column
Peter van Bergeijk
Eindelijk eens iets positiefs
Het dieptepunt van de financiële crisis is achter de rug,
als men de beleidsmantra die zich sinds begin juni lijkt
te ontwikkelen tenminste wil geloven. Waar men ook
kijkt of luistert: de jonge president van de Verenigde
Staten, de leidende directeur van het IMF, de
secretaris-Â eneraal van de OESO of onze eigen minisÂ
g
ter van Financiën, ze hebben een gesynchroniseerde
boodschap. Ze zien allemaal ontluikende tekenen van
herstel. Het is moeilijk dergelijke opvattingen niet te
nemen voor wat ze au fond zijn: manmoedige pogingen
om het psychologische economische klimaat te keren.
Niets minder, en het is een pluspunt dat er enige
coördinatie in de communicatie lijkt te zijn ontstaan,
maar het is helaas ook niets meer dan dat. Men doet er
daarom goed aan de berichten van dergelijke beroepsÂ
positivo’s met enige handen keukenzout te nemen.
Voor zover de optimistische observaties al oprecht en
substantieerbaar zouden zijn, moet men zich toch voor
alles realiseren dat dergelijke blijmoedige interpretaÂ
ties hooguit de ervaringen van de meer recente crises
reflecteren. Crises die niet zo uitzonderlijk zijn geweest
als de huidige die qua omvang en uitwerking alleen
maar te vergelijken is met de crisis in het interbellum.
Eigenlijk zeggen deze hotemetoten: indien deze crisis
het patroon zou volgen van al de eerdere crises die we
nog zelf hebben meegemaakt, dan zou het herstel nu
snel moeten gaan optreden. Ze herhalen dus als het
ware het historische dictum van de Amerikaanse presiÂ
dent Hoover: “prosperity is just around the cornerâ€.
Ook in andere opzichten hoor je veel echo’s van
beleidsopvattingen en -uitingen uit de tijd van de Grote
Depressie. Ik lees: “Ons land staat er goed voor†en
“De weerslag van de crisis op ons land valt in vergeÂ
lijking met andere landen enorm meeâ€. Dit zijn stuk
voor stuk mantra’s die in het Nederland van het begin
van de jaren dertig van de vorige eeuw bij voortduÂ
ring werden verkondigd. Wat dat betreft verschillen
Balkenende en Bos echt niet of nauwelijks van Colijn:
gaat U rustig slapen. Deze ontkenning van de econoÂ
mische realiteit is overigens geen typisch Nederlands
depressieverschijnsel. Ook in de Verenigde Staten was
er in de jaren dertig bij voortduring sprake van cogniÂ
tieve dissonantie: Galbraith wijdde er zelfs een boekje
(Galbraith, 1954) aan met als kern de vraag waarom
mensen die weten dat de economie volkomen fout gaat
desondanks zeggen dat de zaken fundamenteel gezond
zijn. Wat dat betreft verschillen Balkende en Bos ook
niet of nauwelijks van president Herbert Hoover.
Is er dan helemaal niets geleerd van de jaren dertig?
Waarschijnlijk wel, want er zijn in ieder geval twee
lichtpuntjes. Ten eerste valt het feitelijk waarneembare
protectionisme op het gebied van de internationale
handel in goederen enorm mee. Weliswaar verdienen
het financiële protectionisme (“alleen steun voor
ING als ze aan ons eigen bedrijfsleven lenenâ€) en
het toeristische protectionisme (“boek uw vakantie
op Terschellingâ€) bepaald geen schoonheidsprijs en
mogelijk komt de echte test op het herlevende protecÂ
tionisme pas wanneer volgend jaar de werkloosheidsÂ
cijfers ook in Nederland richting de tien procent gaan.
Maar voor dit moment is er nog geen sprake van een
mondiale protectionistische tendens: de uitingen van
het protectionisme zijn eerder lokaal en vooral incidenÂ
teel. Het tweede lichtpuntje is de snelheid waarmee
de beleidsreceptuur van de consensus van Washington
verlaten is. Deze koerswending in de financieel econoÂ
mische politiek maakte het mogelijk dat een ongekende
fiscale vervanging is georganiseerd voor de wegvalÂ
lende effectieve vraag. Men weet natuurlijk niet of deze
beleidsrevolte metterdaad tot een vervroegd omslagÂ
punt in de conjunctuur zal gaan leiden, maar een
oordeel is snel gevormd aangaande de vraag wat er zou
zijn gebeurd als er niet op deze manier was ingegrepen.
Neemt men de geschatte invloed van de fiscale maatÂ
regelen (OESO, 2009a) en de meest recente vooruitÂ
zichten (OESO, 2009b) in aanmerking, dan leveren
enige voor de hand liggende berekeningen op dat de
krimp in de Verenigde Staten in 2009 en 2010 zonder
stimulans neergekomen zou zijn op –4,2 procent
respectievelijk –0,8 procent. Voor Duitsland komt men
met een zelfde redenering uit op krimpcijfers in 2009
en 2010 van –6,7 procent en –0,7 procent. Er is maar
een conclusie mogelijk: zonder de Keynesiaanse impuls
zou er zelfs geen uitzicht op herstel voor 2011 zijn
geweest.
Of deze twee lichtpuntjes voldoende zullen zijn om
houdbaar economisch herstel op te leveren, kan betwijÂ
feld worden. Maar ik koester ze desondanks. Ik heb
namelijk niets beters.
Litreratuur
Galbraith, J. (1954) De krach van ‘29. Met een voorwoord van Prof. Dr. J.
Pen. Amsterdam: De Bussy.
OESO (2009a) Interim Economic Outlook. Parijs: OESO.
OESO (2009b) Economic Outlook. Parijs: OESO.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4565) 24 juli 2009
463