS..
j t
) 1
1990
n d
j
o o d j
f m. a m J J
1991
f m a m j
1992
proef bij bedrijven in de nijverheid
(excl. de bouw).
De ondernemers in de aardolie-industrie voorzien een herstel van het
in 1991 gedaalde investeringsniveau
en wel met 41%. Ook voor de metaal- en elektrotechnische Industrie
rekenen de ondernemers op een stijging (13%) van het in 1991 gedaalde
investeringsbedrag. Hun collega’s in
de voedings- en genotmiddelenin-
Figuur 5. Lange-rermijnrente (in procenten)
dustrie verwachten voor het vierde
achtereenvolgende jaar meer te investeren dan in het voorgaande jaar;
dit jaar zal de stijging uitkomen op
15%. Daarentegen gaven de ondernemers in de chemische industrie en in
de overige niet genoemde bedrijfs-
M
11
klassen te kennen minder te zullen
•Jap
f m « m j j
a s o n d |j f m
1990
a m j j
a s o n d |j f m a m
1991
1992
investeren dan in 1991 (resp. 7% en
8%). De investeringen in de delfstoffenwinning zullen naar verwachting
van de ondernemers in 1992 vrijwel
gelijk zijn aan die in 1991; in 1993
zal het investeringsbedrag een forse
toename vertonen van 69%. In de be-
Figuur 6. Investeringsverwacbting van ondernemers in de Industrie, procentuele waardemutatie van materieie vaste active (t.o.v. voorgaand jaar)
drijfstak openbare nutsbedrijven
voorziet men een toename van het
investeringsbedrag van 16% in 1992;
in 1993 zal dit bedrag verder stijgen
met 44%.
Vanaf 1983 vertoont de door de ondernemers in de industrie voorspelde ontwikkeling van de investerin-
gen en die van de gerealiseerde
investeringen globaal een zelfde verloop.
Deze bijdrage is ontleend aan het Con-
junctuurbericht, nr. 7-92, dat wordt sa-10
ESB 29-7-1992
10
20
30
40
50
mengesteld door de hoofdafdeling Natio-
nale Rekeningen van het CBS.
Ml 743 ! •
*